• No results found

Me SG

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Me SG"

Copied!
101
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

M:

A UU

OVO

SHELF NUMBER MICROFORM:

SG

Me

Deze film is beschikbaar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men schriftelijk aan te vragen.

This film is supplied by the KITL V only on condition that neither it nor part of it is further reproduced

without first ohtaining the permission of the KITL V which reserves the right to make a charge for such reproduction. If the material filmed is itself in copyright, the permission of the owners of that copyright will also be requiredfor such reproduction.

Application lor permission to reproduce should he made in writing, giving details of the proposed reproduction.

M META 1024

(2)

I

M.H~SZÉKEL)~ -IJULüFS

KOEL E

(3)

1IIIIIIlÏrnTT 1T1ll11111111

00043644

(4)

KOELIE

( i ,

(5)

DOOR

M. H. SZÉK.ELY-LULOFS

SCHRIJF TER VAN ..RUBBER"

DERDE DRUK

6DI!-nOE DUIZENDTAL

AMSTERDAM

N.V. UITGEVERS.MAATSCHAPPIJ "EISEVIER"

MCMXXXII

(6)

EERSTE DEEL

Achter het grasland stond de vulkaan. Blauw tegen de blauwe lucht. Maar ánders blauw 1 Een diepe pasteltint naast de schelle primitieve kleur van die lucht. Een hóóg oprijzende kegel, die, schoon blauw, tóch gegroeid leek uit de groene welvingen van het grasland; alsof éénmaal hier de aarde uit haar bewegingloosheid onttooverd, in bolle groote golven deinend, zich plotseling verlangend had geheven naar den hemel met één ten spits loopende waterhoos: één hoog reikende b geerte, één tot 'n diep- blauwen ideaaldroom geworden smachting naar de eeuwi heid.

En sindsdien stond daar de vulkaan slank en sierlijk omhoog rijzend uit de vlakte, die hij te bewaken scheen en te aanschouwen en die hij dáár afsloot van de wereld.

Zóó werd het grasland een wer ld op zichzelf. Een ver- wilderde wereld van grof hard gras en rui e struiken, die oranje- el blo metjes droegen; de kleine soenda- neesche jongens noemden ze met een oneerbiedigen naam: tai-ajam.... kippenstrontjes. Want zij be- weerden, dat deze bloemetjes zóó een reuk verspreidden.

Over en door de struiken heen, woekerde mimosa met haar lange doornige stengels en kleine roze donsjes en met haar teere donkergroene blaadjes, die zich preutsch en gauw-beleedigd samenvouwden bij de minste beroering.

1 Koelie 1

(7)

Daar war n gr ppels en kuilen, die je niet verwacht had, en heuveltj s, waarvan je niet begreep, waarom die juist dáár waren. Juist midd nop cn totaal vlak stuk, eigenwijs n een beetje b lachelijk in hun z lfv rbeel- ding naast de oddelijke majestueusheid van den uit e n wond r geschapen vulkaan. Heuveltj s, moeizaam om- hoog gewroet door nijvere mieren en direct in beslag genomen door het ov ral heen kruip nde hard gras en de me doog nlooz ,w ekeringdermimosa.Daarwaren ook de po I n, waarin de karbouwen zich baadden en beschutting zochten tegen den zonnebrand. In de vettige, zwarte modderbrij, ternauwernood bed kt door een beetje groen en slijmerig water, krioelend van muskietenlarven en bloedzuigers, dornpeld n zij hun logge, grijze lijv n onder. Zij liet n zich neer in het borrelende, zuigende sUjk, waaruit zij all en de kopp n bi ven met de ontzaglijke, wreede hor ns. Daar was ook het oude en v rwaarloosde inlandsche k rkhofje rot! zijn kleine, lan werpige heuveltjes; d meesten:

aandoenlijk nietige kindergrafjes; langs de zijden wat witte keien; aan het hoofdeind een v rw rd plankje eo hi r en daar nog het geraamte an een v rr gend , bijna vergane pajong, en papier n pnrasoJ, éénmaal daar neerg z t als deerno dig bewijs an eerbied voor den Dood.... Tusschen tai-ajam, die naast de grafj s was pgeschoten, stond en kerkhofboom, schraal en moeilijk gegroeid: een dunne stam, donkere glimm nde bIaren en e n enkele, bIc k-gel , magnolia- elijkende blo ro, sterv nd als het sterv nd k rkhofje.

Even daar oorbij stond è n stuk bambo heg. Daar worstelden zich uit d n verschraalden grond een paar pisangpalmen en twee pepajaboom 0 omhoog, té v r- basterd alom nog vrucht te kunnen dragen: een armelijk en verdoemd leven. Op d ze plek had vroeger een kam- pong gestaan, maar de b woners waren verder getrok-

ken, toen de uitgem r clde bodem weigerde het zaad te laten kiemen. Ze hadden toen dat alles zogelaten. In den regen waren d huizen verrot en ~erdw nen en de weeld rige, maar al het zwakkere v rstikkende planten- gro i had de tuintjes ov rwoekerd. u was er met meer dan dat stuk heg, die paar vruchtboomen en het k rk- hofje, dat alleen nog wachtte op het v rgaan v~ de plankj s en de rest n pajong om weer g ~ el, gelijk te zijn aan het overige landschap; een dro VI zleltog,end overblijfsel van roenschenb staan, dat b schernung- zoekend teruggleed in den liefdevollen sch ot van deze aarde, die hi r nog de sterkere, de uit God eborene, de ongeknechte 0 rmoeder was.

Tusschen den vulkaan en de vlakte kronkelde in een diepe geul, en door sierlijk wuivende bamboestrui~en v rhuld, de rivier. n boven dit alles was de geweldIge, in zonnegloed schroeiende hemel.

Over het rasland dwaalden kudden karbouwen.

Logge, voorwereldlijk lijkende beesten, di hun rauwe, tra e, b modd rde lijven langzaam voortb ~og n n den machtig gehoornd n kop all n maar hiev n om droom rig te staren naar het verre bla~w va~ d n vulkaan of ov r de wijde, wijde vlakte, dl gloeide n Ie k te trillen in d n zengenden zoon schijn.

Onder de soendaneesche jongens, die d karbouwen hoedd n, was ook Ro ki. Hij zat n t als de anderen. op den breeden karbouw nrug en zijn donk re g belm- zinnig-ernstige oogen droomden v rlo~enindenbee~~n, zonnigen dag. Zijn rank, licht bruin ltchaam was bIjna naakt; hij dro g all en een kort, gescheurd n haveloos broek je, dat met een inelkaar gedraaide reepbooms~ho~s om zijn lendenen was vastgesnoerd, néto~der~enultpUl- lenden rij stbuik. Zijn stug zwarthaargroeidewild en over- 3

(8)

Een vogel neergestreken op den breeden karbouwen- kop, pikte tusschen de horens een paar teken weg.

Roeki verjoeg hem niet. n ook de karbouw graasde rustig door. Een paar muskieten warrelden voor Roeki's oogen. Een bloedzuiger zoog zich vol aan zijn kuit. Hij merkte het niet. Boven hem was de strakke, groote hemel. En daaraan stond de zon: een e1e, gloeiend schijf. En alles was stil. Geen geluid, geen wind gleed door deze sidderende hitte heen. n alles stoofde en broeide.Enalles was goed. Omdat Allah het zoo gegeven had.

De dag was lang. Hoeveel uren .... dat wist Roeki niet. Van zonsopgang tot zons ndergang was het dag.

Als het blauw van den hemel rondom den vulkaan rood was, werd het avond. En als het licht wegsloop van de vlakte, als de bijen plotseling verdwenen waren en de karbouwen hun kop achterover bogen en een kort, schor geloei uitstootten en de kalongs naar huis fladder- den .... als de booze geesten zich in hun nevelgewaden gin en hullen en over het land kwamen ronddwalen, dan, wisten Roeki en zijn metgezellen, werd het tijd om naar huis te gaan, om te gaan baden en een gebed te zeggen; om te eten en te slapen. Want den nacht, den duisteren, maanloozen nacht heeft Allah niet gegeven voor d menschen.

Dan liet Roeki zich van zijn karbouw glijden. Hetdier voe de zich in de kudde, die op het veld bleef en samen met de andere jongens ging hij terug naar de kampong.

Het grasland liep op één plaats in een g uI uit. Die eul werd een steil, smal voetpaadje, dat neervielin de donkere diepte, waar de bamboe groeide. In deze scha- duw, vochtig en koel, stond de kampong. En aan de wortels van de bamboestruiken ruizelde de rivier over de geweldige steenen en rotsblokken, die devulkaaner bij zijn uitbarstingeninhad neergekeild.

vloedig op zijn puntig hoofd en hing in slierten over zijn gezicht.

Zoo wakend-slapend, kauwend op een grasspriet, liet hij zich deinen op de trage wieging, waarmee zich de karbouw voortbewoog. Heerlijk warm was dit kar- bouwenlijf, waarop de modder invale klonten en stre- pen was opgedroogd. Heerlijk warm was zijn eigen lijf, dat zich koesterde in de blakende hitte. Zijn poriën stonden wijd open en kleine beekjes zweet vloeiden langs zijn naakten rug. Roeki genoot deze weldaad van het leven: zij maakte zijn lichaam soepel en gezond.

Wie zich niet goed uitzweeten kan, draagt een zwaar en onwillig lichaam met zich mee. Dat zei de nenneh van Roeki, zijn oude grootmoeder.

Roeki's moeder was bij zijn geboorte gestorven en toen had natuurlijk zijn vader direct een andere vrouW' genomen. De nieuwe vrouw van Roeki's vader was jong en gezond. Ze gaf hem dadelijk kinderen en daar- om hadden zij Roeki niet noodig. Zoo bleef hij bij zijn nenneh, die toch al oud was. Hij kon dan later, als nenneh heel oud werd en hij al een man was, voor haar zorgen. Want nietwaar .... met déze bedoeling immers schept Allah telkens weer een jong geslacht: dat de ouden niet zullen verhongeren en onverzorgd blijven.

Maar aan dit alles dacht Roeki niet. Hij dacht heele- maal aan niets. Hij zat op den karbouwenrug en kauwde zijn grasspriet en liet zijn magere armen en beenen slap neerhangen. De dag was goed. De zon was goed. Zijn buik puilde uit van de rijst, die nenneh hem gegeven had. Daar was de grasvlakte, de hemel, de berg, de bamboe bij de rivier, de kampong in het dal. En achter de kampong, een paar kleine sawah's. Bijen zoemden over de bloemen der tai-ajam, de karbouwen graasden, dren- telend over de wijde uitgestrektheid van het land ... En dit was deheele wereld vanRoeki.Endie wereldwas goed.

4

(9)

6

Hun grootste leed, het weggehaald worden van hun karbouw door een tijger. want zonder karbouw konden zij niet ploegen.

Als er een kind geboren werd hadden zij hun feestmaal, hun slamatan. En ook als er een stierf. Want llah geeft en Allah neemt. Zij lacht n zelden en schreiden n g minder.

Maar hun ernst was als die van een dier, dat tevreden en begeerteloos zijn dagen leeft, goed-vertrouwend en daarin. zonder het te weten, gelukkig. En dat alles vond maar één uiting:inden klank van hun taal, die licht en melodieus is als een latente zang van ijlen bergwind en :wete zonnewarmte.

Het pleintje was droog en stoffig. De kleigrond, uit- gedroogd in twee regenlooze maanden, scheurde in grillige barsten. Kris en kras stonden daar de kampong- huisjes: acht palen van bamboe, die een ruwen planken- vloer droegen; een wrak trapje, wanden van gespleten en gevlochten bamboe, een dak van palmbl aren. Drie groote vuilnishoopen stonden tusschen de huizen in.

Daaruit schoten vruchtboomen omhoog: weggeworpen pitten, die gretig kiemden in den broeienden mest.

Achter een wankele omheining was een put. Daaruit haalden de karnpongbew ners hun drinkwater en als de rivier, gezwollen do r regen, voorbij bruiste, waschtenookdaar, bij den put, de vrouwen hun kleeren.

aast d huisjes smeulden gras- en bladerho pen en een dichte rook ste op naar de wonin en, kroop tusschen alle openingen van vI eren en wanden dor.

Ze verspreidde zich ook over het pleintje en verjoeg zoo wat van de muskieten, die bij duize den uit het donkere bamboebosch aanzwermden.

Ergen!'. achter één van de huisjes, zong een man.

Droomende, devote klanken dr ppelden in den avond:

een mineur-melodie van primitief fatalisme. Cicaden snerpten hun oorverscheurend lied. Een geit mekkerde.

7 Roeki en zijn kameraden trokken hun vuile broekje

uit en sprongen in d n stroom. En hier eerst werd hun geest wakk r; werd élken avond weer, uit hun Ooster- sehe, vol-rijpe, philosophiseh-mysterieuze ziel, de dar- tele, speelsche overmoecli e kindergeest herboren. Ze sprongen over de groote steenen, klauterden met v êr- lichte voeten op de rotsblokken; plasten en smeten elkaar met water. Hun jonge hooge stemmen lachten door het ruischen van de rivier heen. Hun glimmende bruine lijven waren één bruin met het water en de bruine oevers en de schaduwen, die de avond schiep. Zeti pen elkaar na over de zandbank. ze spartelden proestendin een diep regeul,waar hun voeten geen grond raakten.

En hun uitbundige vreugde vloeide samen met het monotoon gebed, dat de ouderen deden, staande, de aan elkaar esloten handen tegen het naar Mekka gekeerde gelaat, dan neerzijgend op de aarde en deze aarde telkens kussend m t de devotie van een orthodox-religieusen natuurmensch.

Als uit de donkere huisjes, kleine roode olielichtjes opglommen, kleedd n de jongens zich weer aan. S ID-

migen hulden zich in een gebatikten sarong, anderen, die armer waren, deden weer hun kort broekje aan. n mét het water, schudden zij ook alle kinderlijkheid weer van zich af. Bedaard en rustig, bijna waardig, hurkten ze neer in den kring van mannen op het kampongpleintje en r lden. net als zij, hun strootje. onder het rooken pratend over alles wat er belangwekkend was in hun kleine wer ldje. Hun stemmen waren diep en nooit luid- ruchtig, maarsteedszonderzwaarmoecligheid. Zij waren het volk van de vruchtbare

J

avasche bergstreken. Zij hadden allen hun klein lapje grond aan de overzijde der rivier. Zij hadden allen hun karbouw, hun hutje van bamboe en blàren.

Hun grootste zorg was het snijden van de paddie.

(10)

voorschijn met een klapper en een parang. Met een paar handige slagen van het scherpe hakmes sloeg hij den kop "an de kokosnoot, liet het vruchtwater wegloopen en spleet haar toen in tweeën.

enneh was bezig in het keukentje. Dat had den klei- bodem tot vloer. De wanden waren half h og, het schuin afloopende dakje rustte op een paar bamboe- spijlen. Van baksteenen was een kookplaats gebouwd en op het vlammende houtvuur stond de ho e rood- koperen rijstkoker. Over een zwart ijzeren pan gebogen, bakte nenneh een paar gedroogde vischjes. Het rosse schijnsel van het vuur sloeg tegen haar aan en maakte haar tot een spokige tooverkol. In dat schijnsel ver ing ook het zwakke licht van het walmend lampje, dat aan een roestigen spijker hing. Duizend insecten zwermden daar om heen. Door het gesis van de ziedende olie, klonk h t klokkend geluid van de kloek, die in een vuile, oude mand, haar kuikens onder haar warm moederlijf schikte.

Roeki hielp den klapper raspen. Het geraspte vleesch deed nenneh in een kom, goot er water op, kneedde het raspsel en kneep het toen boven een zeef uit. anten, noemde zij dit melkachtige vocht en gebruikte het ter bereidin van een groentegerecht bij de rijst.

Een tijdje later zat Roeki neergehurkt te eten. Met zijn lenige vingers kneedde hij telkens een hap rijst tot een propje en bracht dat naar zijn mond. Hij brak ook met zijn vingers de visch en de groentesaus slurpte hij uit een klein kommetje. Daarna waschte hij zijn handen af in een vingerbakje, spoelde zijn mond en rolde zich een strootje. Hij ging nu gemakkelijker zitten, met gekruiste beenen op den vloer, die bedekt was door een mat.

Naast hem stond het oliepitje. Een kleine lichtkring rondde zich om hem heen. De rest van het vertrekje bleef in donker. Er hing een dichte walm TaD rook, 9 Kippen en kuikens voegden zich tokkerend en krielend

naast elkaar op de latten onder de huizen of op de daken.

Een zwangere kat sleepte haar zwaren buik over den grond va rt,sloop schichtig loerend weg in een donker- der schaduw. Honden, met groote wonden en schurft- plekken, karkas-mager, snuffelden rond langs de oten en vuilnishoopen, neusden in een paar leege blikken, die daar verspreid lagen. Boven langs een deur ritselde een rat. Een klein kind, dat ebaad werd, schreeuwde luid- keels. En toen klonk het felle schelden van de moeder, die het bij een arm vasthield en met de andere hand uit een oud petroleumblik water schepte, waarmee zij het kind begoot. Stank van ranzige klapperolie, gedroo de visch en weer tot aarde rottenden mest, sloeg neer in de ál vochtiger wordende atmosfeer.

Enineens viel de nacht ....

Boven, aan een van de trapjes verscheen een oud, gebogen vrouwtje.

"AjoIKom toch naar huisI" mopperde ze .... "het is al geheel donker. Moet je wachten tot de dampen uit de rivier stijgen en je ziek maken? Enje moet ook nog de klapper voor me openenI"

Roeki keek even om. Hij antwoordàe niet. Rustig rookte hij zijn stroo~e op. Hij was zich al sinds lang zijn meerderheid van "man" bewust, een meerderheids- gevoel, dat de vrouw niet heelemaal ernstig opneemt.

Hij geeuwde, rekte zich uit, liet zijn vingers één voor ééninhetg wricht knappen. Toen krabde hij zijn hoofd.

Met beide handen krabde hij zijn hoofd. Langzaam en geni tend, den heelen schedel langs. Daarna stond hij op, heesch zijn broek, die langs zijn smalle heupen dreigde afte glijden, weer om zijn lendenen en bond hnar wat steviger vast.

Zonder een woord verwijderde hij zichuit den kring en klom het trapje op. Even later kwam hij weer te 8

(11)

Zij was nog jong, even jong als hij. Een kind.~og. ~j had haar sarong nat-ge lakt om haar teng r lijf gezlen enálde beginnende schoone vormen,di~hetverra~~de.

Hij had haar lang blauw-zwarthaa~ geZIen,~?en ZIJ het los maakte uit den wrong. En opééns had hij geweten, wat nenneh hem toch niet had kunnen leeren: het be- geeren van een jong en onberoerd meisjeslijf. ...

11

etenslucht en scherp-zoete inlandsche tabak. Het kleine houten lui~je en de d ur waren goed dicht gedaan om de schad l1Jke nev Is en de booze geesten buiten te sluiten. Muskieten zoemden er bij honderden rond.

Met groote, nietsziende oogen staarde Roeki in het licht.M en toe drukte hij voorzichtig een muskiet dood, die zich op zijn hand of gezicht had neergezet. Hij boerde een paar keer luid op. Hij had góed gegeten.

"Kom slapen," zei nenneh, "het is al laat. Het nut niets om wakker te zijn als het donker is. Over zeven dagen is het volle maan, dan kun je waken."

R?e~.stond op. Hij nam een oude sarong, hulde daann ZIJn goed-gebouwd veertienjarig jongenslichaam en legde zich naast nenneh op den baleh-baleh, de houten slaapbank. Zij lagen op een mat en onder hun hoofd hadden zij een klein kussentje, dat vettig was en naar klapperolie rook. Onder het kussen van nenneh lag.een vuile groen-zijden zakdoek. In de punt was wat klem g ld geknoopt. Er lag ook een gebatikte sarong en een zwart katoenen baadje. Dit alles en en oud blikje, waarin nenneh wat tabak en sirih bewaarde, was m t het huisje, de karbouwen de sawah, de kloek en haar kuikens, hun eenige bezitting. aar meer hadden zij niet no dig.

lies wat Roeki wist, wist hij van nenneh. Zij had hem0 k verteld en verklaard hoe llah de v rhouding tusschen m1.n en vrouw heeft geschapen. Dat alles is heel eenvoudig en natuurlijk. Er is niets schaamtevols in, omdat alles, wat llah heeft geschapen, go d is en een- v udi en natuurlijk. n da:arvoor zijn ertochdeouden:

dat de jongeren van hen leeren zullen.

Maar voordat Roeki insliep ging een langzame ge-

dach~e d~orzijn .hoofd. De eerste gedachte van dien dag.

HIJ WIst nu lets, dat nenneh hem niet gezegd had.

Dezen ochtend had hij Soepinah zien baden in de rivier

(12)

zweefde een rosse kiekendief in die hoo e lucht. Cirke- lend dreef hij daar, met den kop omlaag, speurend of hij geen prooi vond. Roeki keek gespannen of hij den vogel zag dalen, wachtte tot het dier als een pijl uit een boog néér suisde .

"OeiI!. Oéeii 11" schreeuwde Roeki dan.

De oeloen -oel eng stuitte zijn val; als een volleerd acrobaat beheerschte hij elke spier van zijn roovers- lichaam. Zwenkte met een wijden boog ûit en vloog weer op, vluchtend in het eindelooze blauw. .

Telkens grinnikte Roeki vol welbehagen over dit gebeuren. Diep in zijn primitieve, dierlijk-goede natuur lag toch het eerste, zwellende zaad van hooger ont- wikkeld zijn: plaagzucht. Want hij kende wét het mede- lijden met de prooi, die in de scherpe klauwen van den oeloeng-oeloeng ontvleesd wordt. Hij kende alléén het genot van den vogel te dwarsboomen in zijn plan ....

Een onbewuste heerschzucht. ...

De zon stoofde de paddie rijp. Trillend hing de warmte tusschen den hemel en de aarde.

En hoe blauw was de vulkaan 1....

Maar dat zag Roeki niet. Waarom zou hij ook 1 Zoo- lang hij leefde, had daar al de berg gestaan, een blauwe hooge kegel, die een enkele maal met een heel wazige pluim rookte, maar verder geen kwaad meer deed. Zijn heele wereld was altijd blauwen groen geweest en geel, als de paddie rijpte. De heilige kleuren van de vrucht- baarheid. Van die kleuren hadden er maar twee beteeke- nis voor hem. Groen, dat was: de jonge paddie. Geel:

de naderende oogst ....

Hoe heerlijk was dit alles. Zoo te liggen, zonder ge- dachten. Alleen maar te "zijn" 1 Den heelen zonnigen dag door 1

Als het laat in den middag werd, moest hij gaan gras snijden voor den karbouw. Hij wist den tijd aan de 13 De paddie rijpte ....

óg waren de halmen groen, maar zij bogen al hun zware aren naar den grond. Roeki had zich een klein tentje gebouwd: een vloertje van gevl chten bamboe hóóg

~p pale~,

een dakje van

~~n

ouden lap. Daar lag hij lang UIt, op ZIJn rug. Van een rIJsthalm had hij een fluitje gemaakt. Het af maar één noot: Tuut 1Tuut 1 iaar dat vond Roeki genoeg. Onafgebroken blies hij: Tuut!

Tuu~1I Een s~hril eluidje in den wijden stillen dag.

Uit het tentje was een kunstig net van dunne witte draden gespannen over het heele rijstveld. Aan die draden waren bonte stukjes doek gebonden n telkens als een troep schetterende rijstdiefjes neer wou strijken bewoog Roeki dit dradenwerk heen en weer, dat de lappen zwaaiden en de vogeltjes verschrikt afzwenkten.

Roeki bewoog de draden met zijn grooten teen, waar hij een lus omheen gestrikt had. Dat was heel gemakkelijk.

Als hij het niet zóó deed, moest hij d draden in zijn h.and houden en dan zou hij den he len dag moeten ZItten. En dat heeft toch een nut, als je ook liggen kuntl Het is véél beter om te lig en en zoo te fluiten:

Tuutl Tuut!. ... Den heelen dag door.

Hij kon dan ook naar den hemel kijken. Naar de groote, langzaam voorbij drijvende wolken, heel hoog boven hun schaduwen, die over het land schoven. oms

1.1

(13)

Roeki ondervond verwondering en schaamte. Ge n hoofddo k .... dat was t' en dnadatIAls je zoo mooi g kj ed bent, en dan e n hoofdd kl. ...

Snel bracht Roeki het gras naar den stal, schudde het daar op den gr nd uit voor d n karb uw. n terug kom nd, z nder e rst te gaan bad n, hurkte hij tusschen de and ren, die gespann n luisterden naar den vre mde.

"En dan zijn er ijzer n vuurwa ns en huiz n van steen "

"Ts ts .... ts .... " v rwonderden zich de kam- pon bewon rs. Ze vergaten hun strootjes, di in hun handen doofd n.

" n wie méégaat naar dat nieuw land .... D li ....

die kan véél goud koopen. Want dáár is het goud goed- ko p. n er zijn v eljonge en mooie vrouwen1 n men mag er dobbelen ookI"

"WaáhII!"

en verrukte kr et als uit één m ndIAI die mannen en j n ens, ze war n rásdobbe1aars, gebóren sp Iers.

Maar p Java bad b t gouv rn ment h t d bb I n verboden.

" n ord j daar niét door de p litie p epakt, als je dobb It?" vr g voorzichti en oude man.

" ee .... " verz k rd de vre md .... "Allah is mijn getui e, als ik zeg, dat daar g sp eld mag w rden!

t z v I als j maar wilt."

,,~ aáh111. ... "

Als in koortsige extase sidderden ze.

"All n,di er h n gingen, zijn na een paar jaren weer rijk naar huis gekomen."

De mannen zwegen.

De maan belichtte hun aandachtige gezichten met de kinderlijke, v rwonderdeoogen. Maar in di kinderlijke oogen was iets nieuws gekomen: begeerteI

Z ' ,o gauw was. die gegroel ...'d;l wolken, die zich dan samenvoegden rondom de spits

van den vulkaan. enneh had hem een stalletje voor den karbouw laten bouwen, die daar nu 's nachts stond. Van de buren was er een karbouw gestolen en nu wilde nenneh de hûnne niet meer d n heel n nacht buiten op h t g~sv ld lat~n. Dat was de eenige verand ring in

Roeki'~,leven, smds de laatste drie jaren. Hij was nu werkeliJk een man, ongeve r zev ntien jaar oud, als nenn h het goed berekende met de manen, die vol waren geweest nadat hij was ~eboren. Binnenkort zou hij trouw n. . .. Met Soepmah.... Als de paddie ge- sneden was...

Dien avond was het volle maan.

Op het kampongpleintje was het ongewoon druk..

De mannen rookten en praatten luider dan anders. Een hond huilde. Onrustige schaduwen zwierven tusschen de huizenschimmen . . .. Maar de bamboe werd een wonder van fijn knipsel tegen den maanblanken hemel- ko p I.

Toen Roeki met den bundel gras op zijn schouder het pad naar de kampong afli p, v rwonderd hij zich al:

er was geen gamelan. Maanavond en géén game- lan!. . . . n ook géén gebed? .

Onwill keuri haastte hij zich wat. Het was voor het eerst~ zijn leven, dat hij zich haastte. n t en hij lan s den knng mannen ging zag hij dádelijk: r was een vre md lingl

ieuws ierig bleef hij staan. De nieuwekomene was een Bataviaan. Dat horde Ro ki hem zeggen. . .. Hij sprak ook met een accent. Maar hoe goed was hij ge- kleed, meende, Roeki. . .. ~en rits 1nde, fél kleurige sarong; een WItte g steven Jas, zooals alleen maar de toewan controleur er een droeg; een rood fluweelen hoofdd kse11 Geen hoofddoek ....

(14)

17

K die 1

baadje hing open en toonde haar verlepte, rimpelige, han- gende borsten. Twee felle00 en keken uit haar vervallen gezicht. Argwanend en afkeurend bespiedden zij den Bataviaan. Toen spuwde zij haar minachting in een breeden, bI edrooden sirihstraal uit en haar ma ere hand tot een vuist ballend, krijschte zij opeens tusschen de mannen in:

"Laten jullie je toch niets wijsmaken d or dien hond van een leugenaar \ 1: oie praatjes verko pen ....

jawéll Wat dóe je hier? Laat onze mannen met rustl Jonge vrouwen.... maagden1 Die h even ze niet ergens ánders te zo ken \ Die hebben we hier genóeg, in onze eigen kampon !"

en goedkeurend gemompel kwam van de vrouwen en meisjes. Ze voelden een onbekend gevaar.

"Ouwewijvenpraatl" zei de vreemde hoonend.

Roeki keek op. Hij schaamde zich over zijn groot- moeder.

"Ga toch naar huis, koken!" zei hij norsch.

"Kóken I" schreeuwde nenneh opgewonden, "kóken, hè? I Is het eten soms niet al lang klaar, klein varkens- jong ? Wordt de visch a! niet slap en taai? En is de santen al niet geschift? Allemaal mdat je niet op tijd komt eten1Maar hier iuistcren naar dat leege gepraat van zoo'n gemeene krokodil uit de stad, dat kun jel Vooruitl Ga naar huis \"

Ze tr k Roeki aan zijn baadje. Hij rukte zich los met een korte beweging.

"Laat me met rust I" zei hij bevelend, maar kalm. "Ga naar je keuken en bern ei je niet met manne lzaken I"

cheldend en m pperend tr k nenneh zich terug.

Haar oude staken van beenen b eEd n onder haar, t en ze het trapje beklom. Op de b venste sp rt ke rde ze zich nog eens om en spuwde weer. n na dit teeken van uiterste verachting verdween ze in huis.

Dobbelen I Goud I Jonge vrouwen I. • •• Hoe zou die begeerte niét snel groeien? n mét die be eerte kiemde een ongekende wensch in d ze trage hoofden en harten: bezit I

"Wat is het leven hier .... in zoo'n kampong?" zei de vreemde geringschattend. "Wát weten jullie van het leven? Wát van de wereld? Jullie. . .. je kent alleen maar je rivier, je huis. Je eet niet anders dan een bord rijst, een stukje visch. Je draagt lompige kleeren ....

Kijkt naar mij I Wat zijn jullie, ánders dan armzalige tani's? Hoeveel grond hebben jullie? Hê? ... Dragen jullie vrouwen gouden munten? Hebben jullie kinderen zilveren en gouden ringen om de enkels? ... En als jullie een slamatan geeft.... hoeveel geiten kunnen jullie slachten? ... Zéker niet meer dan één .... wèl?"

Beschaamd bogen de mannen hun hoofd.

Drop na drop mengde de vreemdeling het gif in hun droomleven van vrede en geluk.

"En vrouwen? • . . 1aagden ? . .. Heeft niet elk van jullie oudere mannen een oude vrouw? "

Onrust groeide inhun troebele gedachten Hun omzichtige bewegingen vatten vlam. Hun stemmen gingen zich verheffen .... Ze vergaten hun avondeten.

Ze spraken luid nu, door elkaar.... Opgewonden lachten ze, herhaalden de woorden van den vreemde ...

"Maagden! .... "

De vrouwen en meisjes slopen tersluiks nader. Wát had deze vreemd ling te vertellen, dat hun mannen en broeders zoo uit hun gewone doen bracht?

Krom en gebogen stond daar ook nenneh. In het blauw-helle maanlicht leek zij een oude heks. Uit haar gebogen schouders stak haar magere vogelhals sterk naar voren. Haar hoofd was gedeeltelijk kaal, haar mond tandeloos. In haar wang puilde een sirihpruim en haar tippen waren fel rood van het sirihspeeksel. Haarzwart

16

(15)

wat daarbuiten' kón zijn. Hij wist het niet. Hij kon h t niet zien, dushij wist het niet. Hij had het no it noodi ".

gehad te denken. át zou hij moeten denken? ...

Wat hij noodig had, dat wás er: een huis, en bal h- baleh, een bord rijst. De warm z n, d vruchtbare regen, de zorgelooze dag, de lange slapende nacht.

Hij keerde zich om en na eens om. enneh m p- perde iets in haar slaap, toen hij haar bij ongeluk aan- sta tte.

Hij luisterde naar de muslcieten. aar een rat, die ergens een gat knaagde. aar het gestadig wr eten van de houtwormen in een poot van den baleh-baleh.

~n tóen, inééns, meende hij een zacht kloppen te ho ren.

Hij hief zijn hoofd. Zijn aandacht boorde door de duis- ternis ... , Het kl ppen herhaalde zich, zacht, maar nadrukkelijk, misschien méér, dan met zijn oaren, do r zijn ziel vernomen, die vo r het éérst klaar wakker was.

Va r het eerst gewekt uit haar indolentie.

Roeki st nd p, voorzichtig langs nenneh schuivend, deed zacht de deur open. Onder aan het trapje stond d vreemdeling. Achter hem, twee jongens uit het dorp:

idin n Karimoen.

" e aan nu we ," fluisterde de vreemdeling. "Ga jij ok mee?"

R eki weit Ide, keek om naar het kam rtje, waar n nn h sliep. Het was een nbewuste beweging, n hulpzo k n bij de b kendheid an ei en mgeving.

,,~ ij gaan," z i Karimoen. r was manlijke tr ts in zijn t m.

"Ik a k," antwoordde Roeki, "wachten jullie even."

Hij ginernaar binnen. Onder het kussentje van nenneh trok hij voorzichti de ni m; sarong weg, d ed die om.

Toen nam hij van een plankje een stuk kwee-dodd I, wikkelde h t in pisan blad en stak het in zijn zak. n

IQ

o twee avonden kwam de Bataviaan. Zij gav n hem goed en rijkelijk te eten. n luisterden naar zijn opwindende verhalen uit dat verre w nderland, dat zijn stralende bel ften tot onrustige droomen d or hun slaap wond.

Roeki la met zijn handen onder zijn hoofd. Hij staarde in de duisternis, waarin het kJ ine, walmend oliepitje maar een heel klein lichtkransje maakte. Aan zijn ooren zongen muskieten hun hooge zan n van b ge righeid. Buit 0, in d bamba struiken, snerpt een cicade. Hij kon ni t slapen. Zijn kuss ntj rd telkens weer gloeiend onder zijn gezicht, al draaide hij het 0 k om en om. Zwaar gin zijn adem in de zware atmosfeer. Hij dácht eigenlijk niet. Hij herhaalde all n de gehoorde word n: Rijkdom. ruwen. Goedko p goud. Dobbelspel. Ov ral, aar l~ij zijn 0 g n? ~ w ndde in d duisternis, st nd n dl b ld n. at hl) met de rijkdommen zou doen.. .. daaraan dacht hij niet. k de vrouw n tooverd n hem een bpaaId d I voor. H t was alleen het b ge ren, wat hem n- rustig maakte. Of misschien ook een nbewuste zucht naar avontuur. Hij had buiten zijn kamp ng nog no it iets gezien. Hij trachtte zich ook niet voor te st 11 n

18

De vreemdeling keek Roelci aan, nam hem eens op.

"Je bent een krani e jonge man," zei hij go d- keurend en legde e en zijn beringde hand op R ki's sch ud r.

Roeki's hart zwol van trots. Hij merkt de heimlijke blikken van de anderen en zette zijn borst op. Hij gooide zijn hoofd in d n nek en z ttc een hand in d zij.

"Ik ben voor niemand en voor niets bang," zei hij snoevend. n hij voeld , dat de mannen van de kam- pong trotsch waren, dat zij aan den vreemdclir;g zóó'n kranigen jongen konden toonen.

(16)

met n g kleurloos rood, hing over h t land. .. n w l- kenbank lag tegen den vulkaan. Daarb ven t ek nde zich éven d top, een ijl sch ts p d n kl urlo z n hemel. atti e nev I st g p van de vlakte, di inde- 10 s scheen, en heel in d v rte d ken uit dien nev I vage schimmen op: d karbouwen. . n kill wind d cd de mann n huiv r n. R ki maakt zijn sarong los, trok die hoog over zijn schouders. Do r het nb hage- lijk g voel van h t koud te h bben, tr k n vag w' e- rna d. . . . ven dacht hij aan zijn karbouw. i zou vanavond het gras voor h m snijden? ...

Maar dan b od d Bataviaan h m een sigaret. Ra ki grinnikte. Hij had alleen maar strootj s era kt, die hij zelf rolde. Hij draaide de sigaret in zijn ving rs rond, een be tje verlegen. T rsluiks k k hij naar idin en Karimoen. Die hadden de hunne al in d n mond n bliezen de rook door hun neusgat n. Roeki vro g hun om vuur en even later rookte ook hij.

"Hoe bevalt je dat?" vr eg de Bataviaan achterom kijkend, want ze li pen nog altijd achter Ikaar aan.

"Goed," zei Ra ki, een duizelig gev 1 verb r end.

Hij was d z tabak niet g wend.

"Wacht maar, tot ju1li buiten dit nest komt I Dan zullen jullie nog oog n opz tten. 1 sch n kip zullen jullie eten. Zijden saron s dragen. Drie, vier m oie jonge vrouwen h bben. Ph .... Moet n jullie maar eens opl tten .... "

De Bataviaan boog zijn bovenlichaam wat terzijde en spuwde. Dat was de v rachting voor het armzali I ven, dat zijn m tgezellcn tot nu toe had hadden.

Door het schemerende morgenlicht brak ineens de dag. Bloedrood dook de zon achter den horizont op.

n

nevels stroomden weg, losten op. Het gras baaddein dauw. Aan den stralenden h meI verging de maan. Als in triomf klom de zon. Violet werd de vulkaan tegen

10 21

daarna, zonder omzien, sloop hij het huis uit en trok geruchtloos h t d urtje dicht.

Zwijg nd ging n de vi r mannen, achter elkaar aan 10 pend. Het was al tegen den chtend, maar de maan was n g helder. Het strakke witt licht dr p langs d small kJapp rblaren, gl d van d donkere huizen af n maakte het pleintje t t één groote, blanke plek.

In dien p I van stil zilver licht sli p de kampong een diep n zwaren slaap. Daar dr md alles, r edo s vóór het ontwaken, zijn laatsten d voten dr om: d wankele bruine hutten op hun kr upele stelten, met hun stum- perige daken; het pisangbo chje met zijn breede gladde blaren als schild n, waarop de manestralen braken en tezamen vloeiden t t een vlo d van zacht metal n glanzing; de klapp rb men, die hun hooge, hooge stammen recht de lucht inhieven en wier kronen op n- braken als e n terugg vallen vuurpijl; de bamboe- struiken, een fijn n duizendvoudig knipsel van kleine, spitse blaadjes.

til ruizelde de rivier, streelend lan s de groote steen- blokken. Aan den do rzichtig-blauwen hemel stond een blanke maanschijf, i ts gedeukt aan één kant. . .. Een krekel sjirpte even, een slaperig geluidje in die serene stilte ....

Toen gleed do r deze beweginglooze wereld het eerste schuchter m rgenko Itje, ritselde do r de bam- boe, streek ov r de kJapp rbaomen, de pisangpalm n, de daken van de huizen.

Een klapp rblad werd wakker, begon heftig en sn I te trillen. n haan kraaide en ineens schoot een hood in e n wo denJ g blaf.

R eki gaf hem een trap. Jankend sloop h t di r weg, kroop nd r e 11 huis.

Ze gingen h t nauw tr chterpad p naar de gras- vlakte. en vaal licht, h t v rdoovend zilv r gemengd

(17)

etcnswaren verkocht. Ze had die uitgestald op en kreupele tafd en aan doorzijd , langs de taE I, was

n ruwh uten bank.

" aan jullie maar zitten n kiest, wat je '\ ilt. Ik b taal."

Gulzig at n R eki n zijn vrienden van al d heerlijl'- hed n. g n it hadd n z z ov 1 n zog d gcg t n. H t monterd h n p, maakte h n vroolijk.

De Bataviaan betaald. Iet achtel s g baar haald hij en hand v 1zilvergeld uit zijn zak, uld ns n rijks- daalder . Karim en stootte d anderen aan. Z blev n even kijken p al dat geld, hun oogen verbaasd gesp rJ, hun mond n pen. Dan, rikten hun blikkcn in lkaar met een glans van verheu enis: binnenkort zoud nok zij z 0 rijk zijn!

.. en lange, warme weg vol de. Langs den berm st n- den kap kb men, do rnige staken van b omen, die nauwlijks een kr on hadden. Hun takken s r idden zich uit alst magere armen en dr egen, zielig, e n paar blàr nhi ren daar en wat stijve, harde, zwarte vrucht n, uit wier barsten de kapok pluisde eninvlokken op een

lwenvachten windst t me warrelde.

Zwijgend gingen de mann nacht relkaar. r t hadden zij gesproken. Over den kleinen kampon .Ov r de me; jes. Over de paddie, die rijpte.

fa r nu wa hun lichaam zwaar geworden. Hun veten ging n lu telo s en verm eid. Het zweet liep in lekkende stralen van hun kruin langs rug en b n n.

Hun k 1 chrijnd, hun tong lag v rdr ogd in den m nd n drong elk woord terug. En nu zij niet m r spraken sluimcrd n ok hun g dachten in .... gingen zij 10 pend achter elkaar aan, den langen weg, dien z ni t kenden; d vele, vel stappen naar e n n dlottig eindd el, wlarvan zij het no dlot niet eens v rm edd n.

indelijk de kotta, de stad. teenen huizen ....

een rood-gouden lucht; dan, wijl lan zaam het roode g ud v rbleekte, wegstierf.... blauw tegen een bhmwe lucht. cn half uur later lag het heel landschap in den st v nden zonn chijn.

Dier mann n liepen langs de sawah's. en wc as daar niet, all en de b rm langs de rijstv lden. n br i nd hitt ,als van en kas, sI g uit de h g, bijna rijp paddie. Tusschen de sawah's nesteld n zich, in de schaduw van br dg takte waringins, kl ine kamp ngs.

Roeki en zijn vrienden kenden dit ten in al niet meer.

1aar altijd was daar t ch nog de vulkaan op den achterar nd, alsof die mé'liep, hen be I idend op hun t cht, een b scherming n een waarschuwing óók.

Soms keek R ki even om. '\ as onbewust blij dan den berg daar te zien, gerust steld in e n aag gevo 1van onbehagelijkheid, dat hij niet to nen wou.

Opeens stapte de vreemd ling van den kleinen berm af; een heel smal vetpad kronk lde daar tusschen de struiken en heesters n kwam uit p den gr ten gouvernementsweg: een br ede, sch I witte grintw g.

Karren gingen er, langzaam, schommelend en knersend op de wielen en piepend incl ass n. Op dnb dem van hun kar, ond reen 'plop nd dakje van blàrcn, zaten d voerlui. D me st n sliepen, gehuld in hun sar ng tot aan d kin; het touw, waarmee z hun os f karb uw b stuurden slap in de hand. "en paar oendan ezen dr egen aan een bambo lat over hun sch ud r zwar manden vol vruchten en gr enten.

"Die aan naar de markt," w es d Bataviaan, "over een paar uur hebben wecl eerste kleine stad. Daar gaan we in d vuurwagen."

"Ik heb hon er," waagd Karimoen.

"Direct gaan we eten," v rzekerde de Bataviaan. Hij bracht hen naar een kleine warong, aan den wegkant;

een stalletje van bamboe en blàren, waar een oude vrouw

2.2.

(18)

To n de stationsch f zijn schril fluitj li t w rklink n en d trein zich in b ing z tte, chr kk n R ki cn zijn vriend n wéér.An stig k ken z m zich h en, naar h t voorbij schui end landschap.

ortging h t ..•. vort .... Ho ver ging n ze toch? . . . aar Batavia, had hun leider g z d.

Batavia .... dat as toch maar e n naam, e n klank ....

D vuurwagen ijlde v rd r, v rd r .... Kl'mpongs, boom n, sa ah's rold n v erbij. . .. ren en ur n lang.

D cadans van d wi I n, h t re lmatig rijd nmaakte hen slap rig. M tm ë,ni ts opmerk nd oog n za n ze v or zich uit. Hun gezichten "\ erd n mask rs, waar p g en ' nk I evo I me r was uitgedrukt. Als be Iden, stom en I v nloos, zaten zij naast lkaar.

H t was laat in d n middag, toen ze uitstapten.

D Bataviaan duwd h n in den stroom van m nschen, die door den uitgang van hrt p rron ging. Opg slokt door dien stro m li p n z rnéé, zonder n dachte aan verzet. Beduusd st nd n ze dan p straat, tussch n het plotselin h fti klingel nde g woel van sado's, ro pende n schre uw nd m nsch n. chuw dr ng n ze zich aan Ikaar, b sch rming z k nd tegen dit nieuwe, dat als e n maalstr rn r nd m hen h cn woedde en h n dr igd aan aU kant n. Angstig schrok- ken ze op voor d sadob II tjes, vo r het ijl nd g fluit van en v rtr kk nd ntr in. Z b tst n p t gen vo t- gan ers, di h nuitschold n. Gr ote rijtuig n m t w ldige paard n, ve I grootcr dan d ponni s, die ze gewerd waren, r den vlak langs b n. Er zaten blank n in. Ook vrouwen. itte vrouw n. Die hadd n ze nog nooit gezien. n ncr t n ze wild n ov rst ken, w ken ze schuw terug voor w'ér en ijz r n vuurwa n, die zóó maar ov r de straat red: de stoomtram.

Zebi Iden zich krampachtig aan d richting, die hun leider aangaf. Waren té verschrikt en bang om nog be-

2~

"Is dit het ni uwe land?" vro Rocki.

D Bataviaan lacht ringschatt nd.

"Ik h b j t eh g z gd, dat j in d vuurwagen aat."

Dat was Ro ki rget n. Hij z , b og het h ofd beschaamd, bij h tg grinnik d r tw e ander n. Ond r

~ijn n rge la n gled n k k hij tersluiks naar at hem omringd . De st nen huizen in hun d nk r-ko Ie tuin n. De chin sch tok 's, m I nd van kl uren, die bij niet kende. D sado's. n paar blanke kind r n.

Dan het stati nn tj . Aan e n stall tj kre n zij te drinken van den Bataviaan. Hij rikt hun Ik englas ro d vocht, vruchtensiroop m t wat r. Een ni uwe verrukking ging in h n op n, h el even, maar versti rf ond r d blikk n van d vr emde mensch n, di op de stati nsbanken hokten. Onb kende gezichten. n hun onb k nde stemmen vroeg n:

" an waar komen jullie?"

Ra ki no mde zacht hun kampong. H t was zwaar in zijn hart. Hij vo lde zich pens zoo enzaam. G n mensch, dien hij kende. Ge n w g, dien hij wist. G n naam, dien hij kon no m n. AI h t b k nd an zijn leven was verdwenen. AU en Sidin n K arimoen war n nog daar. Maar ook zij bog n hun Zichten naar d n grond. Hun mond was esJot n n hun oogen k k n opzij, onder hun oogleden uit.

To n kwam de vuurwag n.

Roeki en zijn makk rs schrokken op uit hun droo- mende houding, zochten verschrikt naar de richtin , waaruit dit alles-overdonderende geraas kam, w ken schichtig terug voor de wa ensliert, die vlak langs h n heen raasde.

De Bataviaan drong hen in een coupé. Vóór ze het

~ich bewust waren, zaten ze op en houten bank dicht op elkaar gedrongen. Het was er ov rvol. Er hing tabakswalm en lucht van bezweete mensch nlijv n.

14

(19)

"Zoo Amat, heb je een goede vangst gehad?"

Amat, de Bataviaan, rinnikte.

"Tani j ngens uit een verren kampong. Dom, maar jong en sterk."

" f i," z i de uropeaan en bladerde wat in een paar papier n. D dri ar n eerbi dig neerg hurkt.

"Z .... " wendde zich d t ewan tot hen, "dus, julli will n naar D li, naar umatra? ... "

~r kwam g en antwoord. Ze b gr pen het fal isch van d n t wan ni t.

"Hoor n julli niet, dat de toewan besar jullie wat vraagt?" nauwd Amat.

" aja ... toewan b sar ..." stotterden z verschrikt.

" n jullie gaan geheel uit eigen beweging, niet waar?"

Ond r hun neergesla~en0 gleden leden hun blik- ken hulpzoekend naar ikaar. Ze vatten de bet kenis van d zen zin niet.

" aja .... " z id n ze dan.

"Jullie gaan gaarne, niet waar?"

'\ er even stilte, w ID ling.

. b "

" aJa.... toewan sar ....

" 0 d."

De t wan riep een inlandschen klerk, die hun een papi r v rlegde en e n p n:1ehouder in de hand drukte.

Onhandig hi lden ze h t ding vast. D krani deed hun voor, hoe z een ruisje moesten zetten en na ve 1ge- mors kwam h t in rde. T en kr g n ze Ik twintig gulden. rst len blikten ze naar lkaar, namen h t rijtj blank guld ns met eerbiedi aarzel nd ving rs op. Dat dit all n maar e n v rschot was op hun c ntractl on, dat hun t t den laatsten cent w er g kort zou word n .... dat wist n z ni t.

De toewan zei i ts, dat z ni t verstonden. Amat bIe k intusschen v rdw nen. Twee inlandsche agenten van het wervingskantoor duwden Roeki en zijn kame- 27 w ndering voor hem te kunnen voelen, dathijdaar maar

zo p zijn gemak tus ehen al die nt teIl nd din,o-en d or wandelde. Er was maar é;n besef: e n b vreesd instinct voor zetfb h ud. iaar dan, als ze d r d alJerni uwste ur p che villawijken gingen, kon Karim nh t toch niet laten Roeki heimlijk in zijn zijde te st t n.

"Kijk ens .... twe huizen pikaar."

R ki bleef v rbaasd stil staan v r dat wonder- baarlijke g b uw: een huis m t een v rdi pin~.

"D orloop n, ajoI" command rde d B. taviaan.

Opschrikkend haastte Roeki zich dander n weer in te hal n. Zij at n nog eens aan een war ng. T n zei hun I id r:

" u moeten jullie goed luisteren."

In zijn stem was opeens een drei ende klank gekomen.

Hij keek ok niet meer zoo vriend lijk.

"Ik breng julli nu bij een toewan, zo'n toewan als de contr leur. Weten jullie wat een to wan contr leur is?"

Ze knikten. Dat was de eenige ur peaan, di n ze in hun leven gezien hadden. Is er in hun kampon iets geb urd was, kwam immers de loerah m t den toewan controleur. Z waren altijd wat bang v r hem gewe st. Een beetje ni uwsgierig naar h m óók w 1.

" u, wat die to wan jullie ook vraa t, jullie z gt op all s: ja I Begrepen?"

De drie knikten benepen. Ze waren opeens een beetje ban vo r hun i ider g worden. D Bataviaan bracht hen in een klein steenen geb uw. Hij gr ette h el b - ie fd den toewan, die daar zat en de t wan was h cl vri nd lijk tegen h m. H el and rs dan de comr 1ur te n den loerah. fet b d esde v rwondering m rkten z dat op.

De toewan sprak Maleisch. Daarvan verstonden de drie anderen m ar weini .•

26

(20)

rad n naar buiten. Karimoen en idin gingen met den e n m e. De andere a ent dreef Ro kj voor zich uit.

Ro ki bIe f even staan, als in onb wust verweer.

" at mo t je?" snauwd de agent.

"Ik wil naar huis," zei Ro ki zacht. De agent begon hoon nd te lachen, duwde hem vooruit:

"Jaw 1. ... eerst contract tekenen en het geld op- trijkcn en dan naar huis .... 10 P maar vlug door ..."

R ki was b schaamd n b duusd. Verschrikt liep hij do r. Hij was geen ruwheid gewend. In zijn kam- p ng was i d reen altijd emoedelijk. Als er getwist werd, dan was het om een vrouw. E nmaal was er doodsla van gekomen. faar dat was niet i ts, waar je bang voor hoefde te zijn. Dat was iets, dat je wist, kènde. . .. En nenneh schold wel eens, maar dat was vrouweboosheid . . .. dat nam je niet ernstig op.

De ag nt duwde Rocki een loods binnen. Daar zaten ve I mannen en vrouwen. Hij bleef verlegen staan en eerst toen hij zag, dat niemand op hem lette, hurkte hij neer. Hij zat een he 1 n tijd zoo, stil voor zich uit starend.

"H bben ze jou ook voor D ligevangen?" vroeg een oudere man hem.

Ro ki keek op.

"Ze h bben mij niet gevangen, pa," zei hij zacht.

" cc .... je bent vanz'lfhier g komen, niet waar?"

lachte de ander hoonend. Om hem h en werd ge- grinnikt.

" en man kwam in onze kampong en die heeft mij hier gebracht, pa."

" n nu ga je naar Sumatra.... je hebt contract geteekend ?"

S · A "

" aJa pa.

"Wat ga je daar zoeken, adeh?"

Roeki boog zijn hoofd.

sS

"Er is daar goedkoop goud, pa .... "

De ander spuwde op den grond.

"D hónden '" zei hij geër erd en toen tot Roeki:

"En je denkt daar j nge vrouwen te vinden, niet :> "k k : > "

waar. n rIJ terug te eeren ...

Ro ki knikte.

"Maar dat moet je niet geloovenI" ricp de oudere man uit. "W rk n m et je daar. Werken tot je lichaam er kr m van w rdt. T t je spier n en je botten er pijn van doen. Bosschen mo t je daar kappen, gronden om- spitten voor de blanken. Tabak n rubber m et je daar voor hen planten. Daarvan worden zij rijkI n geslagen en gescholden wordt je daar, adehl Je zult arm blijven en je zult je schamen om als een arme, vermagerde k elie wecr in je kamp ng terug te komen. Daarom zul j niet teruggaan, ad h cn altijd dáár blijven , .... Ik ga daar heen om dáár de koelic's te help n .... om hun te ver- tellen, dat zij zich niet m ten laten slaan. . .. alleen daarom heb ik contract geteekend .... niet om goud te zoeken .... "

"Ik wil niet werken," zei Roeki. "Ik wil naar huis.

Ik moet nog gras snijden voor onze karbouw'" eteen stond hij op en liep naar den uitgang, maar daar duwde een agent in de uniform van het wervingskantoor hem terug.

"Ik wil naar huis '" zei Roeki. Zijn stem klonk eischend.

"Je moet hier geen groote mond hebben'" dr igde de ander.

"Maar ik wil er uit. Ik wil naar huis '" Roeki drong den ag nt wat opzij om zich een d rgang te maken.

Maar d ander af hem en klap, g b d streng:

"AjoI Ga terug .... ga zitten waar je zatl"

Rocki's ho fdd ek was afger ld d or den klap.

Dat was een adat-be1eediging, die hij nog no it had 29

(21)

"Ga jij ook naar Deli?" vroeg Roeki en voelde zich ineens minder eenzaam.

"Ik we t het ni t," fluisterde het vrouwtje, achter den slendang, die ze nu v or haar ezicht hield.

"Ho ben j hi r gekom n?"

H t rouwtje antwoordd niet, maar schreid no er er.

"H ft d Bataviaan je hier ebracht?"

Z schudd van nee.

" aar k m je vandaan?"

" an Buitenzorg," snikte ze.

,,1 dat je kamp ng?"

Ze deed ineens de slendang voor haar gezicht weg en k ek hem aan.

"Dat is een stad," zei ze, "ik werkte er als baboe bij een hollandsche me rouw."

"Maar h e kom je dan hier?"

" fijn br er heeft me verkocht," zei ze en b_gon weer te huilen. ven later legde ze uit:

"Onze karb uw is d dg gaan. n mijn vader is arm. Hij he ft niet eens een sawah. Hij is karrevoerder.

Als hij geen karb uw he ft, heeft hij geen werk. n toen nze karbouw do ding, had mijn vader g n g ld genoe om een andere te koopen en t en he ft mijn bra r mij aan een man verk cht, die zei, dat hij mij z u tr uwen en goud z u geven. laar hij heeft mij niet g tr uwd n hij heeft m.ij 0 k geen oud g ge n. Hij he ft mij hi r gebracht en nu weet ik niet, waar hij is.

n ik il naar huis. \1 ant mijn nj nja weet ni t, waar ik ben. n ik 11. bok nog niet eeten."

Ze schr id eer. R eki b k k haar. Ze was j n n mo i. Z had c n licht bruin huid, di gaaf n glanzend was. Ze had kleine handj s n haar na Is waren met h nna rood g kl urd. n ze droe en g urend katjah-piring in haar zwar kond h.

ond rvonden. Heet vloeide het bloed naar zijn hoofd.

"Je moet me niet slaanI" zei hij driftig, "ik wil niet geslagen worden. iemand heeft mij no ooit ge- slagenI"

"Zóó I' hoonde de ander, "als dat zoo is, dan wordt h t tijd, adehI" n hij sprong op Roeki afen stompte h m dri maal in het gezicht. Verstomd onderging R ki deze tuchtigin . Besefte opeens vaag, dat deze ander sterker was dan hij; gezag had, macht had, het recht had blijkbaar om hem te slaan .... Hij boo zijn ge- zicht weg in zijn arm en neerhurkend, erkend hij zijn minderheid:

"Amp n,

Pa... .

ampon!"

De ander veegde zich de handen af.

"Ga terug naar je plaats en kom er niet weer vandaan."

B schaarnd en vernederd sloop Roeki we , hurkte neer en keek op den rond. Een warm gevoel van haat was in zijn hart. Hij had nog nooit gehaat. H t was troeb I voor zijn blik.

"Dat is pas het be in, adeh," waarschuwde de oudere man, die naast hem zat. "Doe maar liever preci s wat je gezegd wordt, dat is beter voor je."

Roeki antwoordde niet. Hij bleef vo r zich kijken.

en duistere woede kiemde in hem. De woede, die alleen ontwaakt in een esard dier.

Dan dwaalden zijn edachten af naar zijn kamp ng.

Wa t z u nenn h doen? Zou ze hem zeken? n waar waren idin en Karim en? Hij keek op om hen te zo ken. n hij za in het ezicht van een jong vr uwtjc, dat lak v or hem was komen zitten. Zij was no 11. 1 j ng, bijna een kind. Zij deed Roeki d nken aan

o pinah. Hij zag, dat ze schreide. Ze schreide11. el stil n g luidl os en telkens veegde ze met haar slendang haar tranen weg.

(22)

Koelie 3

V etje voor voetje liepen ze in de lan e rij menschen, die van den trein naar e n bureau n van daar naar de hav n werden ediri e rd. Z hadden gezamenlijk n nieuw benaming kt en: orang-kontrak .. " Con- tractanten. • .. En zamenlijk ingen zij, de moedig onder den nog onuitg spr ken, maar al onbewust be- seft n smaad: orang-kontrakl ....

Roeki en Karminah sprak n niet. Alles, wat zij e n- voudig te vert II n hadd n ehad, hadd n zij elkaar vert ld. En voor dát, wat hen nu verbijsterde, zouden zij imm rs toch nooit woord n h bb n kunn n vinden.

Zij hadden nog nooit een schip gezien en nog no it een haven. ooral voor R eki, di altijd gel fd had temidd n van de vredige stilte van het grasland en zijn kamp ng, was de drukt ntst II nd. Hij sprong zenuw- achti op zij vo r de ker Is, die met karren en laad- vrachten schreeuwend langs hem holden. Dikwijls sprong hij juist v or hun veten en dan kree hij óf een stomp, óf hij stootte zich aan uitstekende balen.

Dan riep hij Allah aan:

"Lah-illah-il-Allah I"

H t geratel van dehijschkranen nhet neerploffen van de ladingen in de ruim n; het ro pen en schr euw n;

het gehaast, het gillen van cl siren D, h t dreunen an de st mfluit.... heel die chaos van verwarrend, kolkend gebeuren ontstelde hem.

Iet doove or n en blind 0 gen liep hij vort. Hij begr cp ni ts van dit all s en hij trachtte het ook niet te b grijp n. Hij wi t alle n, dat dit ánd rs was dan inzijn kampong. faar hij was ok ni tinzijn kampon . Dat was voor h m de v [klaring van all s.

aa t h m :ting arminah. Zij ging met geb g n hoofd n n erg slag n g n en had haar lendang z dig ov r haar klein b rst n g tr kken. Als een ho g- beladen kar langs haar h en dreund ,kr mp ze t zaam 33 ..Heb je geen geld gekregen van de toewan?"

vr eg R elci.

.. e .... " fluisterde ze.... "dat heeft die man genomen."

u herinnerde Roeki zich, dat hij nog wat zoetig- heid had meegenomen. Hij nam die uit zijn zak en reikte haar over aan het vr uwtje. Zwijgend nam ze de kwee-d ddol en begon te eten.

T en glimlacht ze naar R elci en vroeg:

..Kom jij ook van Buitenzorg?"

Roelci glimlachte terug.

" ee," zei hij, .. ik kom uit een kampong. Heel ver hier vandaan. Dicht bij de berg."

"Bij Buitenzor zijn0 k bergen," zei ze trotsch, "twee berg n. D goenoeng Salak en de g enoeng Gedeh."

Dat schiep de verdere vertrouwelijkheid.

"Wij hebben wel een karbouwI"

Het vrouwtje knikte, bekeek Roeki en vroeg:

"H e is je naam?"

"Roeki."

Ze herhaalde zijn naam. Even zwegen ze. Toen vroeg Roeki:

.. Ho is jouw naam?"

"Karminah."

"Ik heb geld," vertelde Roeki, toonde de zilveren guldens. Ze keek er op neer.

"Het mijne heeft die man meegenomen," zei ze nog eens.

Den heelen verderen avond en nacht bleven zij dicht naast elkaar en toen alle menschen den vol enden dag uit de loods en w er in een trein werd n gedreven, nam Roeki haar bundeltje, waarin zij haar sirih-gerei had geknoopt en droeg dat v or haar. Zij hoorden nu bij elkaar en hij voelde, dat hij over haar waken moest en h ar m est beschermen.

(23)

en kneep Roeki's hand, die zelf zoo overstuur was, dat hij hiervan niets m rkte.

Als e n kudde v e werden zij met een vloeken en stomp n de loopplank opge~even. Een lange, lant?e sta t an contraetkoelies w rd lngeladen. Somber ZWIJ- gend gingen de mannen. ~nder h~ h~lf 10k n oog- led n dreigd n10 r nde blikken. ZIJ bIelden hun ho fd en schoud rs ingetr kken, als dier n, bang voor slaag.

Maar in hun angst was verzet. en gevaar, dat toch niemand achtte: zij waren de zwakkeren immers . Orang-kontrak I. . . . aar lijf en zi 1 verk chten . D vrouwen slaakten hooge hysterische gill tjes, toen zij de steile loopplank op moesten. Zij kl~~den zich soms vast aan d leuning of grepen lkaar bIJ den arm.

Maar e n streng word van een d r mannen of van een matroos deed hen verder gaan.

Het h ele kuild k was volgepropt m t contractanten toen eindelijk d 10 pplank werd binnen ehaald en de sta mfluit zwaar dreunend over de gansche haven w rklonk.

D r het schip sidderde een huivering .... Heel lang- zaam w k d kade.

" laar wij gaan w' g an het land!" ~iep. Karmin~

verschrikt. Ro ki's m nd viel open. Hij 60k, had dIt ni t v orzi nl Hij had ni t begrep n, w~arom zij p het schip ma ten. n hij had h t o~ nl t g ,,:raag~~

want hij had er ni t overna~edacht. ~lJ stond dIcht bIJ de v rschansing en staard .10 het VUIl wat~r, dat h t schip scheidd van den st Ig r: . n zonderlIng gevo 1 k am in zijn hoofd. Een dUIzeling. as het omdat voor h t eerst de bodem onder zijn vo ten wankelde, of was het een gróótere ontroering, die zijn ziel be- roerde, maar die zijn hart niet b greep? . . . .

Karminah had een punt van haar slendang 10 haar mond. Haar oogen stonden wijd open, wi.id en star.

Me r dan ooit leek zij op een verdwaald en beangst kind.

chouder aan schouder stonden de contractanten

,

stom starend naar h t al verder wijkend land en dan naar d zee, di h t heele schip omspo lde. In ens gilde uit d ze zwijgende menigte en gierend vrouw n- gehuil op.

" lijn kind 1Mijn kind 1Ik h b mijn kind niet bij me en nu aan WF; wegI"

Z trok zich de haren uit het hoofd en beet zich in d n arm. Z rukte haar baadje open en raasde en tierde. De omstand rs gingen dichter opéén staan; om de vrouw heen kwam wat plaats op n. Ze wi rp zich op het dek oeer en beukte m t haar h ofd op de plank n.

en madocr sch matroos dr n zich door de menigt . Hij was n half hoofd kleiner dan de Javanen en de So ndaneezen, maar zijn schoud rs waren vier- kant en uit zijn h cIe st re lichaam schr euwde kracht.

Zijn donker g zicht stond streng.

"Wat i dat hi r voor lawaai ?I" donderde zijn st m.

D c ntractanten weken angstig voor hem terzijde.

" at is dat hier? I" vroeg hij n g os en btlkte zich over d vr uw. Hij rukte aan haar schouders, m t h t eenig r sultaat, dat ze no hard rb gon te gill n.

an de brug vlo kte de kapitein.

"Kan daar e 0 orde komen, va r den donder? \"

"Hou j m nd I" schr uwd d ladoer es.

iaar d vrouw ild door. en Javaan mengde zich in h t val. Jlij sprak uit e rbied d n matroos met den tit 1 van "oud rc" aan.

"Abang, zij heeft haar kind verg ten. n nu is de duivel in haar gevar n 1"

"ZÓ6? I.... " grinnikte de matroos, zijn mouwen opstroopend. Hij bukte zich weer over de vrouw.

"Diaml" schreeuwde hij. "Hóór j rr.e? Wees stil, of ik sla je!"

(24)

o even ke k hij ne r p de vr uw. Z hurkte.

tom staarde z v or zich uit. it haar star nd g n vI eiden tranen. Z huilde z nd r nikk n nu. Z nder g luid. Ze had haar hand n e uwen in haar sch t en d tran n drupp ld n r p n er. Zoo zat ze dri dag n lang, tot D li toe, z nd r zich te v rr r n.

Zonder t ct n of te drink n, zond r te slap n. Z nd r haar tran n w g te wisschen. iemand I tte me r op haar. r ar nrm 'ér, die en kind hadd nacht r- gelaten. . .. fnvrouw, f ecn man. . .. Di van en vad r f moed r e n afscheid hadd n enomen.

Die huis en sawah onbeheerd lieten en niet wisten, wát r van dat alles zou worden, nóch naar welk noodlot hen htschip vo rde.

De matroos baand zich n w g door de contrac- tanten. Hij bleef staan vo r Roeki n Karminah. Hij b keek Karminah. Zij was d enige knapp en jong vrouw tussch n d ni uwe ko li s vo r umatra. Zijn oog n ging n onb schaamd ver haar fijn g zichtje:

de smalle, amandel ormig rcn Ol t de als g p n- seeld w nkbrauw n daarb v n, den platten n us, d n kt inen ti n Ol nd. Over d wel ing an haar éven rondend bor t n, i r sch n vormen zich v r- raadden onder de sI ndang; r haar h upen n bé'1 broos middeltje en over de kl 'ne vo tj s, di nd r d sarong uitpiepten.

Hij gre p baar bij dnarOl.

"Kom mee!"

Maar nu stond ineen Ro ki v or h m.

"Dat is mijn vrouw. Zij 010 t hier blijven."

D matroos ke k R ki minacht nd aan.

"Wat wil je, contract-hond?

J

hebt bier niets te vert Hen. De vrouw gaat m t mij me ."

" aar zij is mijnvr uw!" schreeuwd Roeki, terwijl het bI d hem blindmakend naar de slapen joeg.

;6

De vrouw beet en trapte om zich he n. Toen gre p de matroos haar in heur haarwrong, lichtte haar hoofd wat op en stompte haar met zijn vui t in h t gezicht.

Ze jammerde luid op. Tusschen de mannen ontstond bewegin .

" la haar ni t, bang \" z i de Javaan we r, ~,laat haar chrei n. Ze he ft baar kind v r et n en nu 1S d duivel in haar g varen. Dat is niet háár schuld \"

"B moei je m t je eigen zaken!" De Mado rees duwde den Javaan opzij.

" n jij. . .. zul je je mond houd n of niet?" Hij trapte nu de vrouw, schudde ha~r d or elkaar. Ze hield op met jammeren, maar schre1de met schokkende snikken.

"Ophouden

t"

c mmandeerde de matroOS. ~ij bield zijn vuist klaar ttstompen. De vrouw dook 10elkaar en zweeg. etsaamgetr kkenw nkbrau~en,denstoeren kop dreigend vo ruit gestoken, ke k hij haar aan.

"Ga zittent"

Ze kwam overeind, hurkte.

"Doe je baadje dicht! Je bent al te ud om je blo te borsten te toonen \"

Verlegen frommelde ze aan haar. on.derlijfj , deed haar baadje dicht. Om haar he~n gnnmkte~ ..n paar mannen en 0 k de vrouwen 1 chelden h ImliJk, hun gezicht verb r nd achter de sI ndang. ant om iemand uit te lachen, die besp t w rdt, was v or hen een gen gen zó' gro t, dat het aU m delijd n doodde.

"Bren je haar in ord \" . Ze 1gde het met één k.n op in een wrong, die

zonder sp ld zitten bie f. .. ..

De matroos "stak zijn hand n in zIJn zakken. H~~

zette zijn breede borst uit. H e verheven voe~de ~lJJ zich b ven d ze domme kampongm nschen, die Zich als vee naar umatra lieten IVO rent

(25)

Ze tuurde over het Hitsende water, dat het schelle zonlicht terugkaatste.

..Misschien gaan we nu wel van het schip af.... " zei Roeki. Ze antwoordde alleen:

..Lah-iUah-il-Allah \"

Het bleef een beele poos stil tusschen hen. Toen zeI ze:

..Ik ben ziek geweest. Ik was dronken van de zee.

Ben jij niet ziek geweest?"

.,Ik niet." zei Roeki en hij vond dat heel vanzelf- sprekend, omdat hij toch een man was.

Toen het schip stil lag, gemeerd aan den kleinen steiger. werden de contractanten uitgeladen. Als een kudde bange beesten stonden zij daar te hoop. Zij zagen niets van de omgeving, drongen zich alleen schuwen telkens schrikkend tegen elkaar aan. dekking zoekend achter elkaars lichamen. Zij blikten enkel haastig naar het schip, dat hen gebracht had en dat nu in deze vreemde omgeving, in dit nieuwe land, het eenige bekende was.

Daar lagen, achter en rondom den stoomer, chinee- sche jonken: éven deinend op het nauw bewe end glad-gloeiend, troebel wat ropp rvlak; hun zeile~

grot sk als enorme vle rmuisvlerken, gespreid tegen den strakken hemel, die nog geen wolken dr eg. Vlak op de zee, alsof zij er uit óp eschulpt waren, smalle prauwen, droomend in den heet n, droomv rwckken- den tropendag.

Op het water rustte, als een dremp I, h t lage modderland. Zwart-bruin slib, waaruit een bosch van nipah-palmen en mangroves omh g woekerde. Maar van dat alles za en de nieuwe koelies niets. Zij wisten alleen het ratelen en donderen van de hijschkranen, het dreunen van handkarren, vlak langs hen heen, het ge- schreeuw van half-naakte cbineesche sjouwers. het 39 De 1adoerees lachte. Hij gaf Roeki een slag in het

gezicht en trok Karminah met zich mee. Roeki zag haar verdwijneninde menigte, zag nog ev n haat" omgewend hoofd, haar oogen, groot en angstig en om hulp smeekend ....

Hij wachtte elken dag haar terugkomst, maar tot D li za hij haar niet weer. En fatalistisch dacht hij:

..Wat kon hij er aan d en? De ander was sterker. had de macht \ Die mócht schreeuwen en slaan \. . .. Hij was nu een oran -k ntrak.... Het noodlot, nassip, dat Allah hem zond .... "

En hier strandden 0 k zijn gedachten. Gedachteloos bIe f hij voor zich uit staren .... wachtend op den dag.

dat misschien het schip ergens zou landen. Wat dán zou komen, wi t hij niet. Hij dacht er ook niet over na.

Drie da en gingen zoo voorbij. R eki werd opge- schrikt d r een zachte aanraking. Karminah zat weer naast hem. Ze zag er slecht uit en was mao"er ge- worden. Zwij end hurkte ze naast hem. Een heelen tijd zaten zij z o. Zij zei niets en hij vroeg niets. Toen nam ze uit den dek, dien ze om haar middel gew nden dr cg, e n paar sigaretten en gaf ze aan Roeki. Z nder een w rd nam hij ze aan en stak er een op. Hij wist w I, dat zij de sigaretten natuurlijk van den matroos had gekre en, maar hij wist nu ook. wat het recht van den sterk ten beduidt.

"Heeft hij j u 0 k eslageo?" vr eg hij eindelijk.

"Als ik niet d ed wat hij wilde, heeft hij mij natuur- lijk g la en Ik ben t ch nu alleen maar een orang-kontrak "

Roeki knikte.

" He orang-kontrak worden geslagen .... " zei hij berustend. En toen we hij:

"Daar is land .... "

(26)

scheU g Buit bij het dirigeeren van de opg hescben en neérbonkende ladingen.... Zij vermoedden niet eens wat er v rder met h n zou gebeuren en zij dacht n daar k ni t over na. Hun gedachten, vangenind nzelfd n krin ,waarin hun licham n ston- den, deden ni t ander dan zich in passiefv !Weer tezaam krimp n, t midd n van dit ontstell nd eraas.

D or een herhaald en scherp commando werd 0 zij uit d z n impassibe1en doez 1 p eschrikt en vo rt- gedreven naar het quarantaine station, waar de mannen van de vrouw n werd n af ezond rd. n nu meende Roeki, dat hij oorgoed van Karminah was gesch id n, maar e n paar dagen later vond hij haar terug in denzelfden spoorcoupé, waarin hij werd binn n- geduwd.

" h.... Karminah! ...

Hij was zóó blij haar te zien, dat e n limlach over zijn gezicht vergle d en hij greep év n haar hand, die hij direct weer slippen liet.

Karminah gichelde, boog haar hoofd wég in een punt van haar slendan , waarachter ze ook haar 00 en verbor .

Dan, hun gezichten weer eslot n en uitdrukking- loos, zaten zij naast elkaar op de houten bank. Keken alleen af n toe schuw op, als de bengalee che koeJi - b waker langs hen ging, inspeeteerend, of ni t é 'n van hen ntbrak of trachtte te ontsnapp n.

Bij de v rschillende stationn tj s kochten ze teos- waren. Roeki kocht oIr voor Karminah, die g en ld had. n zolang ze aten, letten ze niet op h t land- schap. M rkten niet, dat zij langs en paar tabaks- ondernemingen r den, en niet, hoe gan ch and rs dit land was dan het hunne.

Eerst toen aan b ide zijden het0 rbosch hen omslo t, keek Roeki op.

Uit het borrelende moeras groeide dit oerbosch op.

Levende en afstervende en doode reuzen-boomen, omstreng ld door haast faoati k w kerende klim- planten, die wél de b om n verstikt n, h t lev nuit hen zogen, maar de dood stamm n r chtop hi ld n in huo vasten gr p. Ze woekerd n óp en door lkaar langs d vale, verstorv n str nk n en de kale, kn sti takken: klommen naar de naakte kruinen, die als e- raamten daar stonden, hóóg boven den warmen, dra - sigen bodem. En uit die boomkruinen hingen ze omlaag, in elkaar grijpend, verstreng ld als nesten vol slangen. Een fantastisch doorééomenging van v r- stikt, v rmoord én van zied nd, koortsig-hartstocht - lijk lev n, dat nooit zóó driftig-begeerig weer ópschiet als in de wederopstanding: een ni uw leven, dat zich telkens weer even onmeedoogend herstelt als het onmeedoogend ter dood gebracht werd.

S ms, op h t uiterste puntje van zoo'n naakten tak, zat e n roofvo I, den spied nd n kop omlaag g bogen:

het b eld van d n peinzend-Io r nd n Dood in zijn hooge eenzaamheid boven dien woed oden, maar zwij nden kamp van I ven n st rv n.

En hooger nog dan de cynisch-speurende vogel, de welving van den oneindigen hem I, den ttopischen zonneh meI, waarnaar de sidderende hitte opsteeg uit d broeilng an het dampend moeras.

Roeki ke k naar dat all s. Ook de and ren k ken.

"Dat is de rimboe," z iden sommiaen an hen. Dan antwoordd n de anderen, zund r iets in hun gezicht t vertrekken:

"Ts. . .. ehI. . .. Dat is d rimboeI. ... "

Stil zat Roeki naast Karminah. Hij had zijn b nen onder zich g trokken, g kruist op de zitting n zijn oogen weer neergeslagen. Hij sprak ni t. Hij rookte niet. Hij at ook niet me r. en vre mde, doodsche 41

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

For Europe & South Africa: Small Stone Media BV,

Het stel heeft een persoonlijke lening afgesloten, maar door groei- ende zorgkosten blijft er geen geld over om deze af te lossen, zodat alleen de 12 procent rente kan

Hij vond het jammer dat zijn vrouw hem de laatste tijd niet meer in alles volgde. Eerst zaghlj hoog tegen zijn 'Molly' op, maar nu kwam hij erachter dat haar

‘Alles was klaar: de begrafenis geregeld en de afscheidsbrieven

«Er zijn nu eenmaal gevallen waarin je geen instemming meer kan vragen, omdat ze niet meer gegeven kán worden.».. Het aantal gevallen van levens- beëindiging zonder toestem- ming

Deze last onder dwangsom strekt ertoe dat Rodeler uiterlijk 28 maart 2018 om 17:00 uur de AFM de toegang verschaft tot de digitale systemen van Rodeler en medewerking verleent tot

Hierbij valt op dat mishandeling, vernieling en aantasting openbare orde de incidenten zijn waarin de meeste keren sprake is van

kijk dan eens wat beter, want mijn gezicht vertelt je dat je je niet moet moeien met mijn zaken, mnr.. Aangezien jij twee weken nodig hebt gehad om je illegale race en