• No results found

117Langzaam reed de kar, bonkend en schokkendin

In document Me SG (pagina 64-101)

haar assen. Langzaam. . .. stap vo r stap. De tra e, herkauw ode oss n hadd n geen haast. M en t e scheurde de aanmanende kre t van den karrevoerder d or d n stillen dag. Het as w r gaan r genen. H t lekte door h t bladerdak van d kar. oros kr unde Kromoredjo, als de weg slecht was en zijn boofd m t e n schok terugviel en weer t g n d n wand aan-bonsde. . .. Dan, merkte hij 0 k dit niet meer. Hij ging onderin de koorts, die als een ziedende kolk over hem dicht sloeg.

"Hs .... hs .... hs .... adoe ...• "

Amat st nd met nijdige oogen toe te kijken. Het kwam ni t in h m op m delijden te hebben. Hij ist all n, dat Krom r djo, die door den toewan in zijn macht was g st ld, iets aan die macht had tekort ge-daan, hem b lach lijk had g maakt ... En toen hij duize-lend ven bIc f staan m t gesl tnoogen, g lastte Amat onverbidd lijk: "Ajol lug een b tjel Loop do rI"

trompclend v nd Kromor djo den weg naar het kant or. Hij sle pte zich met m ite voort. Brandend he t vielen de r chte, gl eiende zonn stralen neer. Een stoomende hitte hing laag over d~n grond. Eindel os leek d w g, dien hij ging, telkens rustend. Aan d n hemel stap lden zich ni uwe wolken, dreigend, grauw van regen. En h t was, of met de groeiende hitte ook zijn bloed ste ds heet r werd. Het raasde door zijn lichaam, bijna be stend uit zijn hart. Zijn lippen werden er dr g n arm en branderig van. Zijn 00 en scluijnden. En toch had hij het koud, had bij het z'Ó

koud! Van zijn vingertoppen kt op die kou op naar zijn hart, als een sluipend dier, dat het k kende, gloeiende gif uit zijn bI ed wou drinken ....

De oss nkar stond nog voor het kantoor. Hij reikte het bri fje aan d n krani, die hem dan order gaf in de kar plaats t nemen. Er zaten daarin nog vi r and re zi ken. De karrevoerd rhielphem instappen. Berustend liet hij all s geschi d n, merkte nauwelijks, dat de andere zieken zich vroolijk maakten over zijn hulp-b h ev ndh id. Hij dacht aan niets meer. V rz tte zich 0 k niet me r. Dit was blijkbaar zijn noodlot...

Allah had dit misschi n zoo gewild. . .. En hij was toch maar en orang-kontrak .... hij moest wel naar het hospitaal, als hem dat b vol n werd. . .. Hij trok d sar ng h g m zich heen, st unde zijn hoofd tegen e n van de zijwanden.

116

dubbel oogje op hem. Hij had auw een grooten mond en zijn v oroud rs uit Mad ra ~add n zich ni t lang b dacht bij het tr kken van hun mes. I ts daarvan had r ërfd. Datlag verb rg n in d n donk r n blik van zijn gen, in de onwilli e plooi van zijn mond. Het sm uld diep in zijn hart: een vuur, dat niet mocht op-flakker n, maar toch niet dooven kon. H e vaak hadhijal rans IgehadIVan de toewans, van den hoofd-mandoer, van n nkcl n mandoer. De ond r-mandoers durfden h m ni t allen aan. Drie maanden van zijn contractjaar had hij in de evangenis dorgebracht. Hij was er niet b t r vandaan gekomenIEn in de g vangenis, waar bij kon luieren, kon r ken, waar hij beter eten kreeg dan op de estate, vond hij het prettiger dan in de pondok, onder den c uwigen dwang van te moeten levenvolg~ns

v orschriften. S ms weigerde hij te werken. oms liep bij w g, h toerbosch in. Bleef daar da n lang ver-scholen, tot de honger hem terug dre f. Hij deed dit o k, in de hoop weer naar de gevan enis t~ worden g stuurd. Dat hij al deze dagen extra moest nadien n, dat kon h m niet schelen. In Java wachtte hem een rger lot. aar de assistent had er genoeg van. Hij zond hem ni t meer naar de magistraat. 0 r werd overgeplaatst van afdecling n naar afde lin Dri, ond r mandoer Amat, óók een erabajaan. En Amat maakte korte metten m t hem, slo en ranselde h m b nt en blauw. DaO'en lang liep hij dan m t een dik gezwollen oog f met een paar bJoeddo doop n striem n op zijn gezicht. D ed, zóó gedwong n, zijn werk. Iaar tusschen de beide mannen smeuld(; de ve te gloei nd r n gl eiender.

" 0 r heeft weer gehad," zeiden vaak de anderen en grinnikten verstol n. Ze durfden ni topenlijk lachen, wisten, dat oer zijn haat en wraakgevoel t g n mandoer Amat op den e rste den beste zou ko len.

119

Vijf weken gingen voorbij. og altijd was Kromo-redjo ni t terug uit het hospitaal. In het jonggezellen-kamertje had 0 r zijn plaats ingenomen. u sliep die op Kromoredjo's tikar en klein, vettig kussentje. Ook het si arettenblikje m t de tabak en de elf centen had hij zich toegeëig nd.

"Dat is van Kromoredjo ...• " had Roeki even op-gemerkt.

Noer lachte hoonend.

"Laat het van hem zijn .... 1 Hij komt niet teru • de mandoer heeft gezegd. dat ik hier moet wonen. nu is het van mij."

Roeki wist hierop geen antw ord. Keek onder het slijpen van zijn tjankol tersluiks naar oer. Hij durfde niet goed tegen oer, die een oerabajaan was, e:n haven-koelie was geweest. oer was een echte krokodil:

p cherig, gemeen, onbeschaamd; opgegr?ei~ tusschen h t schuim. dat op de kade van oerabaJa hielp laden enloss n. Hij had ook deeenofandere"perkara" gehad.

was gevlucht naar D li voor de politie. Wat madoe-reesch bloed stroomde door zijn aderen. Dat óók, maakte hem lastig, onbuigzaam, opstandig ....

DJ'ahatl" zeiden de mandoers en hielden een

"

Djahat= lastig,op tandig.

JIS

111

als een zoete, vreemde vrede hing over het leege pondok-plein. over de roerlooze klappcrbo m n, ov r de duistere woningen d r ko li 's en hun d nkere. ver-zwegen weem ed.

aast Roeki kookte irio h t avondmaal voor Sentono en haar kleinen jon en. Païdi. Zij zat op haar hurken en roerde af en temet een zwarten ijzer n lepel in de wijd pan. Sissend en borr I nd w rd de co nte gaar in de ziedende klapper lie. en sch rpe eut dron in Roeki's neus. Hij dachtaannenneh. Hoe vaak had zij d ze groente voor hem emaakt? Hoe vaak had hij die uit zijn kommetj geslurpt, zittend in het kleine kamertje op de versleten mat met het walmend lampje en de zoemende muskieten om hem he n. En dan nenneh's stem. die gezegd had, elken avond weer:

"Ajo. kom toch slap n ....I"

Maanavond was het gewe st. toen hij zich voor het laatst naast haar had neera lcgd .... Wat zou zij nu doen .... ? Misschien was zij ook al dood, net als Kromor djo ....

Païdi was uit het kamertje naast het zijne gedribb ld.

Hij was heelemaal naakt. All en om zijn h Is droeg hij een snoer vuile kralen en aan het sn er b ng lde een smoezelig. vet geworden lapj • waarin een d cl van zijn navelstreng wa genaaid. Dat zou hem behoeden voor de hooze ge st n. Zijn hoofd was kaalgesch ren, all en één lange pluk hing over zijn voorhoofd in zijn oog n. Met zijn scheil kind rstem riep hij:

"Mà .... I fa .... , Ik heb honger '"

"Het is nog niet klaar'" snauwde Wirio. . .. "ajo.

ga wat spel nl"

Het kind ke k haar even aan. raapte toen een langen steel van een pisangblad op.

"Kom hier Païdi," fiep bern Sentono, "ik maak een paard voor je."

R ki was naar buiten gegaan. Hij hurkte neer op den drempel en rookte. Hij dacht aan Kromoredjo. Die was zeker do d. Een g voel van eenzaamheid sloop zijn hart binnen. Kromoredjo was toch zijn kameraad geweest. u had hij ui mand meer .... Hij dacht aan Sidin en Karimoen. Waar zoud n die zijn .... ? Zouden zij misschien tóch terug zijn in d n kampong? Weer de karbouwen hoeden op de vlakte .... ?

til rookte hij verder, roerloos daar neergehokt, met droomende oogen .... Zouhijnog ooit terug gaan... ? Als zijn contracttijd om was, hadden ze hem gezegd.

Over twee jaar en een maand. Twee jaar en een maand van de Blank n.. .. hoeveel volle manen was dat...? Dat was zóóveel, dat hij bet ni t uitr kenen kon en daardoor zag hij geen eind. Verloor zich zijn weemoedig gepieker in de eeuwigheid van een onoverzichtbaar tijdsverloop .

Wanneer ?

Telkens werd zijn ziel wakker en deed deze vraag.

Wanneer ....? Ja, wie kan dat weten .... ? og lang ....I Zoo was nu eenmaal zijn noodlot. Wat k n hij daar tegen doen .... ? Hij was de zwakkere, de domm reIDat was het antwoord, dat hij zichzelf gaf.

En hij sloofde verder, zwoegde door, deed het werk, dat h m opgedragen was, leefde het bestaan, zooals het hem opgedwongen werd, zonder te weten, zonder te begrijpen waaróm ....

Het was een lichte avond. Hoog en stil stond een zilveren maan aan d n kristal-helderen hemel. Dunne neve1sluiers bleven soms even haken aan de witte lichtende schijf, gled n dan verder in het blanke, door-zichtige blauw, dat zóó ijl was, zóó mysterievol, zóó onmaterieel, dat bet de eeuwigheid zelve leek. Een diepe rust lag op alle dingen van de aarde. Een rust. die met het maanl icht neervloeide van den hemelkoepe1 en die

I~O

gamelan bespeeld. Geheimzinnig weemoedi ,in stroef gehouden maat zongen de metalen gon stemmen.

Sentono en Païdi staarden beiden naar den maneschiin, die van de puntige klapperblären droop. Luisterden beiden naar de duistere, droppelende muziek. Beiden even ernstig en otm edig. ent no met een onbe-grepen gevoel van tr ost om dat weeke kinderlijfje in zijn armen. Païdi, het paard slap neerhangend in zijn vuistje, verzonken in een vagen vrede, mdat zijn bloote buik tegen de bloote borst van zijn vader zoo heerlijk warm werd..

Ook oer was naar buiten gekomen. Somber en zwijgend rookte hij.

Ov rh t lichte plein ing dan een g stalte, een vrouw.

Ze kwam langs Roeki n o r : aïma.... r bew g iets aan den uitersten rand van het terrein. op zij van de bamb eheg om den put.

oer hief zijn ho fd, tuurde .... De spanning in zijn figuur was als die in een loerenden pant r. Toen Saïma vlak langs hem gin , sprong hij ineens op. Ze gilde van schrik, sloeg haar handen voor haar borst samen:

"Lah-ilah- Hah I!"

"Waar ga je heen?" Drei end was ocr's stem. Ze g oide het h ofd in den nek. Lachte luid en hoonend.

"Ik a naar de kon si .... I Wat wil je van me ....

je bent t ch mijn man niet?"

Dan liep ze v rder. Uit de schaduw van de bamboe-heg werd een ander schaduw los.

"Chinees .... " lispte Roeki.

oer's hoofd stond, strak luisterend, vooruit ge-stoken. Ook entono luisterd . De

t

lIe haat tegen den man van het àndere ras di hunVI uwen wegtr ggelde.

bond hen samen. Hij gaf Païdi aan de moed r, nam zijn parang op. Geruischloos, als een kat, was Noer naar 12.3

"G ed, pal" Het kind noemde hem vader, wist niets me r van zijn eigen vader, die misschien vergeefs naar h mhad uitgezien .... ergens op Java .... Zijn moeder was aan entono tot vrouw gegeven. . . . u hoorden zij alle dd bij elkaar ....

Païdi kwam naast entono staan, die uit zijn kamertje, ond r zijn tikar vandaan zijn parang had enom n. u sne d hij een stuk uit den steel en boog dat neer.

"Z ek een lidih I"

Païdi keek rond, kroop over den stoffi en, smeri en grond kwam dan uiomfantelijk met de nerf uit een klapperblad aandragen. Daarvan sneed enton een stukje af, stak dat door het omgebo en stuk steel en maakte het vast met een paar vezels.

"Dat is de kop," leerde entono.

rnstig bleef het kind toezien, herhaalde wijs en stil:

"Dat is de kop."

Scntono neuriede, terwijl hij bezig was: een zich telkens herhalend moti f in mineur, donker als de stilte, vredig als het maanlicht. Er was n g een reep blad aan den steel. Hij sneed dat in rafels. Dat was de staart.

" u is het een paard, zie je?" Sentono hield den steel aan den kleinen jongen voor. Païdi nam het st k-paard voorzichtig over, hield het trotsch voor zich uit, voor zijn dikken, naakten rijstbuik, waarop de huid spande als op een trommel.

"Koeda .... " zei Païdi. Zijn zwarte oogen schit-terden warm onder den haarpluk.

Sentono nam het kind op en wreef even zijn neus tegen Païdi's wang. Er was een oneindige teederheid in dit voorzichtig gebaar. Dan bleef hij zoo staan, ge-leund tegen den deurpost, het kind in zijn armen, neu-rieënd weer hetzelfde lied. In de speelloods werd de

Kocda=paard.

122.

dronken van moordlust, van haat. Al de bedwon en rancune) heel het versm orde verzet brak los in en rauwen vloed van vernielzucht. E n vlo d, die0 k d n ander meesleurde. en wild r es van macht) van op-ééns geweten sterker-zijn, benevelde entono's d nk n, maakte uit dezen primiti f-g eden mensch in 'én sec nd een dierlijken barbaar. Maarnó~weit ld n zijn handen. Zijn 0 gen z chten in d n kring omstand rs.

" jo .... I B enoehl We s niet bang .... 1 la hem doodi"

Opgewonden schreeuwd n zij h t hem toe. Ook No r hoorde het) lachte er om, z i dan heeseh:

"Ja, ajo .... 1 Waarvoor ben j bang?"

Toen hief Sentono zijn vrees lijk wap n, hakte in p de kermende, kr unende g stalte. n wildc kreet gierde ver het plein. Een bI edstraal gulpte uit het stuiptrekkende lichaam. u verdrongen zich k de anderen m den Chinees. Huilend en lachend sI g n zij, hakten met hun tjankols, hun parangs, maakten hem af als een omsingeld wild be st.

Bloed I Blo d I Overal stroomde het. Het sp t op uit het rillende, sidderende lijf. H t vI eid uit de brcede afschuw lijke wonden. De aarde dr nk h t, slorpte het op, bI ef daar d rw kt en dampend.

Al lang was de Chinees verstild, maar nóg hakten zij, onverzadigbaar, gillend en schreeuwend) b vang n in een p rv rsh id van machtswellust. D d n wild n zij. . .. met hun allen dien en .... iet h ' m, maar di\;n eenc) die h rde t t dat andere ras, dat and rs was, sterker was, rijker was) dan zij. i t alléén d den wilden ze, maar verminken, v rnietigen: dat g Ie lichaam in hun bruine handen. . .. n ze gro v n hun hand n in h t lillend vle sch, d n naam van Allah aan-roep nd, hun God stellend boven dien van hun slacht-offer. BI ed kleefde p hun gezicht n) op hun naakte

125 binnen eslopen, kwam met de eerste, de beste tjankol,

Rocki's tjankol weer buiten.

Saïma was nu voorbij den put, aan den rand van het pond kterrein. D schaduw volgde haar. g ev n wachtten No r en Roeki, toen z nder een teeken of

en woord van afspraak liep n z naar d twee schim-m n. ntono, op een pas afstand, v 19de ....

Brutaal schre uwde Saïma: "Wat will n jullie? Dit is niet jullie zaak I"

Ze antwoordden niet, maar een seconde later klonken dofli slagen en het gillen van den Chinees, in gebroken Maleiseh:

"Ampon, la .... ! Tol n ,la .... 11 Ampon, la... 11"

Het volk stroomde toe, als mieren, uit alle kamenj s.

"Krojok I Krojok 1 Babi tjina 11"

Joelend huild n hun stemm n. Heel de stille maan-nacht werd opeens vol van schrikwekkende, ruwe, beestachti e geluiden. In één s conde werd uit de droom rige, d vote stemming een woeste bloeddorst geboren. Ze zwaaiden m t parao s en tjank Is en stukken hout. Ze gilden en tierden en lacht n als waan-zinni en. Het gek rm van den Chinees ging verloren in d zen orkaan van st mrn n.

"Ajo! Krojok ! I Tjintjang .... I We zullen je lééren onze vrouw n weglokken I"

Een wilde krankzinniltheid golfde in hen op. Een uitzinnige vreugde bij het zien, ho 0 r met den tjank Istee1 op den Chinees losraoselde.

"Ajo I Po koel! Hant m! Babi Tjina 11"

Kronkelend als en slang lag de Chinees op den grond met b ide handen zijn hoofd bescherm nd. Over hem heen ebogen stond n Noer en Sentono. In blinde razernij sloeg oer) zond r te weten waar hij slo g)

Krojok

=

maak bern afl Babi tjina = Cbincescb varken. tjintjang

=

fijn hakken, hiet: lynchen.

U4

mando r nog .... Een Chinees tjintjangen .... dat doet toch niet één man, alleen. eet d mandoer dat n g

o ;>"

nl t •....

Achter oer's insolenten glimlach, was het onder-drukt grinnik der anderen. D or Amat's warm bI d gleed en armer gevoel. Hij wist zich belachelijk g -maakt vóór alle ander n. . .. de gro tste schande die iemand overkomen kan. en lan e, hartstochtelijke'blik van haat viel op oer.

"Poelangi" zei hij kort.

o til gingen ze uit elkaar. Achter hen aan, Amat. Hij WIst, dat de politi niets zou uitvinden van deze zaak.

Het zou blijven, zooals oer gezegd had: met hun allen hadden zij n Chinees gelyncht. Je kon niet álle koelies van een afdeeling in de evangenis stoppen. . .. ~ ie zou dan het werk moeten doen .... ? En de Blanken v nden het ook niet z 0 erg als er e n Chinees minder

"\ as. All en .... als er een bewijs was, getuigen waren ...

tegen één, teg n twee ....

In ens keerd hij zich om. Lichte voetstappen kwamen acht r hem.

,,~'ie is daar?"

"Ik, mand r.... Saïma .... "

,,~ at wil je?"

"Ro ki he ft den Chinees v rmoord, mandor. Ik heb he gezien. Ik gin~met den Chinees naar de kongsi en toen kwam Roekl met oer en Sentono. Die hebb n ook gesla en, maar Roeki heeft hem gedood. Ik hcb h t z If gezien en ik wil 0 k getuigen voor den contro-leur. Ik doe er een eed op."

. raak brandde in haar oog n. Ze was het nog altijd met ver eten, dat Roeki haar eens bedrogen had. Ze was nog altijd hati panas tegen hem.

De mando r keek op haar neer.

"Ga naar huis," zei hij streng .... "Je liegt. Je kletst

12.7

bovenlijven, tusschen de teenen van hun bloote voeten ....

Op een kleinen afstand stonden de vrouwen en de kinder n tezamen geschoold, keken naar die tollende, tierende massa.

Toen, plots ling bekoelden ze.... plotseling ver-stomden ze; wisten hun lang gekw ekte haat en wraak b vredigd. Z werden stil, werden bedaard, bedacht-zaam .... Al het rauwe, onbarmharti e, gruwzame was teruggegleden, diep onder de onb weg lijke rust, die zich herstelde op hun gezicht n. Zóó wilden ze weer naar hun kamertjes. faar de stem van Amat riep hen bij elkaar.

Zwijgend bleven ze staan rondom het lichaam, dat daar in het blanke maanlicht la~ als een roode brij.

,,~ ie heeft dat gedaan?" Dreig nd vro g Amat het.

Een dreiging, die alleen maar in schijn een vertoon van strengheid was.Inde schaduw van de raz nde menigt had hij toch dezen moord aangezien en zijn bI ed had éven vreu dig gestroomd om d z verni tigingI n Chinees I Alle n maar een hine s! Kwam h m to I

at deed hij hier, koelievrouwen verleiden .... ? faar v r den schijn moest hij bestraffi nd optred n.

Hij was de mandoer. En óók .... hij mest zichz If uit deze zaak houden, zorgen, dat geen schijn van medeplichtigheid op hem viel ....

,,~ ie h cft dat gedaan .... ? ie heeft den Chinees vermoord?"

Ze bleven zwijgen. ommigen veegden met hun vingers het bloed van hun parang, oogden steelsch naar Sentono.

"Ajo .... I ie heeft het g daan?"

Luid en gewichtig was Amat's stem.

Dan zei opeens oer cynisch:

Dan zei opeens oer cynisch:

In document Me SG (pagina 64-101)