• No results found

Samenvatting Economie Mobiliteit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Samenvatting Economie Mobiliteit"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Samenvatting Economie Mobiliteit

Samenvatting door een scholier 6e klas vwo

2553 woorden 3 jaar geleden

6,2

3 keer beoordeeld

Vak Economie

Methode LWEO

Hoofdstuk 1

Schaarste: De spanning tussen oneindige behoefte en beperkte middelen. Om schaarste te verminderen produceren mensen goederen en diensten.

Absolute schaarste: Er is een tekort aan een goed.

Schaars goed: Goed waarvoor middelen opgeofferd moeten worden om het te maken. Als producten niet schaars zijn er dus geen offers nodig zijn, is het een vrij goed.

De middelen waarover mensen beschikken, kunnen op verschillende manieren worden ingezet--> Middelen zijn alternatief aanwendbaar.

Arbeidsverdeling: Mensen specialiseren zich door zich toe te leggen op één activiteit-->Efficiënt.

Essentieel voor een vrijwillige ruil of een vrijwillige transactie is dat beide partijen er beter van worden. Bij een ruil is er een win-winsituatie.

De ruil van goederen tegen goederen noemen we directie ruil of ruil in natura.

Directie ruil van producten eist veel inspanning.

Alle kosten die gemaakt worden om een ruil tot stand te brengen en af te wikkelen noemen we transactiekosten.

Directie ruil gaat gepaard met hoge transactiekosten. Door de hoge transactiekosten is directie ruil grotendeels verdrongen door indirecte ruil: Men gebruikt een algemeen begeerd goed als ruilmiddel.

Ruil vindt plaats op een markt. Op de markt wordt de prijs bepaald door vraag en aanbod, waarbij geld als

rekenmiddel dient. Bij de feitelijke transactie wordt geld als ruilmiddel gebruikt. Naast ruilmiddel en rekenmiddel kan geld ook een spaarmiddel zijn.

De activiteiten van de overheid en de non-profitsector rekenen we tot de niet-marktsector omdat voor de

overheidsdiensten geen marktprijs wordt berekend of omdat de prijs niet bepaald word door vraag en aanbod. De activiteiten van deze instellingen worden geregistreerd en zijn dus onderdeel van de formele economie. Een deel van de activiteiten van de niet-marktsector word niet-geregistreerd--> Grijze circuit. Het grijze circuit hoort tot de informele economie.

(2)

De (niet-betaalde) activiteiten van het grijze circuit zijn te verdelen in:

Huishoudelijke arbeid Vrijwilligerswerk Doe-het-zelfarbeid Directe ruil

Alle activiteiten van de formele en informele economie kunnen bijdragen aan de welvaart.

Hoofdstuk 2

Welvaartseconomen gaan ervan uit dat de welvaart kan toenemen door een ruiltransactie.

Betalingsbereidheid: Het maximale bedrag dat een persoon wil betalen voor een product.

Criterium van Pareto: De totale welvaart is efficiënt/Pareto-optimaal als de welvaart van één persoon niet kan toenemen zonder dat de welvaart van iemand anders afneemt. Het Pareto-criterium doet geen uitspraak over de wenselijkheid of rechtvaardigheid van een verdeling.

De welvaartstheorie kijkt uitsluitend naar ruiltransacties in de formele economie. Activiteiten in de informele economie worden niet meegeteld.

Het individuele consumentensurplus: Het verschil tussen het bedrag dat een koper maximaal bereid is te betalen en de prijs die hij in werkelijkheid betaalt.

Het individuele producentensurplus: Het verschil tussen de ontvangen prijs en de minimale prijs waartegen je het product wil aanbieden.

De leveringsbereidheid is de laagste prijs waarvoor een aanbieder zijn product wil verkopen.

Prijsdaling leidt tot een toename van het totale consumentensurplus:

Het surplus neemt toe bij de bestaande klanten

Nieuwe klanten (prijs is gedaald tot onder hun betalingsbereidheid) ontvangen een surplus Het totale consumentensurplus is het surplus van alle consumenten samen.

Het producentensurplus is niet hetzelfde als winst-->Komt doordat er constante kosten zijn.

De aanbodlijn geeft de leveringsbereidheid van de producent weer. Of de producent het product aanbiedt, hangt af van de MK. Als de prijs lager is dan de MK, zal de producent niet aanbieden. Als de prijs boven de MK ligt, biedt hij wel aan. De marginale-kostenlijn geeft dus aan hoeveel een producten aanbiedt bij een bepaalde prijs.

Met behulp van de horizontale prijslijn die de evenwichtsprijs weergeeft, kunnen we zien hoe het totale surplus wordt verdeeld.

Welvaartseconomen stellen dat de welvaart van een consument toeneemt naarmate de prijs die hij betaalt verder beneden zijn betalingsbereidheid ligt. Het verschil is de toename van de welvaart voor de consument. Hetzelfde geldt voor een producent.

Het totale surplus is de som van het CS en het PS. Volgens welvaartseconomen is op een markt van volledige mededinging het totale surplus en dus de totale welvaart maximaal bij het marktevenwicht

Pareto efficiënt evenwicht: een evenwicht waarbij de totale welvaart maximaal is.

Hoofdstuk 3

Prijsregulering verstoort de vrije marktwerking en kan volgens de welvaartseconomen leiden tot verlies aan welvaart.

Door een maximumprijs wordt de vraag groter dan het aanbod-->Vraagoverschot. Met het instellen van een maximumprijs beschermt de overheid de consument. Een bijwerking van dit beleid is een verlies van welvaart. De overheid dient de bescherming van de consument af te wegen tegen het welvaartsverlies.

De minimumprijs is de prijs waaronder het product niet mag worden verkocht. De minimumprijs is hoger dan de marktprijs. Als producenten bij de minimumprijs niet hun gehele aanbod kunnen verkopen, zal de overheid het aanbodoverschot opkopen tegen de minimumprijs. De minimumprijs wordt ook wel garantieprijs of interventieprijs genoemd, omdat de overheid die prijs garandeert en ingrijpt of intervenieert in de markt. Het opkopen van

overschotten kost veel geld--> Productiequota: Een maximale hoeveelheid die van een product geproduceerd mag worden.

(3)

Subsidies kunnen worden gezien als negatieve belastingen.

Directe subsidie: Ze worden rechtstreeks door personen of bedrijven aan de overheid betaald of rechtstreeks door de overheid verstrekt.

Indirecte subsidie: Koop- en verkooptransactie. Bij een indirecte belasting ontvangt de verkoper de belasting van de koper en draagt die af aan de overheid.

Accijns is bedoeld om de consumptie van sommige goederen te ontmoedigen.

Het systeem van belastingen en subsidies dient meerdere doelen:

De overheid heeft geld nodig om haar uitgaven te kunnen bekostigen

De overheid gebruikt het systeem om de verdeling van inkomens gelijker te maken

De overheid wil de consumptie van bepaalde goederen en diensten stimuleren of juist afremmen.

Indirecte belastingen worden door de verkoper doorberekend in de prijs--> Prijsverhogende werking. Omdat de aanbieders van elk product dat ze verkopen een bedrag moeten afstaan aan de overheid, zullen ze bij een bepaalde prijs minder aanbieden dan voor de heffing.

De overheid zal de opbrengst van de accijns uitgeven en door deze extra overheidsuitgaven zullen bepaalde mensen welvarender worden

Het doorberekenen van een heffing aan de consument heet afwentelen. De mate van afwenteling is afhankelijk van de prijselasticiteit van de vraag.

De overheid kan de opbrengsten van de diverse heffingen gebruiken om negatieve aspecten van productie en consumptie te verminderen.

Het welvaartsverlies als gevolg van een heffing is ook afhankelijk van de prijselasticiteit van de vraag en van het aanbod.

De welvaartseconomie wijst erop dat belastingheffing welvaartsverlies veroorzaakt doordat markten worden verstoord. Welvaartseconomen zoeken naar een systeem van optimale belastingheffing, een systeem van

heffingen waarbij de welvaartsverliezen zo beperkt mogelijk blijven. De belastingheffing is optimaal als die leidt tot zo min mogelijk verstoringen, de overheid voldoende ontvangsten heeft, de inkomens worden herverdeeld en ook andere politieke doelen worden bereikt.

Bij een subsidie neemt de overheid een deel van de productiekosten voor haar rekening. De producenten kunnen dan meer aanbieden en de vragers hoeven minder te betalen, waardoor de gevraagde hoeveelheid toeneemt.

Hoofdstuk 4

Bedrijven hebben marktmacht als ze in staat zijn om prijzen te beïnvloeden. Er is sprake van marktfalen.

Als je GO-formule wil, dan moet je q in de formule zetten.

De verandering van volledige mededinging naar monopolie heeft twee effecten op het surplus:

Een verschuiving van een deel van het surplus van de consument naar de producent. Doordat de monopolist de prijs kan bepalen, weet hij een groter deel van het totale surplus naar zich toe te trekken.

Door de prijsverhoging neemt het aantal vragers af. Hierdoor neemt het aantal ruiltransacties af en ontstaat er een verlies aan welvaart.

Het verschijnsel waarbij een aanbieder verschillende prijzen vraagt voor een identiek product noemen we

prijsdiscriminatie. Prijsdiscriminatie kan alleen succesvol zijn als het product van de ene deelmarkt niet kan worden doorverkocht op de andere deelmarkt.

Bij perfecte prijsdiscriminatie betaalt elke consument een prijs die gelijk is aan zijn betalingsbereidheid. Voor de monopolist is het moeilijk om achter de betalingsbereidheid van de klanten te komen. De consument heeft geen belang bij het verstrekken van informatie over zijn betalingsbereidheid.

Bij volledige mededinging is de som van het consumentensurplus en het producentensurplus maximaal. Ook de overheid ziet de voordelen van volledige mededinging en heeft wettelijke regels opgesteld om concurrentie te waarborgen. Afspraken tussen bedrijven met het doel de onderlinge concurrentie te verminderen zijn verboden.

Dergelijke afspraken tussen bedrijven noemen we een kartel. Ook het opwerpen van belemmeringen, bedoeld om toetreders tot de markt te ontmoedigen, is verboden. Er gelden ook regels voor fusies en overnames. Een fusie is een vrijwillig samengaan van twee min of meer even grote ondernemingen. Bij een overname verwerft een grote onderneming de zeggenschap over een kleinere onderneming. Wie samengaat met een concurrent, heeft een concurrent minder. Fusies en overnames zijn alleen toegestaan als er voldoende concurrentie overblijft.

Volledig mededinging heeft ook slechte kanten:

(4)

De homogeniteit van producten --> Bij volledige mededinging zijn de producten in de ogen van de consument identiek. Daarom zullen aanbieders van een product proberen hun product iets eigens mee te geven, waardoor het iets afwijkt van dat van de concurrentie. Monopolistische concurrentie is een marktvorm waarbij iets te kiezen valt en waarbij tegelijkertijd veel concurrentie bestaat. Consumenten geven daarom de voorkeur aan monopolistische concurrentie boven volledige mededinging. De beperkte marktmacht van de producent wordt daarbij voor lief genomen.

Het gebrek aan innovaties. Innoveren is op langere termijn belangrijk want het zorgt voor betere producten en productieprocessen en leidt ertoe dat bedrijven ook in de toekomst concurrerend blijven. Bij volledige mededinging leiden de extra inspanningen en kosten bij innoveren niet vanzelf tot winst. Het is onwaarschijnlijk dat een

producent gaat innoveren als hij niet zeker is dat hij winst gaat maken. De overheid stimuleert innovaties. Het vooruitzicht op monopoliewinsten prikkelt ondernemingen tot innovaties. Omdat de overheid deze monopoliepositie in het leven roept en beschermt, spreken we van een wettelijk monopolie. Er vindt hierbij een uitruil plaats. Enerzijds beperken octrooien de concurrentie wat leidt tot welvaartsverlies omdat de prijs van het product hoger is dan in een situatie met volkomen concurrentie. Anderzijds worden bedrijven door octrooien gestimuleerd om te innoveren.

Asymmetrische informatie: De ene partij heeft meer informatie over het product dan de andere partij.

Asymmetrische informatie kan leiden tot averechtse selectie. Bij averechtse selectie kan het zijn dat de mensen die weinig risico lopen, zich niet gaan verzekeren. Hierdoor blijven alleen de slechte risico's over. Hierdoor stijgen de premies, waardoor het voor nog meer mensen voordeliger wordt de verzekering op te zeggen. Bij de verzekeraar blijven uiteindelijk alleen de slechte risico's over.

Hoofdstuk 5

Bij onvolledige mededinging en asymmetrische informatie wordt het optimum van Pareto niet bereikt en faalt de markt.

Individuele goederen: Goederen die via een markt worden verhandeld. Consumenten die de prijs van een individueel goed niet willen betalen, worden uitgesloten van levering.

Een product is rivaliserend als het niet tegelijkertijd door een ander geconsumeerd kan worden.

Verschillen tussen collectieve goederen en individuele goederen:

Bij collectieve goederen is het onmogelijk vragers uit te sluiten van het gebruik van het goed. Ze kunnen dus niet via de markt verhandeld worden en dus faalt de markt. Bij individuele goederen is uitsluiting wel mogelijk.

Bij collectieve goederen rivaliseert de vraag van de een niet met de vraag van anderen.

Voor een producent betekent het ontbreken van rivaliteit dat de MK van een extra gebruiker gelijk zijn aan 0.

Collectieve goederen voorzien in een behoefte, maar worden niet via de markt geleverd. De vragers hebben als ze hun eigen belang nastreven te maken met een gevangenendilemma. Het is financieel aantrekkelijk om niet bij te dragen aan de totstandkoming van het collectieve goed. Toch hebben ze er belang bij dat het goed er komt. Het dilemma kan worden opgelost als de vragers samenwerken door een bindend contract aan te gaan. Om tot samenwerking te kunnen komen, is meestal dwang van de overheid nodig. De overheid kan de burgers verplichten een bijdrage te leveren in de vorm van belastingen. Wie weigert te betalen, staat een sanctie te wachten. De sanctie moet meeliften ontmoedigen. Ook normen en waarden kunnen leiden tot een coöperatieve opstelling van burgers.

Vragers en aanbieders houden in hun onderhandelingen over de prijs geen rekening met externe effecten.

Marktprijzen zijn gebaseerd op de private kosten en baten. Als er zich externe effecten voordoen, is de

marktuitkomst niet Pareto-efficiënt. Omdat de vrije markt niet in staat is externe kosten en baten op te nemen in de prijs, faalt de markt. Om wel Pareto-efficiëntie te bereiken, moeten we weten wat de maatschappelijke prijs is.

De maatschappelijke prijs is gebaseerd op de maatschappelijke kosten en maatschappelijke baten. De

maatschappelijke kosten bestaan uit de optelling van de private kosten en de externe kosten. De maatschappelijke baten bestaan uit de private baten plus de externe baten.

Het opnemen van externe effecten in de prijs noemen we het internaliseren van externe effecten. Als externe effecten volledig zijn geïnternaliseerd, faalt de markt niet langer en is er een Pareto-efficiënte situatie. Er zijn 4 mogelijkheden:

Externe effecten samen oplossen: Belanghebbenden kunnen ook zelf tot een oplossing komen, ipv door overheidsingrijpen.

Coase--> De eerste econoom die tot het inzicht kwam dat het probleem van de externe effecten kan worden opgelost door private transacties. Externe effecten zijn het gevolg van een ontbrekende markt. Als deze markt alsnog ontstaat, kan het marktmechanisme tot een efficiënte oplossing leiden. De transactiekosten moeten dan niet te hoog zijn. Bovendien moeten de eigendomsrechten helder zijn.

Het risico dat een partij zich niet gebonden voelt aan een contract staat bekend als het bindingsprobleem. Bij een mondelinge afspraak is het bindingsprobleem groter dan bij een schriftelijk contract.

(5)

Handel in vervuilingsrechten: Naarmate het aantal personen dat wordt getroffen door een negatief extern effect toeneemt, wordt het ingewikkelder om via de markt een oplossing te vinden. De overheid zal de markt moeten organiseren.

Heffingen: Als de heffingen juist zijn vastgesteld, ontstaat een prijs waarin de externe kosten volledig zijn geïnternaliseerd.

Verbieden of beperken: De welvaartstheorie vindt dat ruiltransacties de welvaart vergroten en een verbod vermindert het aantal transacties. Een variant op verbieden is beperken.

Het verband tussen snelheid en stroom--> Speed-flowrelatie.

Hoofdstuk 6

Nationalisatie: Particuliere bedrijven worden eigendom van de staat.

Bij nationalisatie gaat het om natuurlijke monopolies met hoge verzonken kosten. Door nationalisatie kunnen de prijzen in deze sectoren dalen. De overheid hoef immers geen winst te maken.

Privatisering is het afstoten van overheidstaken naar het particuliere bedrijfsleven. Bij privatisering gaat het eigendom van het bedrijf over van de overheid naar de private sector.

Liberaliseren betekent dat barrières worden weggehaald zodat concurrentie mogelijk wordt.

Adam Smith is een voorstander van marktwerking. Hij zegt dat er een onzichtbare hand is die zorgt dat de vraag en aanbod op de markt zonder sturing tot evenwicht komen.

Welvaartseconomen zijn van mening dat marktwerking tot de meeste welvaart leidt. Alleen in de omstandigheden waarin de markten falen ontstaat er een rol voor de overheid. De overheid moet obstakels voor marktwerking wegnemen en goederen die niet via de markt worden geleverd zelf produceren.

Staatsbedrijven hebben geen winstoogmerk-->Geen prikkel tot efficiënte en innovatie.

Bij privatisering doet de overheid ten slotte ook afstand van het eigendom en moet het bedrijf zich op de markt te zien redden.

Marktwerking betekent dat er concurrentie is om de gunst van de vrager. Het bevorderen van marktwerking gebeurt op verschillende manieren:

Privatisering: Gebeurt in verschillende fasen--> Het bedrijf wordt verzelfstandigd en steeds meer op afstand gezet van het ministerie. De markt wordt geliberaliseerd zodat er nieuwe toetreders komen en er concurrentie ontstaat.

Daarna vindt de eigenlijke privatisering plaats door de eigendomsoverdracht. De overheid dient te voorkomen dat een van de aanbieders een te dominante positie inneemt. Er blijft mededingingstoezicht nodig.

Het vrijgeven van informatie zodat consumenten zich een oordeel kunnen vormen

Principaal-agent model: De ene actor, de principaal, stelt de taken vast en de andere actor, agent genoemd, voert deze taken uit. De agent ontvangt een beloning, maar kan bij een slechte uitvoering ook worden gestraft. 3

kenmerken:

Er zijn belangentegenstellingen tussen de principaal en de agent De informatie is asymmetrisch

Er zijn transactiekosten. Deze moeten worden gemaakt om te bereiken dat de agent zijn taak goed uitvoert. De principaal wil deze kosten zo laag mogelijk houden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Die bespreking leidde tot een aantal vragen, met name rond de financiële kaders van het investeringsprogramma Samen Investeren in Brabant(Stad) en de criteria die gehanteerd

Indien bij het ontwerp van de diensten geen rekening wordt gehouden met de gebruiker, is de kans groot dat burgers geen gebruik zullen maken van elektronische overheidsdiensten,

Op dat punt is de winstgevendheid weer gereduceerd tot 0; op de markt maken firma’s alleen “normale winsten” die hun gemiddelde totale (variabele en vaste) kosten dekken. Wanneer

De vraag naar een goed is afhankelijk van de prijs van het goed zelf (P); de prijzen van alle andere goederen (P overig); het inkomen van de consument(Y); de behoeften van

1) Overigens moet hierbij worden bedacht dat er een samenhang bestaat tussen de vier onderscheiden doelen. De verandering van de emissie van PM10, de verandering van de

Onderstaande grafiek toont de evolutie van het aantal Gentse werkzoekenden zonder werk met een bepaalde jobaspiratie, van januari 2020 tot december 2021.. Merk op dat

 De vraaglijn geeft bij iedere prijs aan hoeveel stuks de consumenten bij die prijs willen kopen en zal de gevraagde hoeveelheid stijgen.. o De vraaglijn is een