(Dis) Continuïteit van ondernemingen onvoorspelbaar voor (Dis) Continuïteit van ondernemingen onvoorspelbaar voor (Dis) Continuïteit van ondernemingen onvoorspelbaar voor (Dis) Continuïteit van ondernemingen onvoorspelbaar voor
de accountant?
de accountant?
de accountant?
de accountant?
E.J.G.G. Bollen E.J.G.G. Bollen E.J.G.G. Bollen E.J.G.G. Bollen
2222 juli 2013 juli 2013 juli 2013 juli 2013
. .
(Dis) Continuïteit van ondernemingen onvoorspelbaar voor (Dis) Continuïteit van ondernemingen onvoorspelbaar voor (Dis) Continuïteit van ondernemingen onvoorspelbaar voor (Dis) Continuïteit van ondernemingen onvoorspelbaar voor
de accountant?
de accountant?
de accountant?
de accountant?
Auteur:
Auteur:
Auteur:
Auteur: E.J.G.G. Bollen
Studentnummer:
Studentnummer:
Studentnummer:
Studentnummer: 0940046
Richting:
Richting:
Richting:
Richting: MSc Accountancy
Universiteit:
Universiteit:
Universiteit:
Universiteit: Rijksuniversiteit Groningen
Eerste begeleider:
Eerste begeleider:
Eerste begeleider:
Eerste begeleider: drs. D.J.J. Heslinga
Tweede begeleider:
Tweede begeleider:
Tweede begeleider:
Tweede begeleider: dr. K. Linke
Datum:
Datum:
Datum:
Datum: juli 2013
V O O RWO O RD
Hier ligt voor u mijn masterscriptie. Wellicht te bestempelen als, met enige vertraging, maar voor mij het voorbeeld dat je, wanneer je aan iets begint, het ook afmaakt.
Het onderwerp was zo gevonden. Als professional binnen het midden- en kleinbedrijf verbaas je je soms hoe grote faillissementen en fraudezaken zich ontwikkelen. Je bent nieuwsgierig wat de gedachtegang van het desbetreffende kantoor en medewerkers was tijdens de controle. Nieuwsgierig naar het controledossier, ervan uitgaand dat de accountant de indicaties van fraude en/of fouten waargenomen moet hebben, gezien de uitkomsten van het faillissement.
Voor het afronden van deze scriptie gaat mijn dank uit naar de heer Heslinga. Als begeleider zag hij potentieel in mijn scriptie en was enthousiast over het onderwerp. Hij heeft mij geholpen door met positieve feedback mij vertrouwen te geven, iets dat voor mij belangrijk was om door te zetten, ondanks de hoge werkdruk.
Daarnaast dank ik Van der Veen & Kromhout voor de tijd die zij mij ter beschikking stelden om deze scriptie naast mijn dienstverband te kunnen schrijven.
Maar voornamelijk dank ik mijn vriendin Natasja Venema, voor het offer dat zij heeft gemaakt om mij de tijd te gunnen voor het schrijven van deze scriptie. Het laatste halve jaar heeft ze, naast haar baan, alle huishoudelijke en opvoedkundige taken op haar genomen en mij alle rust verschaft, om mij aan de scriptie te laten werken.
De scriptie is een onderzoek naar het herkennen van en het onderkennen van discontinuïteit bij ondernemingen. Heeft de accountant het altijd bij het rechte eind? Ziet hij het faillissement aankomen?
Veel plezier bij het lezen van mijn scriptie.
Erik Bollen
Groningen, 2 juli 2013
SA M EN V AT T I N G
Steeds vaker wordt na faillissement door de media gewezen naar de accountant. Als controleur van de financiële verantwoording had hij een beter oordeel moeten vellen over de financiële verantwoording van de failliete onderneming. Zo ook bij de failliete DSB bank. De accountant had fouten gemaakt in de beoordeling van de waardering van de activa.
Het is voor een accountant blijkbaar lastig om op te treden als maatschappelijk controleur wanneer zijn honorarium wordt betaald door diegene waarover hij een oordeel velt. Hierdoor neemt de accountant waarschijnlijk (Citron en Taffler, 2001) een beslissing waarmee hij de minste weerstand ondervindt bij het bestuur van een onderneming. Beter zou zijn om de continuïteitsproblemen te onderkennen en de kans te benutten om, mits je niet failliet gaat, de organisatie opnieuw te structureren. Uiteindelijk maakt het niet zozeer uit of een onderneming wel of niet een continuïteitsparagraaf opneemt in de jaarrekening. Het zijn de slechte prestaties waardoor een bedrijf failliet gaat. Het is waarschijnlijk meer de gedachte dat het aanstaande faillissement definitief wordt, wanneer de continuïteitsparagraaf wordt opgenomen in de controleverklaring, waardoor accountants huiverig zijn om een continuïteitsparagraaf op te nemen (Matsumura E.M. et al, 1977). Een accountant wil niet de oorzaak van het faillissement zijn.
Tijdens zijn werkzaamheden is een accountant geacht om aan diverse wet- en regelgeving te voldoen.
Deze regelgeving is bedoeld om uniformiteit en kwaliteit te garanderen en om de betrouwbaarheid van de door bedrijven opgestelde financiële informatie te waarborgen. Hierbij horen ook diverse werkzaamheden om vast te stellen of de continuïteit van een onderneming niet in gevaar is.
In deze scriptie is een aantal gefailleerde ondernemingen in de periode 2009 tot begin 2013 getoetst of de accountant goed omgaat met de continuïteitsveronderstelling. Dit is gedaan, middels de oorzaken van het faillissement te herleiden uit het verslag van de curator en deze te vergelijken met het oordeel van de accountant.
Uit de Chi- kwadraat toets blijkt dat er een significant verschil in het oordeel over de continuïteitsveronderstelling gemaakt door de accountant en het oorzaken van faillissement opgenomen in het verslag van de curator.
De accountant kan, bij overduidelijke slechte financiële cijfers van een onderneming een aanstaand
faillissement wel zien aankomen, maar heeft er meer moeite mee naar mate de tijd tussen de
controleverklaring en faillissement vordert, om mogelijke continuïteitsproblemen bij ondernemingen te
onderkennen.
I N H O U D S O PG AV E
VOORWOORD ... 3
SAMENVATTING ... 4
INHOUDSOPGAVE ... 5
HOOFDSTUK 1 - INLEIDING ... 7
1.1 Aanleiding onderzoek ... 7
1.2 Wetenschappelijke relevantie ... 7
1.3 Onderzoeksopzet en vraagstelling ... 9
HOOFDSTUK 2 WET- EN REGELGEVING ... 11
2.1 Burgerlijk Wetboek ... 11
2.2 Nadere voorschriften controle- en overige standaarden ... 12
2.3 De curator... 15
HOOFDSTUK 3 - THEORETISCH KADER ... 16
3.1 Continuiteitsveronderstelling ... 16
3.2 De verwachtingskloof ... 18
3.3 Externe invloeden maken accountant scherper ... 19
3.4 Self fulfilling prophecy ... 20
HOOFDSTUK 4 – METHODOLOGIE ... 22
4.1 Selectie methode ... 22
4.2 Gehanteerde bronnen ... 22
4.3 Intrepretatie en voorbehouden ... 23
4.4 Toetsen ... 24
HOOFDSTUK 5 – ONDERZOEKSRESULTATEN ... 25
5.1 Algemene gegevens van data ... 25
5.2 Hypothese ... 27
HOOFDSTUK 6 – CONCLUSIE ... 30
6.1 Hoofd-en deelvragen ... 30
6.2 Tekoertkomingen onderzoek... 32
6.3 Vervolgonderzoek ... 33
LITERATUUR ... 34
BIJLAGEN ... 37
H O O FD ST U K 1 - I N L EI D I N G
1.1 AANLEIDING ONDERZOEK
December 2008, de kredietcrisis is in volle gang en iedereen is bezig met het zoeken en aanwijzen van schuldigen. Miljarden euro’s verdwijnen als blijkt dat de bancaire sector gegokt heeft op nieuwe producten die eigenlijk veel minder waard zijn dan iedereen had gedacht. Overheden moeten grote banken financieren om te voorkomen dat ze failliet gaan.
De jaren daarna wordt het steeds duidelijker dat de kredietcrisis vergaande gevolgen heeft voor de hele economie. Iedereen moet bezuinigen en uitgaven van consumenten nemen fors af. Banken verstrekken minder kredieten en winsten en omzetten dalen. Bedrijven krijgen het zwaarder en steeds meer bedrijven gaan failliet.
Alle middelgrote en grote bedrijven in Nederland hebben een verplichting om de jaarrekening te laten controleren door een accountant. Deze accountant geeft een verklaring over het getrouwe beeld van de jaarstukken van een onderneming. Een onderdeel van de controle is dat de accountant de verwachting toetst met betrekking tot de continuïteit van de onderneming. Mocht deze continuïteit in gevaar zijn dan dient de accountant dit op te nemen in de verklaring die hij verstrekt bij de jaarrekening.
In diverse media is aandacht besteed aan de tuchtzaak die diende tegen de accountant van de DSB Bank. De accountant (resp. Ernst & Young) wordt verweten dat hij de risico's op een mogelijk faillissement van DSB had moeten zien aankomen. Vier maanden na de goedkeuring van de jaarcijfers ging DSB failliet. De AFM (Autoriteit Financiële Markten) heeft bedenkingen bij deze goedkeuring en heeft de accountant voor de tuchtrechter gedaagd. De accountant verzuimde om een continuïteitsparagraaf op te nemen in de jaarrekening.
1.2 WETENSCHAPPELIJKE RELEVANTIE
Het onderzoeken of er een relatie bestaat tussen een faillissement van een onderneming en de
mogelijkheden van een accountant om dit aankomend faillissement te herkennen en te benoemen
middels een continuïteitsparagraaf, is om verschillende reden interessant. Ten eerste, er is onderzoek
gedaan naar methoden om faillissementen bij ondernemingen te voorspellen. Van lineaire combinatie
(Altman 1968) in de jaren '60 tot neural networks in de jaren '90. Uit een onderzoek (Laitinen en
Kankaanpää, 1999) blijkt dat, uit een selectie van zes beproefde methoden om faillissementen te voorspellen, het niet uitmaakt welke van de zes methoden er gebruikt wordt.
Ten tweede, is onderzocht, de invloed van publieke opinie op een accountant en of deze opinie het oordeel van een accountant kan beïnvloeden. Het (Geiger et al., 2005; Nogler en Jang 2012; Joe 2003) blijkt dat wanneer er meer druk wordt uitgeoefend op de accountant door diverse externe invloeden, de accountant anders oordeelt over eventuele continuïteitsproblemen. Dit heeft ook te maken met de relatie die de accountant heeft met een onderneming en de invloed hierop bij zijn oordeelsvorming (Geiger en Raghunandan 2002).
Verder is gekeken naar de impact van de continuïteitsparagraaf (Bhimani et al, 2009) op een eventueel faillissement. Een bedrijf met continuïteitsparagraaf heeft meer kans dat zij uiteindelijk failliet gaat dan een onderneming zonder continuïteitsparagraaf. Echter een onderneming, met slechte kengetallen in de jaarrekening heeft meer kans om failliet te gaan. Daaruit blijkt dat het faillissement niet zozeer afhing van de continuïteitsparagraaf, maar de slechte financiële omstandigheden . Dit is belangrijk, het vaststellen van slechte kengetallen binnen een organisatie is een objectieve benadering en zal, in theorie, door iedere accountant tot een gelijk oordeel moeten leiden. Hiernaar is ook door Sikka (2009) gekeken en uit dit onderzoek bleek dat veel bedrijven failliet gingen kort na het ontvangen van een goedkeurende controleverklaring, ondanks dat achteraf duidelijk kon worden vastgesteld dat de ondernemingen, ten tijden van het ontvangen van de goedkeurende verklaring, slechte kengetallen presenteerden in hun jaarrekeningen. Hierop wil ik verder werken door niet alleen de verwachting van, of de kans op een faillissement te toetsen, maar door te onderzoeken of accountants bij gelijke kengetallen tot dezelfde conclusies komen en of de curator achteraf tot eenzelfde oordeel komt. Tot op heden heb ik niet kunnen vaststellen dat een dergelijk onderzoek reeds heeft plaatsgevonden met betrekking tot de Nederlandse markt.
Tot slot, mijn onderzoek is relevant gezien de nieuwe ontwikkelingen in de Nederlandse wetgeving. De regels met betrekking tot de besloten vennootschap zijn per 1 oktober 2012 gewijzigd. Door deze nieuwe regelgeving zijn er aanpassingen gekomen. Een onderdeel hiervan is de uitkeringstest. Binnen de nieuwe wetgeving wordt het bestuur van een besloten vennootschap aansprakelijk gesteld, indien na faillissement blijkt dat het bestuur onvoldoende onderzoek heeft gedaan van de impact van een uitkering op de continuïteit van de onderneming
1. De druk voor een onderneming om tot een goede continuïteitsveronderstelling te komen neemt hiermee toe.
1
Flex B.V. wet (art: 2:216 lid 3BW 2)
Samenvattend zal mijn onderzoek kijken naar de relatie tussen de financiële positie van ondernemingen en de voorspelbaarheid van faillissementen, de mate waarin dit onderkend is door accountants middels een continuïteitsparagraaf en deze uitkomsten vergelijken met de werkelijke reden weergegeven in het verslag van de curator. De uitkomsten zullen bijdragen in het bewustzijn van bestuurders en accountants.
Het verstrekt bestuurders en accountants informatie wanneer zij de continuïteit toetsen van een onderneming, met betrekking tot de bestuurdersaansprakelijkheid of om een juiste controleverklaring te verstrekken bij een jaarrekening.
1.3 ONDERZOEKSOPZET EN VRAAGSTELLING
Onderzoeksmethoden Onderzoeksmethoden Onderzoeksmethoden Onderzoeksmethoden
In dit onderzoek heb ik gebruik gemaakt van de volgende twee onderzoeksmethoden:
• Literatuuronderzoek;
• Kwantitatief onderzoek.
In het literatuuronderzoek worden de theoretische onderbouwingen uitgewerkt waarop de continuïteitsgedachte rust. Hierbij wordt gekeken naar de invloed van externe partijen, de verschillen in de verwachtingen tussen accountants en gebruikers en een onderzoek naar de verschillen binnen de continuïteitstheorie.
Het kwantitatief onderzoek bestaat uit een analyse van failliete ondernemingen in Nederland. Er zal worden getoetst of, er een relatie bestaat tussen het faillissement en de kengetallen van de diverse ondernemingen, de continuïteitsveronderstelling in de lijn ligt van de analyse van de kengetallen en het faillissement door de accountant redelijkerwijs voorspeld had kunnen worden, dan wel is voorspeld. Dit, afgezet tegen de werkelijke reden van faillissement, maakt duidelijk of de accountant objectief is in het opnemen van een continuïteitsparagraaf in de controleverklaring wanneer dit nodig is.
De geselecteerde bedrijven zijn middelgrote of grote ondernemingen (meer dan 50 FTE, omzet boven 8,8 miljoen euro of balanstotaal boven 4,4 miljoen euro) omdat deze bedrijven op basis van de Nederlandse wetgeving verplicht zijn om de jaarrekening te laten controleren door een accountant.
Vraagstelling Vraagstelling Vraagstelling Vraagstelling
De hoofdvraag welke hierbij is gekozen luidt als volgt: “Is er een algemene objectieve benadering over
het wel of niet opnemen van de continuïteitsparagraaf bij het afgeven van een controleverklaring en blijkt
na faillissement van een onderneming het oordeel van de accountant gelijk te zijn aan die van de curator”
Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn de volgende deelvragen opgesteld:
• Wat is de basis van het opnemen van de continuïteitsparagraaf in de jaarrekening en wat wordt van een accountant verwacht met betrekking tot het beoordelen van de continuïteit van een onderneming?
• Wat is de rol en taak van de curator bij het faillissement?
• Wat zijn de oorzaken van faillissement?
• Hoe gaat de accountant om met self fulfilling prophecy?
• Zijn er verschillen te onderkennen de methodes om bepaling van continuïteit te voorspellen?
• Welke externe factoren hebben invloed op de beoordeling van de accountant om tot de continuïteitsveronderstelling te komen?
Structuu Structuu Structuu Structuur r r r
In hoofdstuk 2 zal een uiteenzetting worden gegeven van de betreffende wet- en regelgeving waaraan accountants moeten voldoen om tot een juiste controleverklaring te komen. In dat hoofdstuk wordt besproken wat de basis is van het opnemen van een continuïteitsparagraaf en wat van de accountant wordt verwacht met betrekking tot het beoordelen van de continuïteit van een onderneming. Daarnaast zal een korte weergave worden gegeven van de rol van de curator bij een faillissement.
In hoofdstuk 3 is het theoretisch kader beschreven. In dit hoofdstuk worden verschillen theorieën uiteengezet die betrekking hebben op de going-concern gedachte bij een onderneming. Er wordt beoordeeld wat de oorzaken zijn van faillissement en welke externe partijen invloed hebben op een accountant. Ook zal worden gekeken naar mogelijke bekende methodes om te bepalen of ondernemingen binnen een bepaalde periode failliet gaan en de invloed van de self fulfilling prophecy zal worden besproken.
In hoofdstuk 4 wordt de methodologie besproken. Dit betreft een beschrijving van data welke gebruikt is en op welke manier deze data verzameld is. Verder wordt besproken de manier van toetsen en voorbehouden en interpretatie van de bij dit onderzoek gebruikte data.
Hoofdstuk 5 bevat de uitvoering van toetsen en de beschrijvende statistiek.
En tot slot wordt in hoofdstuk 6 de conclusie van het onderzoek weergegeven. De beperkingen bij het
onderzoek alsmede aanbevelingen voor een eventueel vervolgonderzoek.
H O O FD ST U K 2 - W ET - E N R E G E L G EV I N G
2.1 BURGERLIJK WETBOEK
Een controleverklaring wordt verstrekt bij jaarrekening van ondernemingen welke voldoen aan bepaalde voorwaarden. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de Nederlandse Wet. In het Burgerlijk wetboek 2 titel 9 zijn alle bepalingen opgenomen betreffende regels betreffende rechtspersonen. Een rechtspersoon is een constructie waardoor een abstracte entiteit of organisatie op kan treden in het rechtsverkeer met rechten en plichten zoals een natuurlijk persoon dat kan doen. Zoals opgenomen in Artikel 3 van het Burgerlijk Wetboek 2 Titel 9 bezitten verenigingen, coöperaties, onderlinge waarborgmaatschappijen, naamloze vennootschappen, besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en stichtingen rechtspersoonlijkheid.
Met betrekking tot de waardering en continuïteitproblematiek is in artikel 384 BW 2 titel 9 opgenomen dat bij de waardering van activa en passiva wordt uitgegaan van de veronderstelling dat het geheel der werkzaamheden van de rechtspersoon waaraan die activa en passiva dienstbaar zijn, wordt voortgezet, tenzij die veronderstelling onjuist is of haar juistheid aan gerede twijfel onderhevig is; alsdan wordt dit onder mededeling van de invloed op vermogen en resultaat in de toelichting uiteengezet.
Verder zijn opgenomen in het Burgerlijk wetboek 2 titel 9, de algemene bepalingen waaraan ondernemingen moeten voldoen bij het opstellen van hun jaarrekening en jaarverslag. Als een onderneming aan deze voorwaarde voldoet is er een controleplicht. Zoals vermeld in BW2 titel 9 artikel 393 lid 1 verleent de rechtspersoon opdracht tot onderzoek van de jaarrekening aan een registeraccountant of aan een Accountant-Administratieconsulent ten aanzien van wie in het accountantsregister een aantekening is geplaatst als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onderdeel i, van de Wet op het accountantsberoep.
Niet elke onderneming hoeft te voldoen aan de controleplicht. De vereisten van omvang waaraan de onderneming moet voldoen om te worden aangemerkt als onderneming met wettelijke controleplicht bepalen dat en rechtspersoon die op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, heeft voldaan aan twee of drie van de volgende vereisten, controleplichtig is.
• de waarde van de activa volgens de balans met toelichting bedraagt, op de grondslag van verkrijgings- en vervaardigingsprijs, bedraagt meer dan € 4 400 000;
• de netto-omzet over het boekjaar bedraagt meer dan € 8 800 000;
• het gemiddeld aantal werknemers over het boekjaar bedraagt meer dan 50.
Na het onderzoek/controle van de jaarrekening geeft de accountant de uitslag van zijn onderzoek weer in een verklaring omtrent de getrouwheid van de jaarrekening. Er zijn 4 soorten verklaringen die een accountant kan verstrekken bij de jaarrekening te onderkennen:
• een goedkeurende verklaring;
• een verklaring met beperking;
• een afkeurende verklaring; of
• een verklaring van oordeelonthouding.
Van af 1 januari 2013 vallen alle accountants onder de nieuwe Wet op het accountantsberoep. Hierdoor wordt met name de nieuwe opzet gewaarborgd van één beroepsorganisatie voor alle accountants, zowel registeraccountant als Accountant-Administratieconsulenten. Deze beroepsorganisatie heeft als taken:
het bevorderen van een goede beroepsuitoefening door accountants, onder meer door het vaststellen van beroepsreglementering, het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van accountants, zorg dragen voor de eer van de stand van de accountants en zorg dragen voor de praktijkopleiding,
De huidige beroepsorganisatie zoals bedoeld in de Wet op het accountantsberoep betreft de NBA (Nederlandse Beroepsorganisatie voor Accountants). Naast de wetgever stelt de NBA gedrags- en beroepsregels vast voor alle accountants die zijn ingeschreven in het accountantsregister. Al deze regelgeving voor accountants is opgenomen in de Handleiding Regelgeving Accountancy (HRA), delen 1 en 1A (NV COS) Regelgeving voor de accountant. In De NV COS staan dan ook de richtlijnen waar accountants aan moeten voldoen bij het uitvoeren van een wettelijke controle.
2.2 NADERE VOORSCHRIFTEN CONTROLE- EN OVERIGE STANDAARDEN
Vanaf 1 januari 2013 vallen alle accountants onder de nieuwe Wet op het accountantsberoep. Hierdoor wordt voornamelijk de nieuwe opzet gewaarborgd van één beroepsorganisatie voor alle accountants, zowel registeraccountant als Accountant-Administratieconsulenten. Deze beroepsorganisatie heeft als taken: het bevorderen van een goede beroepsuitoefening door accountants, onder meer door het vaststellen van beroepsreglementering, het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van accountants, zorg dragen voor de eer van de stand van de accountants en zorg dragen voor de praktijkopleiding,
De huidige beroepsorganisatie zoals bedoeld in de Wet op het accountantsberoep betreft de NBA
(Nederlandse Beroepsorganisatie voor Accountants). Naast de wetgever stelt de NBA gedrags- en
beroepsregels vast voor alle accountants die zijn ingeschreven in het accountantsregister. Al deze
regelgeving voor accountants is opgenomen in de Handleiding Regelgeving Accountancy (HRA), delen 1
en 1A (NV COS) Regelgeving voor de accountant. In De NV COS staan dan ook de richtlijnen waar accountants aan moeten voldoen bij het uitvoeren van een wettelijke controle.
Met betrekking tot eventuele continuïteitsvraagstukken wordt gerefereerd aan NVCOS 570. Deze Standaard behandelt de verantwoordelijkheden van de accountant inzake de controle van financiële overzichten voor zover die betrekking hebben op de wijze waarop het management de continuïteitsveronderstelling hanteert bij het opstellen van de financiële overzichten. Dit betreft tevens de beoordeling van de inschatting van de door het bestuur van de entiteit veronderstelde mogelijkheid tot duurzame voorzetting van de bedrijfsactiviteiten. Het is aan de accountant om de door het bestuur opgestelde continuïteitsveronderstelling (continuïteit van de bedrijfsactiviteiten) te toetsen.
Uiteindelijke doelstelling van de accountant is het verkrijgen van voldoende control informatie, het beoordelen van de controle informatie en concluderen of er eventuele onzekerheid van materieel belang bestaat en vaststellen van de implicaties voor de controleverklaring.
Dit bereikt de accountant door voor de controle een risico inschatting te maken van gebeurtenissen of omstandigheden zijn die gerede twijfel kunnen doen ontstaan over het vermogen van de entiteit om haar continuïteit te handhaven. Alle informatie die het management heeft opgesteld met betrekking tot het vermogen om de continuïteit te handhaven te evalueren. Hierbij dient het bestuur uit te gaan van een periode van minimaal 12 maanden. De accountant zal moeten letten op de beoordeling van het bestuur inzake de continuïteit van de onderneming de beoordeling van het bestuur over haar toekomstverachting met betrekking tot gebeurtenissen of omstandigheden die inherent onzeker zijn. Hierbij is het belangrijk dat de mate van onzekerheid met betrekking tot het formuleren van toekomstverwachtingen/
gebeurtenissen groter wordt naarmate de beoordeling verder in de toekomst ligt. Indien er gebeurtenissen of omstandigheden zijn onderkend die gerede twijfel kunnen doen ontstaan over het vermogen van de entiteit om haar continuïteit te handhaven, dient de accountant voldoende en geschikte controle-informatie te verkrijgen teneinde vast te stellen of er al dan niet een onzekerheid van materieel belang bestaat door aanvullende controlewerkzaamheden uit te voeren, met inbegrip van het overwegen van mitigerende factoren
Omdat het bepalen van de continuïteit een samenspel is tussen bestuur en accountant en doordat er steeds meer ondernemingen door de economische crisis in de problemen komen heeft de beroepsorganisatie NBA een handreiking
2aan accountants gegeven. Hierin is tevens schematisch
32
Audit alert 20;
opgenomen de meest voorkomende situatie en de consequentie aangaande de verklaring van de accountant.
3
De verklaring van een accountant in en verslechterend economisch klimaat; Een gezamenlijke uitgave van het Koninklijk NIVRA en de NOvAA
Oordeel Ondernemer Oordeel/ bevindingen Accountant
Toelichting Jaarrekening
Waarderingsgrondslag Strekking verklaring
1 Positief Positief Toereikend Continuïteit Goedkeurend
2 Positief Onzeker Niet toereikend Continuïteit Met
beperking/Afkeurend
3 Positief Negatief Niet toereikend Continuïteit Afkeurend
4 Onzeker Onzeker Toereikend Continuïteit Goedkeurend met
toelichtende paragraaf
5 Onzeker Onzeker Niet toereikend Continuïteit Met
beperking/Afkeurend
6 Onzeker Negatief Niet toereikend Continuïteit Afkeurend
7 Positief of Onzeker Onmogelijk om toereikende controle formatie te verkrijgen
Toereikendheid niet te bepalen
Continuïteit Oordeelonthouding
8 Negatief Negatief Niet toereikend Continuïteit Afkeurend
9 Negatief Negatief Toereikend Liquidatie Goedkeurend eventueel
toelichtende paragraaf
2.3 DE CURATOR
Wanneer ondernemingen niet neer aan de continuïteitveronderstelling kunnen voldoen is er een kans dat een faillissement zal worden uitgesproken. Een faillissement kan door een crediteur (oftewel schuldenaar), door de rechtspersoon zelf, of op verzoek van het Openbaar Minister worden aangevraagd.
Het is aan de rechter om het faillissement uit te spreken. De regels voor het behandelen van een faillissement zijn opgenomen in de faillissementswet.
Conform artikel 14 lid 1 van de faillissementswet zal door de rechtbank een curator worden aangesteld.
De curator neemt het bestuur en het beheer van een onderneming over als de rechter heeft geoordeeld dat die onderneming zijn schulden niet meer kan voldoen. De belangrijkste taak van de curator is om te onderzoeken hoe hij de schuldeisers alsnog kan betalen (vereffening van de boedel).
De curator bekijkt ook wat de oorzaak is van het faillissement. Voor het afbetalen van de schulden is het belangrijk of het faillissement is veroorzaakt door onmacht (wanbetaling van klanten, economische crisis) of door onbehoorlijk bestuur van de bestuurders van de onderneming. De curator is conform de wet verplicht om telkens na verloop van drie maanden, een verslag uit over de toestand van de boedel.
Het landelijk overleg van rechters-commissarissen insolventie (Recofa) heeft richtlijnen vastgesteld ter
uniformering van het rolbeleid van de faillissementskamers van de rechtbanken. Door Recofa zijn ook
modelverslagen opgesteld zodanig dat bij het behandelen van faillissementen bij verslaggeving wordt
voldaan aan de wettelijke vereisten.
H O O FD ST U K 3 - T H EO R E T I S C H K AD E R
3.1 CONTINUITEITSVERONDERSTELLING
De continuïteitsveronderstelling kan als volgt worden omschreven: bij de waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat moet worden uitgegaan van de veronderstelling dat de activiteiten waarvoor deze dienen, worden voortgezet. Het is een veronderstelling dat elk bedrijf haar activiteiten zal voortzetten tot al haar uitstaande verplichtingen worden voldaan en haar doelen bereikt.
Om een inschatting te maken over wat er in de toekomst gaat gebeuren is er een bundeling van informatie nodig. Middels een evaluatie van de huidige kengetallen gecombineerd met de aankomende strategische en operationele beslissingen zal moeten worden vastgesteld of een onderneming zijn activiteiten kan voortzetten of dat er een redelijk mate van twijfel over bestaat .
Bepaling van de Bepaling van de Bepaling van de
Bepaling van de continuïteit continuïteit continuïteit continuïteit
Over de continuïteitsgedachte/veronderstelling wordt in vele onderzoeken in binnen- en buitenland onderzoek naar gedaan, onder meer om faillissementen te voorspellen op basis van kengetallen of via invloeden van buitenaf. Om continuïteit vast te stellen zijn er verschillen methodes door de jaren heen opgesteld. Een hele bekende methode is de methode van Altman (1968). Hij bedacht een lineaire combinatie van vier of vijf gemeenschappelijke zakelijke verhoudingen met coëfficiënten (Z-score). Door de jaren heen zijn verscheidene methodes voor het voorspellen van faillissementen van ondernemingen verder ontwikkeld bijvoorbeeld: RPA algoritmes (Frydman et al., 1985) en Neurale Netwerken (Tam en Kiang 1990). Ter illustratie een korte weergave waar de accountant op moet toetsen conform de regels NVCOS (HRA) om mogelijk continuïteit probleem te onderkennen. Hierin wordt, onder andere, gewezen op ratio’s, crediteurenstand en afloop, arbeidsconflicten, tekort aan belangrijke voorraden. Dit zijn kerncijfers en indicatoren en liggen qua denkwijze nog voor de ontwikkelde methode van Altman uit 1968.
Een aantal methoden welke faillissementen zouden kunnen voorspellen, zijn gebruikt in het onderzoek
van Laitinen en Kankaanpää (1999). Het betreft een vergelijking van de diverse methoden om de
effectiviteit te vergelijken en te bepalen of er verschillen zijn en of wellicht een methode significant beter is
dan de andere. Echter, het blijkt dat er geen van de methoden significant beter is dan de andere. Dit geeft
aan dat de opzet van de methode door de jaren heen geraffineerder zijn geworden maar dat er geen
significante verbetering heeft plaatsgevonden in de afgelopen 40 jaar.
W W
W Waarom faillissement aarom faillissement aarom faillissement aarom faillissement
Waarom gaan bedrijven failliet en wat is hiervan de oorzaak? Uit de vorige paragraaf blijkt het lastig om een faillissement te voorspellen, maar het is wellicht makkelijker om vast te stellen waarom een bedrijf failliet gaat. Uit het onderzoek naar faillissementen door Altman (2006) blijkt dat 90% van de faillissementen zijn terug te leiden naar slecht management. Hoewel de uiteindelijke oorzaak van het faillissement meestal een tekort aan liquiditeiten betrof, is het duidelijk dat een aantal redenen markt gerelateerd zijn. Hieronder vallen overcapaciteit in de markt en veel concurrentie van het buitenland.
In Nederland is een onderzoek uitgevoerd in opdracht van het Centraal bureau voor de statistiek (Boer en Lalta, 2011) over de oorzaken van faillissementen in Nederland. Hieruit blijkt dat 8.400 faillissementen in 2010 zijn beëindigd Ter vergelijk zijn er in 2010, 9620 faillissementen uitgesproken. Vanwege de afwikkeling van de boedelvereffening, kan een afwikkeling van faillissement een aantal jaren duren. Van de in 2010 beëindigde faillissementen (van vennootschappen) was 28 procent van de oorzaken mismanagement. Overige oorzaken waren:
• Economische omstandigheden 35%
• Faillissement holding 13%
• Dubieus handelen 5% (o.a. bodembeslag, fraude, lege B.V.)
• Problemen binnen de directie 2%
• Overig 17%
Onderzoek van Ooghe en de Prijcker (2008) geeft weer dat ook de omvang van de ondernemingen of in welke status van ontwikkeling zij zijn, een andere reden kan veroorzaken dat ze failliet gaan.
Logischerwijs, omdat start-up ‘s een andere financiële ondergrond heeft dan grotere bedrijven. Ook uit dit onderzoek blijkt echter dat het aan de keuzes van management te wijten is, dat bedrijven failliet gaan.
Uiteindelijke tekortkomingen van liquiditeiten, groei en winsten zijn terug te herleiden naar het falen van management.
Om een inschatting te maken over wat er in de toekomst gaat gebeuren is er een bundeling van
informatie nodig. Middels een evaluatie van de huidige kengetallen gecombineerd met de aankomende
strategische en operationele beslissingen zal moeten worden vastgesteld of een onderneming zijn
activiteiten kan voortzetten of dat er een redelijk mate van twijfel over bestaat. Uit onderzoek naar de
voorspelling van faillissementen door Ohlson (1980) kwam een vergelijkende uitkomst. Hij gaf aan dat er
gezocht moet worden naar meer parameters dan de alom bekende kerncijfers om tot een betere
faillissementsvoorspelling te komen.
3.2 DE VERWACHTINGSKLOOF
Er bestaat een redelijk mate van discrepantie tussen wat het maatschappelijk verkeer van een accountant verwacht en wat de accountant doet c.q. aan zekerheid toevoegt. De verwachtingskloof wordt omschreven binnen de wet toezicht accountantsorganisaties, hierna te noemen de Wta
4, als het verschil tussen de door het maatschappelijke verkeer gewenste zekerheid en de daadwerkelijk aan de accountantsverklaring te ontlenen zekerheid. Deze bestaat uit twee delen (Porter, 1993), namelijk (1) het verschil tussen de verwachtingen die externe partijen hebben van de prestatie van accountants voor wat betreft een aantal bestaande taken en hun perceptie van de daadwerkelijke prestatie van accountants ten aanzien van deze taken (communicatiekloof) en (2) wat het publiek redelijkerwijs kan verwachten van wat accountants bereiken en wat accountant daadwerkelijk waargenomen hebben (de prestatiekloof).
De communicatiekloof heeft voornamelijk betrekking op het niet mogen wekken van overdreven verwachtingen. De prestatiekloof laat zich onder meer definiëren als het gat dat ontstaat als een accountant niet doet wat hij op grond van wettelijke en/of beroepsregels verplicht is te doen.
De verwachtingskloof is opgenomen in de vertrouwensleer van Limperg. Daarin wordt gesproken over de vertrouwensman van het maatschappelijk verkeer geen overdreven verwachtingen mag wekken en die geen tekortkomingen in het vervullen van zijn functie mag laten plaatsvinden. Echter blijkt dat de gebruikers en uitvoerders van controlewerkzaamheden andere opvattingen hebben over wat de uitkomsten van een controle zijn (Epstein en Geiger, 1994). Investeerders bleken een veel grotere verwachting te hebben van de accountantscontrole dan accountants volgens hun eigen regels hoefden af te leggen.
Dit wordt ook ondersteund door McEnroe en Martens (2001) waaruit blijkt dat investeerders en accountants beide het belangrijker vinden dat er het juiste signaal afkomt van een onafhankelijk rapport dan de manier van terminologie van het accountantsrapport waarin dit signaal wordt gemeld.
Investeerders verwachten verder van de accountant vergaande zekerheden in hun rapportage ten behoeve van de controleverklaring.
Als blijkt dat de kloof ook verkleind kan worden, door uitleg en studie (Monroe en Woodliff, 1993) of door het duidelijker uitleggen wat een accountant doet en daarvoor ook wet en regelgeving voor op te stellen (Baron et al, 1977). Is er wellicht minder verschil in perspectieven van wat een accountant doet en wat een accountant volgens het publiek zou moeten doen. Hierdoor zal in ieder geval de publieke opinie of de
4
Zie Kamerstukken Wta 29658, nr.3 Memorie van toelichting
media een beter beeld weer kunnen geven van het werk dat accountants uitvoeren of wellicht ervoor zorgen dat wet en regelgeving aangescherpt worden en meer in lijn liggen van het verwachtingspatroon van het publiek.
3.3 EXTERNE INVLOEDEN MAKEN ACCOUNTANT SCHERPER
Professioneel kritisch is een begrip in de accountancy. Regelgeving (NVCOS;Nederland en SAS,US) staat vol richtlijnen voor de accountant waarbij verwacht wordt dat de accountant zijn professioneel kritische houding gebruikt in het nemen van beslissingen. In de verordening gedragscode (VGC, binnenkort aangepast naar VGBA) zijn de beroepscodes voor accountant opgenomen. Hierin gaat de VGC uit van de vijf fundamentele beginselen: integriteit, objectiviteit, deskundigheid en zorgvuldigheid, geheimhouding en professioneel gedrag.
Professioneel kritisch behelst de integriteit van accountants en de mate waarin zij hun natuurlijk professioneel kritische houding uitdragen tijdens hun werkzaamheden. En de mate waarin deze beïnvloed wordt door externe factoren. Het begrip ‘professional kritisch’, kan omschreven worden als een focus die ligt op het evalueren van het bewijs dat de accountant heeft verzameld, alert zijn op omstandigheden die kunnen wijzigen als gevolg van fouten en niet blindelings vertrouwen op de verzamelde informatie.
Naast de vakgroepen en extern invloeden die van belang zijn, zijn natuurlijk ook de ontwikkelingen van beroepsgroepen en de mate van controle door derden van invloed op de houding van accountants.
Internationaal is veel geschreven over de integriteit van accountants en de invloed van buitenaf. Uit het onderzoek (Joe 2002) dat specifiek kijkt naar invloed van de pers op de continuïteitsparagraaf heeft bevestigd dat de media een invloed kunnen hebben op het eventueel opnemen van een continuïteitsparagraaf in de jaarrekening van bedrijven die in continuïteitsproblemen verkeren.
Uit verder onderzoek blijkt dat ook de invloed van publieke opinie op een accountant en of deze opinie
het oordeel van een accountant kan beïnvloeden. Het (Geiger et al,.2005; Nogler en Jang, 2012) blijkt dat
wanneer er meer druk wordt uitgeoefend op de accountant door diverse externe invloeden, de accountant
anders oordeelt over eventuele continuïteitsproblemen. Dit heeft ook te maken met de relatie die de
accountant heeft met een onderneming en de invloed hierop bij zijn oordeelsvorming (Geiger en
Raghunandan, 2002).
3.4 SELF FULFILLING PROPHECY
Zoals blijkt uit de wet en regelgeving en de NVCOS, welke is besproken in hoofdstuk twee, oordeelt de accountant op basis van de opgestelde jaarrekening en financiële stukken door het bestuur, over de continuïteitsgedachte van de onderneming. Echter hebben beide verschillende belangen. Dit komt tot uiting in de self fulfilling prophecy. Letterlijk betekend self fulffilling prophecy: Voorspelling waarvan de bekendmaking het effect heeft dat de voorspelling werkelijkheid wordt. Ten aanzien van de continuïteitsparagraaf betekent dit, dat wanneer de paragraaf wordt opgenomen in de controleverklaring de onderneming bekend staat als zwak en op het punt staat om failliet te gaan. Hierdoor heeft de onderneming meer problemen om aan kredieten te komen en willen leveranciers niets meer leveren op krediet. Verder kunnen afnemers problemen zien in de aanlevering van goederen. Door deze problemen gaat de onderneming uiteindelijk failliet. Dit verklaart dat het opnemen van een continuïteitsparagraaf wellicht de moeilijkste en meest complexe beslissing is voor een accountant (Louwers et al,.1999). De accountant wil niet de oorzaak van het faillissement zijn.
Meer kan op Meer kan op Meer kan op
Meer kan op faillissement faillissement faillissement faillissement
Het is natuurlijk heel lastig om te bepalen of een bedrijf failliet is gegaan omdat een continuïteitsparagraaf is afgegeven. Eenmaal afgegeven weet je nooit meer hoe de toekomst van het bedrijf zich had ontwikkeld wanneer er geen continuïteitsparagraaf was opgenomen. Om dit te testen dienen vergelijkingen gemaakt te worden tussen (financieel zwakke) ondernemingen welke wel een continuïteitsparagraaf ontvangen en ondernemingen (met ongeveer gelijke financiële kerncijfers) die geen continuïteitsparagraaf ontvingen, zoals onderzocht door Citron en Taffler (2001). Tevens hebben zij ook onderzoek gedaan naar de verklaringen van accountant van ondernemingen welke failliet gingen tussen 1987 en 1994. Van deze groep bleek 85 % failliet te gaan zonder dat eruit de jaarrekening en jaarverslag toelichtingen waren opgenomen over continuïteit problemen. Uit de vergelijkende cijfers blijkt dat er een (bijna) significant verschil bestaat tussen het wel of niet opnemen van een continuïteitsparagraaf Echter wanneer de onderzoekers meer variabelen toevoegen aan de vergelijking (kerncijfers zoals omzet, Z-score (Altman 1968), winsten) dan blijkt er geen significant verschil te zijn tussen de kans op faillissement met of zonder continuïteitsparagraaf. Tot gelijke conclusie komt ook de studie van Vanstraelen (1999). Een openbaarmaking van de continuïteitsparagraaf leidt niet tot een grotere kans tot faillissement van het desbetreffende bedrijf, Zoals ook aangegeven door Vanstraelen (1999) is het wellicht ook interessant om naar langere periodes te kijken, hoewel een langere periode meer boekjaren bevat en dus meerdere controles.
Als we naar een langere periode kijken blijkt dat dat de kans op een faillissement na het krijgen van een
continuïteitsparagraaf kleiner wordt. Oorzaak hiervan (Citron en Taffler, 2001) betreft het feit dat
ondernemingen wellicht ingrijpen bij slechte vooruitzichten om zo faillissement te voorkomen. Tot een gelijke conclusie komt Nogler (1995). Een continuïteitsparagraaf kan een kans zijn om wanneer je niet failliet gaat om de organisatie opnieuw te structureren. Uiteindelijk komt Louwers (Louwers et al, 1999) wel tot een relatie tussen continuïteitsparagraaf en faillissement maar meldt erbij dat accountants zich niet moeten laten leiden met angst dat hun oordeel het faillissement van een onderneming kan leiden.
Een alternatieve verklaring voor het niet opnemen van een continuïteitsparagraaf (Citron en Taffler, 2001)
zou kunnen zijn dat de accountant niet deskundig genoeg is , maar het is eerder te verwachten dat de
accountant conflicten met het management wil voorkomen. Onderzoek van Matsumura E.M. (1977) geeft
aan dat een accountant waarschijnlijk toch bang is voor self-fulfilling prophecy bij het onderkennen van
continuïteitsproblemen bij ondernemingen en daarom terughoudend is bij het opnemen van een
continuïteitsparagraaf.
H O O FD ST U K 4 – M E TH O D O L O G I E
4.1 SELECTIE METHODE
Om te bepalen welke bedrijven gekozen worden, is het belangrijk naar het doel van het onderzoek te kijken. Ten eerste is het een voorwaarde dat de bedrijven failliet zijn gegaan. Ten tweede is het belangrijk dat de onderneming is voorzien van een controleverklaring. Zoals vermeld in hoofdstuk 2.1 zijn er minimale vereisten van omvang noodzakelijk om als controleplichtige onderneming te worden aangemerkt. Verder dient de onderneming een rechtspersoon te zijn.
Het aantal bedrijven (inclusief niet-rechtspersonen) in Nederland met meer dan 50 werknemers bedroeg in 2006 12.985
5. Het totaal aantal bedrijven in Nederland bedroeg 746.365
6. Hiermee heeft maar 1,74%
van het totaal aantal bedrijven meer dan 50 medewerkers. Bij een evenredige verdeling van het aantal faillissementen zou 1,74 % van de 30.424 (failliete rechtspersonen 2009 tot mei 2013) bedrijven meer dan 50 werknemers hebben. Dit komt neer op 529. Echter is dit niet reëel omdat het veel waarschijnlijker is dat kleine bedrijven eerder failliet gaan dan grote ondernemingen.
4.2 GEHANTEERDE BRONNEN
Bij de kamer van koophandel (hierna KVK) worden alle gegevens van bedrijven bewaard en tevens wordt door de KVK bijgehouden de ontwikkeling van bedrijven door de jaren heen. Op basis van een selectie van periode (2009 tot medio 2013), omvang (meer dan 50 medewerkers) en status failliet, blijkt dat er volgens de KVK 117 bedrijven met meer dan 50 werknemers failliet zijn gegaan. Met deze 117 bedrijven als uitgangspunt zijn alle bedrijven op basis van hun publicatiestukken, opgevraagd middels de database van company.info, beoordeeld op het bevatten van een controleverklaring. Hieruit blijkt dat 53 van de 117 bedrijven een controleverklaring hebben ontvangen. De overige 64 bedrijven hadden niet voldoende balanstotaal en/of omzet om te kwalificeren als controleplichtig. Van deze 53 bedrijven zijn uit diverse bronnen
7de faillissementsverslagen opgevraagd zoals door de curatoren aangeleverd aan de rechtbank.
Na controle van diverse stukken en het wel of niet aanwezig zijn van insolventieverslagen met de oorzaken van faillissement, bleven 51 ondernemingen over waarvan voldoende data ter beschikking stond.
5Statline.cbs.nl
6Statline.cbs.nl
7 Faillisementdossier.nl, company.info, rechtspraak.nl en diverse curatoren individueel benaderd.
4.3 INTREPRETATIE EN VOORBEHOUDEN
Ondernemingen met minder dan 50 werknemers kunnen ook controleplichtig zijn op basis van omzet en balanstotaal. Omdat het, voor mij, op basis van deze gegevens (omzet en balanstotaal) onmogelijk is om failliete controleplichtige bedrijven te vinden, kan het voorkomen dat er bedrijven zijn welke binnen het kader van de steekproef vallen (alle controleplichtige failliete ondernemingen) maar niet zijn meegenomen in de steekproef. Verder is altijd uitgegaan van de moedermaatschappij (mits deze tevens failliet is gegaan) bij een faillissement dat meerdere geroepsmaatschappijen omvatte.
Tevens is er een beperking vanwege de registratie van gegevens. Dit kan gebeuren wanneer de KVK een faillissement van een onderneming of het aantal werknemers van een bedrijf, niet volledig en/of juist in haar database heeft opgenomen. Indien de jaarstukken van een onderneming zijn verwijderd omdat het faillissement reeds lang geleden is afgewikkeld, of de bedrijfsgegevens niet openbaar zijn gemaakt, dan kunnen deze gegevens niet meegenomen worden in de steekproef. Daarom is gekozen om te kijken naar ondernemingen welke failliet zijn gegaan in de periode vanaf 2009 tot medio 2013 en zijn oudere faillissementen buiten beschouwing gelaten. De kans op ontbrekende gegevens is door gebruik te maken van recente gegevens kleiner.
Verder is de data, opgenomen uit de insolventieverslagen, welke wordt gehanteerd bij de toetsen, een
interpretatie vanuit het schrijven van curatoren. Hierin is bij het opzetten van de gegevens gebruik
gemaakt van een oordeel dat de curatoren hebben geveld in hun beschrijving over de oorzaak van
faillissement. Crisis, slechte kerncijfers, lege orderboeken, opzeggen (bank)financiering zijn allemaal
zaken welke besproken dienen te worden door de accountant met het bestuur van een onderneming
tijdens de eindejaar controle. Om te komen tot een zo zuiver mogelijke benadering van het oordeel van
de curator, wordt naast de oorzaak van het faillissement ook gekeken naar andere gegevens in het
insolventierapport. In de meeste rapportages van de curatoren wordt vermeld wat de winst van het
lopende boekjaar bedraagt. Dit betreft het boekjaar waarvan de gefailleerde onderneming geen
jaarrekening meer heeft opgemaakt. Zoals aangetoond in hoofdstuk 2 moet een accountant op basis van
verschillende gegevens, waaronder prognoses, een oordeel geven over de continuïteit van de
onderneming. Wanneer blijkt dat in het jaar van het verstrekken van de controleverklaring (over het vorige
boekjaar) de onderneming forse verliezen leidt, moet een accountant daar adequaat op reageren. Bij
bijzondere mededelingen in het insolventierapport over het intrekken van financiering, is gekeken naar de
datering van de gegevens en de datum van het verstrekken van de controleverklaring. Alle
gebeurtenissen voor het verstrekken van deze datum moeten bekend zijn bij de accountant. Uiteindelijk is
een indeling gemaakt van waarschijnlijkheid van het oordeel van curator en of de accountant deze
informatie ook te beschikking had.
4.4 TOETSEN
Om te bepalen welke toets gehanteerd dient te worden maken we onderscheid in de data welke gebruikt is. Omdat het wel of niet opnemen van de continuïteitsparagraaf alsmede het wel of niet kunnen onderkennen van deze beoordeling uit de verslaggeving van de curator beide binaire data betreffen , bestaand uit twee groepen welke onafhankelijk zijn van elkaar (ongepaard) resulteert dit in een onafhankelijkheidstoets oftewel de Chi-kwadraat toets.
Vanuit perspectief van de onderbouwing van andere studies opgenomen in dit verslag hebben
uitgewezen dat er een relatie bestaat tussen de kans op faillissement en de financiële cijfers van een
onderneming evenals de mate waarin de tijd welke verstreken is tussen het verstrekken van een
controleverklaring en de kans op een juist oordeel van de accountant. Omdat deze gegevens relevant zijn
met betrekking tot dit onderzoek toets ik deze veronderstellingen. Ook om verder te onderbouwen het
verschil tussen het oordeel van de accountant vooraf en de oorzaken van het faillissement achteraf en de
mate waarin de accountant de mogelijkheid had om deze oorzaken te onderkennen.
H O O FD ST U K 5 – O N D E RZ O E K S R E SU LT AT E N
5.1 ALGEMENE GEGEVENS VAN DATA
Allereerst wordt de gebruikte data door middel van beschrijvende analyse in kaart gebracht. Daarna zal het toetsen van de hypothese plaatsvinden. Uit tabel 1 is te herleiden dat het totaal aantal ondernemingen welke zijn onderzocht uitkomt op 51. Verder blijkt uit tabel 1 dat een onderneming gemiddeld 297 dagen na verstrekken van de controleverklaring failliet gaat.
Verstrekte tijd tussen faillissement en afgeven controleverklaring N Minimum Maximum Mean Std. Deviation
Aantal dagen 51 38 1111 297,98 192,338
Valid N (listwise) 51
Tabel 1: Uitkomsten SPSS - Descriptive Statistics
In tabel 2 is af te leiden de gemiddelde Z-score van de bedrijven welke failliet zijn gegaan. Zoals aangegeven in hoofdstuk 3.1 blijkt dat door de jaren heen verschillende methoden zijn ontwikkeld om eventuele faillissementen van bedrijven te voorspellen. Omdat geen van de methoden een significant betere voorspeller blijkt te zijn (Laitinen en Kankaanpää 1999) maak ik gebruik van de Z-score (Altman 1968). Altman gaf in zijn studie aan dat zijn model geschikt is om faillissementen te voorspellen in de komende twee jaren, hoewel de voorspelbaarheid na 1 jaar snel minder accuraat wordt. In bijlage 1 staat een korte weergave van de opbouw en benadering van de Z-score. Samenvattend betreft de score een indicatie van de financiële situatie van de onderneming. Uit het overzocht van scores blijkt dat er gemiddeld slecht wordt gescoord, met een gemiddelde onder nul. In tabel 3 is te zien in welke categorie de ondernemingen vallen. Hieruit blijkt dat van de 51 ondernemingen in de steekproef maar 3 ondernemingen bij het opstellen van de laatste jaarrekening voor faillissement als “gezond” kwalificeren.
Z-score
N Minimum Maximum Mean Std. Deviation
Zscore 51 -31,50 6,93 -,0720 5,08422
Valid N (listwise) 51
Tabel 2: Uitkomsten SPSS - Descriptive Statistics
Z-score
Frequency Percent Valid Percent Cumulative Percent
Zscore
<1,8 37 72,5 72,5 72,5
1,8<>3,0 11 21,6 21,6 94,1
>3,0 3 5,9 5,9 100,0
Total 51 100,0 100,0
Tabel 3: Uitkomsten SPSS - Frequensies
In tabel 4 is opgenomen het aantal verstrekte continuïteitsparagrafen. In totaal hebben 17 van de 51 ondernemingen een continuïteitsparagraaf ontvangen. Dit betekent dat bij 2/3 van de ondernemingen geen continuïteitsparagraaf is opgenomen bij de laatste gecontroleerde jaarrekening voordat de onderneming failliet ging.
Continuïteitsparagraaf Accountant
Frequency Percent Valid Percent Cumulative Percent
Oord.
Nee 34 66,7 66,7 66,7
Ja 17 33,3 33,3 100,0
Total 51 100,0 100,0
Tabel 4: Uitkomsten SPSS - Frequensies
In tabel 5 is te zien dat, gezien de informatie herleid uit de insolventieverslagen van de curator, de accountant in 64,7% van de gevallen over genoeg informatie had kunnen beschikken om vast te stellen dat er continuïteitsproblemen waren bij de door hem gecontroleerde onderneming.
Curator
Frequency Percent Valid Percent Cumulative Percent
Oord.
Nee 18 35,3 35,3 35,3
Ja 33 64,7 64,7 100,0
Total 51 100,0 100,0
Tabel 5: Uitkomsten SPSS - Frequensies
5.2 HYPOTHESE
Zoals is te zien in paragraaf 5.1 is duidelijk te herleiden dat ondanks het aanstaande faillissement de accountant maar in 1/3 van de gevallen een continuïteitsparagraaf in zijn verklaring heeft opgenomen over een onzekerheid van materieel belang waardoor twijfel kan ontstaan over de continuïteitsveronderstelling van de onderneming. Om te toetsen of deze conclusie gedeeld wordt door de bevindingen van de curator, weergegeven in zijn insolventieverslag, wordt de volgende hypothese getoetst:
H0: Informatie curator over continuïteit = onderkende continuïteit van de accountant H1: Informatie curator over continuïteit ≠ onderkende continuïteit van de accountant
Chi-Square Tests Value df Asymp. Sig. (2-
sided)
Exact Sig. (2- sided)
Exact Sig. (1- sided)
Pearson Chi-Square 13,909
a1 ,000
Continuity Correction
b11,688 1 ,001
Likelihood Ratio 19,207 1 ,000
Fisher's Exact Test ,000 ,000
Linear-by-Linear Association 13,636 1 ,000
N of Valid Cases 51
Tabel 6: Uitkomsten SPSS - Chi-Square Tests
Als we dan naar de hypothese kijken dan is het verschil significant gezien de P-waarde van 0,01 (<0,05).
Hierdoor wordt de nul hypothese verworpen en is de conclusie dat uit de rapportage van de curator blijkt dat de accountant bij veel ondernemingen ten onrechte geen continuïteitsparagraaf heeft opgenomen.
Nu blijkt dat de accountant vaak verzuimd in het opnemen van een continuïteitsparagraaf, is het belangrijk of er oorzaken zijn te onderkennen waarom dit gebeurt.
Uit onderzoek van Altman (1968) blijkt dat de accurate voorspelling van een eventueel naderend
faillissement afneemt wanneer het faillissement meer dan 1 jaar in de toekomst ligt. Om te toetsen of er
een verband bestaat tussen de verstreken tijd tussen het verstrekken van de controleverklaring en het
faillissement van de onderneming wordt de volgende hypothese getoetst:
H0: Onderkende continuïteitsproblemen = gelijk ongeacht de versteken tijd in jaren H1: Onderkende continuïteitsproblemen ≠ gelijk ongeacht de versteken tijd in jaren
Tabel 7: Uitkomsten SPSS - Nonparametric Tests
In tabel 7 blijkt dat bij een verdeling van alle faillissementen in twee categorieën, failliet binnen 1 jaar en failliet > 1 jaar, dat de nul hypothese wordt verworpen. Hieruit blijkt dat naarmate het eventueel faillissement verder in de toekomst ligt, het voor een accountant blijkbaar lastiger is om dit continuïteitsprobleem te zien.
Als laatste kijken we naar de relatie tussen de Z-score en continuïteit. De verwachting is dat er geen normale relatie is tussen de Z-score en het opnemen van de continuïteitsparagraaf. Namelijk des te lager de Z-score, des te meer kans op een faillissement. De hierbij opgestelde hypothese betreft:
H0: Onderkende continuïteitsproblemen = gelijk ongeacht de Z-Score H1: Onderkende continuïteitsproblemen ≠ gelijk ongeacht de Z-Score
In tabel 8 is de uitkomst van de toetst opgenomen. Hieruit blijkt dat er een significant verschil is in Z-
scores met betrekking tot het opnemen van een continuïteitsparagraaf. In feite is dit conform de
verwachting, aangezien een slechtere Z-score een slechtere financiële situatie betekent van een
onderneming en dus meer kans op continuïteitsproblemen.
Zscore2 Total
<1,8 1,8<>3,0 >3,0
Continuiteit Nee 21 11 2 34
Ja 16 0 1 17
Total 37 11 3 51
Chi-Square Tests
Value df Asymp. Sig. (2- sided)
Pearson Chi-Square 7,135
a2 ,028
Likelihood Ratio 10,490 2 ,005
Linear-by-Linear
Association 3,422 1 ,064
N of Valid Cases 51
Tabel 8: Uitkomsten SPSS - Chi-Square Tests