• No results found

Paardenhouderijen in het buitengebied van de gemeente Winterswijk 18 december 2017, pdf, 3MB

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Paardenhouderijen in het buitengebied van de gemeente Winterswijk 18 december 2017, pdf, 3MB"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Paardenhouderijen in het

buitengebied van de gemeente Winterswijk

(Inclusief beleidswijziging van wonen naar agrarisch)

Versie 2

Versie 1: Vastgesteld door de raad op 23 december 2010 Versie 2: Vastgesteld door de raad op 31 maart 2011

(2)

Inhoudsopgave

1. Inleiding ...4

1.1 Aanleiding...4

1.2 Enkele feiten en cijfers ...4

1.3 Probleem- en doelstelling...5

1.3.1 Probleemstelling ...5

1.3.2 Doelstelling ...5

1.4 Leeswijzer ...5

2. Beleidskader ...6

2.1 Inleiding ...6

2.2 Rijk...6

2.3 Provincie...6

2.5 Gemeente...8

2.6 Conclusie...9

3. Beleidsregels ...10

3.1 Inleiding ...10

3.2 Beleidsuitgangspunten ...10

3.3 Illustrerend en ter inspiratie ...12

(3)

3

Begrippenlijst

Een volwaardig agrarisch bedrijf: Dit type bedrijf heeft de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht, met een daarbij passende arbeidsomvang èn een daaruit te verwachten redelijk inkomen.

Gebruiksgerichte paardenhouderij: een paardenhouderij waar het rijden met paarden primair gericht is op de ruiter/amazone

Productiegerichte paardenhouderij: een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden.

Bestemmingsplan: een bestemmingsplan is een beleidsdocument dat de ruimtelijke ordening bepaalt. Een bestemmingsplan geeft de "bestemming" van een gebied aan. Juridisch is het bestemmingsplan verankerd in de Wet ruimtelijke ordening.

Afwijking (omgevingsvergunning): Met het in werking treden van de Wabo per 1 oktober 2010 is de mogelijkheid om een binnenplanse ontheffing (artikel 3.6 Wro) te verlenen,

overgeheveld naar de Wabo (artikel 2.12, lid 1, sub a onder 1). Bij een binnenplanse ontheffing (onder de Wabo een binnenplanse afwijking) zijn de regels waarbinnen de afwijking kan worden toegestaan opgenomen in het bestemmingsplan zelf.

(4)

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Activiteiten met paarden en het houden van paarden zijn de laatste jaren in Nederland flink in opmars. De paardenhouderijsector maakt een enorme groei door en er lijkt een steeds groeiende behoefte te zijn aan paardenhouderijen. Ook wordt steeds meer “aan huis”

paarden gehouden. De groeiende behoefte vloeit niet alleen voort uit een recreatiebehoefte, maar ook uit de noodzaak om de plattelandseconomie een positieve

impuls te geven.

Bij de gemeente Winterswijk komen aanvragen van particulieren binnen die betrekking hebben op een paardenhouderij. Het is van belang deze aanvragen eenduidig en op een goede wijze te kunnen behandelen.

Immers: de visuele impact van paardenhouderijen op het karakteristieke kleinschalige landschap kan groot zijn. Een gevaar bij de ontwikkeling van paardenhouderijen is de landschappelijke verrommeling door onder andere het verschijnen van allerlei hekwerken en paardenbakken.

Voor het buitengebied van Winterswijk ontbreekt het op dit moment aan een duidelijk beleidskader voor de ontwikkelingsmogelijkheden van paardenhouderijen. Daarom is dit beleidsplan opgesteld, dat richting geeft aan de ontwikkeling van de paardensector in dit gebied. Hiervoor wordt ruimte geboden, maar er zijn ook spelregels geformuleerd in relatie tot de bijzondere waarden van het buitengebied van Winterswijk.

Op 23 december heeft de raad van de gemeente Winterswijk versie 1 van deze beleidsnota vastgesteld. Op pagina 12 van deze beleidsnota staan voorwaarden genoemd voor het wijzigen van een woonbestemming naar een agrarische bestemming. Eén van de voorwaarden voor een bestemmingsplanwijziging van wonen naar agrarisch is:

"Wanneer een verplaatsing noodzakelijk wordt geacht in het kader van de bedrijfsverplaatsing herinrichting Winterswijk Oost"

Deze voorwaarde is per abuis opgenomen en is geschrapt (zie pagina 12 doorgehaalde tekst). Het oude beleid inzake een bestemmingsplanwijziging van wonen naar agrarisch ging uit van de ‘nee, tenzij’ benadering. Bij uitzondering was een dergelijke

bestemmingsplanwijziging wel mogelijk onder de voorwaarde dat er sprake moest zijn van een bedrijfsverplaatsing in het kader van de herinrichting Winterswijk Oost.

Het nieuwe beleid, vertaald in deze beleidsnota, gaat uit van de ‘ja, mits’ benadering, waarin een bestemmingsplanwijziging van wonen naar agrarisch in zijn algemeenheid mogelijk moet zijn. Dus niet alleen in het kader bedrijfsverplaatsing herinrichting Winterswijk Oost. De keuze voor de ‘ja, mits’ benadering is toegelicht in deze beleidsnota op pagina 12 (paragraaf 3.2.3) en is altijd uitgangspunt geweest tijdens de besluitvorming omtrent deze nota

Een andere voorwaarde is: "sloop overtollige, niet karakteristieke, bebouwing". Er is voor gekozen om 'indien aanwezig' aan deze voorwaarde toe te voegen (zie pagina 12 ‘indien aanwezig’ in kapitale letters en onderstreept).

1.2 Enkele feiten en cijfers

De paarden zijn in opmars in het Nederlandse landschap. 17 miljoen keer per jaar wordt in Nederland een buitenrit gemaakt op één van de ca. 400.000 paarden die ons land rijk is. Dat is aanzienlijk meer dan een jaar of tien geleden. De paardensector heeft de afgelopen jaren een grote ontwikkeling doorgemaakt. Steeds meer mensen kunnen het zich financieel permitteren om paard te rijden en om zelf een paard te houden.

Naast de toenemende invloed van de recreatie biedt het platteland van oudsher ruimte voor agrarische bedrijvigheid en een plek om te wonen. De bedrijvigheid is de laatste jaren sterk in beweging; het buitengebied verandert. De plattelandssamenleving is al lang niet meer

(5)

5

overwegend agrarisch. Voor de toekomst van het platteland en zijn bewoners is het belangrijk dat de levendigheid en vitaliteit behouden blijven of versterkt worden. Paardenhouderijen brengen nieuwe activiteiten met zich mee en kunnen daarmee een bijdrage leveren aan het instandhouden van een bepaald voorzieningenniveau of zorgen voor sociale activiteiten.

De Nederlandse paardensector is in tien jaar enorm gegroeid als economische factor. In tien jaar verdubbelde de omzet tot 1,5 miljard euro. Uit onderzoek blijkt dat het economische belang van paardenhouderijen ook in de Achterhoek is toegenomen (bron: LEI, Verkenning paardenhouderij in Twente en de Achterhoek, 2007).

Er is een toename van het aantal paarden en pony’s in de gemeente Winterswijk. Het betreft een stijging van ongeveer 30% in vergelijking met het jaar 2000. Respectievelijk 760 paarden en pony’s in 2000 en 1344 paarden in pony’s in 2010 (bron: Centraal Bureau voor de

Statistiek).

1.3 Probleem- en doelstelling

1.3.1 Probleemstelling

Wat zijn de mogelijkheden voor paardenhouderijen in het buitengebied van Winterswijk en welke beleidsregels zijn hieraan verbonden?

1.3.2 Doelstelling

Inzichtelijk maken wat de gemeentelijke beleidsregels zijn ten aanzien van paardenhouderijen in het buitengebied van Winterswijk

1.4 Leeswijzer

Deze beleidsnota zoomt in van grof naar fijn. In het volgende hoofdstuk is uitgewerkt binnen welke context gekeken moet worden naar paardenhouderijen in het buitengebied van Winterswijk. Hier wordt nader bekeken welke mogelijkheden bestaande beleidskaders en regelingen bieden voor paardenhouderijen. Op basis hiervan zijn in hoofdstuk 3 concrete beleidsregels geformuleerd. Ook zijn in dit hoofdstuk foto’s opgenomen ter inspiratie en illustratie. Dit laatste heeft vooral betrekking op de landschappelijke inpassing van het geheel.

(6)

2. Beleidskader

2.1 Inleiding

Dit hoofdstuk gaat in op bestaand relevant beleid voor paardenhouderijen in het buitengebied van Winterswijk. Het geeft uiteindelijk een antwoord op de ambitie van de gemeente voor paardenhouderijen in het buitengebied. Een onderscheid is gemaakt in provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.

2.2 Rijk

De Nota Ruimte en de Agenda voor een Vitaal Platteland zijn gezamenlijk in 2004

aangeboden aan de Tweede Kamer. De Nota Ruimte beschrijft o.a. het ruimtelijke beleid voor het platteland. De Agenda voor een Vitaal Platteland gaat uit van een integraal perspectief en richt zich op de economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten van het platteland. In de Nota Ruimte en de daaruit voortvloeiende Agenda voor een Vitaal Platteland van het Ministerie van LNV wordt aangegeven dat het kabinetsbeleid gericht is op een leefbaar platteland met de functies leven, wonen en genieten en op een vitale en duurzame agrarische sector. De Agenda beschrijft de volgende ontwikkelingen. Het karakter, de functies en het aanzien van het Nederlandse platteland veranderen sterk. Vandaag de dag is de

plattelandssamenleving al lang niet meer de overwegend agrarische samenleving, al blijft een krachtige land- en tuinbouw een wezenlijke voorwaarde voor een vitaal platteland.

De landbouw bepaalt immers nog altijd sterk het grondgebruik en de identiteit van het landschap, maar is in veel regio’s niet meer de belangrijkste economische drager. De

toeristische en recreatieve sector is uitgegroeid tot een belangrijke economische activiteit met potentie voor verdere groei.

Het plattelandsbeleid van de rijksoverheid richt zich dus op een brede plattelandseconomie, uitbreidende agrarische (neven) functies, blijvende grondgebondenheid, identiteit van het landschap, toeristische en recreatieve sector, meer vrouwelijke ondernemers en blijvende activiteiten in agrarische probleemgebieden.

De paardenhouderij kan aan al deze aandachtspunten een positieve bijdrage leveren.

Afhankelijk van het bedrijfstype en locatie zal in meer of mindere mate een bijdrage worden geleverd aan bijvoorbeeld de recreatieve sector of activiteiten in agrarische gebieden.

In de nota Ruimte zijn verschillende gebieden aangewezen als Nationaal Landschap. Het gehele grondgebied van de gemeente Winterswijk valt onder het Nationaal Landschap Winterswijk. Nationale Landschappen zijn gebieden met internationaal zeldzame en nationaal kenmerkende kwaliteiten op landschappelijk, cultuurhistorisch en ecologisch gebied. Deze kwaliteiten moeten worden behouden, duurzaam beheerd en waar mogelijk versterkt.

Uitgangspunt is ‘behoud door ontwikkeling’: mits de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt (‘ja mits’ principe) zijn binnen de Nationale Landschappen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk. Het gaat hier veelal om ontwikkelingen die passen bij de aard en schaal van het Nationaal Landschap.

Relevantie voor gemeentelijk paardenbeleid

• De agrarische sector is en blijft een belangrijke economische drager van het buitengebied

• Versterken van de plattelandseconomie: o.a. vrijetijdseconomie

• Behoud en versterken van de identiteit van het landschap

2.3 Provincie

Het provinciaal ruimtelijk beleid is uiteengezet in het Streekplan 2005 ‘Kansen voor de regio’s’. Het streekplan geeft de ruimtelijke kaders voor de provincie Gelderland voor de komende 10 jaar. Het doel hiervan is verschillende functies in regionaal verband een zodanige plek te geven dat de ruimtelijke kwaliteiten worden versterkt en dat zuinig wordt omgegaan met de schaarse beschikbare ruimte. Dit document betreft ook een vertaling van het rijksbeleid naar het schaalniveau van de provincie.

Het streekplan verdeelt Gelderland ruwweg in drie soorten gebieden. Voor elk van deze gebieden is het ruimtelijk beleid verschillend:

(7)

7

• Het rode raamwerk: hier moet vooral de verstedelijking van Gelderland plaatsvinden. Het rode raamwerk is niet van toepassing op de gemeente Winterswijk;

• Het groen-blauwe raamwerk: in het groen-blauwe raamwerk geeft de provincie alle ruimte aan natuur. Verstedelijking is hier niet toegestaan, tenzij er een groot openbaar belang in het geding is. Dan moeten er wel compensatie-maatregelen worden getroffen. Het groene raamwerk omvat onder meer de Veluwe, de grote rivieren en grote delen van de

nationale landschappen in de Achterhoek, het Rivierenland en de Gelderse Poort. De beleidsmatige uitgangspunten uit het groen-blauwe raamwerk zijn van toepassing op grote delen van het grondgebied van de gemeente Winterswijk. Concreet is dit doorvertaald in de aanwijzing van gronden ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur (EHS);

Het multifunctionele gebied: het staat gemeenten vrij zelf het ruimtelijk beleid voor multifunctionele gebieden te bepalen. Wel wil de provincie dat gemeenten rekening houden met waardevolle landschappen in deze gebieden. Het gehele grondgebied van Winterswijk is aangewezen als waardevol landschap (met uitzondering van het groen- blauwe raamwerk. Dit wil zeggen dat ruimtelijke ontwikkelingen hier mogelijk zijn, maar dat rekening gehouden moet worden met de kernkwaliteiten van het landschap.

Bovenstaande is het algemene beleidskader van het streekplan van de provincie Gelderland.

Specifiek zijn de volgende thema’s van belang in het kader van paardenhouderijen in Winterswijk:

1. Vrijetijdseconomie

2. Vrijkomende agrarische gebouwen 3. Behoud en ontwikkelen cultureel erfgoed

ad1. In het streekplan worden toeristisch recreatieve initiatieven gestimuleerd. Dit soort initiatieven dienen te worden beoordeeld op de mate van aansluiting bij de regionale gebiedskenmerken. Voorwaarde is dat de extensieve vormen van recreatie te verenigen moeten zijn met natuur- en landschapsdoelstellingen.

ad2. Het economisch draagvlak en de vitaliteit van de meer landelijke gebieden staan onder druk. Om daarin verlichting te brengen bestaan mogelijkheden voor hergebruik en nieuwbouw in het buitengebied. Vrijkomende bebouwing kan worden omgezet in een woonbestemming of vestigingsruimte voor kleinschalige bedrijvigheid. Soms kan ook nieuwbouw wenselijk zijn. Zo kan woningbouw, bijvoorbeeld in de vorm van nieuwe landgoederen, geld opbrengen voor de aanleg van recreatie- of natuurgebieden (’rood voor groen’) of voor het scheppen van

waterbergingsruimte (’rood voor blauw’).

Het bovenstaande is op regionaal en gemeentelijk niveau nader uitgewerkt. Voor de gemeente Winterswijk zijn de beleidsnota’s ‘Functies zoeken plaatsen zoeken functies in Winterswijk’ en het landgoederenbeleid vigerend.

ad3. Gelderland kent een rijke, regionaal verschillende, schakering aan cultuurhistorische verschijnselen. In de loop der eeuwen is er onder verschillende maatschappelijke

omstandigheden in de regio’s van Gelderland gebouwd, verbouwd en gesloopt. Er zijn overblijfselen uit de diverse tijdlagen in of op de bodem, in landschap en in gebouwen die diepte en betekenis aan de regio’s en Gelderland geven. Inwoners van de provincie oriënteren zich voor een belangrijk deel nog steeds aan de hand van de historische

karakteristieken van Achterhoek, Veluwe, Vallei, Rijk van Nijmegen en de Waarden van het westelijk Rivierengebied.

Het hoofduitgangspunt voor cultuurhistorie is ‘behoud door ontwikkeling’. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat omgaan met cultuurhistorische kwaliteiten niet inhoudt het bevriezen van ontwikkelingen, maar juist het omgaan met ontwikkelingen, zodanig dat de

cultuurhistorische gegevenheden worden ingepast, waarbij ze beleefbaar blijven of juist worden.

Relevantie voor gemeentelijk paardenbeleid

• Nee, tenzij beleid als het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen binnen de Ecologische hoofdstructuur (conform beleid groen-blauwe raamwerk);

(8)

• Ja, mits beleid als het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen binnen het ‘Waardevol landschap Winterswijk (conform beleid multifunctioneel gebied).

Behoud en ontwikkeling cultuurhistorische, ecologische en landschappelijke waarden

Benutting vrijkomende agrarische gebouwen

Versterken toeristische recreatieve sector 2.5 Gemeente

Visie buitengebied 2005

De Visie Buitengebied geeft kaders aan het ruimtelijk beleid in het buitengebied van Winterswijk. Het uitgangspunt van de Visie Buitengebied is het verbeteren van de leefbaarheid in het buitengebied. De gemeente Winterswijk streeft naar een brede en gedifferentieerde economische basis voor het buitengebied.

In de visie Buitengebied worden voorwaarden voor maatwerk genoemd waarbinnen ruimtelijke ontwikkelingen al dan niet mogelijk zijn. De praktische uitwerking hiervan wordt toegespitst op specifieke landschapstypen. Hiermee wordt de bestaande diversiteit en afwisseling in het landschap gewaarborgd en verder verbeterd.

De visie gaat niet concreet in op paardenhouderijen in het buitengebied van Winterswijk. Wel hebben een aantal thema’s genoemd in de visie raakvlak met paardenhouderij: landbouw, recreatie en toerisme. Een paardenhouderij kan gezien worden als agrarische activiteit. Ook is er een duidelijke relatie met recreatie en toerisme.

De menselijke activiteit, van met name het agrarische gebruik, is een grote vormgever van het cultuurlandschap. Belangrijk is dat het landschap nog steeds in gebruik is als agrarisch productiegebied. Dit is mede bepalend voor de kwaliteit en de sfeer van het huidige landschap. De gemeente streeft ernaar dat de agrarische sector een belangrijke

economische drager van het buitengebied blijft. Het is hierbij de kunst de schaalvergroting in de landbouw ruimte te bieden in een kleinschalig landschap. Hiervoor moeten bestaande waarden beschermd worden, moet het beleid flexibel zijn en moet gebruik gemaakt worden van innovaties in de landbouw.

Het belang van de agrarische sector in de economie en werkgelegenheid neemt af, terwijl de belangstelling voor recreatie en toerisme toeneemt. Dat betekent dat de betekenis van toerisme en recreatie als (economische) drager voor het buitengebied groter wordt. De gemeente Winterswijk wil met haar beleid graag een positieve ontwikkeling van recreatie en toerisme stimuleren. Het doel is te komen tot een kwalitatief hoogwaardig aanbod, passend in het landschap. De kwaliteit en de bijzonderheid van het cultuurlandschap is daarbij de

onderscheidende factor voor Winterswijk, ten opzichte van andere groene gemeenten. Een goed toeristisch en recreatief aanbod is gebaat bij een hoge kwaliteit van zowel de openbare ruimte (binnen en buiten de bebouwde kom), als de kwaliteit van private eigendommen.

Relevantie voor gemeentelijk paardenbeleid

• Functies in het buitengebied zijn aangepast aan de waardevolle vorm van het Winterswijkse cultuurlandschap

• De identiteit en het historische karakter van het landschap zijn een belangrijke meerwaarde voor zowel bestaande, als voor nieuwe functies.

• Schaalvergroting van de agrarische sector in een kleinschalig landschap

• Ruimte bieden voor ontwikkelingen op het gebied van recreatie en toerisme Van wonen naar agrarisch (2009)

De gemeenteraad van Winterswijk heeft op 26 februari 2009 beleid vastgesteld met betrekking tot een functiewijziging van wonen naar agrarisch. De wens bestaat bij

particulieren om in het buitengebied bebouwing op te richten ten behoeve van een agrarische gebruik. In de meeste gevallen betreft het percelen die in een verleden agrarisch zijn geweest en nu, conform feitelijke situatie, een woonbestemming hebben.

Het uitgangspunt in het beleid van ‘wonen naar agrarisch’ is dat in principe niet wordt meegewerkt aan deze vorm van bestemmingswijziging. Hiervoor gelden een tweetal

(9)

9

motieven. Het ene is een planologisch perspectief, het andere een milieutechnische voor wat betreft de ammoniakdiscussie en de geurhinder.

Planologisch perspectief: door toe te staan dat woonbestemmingen wijzigen in een agrarische, wordt toegestaan dat nieuwe agrarische gebouwen worden opgericht. Dit staat haaks op de doelstelling aan de ontstening van het buitengebied te werken. Bovendien ontstaat er een situatie van dubbel beleid: enerzijds worden schuren hergebruikt of afgebroken, anderzijds nieuwe gebouwd. In dat licht is het wenselijk dat bestaande vrijkomende schuren benut worden voor het agrarische gebruik.

Milieutechnisch perspectief: bij wijziging van wonen naar agrarisch is sprake van een toename van de ammoniakemissie. Door milieuvergunningen voor nieuwe bedrijven af te geven wordt de ruimte voor uitbreiding van bestaande bedrijven beperkt. Dit in het kader van de natuurbeschermingswet en de daarbij horende regelgeving over natura 2000. Gezien de schaalvergroting in de landbouw is die vergunningsruimte juist nodig voor bestaande

agrarische bedrijven. De ammoniakemissie van paarden is relatief gering, zeker ten opzichte van melkvee (reguliere stallen) of intensieve veehouderij.

De beleidsnota van ‘wonen naar agrarisch’ spreekt over uitzonderingsgevallen in het kader van omschakeling van de bestemming wonen naar agrarisch. De vraag is of bij

uitzonderingsgevallen ruimte geboden moet kunnen worden aan nieuwe (grondgebonden) agrarische bedrijven. Dit is bijvoorbeeld denkbaar in het kader van de Herinrichting Winterswijk Oost, waar verplaatsing van agrarische bedrijven aan de orde kan zijn. Ook innovatieve bedrijfsvormen zouden langs die weg ontwikkeld kunnen worden, al gaat de voorkeur ook in die gevallen uit naar het benutten van als agrarisch bestemde percelen.

Relevantie voor gemeentelijk paardenbeleid

• geen bestemmingsplanwijzigingen van wonen naar agrarisch, omdat o extra verstening van het buitengebied

o milieuruimte verloren gaat voor bestaande agrarische bedrijven

• In uitzonderingsgevallen is maatwerk mogelijk:

o In het kader van bedrijfsverplaatsing herinrichting Winterswijk Oost o wanneer sprake is van een innovatief concept. Daarbij valt te denken

aan bosbouwbedrijven, telen van speciale gewassen, bijzondere diersoorten of vestiging van bedrijven met een specifiek concept.

2.6 Conclusie

De paardenhouderij biedt kansen voor het buitengebied van de gemeente Winterswijk. Het geeft de lokale economie een impuls. De breedte van de sector, zowel bedrijfsmatige als de hobbymatige tak, biedt mogelijkheden voor de toekomst. Aan de andere kant bestaat het risico dat ongecontroleerde groei leidt tot landschappelijke verrommeling.

Het is, op basis van de bovenstaande beleidsanalyse, wenselijk bepaalde initiatieven op het gebied van paardenhouderij de ruimte te bieden om zich in het buitengebied verder te ontplooien. Dit onder bepaalde voorwaarden, rekening houdend met de kwaliteiten van het bijzondere buitengebied van Winterswijk.

De voorgaande beleidsanalyse biedt ruimte voor een verdere uitwerking en het creëren van meer ruimte voor bepaalde bedrijven in bepaalde gebieden. Het volgende hoofdstuk, beleidsregels, geeft hier concreet invulling aan.

(10)

3. Beleidsregels

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zijn beleidsregels uitgewerkt voor paardenhouderijen in het buitengebied van Winterswijk. Hierbij is ook uitgewerkt welke planologische procedure gevolgd moet worden om de gewenste ontwikkeling daadwerkelijk mogelijk te maken. Het hoofdstuk sluit af afbeeldingen ter illustratie en inspiratie voor de ontwikkeling van paardenhouderijen in Winterswijk.

3.2 Beleidsuitgangspunten

3.2.1 Algemeen beleidsuitgangspunt

Overal in het buitengebied is verdere ontwikkeling van paardenhouderijen binnen de

agrarische- of sportbestemming mogelijk, mits op een goede wijze rekening wordt gehouden met de bijzondere kwaliteiten van het buitengebied van Winterswijk. Omschakeling van wonen naar agrarisch, bijvoorbeeld ten behoeve van een paardenhouderij, is onder bepaalde voorwaarden mogelijk.

Hieronder wordt nader ingegaan op het algemene geformuleerde beleidsuitgangspunt.

3.2.1 De bestaande situatie (geldt alleen voor bestaande agrarische bedrijven)

Bij paardenbedrijven wordt onderscheid gemaakt tussen productiegerichte paardenhouderijen en gebruiksgerichte paardenhouderijen.

Productiegerichte paardenhouderijen richten zich op het fokken en trainen van paarden en zijn daarmee een agrarische functie. Het toelaten van deze activiteit vergroot mede de economische basis van het landelijk gebied en daarmee het behoud van agrarische bedrijven. De bestaande productiegerichte paardenhouderijen hebben een agrarische bestemming (inclusief bouwvlak).

Gebruiksgerichte paardenhouderijen zijn gericht op dagrecreatieve activiteiten, zoals maneges, en zijn daarmee een recreatieve functie en geen agrarisch bedrijf. Bijkomende effecten van dergelijke functies zijn de verkeersaantrekkende werking, oprichten van paardenbakken, lichtmasten, kantineactiviteiten e.d. De bestaande gebruiksgerichte paardenhouderijen hebben een sportbestemming (inclusief bouwvlak) met een specifieke aanduiding, bijvoorbeeld manege.

3.2.2 Afwijking van de bestaande situatie

Paardenbakken:

Paardenbakken leiden in de regel tot een schaalverkleining van het landschap. Deze schaalverkleining hangt samen met het hekwerk dat rondom de bak wordt geplaatst en met de, in verhouding tot de akker- of weilandpercelen, kleine oppervlakte van dit type

grondgebruik. Tevens draagt het recreatieve/hobbymatige karakter bij aan een (subjectieve) beleving dat het landschap onder druk van stedelijke invloeden staat.

Vanwege dit landschappelijke aspect is de locatiekeuze van een paardenbak van groot belang. Met name de aard en uitstraling van de activiteiten leidt ertoe dat een koppeling aan het huisperceel en aan bestaande bebouwing van groot belang is. Een bijzonder aandachtspunt voor de locatiekeuze is dat het zicht op het vrije veld niet belemmerd mag worden door (teveel) langs de weg gelegen paardenbakken. Bij bouwvlakken die aan de weg zijn gelegen geldt daarom in het algemeen dat de paardenbakken achter de bestaande bebouwing dienen te worden gerealiseerd. In uitzonderingsgevallen is niet zozeer

het zicht loodrecht op de weg, maar evenwijdig aan de weg het meest bepalend

voor de beleving van het agrarische landschap. In die gevallen verdient niet een plaatsing achter, maar naast de bestaande bebouwing de voorkeur (zie figuur 2).

(11)

11

Figuur 1 situering van paardenbakken

Een landschappelijke inpassing in de vorm van hoogopgaande erfbeplanting is in zijn algemeenheid af te raden. Het landschappelijke effect van een paardenbak is niet te vergelijken met het effect van bebouwing. De extra beplanting zal de toename van de activiteiten eerder accentueren of uitvergroten dan verhullen. Wel is eventueel de inpassing door heggen of hagen mogelijk.

Vanwege het landschappelijke effect van paardenbakken zijn deze niet zondermeer toegestaan. Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid een afwijking

(omgevingsvergunning) voor een paardenbak te verlenen. Deze bevoegdheid is beperkt tot een paardenbak met een oppervlakte van maximaal 800 m2 op of aansluitend aan het bouwvlak van agrarische bedrijven.

Lichtmasten zijn bij paardenbakken binnen het bouwvlak toegestaan met een maximale hoogte van 6 meter binnen de agrarische bestemming. Binnen de sportbestemming is de maximale hoogte van lichtmasten 10 meter. Om de lichtvervuiling in het landelijk gebied tegen te gaan, zijn bij paardenbakken aansluitend aan het bouwvlak lichtmasten niet toegestaan.

Bij woningen (met de bestemming ‘Wonen’) is de bevoegdheid van het college beperkt tot een paardenbak met een oppervlakte van maximaal 800 m2 op of aansluitend aan het bestemmingsvlak. Om de lichtvervuiling in het landelijk gebied tegen te gaan, zijn lichtmasten niet toegestaan bij paardenbakken bij woningen.

Het gebruik van paardenbakken wordt alleen toegestaan aan bedrijven gericht op het fokken en africhten van paarden en voor privé-gebruik bij agrarische bedrijven en burgerwoningen.

De omschakeling naar een manege is niet toegestaan.

Rijhallen

In ruimtelijk opzicht kan het oprichten van een rijhal (binnenrijbak) grote consequenties hebben. Het gaat hierbij om forse gebouwen die goed ingepast moeten worden in het landschap. Daarom is het bouwen van een rijhal bij bedrijven gericht op het fokken en africhten van paarden niet bij recht toegestaan, maar alleen via afwijking mogelijk. Als voorwaarden voor de afwijkingsbevoegdheid geldt onder andere dat de noodzaak door middel van een bedrijfsplan moet worden aangetoond. De rijhal mag niet groter zijn dan 1.500 m2.

Horeca

Maximaal 250m2 van het bedrijfsvloeroppervlak mag bij een manege gebruikt worden voor horeca-activiteiten. Bij productiegerichte paardenhouderijen is dit niet toegestaan.

(12)

3.2.3 Omschakelen van wonen naar agrarisch, waaronder paardenhouderijen Met dit nieuwe beleid geeft de gemeente ruimte aan nieuwvestiging van agrarische bedrijvigheid in het buitengebied, waaronder paardenhouderijen. Dit wil zeggen een

omschakeling van een woonbestemming naar een agrarische bestemming. Het ruimte bieden aan agrarische bedrijven houdt een beleidswijziging in op dit punt. Het vigerende beleid maakt deze nieuwvestiging in principe niet mogelijk. Hier geldt de nee, tenzij benadering.

De gemeente kiest met dit beleid voor de ja, mits benadering. Aan de ene kant is de verwachting dat in de toekomst veel agrarische bedrijven stoppen. Aan de andere kant blijft de agrarische functie, waaronder paardenhouderijen, in het buitengebied van Winterswijk belangrijk als economische drager. Ze dragen bij aan het in stand houden van het landelijk gebied en een vitaal platteland. Het is van belang om agrarische initiatieven te ondersteunen en ontwikkelruimte te bieden. Voorwaarde is dat op een goede wijze rekening wordt

gehouden met de bijzondere kwaliteiten van het landschap. Nieuwvestiging van intensieve veehouderijen als kalvermesterijen, varkenshouderijen en kippenhouderijen zijn op grond van het Reconstructieplan überhaupt uitgesloten.

Een bestemmingswijziging van wonen naar agrarisch is dan ook mogelijk onder de volgende voorwaarden:

• Wanneer een verplaatsing noodzakelijk wordt geacht in het kader van bedrijfsverplaatsing herinrichting Winterswijk Oost;

• Er dient sprake te zijn van economisch toekomstgericht haalbaar bedrijfsplan.

Gelet op de huidige economische situatie is het niet wenselijk dat bedrijven na bijvoorbeeld twee jaar zouden moeten stoppen.

• INDIEN AANWEZIG sloop overtollige, niet karakteristieke, bebouwing;

• Er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf. Dit betekent dat dit type bedrijf de omvang heeft van ten minste één volwaardige arbeidskracht, met een daarbij passende arbeidsomvang én een daaruit te verwachten redelijk inkomen. Ten aanzien van dit aspect dient advies ingewonnen te worden bij een daarvoor gespecialiseerd adviesbureau;

Naast de hierboven genoemde specifieke voorwaarden gelden ook algemene voorwaarden voor maatwerk.

• Landschappelijke inpassing;

• Er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking, wat onder andere tot uitdrukking komt in het feit dat de bestaande infrastructuur moet zijn berekend op de nieuwe activiteit;

• Op eigen terrein moet worden voorzien in de parkeerbehoefte;

• De in de omgeving aanwezige (agrarische) functies mogen niet worden geschaad;

• De planontwikkeling mag de ecologische waarden niet onevenredig aantasten.

Voor ontwikkelingen binnen de ecologische hoofdstructuur geldt het ‘nee, tenzij principe’

• De kadernota ‘Achterhoekse erven veranderen’ is leidend voor de inrichting van het erf.

3.3 Illustrerend en ter inspiratie

Bijkomend aspect ten aanzien van paardenhouderijen is de afrastering van weilanden. De toepassing hiervan is divers. In deze paragraaf wil de gemeente paardenhouderijen inspireren te kiezen voor een landschappelijk verantwoorde afrastering. De foto’s op de volgende pagina’s illustreren dit.

(13)

13

Geslaagde voorbeelden

Figuur 1 Houten afrastering inclusief aanplant

Figuur 2 Goed onderhouden houten afrastering

(14)

Figuur 3 Een houten afrastering inclusief bijkleurend lint

Figuur 4 Afrastering door middel van bruine linten

(15)

15

Minder geslaagde voorbeelden

Figuur 5 Fluoriserende groene linten

Figuur 6 Met het landschap contrasterende witte afrastering

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voorbereidend op een nieuw te formuleren erfgoedbeleid voor de gemeente Heerde wordt onderzocht op welke wijze lokale cultuurhistorische parels van Heerde meer onder de

Bij mogelijke uitbreiding van de blauwe zone in het centrum zullen de parkeerplaatsen optimaal worden gebruikt door kortparkeerders (bezoekers) en

Voor 50-km/u-wegen geldt dat inritten, in het belang van de verkeersveiligheid, zoveel mogelijk beperkt moeten worden. Nieuwe inritten langs deze wegen zijn niet

Dit artikel geeft de burgemeester de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen (door bijvoorbeeld een coffeeshop of een woning te sluiten) wanneer in een lokaal of woning

Dat neemt niet weg dat er voor de gemeente Winterswijk kansen zijn om het dagelijkse arti- kelenaanbod te versterken, bijvoorbeeld door het opschalen van bestaande winkels en

De in deze nota opgenomen beleidsregels voor nieuwe landgoederen in de gemeente Winterswijk vormen een eerste toetsingskader, waarna een initiatiefnemer in gesprek

Indien er geen onderscheid wordt gemaakt, dient in het bestemmingsplan een aparte regeling te worden opgenomen voor de vestiging van kleinschalige kampeerterreinen.. Voor een

Voor deze woonvisie Winterswijk 2020-2025 ‘Passend en duurzaam wonen in Winters- wijk’ heeft onderzoeksbureau Companen een aanvullend onderzoek uitgevoerd om meer inzicht te krijgen