• No results found

. Het djatiboschbedrijf op Java.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share ". Het djatiboschbedrijf op Java. "

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

INDISCH GENOOTSCHAP

VERGADERING

VAN

17 O. CTOBER 1911.

Blz. 1-36

. Het djatiboschbedrijf op Java.

De wildhoutbosschen uit. een oogpunt van houtproductie .

...

'S-GRA VENHAGE

MAR'rINUS NIJHOFF

1911

(2)

Voot de leden van het Indisch Genootschap

is aan het gebouw (van Galenstraat 14) verkrijgbaar de 3

de

opgaaf van a~nwin$ten

van de koloniale bibliothéek.

(3)

INDISCH GENOOTSCHAP.

Algemeene vergadering van 17 October 1911.

Het djatiboschbedrijf op Java. De wildhoutbosschen uit een oogpunt van houtproductie.

Voor7.Ïtter: dr. E. B. Kielstra.

De Vool"zitte ... Mijne Heeren! lk heet U welkom bij den aanvang van het winterseizoen en vertrouw dat onze lezingen, met dc daarop volgende gedachtenwisseling , ook nu zullen bijdragen tot de geestelij ke en Illaterieele ontwikkeling van onze koloniën, en tot vel'sterldng van den Land tusschen deze en het moederland.

fk verheug mij zeer dat ik aan mijn welkomstwoord eene mededeeling kan toevoegen die, naar ik vertrouw, U allen aangenaam I'.ul I'.ijn.

'1'oen, in 1909, het internationaal koloniaal instituut hier tel' stede vergaderde, was het Z. K. H. de Prins der N ededallllen die, als Voorzitter, met on verdroten belangstelling de werkzaamheden leidde.

'roen dit jaar het instituut te Brunswijk samenkwam, woonde de Prins daar trouw de vergaderingen bij.

Uit een en ander bleek, dat Zijne Koninklijke Hoogheid gl'OOt belang stelt in koloniale aangelegenheden, en ons bestuur was daardoor over- tuigd dat Hij óók sympathie IIOU gevoelen V001' den al'beid van on~

Genootschap.

\Vij meenden daarom, Hoogstdenzelven te moeten verr.oeken, ons de eel' te willen aandoen, het Beschermheerschap te aanvaarden,

Dat \\'ij in om~e overtuiging niet dwaalden, blijkt uit het antwoord dat ons weldra gewerd en aldus luidde:

SECHETA lHE V A N

Z, IC H. DEN PRINS DER NEDERLA1iDE'l , HEU'l'OG VAN MECKLENHullG,

N° 1059.

Het Loo, 10 September I!) I I.

Tngevolge de bevelen van Zijne Koninklijke Hoogheid den Pl'ins del' Nt'del'landE'n, Hertog van l\fecklenblll'g, heb ik dl' PCI' tel' kennis te

Hlil. 1

(4)

2

brengen van het Bestuur van het T ndisch G enootsehap te 's G ravenhage, naar aanleiding van het dool' dat Bestuur aan HoogstdenzeI ven gericht schrijven van 2 September j,l. dat Zijne Koninklijke Hoogheid ten 7-eerste el'kentelijk is VOOI' de aanbieding van het BeschcJ'rnhecJ'st;hap \'an 1'001'-

meld Genootschap.

Zijne Koninklijke Hoogheid heeft uit Beschel'lnheerst;ha.p met gl'oohj ingenomenheid aanvaard.

De Adjudant en Secretaris van Z. K, H, den Prins der Nederl()nden! Hertog van Mecklenll1tj'g,

Aan !tet Bestww 1:oornoemd te 's-Graven1wge."

(w. g.) VAN RUCII'I'EI,IlN VAN DE HÀERE.

MUne Heel'en! wij hebben on7.en Prins Hendrik de hulue bewe7.en, die in ons bel'eik lag, en het antwoord is vleiend 1'001' ons Genoot- schap,

1k stel U voor, namens de vergadering Z. K. H, dank te zegg-en

\'001' zijn besluit., door het. volgende telegram af te zenden:

"Tn de heden gehouden eerste algemeene vergadering namen de leden van het Tndisch Genootschap met gl'oote el'kentelijkheid kennis van lwt besluit van Uwe Koninklijke' Hoogheill, het Beschel'mheerschap van het.

Tndisch Genootschap te aanvaarden; 7-ij hl'engf'n eerhiedig hun Besl'.hm'lll- heel' hulde" '),

Daal'toe wOl'llt besloten.

De VOOl'zitfCl', Tk heb verder de eer mede te det'len, dat.dr, D. nos, die in de laatste algemeene vergadering is bClloemtl tot lid van het hestunr, die benoeming heeft aam'aard, maal' tot zijn leeclwer.en dool' ongesteldheid verhinderd is deze vergadering bij te wonen, eveneens ell' heel'en Koorelllan en van Deventer,

Deze berichten worden voor kennisgeving aangenomen,

De \'oOl'zitfCl', Ten slotte heb ik de eel' mede te dcelen, dat. tot nieuwe leden van het Genootschap zijn aangenomen tie heel'en:

Raden mas Ariä Dipa Koesoemä, patih te Batavia;

A. Ie Clercq, gepens. indisch ambtenaal' te Rijswijk;

J, Postma, schoolopzienel' te 's-Gl'avenhage;

J, W, Hildering, gewestel. secretaris met verlof te '8-G ravenhage;

L, van Kesteren, controleur B. B, met verlof te 's-Gl'avenhage.

De notulen van het verhandelde in de vergadering van 27 Mei worden gele7-en,

1) Na afloop der vergadering werd het volgende antwoord ontvangen:

"Zijne Koninklijke Hoogheid Prins der Nedcl'ln.nden laat U allen danken voor aangeboden hnldp, Adjndant, HOOFT GRHFLAND," .

(5)

De Vool'zitter. Tk stel voor deze notulen goer! te keuren onder dank·

betuiging aan den afgetreden secretal'Îs, die, tot het laat.::;t op zÜn post, deze notulen heeft samengesteld.

Daartoe wordt besloten.

Aan de orde is de behandeling van het. onllerlYerp: "Het (ljatibosch.

bedrijf op Java".

De heel' Ch. S. LlIgt. Münheer de Voorzitter! G eb l'U ik makende V:L1l de ons gegeven gelegenheid om hier het een en anllel' te vertellen ovel' de uitgestrekte staatsbossehen in Ned,-Indië, zal ik IJeginnell met het djati- boschbedl'üf op .Javn. Het dj:Ltiboschbedrijf is hiel' wel l'ceds meel'del'e malen in dit genootschap besproken geworden, ZOOllat het misschien :Lr- gezaagd dreigt te worden, doch mün voordl'acht wijkt van de vl'oegel'e at, doordat ik geen stl'ijdvrngen tel' tafel zal breng'en, maal' lllij zal bepalen tot een schets van de ontwikkeling van het rlj:Ltiboschbedrüf op .lava, geillustreerd met een nO· tal lichtbeelden.

Aangezien boschbedrijf , boschwetenschnp, boschkultuur , el17:., volstrekt geen uitdrukkingen, geen begrippen zÜn, waal'mede een Nederlander van huis uit erg vertrouwd is, lijkt het mij \'erkieselük, eel'st eens niteen te zetten, wat het boschbedrüt is, wat het omvat, en waartoe het eigenlük dient..

\Yat bcsch is, zal ik u wel niet behoeven te vel'tellen.

Hoschbedl'ijf is de werkzaamheid, die op aanleg, verzorging en dienst·

baarmaking van het bosch gericht is, \Vaarol11 worden nu bestaande bosschen behouden en nieuwe bosschen aangelegd? Hiet'voor kunnen verschillende redenen ZÜn, Behalve dat ze een zuivel' weeldeartikel kunnen 7.ijn, in den vorm van parkbosschen en d. g" worden ze in den regel in het groot gehouden om klimatologische en hydrologische en SOOl't·

gelüke redenen, of uit een produktieoogpnnt. Aangaande den invloed van bosschen op het klimaat, op den regenval en op de verdere beweging van het reeds gevallen regenwater over en in den grond, worden reeds bI van jaren uitgebl'eide en nauwkeurige ondet'zoekillgen gedaan, die meel' en meer de voor den mensch gunstige uitwerkingen dier bosschen aan het licht brengen. Ik wil het echter niet over deze eigenschappen der bosschen hebben, doch alleen de 7., g. produktiebosschen bespreken.

Hierbij beoogt men de voortbrenging van een boschprodukt , hetzij hont , dan wel basten, gommen of harsen, in den regel met het, doel, om daarmede voordeel t.e behalen. Aangezien het djatiboschbedrijt uitsluitend houtproduktie bedoelt, zal ik mij dus bepalen tot houtbosschen. Wat is de bedoeling van houtproduktie ?

]. voot'ziening in houtbehoefte in het algemeen of in de behoefte aan sommige houtsoorten in het bijzondel'.

2. het produktief maken van gronden, waarmede dat op andere wij7.e niet of mindet' goed mogelijk is.

3. in beide gevallen geldelüke baten.

De behoefte aan hout is in den loop llElt, t.ijden steechi gl'ootet' ge-

(6)

4

woruen, niettegenstaande het hout in vele gevallen door andere materialeu is vervange"n; was uit laatste trouwens niet het geval, Jan zou men waarschijnlijk al lang voor een houttekort gestaan hebben, m. a. w.

verschillende bedrijven hadden zich niet kunnen ontwikkelen in de mate als thans het geval is. Zoo las ik eens in een werk over boschbedl'ijfs- politiek, dat wanneer men in plaats van de in Europa verkregen minerale bra.Qdstoffen, brandhout had moeten gebruiken, Europa voor driekwar't met bosch bedekt zou moeten zijn, terwijl dat nu slechts voor nog geen derde deel het geval is. Sommige andere matrialen zijn daarentegen juist weer door hout vervangen; denkt maar eens aan de papierfabricatie , die enorme massa's hout verbruikt.

Houtproduktie , en wel blijvende houtproduktie , is dus in het. algemeen 7.eer noodzakelijk en een kwestie van zeer groot en algemeen belang.

Dat de zorg voor het aanwezig zijn en blijven van uitgestt'ekte bosschen, ook voor houtproduktie , een plicht en taak van den staat is, wordt in de meeste groote landen meer en meer erkend; in Jen laatsten tijd is o. a. ook Engeland tot dat inzicht gekomen, en is men van plan daal' millioenen te besteden voor het aanleggen van bosschen. Ook in Ji'r'ankrijk worden zeer groote sommen besteed om vroegere fouten en verzuimen op dit gebied te herstellen, Waal' men nu den staat deze verplichting oplegt, kan deze het best en het eenvoudigst daaraan vol- doen, door zelt het groote boschbedl'ijf in handen te nemen. Naar welk beginsel dient nu de staat te werk te gaan bij zijn bedrijt ? Men is het hierover eens, dat het staatsboschbedl'ijf zoouanig moet worden ge- voerd, dat de gemeenschap blijvend de grootst mogelijke voorueelen daarvan geniet. De staat heeft de staatsbosschen te beschouwen als een kapitaal van de gemeenschap, en moet dat beheeren zoodanig , dat die gemeenschap daarvan blijvend de hoogst mogelijke voordeel en zal ge- nieten.

De voordeelen van het produktieboschbedrijf kunnen vele zijn. Behalve de geldelijke baten voor den boschbezitter , door verkoop van het produkt, "

kan de produktie van het gewenschte hout in eigen land van groot voordeel zijn voor de verbruikers en voor de verschillende industrieën in het algemeen, Voor de bevolking van een stt'eek, waarin groote, goed beheerde bosschen zijn, beteekent dat een geregelde werkver- schaftlng, en wel in landen met winter en zomer, juist in den tijd, dat daaraan het meest behoefte is, nl. in den winter. Voor den landbouwer-werkgever in die streek beteekent dit weer het voordeel, dat dan de loonen voor het werk in de andere jaargetijden niet zoo hoog behoeven te zijn, dat de arbeider met zijn zomel'verdiensten den winter kan doorkomen, Voor dunbevolkte streken, waarin landbouw wordt ge-

"dreven, brengt geregelde boschbouw dan ook licht vermeerdering van

bevolking mee, door de gelegenheid om het heele jaar door werk te kunnen krijgen. Verder hebben we nog het voordeel, dat op gronden, die voor landbouw niet ot slechts tijdelijk geschikt zijn, allicht bosch- bou w rendabel is, doordat deze de minste eischen aan den grond stelt, en dien bovendien verbetert.

(7)

Het is duidelijk dat een lJedrijf, waarbij blijvend de grootst mogelijke voordeelen VOOI' de gemeenschap moeten verzekel'd zijn, terdege vooraf geregeld moet worden en men niet lukraak kan oogsten en zaaien. Het houtlJoschbedrijf in het algemeen bestaat, evenals elk ander kultuul'be·

drijf, in beginsel uit voortbrengen en oogsten, of technisch uitgedrukt, uit kultuur en exploitatie. Tusschen zaaien en oogsten verloopt echtel' vaak meel' dan een menschenleeftijd ; dan is de beoordeeling van de rijpheid van het produkt veel ingewikkelder dan bij andere kultuurge- wassen , vool'al omdat plaatselijke omstandigheden, die niets met den groei te maken hebben veel invloed kunnen hebben op het tijdstip van oogsten; ook is de grens tusschen het nog voortbrengende en reeds voortgebrachte niet op het oog te onderscheiden en is die onder alle omstandigheden niet altijd dezelfde; en ten slotte omvat de boschku1tuur in den regel zeel' groote uitgestrektheden, waardoor een direkt ovel'ûen geheel buitengesloten is. Al deze omstandigheden maken dat de zooeven bedoelde voorafgaande regeling van het bedrijf met groote zorg, doch vooral met groote kennis moet geschieden, om te voorkomen dat men later voor moeilijk of geheel niet te herstellen van vroeger begane fouten komt te staan, b. v. kapt men jaarlijks te veel, dan zal er een oogenblik komen, waarop men over geen rijpe boomen meer te be- schikken zal hebben, èn komt el' zelfs een tijdperk, waarin wel uitgaven moeten worden gedaan, doch geen inkomsten kunnen worden genoten, Een dergelijke onregelmatigheid, ten nadeele van toekomstige geslachten mag in geen enkel bedrijf voorkomen. Kapt men daarentegen te weinig, dan krijgen we eindelijk een overmaat van oud bosch, dat niet of wei nig meel' bijgroeit, ja tenslotte in waarde achteruitgaat dOOl' rotting cn sterfte; men trekt dan ten eerste te weinig rente van het kapitaal, en uederft het bovendien.

lVlen mag dus niet te veel en niet te weinig kappen, doeh moet het juiste midden weten te treften. Deze juiste maat r.ou de volgende kunnen zijn: men mag jaarlijks niet meel' of minder wegkappen, dan el' in een j,tal' bijgroeit. EI' moet dan maal' gezorgd worden, dat el' jaarlijks r.ooveel mogelijk bijgroeit. In beginsel is dns de oplossill6' wel eenvoudig, doch de uitvoering is een boel lastiger. Bestaat het heele komplex uit oud bosch, dan is de bijgroei niet groot; kapt men niet meel' dan er bijgroeit, dan worrlt het bosl!h te oud en gaat achteruit..

Bestaat het komplex daarentegen alleen uit jong bosch, dan is de lJijgroei zeel' groot, maar ... voorloopig hebben we dan geen materiaal dat voor yerbruik of verkoop gesehikt i,;. Ook hiel' moet dus weer het juiste midden gevonden worden, n.1. el' moet tussd1ell de leef- t[jden en uitgestrektheden van de verschillende boschgedeelten een zoodalligc verhouding bestaan, dat de ge7.amenl[jke bijgroei zoo groot Illogel[jk. is, en Cl' tegelijkel'l,[jrl ja:U'I[jks juist y.oovecl oud .en l'ÜP bosch ueschikbaal' r.al t:[jn, d,lt een waardevolle hontmassa, gelijk aan den jaarlijkschen totalen h[jgroei, kan worden rel'kregen. gn een t:oodanige yerhouding is na vel'loop van jaren bij bcn:ulel'Ïng te verkl'ijgen, als men het bedrüf met zorg, el\ \"oontl met 7.:t:tkkennis J'egelt en de nondige ma.atregelen tl'eft..

(8)

Voor een dergelijke regeling dienen we eBl'st te weten:

1. 'de uitgestrektheid van. het bosch, te bepalen door nauwkeurige meting en ,kaarteering, .

2, de kwaliteit en houthoeveelheid del' bosschen, waanoor deskundige aanschouw, schatting en meting noodig is,

3: plaatselijke aff',et- en tl'ansportomstandigheden, welke men ·ook moet ondei'zoeken,

Deze en nog meerdere, gegevens bezittende, kan men aan de hand van de boschbedrijfswetenschap een plan maken, beoogende , naast dit'ekt beginnende oogsten, het bosch dOOl' stelselmatige behandeling te brengen in een toestand, waarin bij verder oordeelkundig beheer de jaarlijks daarvan te genieten voordeelen blijvend de hoogst bereikbare zün,

Die behandeling betreft dan voornamelijk de verdeeling der exploitatie

o_~er verschillende jaren en over verschillende deelen van het bosch J

de herbossching der leeggekapte terreinen en de verdel'e behandeling der nieuw aangelegde kultul'en, Het verkrijgen de!' gegevens aangaande bosebuitgestrektheid, boschgesteldheid en voorradige houtmassa , en het brengen van de juiste verhouding tusschen bestaande houtvoorraad, exploitatie en kultuuraanleg , m, a, w, het maken der plannen, volgens welke het bosch moet worden behandeld om zoo snel mogelijk en met de minst mogelijke op01t'el'Ïngen te geraken in den eeonomisch het meest gewenschten toestand, en verder het nemen van de maatregelen, noodig

V001' de uitoefening van het bedrijf, als: aanleg van wegen en bruggen en transportbanen, bouwen van woningen, enz. Al deze. werkzaam- heden vat men samen onder den naam van hoschbedrijfsregeling of hoschinrichting, De zooeven bedoelde plannen, volgens welke het bosch dan moet worden behandeld, noemt men bedl'ijfsplannen. Aangezien eehtel' nooit, en zeker niet op kultuurgebied , omtrent de toekomst met volle zekerheid iets is vast te stellen, ook al omdat de omstandigheden zieh kunnen wijzigen, zoo worden die plannen, hoewel rekening houdend met de verre toekomst, slechts voor korte perioden, gewoonlijk de eerstvolgende 10 jaar, gedetailleerd opgemaakt, en dienen ze regelmatig met de intusschen verkregen resultaten te worden vergeleken, om zoo noodig g~wijzigd te worden. De boschinrichting is daarom niet alleen noodig voordat het bedrijf begint, doch blijft steeds noodig naast het in gang zijud bedrijf, en is een blijvend en wef',enlijk onderdeel van het bedrijf, en moet daarvoor dan ook bij elk behoorlijk georganiseerd boschwezen , naast het boschbeheer , dat belast is met de uitvoering van het bedrijf, een afzonderlijke afdeeling bestaan, die tot taak heeft het herzien en zoo noodig wijzigen der gemaakte plannen, vVe zien dus dat het boschbedrijf in het kort neerkomt op de volgende hoofdzaken:

1. de boschinrichting ,

öf

regeling van het bedrijf om dat zoo volmaakt mogelijk te doen zijn;

2. de kultuur of aanleg van nieuwe bosschen, waaraan vastzit de verzorging der verkregen plantsoenen;

(9)

3. de oogst of exploitatie van het boseh, Waal'a~U1 verbonden de ver- koop van het produkt en ten ~Iotte

4. de bewaking der bossehen of de bosehpolitie.

Na deze inleiding in het wezen van het bosehbedrijf in het. algemeen ga ik over tot het djatibosehbeddjf op Java.

In de vroegste tijden, d. w. z. in de dagen van de O. 1. Compagnie, en ook in de eerste jaren ondel' het Nederlandsch gouvernement, be- schouwde men de djatibosschen als een onuitputtelijken voorraad, en benutte ze op de meest primitieve manier, n.1. men kapte reehts en links, zonder eenige regelmaat en zonder eenige zorg voor de toekomst.

'roen daardoor de bosschen, die bet gemakkelijkst te bereiken waren, begonnen te verdwijnen. werd men angstig, en begon men te pogen om in elk geval de weggekapte boomen te vervangen dool' nieuw jong bosch, een pogen, waarvan we thans nog zeel' schoone resultaten be- ûtten. 'roen men eenmaal zoover was, dat men aan de toekomst begon te denken, begon men ook te bp.sefï'en, dat aan een dergelijke zorg meer vast zat, :en dat men toch eigenlijk daarvoor deskundigen noodig had. Maar tusschen besef krijgen en de noodige maatregelen nemen, scheen een heele afstand te liggen. In 179\} pleitte Dirk \'an Hogendorp dringend yoor een rationeel boschbeheer dool' deskundigen, en in 18Jll d. i. een hal \'e eeuw later, k wamen de eerste twee bosehteehnici, duit·

.'I.:lLel's, op oT ava. 'roen kwam el' dan ook eenige zij het ook gebrekkige en plaatselijke regeling in exploitatie en kultuur. In] 865 kwam er Itleel' lieht, en wenl een bepaald bosehreglement afgekondigd. Had men YOOI' dien tijd de bosehwerkzaall1heclen in gedwongen arbeid door de in- landsehe bevolking laten vel'l'iehten (men noemue dat blandongdien,ten), in dat jaar werden de gedwongen diensten afgeschaft, en de exploi·

tatie zou dool' tussehenkomst van europeesehe partikuliel'c aannell1el'~

gesehieden, terwijl ook de kultul'en in vrijen en betaalden arbeid /louden worden aangelegd, Van eenige boschillrichting in die dagen weten we alleen, d,tt voor de af bakelling der bosschen geld wel'd uitgege\'en;

van de resultaten weten we echter niet.s. Eerst na 1887 wel'd blijkbaar het besef helder, dát VOOL' een deugdelijk bedrijf een deugdelüke regeling vooraf een levenskwestie was, Met kracht werden toen de wel'k~aalll­

heden YOOI' boschinl'icht.ing aangevat, zoodat in 1890 het eerste be- drij fsplan, voor een boschdiskikt in de residentie Sell1<.lrang, gereed kwam. lu 1894 werd een kleine afdeeling bosehambtenaren gestieht, welke uitsluitend met bosehinriehtingswerk werd belast, en die aan·

glwoerd werd dool' een houtvester, die dadelijk maatregelen nall1 voor een stelselmatig ondenoek naar den bijgroei del' djatibosschen , daat'\'oor proefperken uitzette, en in 1805 met de waarnemingen daarin b gon.

I ntussehen was het bestaande lJoschreglelllent ondoelmatig gebleken, ell wa~ een eOBllllissie benoemd tot herziening daarvan, bestaande uit den t,oenll1aligen inspectelIl' van het bosehwe/len, ell 3 hontvcste:'s, De/le diende een nieuw ontwcrp in, llat, na zeel' veel stt'ijd, in 18\)ï werd

(10)

---~-----

8

afgekondigd. En daarmee werd eel'st recht de meerdere ontwikkeling van het Indische boschbedl'ijf mogelijk gemaakt. Bij dit reglement wel'd n.l. de definitieve inrichting der djati bosschen voorgeschreven ... .

De staatsdjatibosschen op Java beslaan ruim 670.000 H.A. of bundel' (d. i. ongeveer een vijfde van heel Nederland). Deze uitgestrektheid is in verschillende beheerseenheden verdeeld, die elk door een technisch boschambtenaar beheerd worden. De thans nog het meest voorkomende beheerseenheid is het voorloopig ingerichte boschdistrikt , 20- tot 50.000 H.A. djatibosch omvattend, welke vaak over een dubbele of nog grootere uitgestrektheid verspreid liggen. De andere vorm van beheerseenheid is de definitief ingerichte houtvesterij 1 die gewoonlijk ongeveer 5000 H.A. djatibosch omvat. Het boschbedrijf in Duitschland is wel het hoogst ontwikkelde, en zoo houden we ons dat steeds voor oogen, niet om het blindelings na te volgen, doch om er van te leeren. De definitief ingerichte houtvesterij nu komt het meest overeen met de beheerseenheid in Duitschland. De bosschen zijn er behoorlijk opgemden in kaart ge- bracht, door middel van sleuven en wegen in vakken verdeeld en er wordt beheerd ,'olgens een definitief bedrijfsplan. Dit ndefinitief"

moet niet worden opgevat als onveranderlijk, het staat hier tegenover het voorloopig bedrijfsplan voor een boschdistrikt , hetwelk op globale en voorloopige gegevens berust. In een definitief bedrijfsplan is de alge- meene richting, waarin het beheet' gevoerd moet worden, vastgesteld, en berust het werkplan verder op een nauwkeurige inventarisatie en opname van het komplex in den uitgebreidsten zin van het woord. Het eigenlijk werkplan betreft echter slechts de eerstvolgende jaren; voor deze periode zijn aangegeven de gedeelten, die gekapt, en die weer beplant moeten worden, en welke overige werkzaamheden in het belang van exploitatie 1 kultuur, boomontwikkeling , grond verpleging , contróle en politie moeten worden uitgevoerd, wat de ,'ermoedelijke opbrengst in hout en geld zal zijn, welke uitgaven daartegenover zullen staan 1

kortom, het geeft het volledig bedrijf voor de eerstvolgende 10 jaren aan, waal'van in geval van noodzakelijkheid mag afgeweken worden. Heel anders is het met het boschdistrikt gesteld. Een indeeling door sleuven en wegen ontbreekt in deze vaak tienmaal gl'ootere complexen, waardoor èn inventarisatie èn oriënteering èn beweging dool' het bosch worden bemoeilijkt, terwijl dit gebrek ook andere technische en admi- nistratieve moeilijkheden meebrengt. De gegevens voor het bedrijfsplan zijn dan ook zeer ruwen onvolledig verzameld en verwerkt, en dientengevolge is ook het plan zelt erg globaal en dient de beheerder dat door eigen onderzoek en waarneming zelf aan te vullen en het plan feitelijk z;elf verder uit te werken en dient hijzelf na te gaan welke werkzaamheden er in de eerste plaats moeten worden verricht.

Het beheet· van een boschdistrikt om vat dan ook veel wat eigenlijk tot de boschinrichting behoort, hetgeen bij een houtvesterij niet. het geval is.

Van de 670.000 H. A. djatibosch op Java nu .zijn

el'

slechts 90.000

(11)

d. i. nog geen 14 pCt., definitief ingericht. Dit is zeker een gering percentage en een zeer te betreuren feit, aangezien de resultaten van een definitief ingericht bosch zeer veel gunstiger zijn dan die der voor- loopig ingericht.e, zooals ik u straks zal laten zien. Wanneer men echter nagaat, dat eerst in 1897 de boschinrichting met kracht kon worden begonnen I en dat de z. g. inl'ichtingsbrigade zeer klein was, omdat het beheel' der bossehen intusscheu niet gestaakt kon worden, en dit. het grootste deel der houtvesters eischte, da~ kan men ook over de verrich- tingen van dit handjevol menschen meer dan tevreden zijn. De formatie van deze brigade was in 1900: 1 inspecteur met [) houtvesters, 5 adjuncten, 11 opnemers en 19 inlandsche beambten, en ultimo 1909: I inspecteur met 8 houtvesters, 7 adjuncten, 3 opzieners, 11 opnemers en 24 inlandsche beambten. Sedert 1897 werd dool' hen gemiddeld per jaar 35000 H. A.

bosch opgemeten en gekaarteerd, tot ultimo 1909 ruim 90000 H. A.

definitief, en misschien dezelfde uitgesti'ektheid yoorloopig ingericht bebalve nog zeer veel ander werk verricbt. Dat men dus niet verder is met het behoorlijk gereed maken del' djatibosschcn voor een rationeel bedrijf, is uitsluitend te wijten aan de te geringe personeelsformatie.

Gaan we nu over tot de cultuur' ot aanleg van nieuwe bosschen, dan moge blijken, dat we in dit opzicht niet hebben stilgezeten. Uit de bosch- onderzoekingen is gebleken, dat er ongeveer 33000 H. A. djatibosch is waarvan men mag veronderstellen, dat het in de jaren voor 1865 is aangelegd geworden. Neemt men aan, dat met den djatiaanplant ondel' Daendels is oegonnen, dan zou gedurende het tijdvak 1810- 1865 ge- middeld jaarlijks 600 H. A. met succes zijn aangeplant. In de jaren van 1865 tot .1880 bleet dit cijfer nagenoeg gelijk, n.l. 750 H. A. In 1880 eehter deed een z. g. nieuwe kultuurmethode op Java haar intrede, n.1.

de z. g. boschveldbouwmethode, waarmee schitterende resultaten werden verkregen, en die zich tot heden onder niet te sleehte omstandigheden als een in verschillende opzichten gunstig \\'erkenue methode heeft staande gehouden. Het cijfel' der gemiddeld jaarlijks ge~laagde knltuurvlakte was in de periode 1880 tot ultimo 1900 ruim 2800 H. A. en steeg tot bijna 6800 H. A. in het tijdvak 1900- ] 909, d. i. meer dan het tienvoudige van het jaarlijksche cijter del' eerste pel'iode.

De djatiboschuitgestrektheid van 670.000 H. A. bestond ultimo 1909 voor ongeveer 160.000 H. A. of ongeveer een kwart uit kultuurbosch van vel'schillende leèlt.ijden. DOOI' de sterke uitbreiding del' exploitatie nam echter de k ultuul'aanleg een steeds grooter en gewichtiger plaats in cn werd tevens steeds moeilijker, aangezien de exploitatie 7,ich eerst nood- gedwongen, naar de minder gunstige terreinen \'erplaatste, en in de latere jaren met voordacht dool' het bosehwezen naar verhouding over uetere en slechtel'e terreinen werd verdeeld. Gelukkig hebben we in de Iljati meestal een betrekkelijk mal<kelijke kweekeling, anders zouden we, bij het gel'inge pE'l'soneel en de groote uitgestrektheden, WMI'OVeI' de wel'k7,aamheden verdeeld ,,-ijn, en waal'dool' contr"le vaak onvoldoende was

ell nog is, zeker niet op de 7,ooeven genoemde fraaie resultaten knnnen

(12)

10

wijzen. Waal' de grond goed is, kan llJen den djati als het W31'e bijna zien groeien, en is het onderhoud zeer eenvoudig. Ik zal u flenige beelden laten zien, waardoor u een begrip kunt krijgen van het ontzaglijk groei- vermogen van djati in zijn jeugd, onder gunstige omstandigheden.

(Volgt een serie van 12 lichtbeelden, waarvan 10 verschillende djati- kulturen op verschillende leeftijden, en tel' vergelijking, 2 kulturen van groven den hier te lande).

Dit zijn èchter allemaal kult.uren, onder gunstige omstandigheden aan- gelegd; gewoonlijk heeft men meer moeilijkheden en minder succes, eu op zeer schrale gronden, waaruit het grootste deel der djatiboschterreinen bestaat, kan het vaak een hopeloos zwoegen zijn, om binnen niet al te langen tijd en met niet al te hooge kosten, een behoorlijk jong plantsoen te krijgen. EI' wordt op dit gebied dan ook zeer veel werk verricht, en over het algemeen mag het resultaat dan ook gunstig genoemd worden.

Alle gezochte en gevonderi methodes hebben haar voor en tegen en geen enkele kan onder alle omstandigheden als de beste worden aan- gemerkt, hetgeen heel natuurlijk is.

"Vat de verpleging del' jonge bosschen betreft, zoo maakte men 7.ieh vroeger daarover niet druk. Eerst in 1899, toen een nieuwe chef van het boschwezen optrad, werd een begin met de z. g. uitdunning del' djatiplantsoenen gemaakt. Uitdunnen is het verwijderen van een aarital boomen uit de jonge bosschen, met het doel licht Pon ruimte aan de overige;

staanblijvende boomen te verschaffen, waardoor diktegroei en boom vorm bevorderd en verbeterd wordt. In de nu volgende 11 jaren dunde men ongeveer 100.000 H. A. uit, zood at de achterstand op dit gebied, ver- minderde, voor zoover dat mogelijk was. Een sombere grappenmaker heeft indertijd in de Indische Gids wel eens alarm gemaakt, o. a. over de kosten voor dezen maatregel, maar dat viel erg mee. 'ren eerste waren de kosten zelf veel geringe1' dan hij dacht, maar bovendien werden ze door de opbrengst van het uitgekapte en verkochte hout overtroffen, zoodat per saldo de uitdunning geen schatten kostte, maar integendeel een aardig winstje opleverde, welke van t 5000 in 1899 tot bijna een ton in 1\)08 opliep, en in ] \)09 nog f 72.000 bedroeg.

Thans zijn we gekomen aan het oogsten en vel'koopen van het hout, het onderdeel van het bedrijf, waarbij het produkt wordt omgezet in de millioenen, die tot heil van de gemeenschap kunnen worden gebruikt.

Het oogsten van het hout wOI'dt bij ons heel eigenaardig bosch- exploitatie genoemd, en dit is ook vermoedelijk de reden, dat hier elk buitenstaander die bosehexploitatifl als iets zeer aparts, als een bedl'ijf op 7.Îchzelf besehou wt, terwijl het toch een heel gewooll onderdeel van het geheele boschbedrijf is, en zelfs het minst moeilijke. Zooals ik reeds zeide, gebeurt dat oogsten sedert 1865 door tusschenkomst van aan- nemers, die daarvoor een overeenkomst met het Gou ver nement sluiten.

De meest voorkomende vorm van overeenkomst is, dat zij het hout kappen en behouden, en daarvoor aan het gouvernement betalen:

(13)

1. of een bepaalde som voor het geheele leeg te kappen bo~(;h, 2. of een bepaalde prijs voor eIken kubieken meter hout, door hen uit heL bosch verkregen.

Het is duidelijk dat vooral in het laatste geval, de geldopbrengst rechtstreeks afhankelijk is van de hoeveelheid hont, die de aannemer uit het bosch verkrijgt, welke hoeveelheid weer afhangt van de wijze, waarop hij de boomstammen bewerkt. Doch ook bij den eersten vorm hangt de ophrengst al van de door de aannemers gevolgde werkwijze, aangezien de te betalen som meer gebaseerd is op hetgeen de aannemers in vroegere jaren uit dergelijke bosschen wisten te verkrijgen, dan op de massa, die het bosch werkelijk bevat, en wel omdat van dit laat.~te niets bekend was. De toestand is dus als volgt te beschouwen: het gouvernement, als beheerder der bosschen van de gemeE:nschap, voerde de oogstwerkzaamheden niet zelf uit, doch verkoeht het hout, vrijwel ongemeten in het bosch staande, en, aangezien veel afhing van de wijze van oogsten, worden de resultaten van het bedrijf, dus de belangen van de gemeenschap, voor een groot deel door den yerantwoordelijken verkooper aan de koopers toevertrouwd. En ik heb nog nooit gehoord, dat in den handel de koop er eerst de belangen van den verkooper voorstond en daarna zijn eigen, en eyenmin, dat bij de verhandeling van een artikel, de belangen ,'all kooper en verkooper, ten opzichte van de opbrengst voor den yerkooper, erg samengingen. Een feit is, dat de kapaannemers de door hen gekapte stammen tot die vormen be- werkten, die hun bij wederverkoop de meeste winst beloofden; bij die bewerking ging veel goed hout verloren, waarvoor geen schadevergoeding behoefde te worden betaald. Deze exploitatievorm had echter vroeger reden van bestaan, omdat het zoeken van een markt voor een vrij onbekend produkt dan toch het beste aan den partilmlieren handel is toevertrouwd, en deze daarvoor vrijheid van handelen en een behoorlijke wist. moest hebben. Bovendien had men niet voor voldoende bosch- personeel gezorgd, dus alleen reeds uit dat oogpunt kon het gouver- nement niet zelf zijn bosschen kappen.

Later kwam echter het djatihout zeer in tl'ek en de vraag werd en wordt ~teeds groot er , en het hout, dat tot spaanders in het bosch ver- nield werd en op andere wijzen waardeloos gemaakt werd, kreeg wel degelijk waarde, maar toch bleef dezelfde exploitatiewijze gehandhaafd.

G een wonder dat van de :r.ijde der boschtechiei aanhoudend geprotesteerd werd tegen dergelijke, voor de gemeenschap nadeelige, en voor het boschbeheer op den duur beschamende werkwijze; dit werkte uit, dat in het boschreglement van ] 89ï de mogelijkheid van een oogstwijze , geheel volgens de eisch van de boschbedl'ijfstechniek, en meer in het belang van de gemeenschap, in uitzicht werd gesteld door de bepalingen:

1. dat alle djatibosschen geleidelijk moesten worden ingericht, 2. dat het oogsten in die definitief ingerichte bosschen uitsluitend door den dienst van het boschwezen zou geschieden.

Echter schoot die inrichting niet bijster op, aangezien er veel te weinig technisch personeel was, en dit zeer onvoldoende werd aangevuld.

(14)

12

Ondertuss<.:hen bleef daardoor VOO!' verreweg het gl'ootste deel, nl. nu nog voor 86 pCt. der djatibosschen de exploitatie door aannemers ge- handhaafd, die nagenoeg geen verandering in hun werkwijze brachten, hetgeen door de eigenaardige contractsbepaJingen in de hand werd gewerkt. Toen gebeurde het eenige malen, dat voor de exploitatie van enkele bosschen geen liefhebbers werden gevonden, omdat de berekende prijs te hoog werd geacht, en nam het boschpersoneel zelf de exploitatie ervan ter hand, en bleek de netto-opbrengst groot er te zijn, dan ver- w.acht had kunnen worden, wanneer door een aannemer, zelfs tegen den te hoog geachten prijs, de kap was uitgevoerd.

En door het in werking treden van de houtvesterijen, waal' door het boschpersoneel werd geoogst, en door de exploitatie van door de aan- nemers geweigerde bosschen, wflrden steeds meer cijfers verkregen ter vergelijking, die ten gunste van den oogst door het boschpersoneel uitvielen. 'roen werden weer een paar bepalingen gemaakt, waardoor de gelegenheid om ook buiten de definitief ingerichte houtvesterijen, dus in de boschdistrikten, de exploitatie in eigen handen te nemen, werd v'O-rgroot.

De voornaamste voordeelen van een oogst door den bosch bedrijver zelf, zijn:

1. veel minder houtverlies ;

2. er kan betel' rekening gehouden worden met de eischen, die het overige deel van het boschbedrijf , vooral de kultuur, stelt aan de oogstwijze , welke eischen niet met de belangen der aannemers samengaan, z;oodat im door zuiniger exploitatie èn door betere overeenstemming tusschen de onderdeelen van het geheele bedrijf, de belangen van den boschbezitter , oftewel de gemeenschap beter behartigd worden, dan dat verwacht kan worden bij exploitatie door aannemers, die in de eerste plaats hun eigen belang of het belang van hun lastgevers, dat Z;ijll de aandeelhouders . hunner maatschappij, moeten dienen, vooral wanneer zij zooveel invloed op het resultaat kunnen nitoefenen.

Ik kan hier niet verder over nitweiden; belangstellenden in deze kwestie worden verwezen naar de vele artikelen van boschtechnici in tijdschriften en dagbladen, als de Indische Gids, Tijdschrift voor Nijver- heid en Landbouw in N ederlandsch-Indië, Soerabajasch Handelsblad, enz.

en in het boschteclinische tijdschrift Tectona.

Daar het boschpersoneel zich toelegde op een exploitatie, waarbij zoo weinig mogelijk hout verloren ging, werden de boomstammen gaandeweg meel' in hun oorspronkelijken rolronden vorm (net als hier in Europa, waal' behool'lijk boschbeheel' bestaat), ruw bewerkt, te koop aangeboden, waardoor ook ander hout dan uitsluitend het mooiste en duurste op de markt kwam. Hierdoor werd ook in de behoefte voorzien van hen, die wel djatihout wilden hebben, doch het zwaarste, beste en duurste niet noodig hadden. Daal' de betere en mindere sortimenten, in eenzelfden stam aanwezig, toch gescheiden moesten worden, en daarbij rekening gehouden moest worden met de behoeften van den llande[ en van de

(15)

konsumenten, 1I10est op Java vanzelf in het groot het bedrijf van hout·

bewerking; als stoomzagerij , enz. ontstaan. Een gunstig verschijnsel is verder, dat overal, waar door den dienst van het boschwezen zelf wordt geëxploiteerd, betel' in de behoeften aan hout in het binnenland blijkt voorzien te worden dan tevoren het geval was. Het schijnt, dat de winst, behaald bij den verkoop in het klein in het binnenland VOOI' de partikulier'e exploitanten van te weinig beteekenis was, om daaraan kaj)itaal en moeite te besteden; het is wel mogelijk dat ook dit een gevolg was van de m. i. minder doelmatige bepalingen in de contracten.

Op het boschwezen , als beheerder der bosschen van d~ gemeenschap, rust echter de verplichting, die zoo\'eel mogelijk te doen rendeeren (altijd zonder de toekomst te schaden) en dat kan alleen, door ten eerste zoo weinig mogelijk hont te vermorsen, en ten tweede dOOl' den afzet zoo ruim mogelijk te maken, en dien niet te beperken tot geoot!) koopers en beste sortimenten; thans genieten de binnenlanders, en niet het minst de inlandsche bevolking, op wettige wijze van J ava's hout- rijkdom, tenvijl de resultaten van het bo, chbedrijf er' wel bij varen.

Veegelijken wij nu de resultaten van het bedrijf in de oudste acht houtvesterijen lllet die in de 22 djatiboschdisteiden, en wel gedurende de pel'Ïode 100°11909, dan blijkt de netto opbrengst pel' jaar en jlPI'

TT. A. del' dp.n.nitief ingerichte houtvesterijen meer (bn het dubbelt' te zü n van die der boschdistl'icten, en zulks met veel meer waarborg, d;lt niet ten koste van kapitaal eu toekom~t wordt ge\Yerkt.

1 )eze feiten, en de opinie van een geheel corps behoorlijk onderlegde llt'sknndigen, dat de oogst \'an een produkt niet aan den koopel' moet wOl'llen toevertrouwd, waar deze veel invloed heeft op resultaat vall den oogst en de belangell van koop el' en rerkooper in den rcgel niet samengaan, en verder dat de andere onderdeelen van het bedrijf cell eigen oogsten eischen, zouden toch wel de wenst:helijkheid \'an ecn exploitatie dool' het bosvhpel'soneel bepleiten. De toestand is thans echter zecr eigenaardig: de regeel"Ïng erkent de superioriteit \'an een door dc 1!os<.;hteel!nit;i voorgestane oogstwijze , door de bepaling dat gaandeweg alle djatibosst;hen op die ,,·ijze behandeld llIoeten worden, en door IIU

I'ccds in versehillende gevallen de exploitatie Lloot' den dienst van hd bosehwezen te verkiezen boven die dool' aannemers, do(;h handhaaft rOOl' vel'reweg het grootste deel del' bOSSt;hen de exploitatie door aannemers, die, als minder juist, bestemd is te verdwijnen; èn de dienst vau het hosdl\reZen i'n de thans bestaande aannemers vel'keeren hierdoor in onzckerheid omtrent de naaste toekomst. Het ware dan ook in allcr belang, indien de regeel'ing met cen goed doordacht ell uitgewerkt plan rooI' den dag kwam, waarin went uiteengezet, of en wanneer aan dcn bestaanden ::ic];teeven toestand een 'eincl zal kOllten, en op welke maniel' dali de ovel'gang 7.al gel'egelLI worden, ZOOllat cvenmin de belangen van dc gemeen.'<:hap als die dcr thans bij de bost:hcxploitatie geintel'es>lecl'd zijlldt' aallneJllers geschaad zouden \\·ol·d(~n. Van cell dergelijk plall is 1'("lItrl' tut l!rdell lIiets bekend,

(16)

cd ~

..., o:l 0..

0 0.. o;l ,!o:

""

o:l o;l

~ 0

:S ~ -.-, '0 ,:::

~

Ë .3

,:::

~

.,j< '0

,... ,:::

o:l >

~

N

~ ~

>

0 ,:::

~

<1l

~

<1l

:E

:::l ' -<1l

<1l bn ,!o:

H

Ovet"zich~ van den djati hou~-aankap op Java_

door

-n r-ar f· k I U I e ren ongeregeld . __ l

I

Totaal 83.000.

M3

gemiddeld Jaarl~k5 van /873 7m /896 .

77% I

I!.} °10

12700'"

...

---1IIÏ/

2000

ti , ii

~

97 -- 1~ Jaar> der

-

eigen exploitatie

115000

155000

- -

lU 000

I'

3~O ,

...

,

, ....

....

"

'900

--

... ,

... ,

... '

... "

IgOI

-

--:::::::~-

19

0

2

960''' ....

I "VOl - - - - - 1903

-::-~

-:. (malaise in den houthandel) _ _ _

1500- -

-

vuu -- '90~

168000

-

162000

181000

-

148000 143000

I I I

, ....

" , 36000 ...

T I

.50 000

- , ,

\

-

, - --...

" "

" S5000 ...

..,

/ / ' 19000

I

I

-

--

.... ,

" "

19°5 - - - - 1906

190

7

1908

1.36

000 M3

l.2lt 000 ..

150

000 "

'7~

000

I!

118

000 'I

/80 000

"

213 000 .t

228 000

I '

245 000 ..

242 000 "

lOg 000 ...

1909 _ _ 263

000 ..

-- - -

(17)

De hier geteekemle strooken geven dooI' haal' lengte en dool' het daarachter vermelde cijfer aan de in elk jaar gekapte totale djatihout- hoeveelheid. De strooken bestaan meest uit drie deel en. l-Iet 7.warte deel links stelt de door de aannemers gekapte hoeveelheid, het wit gelaten deel lle houtmassa dool' den dienst I'an het boschwezen gekapt, terwUI het resteerend 7.warte stukje :cangeeft de hoeveelheid door hestuur en waterstaat zelf gekapt ten behoeve nn gemeente· en waterstaats- werken, welke aankap den ongeregelden heet, en seoert 1897 slechts een klein percentage van den totalen houtval uitmaakt. Voor 1897 bestollli el' geen exploit.atie door het uoschwe7.en; de bovenste strook, die den gelJliddeld jaarlijksehen houtkap van 1873/96 (24 jaar) voorstelt, bel'at d~tn ook geen wit deel; links van de dwarsstreep is de dOOI' aan- nemers gekapte hoeveelheid, rechts en-an stelt de ongeregelde exploitatie voor, die toen van meer beteekenis was. Eerst in 1897 begon de z. g.

eigen exploitatie, zij het op bescheiden schaal; de hoeveelheid \ras slcehts 2000 lVP; het witte strookje 7.iet men echter van jaar tot jaar hrpü(lpr worden, hetgeen door de verbindende stippellUnCH dlLidelijker is.

}len 7.iet dat de wijze van boschvelling op de manier, 7.ooals die in elk llE'hoorl Uk geordel1l1 boschbedrUf behoort te gesehieden, langzilam Illaar zeker en regelmatig I'eld wint.

11e sehommeling van de totaal gekapte hontm::lssa's COITespondeeren met. die in de 7.. g. partikuliere exploitatie; de zinking in 1 \103 b te d:tn ken aan een malaise in den houthandel, waardoor vele aanemers of hun I'erplichtingen in het geheel niet nakwamen of hun werkzaalllheid sterk verminderden, al naaI' hun financieele dmagkr::lcht ..

Dat de resnlt.aten van-het geheele boschbedl'ijf met de ontwikkeling van (Ie onderdeelen ervan mee vooruitgingen, moge blijken uit de volgende eijfers.

"'Naren YOOr I8/ü de inkomsten van het bosehwezen kleiner Ibn de

uitgaHn, daarna was het yoordeelig saldo steeds mcer dan een ton, Cll

stprg geleidelijk, om in 1893 boven het millioen, en in 1900 boven dl' t\\'rc millioen te blUren.

l~en voortdurende vooruitgang en een gezonde ontwikkeling \'8.n het.

bosehbedrijf op Java is dus wel te constateeren ; de cenige fout is, dat.

ze te langz8.am gaat, en lle oorzaak hiervan is alleen de te geringp pPl'soneelsformatie, \'001' welker versterking en geregelde aanvulling op onvoldoende wijze is gezorgd.

lk zal thans enkele beelden uit de hoschexploitatie vertoonen.

(\T olgen thans 25 lichtbeelden, die aehtereenyolgens te zien geven -1 rlj:lt.iboseht:'1)en, en een ge7.icht in het :;\Iastbosch te Breda, een grootcn djatiboom, een maehine om de ge\'elde djatiboomen uit het hoseh tr halen, yerschillel1lle sortimenten djatihout, een transport djiltihollt op osscnkalTen. verschillende stapelplaatsen, (livcrse railbanen en hout- I'lotten, bruggen, ell7..)

liet l\':lS \TOP,!!I'!' met. ril' hui~\'e~ting v~n het. hosehpr!'soncrl t.rcurig

(18)

16

gesteld. Op de kleine binnenplaatsen waren zelden behoorlijke woningen verkrijgbaar, .en in het bosch bestonden ze heelemaal niet, en moest men het met de meest primitieve gelegenheden voor lief nemen. Cl e- lukkig is daar verandel'ing in gekomen, en werden er in de laatste 10 it ] 2 jaren gelden beschikbaar gesteld, waarmee het boschpersoneel voor zich wouingen kan bouwen op plaatsen waar die niet verkrijgbaar zijn. De boschambtenaren betalen dan aan het gouvernement huur voor die woningen. Aangezien die huizen meest op afgelegen plaatsen komen te liggen moet de houtvester om de wille van de zuinigheid, die huizen weer zelf bouwen, vaak ze eerst ontwerpen.

(Volgen een zestallichtheelden , die verschillende woningtypen doen zien)_

We zijn nu aan de politie of boschbewaking gekomen. Deze is een voornaam deel van de taak van den houtvester, en wordt onder zijn leiding uitgeoefend door inlandsche boschpolitiebeambten , mantl'i's en bosch wachters genoemd. Hoewel we ook in dit opzicht vooruitgegaan zijn, vooral in de houtvesterijen, waar het personeel veel talrijker is dan in de boschdistricten , laat de boschpolitie nog veel te wenschen over, en ligt de oorzaak hiervan m. i. naast personeelsgebrek, in de eerste plaats in de zeer gebrekkige reglementeering ervan. Vroeger was men zelfs nog erover in twijfel, door wie de boschpolitie geleid zou moeten worden, doch sedert 1897 is men gelukkig de opvatting blijven huldigen, dat de bedrijfsleider, d. i. de houtvester, tevens de bewaking in banden moest bebben, en dus de boscbpolitie onder zijn directe en uitsluitende bevelen moest staan 1 welke opvatting men dan ook in Duitschland, waar, zooals ik reeds zei, het boschbedrijf op zeer hoog peil staat, is toegedaan. Tbans is echter nóg de rechtspraak inzake boschdelikten zeer gebrekkig geregeld. Behalve dat we nog werken met een zeer verouderd en gebrekkig boschpolitiereglement (1875) is de rechtspraak in deze nagenoeg geheel overgelaten aan de vaak zeer per- soonlijke inzichten van gewestelijke bestuurshoofden en andere politie- rechters, personen die van het nut en de beteekenis en het wezen van het boschbedrijf vaak een zeer onvolledig begrip blijken te hebben en evenmin rechtsgeleerden zijn. Voordat hierin een deugdelijke regeling zal zijn getroffen, zal de boschpolitie nooit aan haar doel kunnen be- antwoorden.

'rhans een woordje over het personeel bij het boschwezen.

Dit bestaat in de eerste plaats uit houtvesters, die een speciale studie in Europa achter den rug moeten hebben; een studie die tegenwoordig ongeveer 5 jaar duurt, na aflegging van het eindexamen der. H. B. S.

met 5j. cursus.

Onder algemeene leiding van een Hoofdinspecteur, chef van den dienst, die bijgestaan wordt door inspecteurs, wordt het eigenlijke boschbedrijf uitgeoefend dOOl' de houtvesters. Zij die met het beheer over bosch- llistl'ikten of houtvesterijen zijn belast, hebben de beschikkipg over elll'opeesche opzieners, die de eigenlijke tel'reinwerkzaamheden moeten

(19)

uitvoel'en, en o\'er inlandsehe bosehpolitiebeambten, die met de bewaking der bosschen, met de opsporing van boschmisdl'ijven, enz. zijn belast.

De boschopzieners verrichten hun werkzaamheden, ah kultnuraanleg, uitdunning van plantsoenen, aanleg van wegen, enz. met behulp van inlandsch werkvolk daarbij van inlandsche wel'kbazen, mancloel's ge- nOelnd, gebruik makend.

De controle over het beheer, door de houtvesters gevoerd, is opge- dragen aan inspekteurs, 1'001' welk doel er thans drie, zegge drie voor heel Java zijn aangesteld. Over de beteekenis van die eontrole zitl ik dus maar liever zwijgen. Het aantal contl'oleel'ende inspeetelll's zal minstens moeten verdubbelen, voordat in dit opzieht eenig nuttig effekt, mogelijk zal zijn.

Over de personeelsformatie nog even het volgende: Zooals gezegll, kwamen in 1849 de twee eerste boschtechnic:i, en maakten met el'11 landmeter het heele boschpersoneel uit. Eerst zes jaal' lateI' wel'd dit versterkt ('?) met nog één, zegge één heel en collega, en 2 jaar lateI' kwamen de eerste 4 Nederlandsche boschbouwers. (1857). Zeel' langza::ul1 werd het personeel vermeerderd, zoodat men in ] 879 had: J inspeeteui' met 11 teehnische ambtenaren, 23 opzieners en 172 bosehpolitiebeambtcn.

Lange jal'en bleef de sterkte dezelfde, tot op het laatst del' negentig'PI' jaren; toen begon men het corps meel', doch onregelmatig aan te vullen, zoodat ultimo 1909 in dienst waren 1 hoofdinspeeteul' met J inspecteurs, 49 houtvesters en aspiranten, 30 adjllnkten, 138 hoofd·

opzieners en opzieners 1 35 opnemers en 663 boschpoliticbealllbtcn. Als Jllen bedenkt dat dit personeel verdeeld is over 070.000 H.A. djati- bosch , en ongeveer 2.000.000 H.A. ander, z. g. wildhollt.bost;h, dan zal men begl'ijpen dat dit rijkelijk onvoldoende is.

Is het personeel in de laatste dertig jaren nog niet vel'vijfvoudigd, de werkzaamheden hebben zich minstens vertienvoudigd, en de geYolgC'n zijn ook niet uitgebleven; ik heb slechts te wijzen op het gl'oot.e aantal houtvesters met ziekteverlof in Europa, waarvan het grootste deel aan zenuwoverspanning lijdt. Belangl'ijke versterking en vooml gestadige rn voldoende aanvulling van het technisch personeel is hoog noodig.

Het aantal liefhebbers voor het ambt van [ndisch houtvester is sedert de laatste jaren niet bijzonder groot. Behalve in de ol1l'egel matigheid bij het beschikbaar stellen van plaatsen, eenige jaren geleden, heeft deze 'omstandigheid vooral haar oorzaak daaJ'in, dat de salarieel'ing del' houtvesters geen gelijken tred heeft gehouden, noch Illet de zeel' grootr vermeerdering van werkzaamheden, noch met de overeenkoJllst.ige ver- beteringen bij andere diensttakken. Dit gevoegd bij het gl'oote Slll.:ces, dOOl' het meerendeel van studie- en tijdgenooten bij de pal'tikulicI'(' klllturen en andere bedrijven behaaltl , heeft de liefhebberij 1'001' dril dienst bij het Indisch staat.sbedl·ijf zeet· verminderd.

Men zou den toeloop ook kunnen vel'gl'ooten clool' vermindering ll,'l' exameneischen.

Ik behoef zeker niet uiteen te zetten, welke uitwel'king' dit lIIiddel op de btpre ILitvoel'ing V:lll hpt hedrijf lI10et h"uhcn, \\';1:11' up (l!' l,osch·

(91J. :?

(20)

18

beheerders zulk een zware vel'ant.wool'ding rust en zulke groote toe- komstbelangen aan hen worden toevertrouwd. En ik heb gegronde vrees, dat Inen eenige neiging heeft op deze manier de aanvulling van het corps indische houtvesters te vergemakkelijken. [k merk even op, dat in Duitschland de eischen voor benoeming tot houtvester bij het staats- boschbeheel' juist zwam'del' worden, daar men dat in het belang van het bedrijf acht.

De taak van den indischen boschbeheerder zou bovendien in het belang van het techni~(;he werk zeer verlicht kunnen worden door meer en beter kantoorpersoneel. Vooral de administratie is zeer veel uit- gebreider geworden, en toch moeten we het officieel nog altijd stellen met een levende copieermachine, alias inlandschen schrijver, die in den l'egel de hollandsche taal niet machtig is. Het gevolg is, dat de hout- vester, die dagen, soms weken van huis is geweest, bij 7.ijn thuiskomst een kantoor vol brieven en opgestapelde administratie vindt, die hij in een paar dagen moet afdoen; dat Of de technische leiding en contrûle op het terrein,

of

het kantoorwerk daaronder moeten lijden spreekt vanzelf.

Ik geloof thans het eigenlijke djatiboschbedrijf vrijwel geheel be- sproken te hebben. De eeutonigheid van altijd djati, en nog eens djati, wordt gebroken door de kultuur van andere gewassen, waarmee ook in de djatistl'eken proeven zijn genomen. Ten eerste hebben we diverse rubberkultures, wftarvan ook in de djatiboschstreken zeer geslaagde aanplantingen beataan. Echter is deze kultuur 'later alleen tot de hoogere streken bepaald geworden, aangezien ze daar het best in het groot kan worden aangelegd. Totaal had het boschwezen op Java ultimo 1909 8300 H.A. \'erschillende rubberaanplantingen.

(Volgt een serie van 8 lichtbeelden, voorstellende 3 soorten rubber- kultuur , en 5 afbeeldingen van pilangkultuur voor de productie van looibast ; daarna een bamboekultuur en een vool'beeld van het ten'ein, waal'op de ver'schillende vertoonde kulturen werden aangelegd.)

Om u eens te doen zien, welke resultaten er met een goed deskundig boschbeheel' verkregen zijn I en hoever wij nog daarvan af zijn, laat ik tot slot hier volgen een vergelijking der resultaten van het boschbedrijf op Java met dat in het koninkrijk Saksen, gedurende hei jaar 1909.

Het is mijn bedoeling niet, om het verschil in die resllitaten alleen te wijten aan het verschil in beheer; daarvoor zijn de overige omstandig- heden in beide landen te zeer verschillend. Zelf bij het meest intensieve en meest economische bedrijf zou Java thans nog niet naar verhouding dezelfde cijfers kunnen vertoonen als Sak~en; doch dat die verschilleu veel geringer hadden kunnen zijn, lijkt me bij vergelijking wel waarschijnlijk.

Als we nagaan, dat alleen de djatibosschen bijna viermaal, en alle staats- bosschen op Java nagenoeg) 1) maal de uitgestl'ektheid der saksische staats- bosschen omvatten, dat verder de djati een veel kostbaarder houtsoort is dan de gewone of fijne spar, waaruit de saksiche bosschen voor het grootste deel bestaan, en dat oek bij den djati het aanbod de vraag nog lang niet

(21)

overtreft, getuige de zeer hooge prijzen en het steeds toenemende binnen- landsehe verbruik, dan lijkt me het feit, dat de totale netto opbrengst van ,Tava's bossehen slechts ruim een derde is van die del' saksische bosschen, toch niet alleen het gevolg te zijn van het verschil in ont- wikkeling van beide landen, doch moet er aan het bedrijf op oT ava nog wel iets ontbreken. Als men dan ook, om de cijfers direct met elkaar te kunnen vergelijken, de netto opbrengst der bosschen per H.A. omslaat dan krijgen we een cijfer van f 30.- YOor Saksen, en daal'tegenovel' f 0.75, zegge vijf-en-zeventig cent, voor Java; schakelen \\'e de twee millioen H.A. wildhoutbosch van Java uit en slaan we het heele saldo alleen over de djatibosschen om, dan kr·jjgen we nog maal' f 3.- pel' H.A., dit is een tiende van het saksische resultaat, Gaan we de oorzaken van deze verschillen na, dan zien we, dat de uitgaven voor de ] 5 maal grootel' boschuitgestrektheid op Java nog } millioen minder wal'en dan voor de saksische staatsbosschen; dat el' in de saksisehe staatsbos, ehen bijna driemaal zoo veel hout werd gekapt als in de viermaal uitgestrektere staatsdjatibosschen op Java. Het \"el'schil in uit.- gaven nagaande, vind ik, dat aan pel'soneel voor de saksische staats·

bosschen in 1909 ongeveer 3 ton meel' werd uitgegeven dan \'001' de 15 maal nitgestrektere bosschen op Java, hetgeen zeker invloed mopt hebben op de deugdelijkhE'id van het bedrijf;. verder dat et' \'001' WE'gen, bruggen en gebouwen in de saksische bosschen onge\'eer j- milliorn meer' werd uitgegeven dan 1'00[' datzelfde doel in Java's 15 maal uit- gestr-ekter en veel ontoegankelijker bosschen, hetgeen zeer zekel' van grooten invloed is op de E'xploitatiekosten en houtpl'ijzen. Verder wordt in het saksische st.aatsbE'drijf alles uitgevoerd door veel en goedgest;hoold bO.~ch·

technisch personeel, en is el' geen plaats VOOt· aannemerij \':en llOSdl' technische werkzaamheden.

Ik kan hiel'over niet verder uitweiden; het was me alleen te doen om te laten zien, dat ook het boschbedrijf zeer aanzienlijke opllJ'engsten kan geven, en dat men blijkbaar niet moet tel'ugschl'ikken 1'001' de hooge kosten, aan voldoende en kundig personeel, en aan behoorlijke voorbereiding van het bedl'ijf verbonden.

'En thans dank ik u 1'001' uw geduld en aandacht, waal'lllE'e u mijn voordracht hebt willen aanhooren.

De Voorzittel" Het applaus, dat uit de vel'gadering is opgegaan, heeft.

den geachten spreker reeds doen zien met hoe groot genoegen de \'001'-

dracht van den heer' Lugt is aangehoord. 1 k Lehoef daal'altn dus gecn woord toe te voegen,

Na de pauze zal het woord zijn a.an den heel' Kerbel't tot het inleidell van het omlel'wE'l'p: De wildhoutbosschen uit een OOgpUIlt 'Cim ltoutproducl ie, De vergallel'ing wordt. \'001' ('ellige oogenlJlikken gesdlOl'st. ell daal'ILl hel'vat.

])e hCI'I' 11. J. KCI'bed. lIpt i.~ lIlijn voornemell II t'I'11 herld tI' g'('\'I'Jl

(22)

20

van die tropist.:he bosschen, die in onze koloniën bekend zijn ondel' den naam van wildhoutbosscMn. Daarbij znllen we die boss<.:hen uitsluitend bez.ien uit een oogpunt van houtproductie en dus niet in bijzonderheden tl'eden OVe!' de z.oogenaamde bijproducten, waaraan een tropisch bosch z.ooveel rijker is dan een europeesch. We behoeven intusschen slechts even te denken aan producten als caoutchouc, getah pertjah, jeloetoeng balata, rottan, looistoffen en dergelijke en aan het feit, dat in het jaar 1909 voor een waarde van 37 millioen gulden werd uitgevoerd uit de bosschen der Buitenbezittingen , om te begl'ijpen, dat ook daarmede groote belangen z.ijn gemoeid. Wanneer ik toch alleen over de houtproductie wil spr'eken , dan geschiedt dit, omdat de houtvoorraden zeer groot zijn, de winning van het hout door het dure transport zoo moeielijk is en bij de instandhouding van het bosch dikwijls zulke groote belangen z.ijn gemoeid.

Alle tropisehe bosschen, die niet worden 'gerekend tot de djat.ibosschen, vatt.en wij samen onder den naam" wildhoutbosschen" . In de djatibossehen is het alleen de djatiboom, die de waarde aan het bosch geeft, omdat die uitllluntende houtsoort., zoo wel wat aantal boolDen als wat hout- hoeveelheid per vlakte-eenheid per H. A. betreft domineert. Wanneer men nu weet, dat die djatibosschen alleen op Java circa 700.000 H.A. beslaan, dat wil zeggen op een di<.:ht bevolkt eiland dieht bij de kust en dat de houtwaarde op stam circa ] 50 millioen bedraagt, dan kan men zich voorstellen, dat de beperkte personeelsformatie van het boschwezen heelt geleid tot concentratie van ons techniseh boschbeheer op het eiland Java en dat het alleen aan die concentratie is te danken, dat daar zoowel op cultuurgebied als op beheer- en exploitatiegebied zoo veel is bereikt.

Evell zeker is het eûhter, dat die concentratie op Java heeft geleid tot eenzijdigheid, tot geringsûhatting en verwaarloozing van de belangen van ons bosûhgebied in de Buitenbezittingen.

Uitgestrekte djatibosschen komen alleen voor in een ongunstig klimaat, wat betreft de regenverdeeling in den loop van het jaar. Waar de groei- voorwaarden gunstiger worden, treft men naast den djati een grooter a::Lntal andere boomsoorten aan, ontstaat dus een overgang naar het zoo- genaamde wildhoutbosch , waarin het aantal soorten dikwijls zeer groot is, en meestal geen bepaalde houtsoort domineert. Daar nu in de tropen de groeivoorwaarden oyer het algemeen zeer gunstig zijn yoor boomgroei, althans in onzen archipel, is de uitgestrektheid wildhoutbosch groot, zekel' honderd maal grooter dan de oppervlakte djatiboseh. In die dichte altijd groene wildhoutbossen treedt de djati op den achtergrond of ver- dwijnt geheel. Het djatibosch is dus eigenlijk te best.:houwen als een afzonderlijk type wildhoutbosch.

Door ont.ginning ten behoeve van den inlalldschen en europeeschen landbouw zijn de wildhoutbosschen van Java teruggedrongen tot de afgelegen bergstreken en dun bevolkte kuststreken en beslaan thans

\'el'llloedelijk niet meel' dan 2 millioen H.A. Die ontginningen waren nat.uurlijk noollig o IJl het land tot olltwil,keling te bl'engen, maal' aan den andel'en kant. kan men zeggen, dat op \'ele plaatsen met het oog op

(23)

brolll'oeding en houtproductie te \'eel is ontgonnen. Het wildhoutbosch op de berghellingen heeft namelijk de eigenschap het afvloeien van het regenwater langs de helling te verlangzamen en daardoor het in den grond dringen van het water te bevorderen. Dat in den grond dringende water komt dan ten slotte bij de bronnen weer te voorschijn en wordt door den landbouw bennt, terwijl de verminderde afvloeiing van water langs de helling het ge\'aar voor overstrooming verkleint. Het behoort nu op Java tot de taak van het boschwezen boschresel'Ves aan te wijzen voor de bronvoeding en daar waar reeds te veel werd ontgonnen nieuw bosch aan te leggen. Hierop verder in te gaan zou mij echter afleiden van het doel, dat ik mij stelde, om u een overzicht te geven van de wildhoutbosschen uit een oogpunt van 7wutproductie. Daarvoor moeten we Java verlaten.

Buiten Java, in het ontzaglijk uitgestrekt gebied der Buitenbezitt.illgcn treft men slechts kleine hoe\'eelheden djatibosch aan, zoodat die eilanden daar nog grootendeels zijn bedekt met het altijd groene wildhoutbosch , in tegenstelling met het djatibosch , dat in den drogen tijd van het jaar geheel bladerloos staat.

De uitgestrektheid del' Buitenbezittingen is circa 180 millioen H.A.

Nemen we aan, dat daarvan 60 pCt. met bosch is bedekt, dan komen we dus tot een uitgestrektheid bosch van ruim 100 millioen H. A., d. w. z. zeven maal de uitgestrektheid der duitsche bosschen, zes lllaal de 1J0schopperylakte der Philippijnen. Op die Philippijnen vinden ,,'0

rceds een achttal jaren een tiental houtvesters en op onze Buitellue- zittingen slechts één. Het behoeft nu lil. i. geen betoog, dat Ollze bosschen gelegen op eilanden, die Illet Sumatra aan de spits ecne goede toekomst tegcmoet gaan, van tocnenlende bet.eekenis moeten wordcn. Niet allcen uit een oogpunt van houtprodudie, lnaar ook voor de bronvoecling en voor de levering van de vele uUproducten. Allecn aan llitvocrrechtpil op bosehproducten wordt thans reeds circa een millioen gulden vCI·kregell. De kwaliteit van het hout Illag gel'Îng zijn, vergeIcken bij die van het superieure djatihout, men heeft nu ecnillaal in de tropen geen betere kwaliteiten en lIloet die dus gebruiken, tenzij Illen djatihout "ou kunnen invoeren \'an cIders, wat sleehts met groote kosten mogelijk zou zijn.

'I'e Singapore kost. het djatihout rceds 100 gld. pel' 1\1::, terwijl YOOr wildhout. afkomstig van de kust van Suu;atra slel:hts 8 it 10 gld. wordt Letaald. Ren la.nd, dat in ontwikkeling is, heeft allerecrst goedkoop hOllt nooelig.

llct djatihout op .Ja.va is reeds "cer duur, de productic is beperkt en de Haag zc,'r groot; ccn gevolg daarvan is, dat in de tropcn ;;roott' 1locvcelhpL!en hout van geringe kwaliteit IIlOeten worden gcbl'uikt, hocvccl- heden, waarbij (Ie djatihoutprodllctie op den ;1chtergl·ontl treedt ..

(;aan we nu nict allecn de ontwikkeling van onzen eigcn archipel na, IlIa<lr beschollwen lI'e het geograliseh milieu in verband met (Ie htlLtthèllOefte, dan treft het ons, dat het "kh ontwik kelende rcus<\ehtig'c China hout.al'lIl is, dat A1l3t.J-alië crn bclangrijkell houtÎlll'oer heeft., ti at.

yc('1 hout tc Singapore lI'ordt aangelllPnl cn op tie kll~t van Britsl'h-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

de wet verderven als een werkverbond. En dan de wet der liefde, en het levengevend gebod des Evangelies, op haar puinhopen oprichten. Het gebod van Sion en het gebod

noch zal de gelukkige bezitter daarvan ooit genade vinden in de ogen der wereld of in de ogen van vleselijke belijders. Ik heb iemand gekend te Thames Ditton, die een grote

Nu, wanneer een mens met zijn zonde in zulk een staat is, dat er een heimelijk welgevallen van die zonde, die de meester in zijn hart speelt, bij hem gevonden wordt en dat

Uit dit alles besluit ik, dat liegen en de leugen lief te hebben; dat alle bedrieglijkheid en leugenwonderen; alle verachting en woede tegen God en zijn

Het leven, handelen en wandelen van een begenadigde ziel, gelijk het een voorwerp van Gods verkiezing en gekochte door het bloed van de Zaligmaker betaamt, betonende

Hij die spreekt over liefde tot alle mensen, die zegt dat God de mens nooit gemaakt heeft om hem te verdoemen, maar dat alle mensen zalig zullen worden door de algemene verzoening,

Wij vervolgen onze gang door Upper Cottage en bij onze volgende ontmoeting wordt eens te meer bevestigd dat ik terecht ben gekomen op een zeer bijzondere afdeling van Chestnut

Maar ondanks het feit dat Arnolds sympathie naar de Dordtse broeder uitging, liet hij niet na Van Houts Opdracht als ‘letterkundig product’ te prijzen. Het is zijn verdienste