• No results found

HET ONDERHANDELINGSP ROCES TUSSEN EE N OR GANISATIE E N EEN ACCOUNTANT OV ER RISICOVERSLA GGE V ING

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "HET ONDERHANDELINGSP ROCES TUSSEN EE N OR GANISATIE E N EEN ACCOUNTANT OV ER RISICOVERSLA GGE V ING"

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HET ONDERHANDELINGSPROCES TUSSEN EEN ORGANISATIE EN EEN

ACCOUNTANT OVER RISICOVERSLAGGEVING

Samenvatting:

Waar eerder onderzoek zich heeft gericht op de gerapporteerde risicoverslaggeving en tot de conclusie komt dat risicoverslaggeving divers is en tekortkomingen bevat, richt dit onderzoek zich op het proces van de totstandkoming van risicoverslaggeving. Wanneer een organisatie en een accountant van mening verschillen over kwesties van de jaarrekening, kunnen onderhandelingen nodig zijn om tot een uitkomst te komen. Op basis van afgenomen interviews komt dit onderzoek tot de conclusie dat ook over risicoverslaggeving onderhandelingen bestaan. Daarnaast toont dit onderzoek aan dat accountants gedurende discussies over risicoverslaggeving de strategieën ‘contending’ en ‘problem solving’ hanteren, terwijl financieel managers de strategie ‘conceding’ hanteren. Echter, de perceptie van de accountants en de financieel managers over de gehanteerde onderhandelingsstrategie door beide partijen komt niet overeen. Ook toont dit onderzoek aan dat in de perceptie van de geïnterviewde het kennisniveau over risico-informatie groter is bij financieel managers dan bij accountants. Het kennisniveau bij financieel managers over relevante wet- en regelgeving is in de perceptie van de geïnterviewden afhankelijk van de grootte van een organisatie. Van de onderzochte factoren is voornamelijk de onderhandelingsstrategie van invloed op de uitkomst van het onderhandelingsproces. Dit onderzoek concludeert dat onderhandelingen over risicoverslaggeving anders zijn dan onderhandelingen over onderwerpen van de jaarrekening, met name als gevolg van de aard van risico-informatie en de marginale toets die accountants bij risicoverslaggeving uitvoeren.

Trefwoorden: risicoverslaggeving, discussieproces, onderhandelingsproces, onderhandelingsstrategie,

kennisniveau organisatie en accountant.

Auteur

Willy Dijkstra

Studentnummers

1794930

E-mail

w.dijkstra.14@student.rug.nl

Onderwijsinstelling Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit

Economie en Bedrijfskunde

Opleiding

Gecombineerde master Accountancy & Controlling

Eerste begeleider

drs. W.G. de Munnik RA

Tweede begeleider

drs. V.M. Willemsen RA

Begeleiders KPMG H. Ike RA

drs. E.S. Ekamper RA

Groningen, 28 april 2014

(2)

2 | PAGINA VOORWOORD

Voor u ligt mijn gecombineerde masterscriptie, welke ik heb geschreven ter afronding van beide profielen van de master Accountancy en Controlling aan de Rijksuniversiteit Groningen. Ik heb de combinatie van beide profielen gedurende mijn master als zeer waardevol ervaren. Ook bij het schrijven van mijn masterscriptie vond ik de combinatie van de profielen interessant, omdat door deze combinatie vanuit twee invalshoeken het onderwerp van mijn scriptie is belicht.

Graag wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om een aantal mensen te bedanken. Allereerst wil ik KPMG bedanken voor de mogelijkheid die ik heb gekregen om mijn scriptie vanuit kantoor Groningen te schrijven. Ik wil alle collega’s bedanken voor de hartelijkheid waarmee ik werd opgenomen in het team en voor de mogelijkheid tot het stellen van vragen gerelateerd aan mijn scriptie en aan het accountantsberoep. Speciaal wil ik Hotze Ike en Emiel Ekamper bedanken voor hun begeleiding. Hotze, bedankt voor je aansporingen om ‘gewoon’ te gaan schrijven. Emiel, bedankt voor je eindeloze geduld in het zoeken naar mogelijke respondenten en het kritische meedenken tijdens mijn scriptieproces. Ook wil ik Wilmar de Munnik, mijn scriptiebegeleider vanuit de Rijksuniversiteit Groningen, bedanken voor zijn uitgebreide feedback en de tijd die hij heeft genomen om mij te begeleiden. Ook wil ik Laura Liemburg en Jasper Meijer bedanken voor hun kritische blik op mijn scriptie en voor de suggesties waarmee ik mijn scriptie kon verbeteren. Tot slot wil ik mijn familie en vrienden bedanken voor hun betrokkenheid tijdens mijn studie en in het speciaal tijdens het scriptieproces. Dankzij alle luisterende oren en bemoedigende woorden heb ik dit proces tot een succesvol einde kunnen brengen.

Gedurende het hele scriptieproces heb ik het onderwerp buitengewoon interessant gevonden. Hopelijk deelt u deze mening met mij. Ik wens u dan ook veel plezier bij het lezen van mijn masterscriptie. Mocht u vragen hebben naar aanleiding van het lezen van mijn scriptie, dan hoor ik het graag.

Willy Dijkstra

(3)

3 | PAGINA INHOUDSOPGAVE VOORWOORD ... 2 INHOUDSOPGAVE ... 3 HOOFDSTUK 1 INLEIDING ... 5 1.1 INTRODUCTIE ... 5 1.2 HOOFDVRAAG ... 6 1.3 WETENSCHAPPELIJKE RELEVANTIE ... 6 1.4 PRAKTISCHE RELEVANTIE ... 8 1.5 STRUCTUUR ... 8

HOOFDSTUK 2 THEORETISCHE INKADERING ... 8

2.1 RISICOVERSLAGGEVING ... 8

2.1.1 Risico’s ... 8

2.1.2 Ontstaan behoefte risicoverslaggeving ... 9

2.1.3 Wet- en regelgeving ... 10

2.1.4 Uitvoering werkzaamheden door organisatie en accountant ... 11

2.1.5 Beantwoording eerste, tweede en derde deelvraag ... 12

2.3 HET GESPREK TUSSEN EEN ORGANISATIE EN EEN ACCOUNTANT ... 13

2.3.1 Het onderhandelingsproces ... 13

2.3.2 Invloed van onderhandelingsstrategie ... 14

2.3.3 Invloed van kennis ... 18

2.3.4 Relatie met risicoverslaggeving ... 18

2.3.5 Beantwoording vijfde deelvraag ... 19

HOOFDSTUK 3 METHODOLOGIE ... 19 3.1 ONDERZOEKSMETHODE ... 20 3.2 DATAVERZAMELING ... 20 3.3 OPZET DATA-ANALYSE ... 22 HOOFDSTUK 4 DATA-ANALYSE... 23 4.1 BEVINDINGEN ... 23 4.2 ANALYSE BEVINDINGEN ... 25 4.2.1 Aanwezigheid discussieproces ... 25 4.2.2 Strategie accountant ... 26

4.2.3 Strategie financieel manager ... 29

4.2.4 Kennis wet- en regelgeving ... 31

4.2.5 Kennis risico-informatie en informatie omtrent jaarrekening ... 33

4.2.6 Uitkomst discussieproces ... 35

4.3 BEANTWOORDING VIERDE EN ZESDE DEELVRAAG ... 36

HOOFDSTUK 5 CONCLUSIE EN DISCUSSIE ... 38

5.1 CONCLUSIE ... 38

5.2 DISCUSSIE ... 39

5.2.1 Analyse bevindingen ... 39

5.2.2 Beperkingen en vervolgonderzoek ... 41

REFERENTIES ... 43

BIJLAGE 1 VRAGENLIJST FINANCIEEL MANAGERS ... 46

BIJLAGE 2 VRAGENLIJST ACCOUNTANTS ... 47

BIJLAGE 3 LEEG CODERINGSSCHEMA ... 48

(4)

4 | PAGINA

BIJLAGE 5 PROFIEL RESPONDENTEN... 51 BIJLAGE 6 INGEVULD CODERINGSSCHEMA$ ... 51

(5)

5 | PAGINA

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

1.1 INTRODUCTIE

De afgelopen jaren hebben risico’s en risicomanagement veel aandacht gekregen in de literatuur (Linsley en Shrives, 2006). Met name als reactie op financiële schandalen, zoals Enron en Worldcom, is ook risicoverslaggeving in de belangstelling komen te staan (Hill en Short, 2009). Door middel van risicoverslaggeving verstrekt een organisatie informatie over haar risico’s en risicomanagement. Op basis van deze informatie kunnen aandeelhouders en andere stakeholders het risicoprofiel van een organisatie beter beoordelen (Beretta en Bozzolan, 2004; Abraham en Cox, 2007). Uit onderzoek van Deloitte waarin jaarverslagen van AEX genoteerde organisaties van 2012 zijn onderzocht, blijkt dat organisaties in 2012 meer aandacht voor specifieke trends en actuele risico’s hadden dan in 2011. Risicoverslaggeving is verbeterd ten opzichte van eerdere jaren. Echter, een verbeterslag op gebied van het duiden van de effecten van risico’s en de kansen van het aangaan van risico’s is nog nodig (Deloitte, 2013). Ook is in de wetenschappelijke literatuur onderzoek gedaan naar risicoverslaggeving. Hieruit blijkt dat risico-informatie te kort is, te weinig toekomstgerichte informatie bevat en niet adequaat genoeg is om beslissingen op te baseren (Abraham en Cox, 2007). Bovendien is er grote diversiteit in risicoverslaggeving en schiet risicoverslaggeving tekort (Dobler, 2008). De oorzaak van deze tekortkomingen en diversiteit is nog niet eerder onderzocht. Om te onderzoeken waarom risicoverslaggeving onderhevig is aan tekortkomingen, richt dit onderzoek zich op het proces van de totstandkoming van risicoverslaggeving.

Het proces van de totstandkoming van risicoverslaggeving start met de opstelling van risicoverslaggeving door een organisatie (Beretta en Bozzolan, 2004) en wordt vervolgens, als onderdeel van het jaarverslag, beoordeeld door een accountant (artikel 2: 391 Burgerlijk Wetboek (BW)). Onderzoek naar het proces van de totstandkoming van risicoverslaggeving is beperkt, maar naar het proces van de totstandkoming van de jaarrekening is wel onderzoek gedaan. Een accountant is bereid om een goedkeurende verklaring bij een jaarrekening te geven als kwesties, die tijdens een accountantscontrole naar voren zijn gekomen, zijn opgelost (Goodwin, 2002). Een accountantscontrole heeft waarde omdat een organisatie en een accountant verschillende belangen kennen (Antle en Nalebuff, 1991; Jensen en Meckling, 1976). Gedurende de gesprekken tussen een organisatie en een accountant welke als doel hebben om door een accountant gevonden kwesties op te lossen, probeert een organisatie vermoedelijk om een accountant te overtuigen van zijn standpunt (Goodwin, 2002). Meerdere factoren zijn van invloed op de capaciteit van een accountant om tegen de druk van een organisatie bestand te zijn (Goodwin, 2002). Hoe meningsverschillen tussen een organisatie en een accountant worden opgelost, kunnen van materiële invloed zijn op de gerapporteerde verslaggeving (Gibbins et al., 2001).

Voor zover bekend is in de literatuur nog niet onderzocht of tijdens het proces van de totstandkoming van risicoverslaggeving meningsverschillen bestaan tussen een organisatie en een accountant. Risicoverslaggeving is onderworpen aan een marginale toetsing, namelijk een volledigheidstoets en een verenigbaarheidstoets, in plaats van aan een controle zoals bij de jaarrekening (artikel 2: 393 lid 3 en lid 5 BW; Dieleman, 2010). Een accountant voert dus andere werkzaamheden uit bij risicoverslaggeving dan bij een controle van de jaarrekening, waardoor een meningsverschil over risicoverslaggeving tussen een organisatie en een accountant wellicht op een andere manier wordt opgelost dan een meningsverschil over onderwerpen van de jaarrekening.

Dit onderzoek richt zich op het proces van de totstandkoming van risicoverslaggeving. In risicoverslaggeving bestaat diversiteit (Dobler, 2008; Deloitte, 2012). Het proces van de totstandkoming van risicoverslaggeving is nog niet eerder onderzocht, terwijl het proces van de totstandkoming hoogstwaarschijnlijk van invloed is op de risicoverslaggeving zelf. Daarnaast zijn de werkzaamheden van een accountant bij risicoverslaggeving

(6)

6 | PAGINA anders dan bij een jaarrekening, aangezien een accountant risicoverslaggeving beoordeelt1 en niet controleert (artikel 2: 393 lid 3; Dieleman, 2010). Daarom heeft dit onderzoek als doel om inzicht te krijgen in een gesprek over risicoverslaggeving tussen een organisatie en een accountant.

1.2 HOOFDVRAAG

Dit onderzoek geeft inzicht in hoe een gesprek over risicoverslaggeving tussen een organisatie en de accountant eruitziet. De volgende hoofdvraag is geformuleerd om tot dit inzicht te komen:

Gegeven de rol van een financieel manager en een accountant, hoe geven een organisatie en een accountant invulling aan een gesprek waarin een meningsverschil over de interpretatie van principes van risicoverslaggeving wordt besproken?

Deze hoofdvraag wordt beantwoord aan de hand van de volgende deelvragen: 1. Wat is risicoverslaggeving?

2. Hoe voert een organisatie haar taken rondom risicoverslaggeving uit? 3. Hoe voert een accountant haar taken rondom risicoverslaggeving uit?

4. In welke mate bestaan er meningsverschillen tussen een organisatie en een accountant ten aanzien van risicoverslaggeving?

5. Hoe ziet een gesprek tussen een organisatie en een accountant eruit wanneer sprake is van een meningsverschil over een onderwerp van de jaarrekening?

6. Hoe ziet een gesprek tussen een organisatie en een accountant eruit wanneer sprake is van een meningsverschil over risicoverslaggeving?

De eerste, tweede, derde en vijfde deelvraag worden beantwoord aan de hand van literatuur. De vierde en zesde deelvraag worden beantwoord aan de hand van empirisch onderzoek. Aangezien dit onderzoek een verkennend onderzoek is, wordt gebruik gemaakt van kwalitatief onderzoek (Blumberg et al., 2008). Door gebruik te maken van kwalitatief onderzoek kan dit onderzoek de invloed van contextuele factoren in een situatie onderzoeken (Yin, 2009). In dit onderzoek wordt onderzocht hoe de factoren strategie en kennis van invloed zijn op een gesprek tussen een organisatie en een accountant.

1.3 WETENSCHAPPELIJKE RELEVANTIE

Dit onderzoek levert meerdere bijdragen aan de literatuur. Ten eerste belicht dit onderzoek een ander aspect van risicoverslaggeving dan eerder onderzoek. Dit onderzoek richt zich namelijk op het proces van de totstandkoming van risicoverslaggeving. Sinds Linsley en Shrives (2006) stelden dat naar risicoverslaggeving weinig wetenschappelijk onderzoek is verricht, zijn er meerdere onderzoeken gepubliceerd over risicoverslaggeving. Zo is er bijvoorbeeld onderzoek gedaan naar de leesbaarheid van risicoverslaggeving (Linsley en Lawrence, 2007), de soorten risico’s waarover wordt gerapporteerd (Beretta en Bozzolan, 2004; Lajili en Zéghal, 2005), de invloed van het houden van aandelen door bestuurders op de hoeveelheid risicoverslaggeving, de toename van risicoverslaggeving als gevolg van wet- en regelgeving (Hills en Short, 2009), de mate van risicoverslaggeving als risicoverslaggeving verplicht is gesteld door wet- en regelgeving (Dobler, 2008) en de mate van gedetailleerdheid van risicoverslaggeving (Linsley en Shrives, 2005). Uit eerdere onderzoeken blijkt dat risicoverslaggeving te kort is, onvoldoende toekomstgerichte informatie bevat en onvoldoende is om beslissingen op te baseren (Abraham en Cox, 2007). Waar eerder onderzoek zich richt op de verantwoorde risicoverslaggeving, richt dit onderzoek zich op het proces van de totstandkoming van risicoverslaggeving. Het is relevant om te kijken hoe risicoverslaggeving tot stand komt, aangezien risicoverslaggeving tekortschiet en er een grote mate van diversiteit bestaat in risicoverslaggeving (Dobler, 2008; Deloitte, 2013), terwijl wel behoefte is naar transparantie van de risico’s en het risicomanagement van

1 Met beoordeling wordt niet bedoeld een beoordeling voortvloeiende uit een beoordelingsopdracht zoals is beschreven

(7)

7 | PAGINA een organisatie (Linsley en Shrives, 2006). Dit onderzoek richt zich op een specifiek aspect van het proces van de totstandkoming van risicoverslaggeving, namelijk hoe een meningsverschil over risicoverslaggeving tussen een organisatie en een accountant wordt opgelost. Als een meningsverschil tussen een organisatie en een accountant zich voordoet, dan is de verslaggeving het gezamenlijke product van een organisatie en een accountant (Antle en Nalebuff, 1991). Hoe een meningsverschil wordt opgelost kunnen van materiële invloed zijn op de verslaggeving (Antle en Nalebuff, 1991; Gibbins et al., 2001) en is daarom waarschijnlijk een factor die van invloed is op de tekortkomingen van en diversiteit in risicoverslaggeving.

Ten tweede draagt dit onderzoek bij aan de literatuur over meningsverschillen tussen een organisatie en een accountant. Wanneer wet- en regelgeving geen expliciete voorschriften verstrekken, leidt dit ertoe dat meerdere manieren van rapporteren mogelijk zijn (Tan en Trotman, 2010). Nederland wordt gekarakteriseerd als principle-based wet- en regelgeving (Deumes en Knechel, 2008). Principle-based wet- en regelgeving vermijdt een nauwkeurige beschrijving van het verslaggevingsonderwerp en verstrekt een algemene beschrijving van wat gerapporteerd moet worden (Beattie et al., 2004). Daarom zijn meerdere manieren van rapporteren in Nederland mogelijk. Om te bepalen wat er daadwerkelijk gerapporteerd moet worden, moet de onduidelijke wet- en regelgeving geïnterpreteerd worden (Ng en Tan, 2003). Wanneer een organisatie en een accountant verschillende belangen ten aanzien van risicoverslaggeving hebben, kunnen onderhandelingen tussen een organisatie en een accountant nodig zijn om tot een uitkomst te komen (Antle en Nalebuff, 1991; Bame-aldred en Kida, 2007). Onderhandelingen tussen een organisatie en een accountant over verslaggeving kunnen van materiële invloed zijn op wat gerapporteerd wordt door een organisatie (Gibbins et al., 2001). Het onderzoek naar het onderhandelingsproces over verslaggeving is nog relatief recent en daardoor beperkt (Brown en Wright, 2008). Daarom is meer onderzoek naar het onderhandelingsproces nodig (Salterio, 2012). Het meeste onderzoek heeft zich gericht op de uikomst van de onderhandelingen en weinig onderzoek heeft zich gericht op het onderhandelingsproces zelf (Goodwin, 2002). Dit onderzoek richt zich op het onderhandelingsproces zelf. Ook is meer onderzoek nodig naar verschillende kwesties waarover wordt onderhandeld (Trotman et al., 2005). Dit onderzoek geeft gehoor aan deze oproep door onderzoek te verrichten naar een specifiek onderhandelingsonderwerp, namelijk onderhandelingen over risicoverslaggeving. Voor zover bekend is nog niet eerder onderzoek gedaan naar onderhandelingen over risicoverslaggeving. Het is dus onbekend of over risicoverslaggeving onderhandelingen bestaan. Aangezien een accountant een verenigbaarheidstoets en een volledigheidtoets verricht, maar geen controle bij risicoverslaggeving uitvoert (artikel 2: 393 lid 3 BW), ziet het eventueel aanwezige onderhandelingsproces over risicoverslaggeving er mogelijk anders uit dan een onderhandelingsproces naar aanleiding van een controle van een jaarrekening. Ten derde geeft dit onderzoek gehoor aan de oproep van de literatuur om diepgaand onderzoek te verrichten naar de invloed van factoren op het onderhandelingsproces (Trotman et al., 2005). Dit onderzoek richt zich op twee factoren, namelijk de invloed van de onderhandelingsstrategie en het kennisniveau van de onderhandelingspartijen op het onderhandelingsproces. De eerste factor die wordt onderzocht is de onderhandelingsstrategie van de onderhandelingspartijen. Er is weinig onderzoek verricht naar de onderhandelingsstrategie welke organisaties en accountants hanteren tijdens onderhandelingen over de jaarrekening (Hatfield et al., 2008; Trotman et al., 2005; Hollindale et al., 2011). Voor zover bekend is nog geen onderzoek gedaan naar de invloed van de onderhandelingsstrategie op het onderhandelingsproces over risicoverslaggeving. Het is relevant om te onderzoeken wat de invloed is van een onderhandelingsstrategie, aangezien de uitkomst van een onderhandelingsproces van grote mate afhankelijk is van de gehanteerde onderhandelingsstrategie door de onderhandelingspartijen (Goodwin, 2002). Een onderhandelingsstrategie behoort tot de kern van onderhandelingen en heeft daarom veel invloed op het onderhandelingsproces (Beattie et al., 2004). De andere factor die in dit onderzoek wordt bekeken is het kennisniveau van de onderhandelingspartijen. Onderzoek heeft aangetoond dat het kennisniveau van onderhandelingspartijen gedurende onderhandelingen over de jaarrekening van significante invloed is op het onderhandelingsproces en de uitkomst van het onderhandelingsproces (Gibbins et al., 2001; Gibbins et al., 2007). Echter, er is nog geen onderzoek gedaan naar de invloed van het kennisniveau van de onderhandelingspartijen gedurende een discussie over risicoverslaggeving.

(8)

8 | PAGINA Tot slot levert dit onderzoek een wetenschappelijke bijdrage door beide onderhandelingspartijen, namelijk een organisatie en een accountant, te betrekken in hetzelfde onderzoek. Het grootste deel van de literatuur heeft zich gericht op een accountant en onder welke omstandigheden een accountant toestaat dat een organisatie agressief rapporteert (Libby et al., 2002). Onderzoek naar factoren welke van invloed zijn op een organisatie tijdens het onderhandelingsproces is nog relatief summier (Salterio, 2012). Door beide onderhandelingspartijen in dit onderzoek te betrekken, kunnen de uitkomsten van de beide partijen worden vergeleken.

1.4 PRAKTISCHE RELEVANTIE

Dit onderzoek heeft praktische relevantie door inzicht te geven in situaties waarin een meningsverschil tussen organisaties en accountants bestaat. In de literatuur bestaat onderzoek dat zich richt op het maken van beslissingen door accountants, controllers en gebruikers van verslaggeving. Dit houdt concreet in dat onderzoek wordt gedaan naar de kwaliteit van een beoordeling van accountants, controllers en gebruikers van verslaggeving, naar het beoordelingsproces, naar de van invloed zijnde factoren op de beoordeling, naar de cognitieve factoren die van invloed zijn op deze beoordeling en naar verbeteringen van beoordelingen van accountants, controllers en gebruikers van verslaggeving (Trotman et al., 2011). Door dit te onderzoeken, kunnen tekortkomingen in beslissingen en beoordelingen worden ontdekt. Dit inzicht is nodig om een proces van beslissingen en beoordelingen te verbeteren (Trotman et al., 2011; Libby en Luft, 1993). Dit onderzoek is gericht op beoordelingen en het maken van beslissingen, namelijk de beslissingen die onderhandelingspartijen maken tijdens het proces van de totstandkoming van risicoverslaggeving. Momenteel bevat risicoverslaggeving tekortkomingen en bestaat in risicoverslaggeving een grote mate van diversiteit (Dobler, 2008). Om risicoverslaggeving te verbeteren, is inzicht nodig in het beslissingsproces over risicoverslaggeving.

1.5 STRUCTUUR

Het vervolg van dit onderzoek ziet er als volgt uit: in hoofdstuk 2 wordt de theorie besproken, in hoofdstuk 3 wordt de onderzoeksmethode uiteengezet, in hoofdstuk 4 wordt de verzamelde data geanalyseerd en in hoofdstuk 5 wordt de conclusie beschreven en worden de bevindingen van dit onderzoek bediscussieerd.

HOOFDSTUK 2 THEORETISCHE INKADERING

In dit hoofdstuk wordt de theoretische achtergrond besproken rondom risicoverslaggeving, de rol van een accountant en van een organisatie ten aanzien van de risicoverslaggeving en de oplossing van een meningsverschil.

2.1 RISICOVERSLAGGEVING

In deze paragraaf wordt de eerste deelvraag beantwoord: ‘Wat is risicoverslaggeving?’. Allereerst wordt een definitie gegeven van de concepten risico’s, risicomanagement en risicoverslaggeving. Hierna wordt het ontstaan van de behoefte van risicoverslaggeving besproken. Vervolgens wordt de relevante wet- en regelgeving rondom risicoverslaggeving uiteengezet. Tot slot wordt gekeken hoe een organisatie en een accountant hun door de wet- en regelgeving bepaalde rol uitvoeren.

2.1.1 RISICO’S

In deze subparagraaf worden de concepten risico’s, risicomanagement en risicoverslaggeving gedefinieerd. Allereerst het concept risico’s. Het concept risico’s is moeilijk te definiëren (Linsley en Shrives, 2006). Zo worden risico’s gedefinieerd als “any opportunity or prospect, or any hazard, danger, harm, threat or exposure, that has already impacted upon the company or may impact upon the company in the future or of

(9)

9 | PAGINA the management of any such opportunity, prospect, harm, threat or exposure” (Linsley en Shrives, 2006). Ook zijn risico’s gedefineerd als “the uncertainty associated with both a potential gain or loss” (Solomon et al., 2000). De Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commision (COSO) (2004) heeft risico’s gedefinieerd als “de kans dat een gebeurtenis plaatsvindt die een negatieve invloed heeft op het behalen van de bedrijfsdoelstellingen”. Omdat dit onderzoek zich richt op risicoverslaggeving, de definities van Linsley en Shrives (2006) en Solomon et al. (2000) uit literatuur over risicoverslaggeving komen en de definitie van Linsley en Shrives (2006) breder is geformuleerd dan de definitie van Solomon et al. (2000), wordt in dit onderzoek de definitie van Linsley en Shrives (2006) gevolgd.

Risico’s kunnen volgens COSO (2004) worden beheerst door Enterprise Risk Management (ERM). Veel organisaties maken gebruik van dit model (Gordon et al., 2009). Het ERM model is een organisatiebreed model. Volgens dit model dienen alle mogelijke onzekerheden en risico’s in kaart te worden gebracht, evenals de mogelijkheid dat deze zich voordoen. Op basis van een door een organisatie bepaalde risicotolerantie implementeert een organisatie een systeem van interne beheersing om de risico’s en onzekerheden te reduceren tot de gestelde risicotolerantie, zodat het behalen van de organisatiedoelstellingen niet in het geding komt.

Risicoverslaggeving is evenals het begrip risico’s op meerdere manieren gedefinieerd in de literatuur. Zo definiëren Beretta en Bozzolan (2004) risicoverslaggeving als “the communication of information concerning firms’ strategies, characteristics, operations, and other external factors that have the potential to affect expected results”. Miihkinen (2012) definieert risicoverslaggeving als “information that describes firms’ major risks and their expected economic impact on future performance”. Dit onderzoek hanteert de definitie van risico’s van Linsley en Shrives (2006), waarbij de mogelijke risico’s in de definitie zijn opgenomen. Daarom wordt de definitie van risicoverslaggeving van Beretta en Bozzolan (2004) aangehouden, welke ook de mogelijke risico’s in de definitie noemt. Daarnaast wordt in overeenstemming met de ERM doelstellingen de definitie aangevuld met risico’s welke gerelateerd zijn aan de financiële verslaggeving en de relevante wet- en regelgeving. Daarom luidt de in dit onderzoek gehanteerde definitie van risicoverslaggeving: de communicatie van informatie van strategische, operationele, financiële verslaggeving en wet- en regelgeving factoren die de potentie hebben om toekomstige resultaten te beïnvloeden.

2.1.2 ONTSTAAN BEHOEFTE RISICOVERSLAGGEVING

De behoefte aan risicoverslaggeving kan worden verklaard door middel van de agency theorie. Deze theorie houdt in dat de eigenaren (principals) van een organisatie andere personen zijn dan de personen die een organisatie managen (de agents). Beide partijen willen hun behoeftes nastreven. Doordat er scheiding is tussen eigendom en management ontstaat er informatieasymmetrie tussen de beide partijen. Hierdoor is een agent in staat om zijn eigen belangen na te streven. Door de verrichtingen van een agent te monitoren of door een agent prikkels te geven waardoor zijn belangen overeenkomen met de belangen van de principals, kan informatieasymmetrie gelimiteerd worden. Informatieverschaffing door middel van rapportage door een agent en een verklaring van een onafhankelijke persoon over deze rapportage zijn manieren waardoor informatieasymmetrie gelimiteerd kan worden (Jensen en Meckling, 1976).

Investeerders verlangen onder andere informatie over de risico’s van een organisatie en hoe deze worden gemanaged door een organisatie (Beretta en Bozzolan, 2004; Laijli en Zéghal, 2005). Een organisatie heeft beschikking over meer risico-informatie dan buitenstaanders wanneer in een organisatie een effectief risicomanagement is geïmplementeerd. Hierdoor bestaat er informatieasymmetrie tussen een organisatie en buitenstaanders met betrekking tot de risico’s van een organisatie (Dobler, 2008). Elke afname van informatieasymmetrie bijvoorbeeld door risicoverslaggeving leidt tot een afname van de kapitaalkosten (Hill en Short, 2009). Als verslaggeving kwalitatief goed is, dan leidt dit tot een afname van informatieasymmetrie (Miihkinen, 2013). Echter, risicoverslaggeving is over het algemeen niet specifiek genoeg, bevat voornamelijk kwalitatieve en geen of weinig kwantitatieve informatie (Amran et al., 2009), is te kort, bevat te weinig toekomstgerichte informatie en op basis van de verschafte risico-informatie kunnen investeerders moeilijk

(10)

10 | PAGINA beslissingen maken (Abraham en Cox, 2007). Omdat informatieasymmetrie toeneemt als de kwaliteit van verslaggeving slecht is (Easley en O’Hara, 2004; Miihkinen, 2013) en de risicoverslaggeving momenteel tekortschiet (Dobler, 2008), bestaat mogelijk informatiesymmetrie rondom risicoverslaggeving.

2.1.3 WET- EN REGELGEVING

In de wet- en regelgeving is vastgelegd hoe risicoverslaggeving moet worden vormgegeven. In deze subparagraaf worden de gezaghebbende richtlijnen voor risicoverslaggeving in Nederland uiteengezet. Sinds 2005 moeten organisaties die onder titel 9 van het tweede BW vallen, rapporteren over hun risico’s. Dit is als volgt in artikel 2: 391 lid 1 BW geformuleerd: “het jaarverslag geeft tevens een beschrijving van de voornaamste risico’s en onzekerheden waarmee de rechtspersoon wordt geconfronteerd”. De Richtlijn voor de Jaarverslaggeving (RJ) herhaalt dit in RJ 400.109. Vervolgens is een accountant verplicht om, voor zover hij kan, te beoordelen of enerzijds het jaarverslag overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld (artikel 2: 393 lid 3 BW) en anderzijds of het jaarverslag verenigbaar is met de jaarrekening (artikel 2: 393 lid 3 BW). Een accountant voert deze volledigheidstoets en verenigbaarheidstoets uit door het jaarverslag te lezen en door vast te stellen of de verplichte onderwerpen voldoende zijn belicht. Hierdoor kan een accountant onderkennen of er van materieel belang zijnde inconsistenties of onjuiste voorstellingen van zaken aanwezig zijn (NV COS 720).

Welke organisaties onder titel 9 van het tweede BW vallen, is vastgelegd in artikel 360 van het tweede BW. Dit zijn coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, banken zoals beschreven in artikel 415 van het tweede BW, betaalinstellingen zoals beschreven in artikel 1 van de Wet op het financieel toezicht en elektronische geldinstellingen zoals beschreven in artikel 1 van de Wet op het financieel toezicht. Ook vallen “commanditaire vennootschappen en vennootschappen onder firma waarvan alle vennoten die volledig jegens schuldeisers aansprakelijk zijn voor de schulden, kapitaalvennootschappen naar buitenlands recht zijn” onder titel 9. Tot slot vallen ook onder deze titel stichtingen en verenigingen die één of meer organisaties in stand houden als er aan één van de twee voorwaarden welke is genoemd in artikel 360 lid 3 van het tweede BW is voldoen.

In de RJ wordt inhoud gegeven aan de eis van de wet. Hierbij worden de wettelijke regelingen zoals deze zijn opgeschreven in Titel 9 van het tweede BW als uitgangspunt genomen. De RJ is bedoeld voor middelgrote en grote rechtspersonen (www.rjnet.nl). Volgens RJ 400 hoeft geen uitputtende uiteenzetting te worden gegeven van alle risico’s. Een selectie en weergave van de belangrijkste risico’s en onzekerheden is voldoende. De gedetailleerdheid van de beschrijving is afhankelijk van de waarschijnlijkheid van de verwezenlijking van de onzekerheden en risico’s (RJ 400.110a). Als risicocategorieën waaraan gedacht kan worden, al zijn er ook andere categorieën denkbaar, worden de volgende categorieën genoemd: strategie, operationeel, financieel, financiële verslaggeving en wet- en regelgeving (RJ 400.110a).

Voor risico’s welke verbonden zijn aan financiële instrumenten geldt dat de doelstellingen en het beleid inzake het risicobeheer moeten worden vermeld. Deze risico’s ontstaan door het gebruik van financiële instrumenten ter afdekking van financiële risico’s (RJ 400.111). Bij de rapportage moet aandacht worden besteed aan het beleid inzake de afdekking van risico’s verbonden aan alle belangrijke soorten voorgenomen transacties. Voorts wordt aandacht besteed aan de door de rechtspersoon gelopen prijs-, krediet-, liquiditeits- en kasstroomrisico’s (art 2: 391 lid 3 BW; RJ 400.111).

De Nederlandse Corporate Governancecode is van toepassing op alle vennootschappen met een statutaire titel in Nederland waarvan de aandelen en certificaten van aandelen zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt of een daarmee vergelijkbaar systeem. Ook is de Code van toepassing op alle grote vennootschappen met statutaire zetel in (Frijns et al., 2008; Dinant, 2010). De bepalingen II.1.3 en II.1.4 schrijven voor dat organisaties de wijze verantwoorden waarop strategische, operationele, financiële en

(11)

11 | PAGINA compliance risico’s worden beheerst door hun organisatiespecifieke risicomanagementsysteem. Tevens vereist de Code een uiteenzetting van eventuele materiële en belangrijke tekortkomingen in het risicomanagementsysteem. Uitsluitend voor financiële verslaggevingsrisico’s wordt een in-controlverklaring verlangt (de Groot, 2008).

2.1.4 UITVOERING WERKZAAMHEDEN DOOR ORGANISATIE EN ACCOUNTANT Op basis van de wet- en regelgeving kan worden bepaald wat de werkzaamheden van een organisatie en een accountant zijn. Deze zijn in de vorige paragraaf besproken. In deze subparagraaf wordt gekeken hoe een organisatie en een accountant deze werkzaamheden uitvoeren. Allereerst wordt beschreven hoe een organisatie zijn werkzaamheden uitvoert en hierna hoe een accountant zijn werkzaamheden uitvoert.

Op basis van risicomanagement verzamelt een organisatie informatie over haar risico’s en onzekerheden (COSO, 2004). Echter, wanneer een organisatie beschikt over risico-informatie leidt dit niet per definitie tot de rapportage van deze risico-informatie (Dobler, 2008). Ook wet- en regelgeving is niet altijd bepalend voor welke risico’s worden gerapporteerd. Meerdere onderzoeken hebben aangetoond dat de belangen van een organisatie om al dan niet risico’s te rapporteren bepalend zijn voor risicoverslaggeving (Dobler, 2008; Deumes en Knechel, 2008; Laijili en Zéghal, 2005; Jung en Kwon, 1988). Daarom wordt hieronder uiteengezet hoe een organisatie bepaalt welke risico-informatie wordt gerapporteerd.

Sinds de verplichtstelling van risicoverslaggeving in Nederland is naar de belangen van een organisatie om al dan niet te rapporteren over risico’s nog geen onderzoek verricht. Voor deze verplichtstelling van risicoverslaggeving in Nederland is naar de belangen van een organisatie om al dan niet risico’s te rapporteren wel onderzoek verricht. Onderzoek heeft aangetoond dat de bewuste afweging van een organisatie tussen de baten en de lasten van het al dan niet rapporteren van risicoverslaggeving bepalend is voor wat een organisatie rapporteert over risico’s. Bijvoorbeeld, een organisatie is eerder bereid om te rapporteren over risico’s als agency problemen zich voordoen (Deumes en Knechel, 2008).

Buiten Nederland is ook onderzoek gedaan naar de belangen van een organisatie om al dan niet te rapporteren over risico’s. Zo is een organisatie eerder geneigd om te rapporteren wanneer de verwachtingen van investeerders minder gunstig zijn dan dat de werkelijke situatie is (Jung en Kwon, 1988). Volgens Dobler (2008) is risicoverslaggeving afhankelijk van de beschikbaarheid van risico-informatie, de controleerbaarheid en dus correctheid van risico-informatie, en/of de eventuele nadelige gevolgen voor een organisatie van het rapporteren van risico-informatie. Verplichtstelling van risicoverslaggeving of de implementatie van een risicomanagementsysteem leidt hierdoor niet per definitie tot betere risicoverslaggeving. Een organisatie rapporteert bijvoorbeeld als ze beschikt over risico-informatie niet per definitie haar risico-informatie, als onjuiste rapportage grote gevolgen kan hebben (Dobler, 2008). Dit komt overeen met de bevindingen van Lajili en Zéghal (2005). Deze auteurs concludeerden dat risicoverslaggeving tekortschiet wanneer risicoverslaggeving wettelijk verplicht is. Zelfs in Duitsland, waar gedetailleerde wet- en regelgeving bestaat, schiet de risicoverslaggeving tekort (Lajili en Zéghal, 2005).

Kortom, niet de wet- en regelgeving bepaalt welke risico’s een organisatie rapporteert, maar de belangen van een organisatie om risico’s te rapporteren bepalen welke risico’s gerapporteerd worden.

Een accountant voert zijn werkzaamheden uit op basis van bewijs dat wordt verzameld en geëvalueerd. Op basis hiervan kan een accountant concluderen in welke mate rapportage in overeenstemming met de vereiste wet- en regelgeving is opgesteld. Wanneer wet- en regelgeving niet duidelijk bepaalt hoe gerapporteerd moet worden en een duidelijke norm ontbreekt, onderzoekt een accountant welke verschillende manieren van rapporteren mogelijk zijn volgens de wet- en regelgeving. Om tot een conclusie te komen welke verslaggevingsmethode in een bepaalde situatie juist is, baseert een accountant zijn keus op relevante eerdere precedenten (Salterio en Koonce, 1997). Precedenten kunnen gedefinieerd worden als “prior examples of similar situations encountered in the firm’s practice documented in internal memorandum or by other audit

(12)

12 | PAGINA firms as seen in the published financial statements disclosures” (Salterio, 1996). Zulke precedenten zijn bijvoorbeeld gezaghebbende literatuur, evenals de interne interpretatie van deze literatuur door een accountantskantoor; gepubliceerde financiële jaarverslagen van organisaties en de documentatie van een accountantskantoor van gemaakte keuzes in eerdere kwesties (Salterio, 1994; Salterio, 1996).

Nederland kan worden getypeerd als principle-based met betrekking tot haar wet- en regelgeving (Deumes en Knechel, 2008), waardoor een nauwkeurige beschrijving van het verslaggevingsonderwerp wordt vermeden en alleen een algemene beschrijving van het verslaggevingsonderwerp wordt verstrekt (Beattie et al., 2004). Derhalve moeten accountants bepalen welke manieren van risicoverslaggeving juist zijn. Aan de hand van precedenten kan dit bepaald worden (Salterio en Koonce, 1997). Onduidelijk is of accountants gebruik maken van precedenten bij de beoordeling van risicoverslaggeving, aangezien onderzoek naar precedenten zich heeft gericht op controles in plaats van beoordelingen door een accountant.

Kortom, aangezien wet- en regelgeving niet duidelijk bepalen hoe risicoverslaggeving gerapporteerd moet worden en over risicoverslaggeving dus een onduidelijke norm bestaat, bestaat de kans dat accountants hun werkzaamheden rondom risicoverslaggeving uitvoeren door gebruik te maken van precedenten.

2.1.5 BEANTWOORDING EERSTE, TWEEDE EN DERDE DEELVRAAG

Op basis van bovenstaande paragrafen kunnen de eerste, tweede en derde deelvraag worden beantwoord. De eerste deelvraag luidt: “Wat is risicoverslaggeving?”. Risicoverslaggeving kan worden gedefinieerd als de communicatie van informatie van strategische, operationele, financiële verslaggeving en wet- en regelgeving factoren die de potentie hebben om toekomstige resultaten te beïnvloeden (Beretta en Bozzolan, 2004; COSO, 2004). In tabel 1 zijn de relevante wet- en regelgeving samengevat.

Tabel 1 Overzicht relevante wet- en regelgeving voor risicoverslaggeving

De tweede deelvraag luidt: ‘Hoe voert een organisatie haar taken rondom risicoverslaggeving uit?’. Op basis van het COSO-model kan een organisatie risico’s en onzekerheden identificeren, een risicotolerantie definiëren en een reactie op de risico’s en onzekerheden formuleren en uitvoeren (COSO, 2004). Echter, de beschikbaarheid van risico-informatie is niet de enige bepalende factor voor wat er wordt gerapporteerd (Dobler, 2008). De gelimiteerde risicoverslaggeving kan worden verklaard aan de hand van drie factoren,

Wet- en regelgeving Bepaling Artikel 2: 391 lid 1 BW; RJ 400.109; NV

COS 720. Beschrijving voornaamste risico’s en onzekerheden in jaarverslag waarmee organisatie wordt geconfronteerd.

Artikel 2: 393 lid 3 BW Beoordelen of jaarverslag overeenkomstig Titel 9 tweede BW en de jaarrekening is opgesteld.

RJ 400.110a Nadere uitwerking van het concept ‘voornaamste risico’s en onzekerheden’, o.a. per risicocategorie.

Nederlandse Corporate Governance Code

Beschrijving van de wijze waarop strategische, operationele, financiële en compliance

verslaggevingsrisico’s worden beheerst door het risicomanagementsysteen. Tevens de eventuele materiële en belangrijke tekortkomingen van dit systeem.

Art 2:391 BW; RJ 400.111 Bij hanteren financiële instrumenten: verantwoorden doelstellingen en beleid op gebied van risicobeheer betreffende het gebruik van financiële instrumenten en het beheer van risico’s.

(13)

13 | PAGINA namelijk de afwezigheid van risico-informatie, de oncontroleerbaarheid en dus mogelijk incorrectheid van informatie, en/of de eventuele nadelige gevolgen voor een organisatie van het rapporteren van risico-informatie (Dobler, 2008).

De derde deelvraag is als volgt geformuleerd: ‘Hoe voert een accountant haar taken rondom risicoverslaggeving uit?’. Een accountant beoordeelt op basis van artikel 2: 393 lid 3 BW de verenigbaarheid van het jaarverslag met de jaarrekening, evenals of het jaarverslag overeenkomstig Titel 9 van het tweede BW is opgesteld. Bij de beoordeling van risicoverslaggeving maakt de accountant wellicht, net als bij een controle van de jaarrekening, gebruik van precedenten.

Het is voor zover bekend nog niet eerder onderzocht in hoeverre meningsverschillen over risicoverslaggeving bestaan tussen een organisatie en een accountant. Als resultaat van de verschillende belangen van een organisatie en een accountant, kunnen er meningsverschillen ontstaan tussen organisaties en accountants (Antle en Nalebuff, 1991). Aangezien een organisatie niet altijd geneigd is om risico’s te rapporteren (Dobler, 2008; Deumes en Knechel, 2008; Laijli en Zéghal, 2005; Jung en Kwon, 1988) en een accountant beoordeelt of het jaarverslag overeenkomstig de jaarrekening en titel 9 van het tweede BW is opgesteld (artikel 2: 393 lid 3 BW), hebben een organisatie en een accountant waarschijnlijk verschillende belangen ten aanzien van risicoverslaggeving. Daarnaast geven de wet- en regelgeving van risicoverslaggeving geen duidelijke normen hoe risicoverslaggeving gerapporteerd dient te worden. Dit kan ertoe leiden dat tussen organisaties en accountants meningsverschillen bestaan omtrent risicoverslaggeving. Om dit te onderzoeken luidt de vierde deelvraag: ‘In welke mate bestaan er meningsverschillen tussen een organisatie en een accountant ten aanzien van risicoverslaggeving?’. Deze deelvraag wordt door middel van empirisch onderzoek beantwoord.

2.3 HET GESPREK TUSSEN EEN ORGANISATIE EN EEN ACCOUNTANT

In de vorige paragraaf kwam naar voren dat meningsverschillen over risicoverslaggeving kunnen ontstaan. Echter, naar meningsverschillen over risicoverslaggeving is voor zover bekend geen onderzoek gedaan. Naar meningsverschillen over onderwerpen van de jaarrekening is wel onderzoek verricht. Om tot een inzicht te komen hoe meningsverschillen over risicoverslaggeving worden opgelost, wordt eerst naar meningsverschillen over onderwerpen van de jaarrekening gekeken. De vijfde deelvraag luidt daarom: ‘Hoe ziet een gesprek tussen een organisatie en een accountant eruit wanneer sprake is van een meningsverschil over een onderwerp van de jaarrekening?’. In de volgende subparagrafen wordt eerst uiteengezet hoe meningsverschillen over onderwerpen van de jaarrekening tussen een organisatie en een accountant eruit zien. In de laatste subparagraaf wordt de relatie tussen de besproken literatuur over meningsverschillen over onderwerpen van de jaarrekening met risicoverslaggeving verondersteld.

2.3.1 HET ONDERHANDELINGSPROCES

In deze subparagraaf wordt uiteengezet hoe een meningsverschil over onderwerpen van de jaarrekening wordt opgelost. Zojuist werd gesteld dat de verschillende belangen van een organisatie en een accountant ertoe kunnen leiden dat een meningsverschil ontstaat over een onderdeel van de jaarrekening (Wang en Tuttle, 2002). Voordat een accountant bereid is om een goedkeurende verklaring over de jaarrekening af te geven, moeten de meningsverschillen worden opgelost. Dit kan door middel van onderhandelingen tussen een organisatie en een accountant (Goodwin, 2002). Elke onderhandeling tussen een accountant en een controller is bepalend voor de informatie die wordt gecommuniceerd naar investeerders en andere gebruikers van deze informatie (Gibbins et al., 2010; Trotman et al., 2005).

Het onderhandelingsproces kan worden gedefinieerd als “any context in which two or more parties with differing preferences jointly make decisions that affect the welfare of both (all) parties” (Murnighan en Bazerman, 1990). Op basis van deze definitie kan voor een onderhandeling tussen een organisatie en een accountant worden gesteld dat: 1) een organisatie en een accountant een meningsverschil moeten hebben voordat sprake is van een onderhandeling, 2) de belangen van beide onderhandelingspartijen worden

(14)

14 | PAGINA beïnvloed door de onderhandelingsuitkomst en 3) dat de werkzaamheden die een organisatie of een accountant verricht voordat een onderhandelingskwestie ontstaat geen onderdeel zijn van het onderhandelingsproces (Salterio, 2012).

Een onderhandelingsproces bestaat uit drie elementen. Allereerst start het proces met een onderwerp (onderwerpen) die ter discussie staat (staan). De implicaties van de huidige manier van rapporteren wordt bepaald, evenals de materialiteit van het onderwerp dat ter discussie staat. Het tweede element is het onderhandelingsproces zelf. Dit vindt plaats nadat de kwestie is gedefinieerd. Het onderhandelingsproces varieert per keer in duur; het aantal mensen dat betrokken is; de ervaring met onderhandelingen van de betrokken personen en de, volgens de betrokken partijen, mogelijke uitkomsten van het proces (Gibbins et al., 2001). Onderhandelingen tussen een organisatie en een accountant gaan vaak over de gekozen manier van verslaggeving, de toelichting op de verslaggeving of schattingen van posten (Trotman et al., 2011). Het derde element van het onderhandelingsproces is de onderhandelingsuitkomst. Deze uitkomst kan overeenkomen met de voorkeuren van alle betrokken onderhandelingspartijen, geen van de onderhandelingspartijen of één van de onderhandelingspartijen (Gibbins et al., 2001). Concreet kan dit betekenen dat wordt afgezien van het maken van aanpassingen, dat aanpassingen worden gemaakt of dat er extra informatie over het onderwerp wordt verschaft (Brown en Wright, 2008). Een andere uitkomst is dat de accountant een afkeurende of goedkeurende verklaring met beperking afgeeft (Antle en Nalebuff, 1991).

2.3.2 INVLOED VAN ONDERHANDELINGSSTRATEGIE

Op het onderhandelingsproces zijn meerdere factoren van invloed (Gibbins et al., 2001). Een belangrijk onderdeel van het onderhandelingsproces is de onderhandelingsstrategie welke wordt gehanteerd door de onderhandelingspartijen (Beattie et al., 2004). De gehanteerde onderhandelingsstrategie is dan ook van grote invloed op de onderhandelingsuitkomst (Goodwin, 2002; Gibbins et al., 2010). Onderhandelingsstrategie kan worden gedefinieerd als: “a strategy is a plan or an action, specifying broad objectives and the general approach that should be achieved by them. The negotiator selects and develops specific tactics consistent with the overall strategy” (Bame-Aldred en Kida, 2007). Een onderhandelingspartij kan één of meerdere onderhandelingsstrategieën hanteren (Bame-Aldred en Kida, 2007).

Volgens Gibbins et al. (2010) kunnen er vijf verschillende onderhandelingsstrategieën worden gehanteerd. Deze onderhandelingsstrategieën kunnen in twee categorieën worden onderverdeeld, namelijk distributive strategy en integrative strategy. Een distributive strategy kan gezien worden als het verdelen van ‘middelen’, in dit geval het winnen van onderhandelingskwesties. Dit leidt ertoe dat ten hoogste één onderhandelingspartij kan ‘winnen’. Want als een onderhandelingspartij gelijk krijgt over een kwestie, dan wordt de kwestie gerapporteerd zoals de onderhandelingspartij die gewonnen heeft dat wil zien. Dit is in tegenstelling tot een integrative strategy. Bij een integrative strategy zoeken de onderhandelingspartijen gezamenlijk naar een oplossing, waardoor een win-win situatie ontstaat.

De categorie distributive strategies kan worden onderverdeeld in de volgende strategieën: ‘contending’, ‘conceding’ en ‘compromising’. Bij de strategie ‘contending’ heeft een onderhandelingspartij als doel om de andere onderhandelingspartij concessies te laten maken of te weerstreven om zelf concessies te maken. Voorbeelden zijn dat een accountant benoemt dat hij een afkeurend oordeel vormt indien een organisatie geen aanpassing doorvoert of dat een organisatie dreigt om zijn accountant te vervangen door een andere accountant. Een ander voorbeeld is het gebruiken van argumenten, zoals bijvoorbeeld het uiteenzetten van de consequenties van het hanteren van een bepaalde verslaggevingsmethode. De strategie ‘conceding’ betekent dat een onderhandelingspartij bereid is om toe te geven en zijn standpunt te veranderen, wat voordelig is voor de andere onderhandelingspartij en nadelig voor zichzelf. Een voorbeeld is dat een accountant bereid is om, bij de aanwezigheid van meerdere onderhandelingsonderwerpen, het standpunt over niet-materiële onderwerpen van een organisatie te aanvaarden. Als tegenprestatie verlangt een accountant dat een organisatie de materiële onderwerpen aanpast, zoals de accountant dit wil zien. De strategie ‘compromising’ kan gezien worden als een mix van de strategie ‘contending’ en de strategie ‘conceding’. Bij de strategie ‘compromising’

(15)

15 | PAGINA komen de onderhandelingspartijen tot een gezamenlijk standpunt door hun eerdere standpunten achter zich te laten. Kortom, beide onderhandelingspartijen behalen niet hun aanvankelijk gewenste standpunt.

De categorie integrative strategies kan worden onderverdeeld in twee strategieën, namelijk ‘problem solving’ en ‘expanding the agenda of issues’. Bij de strategie ‘problem solving’ verdiepen de onderhandelingspartijen zich in de onderliggende belangen van de andere partij. Op basis hiervan wordt naar een oplossing gezocht waarbij de belangen van beide partijen worden behaald. Bijvoorbeeld, een accountant achterhaalt waarom een organisatie een bepaalde verslaggevingsmethode hanteert welke onterecht is toegepast. Als een organisatie deze methode toepast om verlies te vermijden, kan naar een oplossing worden gezocht waarbij verlies wordt vermeden terwijl een correcte methode wordt toegepast. Bij de onderhandelingsstrategie ‘problem solving’ kost het onderhandelingspartijen meer moeite om tot een uitkomst te komen dan bij de strategie ‘compromising’. Dit komt doordat een win-win situatie moeilijker te bereiken is dan dat één partij wint. In tegenstelling tot de strategie ‘compromising’ geven de onderhandelingspartijen bij de strategie ‘problem solving’ niet iets op, maar wordt naar een oplossing gezocht waar de belangen van beide onderhandelingspartijen volledig mee overeenkomen. Een andere integrative strategy is de strategie ‘expanding the agenda’. Hierbij hebben onderhandelingspartijen meer onderwerpen om over te onderhandelen en kunnen de belangrijkste onderwerpen worden behaald in ruil voor minder belangrijke onderwerpen. Bijvoorbeeld, een accountant is bereid om niet-materiële onderwerpen toe te staan welke belangrijk zijn voor een organisatie, als een organisatie de materiële onderwerpen verandert (Gibbins et al., 2010; Brown en Wright, 2008).

Brown en Wright (2008) onderscheiden ook vijf onderhandelingsstrategieën. Deze komen vrijwel overeen met de onderhandelingsstrategieën van Gibbins et al. (2010). Echter, in tegenstelling tot Gibbins et al. (2010), is er volgens Brown en Wright (2008) ook een ‘avoiding’ strategie. Deze strategie houdt in dat beide onderhandelingspartijen het meningsverschil negeren en geen of weinig moeite doen om het meningsverschil op te lossen. Daarnaast maken Brown en Wright (2008) geen onderscheid in de categorie integrative strategy, terwijl Gibbins et al. (2010) deze categorie onderverdeelt in twee strategieën. Dit onderzoek volgt Gibbins et al. (2010), aangezien de verwachting is dat een ontwijkende strategie niet mogelijk is bij een accountantsonderzoek. Dit wordt ook onderkend door Brown en Wright (2008). In tabel 2 is een overzicht weergegeven van de verschillende onderhandelingsstrategieën, evenals de betekenis van de verschillende strategieën.

Tabel 2 Onderhandelingsstrategieën Strategie Betekenis

Distributive strategies:

‘Contending’ De onderhandelingspartij doet er alles aan om zijn standpunt

aan de andere partij op te leggen.

‘Conceding’ De onderhandelingspartij doet er alles aan om het conflict uit

de weg te helpen en is daarom ook bereid om het standpunt van de andere partij te aanvaarden.

‘Compromising’ Beide onderhandelingspartijen geven een deel van hun

standpunt op, om zo tot een compromis te komen.

Integrative strategies:

‘Problem solving’ De onderhandelingspartijen zoeken het onderliggende

probleem. Dit onderliggende probleem wordt opgelost op een manier waar beide partijen tevreden mee zijn.

‘Expanding the agenda’ Onderhandelingsonderwerpen kunnen worden afgewogen

tegen andere onderwerpen, wanneer er meerdere

(16)

16 | PAGINA Welke strategie wordt gehanteerd door een organisatie en een accountant is afhankelijk van verschillende factoren. In het verdere deel van deze subparagraaf worden van invloed zijnde factoren besproken.

Afhankelijk van een situatie hanteert een accountant een onderhandelingsstrategie (Gibbins et al., 2010). Wanneer een organisatie weinig meegaand is in een onderhandelingsproces is een accountant geneigd tot het hanteren van de strategieën ‘contending’ of ‘expanding the agenda’. In deze situatie is een accountant minder geneigd om de strategieën ‘compromising’ of ‘conceding’ te hanteren. Een accountant is eerder geneigd tot het hanteren van de onderhandelingsstrategieën ‘conceding’ als tussen een organisatie en een accountant een goede relatie bestaat (Gibbins et al., 2010).

Ook staan een organisatie en een accountant verschillend in een onderhandelingsproces. Zo verschillen een organisatie en een accountant ten aanzien van de mogelijke onderhandelingsuitkomsten, de mate van accuraatheid van de gewenste uitkomsten van de andere onderhandelingspartij en de verschillende tactieken die worden gehanteerd tijdens het onderhandelingsproces. Over het algemeen kennen organisaties een hogere mate van flexibiliteit tijdens het onderhandelingsproces, aangezien organisaties bereid zijn om meerdere onderhandelingsuitkomsten te accepteren. Hierdoor zijn organisaties geneigd tot het afwegen van mogelijke onderhandelingsuitkomsten. Daarom is een organisatie bijvoorbeeld eerder geneigd om een onderhandeling hoog in te steken, om later tot een andere onderhandelingsuitkomst te komen door middel van de strategie ‘conceding’. Ook zijn organisaties geneigd om een onderhandelingsonderwerp af te wegen tegen een ander onderwerp. Een accountant daarentegen is minder flexibel in mogelijke onderhandelingsuitkomsten, waardoor een accountant als mogelijke uitkomst een bepaalde manier van rapportage ziet en geen of nauwelijks andere opties overweegt (Bame-Aldred en Kida, 2007).

Volgens het onderzoek van Brown en Wright (2008) is een accountant geneigd tot het hanteren van de onderhandelingsstrategie ‘conceding’ en ‘compromising’. Organisaties zijn eerder geneigd tot de onderhandelingsstrategieën ‘contending’, aangezien een organisatie bereid is om discussie aan te gaan met een accountant. Hoewel een organisatie en een accountant beide geneigd zijn om een distributive strategy te hanteren, bevinden de partijen zich op een verschillend uiterste van het spectrum (Brown en Wright, 2008). Dit komt ook naar voren in ander onderzoek. Het is namelijk effectiever als een accountant een zo kritisch mogelijk standpunt inneemt wanneer onderhandelingen starten. Hierdoor heeft een accountant speelruimte om te kunnen onderhandelen met een organisatie. Echter, accountants zijn geneigd om een onderhandeling te starten met een plausibel standpunt, met als gevolg dat tijdens het onderhandelingsproces weinig ruimte overblijft om te kunnen onderhandelen. Dit is in tegenstelling tot organisaties, omdat organisaties geneigd zijn om klassieke onderhandelingstactieken te hanteren. Dit houdt in dat organisaties meer eisen stellen aan het begin van de onderhandelingen. Ook zijn organisaties tijdens onderhandelingen bereid om concessies te doen wanneer een accountant dit ook doet (Salterio, 2012).

Een accountant is geneigd tot het hanteren van de onderhandelingsstrategie ‘contending’, als een accountant een sterke onderhandelingspositie heeft. Een accountant heeft een sterke onderhandelingspositie doordat bijvoorbeeld wet- en regelgeving duidelijk voorschrijven hoe een rapportage moet worden vormgegeven. Echter, wanneer een accountant een minder sterke onderhandelingspositie heeft, dan hanteert een accountant de strategie ‘problem solving’ of de strategie ‘compromising’ in combinatie met de strategie ‘contending’. In een situatie waarin de onderhandelingsuitkomsten van een organisatie en een accountant dicht bij elkaar liggen en een accountant heeft een minder sterke onderhandelingspositie, dan zal een accountant de strategie ‘conceding’ hanteren. Als een accountant een sterke onderhandelingspositie heeft, maar de gewenste onderhandelingsuitkomsten van een organisatie en een accountant liggen dicht bij elkaar, dan is een accountant geneigd tot het hanteren van de onderhandelingsstrategie ‘expanding the agenda’ of ‘compromise’ (Salterio, 2012).

In tabel 3 is de bovenstaande subparagraaf samengevat. Omdat meer onderzoek is verricht naar accountants dan naar organisaties in het onderhandelingsproces (Salterio, 2012), zijn er meer factoren bekend die bepalen welke strategie een accountant hanteert.

(17)

17 | PAGINA

Strategie Wanneer gehanteert door

controller Wanneer gehanteert door accountant Distributive

strategies:

‘Contending’ - Over het algemeen is een

organisatie geneigd tot het hanteren van de strategie ‘contending’.

- Als de gewenste onderhandelingsuitkomst van een organisatie door een accountant als inflexibel wordt gezien.

- Wordt gehanteerd wanneer een accountant een sterke onderhandelingspositie heeft.

‘Conceding’ - Wanneer een organisatie en een accountant een

goede relatie hebben.

- Over het algemeen is een accountant geneigd tot het hanteren van de strategie ‘conceding’ en ‘compromising’.

- Wanneer een accountant een minder sterke onderhandelingspositie heeft en de gewenste uitkomsten van een organisatie en een accountant dicht bij elkaar liggen.

‘Compromising’ - Een organisatie is geneigd

tot het hanteren van klassieke onderhandelingstactieken. Daarom is een organisatie bereid tot het doen van concessies als de andere onderhandelingspartij dit ook is.

- Over het algemeen is een accountant geneigd tot het hanteren van de strategie ‘conceding’ en ‘compromising’.

- Wanneer een accountant een minder sterke onderhandelingspositie heeft dan een organisatie, hanteert een accountant deze strategie in

combinatie met de strategie ‘contending’, of de accountant hanteert de strategie ‘problem solving’. - Als de gewenste onderhandelingsuitkomsten van een organisatie en een accountant dicht bij elkaar liggen en de onderhandelingspositie van een accountant sterk is, dan hanteert een accountant deze strategie of de strategie ‘expanding the agenda’.

Integrative strategies:

‘Problem solving’ - Wanneer een accountant een minder sterke

onderhandelingspositie heeft dan een organisatie, hanteert een accountant deze strategie of de strategie ‘compromising’ in combinatie met ‘contending’.

‘Expanding the agenda’

- Als de gewenste onderhandelingsuitkomst van een organisatie door een accountant als inflexibel wordt gezien.

(18)

18 | PAGINA - Als de gewenste onderhandelingsuitkomsten van een organisatie en een accountant dicht bij elkaar liggen en de onderhandelingspositie van een accountant sterk is, dan hanteert een accountant deze strategie of de strategie ‘compromising’. Tabel 3 Gehanteerde strategieën door organisaties en accountants gedurende onderhandelingen

2.3.3 INVLOED VAN KENNIS

De bekwaamheden van de onderhandelingspartijen zijn van invloed op het onderhandelingsproces (Gibbins et al., 2001). Een bekwaamheid welke van significante invloed is op het onderhandelingsproces is de kennis van een onderhandelingspartij (Gibbins et al., 2001; Gibbins et al., 2005). Over het algemeen beschikt een organisatie over meer kennis over de financiële situatie van een organisatie dan een accountant. Een accountant daarentegen heeft vaak meer kennis over de verschillende verslaggevingsmethodes en de relevante wet- en regelgeving (Gibbins et al., 2010). Als een organisatie bekend is met de relevante wet- en regelgeving, dan is een organisatie geneigd om te voldoen aan de eisen in plaats van aan de gedachte achter de wet- en regelgeving. Hierdoor gaat een onderhandeling tussen een organisatie en een accountant vaak over het feit of er voldaan is aan de gestelde norm (Gibbins et al., 2007). Een bevinding van het onderzoek van Gibbins et al. (2001) en Gibbins et al. (2005) is dat organisaties en accountants hun eigen bekwaamheden ten aanzien van verslaggeving hoger beoordelen dan de bekwaamheden van de andere onderhandelingspartij.

2.3.4 RELATIE MET RISICOVERSLAGGEVING

Op basis van bovenstaande paragrafen kunnen we concluderen dat in Nederland dus mogelijk onderhandelingen tussen organisaties en accountants plaats, waarschijnlijk ook over risicoverslaggeving. Wanneer wet- en regelgeving een minder gedetailleerde beschrijving geeft van hoe er moet worden gerapporteerd, zijn er meerdere onderhandelingsuitkomsten mogelijk. Hierdoor is het acceptabeler dat een accountant concessies doet (Tan en Trotman, 2010). Aan de hand van precedenten kan een accountant bepalen hoe er gerapporteerd dient te worden (Salterio, 1994). Echter, accountants zijn geneigd tot het zoeken naar precedenten welke de opvatting van een organisatie bevestigen (Salterio, 1996; Brown en Wright, 2008). Waar in veel gevallen dit onjuiste zoekproces wordt gecorrigeerd door de ervaring van een accountant met het verslaggevingssubject (Brown en Wright, 2008), vindt deze correctie mogelijk niet plaats bij risicoverslaggeving. Omdat in risicoverslaggeving een grote diversiteit is (Dobler, 2008), kan een accountant op basis van andere risicoverslaggeving niet eenduidig stellen hoe risico’s dienen te worden gerapporteerd. Daar komt bij dat de onderhandelingspositie van een accountant minder sterk is, wanneer wet- en regelgeving minder gedetailleerd is. Ook vindt een accountant het moeilijk om zijn opvatting aannemelijk te maken (Beattie et al., 2004). Volgens Salterio (2012) hanteert een accountant de strategie ‘compromising’ in combinatie met de strategie ‘contending’ als de onderhandelingspositie van een accountant minder sterk is. Aangezien bij risicoverslaggeving de onderhandelingspositie van de accountant minder sterk is (Beattie et al., 2004), hanteert de accountant wellicht de onderhandelingsstrategie ‘compromising’ in combinatie met de strategie ‘contending’. Een organisatie hanteert wellicht nog steeds de strategie ‘compromising’ of ‘contending’. Empirisch onderzoek is nodig om te stellen welke onderhandelingsstrategieën gehanteerd worden door organisaties en accountants gedurende onderhandelingen over risicoverslaggeving.

Organisaties rapporteren steeds meer over risico’s. Echter, organisaties slagen er niet in om de effecten van risico’s en de beheersingsmaatregelen van risico’s te benoemen (Deloitte, 2013). Het is niet bekend waarom risicoverslaggeving op dit punt tekortschiet. Aangezien accountants slechts een marginale toetsing verrichten ten aanzien van risicoverslaggeving (Dieleman, 2010), hebben accountants mogelijk niet alle kennis over de risico’s en onzekerheden van een organisatie om risicoverslaggeving te beoordelen. Het is wellicht mogelijk

(19)

19 | PAGINA dat accountants onvoldoende kennis over de financiële situatie van een organisatie hebben of in ieder geval over minder kennis beschikken dan een organisatie om de risicoverslaggeving te beoordelen. Risico-informatie is subjectief en vaak moeilijk te verifiëren (Dobler, 2008). Hierdoor is de rapportage van organisaties afhankelijk van de beschikbaarheid van risico-informatie, de controleerbaarheid en dus correctheid van risico-informatie, en/of de eventuele nadelige gevolgen voor een organisatie van het rapporteren van risico-informatie (Dobler, 2008). Risico-informatie is dus ook voor een organisatie niet altijd beschikbaar of verifieerbaar. Ook kan een organisatie bewust kiezen om risico-informatie niet te rapporteren. Het onderzoek van Dobler (2008) is echter een literatuuronderzoek. Empirisch onderzoek is nodig om dit te bevestigen.

De factoren onderhandelingsstrategie en kennis zijn van invloed op het onderhandelingsproces (Beattie et al., 2004; Gibbins et al., 2001; Gibbins et al., 2007) en waarschijnlijk ook op het eventueel aanwezige onderhandelingsproces over risicoverslaggeving. Daarom zijn deze factoren van invloed op de uitkomst van een onderhandelingsproces. De uitkomst van een onderhandelingsproces kan overeenkomen met de voorkeuren van alle betrokken onderhandelingspartijen, geen van de onderhandelingspartijen of één onderhandelingspartij (Gibbins et al., 2001). Concreet betekent dit dat een organisatie afziet van het maken van aanpassingen welke zijn voorgesteld door een accountant, dat een organisatie aanpassingen doet welke door de accountant zijn voorgesteld of dat er extra informatie door een organisatie over een onderwerp wordt verschaft (Brown en Wright, 2008). Daarnaast kan een uitkomst zijn dat een accountant een toelichtende paragraaf in zijn accountantsverklaring opneemt (NV COS 720).

2.3.5 BEANTWOORDING VIJFDE DEELVRAAG

In deze paragraaf is de vijfde deelvraag beantwoord. Deze vraag luidde als volgt: ‘Hoe ziet een gesprek tussen een organisatie en een accountant eruit wanneer sprake is van een meningsverschil over een onderwerp van de jaarrekening?’. In een situatie waarin een organisatie en een accountant een meningsverschil hebben, is een accountant bereid om een goedkeurende oordeel te verstrekken als kwesties zijn opgelost (Goodwin, 2002). Een kwestie kan worden opgelost door middel van onderhandelingen tussen een organisatie en een accountant (Goodwin, 2002; Antle en Nalebuff, 1991). Er zijn meerdere factoren van invloed op het onderhandelingsproces, waaronder de onderhandelingsstrategie en kennis van onderhandelingspartijen (Gibbins et al., 2010; Beattie et al., 2004).

In de laatste subparagraaf is de eerder besproken theorie toegepast op risicoverslaggeving. Echter, er is empirisch onderzoek nodig om na te gaan of de theorie ook van toepassing is op risicoverslaggeving. Immers, in de literatuur is onderzoek verricht naar een onderhandelingsproces naar aanleiding van een controle van een accountant. Dit onderzoek richt zich op een beoordeling, wat een andere toetsing is dan een controle (Dieleman, 2010). Het onderhandelingsproces ziet er wellicht anders uit. Ook is het waarschijnlijk dat de eerder onderzochte factoren een andere invloed hebben op het onderhandelingsproces van risicoverslaggeving. Verwacht wordt dat discussie over risicoverslaggeving tussen organisaties en accountants plaatsvindt. Ook wordt er verwacht dat deze discussies over de invulling van risicoverslaggeving worden opgelost door middel van onderhandelingen.

HOOFDSTUK 3 METHODOLOGIE

In dit hoofdstuk wordt de methodologie van dit onderzoek uiteengezet. Allereerst wordt de onderzoeksmethode toegelicht, hierna de wijze waarop de data is verzameld en tot slot wordt de data-analyse uiteengezet.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Bijlage V Basiskader (ondernemingselectie instrument) Continuïteit van de onderneming Duur van een eventuele klantrelatie Middelgrote HID markt

De hoofdvraag welke hierbij is gekozen luidt als volgt: “Is er een algemene objectieve benadering over het wel of niet opnemen van de continuïteitsparagraaf bij het afgeven van

Neen, in dat opzicht past de gemeente-accountant geen klacht, maar in de uitoefening van die functie betaalt hij wel de prijs voor dat voorrecht in de vorm van het beleven

Frielink maakt voor wat de verantwoordelijkheid voor kwartaalberichten be­ treft onderscheid in de relatie van de accountant tot zijn opdrachtgever (directie en commissarissen

Hiervoren (onder 4, ad a) is gesteld dat tussentijdse berichten die onjuistheden vertonen een verhindering voor de accountant vormen te blijven fungeren. Deze consequentie werd

Bij het onderzoek naar de mogelijkheden van vervroeging van gedeelten van deze balanswerkzaamheden, in het bijzonder van die met een massaal karakter, naar een

Hoewel wij met betrekking tot enkele details van dit rapport bezwaren hebben (waaraan wij te gelegener tijd uiting hopen te geven), bevat het rapport naar ons

de verhouding to t de interne controle niet an ders zouden zijn. v an de geldbew eging. de inleiding van, Prof.. Zij zullen elk aar overlappen. Mey voor de