• No results found

Vonnis. Rechtbank van eerste aanteg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, sectie correctionele rechtbank. zestiende kamer (B16) /

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Vonnis. Rechtbank van eerste aanteg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, sectie correctionele rechtbank. zestiende kamer (B16) /"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

2017 / yt

Datum van uitspraak

21juni2017

Rolnummer niet in strafzaken

Notitienummer parket BG66.97.728/12/KOGP '

Rechtbank van eerste aanteg West-Vlaanderen,

afdeling Brugge,

sectie correctionele rechtbank

Vonnis

zestiende kamer (B16)

Aangeboden op

(2)

In de zaak ambtshalve vervolgd door het openbaar ministerie tegen:

2 , geboren te op

wonende te Brugge, ;

bijgestaan door meester S. Leliaert, advocaatte Brugge

Beklaagd om:

te

A. op niet nader te bepalen datum in de periode van 1 ianuari 2007 tot 1 September 2009 bij inbreuk op artikel 99 § 1-1°, strafbaar gesteld door de artikel 146 al. 1 1° van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, handelingen, werken of wijzigingen hetzij zonder voorafgaande vergunning hetzij in strijd met de vergunning hetzij na verval, vernietiging of het verstrijken van de termijn van de vergunning hetzij in geval van schorsing van de vergunning te hebben uitgevoerd, voortgezet of in stand gehouden, zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning te hebben gebouwd, op een grond een of meer vaste inrichtingen te hebben geplaatst, een bestaande vaste inrichting of bestaand bouwwerk te hebben afgebroken, herbouwd, verbouwd of uitgebreid, met uitzondering van instandhoudings- of onderhoudwerken die geen betrekking hebben op de stabiliteit,

het aanleggen van een verharding in de voortuinstrook

Vanaf 1 September 2009 inbreuk uitmakende op artikel op 4.2.1. 1° a) strafbaar gesteld door artikel 6.1.1. al.l-l° van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, gecoordineerd bij besluit van de Vlaamse regering op 15 mei 2009.

B. op niet nader te bepalen data, meermaals in de periode van 1 ianuari 2008 tot 1 September 2009

bij inbreuk op artikel 99 § 1 5° a), strafbaar gesteld door artikel 146 al. 1-1° van het decreet d.d. 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, handelingen, werken of wijzigingen hetzij zonder voorafgaande vergunning hetzij in strijd met de vergunning hetzij na verval, vernietiging of het verstrijken van de termijn van de vergunning hetzij in geval van schorsing van de vergunning te hebben uitgevoerd, voortgezet of in stand gehouden, zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning, een grond gewoonlijk gebruikt te hebben, aangelegd te hebben of ingericht te hebben voor het opslaan van allerhande materiaal.

(3)

Vanaf 1 September 2009, inbreuk uitmakende op 4.2.1.5” a), strafbaar gesteld door artikel 6.1.1. al.l-r van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, gecoordineerd bij besluit van de Vlaamse regering op 15 mei 2009.

C. op niet nader te bepalen data, meermaals in de periode van 1 September 2009 tot en met 2 december 2014

bij inbreuk uitmakende op 4.2.1.50 a), strafbaar gesteld door artikel 6.1.1. al.1-18 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, gecoordineerd bij besluit van de Vlaamse regering op 15 mei 2009, de bij artikelen 4.2.1. en 4.2.15 bepaalde handelingen, hetzij zonder voorafgaande vergunning hetzij in strijd met de vergunning hetzij na verval, vernietiging of het verstrijken van de termijn van de vergunning hetzij in geval van schorsing van de vergunning te hebben uitgevoerd, voortgezet of in stand gehouden, zonder voorafgaande vergunning, een grond gewoonlijk gebruikt te hebben, aangelegd te hebben of ingericht te hebben voor het opslaan allerhande materiaal.

De kadastrale omschriiving van het onroerend goed dat het voorwerp van het misdrijf is, zijnde:

ligging:

aard en oppervlakte: huis,

wijk en nummer van het kadaster:

en de eigenaars ervan gei'dentificeerd zijnde als:

geboren te op en geboren te

op , beiden wonende te

die de eigendomstitel hebben verkregen krachtens de akte van aankoop verleden op

***

Gelet op de dagvaarding op 22 november 2016 aan de beklaagde betekend en overgeschreven op het hypotheekkantoor Brugge op 29 november 2016.

Gezien de stukken van de bundel.

Gehoord het openbaar ministerie in zijn vordering.

De beklaagde werd gehoord in zijn antwoorden en verdediging, daartoe bijgestaan door zijn raadsman.

De behandeling van de zaak en de debatten hadden plaats in openbare terechtzitting.

(4)

BEOORDELING

1. De tenlasteleggingen

Beklaagde wordt vervolgd om in strijd met de bepalingen van het Decreet ruimtelijke Ordening/Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zonder vergunning verharding te hebben aangelegd (tenlastelegging A) en om zonder vergunning materiaal te hebben opgeslagen (tenlasteleggingen B en C) en dit op het perceel gelegen aan de te

***

Op 16 maart 2012 werd door een gemachtigd inspecteur van de Stad Brugge vastgesteld dat op het perceel met half open bebouwing gelegen aan de

en gelegen in woongebied, allerhande materialen stonden gestald. De woning werd gehuurd door beklaagde. Bovendien werd het perceel verhard, ook in de voortuin, wat strijdig is met de gemeentelijke verordening, volgens dewelke voortuinen met groen moeten ingevuld zijn.

In zijn verhoor van 6 juli 2012 verklaarde beklaagde dat hij daar inderdaad allerhande materialen gestapeld had, dat hij niet wist dat hij daar een vergunning voor nodig had, dat hij bestuurder is van vzw '" " die zich inzet voor de minderbedeelden en dat hij namens die vzw allerhande materialen en meubelen (gratis) ophaalt bij particulieren en die dan ter beschikking stelt van behoeftige mensen.

Bij een nieuwe controle op 20 maart 2013 stelden de verbalisanten vast dat de hoeveelheid goederen enigszins verminderd is tot +/- 8 a 9 m3. Op 17 april 2013 stelden zij vast dat de stapel 'verminderd' was tot 7m3. Volgens beklaagde zou hij nog een maand werk hebben om alles te verwijderen. Bij opvolgende controles op 25 juli 2013, 19 december 2013, 4 mei 2014, 2 juli 2014, 2 december 2014, 10 September 2015 en laatst op 11 maart 2016 werd telkens vastgesteld dat de stapel materiaal nog steeds aanwezig was, soms afnam in volume maar soms ook toenam ingevolge nieuw aangevoerde materialen.

Bij een laatste controle, uitgevoerd op verzoek van de rechtbank op 2 mei 2017, werd vastgesteld dat al het materiaal verwijderd was en het perceel in zijn oorspronkelijke staat was hersteld.

***

Op basis van de gegevens van de strafinformatie en meer in het bijzonder de vaststellingen van de gemachtigde ambtenaar van de Stad Brugge -die gelden tot bewijs van het tegendeel- en de vaststellingen van de verbalisanten, komen de tenlasteleggingen ten genoegen van recht bewezen voor in hoofde van beklaagde. Beklaagde heeft de

tenlasteleggingen overigens niet betwist ter terechtzitting van 17 mei 2017.

***

(5)

2. De strafmaat

De feiten, bewezen in hoofde van beklaagde, zijn laakbaar en getuigen van weinig bekommernis voor een goede ruimtelijke ordening.

Het gedrag van beklaagde kan maatschappelijk geenszins worden getolereerd en dient maatschappelijk streng te worden afgekeurd en beteugeld.

De straftoemeting moet niet alleen de vergeldingsbehoefte dienen maar ook de preventie.

De op te leggen straf moet dan ook van aard zijn de beklaagde ervan te weerhouden zich in de toekomst nog aan dergelijke feiten schuldig te maken, hem aan te sporen tot meer verantwoordelijkheidsbesef en tot het naleven van de wet.

De straftoemeting moet voorts worden bepaald gelet op de aard en de objectieve ernst van de bewezen verklaarde feiten, de begeleidende omstandigheden en de persoonlijkheid van de beklaagde zoals die blijkt uit zijn strafrechtelijk verleden, zijn gezinstoestand en zijn arbeidssituatie voor zover bekend.

Beklaagde is een man van Belgische nationaliteit, geboren in Hij werd reeds zesmaal veroordeeld wegens verkeersinbreuken en driemaal correctioneel veroordeeld (o.a. wegens diefstal met braak en misbruik van vertrouwen).

Ter zitting van 17 mei 2017 vroeg beklaagde in hoofdorde de gunst van de opschorting te willen verlenen en in ondergeschikte orde om een milde bestraffing.

Op de vraag tot opschorting kan niet worden ingegaan. Beklaagde verkeert immers niet in de wettelijke voorwaarden, aangezien hij in het verleden reeds werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van meer dan 6 maanden (bij arrest van het hof van beroep te Gent van 30 augustus 1962).

Anderzijds werd beklaagde nooit eerder veroordeeld tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan 12 maanden of tot een gelijkwaardige straf die in aanmerking genomen wordt overeenkomstig artikel 99 bis van het Strafwetboek. Beklaagde verkeert in de wettelijke voorwaarden voor het uitstel van de tenuitvoerlegging van de straf.

De rechtbank is van oordeel dat in de concrete omstandigheden, gelet op de hoge leeftijd van beklaagde, de precaire financiele situatie van beklaagde en het gegeven dat het terrein werd hersteld in de oorspronkelijke staat, deels uitstel van tenuitvoerlegging kan worden verleend voor de op te leggen geldboete.

Rekening houdend met hogerstaande is de rechtbank van oordeel dat een geldboete van 250,00 euro, waarvoor voor 4/5den uitstel van tenuitvoerlegging wordt verleend, een passende maatschappelijke reactie vormt op de gepleegde feiten en tevens een passende

(6)

bestraffing uitmaakt, teneinde beklaagde tot schuldinzicht te brengen en hem ervan te weerhouden om in de toekomst gelijkaardige feiten of andere misdrijven te plegen.

De feiten onder C situeren zich voor, op en na 1 januari 2012, datum waarop de

strafrechtelijke geldboeten, ingevolge de artikelen 2 en 3 van de wet houdende diverse bepalingen inzake justitie van 28 december 2011 (Belgisch Staatsblad van 30 december

2011) met vijftig opdecimes dienen verhoogd te worden. De geidboete lastens beklaagde uit te spreken voor de feiten onder A, B en C samen dient dan ook met vijftig opdecimes

verhoogd te worden.

3. De herstelvordering

Bij een plaatsbezoek op 2 mei 2017 werd door de Dienst Ruimtelijke Ordening van de stad Brugge vastgesteld dat de toestand hersteld is in de oorspronkelijke staat (zie navolgend proces-verbaal van 27 april 2017).

De herstelvordering is bijgevolg zonder voorwerp geworden.

OM DEZE REDENEN:

Gelet op de volgende artikelen door de voorzitter aangeduid:

2, 40, 65,100 van het Strafwetboek;

11, 12, 14, 31, 36, 37 en 41 van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken;

162,182,184,185,189,190,194,195 van het Wetboek van Strafvordering;

en de hiervoor vermelde artikelen.

DE RECHTBANK,

Recht doende op tegenspraak.

Verklaart de feiten onder de tenlasteleggingen A, B en C bewezen in hoofde van beklaagde.

Veroordeelt beklaagde voor alle bewezen verklaarde feiten samen tot een geidboete van TWEEHONDERD EN VIJFTIG EURO.

Veroordeelt beklaagde tot de kosten gevallen aan de zijde van het openbaar ministerie, tot heden in totaal begroot op de som van 121,00 euro.

(7)

Zegt dat bij toepassing van artikel 1, eerste en tweede lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdecimes op de strafrechtelijke geldboeten, laatst gewijzigd bij wet van 28 december 2011, voormelde geldboete met vijftig opdecimes verhoogd wordt en aldus

gebracht op 1.500,00 euro.

Beveelt dat bij gebreke van betaling binnen de door de wet bepaalde tijd, voormelde geldboete zal mogen vervangen worden door een gevangenisstraf van een maand.

Gelet op artikel 8 van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, beveelt dat de tenuitvoerlegging van huidig vonnis binnen de perken van artikel 14 van dezelfde wet uitgesteld wordt voor een termijn van drie jaar voor wat betreft vier/vijfden van de uitgesproken geldboete.

Verplicht de veroordeelde een bedrag van VIJFENTWINTIG EURO, verhoogd met 70 opdecimes en aldus gebracht op TWEEHONDERD EURO (200,00 EURO) te betalen bij wijze van bijdrage tot de financiering van het Fonds tot financiele hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders (artikel 29 van de wet van 1 augustus 1985 zoals laatst gewijzigd door K.B. van 31 oktober 2005; artikel 1 van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdecimes op de strafrechtelijke geldboeten, zoals gewijzigd door de artikelen 59 en 60 van de Programmawet (1) van 25 december 2016 (Belgisch Staatsblad van 29 december 2016).

Legt de veroordeelde de vaste vergoeding voor beheerskosten in strafzaken op van EENENVIJFTIG EURO TWINT1G CENT (51,20 EURO) in uitvoering van art. 91 tweede lid van het Koninklijk Besluit van 28 december 1950, houdende het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken, zoals laatst gewijzigd door de artikelen 1 en 2 van het Koninklijk Besluit van 11 december 2001 betreffende de invoering van de euro in de regelgeving inzake justitie (ge'fndexeerd zoals voorzien in artikel 148 van het K.B. van 28 december 1950 en de ministeriele omzendbrief nummer 131quater (ns) van 31 januari 2013) (artikel 18 en 19 van de Wet van 19 december 2014, houdende diverse bepalingen betreffende Justitie (1).

Stelt vast dat de herstelvordering zonder voorwerp is geworden.

***

Alles wat voorafgaat werd, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, in het Nederlands behandeld.

Dit vonnis is in openbare zitting uitgesproken op eenentwintig juni tweeduizend en zeventien door de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, sectie correctionele rechtbank, samengesteld uit:

(8)

B. Criel, alleen rechtsprekend rechter in de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen;

In aanwezigheid van P. Vercauteren, substituut-procureur des Konings bij het parket West- Vlaanderen;

Met bijstand van M. d'Hoore, griffier.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ondergeschikt (en in elk geval): inzake de omvang, de modaliteiten ervan en het kantonnement. Concluante verwijst naar het bovenstaande teneinde duidelijk te maken dat de vordering

Veroordeelt de Vlaamse Wooninspectie tot de kosten van de rechtspleging, In haar hoofde niet nuttig te begroten, en in hoofde van en begroot op 1.320 EUR

De beklaagde werd verwittigd van de wijzigingen aangebracht aan het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening door het decreet

bij inbreuk op artikel 6.1.1.1° van de Vlaamse Codex Rnimtelijke Ordening hetzij zonder voorafgaande stedenbouwkundige vergunning, het 2 ij in strijd met.de vergunning, hetzij

- Kamer 1/2 (1° verdieping rechts vooraan) {Kaft Il, stukken 4 en 5) 56 punten op het technisch verslag. - kamer 1/3 {verdieping links vooraan) {Kaft Il, stuk 4)

van de Vlaamse Codex Ruimtelijke O rdening, het optrekken of plaatsen van een constructie, met uitzondering van onderhoudswerken, hetzij zonder voorafgaande

Er is geen enkele wet in de Islam, die een vrouw straft voor het niet dragen van de sluier. Echter de vrouw wordt sterk aanbevolen om een sluier te dragen, zodat ze haar eer

De blijvende fixering heeft tot gevolg dat u (voor zover er geen indexaanpassing is, uw gezinssituatie niet wijzigt (…)) tijdens de verdere duur van uw werkloosheid hetzelfde