• No results found

Randstad 13 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Randstad 13 · dbnl"

Copied!
250
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

bron

Randstad 13. De Bezige Bij, Amsterdam 1969

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_ran002196901_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn.

(2)

[Nummer 13]

RANDSTAD 13

Medewerkers

E.M.CIORAN(1911, Roemenië), weigert zijn voornaam bekend te maken, leeft als vertaler en lektor in Parijs, schreefLa Tentation d'exister, Syllogismes d'Amertume, La Chute dans le Temps. (Rencontres avec le Suicide verscheen inNouvelle Revue Française, januari 1968, Gallimard, Parijs)

REGIS DEBRAY(1939, Parijs), werd in 1967 te Camiri, Bolivia, wegens staatsgevaarlijke aktiviteiten door een militair tribunaal tot 30 jaar

gevangenisstraf veroordeeld; schrijver vanLa révolution dans la revolution?

(Revolutie binnen de revolutie?, Bruna, Utrecht 1968).

THOMAS M.DISCH(1941, Minnesota, VS), woont in Londen, hoofdredakteur van het poëzietijdschriftRonald Reagan. Camp Concentration verscheen in het tijdschriftNew Worlds, nr. 174, 1967, en in boekvorm bij Doubleday, New York 1968.

JEAN PAUL(1763, Wunsiedel - 1853, Bayreuth), voorloper van de Romantiek.

Volgens de Winkler Prins voelden latere tijden zich door de onoverzichtelijke bouw van zijn romans vaak afgestoten. Schreef o.a.Hesperus, Flegeljahre, Titan, Dr. Katzenberger's Badereise, Leben Fibels. Het verzameld werk van Jean Paul is in zes delen verschenen bij Carl Hanser Verlag, München.

MARIE-CLAIRE DE JONGHE, schrijfster vanJaja en De lemen liefde.

PIERRE KLOSSOWSKI(1905, Parijs), studeerde scholastiek en theologie, vertaalde Nietzsche, Hamann, Vergilius e.a., akteerde in films van Bresson en Weyergans, schreefLa Révocation de l'Edit de Nantes, Un si funeste Désir, Le Baphomet.

TOMMASO LANDOLFI(1908, Pico, Frosinone), behoort tot de zogenaamde

‘generazione degli ermetici’, expert in slavische literatuur, verwoed speler, zat vóór de oorlog lange tijd gevangen wegens antifascisme, publiceerdeLa Pietra lunare, Ombre, Se non la realtà, Rien va. ‘De vrouw van Gogol’ is overgenomen uitRaconti, Vallecchi Editore, Florence 1961.

JOYCE MANSOUR, Egyptische, geboren in Engeland, woont in Parijs, kampioene hardlopen en hoogspringen; gaf in 1968 in La Havana de mexicaanse stalinist Siqueiros een schop in zijn zitvlak, met de kreet ‘De la part de Trotzky!’; schreef Les Gisants satisfaits, Rapaces, Carré blanc.

ADRIAN MITCHELL(1932, Londen), schreef de lyrics voor Peter Brook's produktie US, voorts Animals can't laugh, toneel, If you see me comin', roman, Poems enOut loud, gedichten.

Randstad 13

(3)

FLANN O'BRIEN(1911, Co. Tyrone, Ierland - 1966), pseudoniem van Brian O'Nolan, lid van de ierse regering; schreef de romansThe Third Policeman, At Swim-two-birds, The Hard Life, The Dalkey Archive, en het toneelstuk Faustus Kelly.

CLAUDE OLLIER(1922, Parijs), was enkele jaren ambtenaar in Marokko, woont in een dienstbodenkamertje in Parijs, schreef belangrijke essays over von Sternberg en Mizoguchi.La Mise en scène, Le Maintien de l'ordre, Eté indien, L'Echec de Nolan en Navettes, waaruit de hier opgenomen tekst ‘Nocturne tussen aanhalingstekens’.

DANIËL ROBBERECHTS(1937, Brussel), afgedankte leerling-officier, kandidaat wiskunde; schrijver van beroep:De labiele stilte en Tegen het personage (1968).

MAURICE SCÈVE(1500?-1560?), verliefd op Françoise Pechaud?, kent hij Pernette du Guillet in 1536? In 1540 is hij artistiek organisator van de Entrée van Hippolyte d'Este, aartsbisschop van Lyon. Een van zijn leuzen: ‘Non si non la’. Werken:Microcosme, Délie, Saulsaye.

CHRIS YPERMAN(1935, Merksem), leeuw-weegschaal, favoriet parfum Eau de Vent Vert, gehuwd met Roel d'Haese, beeldhouwer; schreefEen heel klein scheepje, Zon op weg.’

Randstad 13

(4)

E.M. Cioran

Gedachten over de zelfmoord

Men pleegt slechts zelfmoord als men, in bepaalde opzichten, altijd overal buiten heeft gestaan. Het gaat hier om een oorspronkelijke niet-deelneming waarvan men zich niet bewust kan zijn. Degene die zichgeroepen voelt zelfmoord te plegen behoort slechts bij toeval tot deze wereld; hij behoort eigenlijk tot geen enkele wereld.

Men is niet ontvankelijk, maar voorbeschikt tot zelfmoord, men is er toe bestemd vóór alle teleurstelling, vóór alle ervaring: het geluk zet er net zo goed toe aan als het ongeluk, het zet er zelfs meer toe aan, want vormloos, onwaarschijnlijk, eist het een uitputtende poging tot aanpassing, terwijl het ongeluk de veiligheid en de strengheid van een ritus biedt.

Er zijn nachten waarin de toekomst vernietigd wordt, waarin van alle ogenblikken alleen dat overblijft dat wij zullen uitkiezen om er niet meer te zijn.

‘Ik heb er genoeg van mezelf te zijn’, herhaalt men tegen zichzelf als men erover denkt het leven te ontvluchten; en als men onherroepelijk verdwijnt, wil de ironie dat men een daad begaat waarbij men zichzelf terugvindt, waarbij men plotseling geheel zichzelf wordt. Het noodlot waaraan men had willen ontsnappen, men komt erin terecht op het moment dat men zich van het leven berooft, daar de zelfmoord niets anders is dan de triomf, het feest van dat noodlot.

Hoe langer ik voortleef, hoe meer ik mijn kansen zie verminderen mij van de ene dag op de andere voort te slepen. Eigenlijk is het altijd zó geweest: ik heb niet geleefd in het

Randstad 13

(5)

mogelijke maar in het ondenkbare. In mijn geheugen stapelen zich ingestorte horizonnen op.

Er bestaat in ons veeleer een verleiding dan een wil om te sterven. Want als het ons gegeven was de dood tewillen, wie zou er dan niet bij de eerste de beste tegenslag van profiteren? Een andere belemmering speelt ook nog mee: de gedachte zichzelf van het leven te beroven lijkt ongelooflijk nieuw voor degene die ervan vervuld is; hij verbeeldt zich een daadzonder precedent uit te voeren; deze illusie houdt hem bezig en streelt hem, waardoor hij kostbare tijd verliest.

De zelfmoord is een onverhoedse vervulling, een bliksemsnelle bevrijding: het is het nirwanadoor middel van het geweld.

Wanneer de gedachte zich aan ons opdringt er een eind aan te maken, gaat er een onafzienbare ruimte voor ons open, een oneindige mogelijkheid buiten de tijd en de eeuwigheid zelf, een duizelingwekkend verschiet, een hoop om te stervenaan gene zijde van de dood.

Zelfmoord plegen is in feite wedijveren met de dood, het is bewijzen dat men het beter kan dan hij, hem een poets bakken en, wat geen klein sukses is, zich vrijkopen in zijn eigen ogen. Men stelt zichzelf gerust, men overtuigt zichzelf op die manier dat men niet de minste is, dat men enig respekt verdient. Men zegt bij zichzelf: Tot nu toe, daar ik niet in staat was een initiatief te nemen, had ik geen enkele achting voor mezelf; nu is alles veranderd: door mezelf te vernietigen, vernietig ik tegelijkertijd alle redenen die ik had om mezelf te minachten, ik krijg weer vertrouwen, ik ben iemand voor altijd...

Daar het mijn levenstaak is te lijden, begrijp ik niet waarom ik probeer mijn lot anders voor te stellen, nog minder waarom ik me kwaad maak opgevoelens. Want al het lijden

Randstad 13

(6)

is niets anders dan dat, aan het begin en aan het eind in ieder geval. In het midden, dat spreekt, is het een beetje meer: een universum.

In het holst van de nacht krijgt men plotseling een onbedwingbare neiging met zichzelf en de elementen in het reine te komen. Opeens gaat het bloed gisten, men staat bevend op, men gaat de straat op, men verzekert zichzelf bij herhaling dat er geen enkele reden meer is nog langer te dralen, het nog langer uit te stellen: ditmaal is het ernst. Nauwelijks is men buiten of men komt onmerkbaar tot rust. Men loopt voort geheel doordrongen van de daad die men gaat volvoeren, van de taak die men zich opgelegd heeft. Een zweem van uitbundigheid komt in de plaats van de opwelling als men zich realiseert dat men eindelijk het eindpunt bereikt heeft, dat de toekomst is teruggebracht tot enkele minuten, tot een uur op zijn hoogst, en dat men op eigen gezag het bevel tot stopzetting van het samenspel van ogenblikken heeft uitgevaardigd.

Dan komt het geruststellende gevoel dat u door de afwezigheid van het

toekomstige wordt ingeboezemd. Alles slaapt. Hoe afstand te doen van een wereld waar men nog alleen kan zijn? Men kan er niet toe komen van deze nacht die de laatste zou zijn, te scheiden, men begrijpt niet dat zij spoorloos kan verdwijnen. En men zou haar willen verdedigen tegen het daglicht dat al aan haar begint te knagen en haar weldra geheel verzwelgt.

Als men kon veranderen van geaardheid, iemand anders kon worden, dan zou men onmiddellijk deel uitmaken van de uitverkorenen. Daar de gedaanteverwisseling onuitvoerbaar is, klampt men zich vast aan de Voorbeschikking, een magisch woord zo er ooit een geweest is. Men hoeft het maar uit te spreken en men heeft het gevoel het stadium van de onoplosbare vragen voorbij te zijn, en eindelijk de sleutel voor elke impasse gevonden te hebben.

Randstad 13

(7)

Wachten op de dood, dat betekent haar ondergaan, haar miniseren tot de rang van een proces, het betekent dat men berust in een ontknoping waarvan men de datum, de aard en het dekor niet kent. Men staat nog ver af van de beslissende daad. De obsessie van de zelfmoord en het bewustzijn van de dood hebben niets gemeen, - ik stel mij dit bewustzijn diep voor, konstant, met een doel in zichzelf, een onvermijdelijkheid als zodanig te sterven, onafscheidelijk van een kosmische achtergrond en onafhankelijk van het drama in mij, dat het middelpunt is van elke vorm van zelfdestruktie. De dood wordt niet noodzakelijkerwijs gevoeld als een bevrijding; de zelfmoord is altijd bevrijdend: hij is het summum, het toppunt van welzijn.

Men zou fatsoenshalve zelf het moment moeten uitkiezen om te verdwijnen. Het is onterend te sterven zoals men sterft, het is ondraaglijk te zijn blootgesteld aan een einde waaraan men niets kan doen, dat je beloert, je neerslaat, en je in het onnoembare werpt. Misschien zal er een moment komen waarop de natuurlijke dood geheel in diskrediet zal zijn geraakt en men de katechismus met een nieuwe formule zal verrijken: ‘Heer, schenk ons de gunst en de kracht er een eind aan te maken, de genade om er op het juiste ogenblik tussenuit te knijpen.’

De duizendjarige samenzwering tegen de zelfmoord is de oorzaak van de overbevolking en verkalking van de maatschappij. Het komt ons toe te leren onszelf te vernietigenop het juiste moment, en blij van zin naar onze eigen spookgestalte toe te gaan. Zolang wij er niet toe besluiten verdienen we onze vernederingen.

Wanneer men zijn reden van bestaan heeft uitgeput, is het een verfoeilijke zaak er hardnekkig aan te blijven vasthouden. En men kan niet blind zijn voor de

onwaardigheid van een natuurlijke dood, van welke kant men het ook bekijkt.

‘Als men na jaren iemand ontmoet die men als kind gekend heeft, is de eerste indruk altijd dat hij door een of ander groot ongeluk getroffen moet zijn’ (Leopardi).

In leven

Randstad 13

(8)

blijven, wil zeggen minder worden: het bestaan is het verval van het zijn. Aangezien niemand verdwijnt wanneer het zou moeten, zou men iedereen tot de orde moeten roepen die zichzelf overleeft, hem aanmoedigen, en hem desnoods helpen zijn dagen te bekorten. Vanaf een gegeven moment door blijven leven, dat betekent toelaten dat men achteruitgaat. Maar hoe kan men zeker zijn van het verval? Kan men zich niet vergissen in de symptomen? Impliceert het bewustzijn dat men achteruitgaat niet een superioriteit over zijn aftakeling? En is men in dat geval nog afgetakeld? Nogmaals, hoe moet men weten dat men achteruit begint te gaan, hoe dit moment te bepalen? - Vergissing is zeker niet uitgesloten, maar dat is nauwelijks van belang, daar men hoe dan ook nooit op het juiste moment sterft. Men raakt op drift, en pas als men stuurloos ronddobbert geeft men toe een wrakhout te zijn. Maar dan is het te laat om uit eigen beweging ten onder te gaan.

Het doet goed te denken dat men zich het leven gaat benemen. Er is geen verkwikkender onderwerp: zodra men het aanroert voelt men zich opgelucht. Met de gedachte te spelen maakt bijna even vrij als de daad zelf.

Hoe meer ik me afzijdig houd van de momenten, hoe meer het vooruitzicht mij er voor altijd buiten te plaatsen mij weer in het bestaan inlijft, mij op één niveau plaatst met de levenden, en mij een soort achtenswaardigheid verleent. Dit vooruitzicht, waar ik niet buiten kan, heeft mij over al mijn neerslachtige buien geholpen, het heeft het mij vooral mogelijk gemaakt door die periodes heen te komen waarin ik tegen niemand enige grief had, waarin ik het volkomen naar m'n zin had. Zonder deze hulp, zonder de hoop op deze dispensatie, zou het paradijs mij de ergste straf lijken. Hoe dikwijls heb ik niet bij mezelf gezegd dat, zonder het idee van zelfmoord, men zich onmiddellijk van het leven zou beroven! De geest waarvan dit idee zich meester maakt koestert het, verafgoodt het en verwacht wonderen. Zoals

Randstad 13

(9)

een man die bezig is te verdrinken zich zou vastklampen aan het idee van schipbreuk.

Er zijn evenveel redenen om zich van kant te maken als er redenen zijn om door te leven, met dit verschil evenwel dat de laatste ouder en duurzamer zijn; zij wegen zwaarder dan de andere omdat ze zich vermengen met onze oorsprong, terwijl de eerste, vruchten van de ervaring, en daardoor noodzakelijkerwijs recenter, tegelijk dringender en onzekerder zijn.

Degene die zegt: ‘Ik heb de moed niet om zelfmoord te plegen’, zal een moment later, een daad waar de dappersten voor terugdeinzen, als laf beoordelen. Men pleegt zelfmoord, wordt men niet moe te herhalen, uit zwakheid, om niet langer het hoofd te hoeven bieden aan smart en schaamte. Men ziet alleen niet dat het juist de zwakke broeders zijn die, ver van te proberen eraan te ontsnappen, zich er integendeel mee verzoenen, en dat er geestkracht voor nodig is om er zich op een vastberaden wijze van los te rukken. Weliswaar is het gemakkelijker zich van het leven te beroven dan een vooroordeel te overwinnen dat zo oud als de mensen is, of althans zo oud als de godsdiensten die helaas zo weinig begrip hebben voor die uiterste daad. Zolang de kerk er streng tegen optrad, had alleen de krankzinnige een gunstige positie, alleen hij had het recht de hand aan zichzelf te slaan: zijn lijk werd niet geschonden of opgehangen. Tussen het antieke stoïcisme en de moderne

‘vrije gedachte’, wordt de zelfmoord, afgezien van het kathaarse intermezzo, lange tijd op de achtergrond geschoven, - een somber tijdperk inderdaad vooral diegenen die, terwijl ze wilden sterven, niet het verbod zich van kant te maken durfden overtreden.

De onvolkomenheden die men heeft geobserveerd en geanalyseerd verliezen hun zwaarwichtigheid en kracht; een-

Randstad 13

(10)

maal onderzocht, verdraagt men ze beter. De droefgeestigheid uitgezonderd. Het deel van het spel dat overgaat in melancholie is ervan uitgesloten; onplooibaar en onhandelbaar, wil zij niets weten van verbeeldingskracht of grillen. Hier geen achterdeurtje noch behaagzucht. En men kan erover praten en verklaringen zoeken zoveel men wil, zij wordt niet minder en niet groter. Zijis.

Het monsterachtige waar het heelal vol van is maakt een integrerend deel uit van zijn substantie; zonder dat zou het ophoudenstoffelijk te bestaan. Daar de laatste konsekwenties uit trekken, wil niet zeggen een ‘mooie’ zelfmoord plegen. Deze benaming verdient alleen die zelfmoord die uit niets ontstaat, zonder duidelijk motief,

‘zonder reden’: de zuivere zelfmoord. Het is deze - uitdaging aan alle hoofdletters - die God, de Voorzienigheid en het Noodlot vernedert en vernietigt.

Men pleegt geen zelfmoord, zoals men gewoonlijk denkt, in een vlaag van

krankzinnigheid, maar in een vlaag van onverdraaglijke luciditeit, in een paroxisme dat, als men dat beslist wil, met waanzin kan worden gelijkgesteld, want een bovenmatige tot het uiterste opgevoerde helderziendheid waar men zich tot elke prijs van zou willen ontdoen, gaat de grens van het verstand te boven. Het laatste beslissende moment kan echter ondanks alles nooit voortkomen uit een soort verstandsverbijstering: idioten plegen nagenoeg nooit zelfmoord; maar men kan zelfmoord plegen uit angst, uit een voorgevoel van een naderende zwakzinnigheid.

De daad zelf vermengt zich dan met de laatste opflikkering van de geest die zich vermant, die al zijn krachten en al zijn mogelijkheden verzamelt, alvorens zichzelf te vernietigen. Op de drempel van de laatste nederlaag bewijst hij zichzelf dat hij nog niet helemaal verloren is. En hij gaat ten onder in het volle maar kortstondige bezit van zijn verstandelijke vermogens.

Randstad 13

(11)

We hebben de kunst verleerd in koelen bloede zelfmoord te plegen. De klassieken waren de laatsten die daarin excelleerden. Wij kunnen alleen nog de gepassioneerde, koortsachtige zelfmoord begrijpen, de geïnspireerde zelfmoord; verkrampt dromen we van een losmaking van het aardse. Deze wijzen van vóór het Kruis konden breken met deze wereld òf erin berusten, zonder drama of lyriek. Hun manier is verloren gegaan, evenals de basis van hun onverstoorbaarheid: een aanmatigende Voorzienigheid verdrijft het alomtegenwoordige Fatum. En wij proberen het terug te vinden, om er steun in te zoeken als niets anders ons kan helpen of verleiden.

Er is niets diepers en onbegrijpelijkers dan het Verlangen. Daarom voelt men zich pas leven als men geen hoop heeft dat te vernietigen.

Of men zich van kant maakt of niet, alles blijft onveranderd. Maar het besluit zich van kant te maken schijnt voor ieder mens het belangrijkste te zijn dat hij ooit genomen heeft. Dat zou niet zo moeten zijn. En toch is het zo, en niets zal kunnen zegevieren over deze afdwaling of dit mysterie.

Daar ik me altijd voelde samenvallen met de afstand die mij scheidt van de mensen en dingen, met de leegte die er ligt tussen elk van mijn gevoelens, hoe zou ik me niet verwonderen mij wat dan ook te zien onderschrijven, achter mijn voornemens te staan, mij neer te leggen bij mijn weifelingen zelfs bij mijn overtuigingen? Zoveel naïviteit bedroeft me en stelt me gerust.

Men moet hunkeren naar het absolute om zelfmoord te kunnen overwegen. Maar men kan het ook overwegen als men aan alles twijfelt. Dat is wel te begrijpen: hoe meer men het absolute zoekt, hoe meer men, uit spijt het niet te kunnen bereiken, wegzinkt in de twijfel, wat het tegenoverge-

Randstad 13

(12)

stelde van het zoeken is, het negatieve besluit van een grote onderneming, een grote hartstocht. Het absolute is achtervolging; de twijfel is teruggang. Deze teruggang, een averechtse achtervolging, raakt, als hij niet kan ophouden, uitersten die onbereikbaar zijn voor een rationele poging. Aanvankelijk was het maar een methode, nu is het een duizeling, zoals alles wat zich beweegt buiten het zelf.

Voortgaan of achteruitgaan naar grenzen, de diepte peilen van wat dan ook, is noodzakelijkerwijs een ontmoeting met de verleiding tot zelfdestruktie.

Op een klein eilandje in de Middellandse Zee, vroeg in de ochtend, liep ik op de weg naar de steile rotskust en bouwde luchtkastelen als een konciërge op vakantie:

deze villa zou ik kopen, ik zou haar okergeel schilderen, er een andere heg omheen laten zetten, enz. Ondanksmijn idee, klampte ik me vast aan de kleinste dingen: ik keek naar de agaven, ik treuzelde, door allerlei uitweidingen verschoof ik de dringende noodzaak van mijn plan. Een hond begon te blaffen, sprong vrolijk op me af en volgde me. Men kan zich niet voorstellen, als men het nooit heeft

meegemaakt, wat een troost een dier u geeft dat u gezelschap komt houden terwijl de goden u de rug hebben toegedraaid.

Als men begrepen heeft dat niets is, dat de dingen zelfs niet het statuut van verschijnselen verdienen, dan heeft men er geen behoefte meer aan gered te worden, men is gered envoor altijd ongelukkig.

Ik tracht - zonder sukses - mij nergens meer op te beroemen. Als ik er evenwel in slaag, voel ik dat ik niet meer behoor tot de meute der stervelingen. Dan sta ik boven alles, boven de goden zelf. Misschien is dit de dood: een gevoel van grote,

buitengewoon grote superioriteit.

Jean-Paul noemtde belangrijkste avond van zijn, leven die waar-

Randstad 13

(13)

op hij ontdekte dat er geen verschil was tussen de volgende dag sterven of over dertig jaar. Een even belangrijke als nutteloze openbaring; al slaagt men er van tijd tot tijd in de gegrondheid ervan in te zien, men deinst er dan toch voor terug er de konsekwenties uit te trekken, voorshands komt ieder het verschil in kwestie als onontleedbaar voor, ja zelfs als absoluut:existeren, dat is bewijzen dat men niet begrepen heeft in hoeverre het precies eender is om nu te sterven of onverschillig wanneer.

Al weet ik nog zo goed dat ik niets ben, ik moet mezelf er altijd nog van overtuigen.

Iets, binnen in ons, weigert deze waarheid waarvan ik zo zeker ben. Deze weigering duidt erop dat ik voor een deel aan mezelf ontsnap; en datgene in mij dat zich onttrekt aan mijn jurisdiktie en aan mijn kontrole, maakt dat ik er nooit zeker van ben geheel over mezelf te kunnen beschikken. Zo blijft men doormalen over het voor en tegen van de enige daad die erop aankomt, en op het laatst krijgt men een slecht geweten dat men nog in leven is.

De obsessie van de zelfmoord is de typische eigenschap van degene die noch kan leven noch kan sterven, en wiens aandacht nooit afdwaalt van deze dubbele onmogelijkheid.

Zolang ik handel, geloof ik dat alles wat ik ten uitvoer breng een ‘zin’ bevat, anders zou ik het niet ten uitvoer kunnen brengen. Zodra ik ophoud met handelen en ik me van agens in beoordelaar transformeer, zie ik de bewuste zin niet meer. Naast de ik die mijn handel en wandel volgt, is er een ander (de ik van het ik) die daar boven staat: voor hem impliceert dat wat ik doe, en zelfs wat ik ben, noch betekenis noch realiteit: het is alsof het gaat om ver verwijderde gebeurtenissen die voorgoed zijn afgedaan, waarvan wij de in het oog springende redenen ontwarren zonder er de intrinsieke noodzaak van in te zien. Ze hadden er net zo goed niet kunnen zijn, zozeer staan ze buiten ons. Ditzelfde perspektief,

Randstad 13

(14)

toegepast op een geheel bestaan, leidt direkt naar het denken over de ongerijmdheid te zijn geboren.

Op dezelfde manier, als men zich zou afvragen naar aanleiding van onverschillig welke daad wat er over een jaar, over tien, over honderd of duizend jaar, de gevolgen van zullen zijn, zou het onmogelijk zijn hem te voltooien of er zelfs maar aan te beginnen. Elke daad veronderstelt een begrensde visie, zo breed dat hij alle andere daden vergeefs en onuitvoerbaar maakt. Daarnaast is alles futiel en bespottelijk.

Alleen de zelfmoord biedt een uitweg, ik bedoel een afgrond - eenbevrijdende afgrond.

Ergens op rekenen, wat het ook is, hier of elders, is het bewijs geven dat men nog geketend is. De verworpene streeft naar het paradijs; deze aspiratie haalt hem omlaag, kompromitteert hem. Vrij zijn, dat is zich voorgoed losmaken van het idee van een beloning, dat is niets verwachten van de mensen of de goden, dat is afzien niet alleen van deze wereld en van alle werelden maar van het heil zelf, dat is het stukbreken van de idee, die keten onder de ketenen.

De zucht tot zelfbehoud - zuivere koppigheid en niets anders -, het is van belang haar te bestrijden, de verwoestende krachten ervan aan het licht te brengen. Men slaagt er gemakkelijker in als men de zelfmoord weer in ere herstelt en men de voortreffelijkheid ervan onderstreept, men haar vreugdevol en toegankelijk voor iedereen maakt. Zij is als daad geenszins negatief, integendeel, zij is het die alle daden die ervoor begaan zijn vrijkoopt en omvormt.

Door de meest onverklaarbare van alle misverstanden wordt het bestaan heilig verklaard; niet alleen is het dat niet maar het deugt slechts in de mate waarop men zich beijvert zich ervan te ontdoen. Het is in het gunstigste geval een toevalligheid - een toevalligheid die iedereen langzamerhand omwerkt tot noodlot. Wanneer men weet waaraan men zich ten opzichte daarvan te houden heeft, schaamt

Randstad 13

(15)

men zich zich eraan te hechten, en toch hecht men zich eraan door een lang en onmerkbaar proces dat zelfs de meest ingewijden verplicht het au sérieux te nemen.

Men zou het, door een omgekeerd proces, terug moeten brengen tot zijn oorspronkelijke staat, tot zijn primitieve onbeduidendheid. Een aan het wonder grenzende krachtsinspanning zou er voor nodig zijn: degene die dat zou opbrengen zou ophouden slaaf te zijn; meester van zijn dagen zou hij de opeenvolging ervan kunnen stopzetten wanneer het hem goeddunkt; zijn eksistentie zou van hem afhankelijk zijn; want zij zou weer bij haar uitgangspunt terug zijn, bij haar werkelijke status: die van toevalligheid.

Geheel zonder doel leven! Ik heb die toestand wel steeds voor ogen gezien, en haar dikwijls bereikt, zonder dat het me lukte haar te handhaven: ik ben te zwak voor zo'n geluk.

Indien deze wereld afkomstig was van een fatsoenlijke god, dan zou zelfmoord plegen een roekeloosheid zijn, een ongelooflijke provokatie. Maar aangezien er alle reden is om aan te nemen dat hier sprake is van het werk van een ondergod, zie ik niet in waarom men zich zou generen.Wie zou men moeten ontzien?

Groot profiteur van de achteruitgang van het geloof, zal de zelfmoord steeds gemakkelijker worden en, daardoor zelfs, minder geheimzinnig, daar zij haar aureool van vloek kwijt zal raken. Pikant en verdienstelijk in vroeger dagen, gaat zij nu bij de goede zeden horen, wint zij terrein, zij houdt op iets ongebruikelijks te zijn, integendeel, haar toekomst schijnt verzekerd. Binnen het religieuze universum verschijnt zij als een krankzinnigheid en een verraad, als de euveldaad bij uitstek.

Waarom geloven en zich vernietigen? Laten we onze toevlucht nemen tot de hypothese van de ondergod, die het voordeel heeft ekstreme daden toe te laten, de radikale overwinning over een bedorven wereld.

Randstad 13

(16)

Men kan zich voorstellen dat deze schepper, bewust van zijn uiteindelijke dwaling, zich schuldig gaat verklaren: hij doet afstand, hij trekt zich terug, en in een laatste poging tot elegantie, doet hij zichzelf recht. Zo verdwijnt hij met zijn werk, zonder dat de mens er voor niets is. Zo zal de verbeterde versie eruit zien van het Laatste Oordeel.

De zelfmoordenaars kondigen het ver verwijderde lot van de mensheid aan. Het zijn de voorlopers en, als zodanig, dient men ze te respekteren; hun tijd zal komen;

men zal ze plechtig herdenken, men zal hen in het openbaar hulde brengen en men zal zeggen dat zij alleen,in het verleden, alles goed hadden gezien en geweten.

Men zal ook zeggen dat zij hun tijd vooruit waren, dat zij zich hebben opgeofferd om de weg te wijzen, dat zij op hun manier martelaren waren: hebben zij zich niet van het leven beroofd in tijden waarin niemand nog zover was, en de natuurlijke dood op zijn hoogtepunt stond? Zij wisten vóór de anderen dat de zuivere en eenvoudigeonmogelijkheid eens het lot zou zijn van allen, in plaats van een vervloeking, een privilege te zijn.

Wegbereiders, zo zal men hen noemen; en zij waren het evenzeer als zij die, gevoelig voor de soevereiniteit van het kwaad, de Schepping hebben veroordeeld:

de aanhangers van het manicheïsme in het begin van het christelijke tijdvak, en speciaal hun late discipelen, de katharen. Het bewonderenswaardige is dat deze veroordeling bij de laatsten meer voorkwam onder de mensen uit het volk dan onder de geletterden. Om zich daarvan te overtuigen, hoeft men slechts hetManuel de l'Inquisiteur van Bernard Gui of onverschillig welk verslag uit die tijd over de denkbeelden en handelingen van de ‘ketters’ te raadplegen. Men zal dan zien - een hartversterkend detail - dat die en die vrouw van een zeemtouwer of van een houthandelaar worstelde met Lucifer of onze eerste voorouders beschuldigde van de ‘meest satanische daad die er bestaat’. Deze sektaristen, of liever zieners, die zo merkwaardig ingelicht waren bij hun vurige

Randstad 13

(17)

ijver, en de gave hadden achter al onze belangrijke daden duivelse valstrikken te ontdekken, lieten zich, als het moest, doodhongeren, en die daad, die bij hen geenszins ongebruikelijk was, betekende het toppunt van hun doktrine. Zichzelf harden, vasten tot aan de volledige uitputting, was een praktijk die volgde op de inwijding, en die tot taak had de ‘getrooste’, door een snelle dood te beschermen voor het gevaar van afvalligheid of alle soorten van verleiding.

De afkeer van de nuttige kant van de seksualiteit, de afschuw van de voortplanting, maakt deel uit van het weer in beschuldiging stellen van de Schepping: waartoe dient het monsters te vermenigvuldigen? Als het had getriomfeerd en trouw aan zichzelf was gebleven, zou het katharisme zijn uitgelopen op een kollektieve zelfmoord. Een dergelijk sukses was nauwelijks mogelijk: hoezeer ze ook hun tijd vooruit waren, de geesten waren nog niet rijp genoeg. Zelfs heden ten dage zijn ze nog lang niet zo ver, en men zal nog lang moeten wachten eer de mensheid zich

‘gaat harden’. Als het ooit zover komt.

Tijdens het koncilie van 1211 tegen de bogomielen, sprak men de banvloek uit over diegenen onder hen die volhielden dat ‘de vrouw bevrucht wordt in haar buik met de medewerking van Satan, dat Satan daar verblijf houdt vanaf dat ogenblik tot de geboorte van het kind’.

Ik durf nauwelijks aan te nemen dat de duivel zich zo voor ons interesseert dat hij ons maandenlang gezelschap houdt; maar ik kan er niet aan twijfelen dat wij niet gekoncipieerd zijn onder zijn blik en dat hij niet werkelijk onze dierbare verwekkers heeft bijgestaan.

Dit gevoel voor de eeuwigheid geblokkeerd te zijn, zijn tijd voor de geboorte te hebben uitgediend, te diep gezonken te zijn om met wie dan ook medelijden te krijgen, die zekerheid dat men niemand doodt als men zelfmoord pleegt; - dat is de verleiding van deslechte zelfmoord, die welke zich

Randstad 13

(18)

voordoet niet uit droefheid volgens God maar volgens de duivel, om het onderscheid van Paulus te behouden. Het is ook de ontroostbaarheid in zijn hoogste graad die zo ongeneeslijk lijkt dat zij ongeschonden, onaangetast zou blijven, ook als men een ander universum zou opstellen.

Welke is dat ‘korte en vurige’ gebed dat de Philocalie aanbeveelt tegen machteloosheid en angst?

Waarom pleeg ik geen zelfmoord? - Als ikprecies wist wat mij dat belet, dan hoefde ik mezelf geen vragen meer te stellen, daar ik alle vragen beantwoord had.

Om zichzelf niet meer te kwellen, moet men tot een volkomen gedesinteresseerdheid raken, ophouden geïntrigeerd te zijn door het leven op aarde of het hiernamaals, moet men afglijden in het ‘wat-kan-mij-het-verdommen’ van de doden. Hoe een levende aan te kijken zonder hem als lijk voor te stellen, en hoe een lijk bekijken zonder zich in zijn plaats te denken?Zijn gaat het begrip te boven, zijn maakt bang.

Iemand die geheelgoed is zal er nooit toe besluiten zich van het leven te beroven.

Deze heldendaad vereist een kern - of resten - van wreedheid. Degene die in staat is zichzelf te doden, zou onder bepaalde voorwaarden, een moord kunnen plegen:

zelfmoord en moord zijn van dezelfde familie. Maar zelfmoord is verfijnder,

komplekser, omdat wreedheid jegens zichzelf minder vaak voorkomt, en bovendien komt daar dan nog de bedwelming bij doordat men zich vermorzeld voelt door zijn eigen bewustzijn.

De mens wiens instinkten door zijn goedheid in gevaar zijn gebracht intervenieert niet in zijn lot noch wenst hij zich een ander te kreëren; hij ondergaat het, hij berust erin en leeft door, zonder verbitterd te zijn, arrogant of boosaardig, eigenschappen die, tezamen, tot zelfdestruktie noden en haar vergemakkelijken. Het idee zijn einde te verhaasten beroert hem op geen enkele wijze, zo bescheiden is

Randstad 13

(19)

hij. Er is inderdaad een ziekelijke bescheidenheid voor nodig om te aanvaarden anders dan door eigen hand te sterven.

Men heeft slechts het gevoel iemand te zijn wanneer men een of andere euveldaad beraamt.

Hoe kan men denken dat een gebed iets anders is dan een monoloog, dat een ekstase een waarde heeft buiten zichzelf, dat ons heil of onze ondergang van belang is voor een god? En toch zou men dat moeten kunnen aannemen, al was het maar een sekonde per dag.

De toekomst, die afgrond, slaat mij dermate terneer dat ik haar het liefst met idee en al zag verdwijnen. Want au fond is het dat idee, veel meer dan het afglijden in de diepte dat zij maskeert, dat mij beangst en mij belet van het heden te genieten.

Mijn verstand weifelt voor alles wat gebeurt, voor alles wat moet gebeuren. Het is niet hetgeen mij te wachten staat, het is het wachten op zichzelf, het is de dreigende nabijheid als zodanig, die aan mij knaagt en mij schrik aanjaagt. Om een schijn van rust terug te vinden moet ik mij vastklampen aan een tijdzonder naaste toekomst, aan een onthoofde tijd.

Al herhaal ik nog zo vaak de formulering van de drievoudige verzaking: ‘Ik verwerp deze wereld, ik verwerp de wereld van onze voorouders, ik verwerp de wereld van de goden’, - wanneer ik de ruimte meet die me scheidt van de monnikspij en de eenzaamheid, maak ik op mezelf de indruk een sannyâsin van de kermis te zijn.

Zou despijt geen teken zijn van voortijdig oud worden? Als dat waar is, ben ik van mijn geboorte af al seniel.

Men heeft een zaak niet grondig onderzocht als men hem niet in het licht van de neerslachtigheid heeft beschouwd.

Randstad 13

(20)

Alleen die ogenblikken tellen waarop het verlangen met zichzelf alleen te blijven zo sterk is, dat men zich liever een kogel door de kop jaagt dan een woord met iemand te wisselen.

De moeilijkheid, voor iemand die ten halve afscheid van het leven heeft genomen, is de rest te doen. Het leven drukt ongetwijfeld zwaar op hem maar hij heeft zijn verbazing dat hij leeft nog niet uitgeput. Vandaar zijn besluiteloosheid, en het onbehaaglijke gevoel halverwege te zijn blijven steken, zonder een schijn van kans een plan tot een goed einde te brengen dat al lang geleden was opgevat. Een mislukkeling van de verzaking.

Het is ons lijden dat enig gewicht aan onze gedachten geeft en hen verhindert als een tol in het rond te draaien; het is het ook dat ons doet uitbazuinen dat de realiteit helemaal niet bestaat, dat het lijden zelf realiteit mist. Zo suggereert het ons een list ter verdediging: wij triomferen erover als wij het irreëel verklaren, door het te verbinden aan de algemene bedriegerij. Als het draaglijk zou zijn, waar zou het dan voor nodig zijn ze te verminderen en te ontmaskeren? Daar we geen andere uitweg hebben dan het te assimileren hetzij in de nachtmerrie, hetzij in de gril, is het het gemakkelijkste voor het laatste te kiezen.

Alles wel overwogen is het beter dat er niets is. Als er ietswas, zou men leven in de beduchtheid het niet te kunnen vatten. Daar niets is zijn alle ogenblikken volmaakt en waardeloos, en maakt het niets uit of men ervan geniet of niet.

Diep verscholen in de afkeer van mezelf, houd ik me voor dat ik mij misschien slechter voordoe dan ik ben, dat ik niemand ken die, gekweld door dezelfde spookbeelden, zoveel jaren de schijn van levende zou hebben kunnen voorwenden.

Randstad 13

(21)

De enige manier om iemand van zelfmoord af te houden is hem ernaar toe te drijven.

Hij zal u dat nooit vergeven, hij zal van zijn plan afzien of de uitvoering ervan uitstellen, hij zal u voor een vijand, voor een verrader houden. U dacht hem te hulp te snellen, hem te redden, maar hij ziet in uw ijverslechts vijandigheid en minachting.

Het vreemdste is nog dat hij hengelde naar uw bijval, dat hij smeekte om uw medeplichtigheid. Wat verwachtte hij eigenlijk? Heeft u zich niet vergist over de aard van zijn ontreddering? Wat een vergissing van zijn kant om zich tot u te wenden!

Wat hem zou hebben moeten opvallen in dit stadium van zijn eenzaamheid, is de onmogelijkheid zich te verstaan met iemand anders dan God.

Wij zijn allemaalaangetast, wij zien voor reëel aan wat het niet is. De levende, zoals dat heet, is een krankzinnige die ook nog blind is: ongeschikt om de illusoire kant van de dingen te onderscheiden, ziet hij overal vastheid en volheid. - Zodra hij door een wonder helder ziet, stelt hij zich open voor de leegte en dat montert hem op.

Rijker dan de werkelijkheid die zij vervangt, neemt zij de plaats in van alleszonder het alles, zij is grondslag en afwezigheid, een onpeilbare variant van het zijn. Maar het ongeluk wil dat wij haar voor een tekortkoming houden; vandaar onze angsten en onze mislukkingen. Wat is zij dan voor ons? Hoogstens een doorschijnende impasse, een ontastbare hel.

Zich erop toeleggend zijn eetlust te verminderen, tot niets terug te brengen, is hij er slechts in geslaagd die te bederven, te ontdoen van alles wat er gezond en

stimulerend in was: een lastiggevallen roofdier, ondermijnd, treurend over zijn instinkten van weleer. Zijn klauwen zijn bot gemaakt, maar niet de lust ze te gebruiken, heel zijn gewelddadigheid is omgezet in droefheid (want droefheid is niets anders dan gebroken en vernederde agressiviteit, niet bij machte zich te doen gelden).

Randstad 13

(22)

Hij is ermee begonnen zijn hartstochten in te perken; toen waren zijn gevoelens en verwachtingen aan de beurt. Het proces was onverbiddelijk. De openbaring die zijn dagen leidde: instemmen met wat dan ook of het nu een stuk infantiliteit is of waanzin, - het zou kunnen zijn dat het legitiem werd; hij onderschrijft het misschien nog, het is niet minder gruwelijk, ondraaglijk. Het staat toe voort te duren maar niet te eksisteren, het maakt deel uit van die zekerheden waar men nooit van geneest.

Vechtersbaas en ruziemaker van nature, vecht hij niet meer en maakt geen ruzie meer; althans niet meer met de anderen. De klappen die voor hen bestemd waren brengt hij zichzelf toe, hij inkasseert ze zelf. Zijn ik is het mikpunt. Zijn ik? Welk ik?

Er kan niemand meer getroffen worden: geen slachtoffer meer, geen reden meer, alleen een opeenvolging van daden zonder voortbrenger, een anonieme optocht van gevoelens...

Een verloste? een fantoom? een vod?

Zoveel aan zelfmoord te hebben gedacht dat het bijzaak wordt of men zich van het leven berooft of niet.

‘Wat heeft de mens eraan de wereld te winnen als hij zijn ziel daarbij verliest?’

De wereld winnen, zijn ziel verliezen! - Ik heb het beter gedaan, ik heb zowel het een als het ander verloren.

Wat ik ook probeer, het zal nooit anders zijn dan de manifestatie van een duidelijke of gekamoefleerde achteruitgang. Gedurende lange tijd heb ik de theorie opgesteld van de man-die-buiten-alles-staat. Deze man ben ik zelf geworden, ik belichaam hem nu. Mijn twijfels zijn tot een eind gekomen, mijn ontkenningen hebben gestalte gekregen. Ik leef dat wat ik me vroeger als leven voorstelde. Ik heb eindelijk een discipel gevonden.

Randstad 13

(23)

Regis Debray

Verklaring voor de krijgsraad, Camiri, Bolivia (november 1967)

Mijnheer de President,

De formulering die u zojuist heeft voorgelezen neem ik van u over, en zeg dat

‘het respekt verschuldigd aan de wet en de autoriteiten’ mij juist verplicht openhartig tegenover u te zijn: dit respekt hoeft niet te worden onderscheiden van het respekt dat wij allen, burgers en militairen, rechters en beklaagden, beklaagden en aanklager, verschuldigd zijn aan de waarheid. Het beste bewijs van respekt dat ik u kan geven, mijne heren officieren, is u openlijk, rechtuit en zonder omwegen de waarheid te zeggen over de nog weinig heldere feiten, en de waarheid over wat ik denk van dit proces. Het is beter dat ik dat nu doe, voor uw vonnis, dan later achter uw rug op een indirekte en achterbakse manier. Anders zou het geen kwestie meer zijn van respekt, maar van slaafsheid en opportunisme. Ik wil hier nog één ding aan toevoegen: als het er om gaat mij hier te veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 jaar, zoals de procureur heeft geëist, dan geloof ik toch niet dat men het als een bewijs van ‘hoogmoed’, zoals men het dikwijls heeft genoemd, kan opvatten als ik het militair tribunaal verzoek mij tenminste voor één keer 30 minuten te willen aanhoren.

Ik wil u allereerst zeggen dat ik verrast ben door de interventie gisteren, of liever de interruptie, van de auditeur militair. Hij heeft een advokaat van de verdediging onderbroken omdat deze het terrein van het strafrecht had verlaten en naar het mij voorkomt het terrein van de politiek nog niet had betreden. Maar ik vraag me af waarom de auditeur militair de procureur militair niet heeft onderbroken tijdens zijn eerste requisitoir bij de eerste zitting van het tribunaal toen de laatste, voorafgaand zelfs aan de ope-

Randstad 13

(24)

ningsformaliteiten, een verhandeling voorlas van politieke aard en met ideologische strekking. In deze verhandeling deed hij een aanval op het zogenaamde ‘rode imperialisme’, een uitdrukking die niet voorkomt in het Wetboek van Strafrecht, een aanval die hij voortzette op Fidel Castro, wiens naam in het hele proces niet eenmaal voorkomt. Voorts gaf hij een exposé van de ‘politiek, van vrede en welvaart’ van de huidige regering die terecht niet voorkomt in de gerechtelijke instruktie. Bovendien heeft hij met zijn woorden een ernstige aanval op mij gericht die niet in

overeenstemming was met de feiten (feiten waaraan men mij gevraagd heeft me te houden), waarbij hij me behandelde als een moordenaar, als een beroeps-killer, als een door Cuba opgekochte huurling enzovoorts. En laat men mij nu niet zeggen dat de procureur de Staat en de geschreven wetten vertegenwoordigt en dat hij niet meer dan zijn plicht gedaan heeft door onwetmatigheden te laken. Want de Staat vertegenwoordigen is één, en een politiek verheerlijken is iets anders; de wet te verdedigen is één, en een aanval te doen op een politiek en sociaal systeem zoals het socialisme is iets anders. Trouwens het bestraffen van een vergrijp en het beledigen van een individu zijn ook twee verschillende dingen. Maar laten wij de procureur geen verwijten maken; hij is er immers in geslaagd alle dingen keurig op hun plaats te zetten, de klassestrijd, de strijd tussen uiteenlopende ideeën en belangen. Juister nog, de strijd tussen twee soorten geweld, het reaktionaire en het revolutionaire. En aangezien men moet aannemen dat de auditeur militair noch partijdig, noch medeplichtig is, is dat zeker de reden waarom hij de procureur niet heeft onderbroken, en waarom hij mij ook niet zal onderbreken. Mijn verdediger is niet ingegaan op de aanvallen van de procureur uit beroepsfatsoen en omdat hij zich gehouden heeft aan het juridisch aspekt, en ik geloof dat hij daar gelijk in heeft.

Hij heeft zich ertoe beperkt de akte van beschuldiging punt voor punt te ontzenuwen en hij heeft zijn rol tot in de perfektie vervuld.

Randstad 13

(25)

Wanneer men zich tot iemand wendt heeft diegene in het algemeen recht op een weerwoord. En helemaal wanneer hij wordt beledigd, meerdere malen achtereen zelfs. Er wordt door mij dus geenszins toegevendheid gevergd van het tribunaal, zoals hier al is gebeurd, maar alleen rechtvaardigheid. Laat het hof zelf beslissen of er in dit proces van Camiri gerechtigheid kan zijn of niet.

Ik heb overigens niet de bedoeling belediging met belediging te vergelden, op retoriek met retoriek te antwoorden of voosheid tegenover voosheid te stellen. Ik wil antwoorden door een onverdraaid en onopgesmukt verslag van feiten. Een maand lang is er een angstvallig georkestreerde zondvloed van laster, insinuaties en leugens over me heengegaan. Als een man dat allemaal heeft moeten horen, lijdzaam en zwijgend, als was hij bij de debatten helemaal niet aanwezig, zou hij dan geen lust krijgen zijn verontwaardiging uit te schreeuwen? En dan praat ik nog niet eens over wat hij heeft moeten lezen in die smaadschriftjes die om één of andere duistere reden in de krant worden genoemd! Maar nu gaan we eens proberen al deze opgekropte wrok en verontwaardiging het zwijgen op te leggen om kalm over te gaan tot de feiten. Ik beschouw het dus als nuttig voor mijn verdediging het tribunaal te helpen zich een helder beeld te vormen van wat nu precies de akties van de guerrilla waren op de data korresponderend met de militaire akties die het onderhavige proces motiveren.

‘Ik beschouw het als nuttig voor mijn verdediging’, in de tweede plaats om het tribunaal, ofschoon het zich niet verantwoordelijk beschouwt voor alle

onregelmatigheden, bedreven vóór of tijdens het huidige gerechtelijke stadium, te helpen zich ten volle bewust te worden van een machinatie die, zelfs al heeft ze de beslissing van het hof niet direkt vervalst, toch het dossier aanzienlijk heeft vervalst en de debatten beïnvloed. Ik heb het over de samenzwering die, met alle heimelijke, openlijke en publicistische middelen, vanaf de eerste dagen van mijn gevangenschap door de ameri-

Randstad 13

(26)

kaanseCIAtegen mij op touw is gezet.

‘Ik beschouw het evenzeer als nuttig voor mijn verdediging’, om de bewijzen, opgestapeld in de loop van dit proces, stuk voor stuk eens nader onder de loep te nemen, want dat is werkelijk de moeite waard. Na het pleidooi van mijn advokaat hoef ik alleen nog maar een paar details toe te voegen en enige bespiegelingen over de methodes van de aanklacht.

En dat alles in kalmte. Want we zijn op een punt gekomen waarop deze geschiedenis van de guerrilla, of liever de eerste etappe van de boliviaanse revolutionaire guerrilla gemarkeerd door de dood van Che, al gewoon Geschiedenis is geworden; een punt waarop alles verklaard kan worden, van het begin tot het einde, en zonder dat men zich er het hoofd over hoeft te breken of een bepaalde gebeurtenis al dan niet een delikt is, of die gebeurtenis à charge of à décharge gerekend moet worden (de Geschiedenis heeft gelukkig andere normen van recht en onrecht dan het Wetboek van Strafrecht). Met het oog daarop, niet om

onwaarschijnlijke beschuldigingen te verwerpen maar om een hier aangetaste historische waarheid te belichten, hebben wij twee getuigen opgeroepen, zogenaamd à décharge; maar dat aspekt van hun getuigenis interesseert ons zeer zeker niet;

wij willen alleen maar dat zij vertellen wat ze wisten. En omdat deze geschiedenis door de guerrilla's en het geregelde leger tegelijkertijd ter plaatse is beschreven, hebben wij de enige guerrilla die deze naam waardig is en die vandaag door het leger gevangen genomen is opgeroepen, een mede-idealist, zelfs als hij zich in zijn staat van gevangene nog geen rekenschap kan geven van wat hier gaande is en wat hier is gebeurd: wij hebben ‘Camba’ opgeroepen. De andere getuigen van de guerrilla zijn hoofdzakelijk deserteurs, stomweg deserteurs, waarvan sommigen zelfs niet in deze debatten zijn voorgedragen omdat zij al deel uitmaakvan het leger...

Wij hebben ook een eerlijk en dapper tegenstander van

Randstad 13

(27)

de guerrilla opgeroepen, eerlijk en dapper genoeg om de eerlijkheid en moed van de guerrilla's te erkennen: majoor Sanchez. Het is klaarblijkelijk nog te vroeg om de waarheid ongeschonden te onthullen; er wordt nog druk uitgeoefend, hartstochten, remmingen, en kompromissen zijn in het spel. Ik zou bijvoorbeeld graag gezien hebben dat majoor Sanchez uitlegde of hij de hinderlaag als een moordaanslag of een oorlogshandeling zag, en hoeveel hinderlagen hij tegen de guerrilla had opgesteld, wie de vreemdelingen waren die deelnamen aan het verhoren van gevangen guerrilla's, vooral aan dat van Vasquez, Bustos en mij, en waar zij vandaan kwamen; waar de verhoren toe dienden, enz. Maar dat was onmogelijk.

Nogmaals, ik breng u dit alles niet onder ogen om mij vrij te pleiten, maar om de feiten die tot dit proces aanleiding hebben gegeven, eerlijk te rekonstrueren.

Zodoende getuigen wij ook van onze eerbied voor Che, wiens geest deze debatten beheerst of liever zou moeten beheersen. Che, die zijn gehele leven nooit de waarheid voor het fatsoen of voor een buitenkans terzijde heeft geschoven. Che, die ettelijke malen tevergeefs geprobeerd heeft het boliviaanse volk en anderen het verslag van de guerrilla te doen toekomen. Daarin stonden aanvankelijk alleen aantekeningen over de oorlog, waarin hij gedetailleerd alle gelukkige en ongelukkige gebeurtenissen beschreef en zonder iets te veranderen exact verliezen,

overwinningen en tegenslagen aan beide kanten weergaf. Deze aantekeningen waren onder de naamDe revolutionaire waarheid tegenover reaktionaire leugen

‘De revolutionaire waarheid tegenover reaktionaire leugen’ verzameld, en aan Roth, Bustos en mij waren elk twee exemplaren van de tekst toevertrouwd, voor we naar Muyupampa gingen, waar ze in beslag genomen werden. Liever gezegd, waar ze Roth, die we onze vier exemplaren hadden gegeven en die ze bij zich droeg, werden afgenomen. Ik had ze dus niet op zak zoals getuige Luitenant Ruiz ten onrechte verklaarde. Maar omdat dit hele proces tegen

Randstad 13

(28)

mij gericht schijnt te zijn, verbaas ik me niet meer over al die onduidelijkheden in getuigenissen. Deze details zijn van weinig belang.

Er is namelijk iets anders, iets dat belangrijke konsekwenties heeft: men heeft u in kennis gesteld van niet meer dan een honderdste deel van de dokumentatie die in de depots van Nancahuanzu is buitgemaakt door het verraad van een exguerrilla

‘Chingelo’. Deze was er 27 maart door Ramon uitgezet en neemt tegenwoordig dienst in het leger. Deze dokumentatie moest o.a. een dozijn guerrilla-kranten, een personeelslijst, notitieboekjes, boeken, paspoorten, filmrolletjes en een manuskript van Che over de politieke ekonomie en Latijns-Amerika bevatten, zijn laatste werk.

Dit is zonder dat u het heeft kunnen inzien naar Washington gestuurd om er Dean Rusk van in kennis te stellen. Het pijnlijke van alles is dat men tot op de dag van de rechtzitting het dagboek van Che verborgen heeft gehouden. Het gaat er uiteraard niet om de waarde van dit historische en ontroerende werk te verminderen door er een eenvoudig bewijsstuk van te maken in een kleinzielige strijd als deze. Maar tenslotte is daarin meer dan in welk ander dokument de geschiedenis van de guerrilla van begin tot eind beschreven; het is het enige dokument waarin alles wat in de debatten en in toevallige diskussies is besproken, exact is weergegeven. Ieders rol kan men eruit te weten komen: of we strijders of bezoekers waren, of iemand spion, verbindingsagent, politiek kommissaris was geweest, of kaarten leverde. Het is een afschrikwekkend idee dat de rechtbank een beslissing zal moeten nemen, zal moeten vonnissen zonder inzage te hebben gehad in dit dokument dat alle twijfels zonder uitzondering kan wegnemen. Maar dit was juist het bezwaar en daarom heeft u het niet kunnen lezen: alles zou dan duidelijk zijn, de akte van beschuldiging zou tot nul gereduceerd worden en ieder zou zijn werkelijke waarde weer herkrijgen, welke in mijn geval geen tiende, nee geen honderdste deel uitmaakt van de waarde die mij officieel is

Randstad 13

(29)

toegekend om nationale en internationale politieke redenen. Alle tegen mij

opgestapelde publiciteit en propaganda zou dan nergens op slaan. U zou bijvoorbeeld ontdekken hoe Che het in elf maanden slechts twee keer had overRevolutie binnen de revolutie?, erg weinig voor ‘de organisatie en het reglement’ van de guerrilla, maar voldoende naar de werkelijke betekenis van het boekje, voor Che één van de honderd die hij in het kamp bewaarde. U zou zien dat mijn twee vorige reizen naar Bolivia geen enkel verband houden met de ontketening van de guerrillastrijd dit jaar.

Men heeft dus de traditionele methode toegepast, de aloude vergiftiging.

Er worden grote ‘onthullingen’ aangekondigd, alle uitsluitend in verband met Debray. Dat gaat vanzelf, men hoeft maar een paar leugens in de pers te laten doorsijpelen, wat spanning op te wekken, en de machine van het bedrog begint vanzelf te draaien. Voor niets uiteindelijk. Wat een advokaat van de civiele partij er niet vanafhoudt mij met onverstoorbaar aplomb te beschuldigen van het feit dat ik geld voor Che Guevara had meegenomen naar het kamp. Het bewijs is dat het in hetDagboek staat, zegt hij. Op die manier bewijst men iedere dag in Bolivia dat de zon om de aarde draait. Er is één detail dat die meneer natuurlijk over het hoofd zag. Het is niet waar. Ik heb Che nooit geld gebracht en Che is er de man niet naar om zich in namen te vergissen. De procureur zinspeelde ook op een andere frase uit hetDagboek, waaruit zou blijken, dat ik in naam van Fidel Castro de opdracht had kontakt op te nemen met dePCB. Dat viel prachtig, alhoewel er geen enkel bewijs voorhanden was. Ik zeg u nu meteen dat ik hevig twijfel aan een dergelijke verklaring en zeker in de vorm waarin deze gegoten is. Waar ik inderdaad vrienden in dePCBheb, heb ik nooit gezien dat dePCBiemand naar Bolivia stuurde om politieke problemen te bespreken, doodeenvoudig omdat ik er geen zin in heb bij welke politieke partij ook, iets anders dan mijzelf te vertegenwoordigen. Mensen

Randstad 13

(30)

die die opinie willen beïnvloeden en feiten willen verminken met dergelijke methoden hebben zichzelf daarmee. Zij vergissen zich want er moeten dokumenten bestaan waarin de oorsprong en daden van de boliviaanse guerrilla met data, feiten en namen genoemd worden, dokumenten die niemand nu te pakken kan krijgen, maar die ongetwijfeld openbaar worden gemaakt als de tijd er rijp voor is.

Het kan me niet schelen of u de officier van justitie al of niet tevreden stelt met het uiteindelijk vonnis. Wat me wel kan schelen is dat ik naar de waarheid, naar wie en wat ik ben, wordt veroordeeld. Niet alleen vanwege veranderde dokumenten en valse getuigenissen waarvan ik er vijf heb moeten aanhoren, drie van militairen en twee van exguerrilla's, Mijnheer de President, of vanwege het gegoochel met de bewijzen à charge die opeens opduiken. Ik verlang recht en des te meer omdat leger en regering over alle middelen beschikken om de waarheid bekend te laten worden.

Tegen wat de officier van justitie deed voorkomen in, eis ik geen vrijstelling en heb ik dat nooit gedaan ook op grond van mijn bestaan als schrijver en intellektueel.

Ik probeer me niet te onttrekken aan de hoogste straf, zelfs niet als de doodstraf nog van kracht was, maar ik verzet me tegen de bewijsvoering waarop men die straf wil baseren. De kern van de zaak is niet de straf die u gaat uitspreken en die niet belangrijk is; het zijn de overwegingen waarom.

In de strijd op leven en dood die het amerikaanse imperialisme en zijn satellieten tegen het socialisme en de revolutie voeren, zoals een advokaat ons hier nogmaals vertelde, stelt iemand die de weg van de revolutie is gegaan, zich nu eenmaal vroeg of laat bloot aan gevangenschap of aan een gewelddadige dood. Ik zie daarin niets abnormaals of schandaligs. Maar ik ben het niet eens met de officier van justitie als hij zegt dat dertig jaar gevangenis, als je dat overleeft, een bof is vergeleken bij sneuvelen in de strijd. Ik denk dat het tegenovergestelde het geval is. Maar wat ik in ieder

Randstad 13

(31)

geval nooit zal erkennen is dat een politieke veroordeling voor een ideologisch delikt vermomd wordt in een gerechtelijke veroordeling. Dat houdt in dat mij een plaats wordt toegekend in de guerrilla die ik nooit heb ingenomen. Dat houdt in dat ik voor moord en diefstal zoals de beschuldiging luidt, wordt berecht. En dat men een verklaring van politieke en morele medeverantwoordelijkheid wil interpreteren als een ‘schuldbekentenis’. Waaraan en volgens welke kriteria ben ik dan schuldig?

Een politieke motivering aksepteer ik, een gerechtelijke nooit.

Geef dan toe: ‘We gaan u veroordelen omdat u een marxist-leninist bent, omdat uRevolutie binnen de revolutie hebt geschreven en dit een keer toen u er niet bij was aan een paar guerrilla's is voorgelezen; we gaan u veroordelen omdat u een erkend en overtuigd bewonderaar van Fidel Castro bent en omdat u hier met Che bent komen praten zonder vooraf toestemming aan de autoriteiten te vragen en zonder ons vooraf op de hoogte te stellen. Omdat u Danton genoemd wordt en op een keer, als zoveel bezoekers, op wacht heeft gestaan in het kamp. Prachtig. Daar zal ik niets van zeggen. De klassestrijd bestaat niet voor niets, er zijn niet voor niets amerikaanse gezantschappen met bataljonnen agenten en propagandisten, niet voor niets moet de revolutie nog gemaakt worden.

Maar als ik te horen krijg: ‘We gaan u veroordelen omdat u hier twee maal gespioneerd heeft, omdat u Che kaarten heeft geleverd, omdat u hem geld heeft gebracht en deel uitmaakte van zijn belangrijkste guerrillamacht, omdat u militaire operaties hebt voorbereid en kursussen hebt gegeven voor de guerrilla's, omdat u als politiek agent en subversief intellektueel auteur in het geheim hebt gewerkt’, dàn protesteer ik. Want dit zijn praatjes. Leugens die nergens op berusten. En ik zal blijven protesteren. Iedere dag dat ik hier gevangen zit, op alle mogelijke manieren.

Mijn houding moet u niet verbazen. Hoewel ik honderd maal bekend heb gemaakt dat het me spijt niet schuldig te

Randstad 13

(32)

zijn, zoals de officier van justitie zich zal wensen, en dat het me bovenal spijt niet aan de zijde van Che gestorven te zijn, ken ik u daarmee geen enkel juridisch recht toe me te veroordelen, want in straffelijke zaken veroordeelt men de feiten en niet de intenties. De lastercampagne die de hele latijns-amerikaanse reaktie tegen mij heeft opgezet, van generaal Troessner tot Lleras Camargo, van Conte Agüero tot de journalisten van ‘La Paz’, is al enige tijd aan de gang, op een handige, sluwe manier, met juridisch-politieke geslepenheid. Als ik zeg: ‘Ik heb nu eenmaal geen enkel delikt waaraan ik schuldig verklaard ben begaan, direkt noch indirekt; ik ben volkomen onschuldig aan de hier geformuleerde bezwarende feiten’, krijg ik als antwoord: ‘Dus u verloochent uw politieke ideeën, u kunt ze niet volhouden. U wast uw handen in het bloed dat u met de publikatie van uw boek heeft doen stromen.’

En als ik dan zeg: ‘Ik bevestig mijn politieke en morele medeverantwoordelijkheid in de handelwijze van mijn kameraden, die voor mij het lopende proces motiveren’, dan juicht het protokol: ‘De bandiet erkent eindelijk zijn schuld!...’ Maar nogmaals, welke schuld? De heren zijn zeker nog steeds niet tevreden. Ze blijven hun venijn spuiten zolang ze me niet hebben horen bekennen dat ik deel uitmaakte van de leiding van de guerrilla, dat ik de operatie-zone heb gekozen en verkend, de voorbereidingen heb getroffen, hinderlagen heb opgesteld, als politiek agent en raadgever van Che heb gediend en dat mijn brochure diende als brevier van de guerrilla enz.... Als ik zou verklaren dat deze verdichtsels waar zijn, zouden ze me een eerlijk, moedig mens vinden, konsekwent en verantwoordelijk. Ze vergeten gewoon dat je voor je gaat praten de feiten moet kennen en respekteren, en dat deze feiten niet zo plooibaar zijn. Ik kan toch geen verhaaltjes gaan ophangen om aan hun verlangens tegemoet te komen. Ze zouden me voor het volgende dilemma willen plaatsen: zelfs via intriges gebruik maken van mijn politiek engagement om mij strafrechtelijk te beschuldigen, of van mijn

Randstad 13

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wel hielp het toegediende bloed om haar leven te verlengen, maar op 3 maart 1987 ging onze 6 jaar oude Jenny naar huis om bij haar Heer te zijn.. Op haar grafsteen staan

heid tot onzen lleere Jezus Christus konden komen, zonder dispuut en bezwaar, maar heelemaal zeker zouden zijn, dat wij in Hem alles vinden wat ons ontbreekt,

Voor zover de aanvragen voor een omgevingsvergunning betrekking hebben op een bouwactiviteit, kunnen deze worden voorgelegd aan de commissie Stedelijk Schoon Velsen.

Burgemeester en Wethouders van Velsen maken met inachtneming van artikel 139 Gemeentewet bekend dat de raad van Velsen in zijn vergadering van 9 september 2010 heeft besloten:. -

De Koninklijke Nederlandse Bil- jart Bond (KNBB), vereniging Carambole, zoals dat met in- gang van 1 januari officieel heet, heeft besloten om voor het eerst met deze

Burgemeester en Wethouders van Velsen maken met inachtneming van artikel 139 Gemeentewet bekend dat de raad van Velsen in zijn vergadering van 9 september 2010 heeft besloten:. -

Gemotiveerde bezwaarschriften kunnen gedurende 6 weken na de dag van verzending van de vergunning worden ingediend bij het college van Burgemeester en Wethouders van Velsen

Voor zover de aanvragen voor een omgevingsvergunning betrekking hebben op een bouwactiviteit, kunnen deze worden voorgelegd aan de commissie Stedelijk Schoon Velsen.