Werkplan 2015 Kennisplatform Integratie en Samenleving
Verwey-Jonker Instituut en Movisie Financier:
Directie Integratie en Samenleving
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
29 november 2014
Inhoud
1. Inleiding ... 3
2. Coördinatie van het programma ... 4
3. De functies van het programma ... 5
3.1 Portaalfunctie ... 5
3.2 Signalerings- en agenderingsfunctie ... 6
3.3 Publieksfunctie ... 7
3.4 Onderzoeks- en analysefunctie ... 7
3.5 Praktijk- en implementatiefunctie ... 8
4. Thema’s en projecten ... 9
4.1 Thema 1 Nieuwe Migratie ... 9
4.2 Thema 2 Sociale Stabiliteit ... 16
4.3 Thema 3 Inclusie & Toegankelijkheid ... 24
4.4 Thema 4 Participatie ... 35
1. Inleiding
In de voorbereiding van dit eerste werkprogramma van het Kennisplatform Integratie en Sa- menleving realiseerden we ons de breedheid van het begrip integratie. Het is van toepassing op alle mogelijke beleidsterreinen en omvat een scala aan doelstellingen. In de zeer diverse 21
e-eeuwse Nederlandse samenleving neemt integratie de betekenis aan van ‘samen leven’.
Nederland heeft inwoners met talloze etnische achtergronden, met vele religies en allerlei culturele kleuren. Hoe vormen we een coherente samenleving die gebaseerd is op verschillen?
Nederlanders zijn er in soorten, maten en kleuren. Dat is de nieuwe realiteit die in een aantal decennia gegroeid is.
Samen leven in diversiteit (etnisch, cultureel en religieus) gaat niet zonder proble- men. Het doet ons genoegen dat wij de gelegenheid hebben gekregen bij te dragen aan een optimale vormgeving daarvan. We maakten een programma dat verschillen wil respecteren, de dialoog daartussen bevorderen en vooral wil voorzien in objectiverende informatie over de problemen en de kansen. Zoals we in het meerjarenprogramma formuleerden: ‘Uitgangspunt van onderhavig programma is dat het wil bijdragen aan de rationalisering van het beleid [op basis van] de pijlers van de Nederlandse rechtsstaat …’.
Het meerjarenprogramma onderscheidde vier grote thema’s: nieuwe migratie; sociale stabiliteit; inclusie en toegankelijkheid; participatie. Voor elk thema werden drie centrale vraagstukken benoemd. Onderhavig programma voor 2015 is hiervan afgeleid, waarbij we prioriteiten stellen en keuzes maken. Ieder hoofdstuk opent met een korte schets van het thema, de drie centrale vraagstukken, en introduceert vervolgens de keuze voor de pro- jecten. De projecten staan stuk voor stuk kort beschreven; hun aantal telt op tot 27. Daarbij zij aangetekend dat het programma enige ruimte biedt voor nieuwe projecten.
De uitvoering van het programma krijgt een levendig karakter. Kennisontwikkeling willen we nadrukkelijk gepaard doen gaan aan dialoog, signalering, implementatie, benutting, debat en ontwikkeling. De samenleving moet er daadwerkelijk wat beter op worden, dat is de simpele, maar ambitieuze doelstelling achter dit programma. Om die reden is de inhoud van het pro- gramma gekoppeld aan een portaalfunctie tussen enerzijds het programma en anderzijds belanghebbenden (gemeenten, migrantenorganisaties, instellingen en professionals). Via een zogenoemde ‘publieksfunctie’ willen we bijdragen aan dialoog en debat.
Het programma voorziet ten slotte in een signalerings- en agenderingsfunctie. Welke
nieuwe vraagstukken doen zich voor? Welke onderwerpen verdienen meer aandacht in de
beleidsagenda’s van het rijk, gemeenten en instellingen? Waarover zou het maatschappelijk
debat moeten gaan? Tegen die achtergrond nemen we ons voor de belanghebbenden en be-
langstellenden op te zoeken, te bevragen en beluisteren. In het inhoudelijke programma zijn
de voornoemde functies verdisconteerd. We lichten aan het begin van het programma de
opzet van deze functie nog kort toe.
2. Coördinatie van het programma
Voor de coördinatie van het programma denken we in termen van een zogenoemde kennisnet- werkstructuur. Deze moet het mogelijk maken om aan samenhangende kennisontwikkeling voor het veld te doen, in wisselende samenstellingen en vanuit verschillende perspectieven.
Vragen vanuit zowel de praktijk als het beleid moeten gekoppeld kunnen worden aan weten- schappelijke en toegepaste kennis. Een kennisnetwerkstructuur biedt enkele voordelen: het vraagstuk staat centraal en niet de instituties zelf, en er is geen sprake van centrale ontwik- keling met decentrale implementatie. We kiezen ervoor om dicht op de problemen en in nauwe samenspraak met het veld (gemeenten en organisaties) te werken aan lerende praktij- ken en inhoudelijke innovatie. In een kennisnetwerkstructuur worden praktijkontwikkeling, toegepast onderzoek en fundamenteel onderzoek aan elkaar gekoppeld en toegankelijk ge- maakt voor de brede praktijk van overheid, instellingen en burger(initiatieven).
Ten behoeve van een brede kennisfunctie maken we onderscheid tussen wetenschappelijke productie, geaggregeerde vraagstukken en praktijkvragen. Door samenwerking tussen het Verwey-Jonker instituut, Movisie en een derde partij wordt flexibiliteit geboden in de exper- tise. Daarnaast is er de samenwerking met SCP en CBS, universiteiten en andere spelers, zoals maatschappelijke organisaties, zelforganisaties en gemeenten op het terrein. Uitgangspunt in de kennisproductie dient de kennisbehoefte te zijn. Dit vraagt om maatwerk waarin vanuit een vaste functie wordt gewerkt met een flexibele schil. Deze organisatievorm vraagt ook om een sterke coördinatie. Het Verwey-Jonker Instituut zal deze rol vervullen met Movisie als vaste partner en de expertise-unit Sociale Stabiliteit als samenwerkingspartner wat betreft de praktische ondersteuning aan gemeenten in de aanpak van radicalisering. Met elkaar moet een samenhangend programma rond migratie en integratie worden gerealiseerd.
Om de coördinatie te laten werken is een aantal overlegmomenten noodzakelijk. Deze zijn
beschreven in het document: Afspraken samenwerking i.h.k.v. Meerjarenprogramma kennis-
functie Integratie.
3. De functies van het programma
Het Ministerie van SZW heeft het Verwey-Jonker Instituut gevraagd om gezamenlijk met Movi- sie een kennisfunctie op het terrein van integratie te vervullen. Gekozen is voor het realise- ren van een Kennisplatform Integratie en Sameleving, waarin een breed palet van functies en projecten wordt geleverd. Voor het realiseren van een flexibele kennisfunctie gaan we binnen het programma actief op zoek naar de kennisbehoefte in het veld. Bij overheden, maatschap- pelijke organisaties, politiek en burgers bestaat behoefte aan kennis op het terrein van mi- gratie en integratie, en over de vraagstukken die daaruit voortkomen. Om deze uiteenlopen- de belanghebbende partijen te bedienen, zijn aan het programma verschillende functies toe- gekend. Hierin onderscheiden we de functie van onderzoek en analyse, een portaalfunctie, signalering en agendering, een praktijk- en implementatiefunctie en een publieksfunctie.
In dit hoofdstuk beschrijven we de verschillende functies en welke instrumenten wor- den opgezet.
3.1 Portaalfunctie
Om de diverse partijen en sectoren in de samenleving (gemeenten, professionals, politici en (zelf)organisaties) op maat, inhoudelijk en integrerend te kunnen bedienen, moet de kennis- infrastructuur anders worden ingericht. Een portaalfunctie biedt de mogelijkheid om te kun- nen bemiddelen tussen de kennisvragers en de kennisleveranciers. Het gaat hierbij om een website (www.kis.nl), maar ook om het onderhouden van relaties met relevante partijen. In het portaal moet verticaal geschakeld kunnen worden tussen vragen, vraagstukken en acade- mische programma’s. Ten aanzien van sociale spanningen in de wijk er is bijvoorbeeld be- hoefte aan informatie over de concrete problemen in wijken, aan een overzicht van best practices, inzicht in hun rendement en effectiviteit, maar ook in de betekenis ervan in het kader van de democratische rechtsstaat. Het portaal Kennisplatform Integratie en Samenle- ving heeft de volgende functies:
1. Het voorziet in objectiverende informatie ten behoeve van diagnose van de problematiek en mogelijke behandeling (toegepaste onderzoeksfunctie).
2. Kwalitatief biedt het zicht op nieuwe vormen en ontwikkelingen rond sociaal- economische integratie en sociaal-culturele integratie.
3. Kwantitatief biedt het cijfers in een context, bijvoorbeeld over het aantal nieuwe mi- granten in vergelijking met andere gemeenten of met andere groepen ten aanzien van onderwijs, ouderbetrokkenheid en huisvesting.
4. Het portaal ondersteunt vraagarticulatie en kan voorzien in opschaling van een kennis- vraag tot onderzoeksvraagstuk (en terug).
5. Het portaal volgt wat er gebeurt (beschrijving en analyse) en bevordert dat door terug- koppeling op maat het goede gebeurt (systeemverantwoordelijkheid departement).
Binnen de portaalfunctie is de vraag vanuit het veld (gemeenten, politiek, (zelf)organisaties)
leidend. Daartoe worden een vraagbaakfunctie, een databank ‘lessons learned’ en een inter-
actief platform ingericht voor werkers om hun kennis te delen. Het portaal zal starten door
middel van een website (zie werkplan 2014). Deze moet toegankelijk zijn voor het veld om
hun kennis- en informatievragen te kunnen stellen. De ervaring leert dat door de eigen net-
werken te gebruiken een redelijk bereik van het veld mogelijk is. Daarnaast zullen we vraag-
verkenningen doen onder mogelijke afnemers van de portaalfunctie (gemeenten, professio- nals of instellingen, zelforganisaties of bepaalde groeperingen in de samenleving). De behan- deling van deze vragen gaat via een intake en is gericht op maatwerk. Afhankelijk van de vraag wordt een voorstel gemaakt om gewenste kennis te leveren. Indien nodig moet er zeer snel gehandeld kunnen worden (bijvoorbeeld in geval van Kamervragen). Benadrukt zij dat het hier gaat om een ondersteunende functie; zij kan niet in de plaats komen van het werk van gemeenten en organisaties zelf.
Concrete producten in de portaalfunctie zijn:
Het portaal wordt gestart door middel van een website (zie werkplan 2014). Deze moet toegankelijk zijn voor het veld om hun kennis- en informatievragen te kunnen stellen.
De ervaring leert dat door de eigen netwerken te gebruiken een redelijk bereik van het veld mogelijk is. Daarnaast zullen we een vraagverkenning doen onder mogelijke afnemers van de portaalfunctie (gemeenten, professionals of instellingen, zelforgani- saties of bepaalde groeperingen in de samenleving).
Binnen de begroting van het werkplan 2014 zullen we een interactief platform ont- wikkelen. We stellen een communicatiemedewerker aan die gaat reageren op de dis- cussies die op deze website gevoerd worden.
Vraagbaakfunctie: Het bieden van objectiverende informatie ten behoeve van vragen die er leven bij de stakeholders. De behandeling van deze vragen gaat via een intake en is ge- richt op maatwerk. Afhankelijk van de vraag wordt een voorstel gemaakt om gewenste kennis te leveren, al dan niet in samenwerking met externe partijen.
Realisatie van de databank lessons learned: De ervaringen en kennis die is opgedaan in het portaal zal weer toegankelijk gemaakt worden via de website.
Een team van deskundigen zal de portaalfunctie vorm en inhoud geven. Met name voor dit onderdeel geldt dat we willen uitgaan van de kracht van samenwerking. Hiervoor zullen we een team samenstellen uit medewerkers van beide instituten. Vanuit het Verwey-Jonker insti- tuut wordt een portaalcoördinator aangesteld die de functie van informatiemakelaar gaat vervullen. Daarnaast zal de aan te stellen communicatieadviseur hier een belangrijke rol gaan vervullen, aangevuld met een communicatiemedewerker en projectassistent. Vanuit Movisie wordt er een webredacteur aangesteld die zich vooral bezig gaat houden met de redactie en inhoud van de website.
3.2 Signalerings- en agenderingsfunctie
De werkwijze van het Verwey-Jonker Instituut en Movisie zal zo zijn dat de organisaties in
contact staan met diverse partijen en sectoren in de samenleving, om alert te kunnen zijn op
nieuwe ontwikkelingen. Het gaat erom alert te kunnen reageren op nieuwe ontwikkelingen en
open te staan voor signalen van buiten; in de jaarlijkse werkplannen zullen we ruimte reser-
veren voor nieuwe onderwerpen. Voor een accurate werkwijze koppelen we deze signale-
rings- en agenderingsfunctie aan de coördinatiefunctie. Onder andere vanuit het portaal –
maar ook vanuit andere functies - worden relevante contacten onderhouden en ontwikkelin-
gen gespot, die tot nadere verdieping aanleiding geven. Het kan hierbij ook gaan om het pro-
actief ‘ophalen’ van problemen die niet via het portaal zichtbaar worden. De analyse van ‘big
data’ is een mogelijk bron van signalering. Daartoe moet er ruimte binnen het programma
zijn, zodat we snel en alert kunnen reageren (flexibele schil). We kunnen signalen via een kennisnetwerk uitzetten en onderzoeken. Dit kan, afhankelijk van het onderwerp, de drie partijen binnen de kennisfunctie zelf betreffen, maar ook andere kennisorganisaties. Daar- naast is er een signalerende functie met betrekking tot de grotere kennisvragen.
Concrete producten in de portaalfunctie zijn:
Jaarbericht: jaarlijks zal een essay geschreven worden op basis van de gezamenlijke in- formatie die uit de verschillende functies naar voren komt. In overleg met de gezamenlij- ke instellingen zullen we jaarlijks een thema vaststellen op basis van trends in de data, signalen uit het veld (gemeenten, instellingen, maatschappelijke organisatie). Dit essay heeft een duidelijke agendazettende functie.
Dataverzameling en -ontsluiting: de bestaande data (big data)van SCP en CBS zal beschik- baar worden gesteld op een gebruikersvriendelijke wijze.
Het produceren van korte, informatieve en toegankelijke webartikelen, opiniestukken, blogs en columns, en verspreiding via de website, social media, landelijke media e.a.
Daarnaast het onderhouden van contacten met het veld, verzorgen van presentaties en leveren van input in debatten.
3.3 Publieksfunctie
Het programma dient eerst en vooral veranderingen in de samenleving teweeg te brengen.
Via concrete praktijken, interventies en strategieën dienen daadwerkelijk verbeteringen voor de doelgroep(en) te worden gerealiseerd. De functie is onderdeel van het kennislemniscaat en beoogt het samen met de praktijk ontwikkelen en versterken van interventies. De precieze invulling van deze functie vindt plaats gedurende het jaar. In ieder geval zullen we in 2015 een aantal kennisateliers organiseren.
Kennisateliers: deze kennisateliers hebben een tweeledige functie. Enerzijds kennis overdragen naar het veld en anderzijds kennis bij het veld te verzamelen ten behoeve van de kennisnetwerkstructuur. We zullen jaarlijks verschillende kennisateliers organi- seren voor de verschillende groepen en thema’s. Rond deze ateliers zullen persberich- ten, interviews en artikelen worden geproduceerd, en waar wenselijk en mogelijk zul- len we de pers benaderen voor extra media-aandacht. We zullen de thema’s voor de kennisateliers begin 2015 vaststellen.
3.4 Onderzoeks- en analysefunctie
De onderzoek- en analysefunctie biedt de wetenschappelijke onderbouwing van het integrale
kennisprogramma. Het onderzoek zal met name gericht zijn op de vraag welke kennis eviden-
ce-based en practice-based is die de basis kan vormen voor het nemen van initiatieven of het
ontwikkelen van (integratie)beleid. Daarnaast vormt onderzoek een informatiebron voor de maatschappelijke ontwikkelingen en ondersteunt het als zodanig de innovatie in beleid en uitvoering. Onderbouwing en innovatie ondersteunen een integraal kennisproces. Daarbij zij aangetekend dat de uitvoering van de projecten veelal plaatsvindt in nauwe samenspraak met betrokken partijen. In hoofdstuk vier staan de onderzoeksprojecten beschreven voor de vier hoofdthema’s.
3.5 Praktijk- en implementatiefunctie
Het programma dient eerst en vooral veranderingen in de samenleving teweeg te brengen.
Via concrete praktijken, interventies en strategieën dienen daadwerkelijk verbeteringen voor
de doelgroep(en) te worden gerealiseerd. De functie is onderdeel van het kennislemniscaat
en beoogt het samen met de praktijk ontwikkelen en versterken van interventies, door middel
van handreikingen, toolkits, best practices of anderszins. Deze functie krijgt nadere invulling
in hoofdstuk 4 van dit werkplan.
4. Thema’s en projecten
4.1 Thema 1 Nieuwe Migratie
De term ‘nieuwe migratie’ verwijst naar groepen mensen die in het recente verleden naar Nederland zijn gekomen om zich al dan niet tijdelijk te vestigen. Het gaat daarbij om vluch- telingen (bijvoorbeeld uit Syrië) en om arbeidsmigranten (met name uit Oost-Europa). Het aantal migranten afkomstig uit de lidstaten van de Europese Unie nam de afgelopen vijf jaar toe met 153.000 tot bijna 600.000 (Migrantenmonitor CBS 2013).
Hoewel de term nieuwe migranten betrekking heeft op een bredere groep van nieuw- komers, richten we ons in het werkplan 2015 specifiek op de EU-migranten. Vrij werknemers- verkeer is een van de belangrijkste pijlers van de EU. Eén Europa met open grenzen is belang- rijk voor Nederland. Nederland kent immers van oudsher een open, internationaal georiën- teerde economie. In het algemeen leveren arbeidsmigranten uit andere EU-landen een posi- tieve bijdrage aan onze economie. Daarnaast zijn er echter ook problemen ten aanzien van huisvesting en de registratie van arbeidsmigratie, en zijn er signalen dat arbeidsmigranten en hun kinderen onvoldoende aansluiting met de Nederlandse samenleving vinden. Er is echter nog weinig bekend over de gezinnen achter de migranten. Migratie lijkt te leiden tot nieuwe vormen van ongelijkheid en sociale problemen die zich vooral op lokaal niveau afspelen. Lo- kale overheden moeten op zoek naar geschikte instrumenten om de integratie van de nieuwe arbeidsmigranten in goede banen te leiden. Dat heeft ertoe geleid dat in het meerjarenpro- gramma de volgende drie programmalijnen centraal staan:
Kerngegevens over de nieuwe migranten (arbeidsmigranten en vluchtelingen).
De positie van nieuwe EU-migranten en hun kinderen.
Geschikte instrumenten van gemeenten voor de integratie van nieuwe migranten.
Ten aanzien van de eerste vraag focussen we in het werkprogramma 2015 op de vraag welke informatiebehoefte er is bij gemeenten als het gaat om de stand van zaken met betrekking tot de nieuwe migranten in hun gemeenten. We gaan inventariseren of de gemeenten op de hoogte zijn van het aantal en de achtergrond van de aanwezige migranten. Hebben gemeen- ten meer behoefte aan kennis over de nieuwe (arbeids)migratiestromen, de vestigingspatro- nen van migranten en het aantal niet geregistreerde migranten? Hoe monitoren zij de leefsi- tuatie van nieuwe migranten? Door middel van een Quickscan onder gemeenten zullen we nagaan welk beleid de gemeenten voeren ten aanzien van de nieuwe migranten en welke instrumenten ze inzetten om knelpunten aan te pakken.
Ten aanzien van de tweede vraag zullen we een onderzoeksproject starten naar de leefsituatie van migranten. Dit onderzoek gaat na in hoeverre recente arbeidsmigratie geleid heeft tot problemen op het gebied van leefbaarheid en integratie. Welke instrumenten wor- den ingezet om deze problemen te voorkomen en tegen te gaan en wat is het effect van de inzet van deze instrumenten? Wat ervaart de doelgroep zelf als belangrijke en werkzame elementen van beleid of ondersteuning? Tevens kijkt het onderzoek specifiek naar de situatie van de kinderen van arbeidsmigranten. Wat leren we van de ervaringen van de oudere mi- granten om de leefsituatie van de kinderen van recente migranten te verbeteren?
Ten derde zullen we op basis van deze inventarisaties een dialoog starten tussen ge-
meenten, zelforganisaties van arbeidsmigranten en betrokken professionals over hoe het in-
tegratiebeleid beter kan aansluiten bij de behoefte van migranten. Welke lessen kunnen we
hieruit trekken?
4.1.1 Quickscan gemeenten nieuwe migranten (Verwey-Jonker Instituut)
1De gemeenten spelen een belangrijke rol in de integratie van vluchtelingen en arbeidsmigran- ten in de Nederlandse samenleving. Veel knelpunten rondom bijvoorbeeld hun arbeidspositie, huisvesting en gezinssituatie vragen om een specifiek immigratiebeleid op lokaal niveau. Als het gaat om de aantallen nieuwe migranten en het gemeentelijke beleid zijn de verschillen tussen de gemeenten in Nederland groot. Daarom stellen we een Quickscan voor waarin voor een aantal thema’s geïnventariseerd wordt wat de stand van zaken is binnen de gemeenten.
Welk beleid voeren zij en welke kennisbehoefte is er?
Doelstelling
Doelstelling van de Quickscan nieuwe migranten is om meer informatie te krijgen over de stand van zaken met betrekking tot nieuwe migranten in gemeenten en eventuele knelpunten daarin. Aan de hand van een vragenlijst, uitgezet onder alle Nederlandse gemeenten, worden de volgende onderzoeksvragen beantwoord:
Zijn gemeenten op de hoogte van het aantal en de achtergrond van de aanwezige migran- ten? Hebben gemeenten meer behoefte aan kennis over de nieuwe (ar-
beids)migratiestromen, de vestigingspatronen van migranten en het aantal niet geregi- streerde migranten?
Welk beleid voeren de gemeenten ten aanzien van de nieuwe migranten, op welke terrei- nen? Welke middelen en preventiestrategieën zetten zij in om hun integratie in goede banen te leiden?
Op welke wijze wordt de leefsituatie van (nieuwe) migranten gemonitord? Welke behoef- te is er aan kennis op het terrein van onderwijs, huisvesting, arbeid & inkomen, taal & in- burgering, gezondheid, maatschappelijke participatie, criminaliteit en discriminatie?
Aanpak
Onder alle gemeenten in Nederland zal een internetvragenlijst worden uitgezet, teneinde een representatief beeld te krijgen van het beleid dat gemeenten voeren en van de ervaren knel- punten. Het Verwey-Jonker Instituut heeft ervaring met een dergelijke grootschalige aanpak rondom armoede en kindermishandeling (bereik van ruim de helft van de 403 gemeenten).
Voor een goede respons is het van belang dat er een telefonische belronde plaatsvindt met de gemeenten die niet gereageerd hebben op het emailverzoek om de vragenlijst in te vullen.
Het kennis- en informatiecentrum Europese migranten Lize gaat in 2015 een onderzoek uit- voeren naar het netwerk van EU-migranten. Daarvoor willen zij ook gemeenten benaderen. In de Quickscan zullen een aantal vragen toegevoegd worden die betrekking hebben op de initia- tieven die gemeenten hebben genomen ten aanzien van het ondersteunen en initiëren van netwerken van EU-migranten.
Resultaten
Deze Quickscan vormt de basis voor een aantal vervolgtrajecten op dit thema.
6. Ten eerste een overzicht van de informatiebehoefte die gemeenten hebben. Welke in- formatie (data) op gemeentelijk en wijkniveau zijn wenselijk in de vorm van een toegan- kelijke monitor (zie ook voorstel in thema 4, centraal vraagstuk b ).
7. Inzicht in welke gemeenten een actief gemeentelijk beleid voeren en op welke terrein dat gericht is. Deze informatie vormt de basis voor een vervolgtraject waarin diepgaander
1
Achter de naam van elk project wordt de hoofduitvoerder genoemd.
onderzocht wordt wat de goede voorbeelden zijn van integratiebeleid en wat de oplossin- gen zijn voor mogelijke knelpunten (zie voorstel 4.1.2).
8. Rapportage over de stand van zaken van het integratiebeleid van gemeenten.
Samenwerkingspartners:
Het project zal in samenwerking met Lize en de VNG worden uitgevoerd.
Looptijd:
Januari tot en met april 2015.
4.1.2 Verdiepende studie naar de aard van de specifieke problemen die spelen bij ‘nieuwe arbeidsmigratie’ (Verwey-Jonker Instituut
)2Er zal een verdiepende studie verricht worden onder EU-migranten naar wat de behoefte aan ondersteuning is van nieuwe EU-migranten vanuit de gemeenten en instellingen. De studie zal nagaan met welke problemen migranten geconfronteerd worden bij de integratie in de Neder- landse samenleving en welke oplossingen nodig zijn. In principe zijn deze migranten hier tij- delijk, maar de vraag is of dit voor iedereen opgaat en hoe tijdelijk ‘tijdelijk’ is. In onderzoek van het SCP (2011) geeft iets meer dan de helft van de ondervraagde arbeidsmigranten aan dat zij verwachten over een jaar nog in Nederland te zijn. Hoe kunnen gemeenten het beste inspelen op de wensen en behoeften van deze al dan niet tijdelijke arbeidsmigranten?
Lize zal in 2015 de netwerken van EU-migranten in kaart brengen. Op basis van deze inventarisatie zullen EU-migranten geworven worden om mee te werken aan deze verdiepen- de studie.
Doelstelling
Doel van deze verdiepende studie is om meer inzicht te krijgen in de mate waarin recente arbeidsmigratie geleid heeft tot problemen op het gebied van leefbaarheid en integratie.
Welke instrumenten worden ingezet om deze problemen te voorkomen en tegen te gaan en wat is het effect van de inzet van deze instrumenten? Wat ervaart de doelgroep zelf als be- langrijke en werkzame elementen van beleid of ondersteuning? Welke lessen kunnen hieruit worden getrokken?
Aanpak
Ten eerste zullen we een literatuurstudie verrichten naar wat er al bekend is over de ver- schillende groepen van migranten (Polen, Roemenen, Bulgaren, Grieken, Italianen, Spanjaar- den en Portugezen). Aanvullend daarop zullen de onderzoekers met de groepen waarover bepaalde kennis ontbreekt interviews houden.
Daarna gaan we met een aantal zelforganisaties of netwerken van arbeidsmigranten en migranten in focusgroepen in gesprek over welke problemen en knelpunten zij signaleren als het gaat om integratie en leefbaarheid. We zullen de arbeidsmigranten ook vragen welke oplossingen zij zien: mogelijke oplossingen binnen hun eigen familie, gemeenschap, de buurt waar ze wonen en dergelijke, en oplossingen die zij van de Nederlandse instanties, buren en dergelijke verwachten.
2