• No results found

University of Groningen Idioms in the Aging Brain la Roi, Amélie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "University of Groningen Idioms in the Aging Brain la Roi, Amélie"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Idioms in the Aging Brain

la Roi, Amélie

DOI:

10.33612/diss.168090845

IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Publication date: 2021

Link to publication in University of Groningen/UMCG research database

Citation for published version (APA):

la Roi, A. (2021). Idioms in the Aging Brain. University of Groningen. https://doi.org/10.33612/diss.168090845

Copyright

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Take-down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.

(2)

215

S

N ed er la nd se sa m en vat tin g

Nederlandse samenvatting

Iedereen wil oud worden, maar niemand wil oud zijn. Ook al wordt ‘oud’ vaak in één adem genoemd met ‘wijs’, toch zijn er ook de nodige uitdagingen die horen bij ouder worden. Aan de ene kant hebben deze uitdagingen te maken met fysieke ongemakken, zoals minder makkelijk kunnen lopen. Aan de andere kant heeft ouder worden ook gevolgen voor de mentale vermogens van mensen, oftewel hun

cognitieve vaardigheden, zelfs als er geen sprake is van een ziekte als dementie. Het

meest kenmerkende voorbeeld hiervan is dat mensen die ouder worden vaak vergeetachtig worden. Door de mondiale vergrijzing zullen meer en meer mensen te maken krijgen met de mentale gevolgen van ouder worden, een proces dat we

cognitieve veroudering noemen. Daarom is het belangrijk om onze kennis over de

effecten van veroudering op de menselijke cognitie te vergroten. Eén van de belangrijke functies van het menselijk brein is het vermogen om met elkaar te kunnen communiceren via taal. Hoewel er veel onderzoek is gedaan naar de manier waarop algemene cognitieve vaardigheden, zoals het geheugen of de snelheid van informatieverwerking, veranderen bij gezonde ouderen, is er nog weinig bekend over de manier waarop taalvaardigheden veranderen als gevolg van cognitieve veroudering. Daarom heb ik in dit proefschrift de effecten van cognitieve veroudering op taalvaardigheden in gezonde ouderen onderzocht.

1.1

De relatie tussen cognitieve vaardigheden en

taalverwerking

Veel studies laten zien dat ouder worden gepaard gaat met een achteruitgang in cognitieve vaardigheden. Hoewel de meeste van deze studies worden gedaan met 60-plussers, zijn er ook studies die suggereren dat cognitieve veroudering al begint rond de leeftijd van 45 of zelfs eerder, rond de leeftijd van 25. Het merendeel van de studies naar cognitieve veroudering richt zich op de zogenaamde executieve functies. Executieve functies zijn complexe cognitieve vaardigheden die verantwoordelijk zijn voor het kunnen plannen en controleren van gedachten en gedrag. Twee belangrijke onderdelen van executieve functies zijn werkgeheugen en inhibitie. Werkgeheugen bestaat uit het vermogen om informatie te onthouden en te verwerken, zodat die informatie vervolgens voor andere taken gebruikt kan worden. Inhibitie is een overkoepelende term voor een verzameling van vaardigheden die mensen in staat stelt om gedragingen of informatie te onderdrukken die hen af kunnen leiden van hun doen en denken.

(3)

216

Onderzoek laat zien dat zowel werkgeheugen als inhibitie een belangrijke rol spelen in de taalvaardigheden van volwassenen, waarbij deze volwassenen meestal bestaan uit studenten, dus jongvolwassenen (18-30 jaar). Zo ondersteunt een sterk werkgeheugen jongvolwassenen in hun begrijpend lezen, bijvoorbeeld doordat het hen in staat stelt om voorgaande stukken tekst te onthouden en deze te gebruiken om te bepalen naar wie persoonlijke voornaamwoorden zoals hij of zij verwijzen. Ook spelen zowel werkgeheugen en inhibitie een belangrijke rol in het efficiënt verwerken en begrijpen van ambigue woorden of zinnen, oftewel woorden of zinnen die meerdere betekenissen kunnen hebben. Zo kan het woord bank zowel verwijzen naar een meubel als naar een financiële instantie. Een voorbeeld van een ambigue zin is ‘De man keek naar de vrouw met de verrekijker’. Deze zin kan betekenen dat de man een verrekijker gebruikte om naar de vrouw te kijken, maar ook dat de man naar een vrouw keek die een verrekijker had. Om snel en efficiënt de juiste betekenis van ambigue woorden en zinnen te kunnen kiezen, hebben lezers of luisteraars voldoende cognitieve vermogens nodig. Ze moeten namelijk de irrelevante betekenis van een ambigu woord of een ambigue zin kunnen onderdrukken en daarnaast de juiste betekenis actief houden in hun werkgeheugen.

Zoals eerder genoemd, is er een sterk verband tussen executieve functies als werkgeheugen en inhibitie en taalverwerking in jongvolwassenen. Daarom is de verwachting dat de achteruitgang in cognitieve vaardigheden door veroudering de taalverwerking negatief zal beïnvloeden. Echter, ouderen zouden bij de verwerking van ambigue woorden en zinnen voordeel kunnen hebben van de talige kennis die ze door de jaren heen hebben opgebouwd. Immers, ze zijn vaker met de woorden en hun verschillende betekenissen in aanraking gekomen en weten hierdoor wellicht beter welke interpretatie van een ambigu woord de juiste is in een bepaalde situatie. Desalniettemin zou het voordeel dat ouderen hebben van hun talige kennis tenietgedaan kunnen worden door het effect van cognitieve veroudering op taalvaardigheden.

1.2

Idioomverwerking

Om meer inzicht te krijgen in het effect van cognitieve veroudering op de taalvaardigheden van gezonde ouderen, heb ik me in dit proefschrift gericht op een verschijnsel in taal waarvan de verwachting is dat die bij uitstek afhankelijk is van iemands algemene cognitieve vaardigheden, namelijk idiomen. Idiomen zijn figuurlijke uitdrukkingen zoals tegen de lamp lopen. Deze uitdrukkingen spelen een belangrijke rol in ons dagelijks taalgebruik. Wat bijzonder is aan idiomen is dat ze zowel een letterlijke betekenis hebben (‘tegen een lamp aan botsen’), als een figuurlijke betekenis (‘gepakt worden’). Het is echter vaak zo dat de letterlijke betekenissen van de woorden die het idioom vormen, de idioomwoorden (bijvoorbeeld ‘lamp’ en ‘lopen’), niet relevant zijn voor de figuurlijke betekenis van het idioom. Om een conflict van tegenstrijdige interpretaties te voorkomen, moeten

(4)

217

S

N ed er la nd se sa m en vat tin g

deze letterlijke woordbetekenissen nadat ze geactiveerd zijn onderdrukt worden. Het is juist deze ambiguïteit tussen de figuurlijke betekenis van een idioom en de letterlijke betekenissen van idioomwoorden die idiomen interessant maken om te onderzoeken in het kader van cognitieve veroudering.

Onderzoek met jongvolwassenen laat namelijk zien dat het gemak waarmee mensen ambigue woorden of zinnen verwerken afhankelijk is van hun inhibitievermogen. Dit komt waarschijnlijk doordat het selecteren van de bedoelde betekenis uit meerdere opties alleen mogelijk is als de niet-relevante betekenissen onderdrukt worden, zodat alleen de relevante betekenis het sterkst geactiveerd is. Net als de verwerking en het begrip van ambigue woorden, zijn ook de verwerking en het begrip van idiomen afhankelijk van executieve functies zoals werkgeheugen en inhibitie.

Waar een sterk inhibitievermogen de verwerking van ambiguïteit ondersteunt in jongvolwassenen, laat eerder onderzoekzien dat ouderen met een verminderd inhibitievermogen juist meer moeite hebben met het verwerken van ambigue woorden en zinnen. Daarom is het denkbaar dat het vermogen om de letterlijke betekenissen van idioomwoorden te onderdrukken afneemt met toenemende leeftijd. Dit kan leiden tot problemen in de communicatie als idiomen op een verkeerde manier geïnterpreteerd worden. Ook kan het gebeuren dat de figuurlijke betekenis van idiomen niet snel genoeg geactiveerd wordt in het talige systeem van het brein. Hierdoor kan deze figuurlijke betekenis niet goed in de rest van de zin geïntegreerd worden. Kortom, aangezien de verwerking en het begrip van idiomen afhangt van verschillende cognitieve functies, waaronder werkgeheugen en inhibitievermogen, zijn idiomen ideaal om te kunnen onderzoeken hoe de taalvaardigheden van ouderen veranderen als deze cognitieve functies achteruitgaan.

2

Samenvatting van bevindingen

De hoofdvraag van dit proefschrift luidt: Hoe beïnvloedt cognitieve veroudering de taalvaardigheden van gezonde ouderen? Om inzicht te krijgen in het effect van leeftijdsgerelateerde achteruitgang in cognitieve vaardigheden op de taalvaardigheden van gezonde ouderen, heb ik vier experimenten uitgevoerd die ieder de hoofdvraag vanuit een ander perspectief benaderen. Deze studies onderzoeken niet alleen of en hoe idioomverwerking verandert als gevolg van cognitieve veroudering, maar hebben als doel om inzicht te verkrijgen in wanneer deze veranderingen plaatsvinden. Dit wanneer slaat hierbij zowel op de vraag ‘Op welke leeftijd?’ als de vraag ‘In welke fase van idioomverwerking?’.

De studie in hoofdstuk 2 onderzocht hoe Nederlandse jongvolwassenen (18-30 jaar) en ouderen (60-75 jaar) gebruikmaken van contextinformatie bij de verwerking van idiomen. Om contextinformatie te kunnen onthouden, moet iemand

(5)

218

voldoende werkgeheugencapaciteit hebben. Om snel de juiste, figuurlijke betekenis van een idioom te kunnen kiezen en de irrelevante letterlijke betekenis te onderdrukken, is voldoende inhibitievermogen nodig. Aangezien werkgeheugen en inhibitie een belangrijke rol spelen in de taalvaardigheden van jongeren, waaronder in de verwerking van ambigue taal, is de verwachting dat achteruitgang in deze cognitieve vaardigheden het voor ouderen moeilijk maakt om contextinformatie te onthouden en te gebruiken bij het verwerken van idiomen. Ook was de verwachting dat het voor ouderen moeilijker zou zijn om de letterlijke betekenis van idiomen te onderdrukken. Om deze hypotheses te onderzoeken heb ik een experiment uitgevoerd waarbij de elektrische hersenactiviteit (EEG) van deelnemers werd geregistreerd terwijl ze zinnen lazen. Vervolgens heb ik specifieke delen uit het hersensignaal in reactie op de zinnen geanalyseerd, de event-related potentials (afgekort ERPs). Hierbij richtte ik mij specifiek op de N400 en P600 component, omdat eerder onderzoek laat zien dat deze componenten inzicht geven in de processen die ten grondslag liggen aan het kiezen van de juiste betekenis van woorden en zinnen. Door de ERPs van jongvolwassenen en ouderen te vergelijken probeerde ik inzicht te krijgen in de manier waarop beide groepen de zin verwerken. Tegen de verwachting in bleken zowel jongvolwassen als ouderen de letterlijke betekenis van een idioom snel te kunnen onderdrukken en maakte contextinformatie dit voor beide groepen makkelijker. Beide groepen profiteerden van het positieve effect van idiomen op zinsverwerking: het kost minder mentale inspanning om een zin met een idioom te verwerken dan een letterlijke zin. Dit komt waarschijnlijk doordat de betekenis van een idioom in zijn geheel uit het mentale lexicon kan worden opgehaald, net zoals de betekenis van één lang woord. De bevinding dat ouderen met evenveel gemak als jongvolwassenen de letterlijke betekenissen van idiomen onderdrukken zou verklaard kunnen worden door het feit dat ouderen veel idiomen kennen. Doordat ouderen tijdens hun leven veel ervaring hebben opgedaan met idiomen en ze dus vaak zijn tegengekomen, kunnen eventuele nadelige effecten van cognitieve veroudering op de verwerking van idiomen wellicht tenietgedaan worden. Hierdoor kunnen ouderen alsnog op dezelfde manier als jongvolwassenen profiteren van het feit dat de betekenis van een idioom in zijn geheel uit het mentale lexicon kan worden opgehaald.

Hoewel bleek dat ouderen geen moeite hadden met de verwerking van idiomen, was er wel een verschil tussen de twee leeftijdsgroepen in de verwerking van letterlijke zinnen. Wanneer volwassenen de betekenis van een zin woord voor woord moeten opbouwen, zoals bij een letterlijke betekenis, maken ouderen gebruik van contextinformatie, maar jongvolwassenen niet. Echter, dit effect was niet te verklaren door de achteruitgang in het werkgeheugen van ouderen. De conclusie van dit onderzoek is dat het opbouwen van een zinsbetekenis mentale inspanning kost en dat ouderen hiervoor compenseren door meer gebruik te maken van context. Aan de hand van contextinformatie kunnen ouderen voorspellen welke woorden in de zin zullen verschijnen, zodat deze woorden makkelijker te verwerken

(6)

219

S

N ed er la nd se sa m en vat tin g

zijn zodra ze gelezen of uitgesproken worden. Doordat de betekenis van idiomen makkelijker op te halen zijn uit het mentale lexicon dan de betekenis van letterlijke zinnen, hoeven ouderen geen gebruik te maken van contextinformatie bij het opbouwen van een betekenis van zinnen met een idioom.

De studie in hoofdstuk 3 is een vervolg op de studie in hoofdstuk 2 en zoomt in op de veranderingen in taalvaardigheden over tijd binnen een groep ouderen. Deze longitudinale studie onderzocht de effecten van cognitieve veroudering op het gebruik van context bij idioomverwerking in dezelfde personen over een periode van drie jaar. Hierdoor biedt deze studie inzicht in het verloop van de mogelijke achteruitgang in de taalvaardigheden van ouderen. Dezelfde ouderen die deelnamen aan het onderzoek in hoofdstuk 2 werden nogmaals onderzocht met dezelfde onderzoeksopzet en hetzelfde EEG-experiment. De resultaten laten zien dat de processen die ten grondslag liggen aan idioomverwerking en het gebruik van context gedurende drie jaar stabiel blijven. Hoewel studies naar algemene cognitieve vaardigheden zoals geheugen vaak laten zien dat deze snel achteruitgaan door veroudering, laten de resultaten van hoofdstuk 3 zien dat taalverwerking niet in hetzelfde tempo achteruitgaat. Aangezien we het effect van leeftijd op taalverwerking onderzochten binnen individuele ouderen, kunnen deze resultaten niet verklaard worden door verschillen tussen ouderen (bijvoorbeeld in opleidingsniveau, sociaaleconomische status of genetische aanleg). Het feit dat het gebruik van contextinformatie in idioomverwerking behouden blijft in ouderen over een periode van drie jaar zou verklaard kunnen worden door het mogelijk beschermende effect van taalervaring tegen de nadelige invloed van cognitieve veroudering op taalvaardigheden. Doordat eerder onderzoek laat zien dat idioomkennis groeit met de leeftijd, zou juist de grote idioomkennis van ouderen een dergelijke beschermende factor kunnen zijn.

Hoofdstuk 4 beschrijft een studie die de relatie tussen cognitieve

veroudering en het onderdrukken van letterlijke betekenissen tijdens idioomverwerking onderzocht. Aangezien voorgaand onderzoek heeft laten zien dat het begrip en de verwerking van idiomen in jongvolwassen afhankelijk is van hun inhibitievermogen, was de verwachting dat ouderen langzamer worden in het onderdrukken van de letterlijke betekenissen van idiomen door de achteruitgang in hun inhibitievermogen. Door middel van een EEG-experiment onderzocht ik een brede leeftijdsgroep van volwassenen tussen de 20 en 80 jaar oud. Door het testen van deze brede leeftijdsgroep levert de studie niet alleen inzicht op in de vraag of veroudering effect heeft op de verwerking van idiomen in het bijzonder, en zinsverwerking in het algemeen, maar ook wanneer gedurende het ouder worden eventuele effecten zichtbaar worden. De resultaten laten zien dat ouderen inderdaad langzamer worden in het onderdrukken van de letterlijke betekenissen van idiomen, en dat deze vertraging al rond de leeftijd van 40 jaar begint. Dit is vroeger dan uit eerdere studies blijkt. De vertraging in het onderdrukken van letterlijke betekenissen kan verklaard worden door het feit dat signalen minder snel

(7)

220

doorgegeven worden in het oudere brein. Hierdoor wordt de figuurlijke betekenis van een idioom minder snel geactiveerd in het mentale lexicon van een ouder iemand en wordt daardoor de irrelevante, letterlijke betekenis van een idioom ook minder snel onderdrukt. De bevinding dat de effecten van cognitieve veroudering op taalverwerking al rond het 40e levensjaar beginnen geeft aan dat het belangrijk is om ook volwassenen van middelbare leeftijd mee te nemen in onderzoek naar de effecten van cognitieve veroudering op taalvaardigheden.

Hoofdstuk 5 bespreekt een eye-trackingstudie waarin onderzocht werd

hoe cognitieve veroudering de activatie van de figuurlijke betekenis van een idioom beïnvloedt. In dit experiment werden de oogbewegingen van jongvolwassenen (18-30 jaar) en ouderen (55-75 jaar) geregistreerd terwijl zij naar idiomen luisterden en tegelijkertijd naar plaatjes keken op een computerscherm. Deze plaatjes beeldden de figuurlijke betekenis van een idioom uit, de letterlijke betekenis, of een ongerelateerde situatie. De mate waarin jongvolwassenen en ouderen naar de verschillende plaatjes keken geeft inzicht in de mate waarin zij de letterlijke of figuurlijke betekenis van een idioom activeren. Door het gebruik van eye-tracking laat deze studie niet alleen zien of ouderen meer moeite hebben met de onderdrukking van de letterlijke betekenis van een idioom, maar ook op welk

moment tijdens de verwerking van het idioom. De resultaten lieten geen verschil

zien in de mate van idioombegrip in jongvolwassenen en ouderen. Wel was de activatie van de figuurlijke betekenis van een idioom vertraagd in ouderen ten opzichte van jongvolwassenen. Deze vertraging in de verwerking van idiomen bij ouderen kon echter niet verklaard worden door de achteruitgang die we vonden in hun algemene cognitieve vaardigheden, zoals inhibitie. Deze bevinding zou kunnen betekenen dat taalvaardigheden en cognitieve vaardigheden wel allebei achteruitgaan, maar niet direct aan elkaar gerelateerd zijn. Wel geeft de discrepantie tussen de vertraagde online verwerking van idiomen en versus het niet aangetaste idioombegrip in jongvolwassenen en ouderen aan dat bepaalde effecten van cognitieve veroudering (aanvankelijk) alleen waarneembaar zijn met gevoelige onderzoeksmethoden zoals eye-tracking.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Stigma and stress: Studies on attitudes towards sexual minority orientations and the association between sexual orientation and mental health..

In this dissertation, I also take the minority stress framework as a starting point and conduct five studies aimed at improving the understanding of prejudice towards sexual

Also, findings from the individual fixed effects model could mean that both acceptance of homosexuality and level of education are partially confounded by levels of cognitive

Longitudinal social network analyses were employed, which allowed us to disentangle peer influence processes from selection processes regarding homophobic attitudes in both

Subsequently, a second model was estimated where we added the effect of bullying victimization and parental rejection on the intercept and slope, the effect of sexual orientation

Mental health: -social well-being -psychological well-being -depressive symptoms Minority stressors: -outness to family -chronic strain -everyday discrimination -internalized

Reference and cognition: Experimental and computational cognitive modeling studies on reference processing in Dutch and Italian.. One Model to Rule

Age-related decline in cognitive abilities does not directly entail age-related decline in language processing (Chapters 2, 3, and 5, this thesis)9. Language experience serves as