• No results found

Habitatrichtlijnsoort Vermiljoenkever (Cucujus cinnaberinus) als nieuwe soort in Vlaanderen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Habitatrichtlijnsoort Vermiljoenkever (Cucujus cinnaberinus) als nieuwe soort in Vlaanderen"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Habitatrichtlijnsoort

Vermiljoenkever (Cucujus cinnaberinus)

als nieuwe soort in Vlaanderen

(2)

Auteurs:

Arno Thomaes, Seppe Marchand

Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek Reviewers:

Marc Pollet, Toon Westra

Het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) is het Vlaams onderzoeks- en kennis-centrum voor natuur en het duurzame beheer en gebruik ervan. Het INBO verricht onder-zoek en levert kennis aan al wie het beleid voorbereidt, uitvoert of erin geïnteresseerd is.

Vestiging:

Herman Teirlinckgebouw INBO Brussel

Havenlaan 88 bus 73, 1000 Brussel www.inbo.be

e-mail:

Arno.thomaes@inbo.be

Wijze van citeren:

Thomaes A & Marchand S (2019). Habitatrichtlijnsoort Vermiljoenkever (Cucujus

cinnaberinus) als nieuwe soort in Vlaanderen. Rapporten van het Instituut voor Natuur-

en Bosonderzoek 2019 (3). Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, Brussel. DOI: doi.org/10.21436/inbor.15720667

D/2019/3241/013

Rapporten van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek 2019 (3) ISSN: 1782-9054

Verantwoordelijke uitgever:

Maurice Hoffmann

Foto cover:

Vermiljoenkever (Cucujus cinnaberinus) Vilda / Jeroen Mentens

(3)

Habitatrichtlijnsoort Vermiljoenkever

(Cucujus cinnaberinus) als nieuwe soort in

Vlaanderen

Arno Thomaes & Seppe Marchand

(4)

Dankwoord

Eerst en vooral willen we student Roel Lammerant (UHasselt) bedanken. Voor zijn bachelorthesis deed hij onderzoek naar de Vermiljoenkever in het natuurreservaat Vallei van de Zwarte beek en bracht ook de Europese verspreidingsdata van deze soort samen. Daarnaast willen we ook Likona en Natuurpunt bedanken voor het gebruik van hun data. Eveneens dank aan ANB, stichting Limburgs Landschap en Natuurpunt waarvan we de voorbije jaren in hun gebieden op zoek konden gaan naar deze kever. Tenslotte willen we specifiek Luc Crèvecoeur, Rens Heyndrickx, Kevin Scheers en andere waarnemers bedanken voor hun bijdrage aan de verspreidingsdata en hun inzet om de ecologie van deze soort in Vlaanderen mee te helpen bestuderen. Marc Pollet las een eerdere versie van dit rapport na.

Samenvatting

De Vermiljoenkever (Cucujus cinnaberinus) is een soort die voorkomt op de bijlagen II en IV van de Habitatrichtlijn. De voorbije jaren werd de soort op een aantal plaatsen in Vlaanderen ontdekt en blijkt er zich gevestigd te hebben. In dit rapport bespreken we de Vlaamse status van de Vermiljoenkever en wordt er een overzicht van de ecologie en habitatvoorkeur gegeven. Hiernaast worden toekomstperspectieven en

beheermaatregelen besproken. Verder bevat dit rapport een aantal

beleidsondersteunende instrumenten die reeds eerder voor andere soorten werden opgesteld. Zo geven we hier een soortenfiche, een voorstel voor een beoordelingstabel van de lokale staat van instandhouding, de gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen, de effectenindicator en een monitoringsprotocol.

English abstract

Cucujus cinnaberinus is a species that appears in Annexes ll and lV of the Habitats

Directive. In recent years, the species was observed at a number of locations in Flanders and seems to have settled here. In this report, the Flemish status of Cucujus

cinnaberinus is discussed and an overview of its ecology and habitat preferences is

(5)

Inhoudstafel

Dankwoord ... 2 Samenvatting ... 2 English abstract ... 2 Inhoudstafel ... 3 Inleiding ... 4 Vlaamse status ... 6

Beschrijving van de soort ... 10

Habitat ... 12

Microhabitat en levenscyclus ... 12

Macrohabitat ... 15

Sterke uitbreiding verklaard op basis van habitat en ecologie ... 17

Toekomstperspectief... 19

Beschermings- en beheermaatregelen ... 20

Bossen met doelstelling natuurstreefbeeld ... 20

Regulier beheerde (populieren)bossen ... 20

Soortenfiche: Vermiljoenkever (Cucujus cinnaberinus) ... 23

Beschrijving ... 23 Habitat/Ecologie ... 23 Verspreiding ... 24 Bedreigingen ... 24 Bescherming ... 24 Beheer ... 25 Leefgebiedenkaart ... 26

Lokale staat van instandhouding: Vermiljoenkever (Cucujus cinnaberinus) ... 27

Verspreiding ... 27

Habitat ... 27

Methodiek ... 28

Habitatkwaliteit ... 29

Voorstel tot gewestelijke instandhoudings-doelstellingen ... 31

Relatief belang in Europa: belangrijk ... 31

Regionale staat van instandhouding: slecht gekend ... 31

Voorgestelde doelen ... 32

Kwantificatie van de voorgestelde doelen ... 32

Prioritaire gebieden ... 32

Monitoringsprotocol Inhaalslag ... 36

(6)

Inleiding

De Vermiljoenkever (Cucujus cinnaberinus) is een keversoort die behoort tot een zeer kleine familie, de platte schorskevers (Cucujidae). De kever zelf is 11-15 mm groot, fel rood gekleurd en heeft een opvallend afgeplatte lichaamsbouw. De soort is opgenomen op de bijlagen II en IV van de Habitatrichtlijn.

Tot voor kort werd de Vermiljoenkever beschouwd als een soort waarvan het zwaartepunt van zijn verspreiding in Centraal-Europa gelegen was. Zijn range in Noord- en Zuid-Europa was in het verleden sterk ingekrompen. Buiten Centraal-Europa waren er slechts een beperkt aantal waarnemingen uit Spanje, Scandinavië, Polen, de Baltische staten en Rusland (Horák et al. 2008 en 2010). Voor Vlaanderen was de meest nabije populatie deze in Beieren op de grens met Oostenrijk (Bussler et al. 2013).

Recent is deze soort echter aan een sterke opmars bezig en wordt momenteel gevonden in regio’s waar er nooit eerder meldingen waren. Eerst breidde de soort sterk uit in Centraal-Europa, vooral in riviervalleien (o.a. Eckelt et al. 2014) maar daarna vergrootte de soort ook sterk zijn range.

De oorspronkelijke populatie in het zuidoosten van Beieren wist zich vanaf 2002 uit te breiden naar andere gebieden in Beieren (www.colkat.de). Vanaf 2003 zijn er meldingen in het westen van Duitsland, namelijk in Baden-Württemberg (Reibnitz, 2008). Aangezien er sindsdien geen tussenliggende populaties ontdekt werden, lijkt het erop dat deze locatie vanop grote afstand is gekoloniseerd. Dit kan mogelijks te wijten zijn aan transport of via verre verplaatsingen bv. met straalstromen (cfr. Jeffries et al. 2013). Vanaf 2012 wist de soort ook aanliggende gebieden in Hessen (Ginshei Gustavsburg, Nonnenaue en Großen Goldgrund; Schaffrath, 2014) en in 2016 in Reinland-Pfalz (www.colkat.de) en in 2017 in Nordrhein Westfalen (Thomaes et al., in druk) te koloniseren. In deze drie deelstaten onstond een westelijke populatie die aansluit op de populaties in Nederland en Vlaanderen (zie verder).

Ook in Noord-Duitsland vond een sprongsgewijze kolonisatie plaats met eerst waarnemingen in Mecklenburg-Vorpommern (2009, www.colkat.de) en nadien in Brandenburg (2014; Esser & Mainda 2016) en in Schleswig-Holstein (2016; Horren et al. 2016).

(7)

gevestigd langs de Rijn in de grensregio met Duitsland (nabij de populaties in Baden-Württemberg) (Fuchs et al. 2014).

(8)

Vlaamse status

In België zijn er geen historische waarnemingen van deze soort bekend maar de aandacht voor dergelijke kleinere kevers in de entomologische literatuur en collecties start pas aan het einde van de 19e en begin van de 20e eeuw. Op dat moment waren er in Vlaanderen nog nauwelijks onbeheerde uiterwaardenbossen of niet gedraineerde moerasbossen waarin veel dikke dode bomen stonden. Het is dus niet uitgesloten dat de soort meer dan een eeuw geleden uitstierf zonder dat ze ooit gemeld werd.

In 2014 werd de soort voor het eerst in België waargenomen, en ondertussen zijn er reeds 37 gevalideerde waarnemingen uit 12 verschillende gebieden. Tabellen 1 en 2 en Figuur 1 omvatten de waarnemingen van INBO, Likona (i.s.m. UHasselt) en waarnemingen.be (Natuurpunt vzw. en Stichting Natuurinformatie, INBODATAVR-180). Op basis van deze gegevens besluiten we dat deze soort regelmatig gevonden wordt maar anderzijds niet alomtegenwoordig is (gezien de vele nulwaarnemingen). De soort stelt immers hoge eisen aan zijn habitat (hoeveelheid dood hout, zie verder onder Habitat). Verder is het onduidelijk in welke mate de nulwaarnemingen duiden op echte afwezigheden of op vals negatieve waarnemingen. De afwezigheden in Figuur 1 moeten dus in de eerste plaats geïnterpreteerd worden als de indictie van de zoekinspanning. In Tabel 2 worden de gebieden waar vondsten werden gedaan ingedeeld volgens hun statuut (reservaat, domeinbos, privaat bos) en eventuele opname in habitatrichtlijngebied. We wijzen er echter op dat de zoekinspanning zich tot nu toe sterk gericht heeft op natuurgebieden. Uit onze analyse blijkt desondanks dat 1/5 van de waarnemingen buiten een reservaat of een domeinbos gelegen zijn en 1/3 buiten habitatrichtlijngebied.

(9)

Tabel 1: Lijst met vondsten van de Vermiljoenkever in Vlaanderen op basis van onderzoek van INBO en Likona (i.s.m. UHasselt) en data van waarnemingen.be. De waarnemingen van eenzelfde boom worden samengenomen als één vondst (X: exacte aantallen niet doorgegeven).

Gemeente Locatie Datum Vondst Waarnemers

Hamont-Achel

Warmbeek-vallei

11-2014 1 adult Luc Crèvecoeur

Hamont-Achel

Warmbeek-vallei

11-2014 1 adult Luc Crèvecoeur

Hamont-Achel

De Warande 7-3-2017 1 larve Luc Crèvecoeur, Arno Thomaes,

Rens Heyndrickx

Hamont-Achel

De Warande 7-3-2017 1 larve Luc Crèvecoeur, Arno Thomaes,

Rens Heyndrickx

Hamont-Achel

De Warande 7-3-2017 1 larve Luc Crèvecoeur, Arno Thomaes,

Rens Heyndrickx

Hamont-Achel

De Warande 7-3-2017 1 larve Luc Crèvecoeur, Arno Thomaes,

Rens Heyndrickx

Hamont-Achel

De Warande 5-2017 1 adult Luc Crèvecoeur (raamval)

Neerpelt Dommelvallei 7-3-2017 1 larve Luc Crèvecoeur, Arno Thomaes, Rens Heyndrickx

Neerpelt Dommelvallei 2017 3 larven Luc Crèvecoeur

Kortessem Bellevuebos 23-10-2017 3 adulten Vrijwilligers Likona

Voeren Teuven 2017 3 larven Luc Crèvecoeur

Beringen Zwarte beek 2017 30-tal

adulten

Luc Crèvecoeur

Beringen Zwarte beek 2017 larven Luc Crèvecoeur

Beringen Zwarte beek 2017 X Roel Lammerant

Beringen Zwarte beek 2017 X Roel Lammerant

Beringen Zwarte beek 2017 X Roel Lammerant

Beringen Zwarte beek 2017 X Roel Lammerant

Beringen Zwarte beek 2017 X Roel Lammerant

Beringen Zwarte beek 2017-2018 1 Roel Lammerant

Beringen Zwarte beek 2017-2018 1 Roel Lammerant

Beringen Zwarte beek 2017-2018 1 Roel Lammerant

Beringen Zwarte beek 2017-2018 1 Roel Lammerant

(10)

Gemeente Locatie Datum Vondst Waarnemers

Beringen Zwarte beek 2017-2018 1 Roel Lammerant

Mol De Maat 6-12-2017 14 larven Arno Thomaes, Kevin Scheers

Oelegem Schijnvallei 5-1-2018 1 adult Dirk Van Tulder

Oelegem Schijnvallei 9-1-2018 3 larven Dirk Van Tulder, Kevin Scheers Neerpelt Dommelvallei 6-1-2018 3 larven Rens Heyndrickx

Ruien Kluisbos 18-1-2018 1 larve Peter Van de Kerckhoven

Overpelt Dommelvallei 17-2-2018 7 larven Rens Heyndrickx

Lummen Melisbroek 30-3-2018 100 Larven Arno Thomaes

Mol De Maat 8-04-2018 2 adult Eef Weetjens, Johan VG

Beerse Schrieken 8-04-2018 1 adult Walter Gentjens

Werchter Hellichter-broek

11-04-2018 1 larve Arno Thomaes, Seppe Marchand, Roel Lammerant

Kortessem Bellevuebos 13-4-2018 5 larven Arno Thomaes, Seppe Marchand Kortessem Bellevuebos 13-4-2018 5 larven + 1

adult

Arno Thomaes, Seppe Marchand

Lummen Melisbroek 6-04-2018

tot 20-04-2018

1 adult Luc Crèvecoeur

(11)

Tabel 2: Statuut van de waarnemingsplaatsen (Tabel 1) als reservaat, domeinbos, privé-eigendom of overheidseigendom en eventuele ligging in habitatrichtlijngebied met # het aantal waarnemingen zoals vermeld in Tabel 1.

Gemeente Locatie # Statuut Habitatrichtlijngebied

Hamont-Achel Warmbeekvall ei 2 Reservaat Warmbeekvallei (Limburgs Landschap vzw.)

BE2200032 Hageven met

Dommelvallei, Beverbeekse

Heide, Warmbeek en

Wateringen

Hamont-Achel

De Warande 5 Domeinbos De Warande

(ANB)

Net buiten BE2200032 Neerpelt/O

verpelt

Dommelvallei 4 Privé / Wegen en

Verkeer

Net buiten BE2200032

Kortessem Bellevuebos 3 Domeinbos Bellevuebos

(ANB)

BE2200038 Bossen en

kalkgraslanden van

Haspengouw

Voeren Teuven 1 Privé BE2200039 Voerstreek

Beringen Zwarte beek 13 Reservaat Vallei van de

Zwarte Beek

(Natuurpunt vzw.)

BE 2200029 Vallei- en

brongebied van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide en vengebieden

Mol De Maat 2 Reservaat De Maat

(Natuurpunt vzw.)

BE2100026 Valleigebied van

de Kleine Nete met

brongebieden, moerassen en heiden

Oelegem Schijnvallei 2 Reservaat Schijnvallei

(Natuurpunt vzw.) en privé

BE2100017 Bos- en

heidegebieden ten oosten van Antwerpen

Ruien Kluisbos 1 Bosreservaat Doveleen

(OCMW Kluisbergen)

BE2300007 Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuidvlaamse bossen

Lummen Melisbroek 2 Bosreservaat Melisbroek

(ANB)

Buiten habitatrichtlijngebied Werchter Hellichterbroe

k

1 Privé Buiten habitatrichtlijngebied

Beerse Schrieken 1 Reservaat Bosbeekvallei

(Natuurpunt vzw.)

BE2100017 Bos- en

(12)

Beschrijving van de soort

De Vermiljoenkever is een saproxyle (afhankelijk van dood hout) kever van 11 tot 15mm. Het kop- en halsschild van deze afgeplatte kever is glanzend helder rood, terwijl de dekschilden mat rood zijn. Het halsschild bevat smalle, getande zijranden die donker zijn van kleur. De Vermiljoenkever heeft sterk geprononceerde slapen waardoor de kop een driehoekig uitzicht heeft. De kop is dikker dan het halsschild. De poten (uitgezonderd de tarsen), antennes, ogen en mandibels zijn zwart van kleur. Ook de onderkant van deze keversoort is zwart. De tarsen zijn donkerbruin.

(13)

Tabel 3: Adulten en larven van Vermiljoenkever en vergelijkbare soorten die onder de schors leven Vermiljoenkever Cucujus cinnaberinus Zwartkopvuur-kever Pyrochroa coccinea Roodkopvuur-kever Pyrochroa serraticornis Schizotus pectinicornis Vuurboktor Pyrrhidium sanguineum Nieuw in Vlaanderen Algemeen in Vlaanderen Algemeen in Vlaanderen

Enkel gekend van Wallonië Algemeen in Vlaanderen 7e en 8e segment gelijke lengte, 4 doornen op 8e segment

8e segment duidelijk verlengd

2 rechte doornen op 8e segment

8e segment

nauwelijks langer dan 7e, met 2

(14)

Habitat

Microhabitat en levenscyclus

De sterk afgeplatte larven en adulten van Vermiljoenkever leven onder de schors van recent afgestorven bomen. Het gaat hierbij om schors van liggende en staande stammen en eventueel takken.

Imago’s vliegen van april tot juni in Centraal Europa (Bussler 2002, Schlaghamersky 2008). Tijdens deze periode gebeurt ook de copulatie en ei-afleg. Doordat er weinig adulten worden waargenomen tijdens de zomermaanden, wordt verondersteld dat ze vrij snel sterven na copulatie en ei-afleg (Horák et al. 2012). Aangezien Centraal Europa echter koudere winters kent dan Vlaanderen, is het onduidelijk of ze in Vlaanderen een gelijkaardige fenologie heeft. Deze twijfel wordt bevestigd door observaties in Tsjechië van voortplanting in februari na een milde winter (Horák 2012). In Vlaanderen en Nederland zijn er vondsten van levende adulten, zowel in het najaar als in het voorjaar (april-mei).

De larve (Figuur 2) leeft ongeveer anderhalf jaar. In het najaar van het 2e levensjaar, verpopt de larve in ongeveer 15 dagen en overwintert dan als volwassen kever (Figuur 3) onder de schors. In Nederland zijn er poppenvondsten gedaan in september en bij ons op 6 december (De Maat) wat later is dan deze in Centraal Europa, waar de meeste vondsten gebeuren tijdens de zomermaanden (Colijn & Noordijk 2012, Horák 2012). Het verpoppen gebeurt in kleine holtes die uitgegraven zijn uit de bast (Matej et al. 2016).

Via analyse van de maaginhoud van de larven en adulten concludeert Horák et al. (2011) dat zowel larven als adulten een gelijkaardige ratio aan plantaardig, dierlijk en fungaal materiaal consumeren. Het dieet bestaat vooral uit xyleem en floeëm, filamenteuze fungi en resten van exoskeletten van andere arthropoden. Het verschil in dieet tussen larven en adulten is miniem. Enkel de maaginhoud van adulten bevatte sporen van algen. Uit een andere gelijkaardige studie (Prikryl et al., 2012) bleek een een verband tussen de leeftijd van de larve en haar dieet. Zo werd er minder fungi gegeten door grotere larven. In de periode van oktober tot maart werd ook significant meer plantaardig materiaal (in vergelijking met dierlijke en fungaal materiaal) gevonden dan in de periode van april tot september.

(15)

zou zorgen voor een stabieler vochtig klimaat onder de schors. Deze studie vond ook een significante invloed van de hardheid van het hout waarbij een voorkeur voor zachtere houtsoorten bleek. Dit sluit echter het voorkomen op hardere houtsoorten niet uit (Bussler 2002, Mazzei et al. 2011, Colijn & Noordijk 2012, Brandmayr et al. 2016, Matej et al. 2016, Vrezec et al. 2017). Horák et al. (2011) vonden dat het verteringsstadium met makkelijk verwijderbare schors de grootste aanwezigheid van Vermiljoenkever had. Larven worden gevonden op bomen die maximaal 5 jaar geleden stierven (Colijn & Noordijk 2012; Colijn et al. 2017). Uit verschillende onderzoeken bleek dat een vochtig habitat onder de schors essentieel is voor de larven (Bussler 2002, Straka 2006, Olberg et al. 2009, Eriksson 2011, Mazzei et al. 2011, Gozcał & Rossa 2017).

In Vlaanderen en Nederland blijkt duidelijk dat de soort vaak zijn habitat deelt met larven van vuurkever (Pyrochroa spp.). Verder is de aanwezigheid van de larven vaak (maar niet altijd) gekoppeld aan het voorkomen van rizomorfen van honingzwammen (Armillaria spp.).

Onderzoek in Centraal-Europa gsuggereert enige voorkeur voor zon geëxposeerd dood hout. Zo vonden Horák et al. (2012) en Goczał & Rossa (2017) een positief verband tussen de aanwezigheid van Vermiljoenkever en blootstelling aan zonlicht. Hierbij werd de blootstelling aan zonlicht onderverdeeld in drie categoriën (meer dan 50% gaten in het kronendak; minder dan 50% gaten en volledige schaduw). Ook Mazzei et al. (2017) vonden een significant hogere aanwezigheid van Vermiljoenkever in bossen met een open bladerdek.

(16)

Figuur 2: Larve van de Vermiljoenkever (onder) en de larve van een vuurkever (boven, Pyrochroa spp.) met een veel langer laatste achterlijfsegment (Kluisbos, Peter Van de Kerckhoven).

Figuur 3: Adult van de Vermiljoenkever (De Warande, Luc De Keersmaeker).

(17)

aantal waarnemingen in een dreef met eiken. Er wordt in Vlaanderen en Nederland echter wel voornamelijk in populierenbossen gezocht naar deze soort.

Tabel 4: Boomgenera waarop Vermiljoenkever werd waargenomen.

Genus Bron

Abies (Zilverspar) Vrezec et al. (2017), Brandmayr et al. (2016)

Acer (Esdoorn) Vrezec et al. (2017), Brandmayr et al. (2016), Bussler (2002)

Alnus (Els) Vrezec et al. (2017), Brandmayr et al. (2016), Eckelt et al. (2014), Mazzei et al. (2011)

Ailanthus (Hemelboom) Eckelt et al. (2014)

Aesculus

(paardenkastanje)

Eckelt et al. (2014)

Carpinus (Haagbeuk) Eckelt et al. (2014), Matej et al. (2016)

Fagus (Beuk) Brandmayr et al. (2016), Eckelt et al. (2014), kovàcs et al. (2012), Mazzei et al. (2011)

Fraxinus (Es) Vrezec et al. (2017), Eckelt et al. (2014), Esser & Mainda (2016)

Malus (Appel) Eckelt et al. (2014)

Piceae (Spar) Bussler (2002), Eckelt et al. (2014)

Pinus (Den) Brandmayr et al. (2016), Brussler (2002), Eckelt et al. (2014), Mazzei et al. (2011)

Populus (Populier) Vrezec et al. (2017), Brandmayr et al. (2016), Colijn & Noordijk (2012), Eckelt et al. (2014), Esser & Mainda (2016), Horák et al. (2010, 2011, 2012), Mainda (2014), Marczak (2016), Matej et al. (2016), Crèvecoeur et al. (2017)

Prunus (Kers) Vrezec et al. (2017)

Quercus (Eik) Mazzei et al. (2011), Vrezec et al. (2017), Brandmayr et al. (2016), Bussler (2002), Colijn & Noordijk (2012), Matej et al. (2016)

Robinia (Valse acacia) Vrezec et al. (2017)

Salix (Wilg) Vrezec et al. (2017), Brandmayr et al. (2016), Bussler (2002)

Tilia (Linde) Vrezec et al. (2017)

Ulmus (Iep) Vrezec et al. (2017), Bussler (2002)

Macrohabitat

(18)

biotoop komt in Vlaanderen niet voor). Onderzoek uit Slovenië (Vrezec et al. 2017) vond een negatief verband tussen hoogteligging en het voorkomen van de Vermiljoenkever wat wijst op een voorkeur voor rivierbegeleidende bossen.

Verder stelt de soort in de regel hoge eisen aan zijn habitat qua dood hout. De soort is immers hoofdzakelijk te vinden in dikker dood hout en dit op vrij natte standplaatsen. Onderzoek van Horák (2010) vond een significant hogere aanwezigheid van Vermiljoenkever in buitendijkse gebieden. Verder is een net afgestorven boom in de meeste gevallen slechts voor één generatie geschikt waardoor er in het gebied jaarlijks dikke bomen zouden moeten afsterven om het voorkomen van de soort te kunnen garanderen. Daarom concluderen de meeste onderzoeken dat de soort afhankelijk is van natte bossen met een hoge voorraad en een hoog aandeel dood hout (o.a. Bussler 2002, Eckelt et al. 2014, Goczał & Rossa 2017). Net om deze reden werd de soort vaak als een relictsoort van oerbossen bestempeld (Horák et al. 2010). Nu vinden we de soort echter vooral in gebieden die pas recent meer dood hout hebben, wat mogelijks kan wijzen op een veranderde mobiliteit van de soort (zie ook verder).

Mazzei et al. (2017) vonden een verband tussen het voorkomen van de Vermiljoenkever en de leeftijd van het bos. Hiervoor verdeelden ze de verschillende sites die bezocht werden in 4 verschillende leeftijdscategorieën (<50, 50-80, 80-100, >100 jaar oud). De aanwezigheid van Vermiljoenkever steeg bij een hogere leeftijd van het bos. Hiernaast vonden ze ook een positief effect van de densiteit aan dikke (>30cm) dode bomen per hectare op de aanwezigheid van Vermiljoenkever. Sites die lange tijd onbeheerd waren hadden ook een hogere aanwezigheid. Zowel voor commercieel beheerde bossen als voor bosreservaten, had de soort een verminderde aanwezigheid in bossen kleiner dan 5ha.

Tot nu toe werd de soort in Vlaanderen nagenoeg uitsluitend aangetroffen in oude populierenbossen met nulbeheer. Hier kregen deze bossen de kans om spontaan te evolueren en deze worden nu gekenmerkt door een hoge voorraad, veel dood hout en vaak een natte standplaats. Hierdoor werd op relatief korte termijn een ideaal habitat voor deze veeleisende soort gecreëerd. Het is echter belangrijk om mee te geven dat er in Vlaanderen tot nu toe zo goed als uitsluitend in dergelijke bossen werd gezocht. Uit de Nederlandse publicaties kwamen deze bossen immers als belangrijk naar voor. Verder zijn deze bossen gemakkelijk te lokaliseren met behulp van de bosreferentielaag en de reservaatlagen. Anderzijds zijn er maar weinig andere bossen in Vlaanderen die voldoende dik dood hout hebben op natte standplaatsen.

(19)

waren de eerste vondsten onder de schors van eik en werd de soort ook gevonden onder de schors van een grove den op een droge standplaats in de onmiddellijke omgeving van nattere bossen. Dus naast zijn typische habitat moet rekening gehouden worden met het voorkomen in minder optimaal habitat in de ruime omgeving van dit typische habitat (Goczał & Rossa 2017). In Tsjechië, vonden Horák et al. (2010) de soort vaak in lijnbeplantingen buiten het bos. In dit onderzoek had Vermiljoenkever een hogere aanwezigheid in lijnbeplantingen dan in bosreservaten kleiner dan 5 ha.

Sterke uitbreiding verklaard op basis van habitat en ecologie

De populatie in het Kluisbos ligt op ongeveer 700km van de historische populaties in Beieren en deze afstand werd wellicht over een periode van ongeveer 10 jaar overbrugd. Het is niet mogelijk om met zekerheid te stellen waarom deze soort zich op relatief korte termijn sterk wist uit te breiden in een ruime regio in Europa. Niettemin is het waarschijnlijk dat grootschalig habitatherstel er in belangrijke mate mee gelinkt is. In Centraal-Europa begon de soort ongeveer tien jaar geleden sterk uit te breiden. Vóór die periode kwam de soort er vooral voor in gebergtebossen en slechts in beperkte mate in hardhoutooibossen. Door het wegvallen van het reguliere beheer in veel buitendijkse populierenbossen, kon de soort zich daar uitbreiden. Daarna breidde de soort ook zijn range uit en werd zij opnieuw vooral vastgesteld in oude populierenbossen met nulbeheer waar op relatief korte termijn een rijke structuur ontstond met veel dood hout. Door grootschalig herstel van riviervalleien werd op korte termijn veel geschikt habitat gecrieëerd in Duitsland, Nederland en Vlaanderen wat voorheen zo goed als afwezig was (Colijn & Noordijk 2012, Teunissen & Vendrig 2012, Schaffrath 2014, Esser & Mainda 2016, Thomaes et al. 2017, LFUB 2017 Thomaes et al. in druk).

De soort is wellicht weinig kieskeurig qua soortensamenstelling maar is vooral aan grote hoeveelheden en aan een continu aanbod van pas afgestorven dik dood hout gebonden. Dit kwam voorheen enkel in oerbossen voor maar kan nu ook (tijdelijk) in de aftakelende oude populierenbossen gevonden worden.

(20)
(21)

Toekomstperspectief

Hoewel moeilijk te voorspellen, lijkt het zeer aannemelijk dat ook de komende decennia de soort nog zal voorkomen in de regio. Het lijkt er zelfs op dat de soort zich verder zal uitbreiden over heel Vlaanderen of toch grote delen hiervan. Ook in Nederland gaat men er vanuit dat de soort over enkele jaren in de grootste delen van Nederland verwacht mag worden (Noordijk et al. 2017b).

Het lokaal voorkomen valt echter moeilijker te voorspellen. Wellicht zal de soort niet zo algemeen worden dat ze als een constante soort van vers dood hout mag gezien worden (zoals bv. vuurkeversoorten). Anderzijds is duidelijk dat de soort zich niet beperkt tot reservaten en andere gebieden waar lokaal een voldoende hoge concentratie aan vers dood hout te vinden is. Maar het is momenteel zeer moeilijk in te schatten welk aandeel de soort zal innemen in regulier beheerde (populieren)bossen of zelf in laanbomen, knotbomen en dode bomen in tuinen.

Verder is het belangrijk om op te merken dat het voorkomen van cultuurpopulieren onder nulbeheer een tijdelijk gegeven is. De komende decennia kan er nog nieuw leefgebied bijkomen door populierenbossen uit beheer te nemen en spontaan te laten evolueren. Eenmaal deze cultuurpopulieren afgestorven zijn, is het echter belangrijk om elders in het gebied andere dikke bomen beschikbaar te hebben die spontaan kunnen sterven om te voorkomen dat hier tijdelijk een habitathiaat ontstaat. Bij een bezoek aan een harthoutooibos in de buurt van Praag, werd door de eerste auteur vastgesteld dat de soort daar voornamelijk te vinden was onder de schors van Zwarte els omdat de dode cultuurpopulieren (die het oorspronkelijke bestand uitmaakten) al te ver verteerd waren en niet meer geschikt bleken.

(22)

Beschermings- en beheermaatregelen

Bossen met doelstelling natuurstreefbeeld

De soort valt in de eerste plaats te verwachten in natte bossen met veel dood hout. Voor een overgroot deel zal het hierbij gaan om (populieren)bossen met nulbeheer, veelal in reservaten en domeinbossen. Een eerste en de belangrijkste beschermingsmaatregel is dan ook om dergelijke bossen te vrijwaren. Wanneer dergelijke bestanden verworven worden als reservaat of domeinbos, gebeurt het immers nog regelmatig dat de cultuurpopulieren eerst gekapt worden, waarna het bos verder spontaan kan ontwikkelen. Men gaat er immers verkeerdelijk vanuit dat de aanwezige cultuurpopulieren de ontwikkeling van het streefbeeld hinderen. Het omgekeerde is echter aangetoond (zie o.a. Verstraeten et al. 2003, Thomaes & De Keersmaeker 2011, Thomaes et al. 2012 en de literatuur hierin), het behoud van de cultuurpopulieren bevordert de ontwikkeling van structuur- en soortenrijke bossen en het behalen van een goede lokale staat van instandhouding van het habitat. Het instellen van nulbeheer in dergelijke bossen met cultuurpopulier zorgt voor de nodige habitat voor de Vermiljoenkever.

Indien herstel van open vegetaties (bv. na eerste generatie bebossing) als doel wordt gesteld, valt het aan te bevelen om het voorkomen van de soort eerst na te gaan (de soort kan jaarrond vastgesteld worden), eventueel de doelen bij te stellen of de gekapte bomen in het gebied te houden (niet afvoeren). Dit hout kan dan bv. in een naburig moerasbos gelegd worden en daar verteren. Zowel in Vlaanderen als in Nederland werd de soort al waargenomen op gekapte houtstapels van populierenstammen die niet werden afgevoerd. Een dergelijke maatregel is dus zeker zinvol.

Qua beheer van zijn habitat is het belangrijk dat er een continu aanbod is aan vers dood hout. Door bijvoorbeeld de waterstand plots sterk te verhogen, kan op korte termijn het volledige (populieren)bos afsterven maar zal er enkele jaren later geen vers dik dood hout meer aanwezig zijn waardoor de soort verdwijnt. In vele van deze gebieden zal nulbeheer op voldoende grote schaal geschikt zijn om continu vers dood hout beschikbaar te hebben. In kleinere gebieden of in specifieke gevallen kan via jaarlijks ringen of andere ingrepen eventueel bijkomend dood hout gecreëerd worden. Overbegrazing kan de ontwikkeling van nieuwe bomen beperken, waardoor op lange termijn het aanbod dood hout zal dalen. Verder zal de soort meeliften op het geleidelijk vernatten van vele rivier-en beekvalleien, op de toenemende verspreiding van bever die zowel voor vernatting als voor dik dood hout kan zorgen en op het omvormen van (populieren)bossen naar onbeheerde climaxvegetaties.

(23)

In regulier beheerde (populieren)bossen met slechts enkele dode bomen, kan de soort ook voorkomen. Het gaat hier wellicht niet om zelfstandige populaties maar kolonisatie vanuit naburige gebieden met meer dood hout en een natte bodem. Het is echter onduidelijk in welke mate en met welke inspanningen hier zelfstandige populaties kunnen voorkomen en behouden worden. Vaak zal ook de aanwezigheid van de soort er niet gekend zijn. Het is in dergelijke gevallen misschien pragmatischer en voldoende om als maatregel het behoud van het dood hout en enkele oude bomen (cfr. Bosdecreet en criteria duurzaam natuurbeheer) voorop te stellen. Gelijkaardige maatregelen kunnen wellicht ook uitgewerkt worden voor dode bomen buiten bos. Het aandeel dood hout kan verhoogd worden door kroonhout te laten liggen en dode bomen te laten staan. In bossen met weinig dood hout, kan het aanbieden van dood hout uit de omgeving de overlevingskansen van de Vermiljoenkever verhogen. Het ringen of vellen van bomen kan op een korte termijn de hoeveelheid dood hout doen stijgen en habitat creeëren voor Vermiljoenkever. Bomen die op plotse wijze gestorven zijn, hebben voor vele andere soorten echter een mindere ecologische waarde. Een beleid waarbij recent gestorven bomen niet gekapt worden, maar op een natuurlijke wijze verder kunnen verteren, zorgt voor dode bomen met een hogere ecologische waarde. Hiernaast vormen deze bomen ook een geschikt habitat voor tal van andere saproxyle insecten. Dode bomen die een gevaar voor de veiligheid betekenen, kunnen in geval van aanwezigheid van Vermiljoenkever wel omgezaagd worden maar niet verwijderd. Een alternatieve manier om het gevaar te beperken is het afzagen van de takken. Dit kan echter het uitdrogen van de boom op korte termijn tot gevolg hebben, waardoor de boom ongeschikt wordt voor de Vermiljoenkever. Aangezien Vermiljoenkever tot maximaal 5 jaar na het afsterven van de boom aanwezig kan zijn, zou een alternatief inhouden om gedurende deze periode het wandelpad om te leiden of de wandelaars te waarschuwen op mogelijke gevaren, waardoor het habitat van de Vermiljoenkever ongestoord blijft. Het aanplanten van nieuwe bomen kan naar de toekomst toe de continuïteit van het aanbod dood hout verzekeren.

Verder is het belangrijk dat geëxploiteerd hout uit het bos gehaald wordt voordat de kever vroeg in het voorjaar begint te vliegen en eieren afzet op dit hout (ecologische val). In Vlaanderen werden reeds twee keer larven gevonden in bomen die klaar lagen om afgevoerd te worden. Alles wijst erop dat de kever ook in Vlaanderen vanaf april begint rond te vliegen.

(24)

 Geen exploitatie van dode bomen, inclusief recent gestorven bomen.

 Verhogen van het aandeel dood hout door bv. het achterlaten van zwaar kroonhout bij exploitatie en het behouden van enkele bomen bij de eindkap die natuurlijk kunnen verouderen en afsterven.

 Bomen die een gevaar vormen maar waarbij Vermiljoenkever werd vastgesteld moeten behouden blijven. Indien het risico (bv. wandelpad) niet kan verplaatst worden, kan de boom afgezaagd worden maar niet geëxploiteerd.

(25)

Soortenfiche: Vermiljoenkever (Cucujus

cinnaberinus)

De soortenfiche hieronder volgt dezelfde structuur als de soortenfiches voor andere habitatrichtlijnsoorten (Decleer 2007 en www.ecopedia.be).

Deze soortenfiche heeft als doel om lokale natuurbeheerders te informeren over enerzijds de ecologie en habitatvereisten van de Vermiljoenkever en anderzijds mogelijkheden op gebied van beheer aan te bieden die kunnen zorgen voor een betere bescherming van de Vermiljoenkever.

Beschrijving

De Vermiljoenkever is een doodhoutkever met een lengte van 11 tot 15mm. Het kop- en halsschild van deze afgeplatte kever is glanzend helder rood, terwijl de dekschilden mat rood zijn. Het halsschild bevat smalle, getande zijranden met een donkere kleur. De Vermiljoenkever heeft sterk geprononceerde slapen waardoor de kop een driehoekig uitzicht heeft. De poten, antennes, ogen, mandibels en onderkant zijn zwart van kleur.

De larven van de Vermiljoenkever zijn 20-26mm lang en 3-3,25mm breed. Net als de imago’s zijn de larven afgeplat. Larven zijn geel-oranje van kleur. Op het achtste segment zijn 4 kleine doornen waarneembaar. Het zevende en achtste achterlijfsegment zijn, in tegenstelling tot dit van de Zwartkopvuurkever en de Roodkopvuurkever, even lang.

Habitat/Ecologie

(26)

Een hoge vochtigheidsgraad onder de schors is ook een belangrijke parameter die zijn aanwezigheid zal bepalen. Dit is ook de verklaring waarom de meeste waarnemingen gelokaliseerd zijn in alluviale bossen en broekbossen.

Het paren en de ei-afzet van de Vermiljoenkever gebeurt in april tot juni. De ontwikkeling van de larven duurt bijna twee jaar. Het verpoppen gebeurt in het najaar. Na ongeveer twee weken komen de volwassen dieren tevoorschijn maar leven dan vermoedelijk nog enkele maanden onder de schors van de boom waarna ze in april-mei uitvliegen op zoek naar geschikte voortplantingslocaties.

Het dieet van zowel de larven als volwassen dieren van de Vermiljoenkever is een combinatie van fungi, plantaardig- en dierlijk materiaal. Zo eten ze onder andere het xyleem en floëem van de boom, maar worden er ook invertebraten geconsumeerd. De Vermiljoenkever is zowel predator als aaseter. Van de fungi worden voornamelijk de schimmeldraden en sporen gegeten.

Verspreiding

De Vermiljoenkever komt voor in een groot deel van Europa. De meeste populaties zijn te vinden in centraal Europa. In november 2014 werden de eerste kevers in Vlaanderen waargenomen in een nat populierbos in Hamont-Achel. De soort wist ons land te bereiken door zijn range sterk uit te breiden en was ook recent ontdekt in verschillende Duitse deelstaten, Nederland en Frankrijk. Vanaf 2017-2018 werden verspreid over heel Limburg, op verschillende plaatsen in Antwerpen, en op één plaats in Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen populaties ontdekt. Wellicht komt de soort nog ruimer verspreid voor, maar hiervoor is er meer onderzoek nodig.

Bedreigingen

De grootste bedreiging voor de Vermiljoenkever is het gebrek aan voldoende geschikt dood hout. Recent gestorven bomen worden vaak verwijderd of gekapt om het hout alsnog te gebruiken. Natuurlijke bossen zijn heterogener dan beheerde bossen en er is een grotere variatie aan bomen van verschillende soorten en leeftijden. Deze verscheidenheid aan leeftijden is noodzakelijk om zowel op korte als lange termijn een continu aanbod aan dood hout te kunnen verzekeren. Overbegrazing kan de groei van nieuwe bomen beletten, waardoor op langere termijn de hoeveelheid dood hout zal dalen. Het verdrogen van het gebied waardoor de vochtigheid daalt heeft ook nefaste gevolgen voor het voortbestaan van deze keversoort.

Bescherming

(27)

Vermiljoenkever. Bijlage IV betekent dat er beschermingsmaatregelen moeten genomen worden voor de soort en zijn rust- en voortplantingsplaatsen in het hele land.

Beheer

Er kunnen verschillende beheerstrategieën gebruikt worden om de Vermiljoenkever te beschermen. Enerzijds kan er nulbeheer toegepast worden, waarbij men het bos op een natuurlijke wijze laat ontwikkelen. Hierdoor ontstaat een grote variatie aan boomsoorten en leeftijden. Ook zal de hoeveelheid dood hout toenemen en een meer continu aanbod aanwezig zijn. Door verhoging van de waterstand (kunstmatig, stopzetten van ruimingen, door toedoen van bevers) kan enerzijds de vernatting bevorderen en de oppervlakte geschikt habitat doen toenemen. Anderzijds zullen hierdoor populieren en andere bomen gaan afsterven en dus de hoeveelheid dood hout gaan toenemen. Belangrijk hierbij is echter dat de watertafel niet te plots stijgt en alle bomen in een keer afsterven.

Ook in kleinere en of regulier beheerde gebieden kan biotoop voor de Vermiljoenkever gecreëerd worden. Zo kan het aandeel dood hout verhoogd worden door kroonhout te laten liggen of dode bomen te laten staan. Het ringen of vellen van bomen kan op een korte termijn de hoeveelheid dood hout doen stijgen. Bomen die op plotse wijze gestorven zijn, hebben voor vele andere soorten echter een mindere ecologische waarde. Een beleid waarbij recent gestorven bomen niet gekapt worden, maar op een natuurlijke wijze verder kunnen verteren, zorgt voor dode bomen met een hogere ecologische waarde. Hiernaast vormen deze bomen ook een geschikt habitat voor tal van andere saproxyle insecten. Bomen die een gevaar betekenen voor de veiligheid, kunnen in geval van aanwezigheid van Vermiljoenkever wel omgezaagd worden maar niet verwijderd. Een alternatieve manier om het gevaar te beperken is het afzagen van de takken. Dit kan echter het uitdrogen van de boom op korte termijn tot gevolg hebben, waardoor de boom ongeschikt wordt voor de Vermiljoenkever. Aangezien Vermiljoenkever tot maximaal 5 jaar na het afsterven van de boom aanwezig kan zijn, zou een alternatief inhouden om gedurende deze periode de wandelaars te waarschuwen op mogelijke gevaren, waardoor het habitat van de Vermiljoenkever ongestoord blijft. Het aanplanten van nieuwe bomen kan naar de toekomst toe de continuïteit van het aanbod dood hout verzekeren.

(28)

Leefgebiedenkaart

De leefgebieden van een aantal soorten werden reeds eerdre gepubliceerd in Maes et al. (2015, 2016). We verwijzen naar deze raporten voor de algemene definitie en werkwijze. Binnen het kader van dit rapport werd een leefgebiedenkaart gemaakt de Vermiljoenkever.

Deze kaart is momenteel gebaseerd op een combinatie van 2 elementen die beiden moeten aanwezig zijn:

 Wetlands in Vlaanderen (Decleer et al. 2016: code 50 to 81 and 120)  Groenkaart Vlaanderen 2012 (AGIV 2012)

Voor de wetlands werd een buffer van 50m gebruikt, bij de Groenkaart werd de categorie ‘hoog groen’ gebruikt. De resultaten worden weergegeven in Figuur 4. In totaal worden ongeveer 1087 ha vochtige bossen afgebakend.

(29)

Lokale staat van instandhouding: Vermiljoenkever

(Cucujus cinnaberinus)

De beoordelingstabel voor de lokale staat van instandhouding (LSVI) hieronder (Tabel 5) volgt dezelfde structuur als de LSVI-tabellen van andere habitatrichtlijnsoorten (Lommaert et al. in review). Deze beoordelingstabellen dienen om de status van populaties van habitatrichtlijnsoorten te beoordelen in Vlaanderen. Het bevat een aantal criteria die beoordeeld moeten worden en die gegroepeerd zijn in twee delen, nl. toestand van de populatie en kwaliteit van het leefgebied. Deze benadering werd gebaseerd op Duitse en Oostenrijkse LSVI-tabellen waar de Vermiljoenkever al langer gevestigd is (Ellmauer et al. 2005, Schnitter et al. 2006, Bense et al. 2015).

Verspreiding

In november 2014 werd deze soort voor het eerst waargenomen in een nat populierbos in Hamont-Achel. Vanaf 2017 werden verspreid over heel Limburg, op verschillende plaatsen in Antwerpen, en op één plaats in Vlaams-Brabant en Oost-Vlaanderen populaties ontdekt (Figuur 5). Daar nog geen gebiedsdekkende systematische inventarisatie plaatsvond, wordt niet uitgesloten dat de soort nog ruimer verspreid voorkomt.

Figuur 5: Gekende verspreiding van Vermiljoenkever in Vlaanderen met groene stippen (aanwezig) en rode plustekens (afwezig) op basis van het onderzoek door INBO en Likona (i.s.m. UHasselt) en data van waarnemingen.be. De habitatrichtlijngebieden worden weergegeven als een grijze achtergrond. De afwezigheden moeten in de eerste plaats geïnterpreteerd worden als plaatsen waar al gezocht werd.

Habitat

(30)

De Vermiljoenkever kan zowel op naald- als loofbomen voorkomen, al gaat de voorkeur uit naar loofbomen met een ruwe schors (bv. populier en eik) (Horák et al. 2010, Nieto et al. 2010, Vrezec et al. 2017). In Vlaanderen werd de soort zo goed als enkel gevonden onder de schors van populier. Een vochtig microklimaat onder de schors is van cruciaal belang voor de soort. Daardoor komt ze ook hoofdzakelijk voor op natte bodems in riviervalleien en moerassen (Horák et al. 2010). In het buitenland werd de Vermiljoenkever ook gevonden buiten het bos in dode bomen bij bomenrijen of knotbomen (Horák et al. 2008 en 2010, Sverdrup-Thygeson 2009). In de buurt van locaties met veel geschikt habitat, kan de soort ook aangetroffen worden in regulier beheerde bossen of op drogere bodems en/of met veel minder dood hout maar het is onzeker of de soort hier leefbare populaties vormt.

Vermiljoenkever komt doorgaans voor op recent afgestorven dode bomen met een dikkere schors, waarbij de schors makkelijk te verwijderen is, maar wel nog aan het hout vast zit (Horák et al. 2012, Goczał & Rossa 2017). Larven worden gevonden op bomen die maximaal 5 jaar daarvoor stierven (Colijn & Noordijk 2012, Colijn et al. 2017). Ovipositie gebeurt zowel op liggende als staande afgestorven dikke bomen (Colijn & Noordijk 2012).

Methodiek

Populatiegrootte: een populatie kan afgebakend worden als alle individuen binnen het geheel van plaatsen op een onderlinge afstand van maximaal 4km. Deze afstand werd overgenomen van de Duitse LSVI-tabel (Schnitter et al. 2006).

Metapopulatiegrootte: Vermiljoenkever heeft een larvaal stadium van ± 1.5 jaar, waardoor de generatieduur ± 2 jaar is. De overeenkomstige Ne95=487. Het bepalen van de exacte populatiegrootte is zeer moeilijk. Mogelijks kan een inschatting gemaakt worden van het aantal larven per m² geschikte schors alsook van het aanbod aan geschikt dood hout om zo een schatting te maken. Een alternatief is een rechtstreekse populatiegenetische evaluatie.

(31)

Vermiljoenkever aanwezig is t.o.v. het totaal aantal onderzochte bestanden vormt de detectiefrequentie voor een gebied. In de toekomst zullen er mogelijks andere technieken beschikbaar komen zoals bv. monitoring met feromonen.

Habitatkwaliteit

- Populatie: Een te beoordelen populatie wordt afgebakend als alle waarnemingsplaatsen op minder dan 4km van elkaar.

- Geschikt leefgebied: Oppervlakte geschikt biotoop bestaat uit natte loofbossen met een grote hoeveelheid dood hout (≥10%). Deze bossen bevinden zich meestal in het alluvium, eventueel ook in komgronden of in uiterwaarden en worden gekenmerkt door een hoge grondwatertafel. Een hoog en continue aanbod aan dikke recent gestorven bomen is noodzakelijk voor het overleven van de soort en zorgt ervoor dat de geschikt biotoop van deze soort nagenoeg beperkt is tot bossen met nulbeheer. Binnen de oppervlakte die een populatie inneemt moet voldoende leefgebied voorkomen.

- Geschikte dode bomen: Aantal recent (max. 5 jaar) gestorven staande of liggende loofbomen met een minimale diameter van minimaal 40 cm op geschikte natte standplaatsen.

- Dood hout op middellange termijn: Aantal levende loofbomen met een minimale diameter van minimaal 40 cm op geschikte natte standplaatsen. - Houtexploitatie: Wanneer er houtexploitatie is van geschikte bomen op natte

(32)

Tabel 5: LSVI-tabel Vermiljoenkever

Toestand populatie Gunstig Ongunstig

Detectiefrequentie In 40% van de onderzochte

bestanden met geschikt biotoop werd de soort aangetroffen

In minder dan 40% van de onderzochte

geschikte bestanden werd de soort aangetroffen

Metapopulatiegrootte Ne95 ≥ 487 Ne95<487

Kwaliteit leefgebied Gunstig Ongunstig

Geschikt leefgebied >5ha <5ha

Aandeel dood hout t.o.v. totale houtige biomassa in geschikt leefgebied

>10% <10%

Geschikte dode bomen /ha

geschikt leefgebied

>10 <10

Dood hout op middellange termijn /ha geschikt leefgebied

>20 bomen <20 bomen

Houtexploitatie Binnen de populatie is

houtexploitatie beperkt of het hout wordt afgevoerd worden voor de ei-afleg van deze kever (april-juni).

(33)

Voorstel tot gewestelijke

instandhoudings-doelstellingen

De onderstaande tekst is een voorstel tot gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen (G-IHD) voor de Vermiljoenkever. De tekst werd geschreven cfr. de eerdere G-IHD (Paelinckx et al. 2009) maar is voorlopig nog niet voorgelegd aan de wetenschappelijke toetsingscommissie. De G-IHD bevat de doelstellingen die we in Vlaanderen vooropstellen om de soort in een gunstige staat van instandhouding te houden of te brengen. Hierbij wordt rekening gehouden met het aandeel van de soort in Vlaanderen t.o.v. Europa. Verder worden de belangrijke habitatrichtlijngebieden geformuleerd die tot het leefgebied van de Vermiljoenkever behoren. Het gebrek aan historische gegevens maakt de inschatting van het areaal en de staat van verschillende populaties moeilijk. Ook is het onduidelijk hoe de soort de komende jaren zich al dan niet verder gaat verspreiden. Daarom is het raadzaam om de definitieve gewestelijke instandhoudingsdoelstellingen pas over enkele jaren definitief vast te leggen.

Soortnaam

Cucujus cinnaberinus - Vermiljoenkever Relatief belang in Europa: belangrijk

De Vermiljoenkever is wijd verspreid in heel Europa met de meeste populaties gelokaliseerd in Centraal-Europa. Ze komt voor vanaf het zuiden van Italië (Sila National Park) tot Scandinavië en van Spanje (natuurpark Sierra de Cebollera) tot de Baltische staten.

Regionale staat van instandhouding: slecht gekend

 Areaal: Slecht gekend. het momenteel gekende areaal omvat Limburg en Antwerpen en verder werd de soort vastgesteld op één plaats in Oost-Vlaanderen en één in Vlaams-Brabant. Alle vindplaatsen zijn recent en bijgevolg is er geen vergelijking mogelijk met de referentie bij het in voege treden van de habitatrichtlijn, noch met een historisch referentiekader. Verschillende regio’s werden nog niet onderzocht, waardoor er momenteel een onvolledig beeld is van de verspreiding in Vlaanderen (Figuur 6).

 Populatie: Onbekend. Er is geen vergelijking mogelijk met de referentie bij het in voege treden van de habitatrichtlijn, noch met een historisch referentiekader aangezien er geen oudere waarnemingen van de soort bekend zijn. Door de destructieve zoekmethode, wordt het zoeken na één waarneming gestaakt. Hierdoor kan de grootte van de totale populatie moeilijk bepaald worden.

(34)

het alluvium. Momenteel is er in Vlaanderen redelijk veel habitat aanwezig van hoge kwaliteit doordat er veel populierenbossen uit beheer werden genomen en spontaan evolueerden. Ook De komende decennia kan er nog nieuw leefgebied bijkomen door cultuurbossen uit beheer te nemen en spontaan te laten evolueren. Eenmaal deze bomen afgestorven zijn, is het belangrijk om elders in het gebied andere dikke bomen te hebben die spontaan kunnen sterven om te voorkomen dat hier tijdelijk een habitathiaat ontstaat.

 Toekomstperspectieven: Onbekend. Door de vele onzekerheden bij de inschatting van de staat van instandhouding is het moeilijk om betrouwbare toekomstperspectieven te formuleren. Minimumvoorwaarde blijft het behoud van populaties op bestaande en toekomstige vindplaatsen.

Voorgestelde doelen

 Instandhouding van de actuele populaties en populatiegrootte en van populaties op eventuele nieuwe vindplaatsen.

 Verbetering van de kwaliteit van het leefgebied en vooral het verzekeren van voldoende habitat op langere termijn:

o Nulbeheer van voldoende grote oppervlakte aan alluviale bossen of eventueel aangepast beheer om de continuïteit aan geschikt dood hout te verzekeren.

o In stand houden hoge watertafel (tot aan het maaiveld).

o Herstel watertafel en overstromingsdynamieken waar mogelijk om nieuw habitat te creëren.

Kwantificatie van de voorgestelde doelen

Aangezien we verwachten dat de soort de komende jaren nog sterk zal uitbreiden in range en om geschikt habitat te kunnen voorzien op langere termijn, is extra oppervlakte leefgebied voor deze soort nodig.

Prioritaire gebieden

De verspreiding van deze soort is onvoldoende gekend en de lijst van SBZ-H’s is bijgevolg gebaseerd op een mogelijk onvolledige lijst van vindplaatsen. 32% van de vindplaatsen buiten SBZ-H gelegen (zie tabel 2).

Essentiele gebieden: Vallei- en brongebied van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel met heide en vengebieden (BE 2200029)

(35)

Belangrijke gebieden: --

(36)

Effectenindicator

Vermiljoenkever is afhankelijk van natte bossen met een hoge voorraad en een hoog aandeel dood hout (o.a. Bussler 2002, Eckelt et al. 2014, Goczał & Rossa 2017). De grootste bedreigingen voor Vermiljoenkever zijn dus verdroging en verlies van geschikt habitat (Nieto et al. 2010). Zowel versnippering als verlies van geschikte bossen vormen de grootste bedreiging. Een daling van de grondwaterstand of het inperken van overstromingsdynamieken hebben eveneens een negatief effect. In de literatuur is er geen vermelding van een effect van eutrofiëring, verzuring en verontreiniging op de soort. Verzilting kan eventueel de boomgroei verhinderen en daardoor nadelig zijn voor deze soort. Het effect van verstoring van geluid, trillingen, licht en straling heeft naar alle waarschijnlijkheid geen effect op de soort (Tabel 6).

Tabel 6: Effectenindicator Vermiljoenkever met G: gevoelig, N: niet gevoelig en X: geen gegevens over bekend.

Effectgroep Subgroep Beoordeling Opmerking

1 Ruimtebeslag G 2 Versnippering G 3 Eutrofiëring X 3.1 Eutrofiëring Eutrofiëring via de lucht X 3.2 Eutrofiëring Eutrofiëring via de bodem X 3.3 Eutrofiëring

Eutrofiëring via het

grondwater X

3.4 Eutrofiëring

Eutrofiëring via het oppervlaktewater X 4 Verzuring X 4.1 Verzuring Verzuring via de lucht X 4.2 Verzuring

Verzuring via het

grondwater X

4.3 Verzuring

Verzuring via het oppervlaktewater X 5 Wijziging (grond)waterstand X 5.1 Wijziging (grond)waterstand Verdroging G

Nood aan natte

standplaats

5.2

Wijziging

(37)

Effectgroep Subgroep Beoordeling Opmerking

6

Wijziging van de hydrologie van een

oppervlaktewater-lichaam G

Bossen in

overstromingsgebieden vormen geschikt habitat 7 Verzoeting en verzilting G 7.1 Verzoeting en verzilting

Verzoeting via het

grondwater X

7.2

Verzoeting en

verzilting

Verzoeting via het oppervlaktewater X

7.3

Verzoeting en

verzilting

Verzilting via het

grondwater G

Verhinderen boomgroei die geschikt habitat kan vormen

7.4

Verzoeting en

verzilting

Verzilting via het oppervlaktewater G 8 Verontreiniging X 8.1 Verontreiniging Verontreiniging via de lucht X 8.2 Verontreiniging Verontreiniging via de bodem X 8.3 Verontreiniging Verontreiniging via het grondwater X 8.4 Verontreiniging Verontreiniging via het oppervlaktewater X 8.5 Verontreiniging Thermische verontreiniging X 9 Verstoring N

9.1 Verstoring Geluid en trillingen N

9.2 Verstoring Licht en straling N

9.3 Verstoring

Beweging (Visuele

(38)

Monitoringsprotocol Inhaalslag

Voor het overgrote deel van de habitatrichtlijnsoorten en een aantal Vlaams prioritaire soorten werden monitoringprotocols opgesteld die vastleggen hoe we deze soorten in Vlaanderen op een wetenschappelijk onderbouwde manier willen opvolgen (De Knijf et al. 2014, Thomaes et al. 2016). Binnen de groep van de kevers, werd een monitoringsprotocol uitgewerkt voor de Roestbruine kniptor (Elater ferrugineus) en de Vliegend hert (Lucanus cervus).

Doelstelling en algemene werkwijze

Vermiljoenkever werd in 2014 voor het eerst in Vlaanderen waargenomen en de soort is sindsdien al sterk uitgebreid. Het onderzoek naar deze kever is echter tot nu toe onvoldoende om zijn aan- en afwezigheid te duiden in elk ecodistrict. Daarnaast is het vrij duidelijk dat deze soort aan een snelle opmars bezig is en kan verwacht worden dat de range van deze soort de komende jaren nog zal uitbreiden. Daarom stellen we een gebiedsdekkende inhaalslag voor waarmee we de verdere uitbreiding in kaart kunnen brengen.

De doelstelling is dan ook: 1) in kaart brengen van verspreiding, 2) opvolgen van de range expansion en 3) meer ervaring opdoen met de soort om tot een meetnet te komen.

Om de inhaalslag haalbaar te houden (weinig mensen kennen de soort) en om het zoeken te beperken (het zoeken van de kever is destructief voor het habitat), stellen we voor om minstens 30 plaatsen om de 3 jaar op te volgen (10 per jaar). Deze locaties kunnen aangevuld worden met losse waarnemingen bij een latere steekproeftrekking. Aangezien we de snelheid van uitbreiden niet kennen, is het mogelijk dat naast de initiele 3 jaar deze nog verder dient opgevolgt te worden. Daarnaast moet er na 3 jaar voldoende kennis zijn om een meetnet uit te tekenen en voldoende vaste proefvlakken uit een steekproefkader te trekken. We verwachten ook dat er de komende jaren nieuwe technieken zullen bijkomen om de aanwezigheid van de soort vast te stellen die minder destructief zijn.

Selectie en prioritering van te onderzoeken kilometerhokken

Ecodistrict benadering

(39)

ecodistricten met onvoldoende positieve waarnemingen worden bijkomende hokken geselecteerd met een hoge hoeveelheid geschikt leefgebied.

Figuur 7: Ecodistricten van Vlaanderen ingekleurd volgens de mate waarin ze reeds onderzocht werden (groen: nog onvoldoende onderzocht en blauw: voldoende onderzocht voor steekproeftrekking).

Tabel 7: Ecodistricten met gevalideerde recente waarnemingen van Vermiljoenkever gerangschikt naar percentage onderzocht met aanduiding van het aantal (en percentage) kilometerhokken met recente waarnemingen (2014-2018).

Nr Ecodistrict Hokken Prioriteit

11.1 Voerens krijtdistrict 1 (2.6%) Voldoende onderzocht 5.5 Roerdalslenkdistrict 2 (1%) Voldoende onderzocht 5.2 Centraal kempisch rivier en duinendistrict 10 (0.5%) Voldoende onderzocht 5.3 Zuid-Kempisch heuveldistrict 1 (0.3%) Voldoende onderzocht 10.1 Golvend Haspengouws leemdistrict 2 (0.3 %) Voldoende onderzocht 8.2 Zuid-Vlaams lemig heuveldistrict 1 (0.09%) Onvoldoende onderzocht 3.1 Pleistoceen riviervalleiendistrict 1 (0.05%) Onvoldoende onderzocht Overige (zie Figuur 7) 0 (0%) Onvoldoende

onderzocht

Hokken benadering

(40)

deze hokken op te volgen zouden we in staat moeten zijn om de uitbreiding van de soort de komende jaren op zeer ruwe schaal op te volgen.

Het leefgebied is een zeer ruwe benadering van potentieel geschikte gebieden aangezien we bv. geen informatie hebben of de lokale hoeveelheid dik dood hout of de actuele waterstanden. Daarom werd voor elk geselecteerd hok op basis van leefgebied, een tweede aanvullend hok aangeduid dat kan onderzocht worden indien het eerste hok op terrein niet geschikt zou blijken of als er geen toestemming bekomen zou worden (bv. privé gebied). Geselecteerde hokken die volledig bestonden uit privé gebieden (bv. kasteeldomeinen) werden om die reden reeds ingewisseld voor nabijgelegen ‘aanvullend hok’.

Op het einde bleken er iets meer hokken geselecteerd door afronding van de 0.2% per ecodistrict en lagen hokken van veschillende ecodistricten relatief dicht tegen elkaar. Daarom werden er nog een aantal hokken geschrapt die dicht tegen elkaar lagen om er in totaal 36 over te houden (9 geselecteerd op basis van aanwezigheid en 27 op basis van leefgebied). Ook van de aanvullende hokken werden er 7 geschrapt om er 18 over te houden.

Figuur 8: Geselecteerde hokken met groen: geselecteerd op basis van voorkomen; paars: geselecteerd op basis van leefgebied en oranje: aanvullende hokken geselecteerd op basis van leefgebied.

Te onderzoeken gebieden

(41)

Tabel 8: Lijst met prioritair te onderzoeken kilometerhokken. WestVlaanderen Geselecteerd hok Naam Aanvullend hok Naam

DS7631 Helleketelbos (ANB) DS7635 Kasteel Couthof (privé)

DS9429 Palingbeek (provincie) DS8435 Galgebossen (ANB)

DS9646 Houthulst (ANB) DS9127 Kronaard (privé)

ES0357 Wijnendalebos (ANB) ES0766 Vloetemveld (ANB)

ES1740 Mandelhoek (natuurreservaat) ES1243 Rodesgoed (ANB)

ES2557 Vorte bossen (Natuurpunt)

ES2628 Banhoutbos (privé)

Oost-Vlaanderen Geselecteerd

hok Naam

Aanvullend

hok Naam

ES3366 Drongengoed (Defensie/ANB) ES2869 Kallekesbos (privé)

ES3154 Kasteel van Poeke (ANB) ES3635 Hof te Walem (privé)

ES3968 Het Leen (provincie) ES4128 Koppenbergbos (ANB)

ES4533 Bos 't Ename (Natuurpunt) ES5024 Brakelbos (ANB)

ES6628 De Nuchten (ANB) ES6166 Puienbroek (provincie)

ES6969 Heirnisse (ANB) ES8055

Vlassenbroekse polder (Natuurpunt)

ES8254 Grote Wal (Natuurpunt) ES8550 Buggenhoutbos (ANB)

ES3423 Kluisbod (ANB)

Antwerpen Geselecteerd

hok Naam

Aanvullend

hok Naam

ES8561 Kasteel van Marnix (privé) ES9271 Fort van Kruibeke (Defensie)

ES9576 St-Annabos (ANB) ES9359 Polders van Bree (ANB)

ES9659

Broek De Naeyer (provincie)

Biezeweiden (Natuurpunt) FS3791 Ravels (ANB)

FS2458 Grote Nete (ANB/Natuurpunt)

FS2587 Eksterheide (ANB)

FS1175

Vrieselhof (provincie), Schijnvallei (Natuurpunt)

(42)

Vlaams-Brabant Geselecteerd

hok Naam

Aanvullend

hok Naam

ES8138 'Overnelle' (ANB) ES8143 Kravaalbos (ANB)

ES9226 Calmeyn (privé) FS0643 Hellebos (Natuurpunt)

FS1529 Doode Bemde (ANB) FS1633 Doode Bemde (ANB)

FS2044

De Gevel (ANB) Wijgmaalbroek

(Natuurpunt) FS2353 Meren/Meerloop (privé)

FS3551 Demerbroeken (Natuurpunt) FS4051

Molenstedebroek/Demervallei (ANB)

FS4735 Terhagen (privé) FS4438 Tienbunders (privé)

Limburg Geselecteerd hok Naam Aanvullend hok Naam FS7226 Jekervallei (ANB) FS6069

Groite nete thv Pijnven (privé, ANB)

FS7663 Vallei van de Abeek (Natuurpunt) FS7528 De Kevie (Natuurpunt)

FS9052 Het Greven (VMW) FS7939 Groenendaal (ANB)

FS9165 Jagersbos (ANB) FS8845 Daalbroek (privé)

FS5752 Melisbroek (ANB) FS9771 Het Vijverbroek (Natuurpunt)

FS5960

Vallei van de Zwarte Beek (Natuurpunt)

FS6778 Laukens Kapelleke (privé)

FS6835 Belle-Vuebos (ANB)

FS7480 Warmbeekvallei (ANB)

GS0424 Middelhof (privé)

Veldprotocols en planning

Om een gebied te onderzoeken op het terrein, word best eerst het geschikt leefgebied bekeken op kaart bekeken. Deze kaart wordt daarom best beschikbaar gesteld via meetnetten.be. Binnen deze leefgebieden bestaan geschikte onderzoeksplaatsen doorgaans uit voormalige populierenaanplanten die nu als reservaat beheerd worden en grote hoeveelheden recent dood hout hebben. Op basis van deze kaart worden vijf locaties/bestanden geselecteed die op terrein onderzocht worden.

(43)

Vanaf er een larve of kever gevonden wordt, wordt het onderzoek aan deze boom gestaakt en wordt een volgende boom onderzocht om zo de impact te minimaliseren. De larven zijn heel het jaar door te vinden.

Gebieden die geen waarnemingen opleveren worden na drie jaar opnieuw onderzocht omdat we ervan uitgaan dat de verspreiding en populatie grootte van de soort nog zal toenemen.

Wat te noteren in het veld?

De waarnemingen (inclusief nulwaarnemingen) worden gedocumenteerd via meetnetten.be bij voorkeur aan de hand van een foto. Op deze manier hebben we precieze info over locatie en aantallen. Per boom wordt coördinaten, het gebied, de waarnemer, boomsoort, omtrek, lengte, % schors en positie (staand, liggend hangend) van de boom opgelijst en ingevoerd in meetnetten.be. Verder wordt het aantal gevonden larven/adulten en de onderzochte oppervlakte (benadert als een ovaal met bepaalde lengte en breedte van het ontschorste deel) geregistreerd. Dit laatste kan helpen om een betere zicht te krijgen op de lokale populatiegrootte.

Planning

In de blauwdruk werd deze soort niet opgenomen omdat de soort toen nog niet voorkwam. Door de vrij intensieve zoekmethode en de verspreiding van de hokken, kunnen we stellen dat er niet veel hokken bezocht kunnen worden per dag, gemiddeld mag met 3 hokken gerekend worden. We stellen voor om 30 hokken elke 3 jaar te bezoeken waarvan het INBO reeds een belangrijk aantal hokken op zich zou kunnen nemen. Verder zijn losse steekproeven belangrijk om de verspreiding van de soort nauwkeuriger in kaart te brengen en te vermijden om d eaanwezigheid enkel in de gebieden met veel leefgebied vast te stellen.

Het invoerportaal

(44)

Referenties

AGIV 2012. Groenkaart Vlaanderen 2012 (GIS-laag).

https://download.vlaanderen.be/Producten/Detail?id=3966&title=Groenkaart_Vlaand eren_2012

Bense U., Beutler D., Berger T., Bornholdt G., Bussler H. & Esser J. (2015). Bewertung des Erhaltungszustandes der Arten nach Anhang II und IV der Fauna-Flora-Habitat-Richtlinie in Deutschland Bewertungsbögen der Käfer als Grundlage für ein

bundesweites FFH-Monitoring. Bundesamt für Naturschutz (BfN) und Bund-LänderArbeitskreis (BLAK) FFH-Monitoring und Berichtspflicht

Brandmayr P., Mazzei A., Bologna MA., Rovelli V. & Zapparoli M. (2016). Invertibrati : Cucujus cinnaberinus (Scopoli, 1763). In: Stoch F. & Genovesi P. (eds.). Manuali per il monitoraggio di specie e habitat di interesse comunitario (Direttiva 92/43/CEE) in Italia: specie animali. Rome, ISPRA

Bussler H. (2002). Untersuchungen zur Faunistik und Ökologie von Cucujus

cinnaberinus (Scopv 1763) in Bayern - (Coleoptera: Cucujidae). Nachrichtenblatt der Bayerischen Entomologen 51: 42-60

Bussler H., Blaschke M. & Jarzabek-Müller A. (2013). Phoenix aus der Asche? Der Scharlachkäfer Cucujus cinnaberinus (Scopoli, 1763) in Bayern (Coleoptera: Cucujidae). Entomologische Zeitschrift 123: 1-6

Chobot K., Horák J., Kohutka A. & Gebauer R. (2008). Possible factors influencing the distribution of a threatened saproxylic beetle Cucujus cinnaberinus (Scopoli 1763) (Coleoptera: Cucujidae). The Coleopterists Bulletin, 62: 437–440

Colijn E.O. & Noordijk J. (2012). De Vermiljoenkever in Nederland: Een oriënterende studie. Leiden, EIS-Nederland

Colijn E.O., Noordijk J. & Heijerman T. (2017). De bescherming van de Vermiljoenkever. Vakblad Natuur Bos Landschap, 14: 16–18

Crèvecoeur L., Thomaes A. & Hendrickx R. (2017). Eerste waarneming van de habitatrichtlijnsoort Vermiljoenkever Cucujus cinnaberinus in Limburg en België! Natuuronderzoek Limburg 2017: 26-29

(45)

Decleer K., Wouters J., Jacobs S., Staes J., Spanhove T., Meire P. & Van Diggelen R. (2016). Mapping wetland loss and restoration potential in Flanders (Belgium): an ecosystem service perspective. Ecology and Society, 21(4):46

Eckelt A., Paill W. & Straka U. (2014). Viel gesucht und oft gefunden. Der

scharlachkäfer Cucujus cinnaberinus (Scopoli, 1763) und seine aktuelle verbreitung in Österreich. Wissenschaftliches Jahrbuch der Tiroler Landesmuseen, 7: 145-159 Ellmauer T. (2005). Entwicklung von Kriterien, Indikatoren und Schwellenwerten zur Beurteilung des Erhaltungszustandes der Natura 2000-Schutzgüter. Band 2: Arten des Anhangs II der Fauna-Flora-Habitat-Richtlinie. Land- und Forstwirtschaft, Umwelt und Wasserwirtschaft und der Umweltbundesamt

Eriksson P. (2011). Inventering av cinnoberbagge och andra asplevande skalbaggar i Uppsala län och Norrtälje kommun 2006-2008. Uppsala, Länsstyrelsen Uppsala län. Esser J. & Mainda T. (2016). Der Scharlachrote Plattkäfer Cucujus cinnaberinus

(SCOPOLI, 1763) in Brandenburg. Naturschutz und landschaftspflege in Brandenburg, 25(1, 2): 18-23

Fuchs L., Callot H., Godinat G. & Brustel H. (2014). Cucujus cinnaberinus (Scopoli, 1763), nouvelle espèce pour la faune de France (Coleoptera Cucujidae). L’Entomologiste, 70: 213-221

Goczał J. & Rossa R. (2017). Dead Wood Complexity Shapes the Pattern of the Occurrence of Threatened Saproxylic Beetle Cucujus cinnaberinus. Polish Journal of Ecology, 65: 158–165

Horák J. (2008). Diversity of forest ecosystems is crucial moment in development of saproxylic organisms: genus Cucujus as an example. Ecology and diversity of forest ecosystems in the Asiatic part of Russia, 4-8

Horák J. (2011). Contribution to knowledge of diet preferences of the endangered saproxylic beetle Cucujus cinnaberinus (Coleoptera: Cucujidae) from East Bohemia. Acta Musei Reginaehradecensis S.A., 33: 127-130

Horák J. & Chobot K. (2009). Worldwide distribution of saproxylic beetles of the genus

Cucujus Fabricius, 1775 (Coleoptera : Cucujidae). In: Buse J., Alexander K.N.A., Ranius T.

& Assmann T. (Eds). Saproxylic Beetles - their role and diversity in European woodland and tree habitats. Proceedings of the 5th Symposium and Workshop on the

Conservation of Saproxylic Beetles. Sofia-Moscow, Pensoft, 189-206

Horák J. & Chobot K. (2013). Phenology and notes on the behaviour of Cucujus

cinnaberinus: Points for understanding the conservation of the saproxylic beetle.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Onderzoekers van de Universiteit Leiden en de Hogeschool van Amsterdam keken in twee studies op lerarenopleidingen van hbo's en universiteiten of een uitgebreidere selectie

Mishandeling en vernieling lenen zich minder goed voor afhandeling door middel van LOS, omdat in het eerste geval vaak niet duidelijk is wie de verdachte is en wie het slachtoffer

Dit advies beschrijft de methode om op een statistisch onderbouwde manier het totale volume hout per boomsoort te schatten in Vlaanderen (en het

Door bijvoorbeeld de waterstand plots sterk te verhogen, kan op korte termijn het volledige (populieren)bos afsterven maar zal er enkele jaren later geen vers dik dood hout

Daarnaast hebben we in de tweede fase van het onderzoek per databron nagegaan of er op basis van de gegevens in deze databron onderscheid gemaakt kan worden tussen huiselijk geweld

Of andere macromoleculen hiervoor geschikt zijn, hangt af van de diversiteit en de evolutionaire stabiliteit van

Zolang het behoud van voldoende dik dood hout geen algemene praktijk is geworden blijven deze stobben dus belangrijke ‘lifeboats’ (reddingssloepen zeg maar) voor deze vaak