• No results found

VRIJHEID VAN DE VERTALER OF AFSTEMMEN OP DE AUTEUR?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "VRIJHEID VAN DE VERTALER OF AFSTEMMEN OP DE AUTEUR?"

Copied!
169
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

VRIJHEID VAN DE VERTALER OF AFSTEMMEN OP DE AUTEUR?

Een onderzoek naar de vertaling van rede- en gedachteweergave van het Frans naar het Nederlands en andersom.

JORIEKE LINDNER

S2119862

j.lindner@student.rug.nl

MASTERSCRIPTIE COMMUNICATIEKUNDE

Communicatie- en informatiewetenschappen Faculteit der Letteren

Rijksuniversiteit Groningen 19 juni 2017

BEGELEIDERS

Eerste begeleider: dr. N. M. Stukker

Tweede beoordelaar: dr. M. Huiskes

(2)

VOORWOORD

U staat op het punt om mijn scriptie te lezen, toch wel het kroonpunt op een universitaire studie en de afsluiting van mijn master Communicatie- en Informatiewetenschappen.

Voordat ik aan deze master begon, heb ik Frans (Romaanse Talen en Culturen) gestudeerd aan de RUG. Omdat de vervolgmaster die ik graag wilde doen wegbezuigingd werd, moest ik nadenken over een ander pad om mijn studie voort te zetten. Zo ben ik na een éénjarige pre-master begonnen aan de master Communicatie- en Informatiewetenschappen met als traject Communicatiekunde. Maar mijn liefde voor de Franse taal bleef, en ik ambieerde dan ook de kennis uit mijn bachelor te combineren met wat ik bij CIW geleerd heb in mijn masterscriptie.

Gelukkig was dit mogelijk: er bleek een docente te zijn die het Frans machtig is en het zag zitten een scriptie te begeleiden die geïnspireerd is op deze taal. Deze docente, die gespecialiseerd is in de taalwetenschap, het gebied dat mij als linguist het meest aanspreekt, is Ninke Stukker. Samen hebben we gezocht naar mogelijke onderzoeksterreinen voor mijn scriptie die voldeden aan mijn stricte eisen-lijstje: het moest uiteraard met het Frans te maken hebben, bij voorkeur met het talige aspect ervan, het mocht niet met statistiek te maken hebben en het moest het liefst van enig maatschappelijk belang zijn. Zo zijn wij bij het onderwerp van vertaling van rede- en gedachteweergave uitgekomen, een onderzoeksterrein waar in de afgelopen jaren een toegenomen interesse in waar te nemen is.

Het onderzoek is vlot verlopen. Dit heeft mijzelf verbaasd, omdat ik tegelijkertijd ook bezig was met een onderzoekstage aan de RUG en daar veel tijd mee kwijt was. Dat onderzoek ging over de effecten van feedback, en het is daardoor dat ik gegronde redenen heb om te zeggen dat ik ontzettend goede feedback heb ontvangen van Ninke Stukker. De feedback was veelal positief, opbouwend geformuleerd als iets minder goed ging, maar was bovenal motiverend om door te gaan. Ik heb erg veel aan deze feedback gehad, en wil haar daarom bij dezen bedanken voor alle tijd die zij in het begeleiden van mijn scriptie heeft gestoken, ookal moest ze daarvoor eens het eten met haar gezin missen.

Ook wil ik mijn vriend bedanken die stukken voor mij heeft doorgelezen, maar die het vooral aan heeft gekund naar mij te luisteren wanneer ik weer eens sprak over een talig fenomeen waar ik door mijn onderzoek meer over te weten was gekomen.

Dan rest mij niets dan u veel leesplezier te wensen.

Jorieke Lindner

Groningen, 19 juni 2017

(3)

INHOUD

VOORWOORD...2

1. INLEIDING...6

2. THEORETISCH KADER...9

2.1 Taaltypologie...9

2.1.1 De taalfamilies van het Nederlands en het Frans...9

2.1.2 Verschillen tussen het Nederlands en het Frans...9

2.2 Rede- en gedachteweergave...10

2.3 Rede- en gedachteweergave volgens Mick Short (1996)...11

2.3.1 NRS...12

2.3.2 NRSA...12

2.3.3 Direct Speech...12

2.3.4 Embedded Quote Phenomena...13

2.3.5 Free Direct Speech...14

2.3.6 Indirect Speech...14

2.3.7 Free Indirect Speech...15

2.3.8 Thought Presentation...15

2.3.8.1 Direct Thought...16

2.3.8.2 Free Indirect Thought...17

2.4 Redeweergave in het Frans en in het Nederlands...17

2.4.1 Directe Rede / Discours Direct...18

2.4.2 Directe Gedachte / Pensée Directe...19

2.4.3 Vrije Directe Rede / Discours Direct Libre...20

2.4.4 Vrije Directe Gedachte / Pensée Directe Libre...21

2.4.5 Quote in de lopende zin...21

2.4.6 Indirecte Rede / Discours Indirect...21

2.4.8 Vrije Indirecte Rede / Discours Indirect Libre...23

2.4.9 Vrije Indirecte Gedachte / Pensée Indirecte Libre...24

2.4.10 NRSA / Discours Narrativisé...25

2.4.11 NRTA...26

2.4.12 Samenvatting...27

3. METHODEBESCHRIJVING...28

3.1 Materiaalselectie...28

3.2 Analytische procedure...28

3.3 Aangehouden definities voor RGW...30

(4)

3.3.1 Gedachteweergave...30

3.3.2 Directe Rede / Discours Direct...31

3.3.3 Vrije Directe Rede / Discours Direct Libre...33

3.3.4 Quote in de lopende zin...34

3.3.5 Indirecte Rede / Discours Indirect...34

3.3.6 Vrije Indirecte Rede / Discours Indirect Libre...36

3.3.7 Narrator’s Report of Speech / Narrative Report of Voice...37

3.3.8 Narrator’s Report of Speech Act...38

3.3.9 Narrator’s Report of Thought Act...40

3.4 Overzichtstabel...40

3.5 Analyseprocedure...41

4. RESULTATEN...43

4.1 De vertaling van RGW...45

4.1.1 Directe Rede / Discours Direct...45

4.1.2 Quote in de lopende zin...49

4.1.3 Vrije Directe Rede / Discours Direct Libre...49

4.1.4 Indirecte Rede / Discours Indirect...52

4.1.5 Indirecte Gedachte / Pensée Indirecte...55

4.1.6 Vrije Indirecte Rede / Discours Indirect Libre...56

4.1.7 Vrije Indirecte Gedachte / Pensée Indirecte Libre...58

4.1.8 Narrator’s Report of Speech Act...59

4.1.9 Narrator’s Report of Thought Act...62

4.1.10 Narrator’s Report of Speech / Narrative Report of Voice...64

4.1.11 Narrator’s Report of Thought...65

4.2 Overzicht van overeenkomsten en verschillen...65

4.2.1 Overeenkomsten tussen RGW in brontekst en doeltekst...65

4.2.2 Verschillen tussen RGW in brontekst en doeltekst Beschrijving: hetzelfde, kenmerken: verschillend...66

4.2.3 Verschillen tussen RGW in brontekst en doeltekst Beschrijving: verschillend, kenmerken: hetzelfde...66

4.2.4 Verschillen tussen RGW in brontekst en doeltekst Beschrijving: verschillend, kenmerken: verschillend...67

5. CONCLUSIE & DISCUSSIE...70

5.1 Bevindingen in corpus over de vertaalpraktijk...70

5.2 Vergelijking tussen vertaalpraktijk en literatuur...72

5.3 Implicaties vergelijkbaarheid van theorieën RGW in verschillende talen...73

5.4 Discussie...74

(5)

LITERATUURLIJST...76

Geanalyseerde romans...76

Wetenschappelijke literatuur...76

BIJLAGEN...79

Bijlage 1: Tabellen...80

Bijlage 2: Tabellen – Mulisch...112

Bijlage 3: Tabellen – Wieringa...129

Bijlage 4: Tabellen – Camus...142

Bijlage 5: Tabellen – Claudel...156

Bijlage 6: Overzicht afkortingen...169

(6)

1. INLEIDING

Iedereen die vroeger voor Frans wel eens een boek heeft gelezen, zal het waarschijnlijk opgevallen zijn: de manier waarop citaten worden weergegeven ten opzichte van Nederlandstalige boeken. Een streepje vooraan de zin van een uitspraak, geen afbakening wanneer het citaat is afgelopen waardoor je nog wel eens in de war kon halen wat het personage zegt en wat aan de verteller toegeschreven moet worden, zoals in het volgende voorbeeld:

- Eh bien, dit l’autre en prenant l’air fin, avisé, le but de notre stratégie, si je peux m’exprimer

ainsi, c’est de retrouver votre famille ou de glaner assez de renseignements pour la trouver.

(NDiaye 1994: 38)

‘Wel,’ zei de ander, met een bedachtzame, slimme blik, ‘het doel van onze strategie, als ik me zo mag uitdrukken, is dat uw familieleden worden teruggevonden of dat voldoende informatie wordt vergaard om ze te kunnen opsporen (...)’

(NDiaye 1994, in vert. van Holierhoek 2009: 33)

Maar ook wanneer er wel gebruik gemaakt wordt van aanhalingstekens, ziet dat er anders uit dan in het Nederlands.

« Pour en venir à mon histoire, m'a-t-il dit, je me suis aperçu, qu'il y avait de la tromperie. » (Camus 1942: 193)

‘Om op mijn verhaal terug te komen,’ ging hij verder, ‘ik bemerkte dat er bedrog in het spel was.’

(Camus 1942, in vert. van Morriën 1983: 36-7)

Het moge duidelijk zijn dat er in het Frans andere manieren zijn om rede weer te geven dan in het Nederlands, terwijl redeweergave een erg belangrijk onderdeel is van een verhaal waarin zowel personages als een verteller aan het woord komen. Redeweergave wordt immers gebruikt om te schakelen tussen vertellerstekst en personagetekst. Het is in literaire fictie dan ook van belang dat de keuze voor een bepaalde redewergave zorgvuldig gebeurt. Dit kan voor dilemma’s zorgen wanneer een boek vertaald moet worden van het Frans naar het Nederlands of andersom. Het is belangrijk dit te onderzoeken, omdat er nog weinig bekend is over de overeenkomsten en verschillen in het construeren van redeweergave in beide talen.

Bovenstaande voorbeelden laten echter zien dat redeweergave er niet hetzelfde uit hoeft te zien, en suggereren daarmee dat het een interessant onderzoeksterrein is.

Bovendien is eerder onderzoek gedaan naar het vertalen van redeweergave in andere

talen, waarin verschillen in kaart zijn gebracht van de manier waarop in de brontaal en in de

doeltaal redeweergave geconstrueerd wordt (Verhagen 2012, Lu & Verhagen 2016). Hieruit

bleek dat een categorie-indeling zoals die beschreven is voor de ene taal niet zomaar op andere

talen toepasbaar is. De onderzochte talen (Engels, Nederlands en Mandarijn) verschillen van

elkaar qua grammatica en linguistische conventies, waardoor zij verschillende opties voor rede-

of gedachteweergave (RGW) bieden. Deze conclusies lijken echter nog niet doorgedrongen te zijn

(7)

in de Nederlandse onderzoekspraktijk. In een aantal bekende onderzoeken worden namelijk beschrijvingen van RGW-categorieën rechtstreeks uit het Engels overgenomen, zonder dat de vraag opgeworpen wordt of verwacht mag worden dat het Nederlands dezelfde opties biedt als het Engels (zie bijvoorbeeld Brillenburg Wurth & Rigney 2008; Sanders 2009; Lagerwerf, Schurink & Oegema 2011). Het is dan ook de vraag of het toepassen van theorieën gebaseerd op een andere taal een goed idee is. Om dit te weten te komen, is meer onderzoek noodzakelijk.

Hieruit rijst de vraag op welke manier de vorm en het effect van redeweergave in het Nederlands en in het Frans van elkaar verschillen. Aan dit thema wil ik mijn masterscriptie gaan wijden middels de volgende onderzoeksvraag:

Op welke manier worden Franse rede- en gedachteweergaven vertaald naar het Nederlands en andersom?

Deze hoofdvraag zal beantwoord worden middels de volgende twee subvragen:

1. Gebruiken schrijvers en vertalers in een gegeven tekst dezelfde categorieën van rede- en gedachteweergave?

Eerst wordt onderzocht hoe categorieën van redeweergave in het Frans en in het Nederlands beschreven worden in daarover verschenen literatuur. Daarna wordt gekeken welke vormen van redeweergave gebruikt worden in de voor dit onderzoek geanalyseerde romans. Deze worden gelinkt aan de categorieën zoals die in de literatuur voor de betreffende taal beschreven zijn.

Hierna wordt vergeleken of de categorieën van de gebruikte redeweergave in de brontaal overeenkomen met de categorieën in de doeltaal.

2. Construeren schrijvers en vertalers rede- en gedachteweergave (binnen of juist buiten een categorie) op dezelfde manier?

Vervolgens wordt gekeken in hoeverre de vorm van de redeweergave in bron- en doeltaal overeenkomt. In plaats van te focussen op de beschrijving volgens de literatuur wordt bij deze subvraag vooral gekeken naar hoe de talige constructie van de rede- en gedachteweergaven er daadwerkelijk uitziet. Door ook op inductieve wijze te kijken naar hoe schrijvers en vertalers redeweergave construeren, kunnen verklaringen worden gegeven voor eventuele verschillen die gevonden worden in de categorie-indeling van redeweergave in bron- en doeltaal.

Het doel van het onderzoek is inzicht te vergaren in hoe rede- en gedachteweergaven eruit zien in het Nederlands en in het Frans, en hoe vertalers de verschillende categorieën vertalen in een viertal romans. Door theorieën voor een bepaalde taal met de vertaalpraktijk naar die taal met elkaar te vergelijken, kan ten eerste bepaald worden of het kritiekloos overnemen van theorieën vanuit het Engels zoals die van Short (1996), wat nu door Nederlandse wetenschappers vaak gedaan wordt, wel de juiste optie is.

De concepten die voor Nederlandse en Franse rede- en gedachteweergave die in de

literatuur beschreven worden, lijken erg te verschillen van elkaar. Echter, wanneer men literaire

romans in die talen bekijkt, lijken de verschillen minder groot te zijn. Een tweede doel is dan ook

uit te vinden in hoeverre de gebruikte termen en concepten in de onderzoeksliteratuur voor

beide talen vergelijkbaar zijn. Het zou daarbij mogelijk zijn dat categorieën in rede- en

gedachteweergave hetzelfde worden beschreven en ook hetzelfde zijn of verschillend worden

beschreven en inderdaad verschillend zijn. Het lijkt ook mogelijk dat concepten wel verschillend

worden beschreven, maar in feite hetzelfde zijn. Omdat momenteel niet bekend is in hoeverre

(8)

van dit laatste sprake is, wordt de vergelijkbaarheid tussen RGW-praktijken in verschillende talen belemmerd. Om deze reden zal dit onderzoek bijdragen aan het scheppen van duidelijkheid, en daarbij aan het vergroten van de vergelijkbaarheid van de theorieën tussen het Frans en het Nederlands. Er zal dan ook worden onderzocht tot op welke hoogte de mogelijkheden voor het vormen van rede- en gedachteweergave in het Frans en in het Nederlands overeenkomen, en of er patronen in de verschillen te ontdekken zijn indien rede- en gedachteweergave niet altijd op dezelfde manier geconstrueerd wordt. De vergelijking tussen deze twee talen vormt een casestudie voor het vergelijken tussen talen (al dan niet uit verschillende taalfamilies) in het algemeen.

Het praktische doel van dit onderzoek is het in kaart brengen van de strategrieën die

vertalers gebruiken om rede- en gedachteweergave te vertalen. Doordat uitgezocht wordt of een

letterlijke vertaling wel altijd mogelijk of wenselijk is en wat de andere opties zijn, is een tweede

doel het creëren van bewustwording bij vertalers over de manieren waarop rede- en

gedachteweergave vertaald kan worden.

(9)

2. THEORETISCH KADER

2.1 Taaltypologie

2.1.1 De taalfamilies van het Nederlands en het Frans

Om antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag ‘Op welke manier worden Franse rede- en gedachteweergaven vertaald naar het Nederlands en andersom?’, is niet alleen belangrijk om te verhelderen wat rede- en gedachteweergave precies is, ook is het van belang stil te staan bij de verschillen tussen het Frans en het Nederlands. Hoewel hun taalgrenzen elkaar raken, stammen beide talen uit verschillende taalfamilies: het Romaans (Frans) en het West-Germaans (Nederlands). Talen uit een taalfamilie hebben een gemeenschappelijke oorsprong en vaak ook een lange gemeenschappelijke geschiedenis waarin de talen altijd in contact met elkaar hebben gestaan (Bossong 1998). Zo valt het Nederlands samen met o.a. het Engels en het Duits onder het West-Germaans, wat bovendien de talen zijn waar het Nederlands het nauwst aan verwant is (Hüning 2006). Het Frans daarentegen stamt af van het Latijn, en wordt met de andere Romaanse talen dan ook wel een neolatijnse taal genoemd, maar is daar vooral in grammaticaal opzicht een versimpelde versimpelde versie van (Bossong 1998; Sala & Posner 2017).

Doordat het Frans en het Nederlands topografisch aan elkaar grenzen (de natuurlijke taalgrens loopt tussen Wallonië en Picardië aan de ene kant en Vlaanderen aan de andere kant), is het niet verwonderlijk dat de talen elkaar beïnvloed hebben. Voornamelijk in de middeleeuwen was de Franse invloed op het Nederlands erg sterk. Dit was hoofdzakelijk lexicaal, door middel van woorden en uitdrukkingen (joiel (oud-Frans) -> juweel (Nederlands)), maar ook morfologisch, door suffixen als -eus (réligieus -> religieus) en de verbastering van -al naar -el (original -> origineel) (Haubrichs & Pfister 1998).

2.1.2 Verschillen tussen het Nederlands en het Frans

Ondanks de Franse invloeden op het Nederlands, zijn de talen toch overwegend verschillend van elkaar. Er zullen drie punten genoemd worden die het contrast aantonen dat tussen de twee talen is blijven bestaan, ondanks het feit dat zij naast elkaar leven.

Een voorbeeld van een vocaal verschil zijn nasale klinkers. Dit zijn klanken waarbij er tijdens de vorming ervan in de mond nog lucht ontsnapt door de neus. Nasalen komen voor in het Frans, maar niet in het Nederlands. Een voorbeeld hiervan komt voor in de laatste lettergreep van het woord jardin [ a d ]. Andersom geeft het woord ʒ ʁ ɛ̃ tuin [tœyn] een klank weer die in het Frans niet gemaakt kan worden: een diftong. Dit is een klank die gemaakt wordrt van twee klinkers die in dezelfde lettergreep in elkaar overlopen. Hoewel in het oudfrans deze klank wel degelijk bestond, komt hij nu niet meer voor (Neumann-Holzschuh 1998).

Grammaticaal gezien vormt bijvoorbeeld het gebruik van attributief gebruikte

adjectieven onderscheid tussen het Frans en het Nederlands. In de eerste taal is het verschil in

geslacht sterk zichtbaar: petit voor mannelijk en petite voor vrouwelijk (Neumann-Holzschuh

1998). In het Nederlands wordt een dergelijk onderscheid in geslacht niet gemaakt wanneer het

zelfstandig naamwoord voorafgegaan wordt door een bepaald lidwoord. Indien er sprake is van

een onbepaald lidwoord, kan het verschil tussen mannelijk en vrouwelijk aan de ene kant (de

jongen, de zon) en onzijdig aan de andere kant (het meisje) zichtbaar worden: een mooie jongen,

een mooie zon, een mooi(-) meisje (Hüning 2006). Een ander punt waar het gebruik van

attributieve adjectieven in het Frans afwijkt, is dat deze voor en na het zelfstandig naamwoord

geplaatst kunnen worden. In principe is de plaats achter het zelfstandig naamwoord, tenzij het

(10)

adjectief benadrukt is of voorkomt in een rijtje uitzonderingen, dan wordt deze voor het zelfstandig naamwoord geplaatst (Neumann-Holzschuh 1998). In het Nederlands komt het attributief gebruikte adjectief altijd voor het zelfstandig naamwoord (“Bijvoeglijk naamwoord”

2011).

Van de ontelbare voorbeelden die het verschil tussen het Frans en het Nederlands duidelijk maken, zijn hierboven twee genoemd. De keuze voor deze voorbeelden is arbitrair, en heeft als doel het argument dat het Frans en het Nederlands in vele opzichten van elkaar verschillen kracht bij te zetten. De verschillen in taalstructuur kunnen erop wijzen dat er verschillende mogelijkheden zijn om rede- en gedachtweergave te maken, en dus ook te vertalen.

Bovendien zijn in beide talen verschillende taaltradities ontstaan, zoals in het gebruik van uitdrukkingen: nood breekt wet wordt in het Nederlands gezegd om aan te geven dat in bepaalde situaties bestaande regels gebroken moeten worden om je aan te kunnen passen aan die situatie. In het Frans zegt men nécessité fait loi, wat letterlijk betekent nood maakt wet, waarmee bedoeld wordt dat in geval van bepaalde situaties nieuwe regels gemaakt moeten worden om zich aan die situatie te kunnen aanpassen. Omdat het Frans en het Nederlands andere taalconventies kennen, is het denkbaar dat beide talen andere mogelijkheden kennen om rede- en gedachteweergave te maken en vertalen.

Een concrete reden om dit mogelijk te achten, is het verschil in werkwoordstijden die in het Frans gebruikt wordt ten opzichte van het Nederlands. Bij het maken van onderscheid tussen categorieën waar een citaat in valt, wordt namelijk onder andere gelet op werkwoordstijden. Een laatste voorbeeld van het contrast tussen het Frans en het Nederlands, zijn dan ook de mogelijke verledentijdsvormen. In het Nederlands wordt de voltooid verleden tijd gebruikt om aan te geven dat iets in het verleden gebeurde en ook afgesloten is (een jaar geleden heb ik mijn scriptie afgerond). Het Frans kent twee werkwoordstijden die hetzelfde aangeven, maar op een andere manier gebruikt worden: de passé composé en de passé simple. De eerste vorm wordt gebruikt in spreektaal (j’ai fini ma thèse il y a un an), de tweede alleen in schrijftaal (je finis ma thèse il y a un an) (Neumann-Holzschuh 1998). Een dergelijk onderscheid wordt in het Nederlands niet gemaakt.

Het feit dat een factor als werkwoordstijden van invloed kan zijn op de vertaling van rede- of gedachteweergave, wordt aannemelijk gemaakt door onderzoek van Verhagen (2012).

Hij vroeg zich af of het verschil in vertaling van rede- en gedachteweergave zou leiden tot een verschil in interpretatie van categorieën waaronder de betreffende rede- of gedachteweergaven zouden vallen. Verhagen onderzocht dit aan de hand van de vertaling van de Free Indirect Speech in het Nederlands, Engels en Mandarijn. Hieruit bleek dat de kenmerken voor de Free Indirect Speech niet letterlijk over te nemen zijn in het Nederlands en het Mandarijn, wat hem tot de conclusie bracht dat de kenmerken van categorieën voor rede- of gedachteweergave voor elke taal apart vastgelegd moeten worden. Dit benadrukte hij nog eens na onderzoek naar de vertaling van verschillende soorten perspectieven (onderdeel van rede- of gedachteweergave), van het Engels naar het Mandarijn in (Lu & Verhagen 2016).

2.2 Rede- en gedachteweergave

Een verhaal wordt altijd beschreven vanuit een bepaald gezichtspunt. Dit is de psychologische

invalshoek vanuit waar een verhaal beschreven wordt door het bewustzijn van de verteller

(Simpson 1993: 11). Ook verhouden de verteller en het verhaal zich altijd op een bepaalde

manier tot de tijd en verhouden objecten zich op een bepaalde manier tot de spreker. Dit is

degene die in het verhaal spreekt: de verteller of een personage in het verhaal, die in het geval

van een ik-verhaal zelfs met elkaar kunnen overlappen. Ook begeeft spreker zich op een

(11)

bepaalde manier in een fysieke ruimte (Simpson 1993: 11-14). Deze psychologische, temporele en ruimtelijke facetten worden gezamenlijk point of view genoemd, ofwel perspectief in het Nederlands. Er zijn verschillende perspectieven mogelijk van waaruit een verhaal verteld kan worden. Voorbeelden hiervan zijn auctoriaal perspectief, waarin de verteller (degene die het verhaal overbrengt aan de lezer) alwetend is; ik-perspectief, de verteller is hierin een personage in het verhaal; of personaal perspectief, een mengvorm van de vorige twee waarin één personage wordt gevolgd door een verteller die zelf niet in het verhaal staat. Een van de manieren waarop het perspectief getoond kan worden, is door middel van rede- of gedachteweergave (RGW). Dit is de wijze waarop de bijdrage van de spreker en de verteller met elkaar vermengd worden (Short 1996: 289). Deze vermenging houdt in dat de uiting van de spreker (degene die in het verhaal iets zegt: een personage of de verteller zelf) aan de lezer overgebracht wordt door de verteller, en daarbij in meer of mindere mate wordt aangepast. Zo kan de verteller tussen aanhalingstekens letterlijk weergeven wat de spreker zegt en daardoor de verantwoordelijkheid voor de bewoording bij de spreker laten. Ook kan hij alleen de propositie weergeven, de strekking van de uiting, om zo in zijn eigen woorden te kunnen vertellen wat door de spreker gezegd is (Short 1996: 288-9). De verschillende vormen van RGW kunnen dus gebruikt worden om op verschillende manieren de bijdrage van de spreker, en daarmee het verhaal, te beïnvloeden. Door een bepaalde vorm van RGW te gebruiken, kan een auteur aangeven hoe belangrijk de uiting of gedachte van het personage is (Short 1996: 292).

Redeweergave (RW) heeft betrekking op wat gezegd is door een personage. Vormen hiervan zijn directe rede, vrije directe rede, indirecte rede, vrije indirecte rede, NRSA en quote in de lopende zin. Gedachteweergaven (GW) beschrijven wat er omgaat in het hoofd van een personage. De mogelijke vormen zijn grotendeels gelijk aan die van de RW, ze weergeven echter niet wat uitgesproken, maar wat gedacht is. Wat de precieze verschillen zijn tussen deze verschillende vormen van RGW, zal hieronder besproken worden aan de hand van het model van Mick Short (1996). Short is een internationaal gerenommeerd taalwetenschapper die voor de Engelse taal nauwkeurig beschreven heeft hoe verschillende vormen van RGW eruitzien. Na de uiteenzetting van RGW in het Engels volgens Short, zullen deze weergaven in het Frans en in het Nederlands met elkaar vergeleken worden, omdat zij grote lijnen overeenkomsten vertonen, maar er niet op elk punt gelijk uitzien. In deze beschrijving zullen ook de mazen van huidig onderzoek naar voren komen, die ik in mijn scriptie hoop te gaan dichten.

2.3 Rede- en gedachteweergave volgens Mick Short (1996)

Internationaal wordt aangenomen dat er verschillende categorieën zijn van RGW. Van heel direct tot heel indirect kunnen de gedachten van de spreker worden weergegeven door de verteller.

Voor Engelstalige literatuur is hier veel onderzoek naar gedaan. Het onderzoek van Mick Short in 1996, waarin uitgebreid besproken is hoe RGW eruit kan zien, is hierin toonaangevend geweest.

Engelstalige beschrijvingen worden vaak in onderzoek naar Nederlandstalige RGW gebruikt (zie bijvoorbeeld Brillenburg Wurth & Rigney 2008; Sanders 2009; Lagerwerf et al. 2011). Om deze reden wordt de indeling door Short als neutraal uitgangspunt genomen in dit onderzoek om daarna ook voor het Nederlands en het Frans de verschillende soorten RGW te kunnen beschrijven.

De eerste categorie die Short onderscheidt binnen Speech Representation is NRA

(Narrator’s Representation of Action). Omdat dit onderzoek zich zal gaan richten op RGW, zullen

hier alleen de categorieën besproken worden die daadwerkelijk over gedachte en spraak gaan,

en zal deze categorie dus worden overgeslagen.

(12)

2.3.1 NRS

Door gebruik van een NRS laat de verteller wel zien dat er gesproken is, maar wordt er niet duidelijk wat er is gezegd. Een voorbeeld is:

He could hear two persons talking in the pantry.

(Joyce, The Dead, geciteerd in Short 1996: 297).

In het fragment wordt door de verteller alleen gezegd dat twee mensen aan het praten waren, maar niet waarover dat ging.

2.3.2 NRSA

Door middel van NRSA (Narrator’s Report of Speech Act) wordt niet alleen duidelijk dat er gesproken is, maar ook om welke taalhandeling het ging (iemand roepen, iets uitleggen, een verhaal vertellen, advies geven, etc.). NRSA richt zich dus al iets meer op de inhoud dan NRS, zoals te zien is in de laatste zin van het onderstaande voorbeeld:

Mr D’Arcy (...) told them the history of his cold. Everyone gave him advice.

(Joyce, The Dead, geciteerd in Short 1996: 298).

Er wordt duidelijk gemaakt dat er mensen praatten, en wordt zelfs de strekking van hun uiting weergegeven: de personages gaven hem advies. Wat de inhoud was van het advies wordt daarentegen niet duidelijk. Ook kan bij NRSA een indicatie worden gegeven van het onderwerp waarover gesproken wordt. Hiervan is de eerste zin in bovenstaand fragment een voorbeeld:

told the history is een taalhandeling, een verhaal vertellen, en het onderwerp van de taalhandeling is his cold, dat waarover het verhaal gaat. Ook nu wordt niet duidelijk hoe de uiting van het personage werd vormgegeven, maar wel is er sprake van een indicatie van het topic.

Door de mogelijkheid van aanwezigheid of afwezigheid van het benoemen van het onderwerp, zijn er dus twee vormen van NRSA die van elkaar verschillen qua weergave van de inhoud.

2.3.3 Direct Speech

In de Direct Speech worden de uitingen van de personages ongefilterd door de verteller weergegeven. De propositie wordt dus accuraat weergegeven in de woorden van de spreker. Als voorbeeld noemt Short:

‘Oliver must have seen me,’ Ermintrude said.

(Short 1996: 288)

Hierin staat het door de verteller geciteerde gedeelte, de reported clause, tussen aanhalingstekens. De Direct Speech wordt vaak gebruikt voor belangrijke delen in een verhaal, waarbij de verteller zo min mogelijk wil interveniëren. Deze RW bevat altijd aanhalingstekens en een reporting clause, waarin aangegeven wordt dat iemand iets zegt (Ermintrude said, in het voorbeeld). Overige vormkenmerken van de Direct Speech zijn:

 Tijdsvorm past zich niet aan aan het verhaal van de verteller. In het bovenstaande

voorbeeld staat must have seen [moet gezien hebben, present perfect], die binnen het

(13)

geciteerde gedeelte staat, in een andere tijd dan said [zei, simple past], dat deel uitmaakt van de tijd waarin de verteller het verhaal plaatst.

Voornaamwoorden passen zich niet aan aan het verhaal van de verteller. Me, dat in het voorbeeld tussen aanhalingstekens staat, verwijst naar de spreker (Ermintrude) en niet naar de verteller.

Deiktische markeerders passen zich niet aan aan het verhaal van de verteller, zoals there in het onderstaande voorbeeld:

She (...) went on: ‘(...) There was a poor fellow at the end of the garden, shivering’

(Joyce, The dead, geciteerd in Short 1996: 299)

In het bovenstaande fragment verwijst there [daar] naar de ruimtelijke situatie van de spreker op het moment van haar uitspraak, en niet naar die van de verteller.

Speech Act Indicators van de originele uiting blijven gelijk. Zo bevat een vragende uiting nog steeds de zinsbouw van een vraag en een vraagteken aan het einde, zoals ook in onderstaand voorbeeld te zien is:

‘And did he go home?’, asked Gabriel.

(Joyce, The dead, geciteerd in Short 1996: 299)

Het onderwerp en persoonsvorm zijn omgedraaid ten opzichte van een declaratieve Engelse zin. Deze inversie en een vraagteken zijn kenmerkend voor een Engelse vraagzin, en blijven bewaard in de Direct Speech.

 Fonetische aspecten worden weergegeven. Dit is te zien in onderstaand fragment:

‘O, the day I heard that, that he was dead!’

(Joyce, The dead, geciteerd in Short 1996: 299)

In het voorbeeld laat het uitroepteken zien dat deze zin met emotie of luider is uitgesproken dan de zinnen die eindigen met een punt.

 De vocabulaire van het personage wordt overgenomen. Zo kan een personage een familiair of juist een elitair lexicon hebben, dit blijft behouden wanneer de Direct Speech gebruikt wordt. Poor fellow in het voorbeeld van deiktische markeerders, is een voorbeeld van vocabulaire dat hoort bij een personage en bewaard blijft door het gebruik van de Direct Speech.

2.3.4 Embedded Quote Phenomena

Deze categorie wordt niet besproken in het hoofdstuk Speech and Thought Presentation van Short (1996) dat voor de andere categorieën die in deze paragraaf besproken worden de basis vormt. Desalniettemin is Embedded Quote Phenomena (Q) de moeite van het vermelden waard, omdat het een interessante mengvorm is tussen de Direct Speech en de Indirect Speech. Q is dus een indirectere vorm dan de Direct Speech, met slechts kleine stukjes directe citaten (Semino 1997). Van de rest van de zin is ambigu hoe de bewoording verdeeld is tussen verteller en spreker, zoals te zien is in het onderstaande voorbeeld:

He said the decision to discipline the rebels was "certainly not a mistake,"

(The News of The World, geciteerd in Semino 1997: 31)

(14)

Enkel certainly not a mistake staat tussen aanhalingstekens, en is een letterlijk citaat zoals in de Direct Speech. Van de rest van de zin is niet duidelijk in hoeverre het overeenkomt met de oorspronkelijke bewoording van de uiting, wat overeenkomt met de in §2.3.6 besproken Indirect Speech. Ook kan de rest van de zin NRSA zijn (zie §2.3.2) zoals in het volgende fragment:

The President of the Board of Trade accused Labour of "undermining the very fabric of our political constitution."

(The Independent, geciteerd in Semino 1997: 31).

In dit voorbeeld is het tussen aanhalingstekens staande gedeelte ook een vorm van de Direct Speech, maar de rest van de beschuldiging wordt samengevat tot één taalhandelingswerkwoord:

accuse. De combinatie van Direct Speech met een indirectere RW is typisch voor Q. Deze categorie wordt wel gebruikt in fictie, maar voornamelijk in de journalisitiek (Semino 1997).

2.3.5 Free Direct Speech

Deze RW is grotendeels gelijk aan de Direct Speech, maar hierin is de verteller nog minder aanwezig omdat óf de aanhalingstekens óf de reporting clause ontbreekt, of zelfs allebei. Een voorbeeld hiervan is:

‘Bye Matthew, I see you tomorrow.’

‘Why?’

‘Because I’m far, far away, in London.’

(Townsend, Rebuilding Coventry, geciteerd in Short 1996: 301)

Uit de context van het verhaal kan in bovenstaand voorbeeld waar de reporting clause ontbreekt opgemaakt worden wie de spreker is. Ook is het de context die duidelijk maakt welk gedeelte binnen de reported clause valt wanneer het de aanhalingstekens zijn die missen. Een Free Direct Speech kan ook begonnen worden met een streepje, zoals in het volgende voorbeeld:

- Then what is it? Buck Mulligan asked impatiently. Cough it up. I’m quite frank with you.

What have you against me now?

(Joyce, Ulysses, geciteerd in Short 1996: 301)

Ook hier kan door middel van de tijdsvorm en overige deiktische markeerders bepaald worden wat binnen de reported clause valt en wat door de verteller gezegd is.

2.3.6 Indirect Speech

De Indirect Speech is, zoals de naam al zegt, een indirectere manier om rede weer te geven dan de Direct Speech. De verteller verwoordt de inhoud in zijn eigen woorden. Er wordt dan ook geen gebruik gemaakt van aanhalingstekens in de Indirect Speech. Daarbij worden alle punten die hierboven onder de ‘overige kenmerken van de Direct Speech’ zijn geschaard aangepast.

Bovendien komt de reporting clause in de Direct Speech na het citaat, waar hij in de Indirect

Speech vooraf gaat aan het citaat. Als voorbeeld voor de Indirect Speech, noemt Short:

(15)

Ermintrude demanded that Oliver should clear up the mess he just had made.

(Short 1996: 304).

Hij stelt dit tegenover een voorbeeld van een RW in de Direct Speech:

‘Oh, Oliver please clear up the mess you just have made!’ Ermintrude demanded.

(Short 1996: 304).

In de Indirect Speech blijft de originele propositie (Oliver please clear up the mess you just have made) bewaard, maar giet de verteller dit in zijn eigen bewoording. Zo wordt you, waarmee verwezen wordt naar Oliver in de Direct Speech, veranderd in he in de Indirect Speech. Ook verandert de werkwoordstijd van have made in de Direct Speech naar had made in de Indirect Speech. Daarbij heeft de verteller ervoor gekozen, toen hij de propositie in zijn eigen bewoording goot, Oh en het uitroepteken weg te laten. Als hij dit niet had gedaan, had het wellicht geleken alsof niet het personage maar de verteller zelf geïrriteerd was, waardoor markeerders van emotie meestal niet aanwezig zijn in de Indirect Speech.

2.3.7 Free Indirect Speech

De Free Indirect Speech is een mix tussen de Direct Speech en de Indirect Speech. Het heeft de grammaticale kenmerken van een Indirect Speech, maar sommige deiktische eigenschappen van de Direct Speech. In de Free Indirect Speech is normaal gesproken geen reporting clause aanwezig, en de interpunctie en vraagstructuur blijven behouden (Leskiv 2009). Dit is waarschijnlijk wat Short bedoelt met dat de Free Indirect Speech “some of the ‘production flavour’” van de Direct Speech behoudt (1996: 306). De Free Direct Speech wordt dan ook gekenmerkt door het feit dat moeilijk te onderscheiden is welke gedeelte van de bewoording van de spreker en welke van de verteller afkomstig is. Het laatste gedeelte van het volgende fragment is een voorbeeld van de Indirect Speech (ik onderstreep):

‘So, that was the first part of the story. Czech troops out, Russian troops in. Got it?’

Smiley said yes, he thought he had his mind round it so far.

(Le Carré, Tinker, Tailor, Soldier, Spy geciteerd in Short 1996: 307)

In het onderstreepte gedeelte is sprake van Indirect Speech. Er is immers niet duidelijk of Smiley heeft gezegd dat hij het tot dusverre begrepen heeft (Smiley said: ‘Yes, i think I’ve got my mind round it so far’), of dat de verteller alleen zijn gedachten weergeeft (Smiley said ‘Yes’, he thought he had his mind round it so far).

2.3.8 Thought Presentation

Deze beschrijving van gedachten brengt ons bij Thought Presentation. Behalve weergave van

rede, bestaat er namelijk ook ook weergave van gedachten (gedachteweergave, GW). Hierin

worden geen uitspraken, maar gedachten van personages gerepresenteerd. Wat gedachten

precies zijn, wordt niet duidelijk uit het artikel van Short (1996) waar dit hoofdstuk zich op

baseert, maar kan worden gedestilleerd uit wat hij samen met Leech en later met Semino heeft

geschreven. GW heeft volgens Semino en Short (2004) te maken met het zien door het

perspectief van een personage, zonder dat spraak voorkomt. De lezer ziet dus de wereld vanuit

zijn point of view. Vaak is er sprake van gedachte, maar dat hoeft niet per se. Volgens Leech en

(16)

Short (1981) kan GW ook een ‘state of mind’, presenteren zonder dat er sprake is van gedachte, bijvoorbeeld door middel van werkwoorden als proberen, vinden, beslissen, etc. Deze GW’s nemen meestal dezelfde vormen aan als hun RW-equivalent. Zo bestaat er Direct Thought, een voorbeeld hiervan is:

‘Oliver must have seen me,’ Ermintrude decided.

(Short 1996: 289)

In dit voorbeeld valt op dat elk aspect gelijk is aan de Direct Speech, behalve het feit dat het werkwoord in de reporting clause geen spraak maar gedachte uitdrukt. Dit is ook het geval in de andere vormen van Thought Presentation, zoals in de Indirect Thought:

Ermintrude decided that Oliver must have seen her, (Short 1996: 289)

Ook hier is de gehele vorm gelijk aan de Indirect Speech, maar het feit dat er een gedachte uitgedrukt wordt, laat zien dat er sprake moet zijn van een perspectief waarin de verteller toegang heeft tot de gedachten van zijn personage(s). Voor de Indirect Thought, NRT (Narrator’s Report of Thought) en NRTA (Narrator’s Report of Thought Acts) geldt dat zowel de vorm als het effect ongeveer gelijk is aan hun Speech-equivalent. Deze zullen daarom niet apart besproken worden. De overige GW daarentegen, (Free) Direct Thougt en Free Indirect Thought, verschillen wel degelijk van hun RW-tegenhanger, en zullen hieronder daarom afzonderlijk toegelicht worden.

2.3.8.1 Direct Thought

Hoewel de vorm van de Direct Thought gelijk is aan die van de Direct Speech, kan een Direct Thought behalve gedachten ook innerlijke conversaties (met een ander personage) weergegeven.

Een voorbeeld van dit laatste is de discussie die het personage met haar verdwenen echtgenoot voert:

Magnus, come home. (...) I’m sorry - terribly sorry - I phoned Jack to ask where the hell is my

husband? So please - just come home and tell me what to do.

(Le Carré, A Perfect Spy geciteerd in Short 1996: 313)

Dit voorbeeld werd door Short gegeven bij de Direct Thought, maar door het gebrek aan een reporting clause en aanhalingstekens had het wellicht beter bij de Free Direct Thought gepast.

Desalniettemin geeft het voorbeeld goed weer dat er, net als in de Direct Speech, sprake is van interactie markeerders. Voorbeelden hiervan zijn het noemen van de naam van de persoon tegen wie het personage de innerlijke monoloog afsteekt, en het gebruik van de deiktische markeerders als come, I, my en me.

Er is wel een verschil in effect tussen de Direct Speech en de Direct Thought: waar de

eerste de norm is om rede weer te geven, is de tweede dat niet voor het weergeven van

gedachten. Het direct lezen van gedachten van een personage voelt volgens Short anders dan het

direct lezen van wat een personage zegt. Dit komt doordat uitspraken van mensen vaak direct

beschikbaar zijn voor ons, maar hun gedachten niet. Die worden normaal gesproken pas

(17)

waarneembaar wanneer mensen die aan ons vertellen, en dus zelf interfereren tussen hun gedachten en de weergave van hun gedachten aan ons. Om deze reden stelt Short dat de norm voor GW de Indirect Thought is.

2.3.8.2 Free Indirect Thought

Het grootste verschil tussen Thought en Speech is te vinden in de Free Indirect Speech/- Thought. De Free Indirect Speech wordt door Short beschreven als een RW die afstand creëert tussen de lezer en het personage, omdat er in vergelijking met de Direct Speech meer geïntervenieerd wordt door de verteller. Ook bij de Free Indirect Thought is er meer interventie dan bij de Direct Thought, maar dit brengt de lezer dichterbij het personage, omdat wij, zoals gezegd, in het normale leven ook niet directe toegang hebben tot gedachten van mensen. Het personage komt in Free Indirect Thought volgens Short dus juist dichterbij, omdat de lezer door de bemiddeling van de verteller beter in staat is met de gedachten van het personage te sympathiseren. Hierboven zijn reeds voorbeelden van de Free Indirect Speech besproken, een voorbeeld van de Free Indirect Thought is de volgende:

It was a provocation, that’s what it was, thought the Colonel. Here he was on his deathbed, preparing for oblivion, and she sits over there reading Parson Noah’s latest pamphlet.

(Barnes, A history of the world in 10½ chapters geciteerd in Short 1996: 314)

Zoals de Free Indirect Speech een mengvorm is, zo is ook de Free Indirect Thought een mix van de Direct Thought en de Indirect Thought, wat in het voorbeeld goed te zien is. Aan de ene kant passen deiktische woorden zich aan aan het perspectief van de verteller, zoals ook in de Indirect Thought (en -Speech) het geval is. Aan de andere kant wordt gebruik gemaakt van de woordvolgorde en het vocabulaire van het denkende personage, wat juist kenmerkend is voor de Direct Thought (en -Speech).

Desalniettemin moet een kanttekening gemaakt worden bij de manier waarop Short het verschil tussen de Free Indirect Speech en de Free Indirect Thought beschrijft. Hij plaatst de Free Indirect Speech als eerste na de Direct Speech op de schaal van directe vormen van RW, en zegt daarmee dat de Free Indirect Speech de op één na directste vorm van RW is. Hierdoor suggereert hij ook dat het de op één na toegankelijkste vorm is, omdat de Direct Speech juist door zijn directheid zo beschreven wordt. Dit weerspreekt hij echter in het hoofdstuk over de Free Indirect Thought: Hier wordt de Free Indirect Speech beschreven als een RW “which makes us feel distanced from the character” (Short 1996: 315). Dit zet hij tegenover het effect van de Free Indirect Thought, wat voor sympathisering met het personage zorgt. De beschrijving van

‘afstand’ van het personage tot de lezer komt in zijn hoofdstuk over de Free Indirect Speech niet voor, en lijkt dan ook haaks te staan op de plaats naast de Direct Speech die deze RW inneemt op de schaal van directe vormen van RW.

2.4 Redeweergave in het Frans en in het Nederlands

Nu de verschillende RGW besproken zijn zoals beschreven door Mick Short voor het Engels, kan ingegaan worden op hoe dit er in het Nederlands en in het Frans uitziet.

Ondanks het feit dat de bovenstaande theorie van Short vaak gebruikt wordt als basis om RGW ook in andere talen te beschrijven, tonen de onderzoeken van Verhagen (2012) en Lu &

Verhagen (2016) aan dat er redenen zijn om aan te nemen dat de door hem gebruikte indeling

niet voor elke taal geschikt is. Hierom zullen hieronder alle categorieën opnieuw bij langs

(18)

gelopen worden, en zullen zowel verschillen als overeenkomsten tussen de Nederlandse en de Franse manier van het weergeven van RGW besproken worden.

2.4.1 Directe Rede / Discours Direct

Een directe rede (DR)

1

wordt in het Nederlands gekenmerkt door een reporting clause, een zinsnede waarin aangegeven wordt dat iemand iets zegt of denkt, en aanhalingstekens om de reported clause heen (Brillenburg Wurth & Rigney 2008:). Meestal bestaat een reporting clause uit twee onderdelen vormen samen de inquit-formule (inquit betekent hij zegt in het Latijn) vormen: X ZEGT. Hierin is X de spreker en ZEGT is het verbum dicendi, het werkwoord wat de manier verwoordt waarop iets uitgesproken is (Van Boven & Dorleijn 2013). De aanwezigheid van deze twee vormkenmerken maken onderstaand fragment een voorbeeld van een DR in het Nederlands:

‘Het onderzoek naar de doodsoorzaak van de vier kinderen en de omstandig-heden waaronder dit is gebeurd, is nog in volle gang’, aldus officier van justitie Hartjes.

(Sanders 2009: 8)

In het fragment zijn aanhalingstekens aanwezig die om het citaat heen staan, en bovendien is er sprake van een reporting clause: aldus officier van justitie Hartjes. Bij het gebruik van een DR is de verwoording van het citaat “maximaal voor het geciteerde personage en minimaal voor de verteller” (Sanders 2009: 2).

Het Franse discours direct (DD) is op vele vlakken gelijk aan de Nederlandse DR. Een voorbeeld hiervan is het onderstaande fragment:

Face à l’appartement numéro 7, la fille dit : « Bon, alors vous ouvrez ? » (Patron 2012: 1218)

Ook hier is er sprake van een inquit-formule, en wordt de reported clause letterlijk weergeven in de woorden van de spreker (Patron 2012; Takagaki 2012). Hierdoor blijven de voornaamwoorden, deiktische woorden en de tijd van het originele discours gelijk (Marnette 2005).

Interpunctie zoals in het bovenstaande voorbeeld, waarin de reported clause ingesloten is tussen openende aanhalingstekens en sluitende aanhalingstekens, is in het Frans echter niet noodzakelijk. Sterker zelfs, wanneer het citaat deel uitmaakt van een conversatie, wordt dergelijk gebruik van aanhalingstekens niet als modern beschouwd. Het zou namelijk inhouden dat elk citaat een geïsoleerd onderdeel van het gesprek is, terwijl zij gezamenlijk het dialoog construeren en elke uiting een onderliggend dialoog bevat (Cunha & Arabyan 2004). Er zijn twee opties waarvan een Franstalige schrijver zich kan bedienen om op een andere manier toch een citaat weer te geven in de DD. Het eerste is het dialoog te beginnen met openende aanhalingstekens, «, elke nieuwe uiting te laten inspringen en beginnen met een streepje, —, en het dialoog af te sluiten met sluitende aanhalingstekens, ». Dit ziet er als volgt uit:

Il regarde autour de lui [...] après quoi il se retire, avec Himmelstoss dans son sillage.

« J'ai l'impression qu'à nos prochains travaux de retranchement un rouleau de barbelé

tombera sur les jambes d'Himmelstoss, fait Kropp.

(19)

—Nous n'avons pas encore fini de nous amuser avec lui », dit Muller.

(Remarque, A l’Ouest rien de nouveau geciteerd in Cunha & Arabyan 2004: 44)

Ook is het mogelijk het dialoog op deze manier weer te geven, maar dan zonder de openende en sluitende aanhalingstekens.

Le chef répartiteur consulte le tableau :

—Turine, tu as un malade, alors vous êtes vingt-trois à sortir.

—Vingt-trois, qu'il fait, le brigadier.

Qui c'est qui manque? Pantéléiev n'est pas là. Mais il n'est pas malade ! Ça chuchote ferme, sur les rangs.

(Soljénitsyne, Une journée d'Ivan Denissovitch geciteerd in Cunha & Arabyan 2004: 45) In het voorbeeld is te zien dat de reported clause ingeleid wordt door een streepje, maar niet wordt afgesloten met specifieke punctuatie. Dit resulteert erin dat het niet duidelijk is of het daarop volgende Qui c'est qui manque? Pantéléiev n'est pas là. Mais il n'est pas malade ! de stem is van de verteller of van één van de personages. De verteller kan ervoor kiezen van deze ambiguïteit gebruik te maken om de lezer op het verkeerde been te zetten door te spelen met de limieten van het discours narrativisé (Cunha & Arrabyan 2004: 45).

Hoewel elk van de drie vormen (aanhalingstekens, aanhalingstekens en streepjes, alleen streepjes) valt onder de DD, worden de laatste twee vormen beschreven met de term style narrativisé (Cunha & Arrabyan 2004). Zij worden als meer ‘vertellend’ gepresenteerd dan de

‘klassieke’ en wat ouderwets aandoende vorm van de DD. Daarin is elk citaat ingebed is tussen aanhalingstekens, zoals in het Nederlands wel gebruikelijk is.

Behalve dat de reported clause niet ingesloten hoeft te zijn tussen aanhalingstekens, is het ook mogelijk dat er geen reporting clause voorkomt in een DD in het Frans. Dit is te zien in de onderste drie citaten van het volgende voorbeeld:

« C’est là, c’est là ! juste au pied de ce cryptomère ! » dit la voix qui résonna clairement à travers le rideau de la pluie. (...)

« Père, c’était bien au pied de ce cryptomère, n’est-ce pas ? » Je ne pus m’empêcher d’acquiescer.

« C’était la cinquième année de l’ère de Bunka, l’année du Dragon, n’est-ce pas ? » Cela se passait effectivement en ce temps-là.

« Eh bien ! voilà exactement cent ans que tu m’as assassiné ! » (Sôseki, Dix rêves geciteerd in Takagaki 2012: 1231)

Zoals in het bovenstaande fragment te zien is, is aan het eerste citaat van een langere conversatie wel een reporting clause toegevoegd. Dit lijkt een opstap te zijn naar het gebruik van een DD zonder reporting clause in de citaten erna. Ook in het Nederlands kan het voorkomen dat een letterlijk citaat niet vergezeld wordt door een reporting clause of aanhalingstekens, maar dit wordt valt volgens Nederlandstalige literatuur onder de vrije directe rede (zie §2.4.3).

2.4.2 Directe Gedachte / Pensée Directe

Zowel in het Nederlands als in het Frans zijn de vormen van GW (gedachteweergave) gelijk aan

hun equivalent in de RW (Sanders 2009; Marnette 2005). Het verschil tussen RW en GW is dat bij

(20)

de laatste de inhoud van het citaat niet daadwerkelijk uitgesproken is en dat het verbum dicendi vaak een vorm is van het werkwoord ‘denken’ of een ander werkwoord dat de gedachten van een personage weergeeft (een verbum sentiendi). De functie van het gedachtecitaat verschilt dan ook met die van de rede, omdat “het weergeven van iemands gedachten doorgaans voorbehouden is aan vertellers die toegang hebben tot die gedachten” (Sanders 2009: 4). Een voorbeeld van de directe gedachte is:

Zij dacht: “Ja, ik ben erbij geweest.”

(Sanders 2009: 4)

Hierin is sprake van een reporting clause (zij dacht), aanhalingstekens om het gedachtecitaat in, en het geciteerde in de bewoording van de oorspronkelijke gedachte.

Ook in het Frans wordt de pensée directe op dezelfde manier gemaakt als de DD, maar wijst het werkwoord in de reporting clause hier op gedachte en niet op spraak. Net als Short (1996) benadrukt Marnette dat deze gedachteweergave nogal kunstmatig aandoet, omdat de pensée directe (net als de directe gedachte) weergeeft “what the character would have said if he had made his thoughts explicit” (Leech & Short, geciteerd in Marnette 2005). Zij geeft geen voorbeeld van de pensée directe.

2.4.3 Vrije Directe Rede / Discours Direct Libre

Net als bij DR, wordt ook bij een vrije directe rede (VDR) een personage zo geciteerd alsof ze de woorden op die manier uitgesproken zijn door het personage. In het geval van een VDR zijn er in het Nederlands óf aanhalingstekens óf een reporting clause aanwezig (Sanders 2009: 11;

Lagerwerf et al. 2011: 110). De onderstaande fragmenten zijn hier voorbeelden van:

Eerder zei hij al: iemand die een begrip als de kopvodden-tax lanceert deugt niet.

(Lagerwerf et al. 2011: 110)

De Vries veert op. ‘Iemand die een begrip als de kopvodden-tax lanceert deugt niet.’

(Lagerwerf et al. 2011: 110)

Het het eerste voorbeeld bevat wel een reporting clause, eerder zei hij al, maar geen aanhalingstekens. Het tweede fragment daarentegen heeft wel aanhalingstekens, maar geen reporting clause.

Het lijkt dus alsof de DR en de VDR gezamenlijk de kenmerken bevatten die in de Franse literatuur alle onder de DD worden geschaard. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat het discours direct libre (DDL) een type rede beschrijft die in de theorie voor het Nederlands niet besproken wordt: die waarin zowel aanhalingstekens als een reporting clause afwezig zijn.

Echter, literatuur over de mogelijke vormen van de Franse DDL spreekt elkaar tegen. Volgens sommigen is het namelijk mogelijk dat aanhalingstekens en/of een verbum dicendi afwezig zijn (Cunha & Arabyan 2004). Volgens anderen zijn helemaal geen expliciete markeerders van het citaat aanwezig (Marnette 2005: 23; Takagaki 2012: 1231), zoals in het onderstaande voorbeeld:

Il la regarda. Ma maladie me hante !

(Takagaki 2012: 1232)

(21)

Dit fragment bewijst dat het mogelijk is dat de DDL in het Frans gemaakt kan worden zonder enige citaatmarkeerders: het bevat geen aanhalingstekens en reporting clause, noch staat het oorspronkelijke citaat schuingedrukt. Deze beschrijving voor de DDL is opvallend, want de afwezigheid van citaatmarkeerders wordt in het Nederlands toegeschreven aan de hierna besproken indirecte rede, hoewel de inhoud van het citaat daar wel anders is.

Of de afwezigheid van citaatmarkeerders nu een voorwaarde of een mogelijkheid is in de DDL, het geeft aan dat het Franse equivalent van de VDR en vormelijke optie heeft die in het Nederlands niet bestaat. Desalniettemin is in de DDL, net als in de VDR, sprake van een directe weergave van woorden of gedachten van het personage, waarmee het zich onderscheidt van de discours indirect (zie §2.4.6).

2.4.4 Vrije Directe Gedachte / Pensée Directe Libre

Van het bestaan van een vrije directe gedachte is geen aanwijzing te vinden in de literatuur.

De pensée directe libre (PDL) bestaat echter wel, door Marnette (2005) Free Direct Thought genoemd. Een voorbeeld hiervan is het onderstreepte gedeelte in het volgende fragment (ik onderstreep):

Mme de Rênal tomba sur une chaise, presque évanouie de douleur. Il va humilier Julien, et par ma faute!

(Stendhal, Le Rouge et le Noir geciteerd in Marnette 2005: 238)

Net als bij de DDL zijn er geen aanhalingstekens of een reporting clause aanwezig die het gedachtecitaat markeren. Toch is duidelijk dat de gedachte in de bewoording van het personage zelf staat en niet in die van de verteller, omdat de deiktische markeerder in de eerste persoon enkelvoud ma wijst op een perspectief vanuit het personage zelf.

2.4.5 Quote in de lopende zin

In een quote in de lopende zin (Q) wordt gebruik gemaakt van aanhalingstekens en is er een reporting clause, net als bij de DR. Het citaat zelf staat, zoals de benaming als zegt, in de lopende zin (Lagerwerf et al. 2011). Dit is te zien in onderstaand voorbeeld:

De bewoners spreken van ‘een ogenschijnlijk normaal echtpaar’, dat vijf jaar geleden het vrijstaande huis betrok.

(Sanders 2009: 8)

Er wordt slechts een gedeelte van de oorspronkelijke uiting geciteerd, waardoor de verteller afstand neemt van de woorden van de spreker binnen zijn eigen uiting. Het ligt overigens niet in de lijn der verwachting Q aan te treffen in de geanalyseerde romans, omdat het een typisch journalistiek verschijnsel is (Lagerwerf, Schurink & Oegema 2011).

Beschrijvingen voor Q zijn niet voor Franstalige teksten aangetroffen.

Er is niet bekend of er ook een gedachtevariant van Q bestaat.

2.4.6 Indirecte Rede / Discours Indirect

In de indirecte rede (IR) worden de woorden van een personage weergegeven in de woorden van

de verteller in een bijzin, aangekondigd met een reporting clause. De bijzin wordt ingeleid met of

(22)

n het geval van een ja/neevraag, of met dat in declaratieve zinnen (“Zinnen in de directe, indirecte en semi-directe rede”, E-Ans). Een voorbeeld hiervan is:

De agente zei dat zij aanwezig was.

(Sanders 2009: 2-3)

Het is in een IR, zoals die hierboven, niet meer duidelijk wat het personage letterlijk gezegd heeft. Welke formulering de agente heeft gebruikt toen zij zei dat zij aanwezig was, staat immers niet beschreven. De verteller neemt hierbij volledige verantwoording voor de bewoording (Sanders 2009: 2). Een verteller kan dit doen om de lezer in een bepaalde richting te sturen.

Doordat hij de gesprekken en gedachten in eigen woorden weergeeft, kan hij manipuleren wat de lezer te weten komt (Van Boven & Dorleijn 2013: 241). Qua vorm blijven werkwoordstijden en de persoon gehandhaafd in het perspectief van de verteller. In het Nederlands kunnen in een IR ook bijzondere tijdcombinaties voorkomen, als:

Zij besloot dat zij binnenkort eens een bezoek aan haar moeder ging brengen.

(Van Boven & Dorleijn 2013: 246-7)

Binnenkort wijst op een nabije tijd in de toekomst, terwijl de werkwoorden in de verleden tijd staan.

Een IR kan ook gemaakt worden met het woord volgens, wat in de reporting clause staat.

Vaak volgt daarna een citaat dat een mening weergeeft, waarvan de bewoording erg dicht bij het origineel kan blijven (Sanders 1994: 49). Een voorbeeld hiervan is het volgende citaat:

Volgens de woordvoerder is het besluit om de opvang van afgewezen asielzoekers uit te breiden vorig jaar al genomen.

(Pelgim & De Voogt 2017)

De reporting clause is volgens de woordvoerder, de verteller (de journalist, in dit geval) heeft de verantwoordelijkheid voor de bewoording van de rest van het citaat omdat niet aangegeven is dat hij zijn bron letterlijk geciteerd heeft. Desalniettemin is het mogelijk dat hij erg dicht bij de oorspronkelijke bewoording is gebleven.

Ook in het Frans wordt de discours indirect (DI) door de verteller gebruikt om het gezegde in eigen woorden te vertellen. De reported clause wordt voorafgegaan door een reporting clause, en een onderschikkend voegwoord als que of si is aanwezig (Marnette 2005:

23). Een voorbeeld hiervan is:

Il lui dit qu’il avait eu une enfance difficile.

(Takagaki 2012: 1232)

In dit fragment kondigen de reporting clause ‘il lui dit’ en het voegwoord que het indirecte citaat aan. Net als in het Nederlands worden de werkwoordstijden, de persoon en deiktische woorden aangepast aan het perspectief van de verteller, wat te zien is in het fragment bij de tweede il.

Toen het personage over zichzelf sprak, heeft hij zeer waarschijnlijk de eerste persoon

(23)

enkelvoud gebruikt om zichzelf aan te duiden (je). Maar nu zijn verhaal in de bewoording van de verteller is gegoten, verandert dit persoonlijk voornaamwoord in il.

In het hedendaagse Frans kan een DI geïntroduceerd worden door een voorzetsel als er een reported clause in de infinitief achteraan komt (ik onderstreep):

Il m’a conseillé de ne pas y aller.

(Marnette 2005: 24)

In het Nederlands is normaal gesproken een IR niet mogelijk in een bijzin die niet ingeleid is met dat of of (“Zinnen in de directe, indirecte en semi-directe rede”, E-Ans). Echter, hij heeft mij aangeraden (om) er niet heen te gaan zou volgens Taalunieversum wel vallen onder de IR, omdat er sprake is van “het al dan niet letterlijk weergeven van iemands woorden, vergelijkbaar met een 'dat'-bijzin ('dat ik er niet heen zou/moest gaan')” (J. De Kraker, persoonlijke communicatie, 27 maart 2017).

Marnette schaart ook lexicale uitdrukkingen die RW verwoorden onder DI als ze gevolgd worden door een infinitieve of completieve reporting clause (ik onderstreep):

Son conseil de ne pas venir a renforcé ma décision / À l’annonce qu’il ne viendrait pas, tout le monde a applaudi.

(Marnette 2005: 24).

Qua vorm zou aan de futur du passé de DI herkend kunnen worden. Het is echter niet noodzakelijk dat de DI een futur du passé bevat, zoals bovenstaande voorbeelden reeds uitwijzen, maar andersom wijst een futur du passé wel vaak op een DI of discours indirect libre. In de DI bevindt deze werkwoordstijd zich in de bijzin (Vlugter et al. 2008).

2.4.7 Indirecte Gedachte / Pensée Indirecte

De IR kent ook een gedachte-equivalent, de indirecte gedachte (IG):

Ze dacht dat ze daarbij aanwezig was.

(Sanders 2009: 4).

Het gedachtecitaat (ze daarbij aanwezig was) staat ook hier in de bijzin, die ingeleid is met of of dat. Omdat de gedachte verwoord is door de verteller, is niet meer duidelijk wat de denker letterlijk gedacht heeft. Ook is in het voorbeeld te zien dat hierdoor de deïktische markeerders verschuiven naar het perspectief van de verteller: het personage wordt ook in het gedachtecitaat aangeduid met zij.

De Franse pensée indirecte (PI) wordt op dezelfde manier gemaakt als de DI alleen drukt het werkwoord dat spraak weergeeft in de reported clause in de PI gedachte uit. Een voorbeeld hiervan is:

Il pense qu’il fera beau.

(Marnette 2005: 50)

De gedachte, il fera beau, van het personage, il, staat in de bijzin, geïntroduceerd door het

voegwoord que. Deze GW wordt voorafgegaan door een reporting clause, il pense, waarin pense

het mentale werkwoord is.

(24)

2.4.8 Vrije Indirecte Rede / Discours Indirect Libre

In de vrije indirecte rede (VIR) is het onduidelijk van wie de verwoording van een uiting komt.

Een voorbeeld hiervan is het volgende fragment:

De agente gaf antwoord. Ja, ze was erbij geweest.

(Sanders 2009: 4)

Het is duidelijk dat de agente antwoordde dat ze erbij was geweest, maar niet of zij het letterlijk zo heeft gezegd als in het citaat. Het zou kunnen dat het inderdaad haar eigen woorden zijn die zijn weergegeven, maar ook kan de bewoording afkomstig zijn van de verteller. De verantwoordelijkheid hiervoor wordt dan ook gedeeld door verteller en personage (Sanders 2009: 3). Een VIR kan voorafgegaan worden door een implicit viewpoint: een werkwoord of werkwoordelijke constructie die de aanwezigheid (en soms inhoud) van het bewustzijn van een personage aanduidt zonder dit te citeren. Een voorbeeld hiervan kan zijn:

De agente ging zitten en dacht na.

(Sanders 2009: 3)

Hierin duidt dacht na op het bewustzijn van het personage, maar wordt niet geciteerd waarover zij nadacht.

De Franse discours indirect libre (DIL), ook wel discours immédiat, komt grotendeels overeen met zijn Nederlandse equivalent. Een voorbeeld hiervan is het volgende fragment:

Il n’arrêtait pas de parler : sa maladie le hantait.

(Takagaki 2012: 1232).

Ook in dit voorbeeld is niet duidelijk van wie de bewoording van het citaat (sa maladie le hantait) afkomstig is, maar zijn de deiktische woorden (sa en le) uitgedrukt in het perspectief van de verteller. Het enige verschil tussen de DIL en de VIR, is dat in literatuur over de Franse variant expliciet beschreven staat dat het verbum dicendi achterwege gelaten kan worden (Vlugt et al. 2008: 228). In de Nederlandse literatuur wordt niet gesproken over deze mogelijkheid voor in de VIR.

2.4.9 Vrije Indirecte Gedachte / Pensée Indirecte Libre

De vrije indirecte gedachte (VIG) komt talig gezien overeen met de VIR, maar wijkt af op het punt dat hiervoor een verteller nodig is die toegang heeft tot die gedachten (Sanders 2009; Dancygier 2008). Deze GW wordt ook wel de Erlebte Rede genoemd. Een voorbeeld hiervan is het volgende fragment:

Ze ging zitten en dacht na. Ja, ze was erbij geweest.

(Sanders 2009: 4)

In de eerste zin staat een implicit viewpoint: dacht na. Dit mentale element wijst op aanwezigheid

van bewustzijn, maar de inhoud wordt niet direct geciteerd. Dit komt pas in de zin erna: Ja, ze

was erbij geweest. Net als in de VIR is niet helemaal duidelijk van wie de bewoording komt. Het

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Dan zou immers alles opgelost kunnen worden door te stellen dat als er een probleem ontstaat, er iets moet worden aangepast, een ieder naar eer en geweten de zaak

de school is niet alleen een plek waar je bijleert, ze is ook van onschatbare waarde voor de ontwikkeling van kinderen als individu en in groep, en voor hun algemeen welzijn..

De plannen voor de bouw van een Cultuurhuis, al of niet voorzien van een podiumzaaltje, waarin naast de Bibliotheek ondermeer onderdak is voorzien voor de Muziekschool

Alleen indien de wetgeving over dierenwelzijn en huisvesting in de toekomst strengere eisen stelt qua vierkante meters vloeroppervlakte per dier, kan extra staloppervlak

Met mijn onderzoek en het verslag ervan in deze scriptie wil ik een bijdrage te leveren aan een andere kijk op de mens en zijn werk, waarin mensen zich geen mislukking hoeven

Dit blijkt eveneens uit wat jongeren, in de lijn met andere onderzoeken over zingeving, als belangrijkste zingevende factor aanduiden: relaties met anderen. Doordat toegang tot deze

Scholen die werken met ‘positive behavior support’, hebben soms de neiging om niet alleen het gewenste gedrag te benoe- men en zo te versterken, maar om leerlingen die zulk gedrag