Behandeling liesbreuk
Klinische opname
Uw behandelend arts heeft u voor een liesbreukbehandeling naar de poli heelkunde van het CWZ verwezen. Deze folder geeft u infor- matie over wat de chirurg in het CWZ met u bespreekt, zodat u zich kunt voorbereiden op het gesprek of na het gesprek alles nog eens rustig kan nalezen. Ook zijn de gebruikelijke behandelingsmogelijk- heden voor u op een rij gezet.
Een liesbreuk
Bij mannen loopt vanuit de buikholte een kanaal door de buikwand naar de balzak. De zaadleider en de bijbehorende bloedvaten lopen er doorheen. Het is een zwakke plek in de buikwand. Als die breekt, stulpt het buikvlies uit in de vorm van een knobbel.
Een liesbreuk komt vooral voor bij jongetjes en oudere mannen. Op kinderleeftijd is hij meestal aangeboren, bij ouderen is overbelas- ting of verzwakking van het weefsel de oorzaak.
Breuken kunnen ook ontstaan op andere zwakke plekken, rond de navel of na een buikoperatie.
Elke breuk kent drie delen:
• de breukzak; het uitgestulpte buikvlies;
• het breukkanaal; de opening in de spierwand waar die zak zich doorheen perst;
• de inhoud van de breukzak; delen van buikorganen die in de breukzak kunnen zitten.
Als een liesbreuk groter wordt kan dat meer klachten gaan geven.
Bij hoesten, niezen, tillen of bukken, kan dan pijn ontstaan. Soms wordt de uitstulping zo groot dat het hindert bij elke beweging.
Een onbehandelde liesbreuk geneest nooit vanzelf. Indien de lies- breuk niet groter wordt en geen klachten geeft, is er geen echte reden om te opereren. Geeft de liesbreuk klachten of wordt hij groter dan is er wel een reden om te opereren.
Een breuk die je bij het platliggen kunt terugduwen, heet een repo- neerbare breuk.
Laat de breukzak met inhoud zich niet meer terugduwen, dan heet dit een niet-reponeerbare breuk.
Is de inhoud van de breukzak afgekneld en de bloedtoevoer gestag- neerd dan is er sprake van een ingeklemde breuk.
Een ingeklemde breuk komt maar weinig voor en moet altijd met spoed geopereerd worden.
Diagnose en onderzoek
Bij het lichamelijk onderzoek kan de arts meestal de diagnose stel- len. Aanvullend onderzoek is in het algemeen niet nodig. De arts kan bij u, terwijl u staat, de breuk meestal gemakkelijk vaststellen.
Wanneer een breuk bij u is geconstateerd, zal de arts met u bespre- ken, hoe in uw geval de breuk behandeld kan worden.
In het algemeen zal u een operatie worden geadviseerd. Een breuk- band wordt nog maar zelden voorgeschreven.
De operatie
Er zijn verschillende technieken om liesbreuken te herstellen.
De benadering van de breuk van voren
Hierbij wordt de operatie uitgevoerd via een snede in de lies nabij de breuk. De uitstulping van het buikvlies wordt opgeheven. Zo nodig wordt de opening of zwakke plek in de buikwand hersteld.
Daarbij wordt de buikwand verstevigd door een stukje kunststof (matje) in te hechten. Dit kunststof materiaal is veilig en wordt goed door het lichaam geaccepteerd.
De plugtechniek
Bij deze techniek wordt een sneetje van ongeveer vier centimeter in de huid gemaakt. De chirurg zoekt het breukkanaal op en sluit dit af met een kegelvormig stukje polypropyleen, een kunststof die medici nu al veertig jaar implanteren.
Daarna komt er een plat kunststof oplosbaar gaasje overheen en wordt de wond gesloten met oplosbare hechtingen.
Voordeel van deze methode is dat:
• de operatie eventueel onder lokale verdoving kan worden uitge- voerd en opname op dagverpleging.
• terugkeer van de liesbreuk (recidief) weinig voorkomt: tussen de een en twee procent ligt.
Deze nieuwe methode is niet voor iedere patiënt geschikt. Bijvoor- beeld als de breukzak niet terug in de buik te duwen is, kan deze methode niet worden uitgevoerd.
De benadering van de breuk van achteren
Bij deze methode wordt de breuk vanuit de binnenzijde van de buik- wand behandeld. De uitstulping (breukzak) wordt opgeheven en de opening of zwakke plek in de buikwand wordt verstevigd met behulp van een stukje kunststof (matje).
Dit kunststof materiaal is veilig en wordt goed door het lichaam geaccepteerd. De operatieve benadering van de breuk vanuit de binnenzijde kan met behulp van gewone operatietechnieken of door middel van een kijkoperatie.
De kijkoperatie (laparoscopische techniek)
Bij de kijkoperatie worden via een aantal gaatjes in de buikwand instrumenten en een camera, die verbonden is met een TV-monitor, naar binnen gebracht. De arts kan via de camera zijn handelingen zien op het TV-scherm.
Deze nieuwe methoden zijn niet voor iedere patiënt geschikt. Bij- voorbeeld als de breuk niet terug in de buik te duwen is, kan deze methode niet worden uitgevoerd.
De arts zal met u bespreken welke techniek in uw geval het beste lijkt. Een liesbreukoperatie duurt meestal drie kwartier tot een uur.
Mogelijke complicaties
Geen enkele operatie is zonder risico’s. Zo zijn ook bij deze opera- ties de normale kans op complicaties aanwezig, zoals nabloeding, wondinfectie, trombose of longontsteking, Een kleine bloeding kunt u na enkele dagen herkennen in de vorm van een blauwe verkleu- ring in het wondgebied, die kan uitzakken naar de basis van de penis en de balzak bij de man en naar de grote schaamlip bij de vrouw. Dat is niet verontrustend en verdwijnt vanzelf.
Vaak treedt na de operatie een verdikking op van het operatiege- bied. Dit is een normaal verschijnsel en verdwijnt meestal binnen enkele weken.
Het resultaat van de operatie kan goed lijken. Toch kan het voorko- men dat na verloop van tijd bij een klein aantal van de geopereerde patiënten er op dezelfde plaats opnieuw een breuk ontstaat (een recidief breuk). Meestal zal er dan weer een operatie nodig zijn.
Omdat in het operatiegebied enkele zenuwen lopen - bij de man ook nog de zaadstreng - is een beschadiging denkbaar.
Deze complicaties treden gelukkig weinig op. De schade aan een zenuw kan gevoelloosheid of soms juist een blijvende pijnklacht rond het operatiegebied geven.
Voorbereiding voor de operatie
0 De operatie vindt onder algehele anesthesie of met regionale ver doving plaats en u wordt twee dagen opgenomen op de afdeling Kort Verblijf C42. Meer informatie leest u in de folder ‘Kort Verblijf en Dagbehandeling’.
0 Heeft u nog andere gezondheidsklachten - bijvoorbeeld u bent onder behandeling bij de cardioloog, longarts of internist - dan is er vaak meer voorbereiding nodig en kan de opnameduur langer zijn. Meer informatie leest u in de folder ‘Opname in het CWZ’.
Spreekuur anesthesioloog
Als de operatie onder algehele anesthesie of met regionale verdo- ving plaats vindt zijn enige voorbereidingen noodzakelijk, dit wordt ook wel preoperatief onderzoek of preoperatieve voorbereiding genoemd. Daarom gaat u naar het spreekuur van de anesthesio- loog. Hierover kunt u meer lezen in de folder ‘Verdoving
(anesthesie) bij volwassenen’.
De anesthesioloog schat in welke risico’s in uw geval aan de opera- tie en de anesthesie verbonden zijn en hoe deze kunnen worden beperkt. De anesthesioloog spreekt ook overige voorbereidingen met u af zoals medicijngebruik (bloedverdunners) en nuchter zijn voor de operatie.
Verpleegkundig spreekuur
U heeft zonodig ook een gesprek met de verpleegkundige van de afdeling heelkunde.
De verpleegkundige stelt u vragen zodat duidelijk wordt welke ver- pleegkundige zorg u tijdens de opname nodig heeft.
De verpleegkundige bespreekt met u:
• Waar en hoe de opname is geregeld;
• De gang van zaken tijdens de opname en de vermoedelijke opnameduur;
• Welke verdere voorbereidingen nodig zijn;
• De nazorg: wat u zelf moet doen voor een goed herstel;
• De vragen die u nog heeft over de behandeling, de voorbereiding en de nazorg;
• Wie u wanneer kunt bellen als u nog vragen heeft over de opname.
Opname
Volgens de afspraken met de anesthesioloog op het anesthesie- spreekuur bent u eventueel gestopt met (bloedverdunnende) geneesmiddelen. Zie voor informatie folder ‘Verdoving (anesthesie) bij volwassenen’.
Als u op de opnamedag wordt geopereerd, blijft u nuchter. U meldt zich op het afgesproken tijdstip op de afdeling opname en patiën- tenplanning. Daarna gaat u naar de verpleegafdeling.
U krijgt een opnamegesprek met uw verpleegkundige en de afde- lingsarts.
Voor de operatie krijgt u de voorbereidende medicijnen voor de anesthesie (premedicatie). Het is belangrijk dat u voor de ingreep nog even plast, zodat de blaas leeg is.
Wanneer u een kunstgebit en/of contactlenzen draagt moet u deze uitdoen. Ook mag u tijdens de operatie geen sieraden dragen. Tij- dens de operatie draagt u een operatiehemd.
Een verpleegkundige rijdt u met uw bed naar de voorbereidings- ruimte van de operatieafdeling. Daar krijgt u een infuus.
U gaat daarna naar de operatiekamer en schuift over op de opera- tietafel. Voordat de anesthesioloog u de narcosemiddelen via het infuus toedient, wordt eerst de bewakingsapparatuur aangesloten.
Na de operatie
Na de operatie zal het operatiegebied pijnlijk zijn. Korte tijd na de operatie is het vaak raadzaam het wondgebied wat te ondersteunen met uw hand, met name bij drukverhoging (hoesten, persen).
Bij ontslag krijgt u uitleg over de nazorg en een afspraak voor de poliklinische controle. Ook krijgt u een voorlopige ontslagbrief die u bij de huisarts afgeeft.
Meestal wordt gebruik gemaakt van oplosbare hechtingen, die niet verwijderd hoeven te worden. Als hechtingen moeten worden ver- wijderd vertelt de verpleegkundige u wanneer (na ongeveer twee weken) u dit door de huisarts laat doen. Vaak zijn er hechtingen gebruikt die vanzelf oplossen.
Adviezen voor thuis
Afhankelijk van de operatiemethode, de grootte van de ingreep en persoonlijke factoren zult u na ontslag uit het ziekenhuis nog enige tijd hinder kunnen ondervinden van het operatiegebied. Ook het hervatten van uw dagelijkse activiteiten en de mogelijkheid om weer wat te tillen zullen daarvan afhankelijk zijn.
Pijnbestrijding
Een goede pijnbestrijding is belangrijk voor het genezingsproces.
Daarom is het raadzaam dat u de eerste twee dagen de pijn met pijnstillers onderdrukt en dit langzaam afbouwt. Dit doet u als volgt:
• De eerste twee dagen neemt u vier maal daags - om de zes uur - twee tabletten paracetamol van 500 mg.
• Dan neemt u twee dagen vier maal daags - om de zes uur - één tablet paracetamol van 500 mg.
• Daarna stopt u met de pijnmedicatie en gebruikt u alleen zono- dig bij pijn twee tabletten paracetamol van 500 mg. (maximaal 4 maal daags).
Wondverzorging
Na 24 uur mag u de pleister van de wond verwijderen en weer dou- chen. De wond is dan voldoende dicht.
Als het gaasje vast zit aan de wond kunt u het onder de douche los- weken. Na het douchen dient u de wond droog te deppen.
U mag de eerste week niet zwemmen of langdurig baden. Droog houden van de wond bevordert een goede wondgenezing.
Dus kunt u beter ook geen afsluitende pleister op de wond gebrui- ken; deze maken de wond vochtig.
Wanneer contact opnemen?
Neemt u de eerste week na de operatie contact op met het zieken- huis bij:
• hevige pijnklachten die niet verdwijnen als u pijnstillers gebruikt;
• Infectie: - wond (bij mannen soms ook de balzak) is gezwollen, rood en warm, gaat open en/of er komt wondvocht uit;
• temperatuur hoger dan 38,5 graden kort na de operatie.
Tijdens kantooruren belt u de polikliniek heelkunde (024) 365 82 60. Buiten kantooruren belt u het CWZ (024) 365 76 57 en vraagt naar de dienstdoende chirurg.
Werkhervatting
Meestal zult u na een week uw werk weer kunnen hervatten. Zware lichamelijke arbeid (tillen) bouwt u langzaam op.
Vraagt u zich af of uw aandoening of behandeling consequenties heeft voor het uitoefenen van uw werk? Overleg dan met uw speci- alist of bedrijfsarts. De bedrijfsarts begeleidt de terugkeer naar uw werk. Afspraken over uw werk zullen vaak soepeler verlopen als u de bedrijfsarts al vóór de ingreep informeert of zo spoedig mogelijk na de ingreep op de hoogte brengt. U kunt een gesprek voeren met uw bedrijfsarts op het arbeidsomstandigheden-spreekuur van de arbodienst van het bedrijf of de organisatie waar u werkt.
Tips bij hervatting van activiteiten
Gouden regel is dat u geleidelijk aan weer van alles mag gaan doen en uitproberen, zolang dit geen aanhoudende toename van klach- ten geeft.
Wissel de eerste dagen rust en activiteit steeds af, waarbij u gelei- delijk aan steeds actiever wordt en minder hoeft te rusten.
In het algemeen kunt u een tot twee weken na de operatie alle acti- viteiten weer doen die u voor de operatie ook kon.
Wandelen
Lopen is goed om uw conditie weer wat te verbeteren en u mag dit doen naar kunnen.
Wissel de eerste dagen lopen en rusten goed af. En onthoud: (spier) pijn mag, mits dit na een nachtrust weer verminderd is.
Tillen
Beperk de eerste week zowel vaak als zwaar tillen. Bouw dit lang- zaam op. Na een week kunt u normale huishoudelijke activiteiten meestal weer gewoon doen.
Fietsen
Zodra u zich probleemloos kunt bewegen, mag u het fietsen - mits u dat tevoren ook deed - weer gaan uitproberen.
Begin rustig, begeef u niet meteen in het drukke verkeer.
Autorijden
Als u zich probleemloos kunt bewegen, kunt u ook weer gaan auto- rijden. Begin met kleine stukjes in een rustige omgeving.
Vraag bij uw verzekeraar na of u de eerste tijd na de operatie verze- kerd bent. Meestal zult u na een week weer kunnen autorijden.
Sporten
Als u gewend was om te sporten kunt u dat meestal na een week weer langzaam oppakken. Wanneer de dagelijkse dingen en wande- len weer probleemloos gaan, kunt u - als u dat gewend was - weer rustig beginnen met joggen.
Start op een vlakke, zachte ondergrond en draag goede schokabsor- berende sportschoenen. Voer de afstand en het tempo geleidelijk op naar kunnen, waarbij u goed let op de reacties van uw lijf. Zorg steeds dat u volledig hersteld bent voordat
u wéér gaat joggen.
Als u gewend was om te zwemmen of te fitnessen en u hebt het gevoel dit weer te kunnen, probeer het dan rustig uit.
Begin met ontspannen bewegen en bouw dit uit naar het niveau van voor de operatie.gewoon zwemmen.
Seks
Vrijen hoeft geen probleem te zijn mits u hierbij de gouden regel in acht neemt. Dus dat u geleidelijk aan weer van alles mag gaan doen en uitproberen, zolang dit geen aanhoudende toename van klach- ten geeft.
Vragen
Heeft u nog vragen, stel ze gerust aan uw behandelend arts of de verpleegkundige.
Bij dringende vragen of problemen vóór en na uw behandeling kunt u zich het beste wenden tot het verpleegkundig spreekuur. Wan- neer zich thuis na de operatie problemen voordoen, neem dan con- tact op met de huisarts of het ziekenhuis.
Verhindering
Bent u op de dag van de behandeling onverhoopt verhinderd, laat dit dan zo snel mogelijk weten. U belt dan naar de afdeling opname- en patiëntenplanning. Deze afdeling is tijdens kantooruren bereik- baar op telefoonnummer (024) 365 88 97. Kunt u een afspraak op de polikliniek of voor een onderzoek niet nakomen, bel dan zo spoe- dig mogelijk de betreffende afdeling.
Adres en telefoonnummer Canisius-Wilhelmina Ziekenhuis Weg door Jonkerbos 100 6532 SZ Nijmegen Polikliniek heelkunde
Telefoon: (024) 365 82 60 (tijdens kantooruren) Verpleegkundig spreekuur
Telefoon: (024) 365 78 57 tussen 7.30 en 14.30 uur
Bij geen gehoor spreekt u de voice-mail in en wordt u teruggebeld Email: m.welcker@ cwz.nl
Website: www.chirurgie.cwz.nl
C / 09-14