• No results found

Bart Tromp, Verraad op de Balkan · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bart Tromp, Verraad op de Balkan · dbnl"

Copied!
230
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bart Tromp

bron

Bart Tromp, Verraad op de Balkan. Aspekt, Nieuwegein 1996

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/trom003verr01_01/colofon.php

© 2018 dbnl / erven Bart Tromp

(2)

Vier jaar lang volgde Bart Tromp, onder andere bijzonder hoogleraar in de theorie en geschiedenis der internationale betrekkingen aan de Universiteit van Amsterdam, de ontwikkelingen in en om voormalig Joegoslavië, om per keer tot een politiek oordeel te komen, meestal in artikelen in Het Parool.

Die beoordeling is in veel opzichten zowel consistent als houdbaar gebleken. Daarom bieden ze achter elkaar niet een film die gemaakt is vanuit de wetenschap hoe het allemaal af zou lopen, maar een reeks foto's die hun waarde juist ontlenen aan het feit dat ze op een bepaald tijdstip en vanuit een bepaalde opstelling zijn gemaakt.

Verraad op de Balkan is een zorgvuldige politieke analyse, waarvan de conclusie in de titel besloten ligt.

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(3)

Inleiding

‘Wij, de Staatshoofden en Regeringsleiders van de deelnemende Staten aan de Conferentie over Veiligheid en Samenwerking in Europa, zijn bijeengekomen in Parijs in een tijd van diepgaande verandering en historische verwachtingen. Het tijdperk van tegenstellingen en verdeeldheid binnen Europa is voorbij. Wij verklaren dat onze betrekkingen van nu af aan gebaseerd zullen zijn op wederzijds respect en samenwerking.

Europa is zich aan het bevrijden van de erfenis van het verleden. Dankzij de moed van mannen en vrouwen, de wilskracht van de volkeren en de kracht van de

denkbeelden van de Slotakte van Helsinki breekt een nieuw tijdperk aan van democratie, vrede en eenheid in Europa.

Het is nu tijd om de hoop en verwachtingen die onze volkeren tientallen jaren hebben gekoesterd, te vervullen: onwankelbare gebondenheid aan democratie die berust op de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden; welvaart door economische vrijheid en sociale rechtvaardigheid; en een even grote veiligheid voor al onze landen.’

1.

Aldus begint het Handvest van Parijs voor een nieuw Europa. De plechtige ondertekening daarvan op 21 november 1990 markeerde het einde van de Koude Oorlog; uit de tekst spreekt echter de pretentie hier de structuur van een nieuwe orde in Europa vast te leggen.

De taal van de internationale diplomatie heeft vaak een hoogdravend karakter. Dit handvest maakt daarop geen uitzondering. Niettemin is de afstand tussen woorden en de werkelijkheid waarnaar ze verwijzen zelden zo snel gegroeid als in dit geval.

Het heeft niet veel langer dan een half jaar geduurd voor duidelijk werd dat het Handvest van Parijs eerder de afsluiting van een historisch tijdvak vormt, dan de opening van een nieuw.

Dat historisch tijdvak heet de Koude Oorlog. Maar al in 1987 publiceerde de Amerikaanse historicus John Lewis Gaddis een artikel waarin hij de Koude Oorlog - toen op sterven na dood - beschreef als de langste periode van stabiliteit tussen grote mogendheden die deze eeuw heeft gekend. Tot uiting kwam die

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(4)

stabiliteit in vijf onderliggende regelmatigheden in de verhouding tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie: het respecteren van elkaars invloedssferen - ook al werd het bestaan daarvan officieel ontkend; het vermijden van rechtstreekse militaire confrontatie; de aanvaarding van kernwapens als alleen bruikbaar voor afschrikking van oorlog; het accepteren van ‘voorspelbare anomalie’ boven ‘onvoorspelbare rationaliteit’ (Gaddis doelt hier bij voorbeeld op het zich neerleggen bij op zich onlogische situaties, zoals de positie van West-Berlijn en die van Cuba) en, tenslotte, het achterwege laten van pogingen het leiderschap van de andere partij te

ondermijnen.

2.

De Koude Oorlog resulteerde met andere woorden onbedoeld in een stabiel internationaal systeem zonder gewapend conflict tussen de voornaamste protagonisten. Vandaar Gaddis' suggestie om deze om te dopen in de Lange Vrede.

Dat is alweer bijna tien jaar geleden. Niet veel later dan de publikatie van het artikel van Gaddis werd een uniek record in de geschiedenis van het moderne statenstelsel gebroken: dat van de langste periode van onafgebroken vrede in Europa.

Tot 1988 berustte dit record bij het tijdvak tussen het einde van de Frans-Duitse Oorlog (1871) en het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914.

3.

Sindsdien is de Koude Oorlog of Lange Vrede recordhouder, maar inmiddels heeft deze periode niet alleen meer een begin, maar ook een eind: 1991.

Over het precieze tijdstip valt te twisten. Was het op 31 maart, toen de Kroatische politie een eind trachtte te maken aan de bezetting van het Nationale Park Plitvice door een Servische ‘militie’? Een Kroatische politieagent en een Kroatische Serviër werden daarbij doodgeschoten, de eerste slachtoffers in een onverklaarde oorlog.

Of was het toen het Joegoslavische Federale Leger op 27 juni van dat jaar militaire operaties in Slovenië begon, twee dagen nadat het Sloveense parlement de

onafhankelijkheid van Slovenië had geproclameerd? Daarmee begon een tiendaagse oorlog die met de aftocht van het Federale Leger eindigde, maar de vrede werd er niet door hersteld.

Op dezelfde dag in augustus dat in Moskou een staatsgreep tegen president Gorbatsjov werd gepleegd, stelde de lokale (Servische) commissaris van politie van Knin, de hoofdstad van de vooral door Kroatische Serviërs bewoonde Krajina, een ultimatum aan de Kroatische politie in het door Kroaten bewoonde dorpje Kijevo:

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(5)

de bewoners moesten binnen 48 uur zijn vertrokken. Het tijdstip van het ultimatum was weloverwogen. De top van het Joegoslavische Federale Leger verwachtte dat na een geslaagde coup in Moskou, het nieuwe Sovjetrussische regime militair geweld tegen afscheidingsbewegingen in Joegoslavië zou ondersteunen.

De Kroaten weigerden. Op 26 augustus schoot artillerie van het federale leger het hele dorp plat, waarna Martić militie van lokale Serviërs het karwei afmaakte. De federalen stonden onder bevel van luitenant-kolonel Ratko Mladić, die twee maanden eerder stafchef van het Knin-legerkorps van het Joegoslavische Federale Leger was geworden. Kijevo was het eerste slachtoffer van čišćenje terena, letterlijk ‘het schoonmaken van de grond’. Als ‘etnisch zuiveren’ zou dit begrip een sinistere vernieuwing in het politieke vocabularium van na de Koude Oorlog worden.

4.

Als de eliminatie van Kijevo niet zou tellen als het definitieve begin van de oorlog in Joegoslavië, dan is deze toch exemplarisch geworden voor het patroon van oorlogvoering in de daaropvolgende jaren. Toch was het mogelijk om, ook nadat in het najaar van 1991 de gevechten in Kroatië steeds groter en bloediger vormen hadden aangenomen, vol te houden dat de Lange Vrede hierdoor niet verbroken werd.

Volkenrechtelijk konden de gevechten immers worden bestempeld als een intern conflict; een burgeroorlog, of een poging van een wettige federale regering om - na de erkenning van de Sloveense onafhankelijkheid - de overgebleven eenheid van Joegoslavië met militaire middelen te handhaven. Zoals vaker stuitte juridische fictie hier op de politieke werkelijkheid. Het hoogste federale gezag, het staatspresidium, was al vanaf 15 mei 1991 lamgelegd door Servië en zijn medestanders

5.

, toen dezen weigerden de Kroaat Stipe Mesić overeenkomstig de grondwet tot president te benoemen en het zou tot de formele ontbinding van Joegoslavië nooit meer functioneren. Zelfs de oorlog die in april 1992 in Bosnië-Hercegovina uitbrak is voorgesteld als een burgeroorlog, een definitie van de situatie die velen in en buiten voormalig Joegoslavië heel goed uitkwam. In juli 1996 is deze kwestie

volkenrechtelijk beslecht, toen het Internationale Gerechtshof in 's-Gravenhage bepaalde dat de oorlog in Bosnië een internationaal conflict was, waarbij Bosnië-Hercegovina het slachtoffer was geworden van agressie door Klein-Joegoslavië.

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(6)

Op welk moment men de oorlog in Joegoslavië als een internationaal, interstatelijk, conflict ook wil laten beginnen, buiten Europa was de Lange Vrede al eerder verstoord. Daar had hij ook niet echt bestaan: de afwezigheid van een rechtstreekse militaire confrontatie tussen het Westen en het Sovjetblok liet onverlet dat na 1945 oorlogen van allerlei slag en soort zijn gevoerd. De instrumenten om daartegen op te treden, hetzij in het kader van de Verenigde Naties, hetzij op basis van klassieke machtspolitiek, waren, juist vanwege de Koude Oorlog, toen niet of nauwelijks bruikbaar geweest. Na 1989 lag dat anders. President George Bush sprak met hoop en verwachting van het aanbreken van een ‘Nieuwe Wereldorde’.

Hij werd op zijn wenken bediend toen Saddam Hoessein Koeweit begin augustus 1990 onder de voet liep. De Golfoorlog manifesteerde vervolgens de dubbelzinnigheid van het begrip ‘Nieuwe Wereldorde’. Hield het scenario dat toen is gevolgd een terugkeer in naar de periode vóór de Koude Oorlog? Of kon met dit zó lezen: dat nu eindelijk de verwachtingen die hadden geleefd bij de oprichting van de Volkenbond (1920) en de Verenigde Naties (1945) werden ingelost? Aan de ene kant paste het geval Koeweit precies in het kader waarvoor de Verenigde Naties zijn opgericht: de ene soevereine lidstaat van de VN pleegt agressie tegen een andere. Op deze casus is het Handvest van de volkerenorganisatie toegespitst. Jammer daarom dat zich, daargelaten deze ene uitzondering, sinds de oprichting van de Verenigde Naties geen enkel militair conflict heeft voorgedaan dat aan alle vereisten van dit model

beantwoordt.

Vanuit dit perspectief bevestigde de Golfoorlog - hoognodig - de geloofwaardigheid van de Verenigde Naties. De Koude Oorlog is zo gezien een historische anomalie, een uitstel met vijfenveertig jaar van een nieuwe wereldorde die al in 1945 was voorzien en toen al een aanvang had kunnen nemen. Juist omdat de ervaring met de Volkenbond had geleerd dat economische sancties alleen niet voldoende waren om een eind te maken aan agressie van de ene staat tegen een andere, wilden de grondleggers van de Verenigde Naties dat deze over een staande krijgsmacht zou beschikken, onder leiding van de militaire commandanten van de permanente leden van de Veiligheidsraad. Een ontwikkeling in deze richting werd door het uitbreken van de Koude Oorlog in de kiem gesmoord.

6.

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(7)

Geen leger van de Verenigde Naties was het dat Irak uit Koeweit terugwierp na een luchtoorlog van vier weken en een landoorlog van honderd uur. Dat werd gedaan door de Verenigde Staten, die door de Veiligheidsraad werden gemachtigd een internationale strijdmacht te vormen. De configuratie die toen ontstond zou geen enkele achttiende-eeuwse beoefenaar van kabinetspolitiek hebben verbaasd: een poging tot het verwerven van regionale hegemonie door één staat wordt weerstaan doordat een of meer anderen daartegen een ad hoc-coalitie op de been brengen. Van zo'n achttiende-eeuwse coalitie-oorlog verschilde de Golfoorlog louter en alleen in het feit dat de anti-Saddam Hoessein-coalitie slechts mogelijk was, voorzover deze werd gelegitimeerd door de Verenigde Naties. Dat is te weinig om van een ‘Nieuwe Wereldorde’ te spreken, een term die nadien dan ook nooit meer in ernst is gebruikt.

In de Golfoorlog werd het Irakeze leger verslagen en Koeweit bevrijd, maar met dit herstel van de status quo ante is al met al niet veel gewonnen. Zes jaar na het instellen van de economische sancties tegen Irak, die oorlog overbodig hadden moeten maken, regeert Saddam Hoessein nog steeds in Bagdad, omdat zijn nederlaag militair noch politiek is uitgebuit.

7.

Teams van de Verenigde Naties zijn nog steeds op zoek naar verstopte onderdelen van zijn lugubere arsenaal; over het door Koerden bewoonde Noorden is hem de soevereiniteit ontnomen. De Golfoorlog heeft dan wel geen bevredigend eind gekregen, hadden de Verenigde Naties en de grote mogendheden het gelaten bij economische sancties, dan waren de eerste toen al beland in de onmogelijke situatie waarin de Volkenbond terecht kwam na de ongestoorde Italiaanse verovering van Abessinië.

De Golfoorlog was nauwelijks voorbij of de troebelen in Joegoslavië traden naar buiten. Verrast of niet, de politici in het Westen en in Europa beschikten over een veelheid van instrumenten en instituties om de ontwikkelingen in Joegoslavië in gunstige zin te beïnvloeden. Zij deinsden daar ook niet voor terug. ‘Het uur van Europa is aangebroken’, verklaarde de Luxemburgse minister van Buitenlandse Zaken Jacques Poos toen de afscheiding van Slovenië zichtbaar werd.

8.

Hij maakte toen deel uit van de ‘trojka’ van de Europese Gemeenschap, de drie ministers van Buitenlandse Zaken van die lidstaten die achtereenvolgens het zesmaandelijkse voorzitterschap van de EG net hebben

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(8)

uitgeoefend, uitoefenen en het in de volgende periode zullen doen. De trojka, waarvan verder Hans van den Broek en de Italiaan Gianni de Michelis deel uitmaakten, begon zijn bemiddelingspogingen vanuit de gedachte dat de Joegoslavische eenheid moest worden behouden. ‘De tijd der Kleinstaaterei in Europa is voorbij’, riep Poos, een om meer dan één reden opmerkelijke uitspraak. Dit was een ongelukkig begin van een politiek die in de daaropvolgende jaren steeds ongelukkiger, steeds verfomfaaider, steeds immoreler en steeds kostbaarder werd; kostbaarder voor al die nieuwe en oude instituties die er hun geloofwaardigheid door ondergraven zagen worden, maar kostbaar in de allereerste plaats voor de bevolking van Joegoslavië zelf, die werd uitgeleverd aan even gewetenloze als berekenende machtspolitici, krijgsheren en gangsters, de drie elkaar overlappende categorieën die aanstichters en winnaars van de oorlog zijn.

Dit is niet de plaats om te reconstrueren hoe het beleid van afzonderlijke staten en van de verbanden en organisaties waarin zij opereerden ten aanzien van de desintegratie van Joegoslavië zich in de afgelopen vier jaar heeft ontwikkeld. Hoe dat is verlopen, valt uit dit boek zelf te lezen. In grote lijnen past het echter precies in de formule van het Foreign Office hoe met internationale crises om te gaan, zoals die is te vinden in Yes Prime Minister, de neerslag in boekvorm van de door zijn realistisch gehalte zo satirische gelijknamige tv-serie. Deze formule wordt als volgt aan eerste minister Jim Hacker uiteengezet:

- Fase één: Wij zeggen dat er niets staat te gebeuren.

- Fase twee: Wij zeggen dat er iets zou kunnen gebeuren, maar dat wij erbuiten moeten blijven.

- Fase drie: Wij zeggen dat wij wellicht iets zouden moeten doen, maar dat er niets is wat wij kunnen doen.

- Fase vier: Wij zeggen dat het wellicht mogelijk was geweest om iets te doen, maar dat het daarvoor nu te laat is.

9.

Het vereist geen bijzondere verbeeldingskracht om deze fasering, met enige aanpassingen, toe te passen op de internationale diplomatie met betrekking tot Joegoslavië en de staten waarin het is uiteengevallen.

Mijn interesse in de Joegoslavische Kwestie komt voort uit twee afzonderlijke motieven. Net als de staatslieden van Europa

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(9)

beschouwde ik de wijze waarop deze zou worden aangepakt als testcase voor de effectiviteit en de geloofwaardigheid van de arrangementen voor internationale orde en veiligheid die in Europa waren geconstrueerd voor de situatie na het einde van de Koude Oorlog.

Vanaf het begin van de vijandelijkheden heb ik de ontwikkelingen in wat al snel voormalig Joegoslavië werd, zo goed als mogelijk gevolgd en van mijn bevindingen verslag gedaan, meestal in mijn wekelijkse column in Het Parool en De Gelderlander.

In die artikelen trachtte ik op basis van de dan beschikbare gegevens tot een politiek oordeel te komen. Aan feitelijke verslaggeving heeft het niet ontbroken in deze oorlog; daaraan hebben zeker ook Nederlandse journalisten een belangrijke bijdrage geleverd. Veel minder is echter sprake geweest van politieke analyse, zowel van wat in voormalig Joegoslavië plaats vindt als wat er gebeurt in de kanselarijen van Westerse hoofdsteden en dan zeker niet op een systematische en aanhoudende wijze.

Zulk een politieke analyse is een genre dat in de journalistiek steeds meer ontbreekt, als gevolg van de beperking van de omschrijving van ‘nieuws’ tot afzonderlijke en liefst enigszins spectaculaire gebeurtenissen. Een beperking die ten koste gaat van het volgen van processen of het doorvlooien van dossiers. Waar de journalistiek het op dit terrein in tendentie af laat weten, zou ruimte kunnen ontstaan voor de

wetenschap der politiek. Maar die trekt zich hier in zijn academische uitmonstering terug. De bureaucratisering en disciplinering van de sociale wetenschappen aan de Nederlandse universiteiten, gebaseerd op een misplaatst en achterhaald beeld van hoe het er in de natuurwetenschappen toe gaat, heeft ertoe geleid dat politieke analyse niet als onderdeel van de wetenschap wordt gezien, tenzij deze deel uitmaakt van een of ander grootschalig en liefst door derden gefinancierd ‘project’.

Mijn tweede motief is simpel. Ik ben geboren in het voorlaatste oorlogsjaar en grootgebracht met de les dat zoiets als het martelen, verdrijven en vermoorden van mensen op grond van hun ‘ras’, geloof of wat dan ook juist door het gruwelijke voorbeeld van de Hitler-dictatuur althans in dit werelddeel nooit meer herhaald zou kunnen worden. Verbijsterd heb ik geconstateerd dat alle beginselen die op

bevrijdingsdagen worden gevierd zijn genegeerd vanaf het moment dat ze in het heden werden vertrapt.

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(10)

De hoofdmoot van dit boek is een kroniek gebaseerd op artikelen die in de afgelopen vier jaar in Het Parool en De Gelderlander zijn verschenen. Overlappingen,

overbodige herhalingen en stilistische zwakheden zijn verwijderd, maar ik heb nergens de strekking van de afzonderlijke stukken aangepast aan de huidige stand van kennis.

Daar was ook geen reden voor. Hetzelfde geldt voor de feiten die zijn aangevoerd.

Ik heb mij steeds gebaseerd op de op dat moment meest betrouwbaar lijkende informatie zonder te pretenderen dat deze geheel en al juist was. Naarmate er achteraf meer gegevens vrij zijn gekomen, komt het mij voor dat ik daardoor in het algemeen aan de voorzichtige kant ben gebleven bij mijn schattingen. Verwijzingen heb ik in de kroniek achterwege gelaten; de gegevens zijn ofwel ontleend aan de aangehaalde literatuur aan het eind van dit boek of aan mijn archief van kranten- en

tijdschriftartikelen, vooral gebaseerd op het Knipselnieuws buitenland van de Directie Voorlichting Ministerie van Defensie, de International Herald Tribune, Le Monde hebdomadaire, The New York Review of Books, London Review of Books en de onvolprezen documentatiemappen inzake voormalig Joegoslavië die door het Bureau Bibliotheek en Documentatie van het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen ‘Clingendael’ worden samengesteld. Juist door de vorm van een kroniek aan te houden hoop ik het besef levend te houden dat het hier al vier jaar gaat om een Ernstfall, zoals het in de politieke theorie van Carl Schmitt heet

10.

, iets wat van dag tot dag aan de orde is en waarvan de ernst geperverteerd kan worden door een altijd gemakzuchtiger beoordeling achteraf. Zo ook wordt het politieke karakter van deze analyses gewaarborgd - aangezien zij in dezelfde omstandigheden zijn opgesteld als de politieke beslissingen waarover zij oordelen.

Voor dit boek koos ik de titel Verraad op de Balkan, nadat ik had vastgesteld dat Eric Ambler, of een andere auteur van klassieke spionage-boeken over deze regio, deze niet al veel eerder had gebruikt. Deze titel wordt door de inhoud gedekt, maar ik wil hem in deze inleiding kort toelichten. Het verraad waarvan hier sprake is, heeft drie verschillende vormen aangenomen.

De eerste is de meest voor de hand liggende. ‘Bent u niet steeds systematisch belogen door uw gesprekspartners?’ werd Lord Carrington gevraagd toe hij net was afgetreden als onderhandelaar

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(11)

namens de Europese Unie. Carrington keek een tijdje beteuterd voor zich uit en zei toen, de blik nog steeds gericht op de grond vier meter voor hem, ‘There certainly was a lot of lying’. Van verraad van dit type was sprake vanaf het begin van de internationale bemoeienis met het uiteenvallende Joegoslavië, toen de ministerstrojka van de Europese Gemeenschap na zijn eerste bemiddelingspoging op 28 juni 1991 tevreden uit Zagreb terugreisde, in de overtuiging dat de gemaakte afspraken tot een staakt het vuren in Slovenië hadden geleid en het vechten niettemin gewoon door bleek te gaan.

11.

Misschien is dit de simpelste vorm van verraad. Maar deze heeft bizarre vormen aangenomen door de onophoudelijke herhaling ervan, zoals bij de tientallen wapenstilstanden die bemiddelaars van de Verenigde Naties en de Europese Unie achter elkaar tot stand wisten te brengen, terwijl na de tweede, derde, of uiterlijk vierde keer het hun toch duidelijk moest zijn geweest dat niemand van plan was zich eraan te houden. Juist het feit dat op het verbreken of niet nakomen van een

overeenkomst vrijwel onveranderlijk werd gereageerd met het voorstel om dan maar tot een nieuwe afspraak te komen, werkte in de hand dat ook deze zou worden geschonden. Zelden werd zo veelvuldig en overtuigend de juistheid gedemonstreerd van Hobbes' dictum dat ‘overeenkomsten zonder het zwaard louter woorden (zijn)’.

12.

Daarmee werd een patroon gevestigd dat tot op de dag van vandaag is blijven bestaan.

Dat de belogenen en bedrogenen dit zijn gaan en zijn blijven accepteren heeft zijn eigen prijs: zo zijn zij medeverantwoordelijk geworden voor hetzelfde verraad waarvan zij het slachtoffer zijn.

Verraad op de Balkan slaat in de tweede plaats op de wijze waarop in het conflict over voormalig Joegoslavië politieke leiders en politieke elites in dat land hun burgers hebben verraden uit de naam en vanuit het belang waarvan zij pretenderen te handelen.

Des te schrijnender is dit verraad omdat het gepleegd wordt op basis van een ziekelijk nationalisme. Nationalisme is een gecompliceerd en veelvormig politiek verschijnsel.

Maar het staat buiten kijf dat het als politiek programma buitengewoon armoedig is - intellectueel zowel als in zijn opbrengst. De Duitse historicus Peter Alter citeert in zijn Nationalism wat dit aangaat Lord Acton, die in 1862 schreef: ‘Nationality (=nationalism) does not aim either at liberty or prosperity, both of which it sacrifices to the

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(12)

imperative of making the nation the mould and measure of the State. Its course will be marked with material as well as moral ruin(...)’.

13.

Degenen die de oorlog in Joegoslavië hebben ontketend, zijn er in geslaagd - afgezien het treffen van

rechtstreekse slachtoffers - het welvaartspeil meer dan te halveren, de infrastructuur van Bosnië-Hercegovina nagenoeg te vernietigen en vele honderdduizenden van de jongeren en meest talentvollen waarschijnlijk voor altijd hun toevlucht te doen zoeken buiten de grenzen. De leiders van Klein-Joegoslavië hebben de oorlog in Kroatië en Bosnië-Hercegovina gefinancierd door de Servische burgers onder valse voorwendsels hun spaargeld af te troggelen in ruil voor waardeloos papier - dat is het Servisch nationalisme in de praktijk. Zo is (en wordt) uit naam van het nationalisme de natie verraden door zijn leiders.

Maar het verraad op de Balkan heeft nog een derde betekenis. Het heeft niet alleen daar plaats gevonden, maar minstens evenzeer in het Westen zelf. Dit verraad heeft een janushoofd. Enerzijds vertoont het zich in de eigenaardige verhouding tussen politieke elites in het Westen, en dan vooral die van de grote mogendheden, ten opzichte van de eigen staatsburgers. Voortdurend zien we een patroon waarin de eersten de laatsten niet vertrouwen. Waarom niet? Omdat de staatsburgers aan de ene kant verontwaardigd worden wanneer zij kennis nemen van het moorden, verkrachten en vernielen op ‘de Balkan’ en dan aandringen op optreden door die mogendheden. Maar de politieke elites weten wel beter: zo gauw dat gebeurt, en er wordt echt ingegrepen, dan komen diezelfde burgers in opstand als de eerste gesneuvelde vredestichter in een bodybag wordt gerepatrieerd. Om dat te voorkomen hebben regeringen in het Westen systematisch informatie over de ernst van de situatie achter gehouden en als dat niet meer lukte, het voorgesteld alsof alle partijen even schuldig waren aan gruwelijkheden, alsof het hier, kortom, om een burenruzie op de Balkan gaat. Keer op keer echter is het nu juist de publieke opinie geweest die de regeringen in het Westen heeft gedwongen om tenminste iets te doen. Uit niets blijkt dat de staatsburgers daarbij niet beseften dat dit risico's inhield en dat zij niet bereid waren deze te dragen.

14.

Het verraad van het Westen bestaat er vervolgens uit dat deze regeringen apart en gezamenlijk bereid waren alle principes van rechtstatelijkheid en democratie te negeren, principes die in de aanhef van het Handvest van Parijs

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(13)

weerklinken. Eén van de eerste daden van de regering van het pas gevormde Klein-Joegoslavië was de ondertekening van dat Handvest.

Eindnoten:

1. Tekst ontleend aan A. van Staden (red.), Tussen orde en chaos. De organisatie van de veiligheid in het nieuwe Europa, Leiden, DSWO Press, 1993, 264.

2. John Lewis Gaddis, ‘The Long Peace: Elements of Stability in the Postwar International System’, in M.C. Brands, N.F.C. van Sas, B.A.G.M. Tromp (red.), De veiligheid van Europa. Aspecten van de ontwikkeling van het Europese statenstelsel, Rotterdam, Universitaire Pers Rotterdam, 1991, 302-304. Gaddis presenteerde de eerste versie van dit essay al in 1985.

3. Ik reken dan de Balkanoorlogen (1912-1913) niet mee, omdat ze buiten Europa, op het territorium van het Osmaanse Rijk, werden gevoerd. Telt men ze wel mee, dan werd de Lange Vrede al in 1986 recordhouder.

4. Cf. Laura Silber en Allan Little, The Death of Yugoslavia. London, Penguin/BBC Books, 1995, 188-189, 208.

5. De Joegoslavische republiek kende een collectiviteit als staatshoofd, het staatspresidium, bestaande uit vertegenwoordigers van de zes deelrepublieken en de twee autonome gebieden.

Volgens een vastgelegd rooster werd het presidentschap door één van hen bij toerbeurt uitgeoefend. Sinds Milošević een eind had gemaakt aan de autonomie van de autonome gebieden (Vojvodina en Kosovo) beschikte Servië in feite over drie stemmen in het presidium, terwijl Montenegro traditioneei Servië volgde.

6. Cf. Peter R. Baehr en Leon Gordenker, The United Nations in the 1990s, New York, St Martin's Press, 1994, 63-64.

7. Cf. Michael R. Gordon en Bernard E. Trainor, ‘The Generals’ War. The Inside Story of the Conflict in the Gulf, Boston, Little, Brown and Company, 1995, 401 e.v.

8. 8Ccf. Silber en Allen, op. cit., 175.

9. Jonathan Lynn en Anthony Jay, Yes Prime Minister. The Diaries of the Right Hon. James Hacker, vol. I, (1986), London, BBC Books, 1987, 177.

10. Cf. Theo de Wit, De onontkoombaarheid van de politiek. De soevereine vijand in de politieke filosofie van Carl Schmitt, Ubbergen, Pompers, 1992, passim.

11. Silber en Little, op. cit., 175-176.

12. Cf. Thomas Hobbes; Leviathan, Meppel, Boom, 1985, 171. (Oorspronkelijk Engels, 1651.) 13. 13. Peter Alter: Nationalism, second editon, London, Edward Arnold, 1994, 119.

14. Cf. voor Nederland bijvoorbeeld het rapport van de Adviesraad Vrede en Veiligheid: Verloren Onschuld. Nederland en VN-operaties, Den Haag, Adviesraad Vrede en Veiligheid, 1996, 43.

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(14)

Kroniek

Proloog: achter de wapens

Dubrovnik. Het weerzien met Joegoslavië na bijna tien jaar roept gemengde gevoelens op. Overal hangt nog de kop van Tito. De nieuwe leiders zijn anonymi, die aan een persoonlijkheidscultus niet toe durven komen. Het portret van Tito dat ik het meest zie, stamt uit de Tweede Wereldoorlog - het is dat van de partizanenleider. Veel minder vaak dan in mijn herinnering zie ik het opgeblazen hoofd dat tussen de pet en de tuniek van één van zijn vele fantasie-uniformen (‘Maarschalk Tito’) zit geklemd.

Tito's erfenis is weinig aanlokkelijk gebleken. In slechts één oogmerk is hij geslaagd. Zoals zovele politici die de staatsmacht hebben veroverd, heeft Tito zich in die positie niet toegelegd op de verbetering van de levensomstandigheden in eigen land, maar gekozen voor de vlucht voorwaarts. Met succes heeft hij zich opgeworpen als één van de leiders van de ‘niet-gebonden landen’ (hoewel ik een befaamd PSP-Kamerlid eens heb horen uitleggen dat de Amerikaanse nucleaire garantie niet alleen de Navo-partners geldt, maar naar zijn stellige overtuiging ook Joegoslavië).

Een niet-gebonden land is Joegoslavië gebleven, maar het is ook steeds meer een echte Derde Wereld staat geworden - onbedoeld effect van Tito's politiek. Toerisme, leningen en gastarbeid stelden het land in de jaren '70 in staat boven zijn stand te leven. In de jaren '80, na de dood van Tito, kwam uit dat de relatieve welvaart van toen noch in de groei van een op de binnenlandse vraag afgestemde industrie had geresulteerd, noch in een verbetering van de exportmogelijkheden.

Het niet-gebonden Joegoslavië zakt dus terug naar de status van Derde Wereld-land.

In Dubrovnik, de rijkste stad van het land, zeker in de zomer, is het meest

waarneembare symptoom daarvan de galopperende inflatie, die door de aanwezigheid van Amerikaanse toeristen niet wordt afgeremd. De Joegoslaven zijn geen

‘Eurolafaards’, zoals de landen van de EEG: de Joegoslavische staat draagt de PLO en Kadhafi een warm hart toe en is tegelijkertijd een politiestaat. Hier treedt terrorisme niet op en

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(15)

wordt het dus ook niet toegestaan, hier kunnen Amerikaanse toeristen dus nog naar hartelust op vakantie.

Ook dit maakt Dubrovnik tot een passende plaats om zich te buigen over de problemen van oorlog en vrede. Eén sobere bijdrage aan het permanente debat over nucleaire wapens en strategieën werd hier in het Inter-University Centre (IUC) geleverd door George Rathjens, hoogleraar aan het Massachusetts Institute of Technology in Boston en één van de belangrijkste Amerikaanse deskundigen op het gebied van nucleaire wapens. Als adviseur van de Amerikaanse regering behoorde hij onder president Kennedy tot degenen die uit moesten zoeken of de Verenigde Staten de Chinese nucleaire installaties niet zouden moeten vernietigen vóór Mao zijn atoombom klaar had.

Rathjens' soberheid komt naar voren in zijn aarzeling partij te kiezen voor een of ander instrument als dé oplossing voor het nucleaire vraagstuk. Indertijd verkoos hij niet voor de Amerikaanse Senaat te getuigen over het SALT II-verdrag. Er waren zowel redenen om ervoor als om ertegen te pleiten, vertelde hij, maar door het een te doen of het ander zou hij hebben gesuggereerd dat dit verdrag veel belangrijker was dan hij vond.

Rathjens is van huis uit technicus, geen politicoloog, en dat merk je als hij uiteenzet dat nucleaire wapens een karakter hebben dat ze van alle andere doet verschillen. In de eerste plaats zijn ze buitengewoon goedkoop in verhouding tot hun effectiviteit en vernietigingskracht. De nucleaire bewapening is bij voorbeeld goed voor maar een klein deel van het Amerikaanse defensiebudget (ongeveer vijftien procent). Wie een logische verbinding legt tussen kerncentrales en kernwapens maakt een dubbele fout, aldus Rathjens. Men heeft geen kerncentrale nodig om een atoombom te maken, maar een kerncentrale vergt wel een vijf- tot tienmaal grotere investering dan die nodig is voor de produktie van kernwapens. In de tweede plaats - een oude waarheid - zijn steden en andere grote objecten onverdedigbaar tegen kernwapens. Ook de conclusie die Rathjens daaraan verbindt is niet origineel: namelijk dat de aantallen kernwapens er dan niet meer toe doen. Een paar honderd zijn voldoende om de Sovjet-Unie of de Verenigde Staten in puin te leggen. Aantallen worden pas belangrijk wanneer het zou gaan om het uitschakelen van militaire doelen.

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(16)

Wanneer al die aantallen niet zo belangrijk zijn, zo gaat Rathjens verder, dan hebben veel van de voorstellen om de nucleaire bewapening te verminderen of te beheersen nauwelijks betekenis. Wapenbeheersingsovereenkomsten die niet gericht zijn op, en leiden tot, een tenminste vijf- tot tienvoudige vermindering van de grote

kernwapenarsenalen, zijn daarom van nul en generlei waarde. Sterker nog: ze moeten eerder als negatief worden beoordeeld, omdat ze de uitbreiding van de bewapening stimuleren, en omdat ze de discussie over vrede richten op wapensystemen, hun aantallen en technische eigenaardigheden. De pessimistische conclusie van Rathjens is dat het een doodlopende weg is om te proberen het nucleaire probleem op te lossen door middel van wapenbeheersingsonderhandelingen, of door middel van eenzijdige ontwapeningsstappen. Hij vindt bovendien dat de Verenigde Staten in

wapenbeheersingsgesprekken stelselmatig de verkeerde prioriteiten hebben gesteld:

eerst komen altijd de intercontinentale raketten, dan de middellangeafstandswapens, vervolgens conventionele strijdkrachten en tenslotte ‘vertrouwenwekkende

maatregelen’. Op nog lager niveau stonden en staan pogingen met de Sovjet-Unie overeenstemming te bereiken over bepaalde gedragslijnen of om tot verbetering van de communicatie te komen. Rathjens zou willen dat die volgorde geheel en al werd omgekeerd.

Zijn scepsis over de waarde van de huidige wapenbeheersingsonderhandelingen (maar ook die over het non-proliferatieverdrag) wordt echter aangevuld met zijn nadruk op andere wegen ter verzekering van de vrede. In dit verband noemde hij drie overeenkomsten die in zijn ogen veel succesvoller geweest zijn voor

wapenbeheersing dan SALT-verdragen en dergelijke. Het Oostenrijks Staatsverdrag van 1955 heeft het onwaarschijnlijk gemaakt, dat een politieke crisis in of om Oostenrijk een oorlog in Europa zou kunnen veroorzaken. De Cuba-crisis maakte een betere verstandhouding tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie mogelijk.

En de akkoorden van Camp David maakten een eind aan het Egyptische streven naar een eigen kernmacht.

De kern van deze alternatieve benadering van het nucleaire probleem is dus dat niet aantallen en soorten wapens centraal moeten staan, maar de potentiële conflicten die staten ertoe brengen die wapens aan te schaffen. Rathjens' verhaal werd

ondersteund door het Symfonie Orkest van Dubrovnik, dat in de

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(17)

ruimte naast het IUC de Tragische symfonie van Schubert repeteerde. 's Avonds volgde de uitvoering op de binnenplaats van het Rectoren Paleis in de oude stad, een verkleind en verfijnd Dogenpaleis, en versteende herinnering aan de grote tijd van Dubrovnik (of Ragusa, zoals het toen heette) als vrije stadsrepubliek. Terwijl de muziek omhoog, de zwarte nacht in daverde, werd ik wel gedwongen na te denken over de problemen van hegemonie en afhankelijkheid die achter de wapens van toen schuil gingen en dat nu nog steeds doen.

28 juni 1986

Jezuïetenklooster

Terwijl de Europese Raad in Maastricht over Europa delibereerde, werd in Joegoslavië het veertiende of vijftiende bestand gebroken. De oorlog daar heeft al meer dan tienduizend doden geëist, schijnt het; de meesten waarschijnlijk burgers. Want de krijgshandelingen van de aanvallende partij zijn er allereerst op gericht de

rechtstreekse confrontatie met militaire tegenstanders te ontlopen. Vandaar de voorliefde voor bombardementen met artillerie op niet-militaire doelen.

Deze week hebben de federalen eindelijk dan toch werkelijk de oude stad van Dubrovnik weten te raken. De Kroatische media overdrijven zonder twijfel de schade aan de wereldhistorische gebouwen. Maar Dick Verkijk, de beste Nederlandse verslaggever in Joegoslavië, gaf in zijn radioreportage gedetailleerde informatie: de schilderachtige zijstraatjes vol puin, brandende huizen aan de Stradun, die ik, met zijn zachtglanzende marmeren oppervlak en zijn simpele maar fascinerende gevelwand de mooiste straat van de wereld vind. Het Rectoren Paleis, de kathedraal, het Franciscaner- en het Dominicanerklooster: allen geraakt. Zelfs de Onofrius-bron aan de noordelijke stadspoort is door een granaat getroffen. Het enige wat blijkbaar met de schrik vrij kwam is het Jezuïetenklooster, dat zich volgens de International Herald Tribune en de Volkskrant ook binnen de formidabele muren van de oude stad bevindt.

Van Amerikaanse barbaren begrijp ik zulk nieuws wel, maar niet van een krant met katholieke wortels. De Volkskrant drukte precies dezelfde

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(18)

plattegrond van Dubrovnik af als de International Herald Tribune. Daarop komt geen Jezuïetenklooster voor, maar toch is kritiekloos de tekst vertaald, waarin van dit gebouw melding werd gemaakt. Dat Connie Palmen in haar roman De Wetten een Jezuïet verzint die de tonsuur heeft ondergaan is één; treurig is echter dat bij de redactie van een voormalige katholieke krant niemand meer zit die weet dat Jezuïeten geen kloosterorde vormen en dus ook geen kloosters hebben (of tonsuur dragen).

Zulke details speelden in Maastricht evenmin een rol als de zaak zelf: de

Joegoslavische oorlog was er van de agenda geschrapt. De beraadslagingen over het Europa van de Twaalf mochten niet bedorven worden. Over Joegoslavië wordt elders en later nog wel door de EG-staten gesproken. Het is begrijpelijk, maar ook

symptomatisch. Terwijl het ene deel van Europa regelingen treft om nog welvarender te worden, stort de rest van Europa economisch en politiek in elkaar, met de oorlog in Joegoslavië als voorlopig dieptepunt.

De EG heeft er niet veel aan gedaan. Ze heeft er ook niet veel aan kunnen doen.

Dat bewijst wel het echec van de Verenigde Naties, die het er in Joegoslavië niet beter vanaf brengen. Volgens de gebruikelijke regels is het zenden van VN-troepen om de vrede te handhaven pas mogelijk als er vrede is. Althans, wanneer er niet meer wordt geschoten. Dit geeft de Serviërs en het Joegoslavische Federale Leger het argument keer op keer het vuur te heropenen. Zolang ze dat doen, kunnen ze doorgaan.

Het komt er dus op neer dat de VN en de EG pas wat aan de oorlog in Joegoslavië kunnen doen als het niet meer nodig is.

Volkenrechtelijk zijn er echter wel degelijk mogelijkheden om aan de nihilistische agressie van Serviërs en federalen paal en perk te stellen. Bijvoorbeeld de inzet van militaire eenheden, niet om vrede te handhaven, maar om vrede af te dwingen. De VN heeft dat in de jaren zestig in het voormalige Belgisch Kongo gedaan. De politieke wil daartoe ontbreekt echter, onder andere omdat de militaire uitvoering van zo'n taak in Joegoslavië buitengewoon moeilijk is. Tenminste, als men denkt in termen van het zenden van tienduizenden soldaten naar een vreemd land waar ze op vreemd terrein zouden moeten opereren.

Op het bureau van premier Lubbers (als dienstdoend ‘president’ van de Europese Gemeenschap) ligt sinds vorige week een rapport van EG-waarnemers in Joegoslavië, dat een andere weg wijst. Zij

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(19)

constateren dat het federale leger ‘een laf leger is’, dat voor niets anders vecht dan voor eigen overleving en dat daarnaast de ongeregelde Servische eenheden steunt en bewapent die voor de ergste wreedheden verantwoordelijk zijn. Het rapport stelt dat aan de laffe vernietigingsoorlog van de federalen pas een eind komt als zij weten dat zij die niet ongestraft kunnen voeren. ‘Het Joegoslavische Federale Leger moet zich ervan bewust zijn dat het, als het een ziekenhuis beschiet, het risico loopt om binnen twintig minuten zelf vernietigd te worden.’

Ik denk dat deze waarnemers gelijk hebben. Zonder de dreiging van militaire tegenmaatregelen gaan Servië en het Federale Leger door, tenzij hun munitie en brandstof opraken. Er wordt onderhandeld en er worden bestanden overeengekomen, maar dat zijn alleen maar adempauzes. Tegenmaatregelen van EG of VN hoeven echter niet te bestaan uit het zenden van een expeditieleger om de vrede af te dwingen.

Juist de tactiek van het Federale Leger, met zijn zwaartepunt op artillerie - ter land, ter zee en uit de lucht - maakt het mogelijk effectief in te grijpen zonder een grote en kwetsbare landmacht in te zetten. Artillerie-opstellingen, oorlogsschepen en vliegbases zijn perfecte doelen voor aanvallen vanuit de lucht. De oorlog in Joegoslavië is een ideale arena voor een luchtoorlog. Was er maar een

Jezuïetenklooster, waar men in alle ernst erover zou kunnen beraadslagen om aldus een eind te maken aan deze schandelijke oorlog.

11 december 1991

Vrede handhaven?

Als er al vredestroepen van de Verenigde Naties naar Joegoslavië gaan, houdt dat niet in dat er werkelijk vrede komt. Voor de deelnemers aan de oorlog zal zo'n vrede namelijk op niets anders neerkomen dan op voortzetting van de oorlog met andere middelen.

Begin deze week organiseerde het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael een symposium over de politiek-militaire aspecten van de oorlog in Joegoslavië. Niemand van de deelnemers kan daar enig optimisme aan hebben overgehouden.

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(20)

Peace keeping - het handhaven van de vrede -, dat is het doel van de VN, en dat is wat de voorziene 10.000 VN-militairen in Joegoslavië zouden moeten doen. Maar om de vrede te kunnen handhaven moet deze er eerst zijn. Dat is het probleem van peace keeping-operaties. Ze hebben iets van een brandweer die pas uit mag rukken als de brand geblust is. Peace keeping komt eigenlijk neer op nathouden en nablussen.

De voorwaarden waaraan voldaan moet zijn voordat de Veiligheidsraad het groene licht geeft, zijn stringent. Alle betrokken partijen moeten met de stationering instemmen en er moet sprake zijn van een duurzaam bestand. Het is de vraag of aan deze voorwaarden kan worden voldaan. Het vijftiende bestand houdt langer stand dan de voorgaande veertien. Niettemin is sprake van kleinere en grotere schendingen, compleet met onopgehelderde provocaties als het door de Joegoslavische luchtmacht neerschieten van een helikopter met EG-waarnemers. De wapenstilstand is bijzonder broos.

Dat komt ook omdat het allesbehalve duidelijk is hoe het staat met de partijen die aan strijd en bestand meedoen. Dit laatste is in ieder geval getekend door

vertegenwoordigers van Kroatië, het Joegoslavische Federale Leger en Servië.

Volkenrechtelijk is dat heel vreemd: een leger zonder staat als partij, en twee staten die dat op dat moment officieel nog niet zijn. Het federale leger is bovendien aan het uiteen vallen, zodat onduidelijk is welke militairen zich gebonden achten aan de handtekening van de generaal die voor het leger tekende.

Wie zeker tekenden, dat zijn de ‘presidenten’ en militaire commandanten van de Servische gebieden in Kroatië. Het zijn echter juist deze zogenaamde autonome Servische gebieden die tot UNPA's (United Nations Protected Areas) zullen worden ingericht, als de VN-plannen doorgaan. Die tienduizend man worden dan daar gestationeerd, ‘om Serviërs in deze gebieden te beschermen’ - zoals het heet in de tekst van de resolutie van de Veiligheidsraad.

Het is een zonderlinge formulering. De Serviërs in deze gebieden zijn immers, gesteund door het federale leger, nog steeds, en ondanks het bestand, druk doende andere bewoners weg te treiteren. Die hoeven van de Veiligheidsraad blijkbaar niet beschermd te worden. Zonder twijfel verklaart deze formulering voor een niet gering deel de instemming van de Serviërs met het

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(21)

VN-plan. Volgens sommigen zien Milošević en de zijnen hierin een mooie gelegenheid om hun oorlogsdoelen alsnog te bereiken. Het gaat nog steeds om de annexatie van die ‘autonome gebieden’ in Kroatië. Wanneer die voor een periode van tien tot vijftien jaar door de VN worden bezet, kunnen de Kroaten ze niet terug veroveren. Onderwijl kan het wegjagen van de niet-Servische bewoners en het vernietigen van bevolkingsregisters en andere bewijzen van de oorspronkelijke situatie ongestoord doorgaan. Uiteindelijk kan dan langs democratische weg, via een referendum, tot aansluiting bij Servië worden besloten.

Maar dit zonnige scenario is niet aanvaard door Milan Babić die zich als leider van Krajina, een van de drie ‘autonome Servische gebieden’, beschouwt. Hij wil geen VN-soldaten op ‘zijn’ territorium. De jure bestaan hij en zijn

collegaroverhoofdmannen in West- en Oost-Slavonië niet; vandaar dat zij ook geen partij zijn bij de vredesonderhandelingen. Maar de facto zijn zij er wel degelijk. Het is ook duidelijk dat zij hun machtspositie ontlenen aan de steun van Servië en het federale leger. Die houden zich van de domme, zoals Teheran altijd heeft volgehouden dat de sjiietische terroristen in Libanon op eigen houtje moorden en gijzelen.

Officieel heeft Milošević zich van Babić gedistantieerd en hem krachtig

toegesproken. Kenners van de Balkan vermoeden echter afgesproken werk. Babić hangt de harde jongen uit, zodat Milošević zich altijd nog achter hem kan verschuilen.

Zolang dit spelletjes doorgaat - het wordt in vele varianten gespeeld, ook binnen het Federale Leger - zijn de voorwaarden voor het stationeren van een VN-vredesmacht niet vervuld.

Dan komt geleidelijk voor de VN een zeer onaangename keus in zicht. Als er geen vrede kan worden gehandhaafd, omdat er nog geen vrede is, blijft volgens het Handvest van de Verenigde Naties maar één weg open: gewapenderhand de vrede opleggen, peace enforcement. Niemand wil daar nu hardop aan denken, want zoiets vereist een kolossale militaire inspanning van de VN. Op het symposium in

Clingendael viel het getal van driehonderdduizend; zoveel militairen zouden er minimaal voor zo'n karwei nodig zijn. Nog altijd minder dan de 25 divisies waarmee de Duitsers tijdens de Tweede Wereldoorlog in Joegoslavië opereerden, om eens even een volstrekt verkeerde vergelijking te trekken.

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(22)

Het alternatief van vrede afdwingen is er ook: midden in Europa een afschuwelijke oorlog op zijn beloop laten.

21 januari 1992

Nette staten

Wanneer begon de burgeroorlog in Joegoslavië? De geschiedschrijver heeft een zekere keuzevrijheid. De eerste bloedige incidenten tussen ‘Serviërs’ en ‘Kroaten’

deden zich in april 1991 voor in een gebied dat nu door de Verenigde Naties moet worden gepacificeerd. Op 19 mei van dat jaar koos bij een referendum in Kroatië 93,2 procent voor de onafhankelijkheid; de Slovenen hadden zich bij een nog iets hogere opkomst met 94,6 procent al in december 1990 voor datzelfde ten aanzien van Slovenië uitgesproken. Op 25 juni proclameerden beide nieuwe staten hun onafhankelijkheid, en onmiddellijk daarna begon het Joegoslavische Federale Leger oorlogshandelingen tegen hen. Vanaf dat moment was in ernst van een burgeroorlog sprake. Maar toen ook al was het twijfelachtig in hoeverre het hier werkelijk om een burgeroorlog ging.

Het zou gaan om eeuwenoude tegenstellingen tussen bevolkingsgroepen, die na de ineenstorting van het communisme weer aan het daglicht konden treden. Dat is één verklaring van de burgeroorlog die algemeen aanvaard wordt. Maar ik denk dat die verklaring niet deugt. Ik denk dat het oorzakelijk verband precies andersom ligt.

Er is geen oorlog ontstaan omdat er Serviërs en Kroaten bestaan die elkaar haten.

Het ligt anders. Een aantal extremisten is een oorlog begonnen alsof een onderscheid tussen ‘Servirs’ en ‘Kroaten’ het enige politiek relevante verschil tussen mensen mag zijn, en in dat conflict worden mensen gedwongen zich te identificeren als ‘Serviër’,

‘Kroaat’ (of ‘Moslim’, of ‘Sloveen’). Met andere woorden: het is de oorlog die etnische conflicten creëert, in plaats van dat etnische conflicten tot oorlog leiden.

Alleen zó is het begrijpelijk dat in Sarajevo Bosnische Serviërs en Bosnische Kroaten samen met Moslims uit Bosnië zich teweer stellen tegen Serviërs die zich identificeren met een Groot-Servië.

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(23)

Dit alles is fascinerend vanuit sociaal-wetenschappelijk gezichtspunt, maar daar gaat het nu bepaald niet om. Het gaat er om dat al bijna een jaar midden in Europa, in een land waar twee jaar geleden nog miljoenen West-Europeanen op hun blote kont lekker aan zee lagen, duizenden doden zijn gevallen en honderdduizenden van huis en haard zijn - en worden - verjaagd zonder dat dit tot algemene politieke consternatie leidt.

Het gaat erom dat ‘Europa’ zich met een zekere opluchting machteloos verklaart om aan deze oorlog een eind te maken. Het gaat erom dat de gloednieuwe

diplomatieke constructies die zijn bedacht om de vrede in Europa te handhaven, zoals de CVSE (de Conferentie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa) in het eerste en slechtste geval nutteloos blijken te zijn.

Het gaat erom dat ook de Verenigde Naties, ontwaakt uit de Doornroosjeslaap van de Koude Oorlog, bij de tweede krachtproef - de eerste was de oorlog tussen Irak en Koeweit - falen. Het concept ‘vredesoperaties’, dat centraal staat in het

instrumentarium van de VN heeft als noodzakelijke voorwaarde dat ingrijpen van de VN alleen maar mogelijk is als alle partijen in een conflict daarmee instemmen, en allen ook de vijandelijkheden staken. Dit concept gaat uit van nette staten, die niet met de ene hand een wapenstilstand tekenen en met de andere de trekker overhalen. Het gaat er van uit dat ‘vredesoperaties’ niets met de uitoefening van militair geweld van doen kunnen hebben, ook al worden ze uitgevoerd door militairen.

Elke dag wordt het duidelijker dat vredesoperaties op deze grondslag in het voormalige Joegoslavië onmogelijk zijn.

Met name de Serviërs - maar zij niet alleen - lappen alle afspraken aan hun laars, en gaan door met hun veroveringsoorlog. Zij zullen daarmee doorgaan, totdat ze hun doelen in Bosnië, en vervolgens in Macedonië, Kosovo en Vojvodina hebben bereikt.

Tegen die tijd is de Derde Balkanoorlog volop in gang. De kans is groot dat die niet tot de Balkan beperkt blijft, zoals de Tweede Balkanoorlog uiteindelijk een van de wortels van de Eerste Wereldoorlog vormde.

20 mei 1992

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(24)

De olijvengrens

1992 had het jubeljaar van Europa moeten worden. Op 31 december vormt het gezamenlijke territorium van de lidstaten van de Europese Gemeenschap één economische ruimte. Dan moeten alle nationale belemmeringen voor het vrij verkeer van kapitaal, arbeid, goederen en diensten uit de weg zijn geruimd.

Als dat lukt is het ideaal van de aardse Europeanen nagenoeg bereikt. Zij willen een interne markt, die de grote ondernemingen in Europa een thuisbasis biedt om de concurrentie op wereldschaal vol te kunnen houden. Zij zijn de drijvende kracht achter ‘Europa 1992’ geweest. Hun Verenigd Europa is niet een politiek of cultureel ideaal, zoals dat van de federalisten. Het is een economisch Europa, en daarmee basta.

Voor de federalisten is de voltooiing van de interne markt iets anders: een

beslissende stap in de richting van een politiek verenigd Europa. De overeenkomsten die in december 1991 in Maastricht werden gesloten, zouden de weg banen naar verdergaande politieke en economische integratie.

De architect van ‘Europa '92’ en van ‘Maastricht’ is Jacques Delors. Als voorzitter van de Europese Commissie heeft hij de ‘eurosclerose’ in het midden van de jaren tachtig doorbroken en het toen stagnerende integratieproces een geweldige impuls gegeven. Het moet hem daarom niet blij te moede zijn geweest toen hij vorige week in Athene met zoveel woorden zei dat de toelating van Griekenland tot de Europese Gemeenschap op een mislukking is uitgelopen. Tien jaar na de toetreding is er geen sprake van dat de Griekse economie moderner en efficiënter is geworden. Het lidmaatschap heeft eerder tot een versterking van het middenoosterse karakter van de Griekse samenleving geleid.

De trieste constatering van Delors heeft veel te maken met wat Denis Healey, de vervaarlijke Labour-politicus, ooit ‘de olijvengrens’ noemde. Boven die grens groeien er in Europa geen olijven; eronder wordt op een geheel andere manier politiek en economisch gehandeld dan aan gene zijde. De ruimte tussen wat mag en wat kan is er van katholieke schaal. Terwijl boven die grens met veel gevloek en gezucht superheffingen op zuivel worden geïnd, worden ze eronder op grote schaal, en met oogluikende toestemming van nationale overheden, ontdoken.

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(25)

Officieel mag er dan één markt in Europa ontstaan die voor iedereen openstaat, in werkelijkheid zal dat niet zelden schijn zijn. Een ander uitvloeisel van het bestaan van de olijvengrens is dat de steun van de noordelijke lidstaten voor de kwijnende economieën in het zuiden vaak weggegooid geld is. Wanneer dit te zijner tijd voor het grote publiek zichtbaar wordt, komt de Europese Economische Gemeenschap onder ongekende spanning te staan. De omzet van de maffia in Italië schijnt nu al groter te zijn dan die van Fiat, en een deel daarvan is zonder twijfel afkomstig uit Europese steun voor het achtergebleven zuiden. Ik ben er daarom niet zeker van of het huidige niveau van economische integratie in de Europese Gemeenschap wel zo stabiel is, zelfs als het niet verder groeit.

Die groei zou nu allereerst op monetair terrein plaats moeten vinden. Dat is logisch:

twaalf verschillende muntsoorten binnen één markt bevorderen het ruilverkeer niet.

Eén Europese munt veronderstelt echter ook een mate van synchronisatie van het financieel-economisch beleid in de lidstaten, die niet alleen vanwege de olijvengrens onwaarschijnlijk is. Slechts enkele van de twaalf voldoen op dit moment aan de minimumeisen voor deelname aan een Europese Monetaire Unie die in Maastricht zijn opgesteld. Het is uitgesloten dat alle lidstaten binnen de afgesproken periode orde op zaken hebben gesteld. Dan komt er geen monetaire integratie, hoogstens één tussen een paar financieel gezonde lidstaten (die voor het merendeel boven de olijvengrens zullen blijken te liggen). In beide gevallen wordt het beoogde integratieproces een zware klap toegediend.

Op de fundering van economische eenwording, dat was de theorie van de

federalisten, zou welhaast organisch dat ene politieke huis van Europa oprijzen. Die verwachting is in het Europese jubeljaar op bittere wijze gelogenstraft. Wat voor excuses er ook voor worden aangevoerd, het grove feit ligt daar dat de Europese Gemeenschap niet in staat en bereid is een eind te maken aan de eerste oorlog in Europa sinds 1945, een oorlog waarin staten die net door de Europese Gemeenschap zijn erkend, bruut worden geterroriseerd. Het falen van het in Maastricht voorgenomen gemeenschappelijke buitenlands en veiligheidsbeleid kon niet pijnlijker worden gedemonstreerd.

Onder de olijvengrens neemt Griekenland de sancties tegen Klein-Joegoslavië niet ernstig. Zover mogelijk erboven stemt

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(26)

Denemarken de verdragen van Maastricht af, formeel en openlijk. Twee vormen van weerzin tegen verdergaande integratie. Een derde vorm daarvan werd deze week op het strand van Scheveningen onthuld: het grootste zandkasteel van Europa. ‘Bouwen aan een verenigd Europa’, de leus waaronder het is opgetrokken, heeft een wat andere smaak gekregen dan de bedenkers bedoeld zullen hebben.

3 juni 1992

Sierlegers

Hoeveel moed is er voor nodig om een 155 mm-houwitser af te vuren op een flatgebouw of een hospitaal, in de zekerheid dat je tegenstander kilometers ver weg is, en alleen over handvuurwapens beschikt? Hoeveel moed vergt het om als verdekt opgestelde sluipschutter ongewapende en weerloze burgers neer te schieten die zich op straat wagen om wat voedsel te bemachtigen? Het zijn retorische vragen, dat geef ik toe. Ik stel ze om een kennelijk algemeen aanvaarde opinie onderuit te halen. Die luidt dat het met ‘Serviërs’ kwaad kersen eten is, omdat het zo'n martiaal volk is.

Niemand durft het hardop te zeggen, maar dit stereotype is een zwaarwegende factor in de gelijkmoedigheid waarmee de regerende politieke elites de gebeurtenissen in Bosnië-Hercegovina op de koop toe nemen, en volharden in nietsdoen. Hun

‘realistisch’ argument (op fluistertoon geuit) luidt dat optreden tegen de Servische agressie duur komt te staan - te duur, gezien de vechtersbazenaard van de Serviërs.

In andere omstandigheden zou zo'n argumentatie vervolgd en bestreden worden als een zeldzaam staaltje van ‘racisme’, van stereotypering van een onduidelijke nationaliteit. Nu worden nationalistische mythen van nationalistische extremisten als zoete koek geslikt, uit onwetendheid maar vooral omdat dit nietsdoen

rechtvaardigt. Zo spreekt NRC/Handelsblad deze week in een hoofdartikel over ‘een in bloed gedrenkte geschiedenis... tussen (sic! bt) Serviërs en Kroaten’. Maar het meeste bloed in die eeuwenoude geschiedenis is pas in het afgelopen jaar vergoten.

In het geval van Bosnië-Hercegovina, in het geval van Sarajevo, zijn zulke historische argumenten absurd. Sinds de stichting van

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(27)

die stad in 1462 hebben de bewoners ervan, of die zich nu als Kroaat, Serviër, katholiek, orthodox of moslim beschouwden, vreedzaam naast elkaar gewoond. Het zogenaamde etnische conflict is een uitvinding van de jaren negentig, niet een lang onderdrukte manifestatie van eeuwenoude tegenstellingen.

En de veronderstelde Servische heldenmoed bestaat uit het zonder risico doden van burgers en het vernielen van unieke culturele schatten. Dat gebeurt door

opgeschoten jongeren die anders voetbalwedstrijden verpesten. In militair-technisch opzicht is het meest karakteristieke aan de gevechten de nadruk aan Servische zijde op het gebruik van artillerie en de afwezigheid van aanvallen door infanterie, al dan niet ondersteund door pantser-eenheden. Dat wijst erop dat het voormalige

Joegoslavische Federale Leger noch de Servisch-nationalistische strijdgroepen overlopen van de dapperheid die hun wordt toegeschreven. Dit is van belang, want het beeld dat van hun strijdbaarheid bestaat is een zwaarwegende factor als het over een mogelijk ingrijpen van buitenaf gaat. Hoeveel mensen in Sarajevo gedood zijn, zal pas achteraf worden vastgesteld. Honderden? Duizenden? Wat wel vaststaat is dat hier, en in deze dagen, de grootste moordpartij in Europa plaatsvindt sinds het neerslaan van de Hongaarse opstand in 1956. Dat neerslaan kon plaatsvinden, omdat de tegenstelling tussen Oost en West elke gedachte aan een westelijke ingrijpen tegen de Sovjetrussische overweldiging uitsloot.

Nu ziet de kaart van Europa er echter anders uit. Defensiebudgetten die tot twee jaar geleden werden gerechtvaardigd met de noodzaak de mogelijke aanval van een ander af te schrikken, zijn nu bestemd voor ‘vredesoperaties’. Nederland dankt er de oprichting van zijn luchtmobiele brigade aan, die straks, de rode baret over het rechteroor, klaar staat om overal ter wereld de vrede te bewaren. De luchtmobiele brigade zal opereren in het kader van de NAVO, die sinds vorige week kan optreden onder auspiciën van de CVSE, en daarmee ook onder die van de VN. Dan is er het Frans-Duitse ‘Eurocorps’, dat ook klaar staat om vrede te handhaven, half binnen en half buiten de NAVO. Vergeet evenmin de WEU, de Westeuropese Unie, die bij monde van secretaris-generaal Van Eekelen, van alles zou willen doen voor de vrede, maar tot nu toe alleen maar een zestigtal ambtenaren en deskundigen telt.

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(28)

Voor de kenner der internationale betrekkingen zijn dit allemaal fascinerende lichamen en afkortingen, en even fascinerend is hun ontwikkeling. Maar alles wijst erop dat ze niet bedoeld zijn om vrede te stichten. Het zijn sierlegers aan het worden, waarvan de tijgergevlekte camouflageuniformen net zo functioneel zijn als de rode tunieken van de Britse garderegimenten, of de rokjes van de Griekse evzonen.

Wie had drie jaar geleden kunnen denken dat ‘Europa’ lijdelijk zou toezien dat een grote stad in Europa straffeloos wordt uitgehongerd en vernietigd?

10 juni 1992

Geen nieuws

Behalve het Nederlandse parlement en de Nederlandse televisie kent ook de krant een zomerreces. Niet omdat er minder nieuws is, maar omdat er minder advertenties binnenkomen, en dus ook minder geld. Iedereen vindt dat gewoon, maar eigenlijk is het heel vreemd: de hoeveelheid nieuws die de krantelezer ontvangt heeft niets te maken met de hoeveelheid nieuws die zich in de wereld voordoet.

Maar wat is nieuws? Wat als zodanig in de krant terecht komt of op het

televisiescherm, zijn vrijwel altijd gebeurtenissen en maar zelden processen, tenzij die processen bestaan uit een keten van nieuwswaardige gebeurtenissen. (Zo komt de infiltratie van Italië door de maffia slechts in het nieuws als een aaneenschakeling van moorden op maffia-bestrijders.)

Zonder een gebeurtenis is er geen nieuws. Dat is het steeds grotere tekort van de moderne journalistiek. Ik wil het illustreren met twee voorbeelden: Slovenië en Namibië.

De desintegratie van Joegoslavië begon vorig jaar met de onafhankelijkheid van Slovenië. De toen in naam nog federale regering antwoordde daarop met militair ingrijpen, dat echter binnen tien dagen op niets uitliep. Belgrado ontruimde Slovenië, dat snel door de wereldgemeenschap als onafhankelijke staat werd erkend. Daarna was Slovenië geen nieuws meer. De oorlog verplaatste zich naar Kroatië.

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(29)

Maar hoe is het Slovenië verder vergaan? Is het de gevolgen van de oorlog te boven gekomen? Kan het zichzelf nu economisch bedruipen? Is Slovenië ontsnapt aan de fragmentatie van de politiek die andere post-communistische staten teistert? Wat is het karakter van de betrekkingen van Slovenië met de andere nieuwe staten op het voormalige Joegoslavische territorium? Indertijd heeft Slovenië zich gedistantieerd van de oorlog tussen Kroatië en Klein-Joegoslavië. Schurkt het nu aan tegen Oostenrijk, waarmee het zulke langdurige historische banden heeft? Het zijn allemaal voor de hand liggende vragen, dunkt mij, maar in de kranten, op de radio en voor de televisie worden zij niet beantwoord. Dit is alleen maar te verklaren, omdat er in Slovenië niets gebeurd is dat als nieuwsfeit telt.

Maar juist daarom zou Slovenië nieuws moeten zijn. Als er niets gebeurd is - volgens de regels van de moderne journalistiek - dan is het er misschien wel goed gegaan op een manier die leerzaam voor Europa is.

Tweede voorbeeld. Namibië, het voormalige (Duits) Zuidwest-Afrika. Vroeger was daar van alles te doen! De laatste kolonie in Afrika werd ‘beheerd’ door Zuid-Afrika en er was een onafhankelijkheidsbeweging actief, de SWAPO. Tegen de tijd dat Namibië onder auspiciën van de Verenigde Naties onafhankelijk ging worden, stond het volop in het nieuws. Die onafhankelijkheid op zich was al een gebeurtenis. In Namibië werd die pikant door het gemêleerde karakter van de bevolking. Blanke, meestal van afkomst Duitse kolonisten en verschillende Afrikaanse volken, waarvan de Ovambo's de basis van de SWAPO vormden. Aan de verkiezingen deden zonderling klinkende deelnemers mee als de ‘Democratische Turnhalle Federatie’. Het proces naar onafhankelijkheid werd hevig verstoord door de infiltratie van SWAPO-eenheden uit Angola en hun genadeloze achtervolging door

Zuid-Afrikaanse eenheden. Daartussendoor kwamen berichten dat de SWAPO in ballingschap een ware terreur in eigen gelederen had uitgeoefend, waarbij honderden doden waren gevallen. In Nederland leidde dit tot een felle discussie, toen maar al te duidelijk werd dat ‘solidariteitsbewegingen’ en vooral ook de (protestantse) kerken daarvoor niet alleen de ogen hadden gesloten, maar de zwarte slachtoffers van de SWAPO zelfs de rug hadden toegekeerd.

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(30)

In deze situatie werd Namibië op 21 maart 1990 onafhankelijk, na verkiezingen die de SWAPO weliswaar een meerderheid hadden gegeven, maar niet een die het haar mogelijk maakte de overeengekomen grondwet te wijzigen. En dat is het laatste wat wij in de media van Namibië hebben vernomen. Sindsdien is er daar kennelijk niets meer ‘gebeurd’.

Maar als dit werkelijk zo is, als in Namibië inderdaad de verschillende bevolkingsgroepen en partijen vreedzaam naast elkaar leven, en een rechtsstaat functioneert, dan is dat om meer dan één reden een ‘gebeurtenis’ van groot belang.

Zoiets zou immers uitzonderlijk zijn in de geschiedenis van het moderne Afrika.

Veel belangrijker is nog wat dit voor Zuid-Afrika betekent. In veel opzichten is Namibië immers een Zuid-Afrika in het klein. In de Namibische grondwet is niet gekozen voor groepsrechten van de al dan niet gekleurde minderheden. Men heeft in plaats daarvan evenredige vertegenwoordiging ingevoerd en vergaande garanties voor mensenrechten.

Als de Namibische grondwet in dit opzicht bevredigend werkt, dan vormt dat een krachtig argument voor soortgelijke formuleringen in de ontwerp-grondwet van het nieuwe Zuid-Afrika. Zo niet, dan moet er een andere conclusie aan worden verbonden.

Geen nieuws is niet per definitie goed nieuws.

22 juli 1992

Ingrijpen

Het Canadese VN-bataljon dat zes weken geleden vanuit Kroatië naar Sarajevo trok om er het vliegveld te gaan beschermen, stuitte al snel op Servische versperringen, ondanks eerdere toezeggingen van vrije doorgang. Op honderdtwintig kilometer van Sarajevo hield het bij zo'n versperring gedwongen een hele nacht halt. De volgende ochtend weigerde de inmiddels nuchter geworden Servische commandant ter plaatse het bataljon opnieuw de doortocht. De bevelvoerende Canadese officier nam dit niet.

Hij liet zijn troepen en pantserwagens gevechtsstellingen innemen en gaf de Serviërs een half uur om de blokkade ongedaan te maken. Toen dezen daarop versterkingen aanvoerden, verkortte hij het

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(31)

ultimatum tot vijf minuten en liet zijn pantserwagens alvast voorwaarts gaan. De Serviërs weken.

De Canadese overste kreeg lof van generaal MacKenzie, de VN-bevelhebber in Sarajevo. Maar strikt genomen was hij zijn boekje ver te buiten gegaan. Eigenlijk hadden de VN-troepen niets anders mogen doen dan lijdzaam afwachten of en wanneer de Servische militie hen door had gelaten.

De discussie over de voor- en nadelen van militaire interventie in

Bosnië-Hercegovina heeft zich ook in Nederland wel erg toegespitst op juridische en volkenrechtelijke aspecten. In veel mindere mate komen politieke en

militair-technische kanten aan bod. Aan militair ingrijpen kleven grote bezwaren, daar heb ik nooit een geheim van gemaakt. Maar deze oorlog op zijn beloop laten is geen oplossing. Dat loopt in potentie uit op een Derde Balkanoorlog - die het gevaar met zich mee brengt om net, als de Tweede, uiteindelijk niet tot de Balkan beperkt te blijven.

De confrontatie tussen de Canadezen en Serviërs is een goed model voor militair ingrijpen door de Verenigde Naties. Voor het eerst in deze oorlog geconfronteerd met geoefende en goed bewapende militairen verschrompelt de Servische agressie tot dronkemansgebral. Zulk militair ingrijpen is onvermijdelijk geworden op grond van de ontsteltenis die televisiebeelden van Servische ‘gevangenkampen’ wereldwijd teweeg gebracht hebben. Dat het zo gaat is op zichzelf al deprimerend. Uiterlijk vanaf de volledige vernietiging van de stad Vukovar en de verdrijving en uitroeiing van zijn Kroatische bewoners, al bijna een jaar geleden, had iedereen moeten weten wat de Servische politiek behelst. Pas toevallige televisiebeelden dwingen de politici echter tot optreden. De Anne Frank-stichting kan de generaties van na 1940 nu tenminste wat gemakkelijker uitleggen waarom ‘beschaafde naties’ in de jaren dertig en daarna hun ogen sloten voor de vervolging van mensen op grond van hun afkomst of godsdienst.

Het lijkt erop dat nu gekozen is voor een beperkte militaire inzet: de bescherming van voedselkonvooien over land naar belegerde steden in Bosnië. Het is niet duidelijk wat die ‘bescherming’ militair-technisch inhoudt. Nog minder wat er het doel van is - behalve het sussen van de publieke opinie in het Westen.

Zo'n beperkte militaire inzet dreigt op twee manieren het conflict te verergeren.

In de eerste plaats leidt deze tot een geleidelijke, maar ondoordachte escalatie van de oorlog. Servische aanvallen

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

(32)

op VN-konvooien en de slachtoffers die daarbij vallen dwingen tot tegenaanvallen met hardere middelen - of tot een schamele aftocht. Zo'n escalatie zonder duidelijk politiek doel voert nu precies in het moeras waar iedereen zo bang voor is.

Maar slaagt zo'n inzet wel, wat is er dan mee gewonnen? De bewoners van een paar steden in Bosnië worden dan misschien voor de hongerdood behoed. Dat is alles. De etnisch-religieuze Ausrottungspolitik van de Serviërs wordt echter niet meer dan een strobreed in de weg gelegd. Militair ingrijpen heeft feitelijk alleen zin als dit is gericht op uitschakeling van het huidige regime in Belgrado en zijn trawanten in Kroatië en Bosnië. Ik kleineer de politieke en militaire bezwaren daartegen niet, maar ik vind wel dat ze nu te zeer overschat worden. Een groot deel van de Servische bevolking staat niet achter de veroveringsoorlog van Milošević, ondanks de

angstaanjagende Servische propaganda. Anders zou hij niet zo hoeven te knoeien bij verkiezingen.

Het voormalige Joegoslavische leger dat in Bosnië vecht is gedemoraliseerd.

Evenmin als de lokale milities is het opgeleid voor de guerrilla, waarover in de westerse pers zoveel ophef wordt gemaakt. Die lokale milities zijn ongedisciplineerd en ongeoefend, volgens alle berichten van ooggetuigen; ze zijn dronken of

brooddronken, en alleen maar helden tegen weerloze mensen. De vergelijking met Tito's partizanen slaat nergens op. Toen ging het erom dat plaatselijke strijders, steunend op de bevolking, zich teweer stelden tegen Duitse en Italiaanse bezetters.

En zonder Britse en Sovjetrussische hulp waren zij niet overeind gebleven. In Bosnië gaat het echter om Serviërs die de plaatselijke bevolking verjagen, en daarmee juist de basis voor een succesvolle guerrilla tegen een interventiemacht van de Verenigde Naties ondermijnen.

12 augustus 1992

De consequenties

Over de resoluties 771 en 772 van de Veiligheidsraad moet men zich geen enkele illusie maken. Zij zullen geen eind maken aan het bloedvergieten in het voormalige Joegoslavië. Zij zullen geen eind

Bart Tromp, Verraad op de Balkan

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Al deze nobele gedachten leiden voor Ter Beek tot de conclusie dat de krijgsmacht niet alleen moet herstructureren, maar ook zal moeten afslanken wil een en ander

De f6,nctie van de NA VO zal niet alleen anders moeten worden, namelijk meer politiek en met een zeer ruime taakopvatting voor wat betreft de onder- werpen

In de tweede plaats zijn processen die zich binnen dergelijke organisaties afspelen vaak niet toegankelijk voor volksvertegenwoordigers waardoor de positie van de president

In de aanloop naar de oorlog tegen Irak heb ik in deze rubriek herhaaldelijk betoogd dat de regering van de Verenigde Staten geen steekhoudende argumenten, laat staan

In het begin van de jaren negentig, toen verkiezingsnederlagen voor de PvdA eerder gewoonte leken dan uitzondering en het ledenverlies zich doorzette, trad hij toe tot de door

‘verführende Wirkung bürgerlicher Auffassungsformen auf das Denken des Proletariats.’ 25 Wie ‘de theorie’ dan concreet vertegenwoordigt en uitlegt, als het proletariaat

In de eerste plaats is betoogd dat veel van de belangrijkste begrippen in de politiek en de politieke wetenschap niet neutraal zijn en niet met behulp van een ‘zuiver

De Glorious Revolution bracht niet alleen een heel andere politieke oplossing voor de vraagstukken van macht en soevereiniteit, maar vond ook in John Locke een intellectuele