• No results found

Over dit boek. Richtlijnen voor gebruik

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Over dit boek. Richtlijnen voor gebruik"

Copied!
81
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Over dit boek

Dit is een digitale kopie van een boek dat al generaties lang op bibliotheekplanken heeft gestaan, maar nu zorgvuldig is gescand door Google. Dat doen we omdat we alle boeken ter wereld online beschikbaar willen maken.

Dit boek is zo oud dat het auteursrecht erop is verlopen, zodat het boek nu deel uitmaakt van het publieke domein. Een boek dat tot het publieke domein behoort, is een boek dat nooit onder het auteursrecht is gevallen, of waarvan de wettelijke auteursrechttermijn is verlopen. Het kan per land verschillen of een boek tot het publieke domein behoort. Boeken in het publieke domein zijn een stem uit het verleden. Ze vormen een bron van geschiedenis, cultuur en kennis die anders moeilijk te verkrijgen zou zijn.

Aantekeningen, opmerkingen en andere kanttekeningen die in het origineel stonden, worden weergegeven in dit bestand, als herinnering aan de lange reis die het boek heeft gemaakt van uitgever naar bibliotheek, en uiteindelijk naar u.

Richtlijnen voor gebruik

Google werkt samen met bibliotheken om materiaal uit het publieke domein te digitaliseren, zodat het voor iedereen beschikbaar wordt. Boeken uit het publieke domein behoren toe aan het publiek; wij bewaren ze alleen. Dit is echter een kostbaar proces. Om deze dienst te kunnen blijven leveren, hebben we maatregelen genomen om misbruik door commerciële partijen te voorkomen, zoals het plaatsen van technische beperkingen op automatisch zoeken.

Verder vragen we u het volgende:

+ Gebruik de bestanden alleen voor niet-commerciële doeleinden We hebben Zoeken naar boeken met Google ontworpen voor gebruik door individuen. We vragen u deze bestanden alleen te gebruiken voor persoonlijke en niet-commerciële doeleinden.

+ Voer geen geautomatiseerde zoekopdrachten uit Stuur geen geautomatiseerde zoekopdrachten naar het systeem van Google. Als u onderzoek doet naar computervertalingen, optische tekenherkenning of andere wetenschapsgebieden waarbij u toegang nodig heeft tot grote hoeveelhe- den tekst, kunt u contact met ons opnemen. We raden u aan hiervoor materiaal uit het publieke domein te gebruiken, en kunnen u misschien hiermee van dienst zijn.

+ Laat de eigendomsverklaring staan Het “watermerk” van Google dat u onder aan elk bestand ziet, dient om mensen informatie over het project te geven, en ze te helpen extra materiaal te vinden met Zoeken naar boeken met Google. Verwijder dit watermerk niet.

+ Houd u aan de wet Wat u ook doet, houd er rekening mee dat u er zelf verantwoordelijk voor bent dat alles wat u doet legaal is. U kunt er niet van uitgaan dat wanneer een werk beschikbaar lijkt te zijn voor het publieke domein in de Verenigde Staten, het ook publiek domein is voor gebruikers in andere landen. Of er nog auteursrecht op een boek rust, verschilt per land. We kunnen u niet vertellen wat u in uw geval met een bepaald boek mag doen. Neem niet zomaar aan dat u een boek overal ter wereld op allerlei manieren kunt gebruiken, wanneer het eenmaal in Zoeken naar boeken met Google staat. De wettelijke aansprakelijkheid voor auteursrechten is behoorlijk streng.

Informatie over Zoeken naar boeken met Google

Het doel van Google is om alle informatie wereldwijd toegankelijk en bruikbaar te maken. Zoeken naar boeken met Google helpt lezers boeken uit allerlei landen te ontdekken, en helpt auteurs en uitgevers om een nieuw leespubliek te bereiken. U kunt de volledige tekst van dit boek doorzoeken op het web viahttp://books.google.com

1

(2)

(3)

iq_.

u l

(4)

4''i:1IÎ..hìl.h‘.‘..‚‘.

.=_.ij.

H‚„.>.

.Î...

‘‚.

m

‘_’_1 „‘

(5)

(6)

TER GÈDACHTENIS

PIERRE FREIJRÍÍ< ERDBRINK.’

OVERLEDEN TE ENKHUIZEN,

.——... pnu_‘—7‚ FEBRUARI]. 1819.‚ ‘_ì\«h .Jn«

IN DEN 9qn‚1agnom VAN auuvx 33 JAREN.

TE ENKIJIJI‘ZEN,

BIJ J. 0VER DE LINDEN“

‚2859. » ‚r‘.

(7)

ì‘‚.‘

Z_eg nouit hier liggen doôn; de braven Í'ccfven nies,_

‘‚.

‘VAN MERKEN, Germanicus. bl. 144.

(8)

v

\ \

‚vooE’nEìilc’r‘. -““

‚‚ .

—,

Daar mijns gewone _/Ì>rcekäeurt op Je Ätciijá

‘Jgfi„g aan het Enk/zuizèr Departement fler‘flíaèìt“

fo/‚appij: t0t Nut ‘van’ ’t Algemeen , invz'ol, ‘nogei‘i dagen na het finartelìjk afflervefl.vwn den‘lzoogge—

:zc/zt’en Voorzitter van botze/vé, {dan Hoera p IER.

RE FREDRIK EK—‚EEKI‘NK‚ kan ik m_'ot nald“\

t‘q‘n ‚ om over dcnh“trcî/IJ:genîdood va_n dczm n_ztttigm .m waardigeq mkm ‚ge/zee! opzette/ijk te /j>rekcn. Ällo

mijne _ medeicden’ wàï_et_i_ door dat _oytflijden te ge:

voolz'g getrofou‚,_‘cn ik;olf ìlem;ege te diep gèrotrò', 2122 dat ‘0fldíflt‘l‘tg Igo‘va‘el to> kon/2m [mofòn. Van;

mijzelvzrì ivÍ/z!è Í‘k ‘eË/z’igo‘ wrtrbpstt'ng zoeken_ in ‚lìë’t open/ijk gewagm vzm" de verdiehfleîì diehs Izboggé

‘[0/zattm mans ,‘di<:n wij _ met diopen‘.wecdomlzeîijenij IÍetz. llíijn ‘VO0Í'flfilflöyllfiffl ‚’ i): de eerstkomende veg

gt”d"’ì’îg W!’í 4? .l‘."l‘î’ì {dézeê .Qîz>flrîtflîmî_îî.gvb‘sl

ter ‘nagoetachtonìs van wijlen onzen vrt'mÎ! te fpre- ’

k«‚

(9)

’( — )

[een , gaf ik te kennen aan Be/i‘nurderen der vergade’

ring,welke mijn voornemens goedkeurende, be/loten , om de zamenkomst, die op den 15. dezer maand ‘ zou plaats hebben, geheel tot een ronwf‘eest voor de}:

afge/lorvenen in te rigten. Teen dit be/lnit van Be /t.mrderen bekend was , volgde aan/tand: de algemeene

bijval der leden. De vergaderzaal, inzonderheid het /Ì>reekgefloelte , ook de zitplaats van den tijdelij—

ken Voorzitter, die na ledig /lond, waren ingerigt

naar den aard der‘treztrplegtiglzeid. Alle de Leden

dezer afdeeling, ook de Donateur: en Donatriee:, waren gekleed in reu-„gewaad, en [zet [oînber gevoee'_

van ongeveimde finart ‚was uitgedrukt __op‘ het gelaat Van alle de leden deze: Departement;. ‚Eene talrijke febare uit naburige Departementen der Maat/Map pi/ toonde, ook door‘lijare tegenwoordigheid, de gevoe lig/ie belang/telling in onze regtmatige‚ drqefenis.

Met diepe ontroering /lorak die gedaektenis rede over E K 0 B R 1 N K (zit ‚ welke , volgens het al.

gemeen beflnit der vergadering , gedrukt , aan de Leden des Enk/mizer Departements, en aan allen , die verder eenig belang [tellen in onzen‘onvergeteli' ken vriend, wordt aangeboden.

De tijd tot het op/Zellen dezer rede , was te kort ‚ en mijne ziel door den dood diene mans, helaas!

zoo vroeg aan“ ons‘ ontrakt, _te diep getrofen,- dandat

A!

(10)

\‚(’—ö

lat ik aan eenige kunstregel: bij .het o‘p/ielled'dà;

.zer li/‘k of ‘lofrede kunde denken: e’k volgde de in geving van mijn hart. En na het uit/'prekendee zer rede , wilde ik in mijn_opflel niets veranderen , om niet mijne medelea'en iets anders gedrukt ' te geven, dan zij van mij geboord en ‘begeerd bad‘

den. Te minder, om dat ik met het uit/preken, en doen drukken dezer redevoering niet bedoelde, om voor mij eenigen [of of voordeel te behalen, maar alleen eene bijdrage te leveren tot E R 1) B R 1 NK S aandenken, en ter nuttige befekoawing van zijnen

dood. ’

Ingevolge âetze/fde be/Ioit der vergadering en ,_‚ met

gun/iige toeflernming der onderfiheidene Diebters ,‘

volgen op de redevoering eenige Lijkdìchten, bij dat

rouwfïeest openlijk aitgeflûroken. Het eeríke dielztî ’

[iuk is van den tegenwoordígm Voorzitter van Be [innrderen van dit Departement; het tweede van een ‘

be/iendt‘g vriend van den overledenen , die met ben: in onder/è/zeidene betrekkingen , tot heil der mensebbeid is werkzaam geweest; het derde is eene eer/ie dient.

proeve van een jeugdig k-weekeling van den ge’aebte‚n men, die een ofer van dankbaarheid voor genoten

anderwij:, gaarne in ’t openbaar wilde aanbrengen.

Het vierde is. vanden ll’e1eernaar‘digen Heer H. Weìj land , thans Predikant te dm/t‘erdarn , weleer boog—

ge/e/zat Leeraarl in de hervormde gemeente albier;

en

(11)

’<-—>

en het laatfie’di‘eht/iak getuigt , dat het jeugdig dicht yuur in de borst des‘ edelen grijsaards Jan de Jongh

nog niet is aitgedoofd. ‘ ’

Zoo treden dan die dichtregelen, met de gedaeh“

tenisrède, in het openbaar te voor/ebìjn, als een:

proeve , dat het Enkhuizer Departement der Maat-—

fe/zappij .‘ tot Nut van ’t Algemeen , waardige Me deleden na hun af/ierven, in een gezegend aanden ken weet te houden.

0. VAN TRICHT Az.

\ l

ENKHUIZEN el. 20. Febr, 1819.

\

Eenige onvoorziene beletzelen van de zijde Drukkers , hebben de uitgaaf der bovengenoemde /luk ken vertraagd ,‘ voor welke vertraging nederig ver.

[ehoning Wordt gevraagd aan de Leden van het Enk/nzizer Departement; ‘

'\

‘ ‘ .‘ ‚ ‚ .. ‘ ‘ _‚ "‘

Up bladz, 59 13 een arukjout over het hoou.î ge zien; e_r, íìaat twe‘e;naál het woord heeft. ’

\.‘o

(12)

12

GEDACHTENIS-REDE

'voon WIJLEN DEN HEER

P. IIJ«ERDBRINK,

IN LEVEN STADS-FRANSCH XGST‘

„SCHOOLHOUDER, EN LID VAN 0N‘

DERSCHEIDENE BESTUREN VAN

WELDADIGHEID.

OVERLEDEN DEN 7. FEBRIJÀR1j 1819.

ÍIITGESER0KEN 1}: DE VERGADERING

VAN HET ENKHUIZER DEPARTEMENT

TOT NUT V11N ’T ALGEMEEN,

neon

‘0. VAN TRICHT Az.

LID v.uä VOQRNOEMDE DEPARTEM'ENT‚

01’ DEN 15. FEBRUARI] 1819.

(13)

\

N

vu-9

'1,

IH lU“,

‚ga

a '0

‚uI

0

l

‘l. .

a

I

‘0

\ "\li

I - .

a I I. 1' ‚’y I‘ f

* I. 0 1 u I

l l û_. \L -- L"

I nr -‚ ‚— w

0 \ l ‘4 \. u ~ T I

1 (t ' y

I ' x v (I 1,

\ . .. f - ._ p- Q.

0

I '1 l I f' 2 v \

O 1.- I o * J h ‘—

.

‘‚

v I I 7-! iv " ‘l r v

'- ' 'f -- ' ‚‘

' J

l

'0'' vI a \ 1 '

a 0. J \1 G i". l I a

l‘ q ''\I I f I

i AI“3in I.’A.M .-(an v- l

l

\

Q| I' ' O‘ u .‘ —’

,' 4‘ L \. 1 I, A.

I

. ' ~ ‚uI4' 0-o '

.‘ . r -_ 'l l

I

u o "‚ . i

. . . I ' .

I. v v

‚i. ‘:

‚_‚ .—.~\¢. \ L— J u o

' ï

r, l "a f“.

J. ' u,

/

«

l '. 7-.

_. v ") I ( | ‚‚.

. , .- o \ .~ -

I l

‚v ‚‘ I : . Ì o

- 0 .- ¢ I In 0u . 0

~

- I

~

r... .. —‚ r ' 'V‘ . Q . ..

Q".-. 1...‘ J‘ls>-.‘‚ ‘9‘

a. V 1

I _ q‘

\

i

‘\ o

al

‘G

l '

-

.“—\

\

O I .

I.

(14)

ìE‘ERGEACHTE ÎBESTUURDERS DEZER

VERGADERING !‘ ’

GEËERDE MEDELEDEN OF BEGUNSTIGERS

„DER MAATSCHAPPIJ: TOT NUT VAN ’T

" ALGEMEEN! . —

EN‘ GÍJ ALLEN, DIE, ALS VRIENDEN OF

LEERLINGEN, ONZEN AFGESTORVEN

— VRIEND EEN DANKBAAR AANDENKEN

TOEDRAAGT! ‚ ’ . ‚ ’,

GEACHTE TOEHOÒRDERS!

—,

"I

-o-o-o-o-o-o-o-o-o- " “‘

‘Onder eene mengeling van treurige aan.

doeningen en ernflige gedachten, aanfehóuw‘ ik_

dit gefioelte , hetwelk mij ons geleden verlies en den' regtmatigen rouw _onzer Maatfchappij ‚ bij vernieu.

wing herinnert. Mijn ‚oog zoekt in onzen vrienden—’

kring naar den man,ons‘ zoo belangrijk, die nog kort‘ geleden onze‘ zamenkomst belluurde,(r) maar te vergeefs; ’ nooit , nooit treedt hij weder deze acht. ’ bare zaal binnen, wij zagen hem weg‚zinken in' het graf; de dood geeft ons dien man nimmev‘ ‘

weder!5 A 2. _ ,Slecht;.

(15)

(4‘)‘

“Slechts vier weken geleden, Rond onze vriend op deze zelfde ‘plattts‘, en fi>rak’t0t ons, metman‘

nelijke kracht, over Gods wakende zorg en wijs

‘b‚e_lluur1 zigtbaar in de lotgevallen van ons Vader

laìrd’; hoe weinig dachten Wij "toen"; het is welligt de

laatflîe maal, dat wij den geliefden R‘edenáàr booten.

Tré’utlg‘e verjándèririij‘l ‘Îl‘et‘ïs ìh‘ijìíp deze ’puáts’, als‘ ’ol“ ‘ik 'ii'og zijne l’ce‘ru "vo_l liëfélijkheid, ïz’ij’ne

lesí'en der wijsheid hoote; zijn heilig ljvétvuur‘ïvoor qujen het Vaderland aanfehoiiwetij. en dat allq

’ i=. helm! voorbij; moeite kost bij u en Hij, 01‘IJ

ons te gewennen aan die ontroerende ‘quaehte ;‚

ERDBRINK is niet meer. ‚ /

Zijn mond, die gezelligheid en vriendfchap, be.

fchaafdheid en deugd ‘ad’er‘n’de, is ’gefloten voor

altijd. Dat geí‘toelre‚ hetwelk hij meer daneens heeft vcrfierd (2) ftaat ledig; Wij Vragen hem, die 300 dikwijls en 200 g’aqrne ons geleerd, vermaakt, qf gel‘ticht heeft, terug ,-— maar de dood l‘taat zijne

prooi. niet af. Daar ligt dan zijn mk te: neder,

. en met dez_elve onze blijde verwachting, die wij‚

vvan den brayen en nuttigen mankoesterden, Die le.‚

digheìd,welke wij ook in deze talrijke zamenkomst thans gevoelen, die treurige fomberheid op on;

gelaat verfpreld, dat neerflagtig gevoel, hetWelk — wij in de afgeloopehe week, op het aangezigt van

ouden‚en jongen in onze êtaîl zàgen, getuigt, _hoe

Veel wij verloren hebben; van ‘de diepe finart, wei’

ke

- \

'‚‚.-‚IJ‚1 -‚ ‚_

(16)

t‘s) "

ie het gerlies van “zulk een man over ons heeft

uitgellort. ’ " ’

.Gij m1; en; van ongevoeligheid herenunìgén,

'51s ik in deze mijne fpree_kbeutt ‚van ‚iets

dan van het -fmartelijk .afll_erv.en diens beminden

‚jmans wilde_fpreken‘ Pfij-ftond tot lq_ffeliìke

_Maatfghappij, waarvan wij Ledendof Begpql}igeq

‚zijn, tot deze vergadering in te naauwe betrekking;

g‚vs,s voor uwen mijn _hart te belangrijk en.‚teîdierr baar,gedenken, wiens vroegen_ dooddan ‘dat ‚ik in het openbaar-hem,wij_ in niet, Stad!

bijzonder in dezen vriendenkring op den duur’grieî

vend zullen ontwaren.is te diep in dit plegtigM1ar neen! mijn eigenuur ‚getroll‘en, om_‚‚‚iîn dan onze eerl’ce zamenkornst nu dat treurig ongeval,

‘yan hem te kunnen zwijgen, dien ik zeerr‘hoogù j‚chtteüerveninonvergetelijkzijn nuttig leven,zal blijven. (3)die mij ‚ook na

Aan het treurige , maar toch niet geheel onaané genarne aandenken van wijlen den hooggeachten

’Voorzitter dezer afdecling; aan de nzttíge en leer.

za:z;; befckouwing ‘vzn zijn leven en flcryen, zij dan mijne rede in dit plegtíg uur geheeltoege’

Wijd. Een deelnemend gevoel, Geachte Medeleslenì

;al u bezielen tot eene gunliige aanlac’ht, en tot

“ÜËÎEÜ bfihart-igî’ng van die lesl‘en der Ware wijs“

_heid,‘die ons hct“graf ‚van aannnrnxì onzen_

vriend‚òvevloedìgijaanhîeda _ _ . ‘ _,3

GB‘

(17)

(6)

ì‘.’‚‚’ : " s‘‚“‚ ì;Ë!‘iî/ît—îï

--— . _

.‘:‘n‚í„-:s ..r

‘ “ Gevoelig ’Ëvèrd’en "wij ”all'eri‘," Ëri’ velérì’ "òh‘zey.

S‘ta‘lgenooten’ ’ ’r‘ne’t” 1 ons. aangedaan: ‚ "“toe‘n “’wij‘Îzeeï"

pnlan’gs "onverwacht hoorden; dat-Èh‘etiî‘leve’r'î vaà Ì: R 01’; h ! K_‘onzen vriend, der; ‘vrienü"‘ ‘deí‘ _ Îëugä

Ëlì’d’elf armen, "be’dreígd‘w‘erd.’ ‘Ho’é op'ré’g‘t’5’é’n har;

Î’elljk en algemeen was ‚de belangflélling.in’het‘b‘@

Éoud"van dien hooggeachten man! ‘Vurigrv’va's ’oi1'5 Verlangen ,- ernl‘tìg onze bede , dat God”zijn"jetígdig [even í‘paren , hem van den’ oever’”‘de’s dòöilë’ï" aan aò zijnen, aan de jeugd, aan de Máatl‘chdp'p‘ij‘ mogf Wedergeven. De nood klom hoogei‘, ae* \viijslîeíd

dëí“ ervareníìe' genee5ku'ríst Rond en, oordeelde “‘z’ìîri ‘

tdel’càiifl" hopelo‘o’s. ‘Pijnélijk werd -;‘ gedurende "‘drië Òf ‘ vier" dagen ., ’ onze- onzekcl‘heìd‘, donke’r‘fonzé' Verwachting;v dan onder dat alles ‘—"gltìorde eì nog een vonk ’ van ílille hoop in=‘onzenbo”eiem}

dat die man ons niet mij worden ‘î.‘in‘trukti ih“”Ël‘en vullen bloei zijner mannelijke\kraeht, inde ijv’e'rig8 arbeidzaamheid van zijn werk2aam’en"verdièiiltelìjlí

leven. (4) “ ‘ 3‘ -“ ì

‘ ’Maarï zod’ veel te zWaarcler trof ’ öns=de‘flag,

toen wij de‘treurrn’a-re“ hoorden:‘ hij“i‘s bèìweken

ónder de kracht der'ziekte; de 'laatfie“‘uhrÎ-van onZen'-vrîend’isfgëflaìgenl‘ Dir; flag trof ení wonddê

niet" fiechts zijne naaste ’betre'kkingen‘, niet llethts‘

{ons zijne vrienden ,‘ maar‘dompeldetook‘deîjeu‘gd

_.:a_ , m

(18)

(1).

in diepen rouw; ja ‘allen ‚die hier. en elders ’op;

befchaving, deugd, menfche'nheî-l’, en eene verliari‘f dige opvoeding der jeugd, hoogen prijs (tellen, Met den dood Van dien eenen man fcheen ieder.

‘welgezinde een’_ vriend en broeder verloren te hebben}.

Levendiger dan ooit bezeii‘en wij thans, hoe dierbaar, hoe nuttig hij ons in zijn leven .is.geq weest, ‚wiens verlies ons allen met droefheid‘ver.‘

Vult. Als- wij peinzen op zijn gemis, baart het ons“

zoms _eene weemoedige vreugde , terug te zien op ‘ de loopbaan , door hem zoo roemrijk ‘afgelegd—; het lenigt onze droefheid, als wij ons voor den geest brengen, ‚het veelvuldige nut en genoegen, doos dien waardigen mart gefiieht of bevorderd.

’ Als vriend was hij ons zoo belangrijk door zijn;

minzaam en nuttig verkeer; in den vriendenkring de ziel der gezelligheid, diefleefde wanneer hij de_

Il:ille vreugde der zamenleving kon bevorderen.

Hij ,‚ de opene en opgeruimde man , altijd zoo ‚re.

delijk, zooîhartelijk, zoo menfchelijk; nimmer vm.

lijk tot ligtzinnigheid of losbandigheid, maar de vriend van teVredenheid, die de belangrijkfle gel'prek ken ongevoelig door zijne fpràakzaamheicl wist uit te lokken. Zoo gaarne deelde hij,“zohder aanmatie

ging, uit den l‘chat zijner kundigheid en ervarirí’g’

aan vrienden ‚en bekenden zijn wijzen ;raad mede,

’De man van befchaafdheid zag‚en hoorde E’Rn‘ . na 1 NK met toegenegenheid ‚‘daar hij alles‚wat goe‘

v de“ V

o

(19)

((8'ÏÏ»

dan aan, menl'chenheil , verlichte 6odsdienâfleefit‘

nis 'ademde ‚ met jeugdige geestdrift- en ‚mannelijlog‘

ime‘hri, mama en bév‚ord_erdeij Reeds in zijnë

j’ngere‚ jareh was hij de geliefde kweekelin‘g valt

bràve en kundige. leermeesrers; andere Steden

van; ons Vaderland dongen om zijn bezit (55) En

geen Wonder.,’dat een jongeling, dîebij een”gelaîleâ kig‘en aanleg, vroeg reeds uitnemend Was' ontn'rikí had; en daarbij een onbet‘proken maar paar-de;

van beginne zijner- komst in deze Stad, acaî‘

ìag’ Vewierfi‘onder álle Pe‘ànden, (e) en bij man;

fiel’ijke jaren‘ gedurig- in hoogachting klom bij allen;

Geï zijn'él úitgebreide kunde, de braafheid zijnef

beginfelen, en de welv’villendheid van zijn ha‘ift-i

kennen. ’ ‘ ‘

” voor onze ‚Maatlel'îapj’îj tot van ’het‘ À‘lge’;

mù‘,‘ Weike hij als de voedi’teîvroùW zijner bé:.

waaieneîe,’ met kinderlijke dankbaarheid veìeerde‘,

(7)1vaä finnsarnk een‘ heftig fieraàd,‘eh voùif onze afdeeting een vaste lìetinpilaar. ‘Wîë heriné‘

ne’rt ’ zich ‚niet, hoe hij voor eenige jaren de wel‘

.befpràak‘te en gevoelige tolk der dankbare erkehte-‘

'nìs‚vaiì’ de lofl'e‘lijke Ma"atlbhappij in ‚’t ejaenbaar geweest is. (8) Uit het gevoel zijnes harte roemde hij ’elite‘ edele daad, een nutte of ter redding der mehschh‘eld; meer dan eens waren wij de blijdg getuigen van zijnen ijver en bereidvaardi e1d,_om‘

‘alies bij te dragen, wat den luister“, en het nut ‚

í_ì . van

(20)

(9)

I

van onze Maatfchappìj kon bevorderen. (9) Geen:

moeite was hem te groot, geene opoffering te kostbaar, voor het heil en den bloei derzelve.

Meer dan eens zagen wij zijn wijs beleid in de belluring onzer zamenkornílren , hoorden wij hem met genoegen de fchoone en heerlijke werken Gods in de natuur befchrijven, werden wij door

‚hem opgewekt tot de befchouwing der fcheppìng;

dm wanneer hij Gods goede Voorzienìgheid, zìgt“

bqar in de lbtg‘evàllen van ons Vaderland, met roem vermeldde, boeìde bij onze aandacht door zijne wijze opmerkingen, godvrnchtíg gevoel en

mannelijke welfprekenheid. Dien man zullen wij nooit hier beneden meer hoeren. Hij_ is voor finze vriendenkring , voor deze vergadering, vQO!

pnz‘e Maatf‘chappij, zoo vroeg, en onherroepeujij

verloren!”- ‘

c Verloren zoo vele nnrrige betrekkingen,

Waarin hij voor deze Stad getrouw werkzaam was;

Neen— die man onttrok nooit zijne hulp met raad’

61’ daad, waar hij geroepen Werd. om in“. goed,

Ìîfte We’rke’fivoo'r de belangen der burgerij, voor

de bevordering” Van den bloei en welan onzer Stad ‘,‘ van. de werkzaamheid onder de behoeftigen , de onderfleuning der armen, de Verbetering van het lot der fchamele grijsheid. (10) Men rekende op zijne menschlìevendheid’ en geestdrift, Iteldo

hongen prijs op zijnen ìjyer en fch_rgnderheîd‚ en, ’

— Bi bij

(21)

‚<,w‚‘ a

bij verfchil van mening, bleef ‘nren dien’fmanhoog

‚achten, die, wanneer hij ook dwalen mogt, toch altoos .belangloos ’ het goede zocht. .‘ Uitl‘panning’

en vermaak was het voor dien arbeidzamen Men"

í‘chdnvriend, wanneer hij, na het‚getrouwe onder

‚wijs der jeugd , in vereeniging met waardige vrien den‘, iets nuttigs voor anderen kon daarliellen. Hoe yvordt die man nu reeds op vele pla,atfen , in om der’fcheìdene betrekkingen gemistlen zijn gemis zal

op den duur eene fmartelijke ledigheid achten

laten.‚--_ ‘_

;-‚ En ‘ gij 0 Jeugd! zult dat gemis nog meer geg_

voelen! Het opkomend geflacht, aan hem zou veel; verpligt, beminde’ ERD BRINK, hunnen va-‚

derlijken vriend, met kinderlijke teederheid. Hij leefde geheel voor de opkweeking en befchav'rng van die teedere panden, welke aan‘lzijne zorg wa-‘

ren toevertrouwd. De vorming. en het onderwijs der jeugd, een werk, door velen als lastig en vervelend gefchuuwd, maar in het oog van dei—

wijzen, van den' menfchenvriend‚he,t heiligl’ce en gewjgtigl’te, dat op aarde kan verrigt- worden, was Voor hem geen laStpost, meer nog dan eene eervolle kostwinning; maar zijn geliefkoosd werk;

het groote doel en de Wellust van zijnleven. Zag men den waardigen „kindervriend te midden zijnen kweekelingen , hoe veel‘vriendelijkheid in zijn oog, hoe veel geduld ‚in Zijn 011der\_vijs ,y_hoe veel_ne‚f

‚ ‚' der

(22)

"( n ‘)

"derbuigi‘ng’ tot de z’wakken, en dat alles was 'gà

Paard met gepasten ernsf en gezette naauwkeurigl

heid. Hoe veel vernuft en ervaring in‚’de ‘ontw’ik’

keling van de vatbaarheid der kinderlijke zielen’:

Hem fcheen de kunst aangeboren, om de kinderen

tot zich op te trekken, om van de betarnelijke eer‘

'zuchr zijner kweekelingen duurzaam nut te rr'ek—

’ken, om zich hun hart te gewinnen, en tevens 'hun zedelijk en godsdienftìg gevoel, tot levenred helderheid te brengen. E R 9 B R 1 1\‘ K was in het oog van den menfchenkenner, even dierbaar in zijn’ ar.' beid ter opvoeding van kinderen, als in zijne po‘

gingen, om hun de eerfte beginfelen der m’en‘

fchelijke kennis bij te brengen. Het bevreemde’on‘ä nooit, dat ieder kind, het Welk zijn onderwijs ge‘-‘

noot hem opregr aankleefde , en dat de jongeling, die zijne fchool reeds had verlaten, hem dankbaa‘r bleef vereeren en beminnen. ——— Verhaalde - hij de gel‘chiedenisfen van ons Vaderland, of van Gods heilig. Woord, dan kon hij ’, door hetébcvattelijke en

‘trcli‘ende \van zijn voordragt,de opmerkzame belang.—

fiell’ing der jeugd boeijen; door het levendig ge—

-voel dat in zijn eigen boezem gloeide, trof bij het hart van zijne kweekelingen; zijn geestdrift voor al wat goed en edel is, mag1kte de gefchicdenisbndcr zijn voorliel, tot eene nuttige leerfchool van braaf- ‘

heid, vaderlandsliefde en godsvrucht. Leerlingen

’uir E R 1) B R 1 1\’ K 5 _fqhogl,_ ‚tpt mijn bijzonder godâ‚

l ' dienst

«

(23)

r .‘m a

dienstonderwijs toegelaten, Waren mij de beste bo wijzen, hoe uitmuntend die man den lust tot 011.

‚derzoek, de vlugheid van bevattîng, en tevens het zedelijk gevoel bij de jeugd wist te ontwikkelen. _

’_‚ Zulke verdienstelijke onderwijzers en opvoeders, die bij onberispelijke-zeden, ‚den weldadigl'lîen i119 Y10ed op het verfland‚ en hart der kinderen ‘ zich

‚Weten te venverVen‘,’ die den fm_aak voor be[cba_afd9 heid en deugdzame- gezindhed‘en on_tvonken ,_ fl;aag‘

ons M. Vr. en bij ‘elkenimenl‘chenvriend op ‚h00_r ’ gen prijs , zijn in onze l‘ehatting, weldadige gef‘chen’

ken der Godheid voor het mensehdom_; zij ver»

fpreiden een koefierend licht._over hunne w}elgezim de ambtgenooten,’ zij planten den-’ boom ‚ waarvan het nageflacht de‘vruchten. ‚plukt. Maar zoo ved

te grievénder treft ons het verlies, wanneer ‘de zul’

ken in den bloei hunner jaren worden afgefnederl‚

Ouders, menfchenvrienden, treurt! ‚want wij der?

Ven een man, in vwien zich zoo veel vereenigde-‚

dat den echten onderwij2er der jeugd vormt. Zij.

ne voortdurende letteroefeningen, toenemende lief

’de voor het opvoedingswerk, rijpere ervaring, beloofden ons Van den braven man, zoo vele fchoo me en heìlrijke vruchten voor het opkomend ge flacht. Voor altijd is ‚hij aan onze hoop en blijde Verwachting ontzonken! ‚

Wij treuren met zijne waarde Gade, die fleeht‘s

’weinîge jaren (u) ‘met\ dien man al de zaligheid

‘ . . van

/

(24)

C‘s) „

aan den‘ gelukkìgl’cen Echt ‚fmaakrt; Zij-dun are;

hem de blijdfehap ‚en’kreone ‚bare: levens. ijaa;g

vrolijke uirzìgten zijn in rook verdwenen. Diepe madam dwr:rieft een zich als ’Wij arisalîea aan zijn {ceder moest, te ioag om te heleíca het verlies van zulk een Vader- Ach die lieve kleinen zullen dat mede: vaderlijk opeist dervenì met ‚hetwelk hij ‚het kroost van andere ouders heeft ga‘degcllaîgen. ‘0 die geduchte. flag, welk;

‚ -ennsasnxs gade en bloedverwanten geheel

heeft nedergeworpen, doorwondde ook onze par, i611. ÛJJZG ziel is diep verllaäe11! ‚ L Maar die waardige mm moge thans van de Igggq

ie zijn verdwenen; zijn naam aan reem ‚blijftij

dit nut van zijn leven Zal met zijn ligelìaan; geen“

zinskort vergaan,vertroostendenDit matig;balfem inonzeons kan.dreefheid, ‚’ _

‘ zansunnleiefr niet fleehts ‚in-den boezem van zijne tee:leríìe ’ betrekkingen en ‚verarouwlllije yrienden, maar ook in het hart van eiken mr=nfehen‚

Vriend, die zijne Waarde wiSt te {chatten} Zijn leven, fchoon vroeg afgemaaid {heeft nogtans vrucht, blijvende vrucht gedragen. Hij leeft in ‚de harten

van die jongelingen, aan welker opvoeding hij

500 getrouw heeft gearbeid; in de harten van alle die regtgeaarde ouders, die de vrucht van zijnen ar‘‚

beid in kunne ontlnìlgegde. zoenen en dücîhtel'î‘!

_ ’;_ \ m

‘1_‚

(25)

(14)

ianfchouwen. Edéle—‘rbem, die“de‘ri ’arbe‘idîvan een 'geheel en langdurig leven Waardig is‘! in 'den’

korten tijd van twaalf jaren, heeft de dierbare

ovcrledene,‘ ongezoc‘litòen onopgemerkt, zich zel"

ven een gede’nkzuil” Opgerigt, duurzamer dan me' 'nige tombe van ‘arduin of metaal; een gedenkzuil’,

die ons den ’roemlï van Zijne ’ kunde , braafheidl

en ijver voor het heil der menschlieid', eerbied-—

_ wekkend predikt.‘ Dit is het deel niet van tien

‘ Veroveraar‚denwereldbedwinger, die geene andere

aanfpraak heeft gehad op_ de achting zijner tijd‘ . genootcn, dan —oorlogsroein, met bloed en tranen

bezoedeld. ERDBRI’NK daalde ten grave, en laat‘ onder-"ons de liefelijke geur eener zegenrijke nagedachtenis —acliter;—-‘tranen van dankbaarheid bei.

'fproeijon zijn koûdîî gebeente. ‘ ’ . ‘

In de afgeloopene ‘W-eek zagen wij de ongekunà {telde bewijzen, hoeî—Îhartelijk ‚de kinderen zulk

een Leermeestèrîïbeininden't ’ Menig jongeling,

door hem opgekWeekt,‘ treurde in (film over het.

aflterven van dien voortreifelîjken man , en zeide uit

het diep gevoel zijnes” harten: dit en dat goede

heeft mij ERD B R I N K geleerd: hij had mij waarlijk lief! aan hem’ dank ik, — naast Gode en mijn ‘ou-’

ders , mijne ontwikkeling, en zoo veel nuttige les—

fcn, die mijne leidsvrouwen zullen Zijn op mijne 1evcnsbaan ! -- Gevoelt het mijne Vrienden! hoe za fig het is voor —een.ìwelgeplaatst hart, van deze

“’‚ ..‘ _ We.‚

(26)

(i5 )"

wereld te mogen ’fcheiden in die 'vrolijkè ‘hoóp’:

ik heb met Gods hulp een zaad"m‘ogen zaaljeng het welk vrucht zal dragen voor deze en de' toe.

komende

‘ ja gezegend

wereldl-—

blijft zijn naam voor

’ .

zoo vele ar“

men, welke hij door milde gaven uit zijne wcla vaart heeft verkwikt. Al wie ooit met den bra+

ven man aan de onderl’ceuning van behoeftigen, aan de verbetering van het lot der armen hebben geàrbeid, zullen met lof gewagen van zijne wijze voorlichting, onvérmoeiden ijver en elelmoedige opofl‘eringen. En gij die o_nzen vereeuwigden vriend in de’ edele zorg voor zijne moeder en bloed.

verwanten, in zijnen vertrouwden. omgang leerde;v kennen, gij zult hem nooit het eervol getuigenis kunnen weigeren, dat, bij de zwakheden,die den Ikerveling altijd aankleven, en die helaas! van den moedigen ijver voor mení‘chenheil bijna onafi‘chei‘.’

delijk zijn, inogthans een echt en verlicht c_hriste_—

lijk gevoel, vurige zucht voor braafheid, reinheid van beginfelen,warme liefde voor het vaderland, Werkzame ijver ‚voor; menl‘cheriheil, het doorgaan, de kenmerk was ‚ van zijneï gefprekken en

daden. ’ ’ —i «

‚ Gezegend blijft zijn naam—ook V001‘ dezeStad;

want wij erkennen dankbaar, dat ERD‘BRINK'Q, met andere waardige mannen, onder het gunltig.

Godsbei’cuur‘, een nuttig werktuig is geweest, vo'on‘

(27)

(‚‚‘ !6 )

giet‚hehoud en;de aanvankelijke herfldling van eener:

y„omamen tak van Enlb1.izms Welvaart. (ra) 0! ‚zoete lafcnis is het voor onze bedroefde harten, met het oog van onzen geest rond te weiá denijoveralles, wat ons dien man nuttig, bemin‘

gelijk, en noodzakelijk maakte. Zoo gaarne bren‘

ggrí wij hem de l‘ehattirg aan ‚zijne deugd en ver dienllien verfchuldigd.

_ Wij koeren met onze gedachten gedurig tot del;

geliefden dooden weder. Dat onverwacht”, vroeg’

tfijdig en hoogst fmartelijk afll:erven heeft bij ons mijne Medeledent en velen onzer Stadgenooten eeni indruk gemaakt, te diep en te emi’cig, dan dat wij’

ons ligrzhanig daarboven zouden kunnen of willen

Verhelf‘én. De plaats, van waar ik: m u’ fpreek,

de’aandoenelijlre plegtigheid van“ dit uur, het emvì _ flig gevoel op onzer aller gelaat verfpmid, geve!

mij vrijmoedigimid, ja roepenomdieg‘evaeìmn te IJrli’è iu'klfelcn ,‚w‘dkk daar dan daad ‚van ramen ‘yriwd e#’

harder in anti zijn vemelî; gevoelens en gedach‘

ren, die 'redelijken en. oníierfelijkfin mensen ‘

1m leering. _’en1 bemoediging op‘ zijnen levensweg

kunnen verfirekken. ‘

;De dood van tnn*sruma veflevendigt voor onzen geest,— .her aandenken aan die waardige man’

men, dieheden voor een jaar, nog dezen Vrienden!

kring.yerfwxde‚n.' _Dok zij zijn. ons o’ntr’ukt, ons ?

z‚_; voor

(28)

C 17 )

Vöôtáè_éìaan op dien fomheren weg, Waarop Wij eet-J.

!an"g allen hen zullen volgen. Levendìgqí- dan ooit, ontwaren wij thans met hoogen ernst onze

broosheid en afhankelijkheid, daar het hoofd on2eí‘

2amenkomst, die onze vergadering befiuurde, 0113 is onva’llen. OnverWachts, te midden van zijne

f8èiùiî’ól‘lé loopbaan is hij ‘geftuit; en, niettegen‘

. iÍaáhde zijn jeugdige leeftijd, niettegenliaande_0nê irufigët verlangen, door den onzigtbaren , rÏmar 200

’äev’vî‘áren pijl des doods in het hart getrofl‘en. Die

Koning dér verfchrikkin‘gen eischte zijne fchatting,

@ri‘ geen ‘nùtt'ig leven, geene teedere banden, gee“

h‘é" k‘ün'dè of braafheid, vermogten ieté om dien‘

wreeden_ eisch afte bidden. Laat ons met ífille

‘5ìindeí’eh'tz, die treffende waarheid opmerken, welke de o{ferledene, fe’i-Wijl hij heen gaat uit ons mìd-Î tien ,’ Òns‘ zoo ehiflig toeroept, voor dat het aan.

denken aan zijn gelaat en item, uit onze verbeel'4 diìng” verdwijnt !‘ Laat daar, in de valleijen des"

dòöäs“, welke" ook wij‘ éénmaal zullen intreder’i ,"

onze ziel rondWeiden, op dat Wij bekend, be‚

i*riend mogen worden met het oord van ons toe.

Komend verblijf. Op de grav:zn onzer vrienden, lezen wij heilzame kruiden, inìfchijn’bitter van‘

finaak, maar die toch de ongefleldheid onzer‚ zie)"

liunnen genezen, en aan onze edeler vermogens

nieuwe kracht ten goede ini’corten. Zieltogendg Vrienden, 200 zingt de onllerfelijkc: zanger van

6. de!

(29)

"( î8 )‘

’ den nacht en van onze fierfelijkheid, (rg) zijn En—

gelen met eene gewigtige boodfchap Van den he tnel tot ons afgevaardigd; voor ons kwijnen voor ons i’cerven‘zij; en zullen zij te vergeefs voor ons kwijnen, te vergeefs í’cerven ?— De nadrukkelijke waarfehouwing, die zij met vriendelijken ernst ons in het hart doen hoeren, kunnen wij die ondank haar en liefdeloos omtrent hen en ons zelven, ver‘

(maden? Daar liaan hunne grafteekens met dat Veelbeduidend opfchrift: uw leven is voorueen fchat van onberekenbare waarde, maar van onze kere bezitting: haast u met wijsheid, want rondom

u waart de de dood, zle groote eigenaar van al wat ‘

hier beneden het lev n heeft ontvangen.

Wij kinderen des Profs, vallen af als de blade deren. Maar niet altijd verdort het blad door ou‘

derdorn allengskens aan den boom , vaak wordt het nog groenend loof, door eenen guren fiorm van den tak afgefcheurd en ter aarde nedergeworpen. E R D BRINK tel.ie naamvlijks drie-en-dertig jaren, en

‘ hij is niet meer! - _

‚‘ Sombere gedachten! maar kunnen wij die van ons voeren, zonder ons zelven geweld aan_te doen?

Sombere gedachten! maar zijn die daarom minder noodzakelijk, minder nuttig? Is die verlevendiging aan onzen dood thans ongepast, daar wij weder een fchakel in onzen vriendenkring zagen verbreken?

Zoo wij onze vrienden opregt en hartelijk lief heb»

ben

; v ‘,

(30)

(19)

ben , worden wij door het gemis van een derzelveir krachtig opgewekt , om de dierbaren , die ons overblij Ven, hartelijker ‚te beminnen; digter fluiten wijden kring , inniger deugdzamer wordt onze vriendl‘ehap.

Wij vergeten onze nietige, kleine twisten , en wij Willen gaarne, 200 lang wij vrienden bezitten hier beneden, hun’genoegen en geluk zoeken met ver-‘

nieuwden ijver. Bijhet iìerfbed van de geliefden, die ons verlaten, worden wij zoo nadrukkelijk op geroepen om na te’denken, wat wij voor hen zijn geweest; daar gevoelen wij, wat wij voor onze

=.Ltíenden wezen moesten. Als wij door de fprekend—

l’ce voorbeelden uit onze fluimering worden opge wekt , om\ernftiger dan ooit aan dat plegtige oogen‘

blik te denken , wanneer ook wij dit tooneel zullen‘

verlaten, dat oogenblik het welk met eiken pols llag voor ons naderkomt, dan wordt ons de regte Weegfchaal in handen ‚gegeven, om het ’gewigt en de waarde van ene bedoelingen, genot en goel’

deren‘tc bepalen; zoo veel werk, hetwelk onze ziel afmat, bevinden wij te ligt, zoo menige zorg en kWelling der eerzucht, te weinig beduidend voor menfchen, die hier een weinig tijds rondwan—‘

delen, en dan (lei-ven. In ’de nabijheid des doods‘

valt ons de blinddoek van de oogen af, en ons vcrÁ helderd gezigt aanfchouwt duidelijker dan ooit, dat alleen die Zorg belang, dat werk van duurzame waar-5

de is, het welk aan /onze eigene veredeling, aan

' god3«

(31)

‚' (20)

godsdienst des harten, aan het heil onzer natuurge‚

nooten wordt te koste gelegd. Wij treuren ‘als ons een deugzaam vriend wordt van het harte ge“

fcheurd, maar als wij onzen troost zoeken in die zalige gedachten , dat hij heen is gegaan naar be‘

ger vaderland, 0! dan wordt ons ftnaehtend verlana gen om hem eens weder te ontmoeten, het heilî zaam middel, om de banden los te maken, die om Zen geest aan het [tof nog boeijen, de krachtige, prikkel, om ons voor te bereiden voor die betere

wereld , waar eene onv’erbrekelijke vriendfehap , allq vrienden van God en van de deugd, zaliger ooit hier beneden, Vereenigen zal voor eeuwig!

Heil ons M. Vrienden! zoo de dood van onzen Vriend, die ernl‘tige en heilige Remming der ziel bij ons verlevendigt, in ons gemoed duurzame fpooren ach.

terlaat; dan wordt die’ waardige man ons in zijn fieern evcn leerzaam en voordeelìg, als hij nuttig en belangrijk in _zljn leven onder ons trachtte te.

wezen.

‚ ...—.

Zijn fierven ons leerzaam en voordeeiig! . . .‘ Ach

heen! dat vroeg, ontijdig, en ‘fmartelijk llerVen van zulk een man, overllelpt mijn hart met rouw, laat in mijne ziel een i'cherpen’prikkel achter. Ik zink weg in gedachtelooze mijmeringen en bitteren twij‘

fel, die aan de rust mijns levens ‚knaagt. Gelijk een vruchtdragende boom, die in het bloejeii,

‘ . ‚ , zij.

(32)

(e!)

gijne‘r kracht, door den ruwen herfstiiarm 301.!t3

wortcld en neergev‚eld ÌS‚ ZQO is ERDBIJN‘K

neergeworpen: ja hij had‚ reeds veel vrueiit g91 dragen, maar beloofde nog rijkeren oogst. Daag

tig; hij verbrijzeld, die ‚’m.,.de jeugd nog‚lang

;ii_ne‘ l'chaduw en vruchten had kunnen geven !_‚_Hae‚

veel had die hartelijke vriend nog zijnen vrienden

betrekkingen kunnen wezen! Daar ’lag.; 11,9;

gaat ijverige werkzaamheid een ruim..veld

ggen,‘ op; hij met noesten vlijt ,‘ ten‘ fegF!1, voor de jeugd ,_ tot bei! der Maatfchappij had kun;

tien zaaijen‚,‘‚‘planten en kweeken. Hij was zelfs,‘

zijnen voornelfelijken aanleg, 'vatbaar meerdere waarde wederhelft , voor de opvoeding van dé paná ontwikkeling; zoo. onmisbaar Vo‚or_

den zijner huwelijksliefde. Hij, die‚_zoo getrouxg aan: de bel'ehaving van het aankomend gcflaC/ht ar‚‘

bfiidde -‚‘ heeft ÙGChIS‚ de eerl’celingen van Îzijn‘en‘ ar—_‘

beid gezien. Dat hooglie genoegen voor het va-_

derlijk hart, om in. de ziel van eigen dierbaar kroost, de zaden van wijsheid en deugd te llroóiî jen , is dien kindervriend geweigerd; geweigerd die

heilige vre’ugde, om zijne eigene zonen vmet va“

derliefde op het pad der goisvrucht te geleiden.’-——

Bij deze bepcinzing overvalt ons eene donkere, zwaarmoedigheid. Zoo velen wandelen gerust_daar henen,die hunne jeugd verbeuzelden, in den m:in—‚

gelijken leeftijd, de: tot last ‚. in hun-__

ne‘

(33)

(‘2)‘

na grijsheid hurinen Vrienden ten Plaag’veri’crekken.

Hunne kracht biijfr ‘frisch, hunne dagen worden in lengte uitgerekt; en een man‘ die zijne jeugd zoo getrouw befie‘edde, zoo veel licht en zegen verfpreidde in de kracht zijns levens, wíen alle

goeden een’ langen leeftijd hartelijk toe‘vvenschten,

wordt ons ontnomen op den middag zijner dagen, die naauwlijks was aangebroken. In onie “t'wijfel.

inoedìgheìd vragen wij , Waarom ‘? waarom moìèst'die’

man fneven, wiens leven eene dlgenieerie'wetdaad, een {chat vvas‘, welke dér tegenwoordige en der on6’

l‘uikende Maatfchapp‘îj toebe'hoorde? Iser‘dan eene

onzigtbare magt, die fpottende met onze wen

fchen, een wreed genoegen fchepr uit onze teleur-’

flelling? Die ‘vellust_’vindt‘, om den behoeftigen.

fierveling groote vqÖi-fegten toe te deelen; ten ein de hem te dieper te’_"gfieven,’door de'wegraping

derzelve ‚ wanneer’hij’Ìiäs’5egön’anef het genoì dier

zegeningen? “' v

‘‚ Zonder h’ooger uitzìgt, wordt hier het heilig befìuur der Godheid raadfelachtig, donker; treurig donker de Weg, dien de Alledioogí’ce met menfchenkir:

deren houdt! Ach! zonder honger uitzigren dan dit leven, verzinken wij, bij het Vroeg wegfìerven vian waardige vrienden ‘van nuttige menfchen, in een 'maalflìl‘òûm van ‘ troostelooze vragen en twij.

fëlìngen, die onze ziel bedwelmen , en het heiligf’ce pleg’tanker van onze ru‘sr‘en deugd, het geloof aan

‘ ‘ Gods

(34)

(as)

Gods Voorzienigheid, Iosrukken. Dan noeînenwij ons zelven fchìpbreukelingen‘, te midden der on‘

fiuimige baren dobberende, op een ontredderd fchip;

wij grijpen naar de ontredderde ilukken; onze ‚me‘

defchepelingen worden van oogenblik tot oogenblik een nieuwe prooi der golven, en eindelijk Îverì zinken wij mede in het harte der zee. Ontzet‘

tende gedachten , gij maakt ons den dood van on‘

zen vriend dubbel treurig, ons tútzigt voor ons»

Zelven verfchrikkelijk ! —- Maar neen , die troosteloozd denkbeelden mogen geen oogenblik in onze boe fem verwijlen. Te midden van den donkeren nacht des doods, befchijnt ons die zachte lh-aal der hoop, welke uit de heerlijke gewesten deslichts en der ontl’cerfelìjkheìd, ons toeltroomt. Zoo mag dan het fchcepje, dat ons door dit leven heen.

voerde, voor het geweld des í’corms en het ru.

moer der baren bezwijken,_en wij veel van onze have , in dien nood, voor onze oogen zien wegzìn ken; de onzigtbare hand die ons geleidde, zal bij _ de fchipbreuk ons bewaren, en ons betere deel,

dat zich aan dezelve had toevertrouwd, doen aanlan‘

den aan die veilige kust, waar nooit gevaar ml"

nood onsmeer zal overvallen. ‘

0 gìj zoete hoop der ontl’rerfelijkheid, die op

den ongewisfen vlÓed en gevaarlijken togt door dit

leven, ons vertroost en llreelt! Gij ontfpruit voor

‘ het christelijk gemoed, uit het Prof der graven;

voo_ì“

(35)

(.’#)

Qoor ons nadenken ,‚ ùit.de.as‘ch"van ‘deri vrierid dien wij betreuren.‘ Gij zijt het alleen, die de ver-’

íthrikkíhg des doods en’de fornb‘erliéid Van het graf, Wegvaagt’ Voor het deugdzaam hart! Omvrikbaar' ïv‘ast naar voor ons die zalige overtuiging :‚ dat on-' ze belter’nming hooger‚is dan voor deze lage aarde.

Wii‚‘ die eencn redèlijkën geest in ons 6mdrágën,ì

2i_’"n niet 200 verWaarloos’d en van òn2òn SChepPeí

vergeten, dat wij liè’c’lirs éenig‘e'dagën hier smeden

'Zouden Woeien‘ en {laven ,— oï‘rï befchá‘aiìderën deùg‘d-‘í Zarner te worden , naar den heiligen aandrang ‘i’àì'i' dns geweten; om daarna in een eeuwig niets te ‚

verzinken! Verdenken moesten de wijsheid“

Gods, in itilre aanklagen het plan des gtooten We‘

feld;regeerde‘rs met ‚zijne voortrefl’elijkfie fi:hep‘felen,‘

indien het zwijgende graf alle onze verwachtingerf’

kori bep’erlìén. Maar het gordijn is opgeheven, hel!

rîradfi:l‘ ontknoopt, door Hem, dien, Wij als den"

Vorst aes’ Îé'vè‘lìs eerbiedig huldigen‘, di‘è dd"onve“r3

’derfelijkheid heeft aan het licht gebrag‘r‘. 15ìr—* 1ë‘.’

gen ì,‚ dän'lniet‘ het hóofdddel’vah Óns’ beaam; de"

Maati'c'hajìpij , waartoe wij‘ op“ aarde behooren’,

d'e’ e‘enig’e, noch de“ ’voòrnaamlie, Waarin Wij “ei—

ken, waarvoor wij nuttig zijn moetëni ‘Dit’ leven'

is flechts‘eerlle ontvirìk’keliiig; Deze aarddde fchool

dnze‘f opvoeding; Deze MaatfchaPpij flechts het’

k‘lein begin van, en de voorbereiding tot , die betere‘

reine‘r‘e ’ve’rbròe‘dering‘ v‘an nienl‘chen , uit alle ecu-p

‘ wen

(36)

(25)

wen en volken , tot booger doel en genot. Bij het wegl'terven van een braaf mensch , die hier uitgebreid nut fiichtte, mag onze \ kortzigtig.

held wanen, dat hij te vroeg uit het midden van zijn werk werd weggeraapt; maar de Opperlie wijs heid, die tijd en eeuwigheid omvat, oordeelde dat zulk een man reeds vroeg had afgedaan, wat

hij moest en konde doen, genoeg was ontwikkeld voor de inwoning in die betere wereld, waarvoor de mensch op aarde rijpen moet; en nu treedt de dood toe , gelijk de maaijer, die door den landbou wer in zijn koorn wordt gezonden, en velt met

de zicht den rijpen oogst, die in de voorraadfchuut wordt ingezameld. Geene goede vrucht Wordt hier

op aarde door den Vader der mcnfchen onrijp ge plukt, geen getrouwe wachter ontijdig van zijn

post afgeroepen. ‚

Zoo twisten wij dan niet langer over den vroe.

gen dood onzes vriends, en zwijgen voor Hem ‚die onzen levensloop regelt, en ons opkweekt voor

beter Vade‘rland. Wij geldoven met een liil vertrou

wen: ERDBRIN K had den taak hem opgedragen, naar wijzer plan ‚dan wij beramen, afgedaan: hij was genoeg ontwikkeld en gevormd voor de hoo..

gere Maatfchappij, waarin thans zijn gereinigde geest is opgenomen. Zoo was dan het doel, waar.

toe hij hier beneden was, bereikt; zijne ziel werd door de Hoogiie liefde , van de boeijen der íierfelijk—

D. heid

(37)

(’16 )‘

heid ontflagen. Wij treuren, ja_,- om dat hij op‘.’

hield voor ons te leven, maar tevens verblijdt zich ons hart in die verruimde thP, dat de Ver‘.

eeuwigde voor hoogere kringen leeft, waar hij Gods Wijzen Weg, in volle klaarheid aanfahouwt, en uit den bron der zaligheid wordt gedrenkt.—

Ia,‚onze vriend werd op aarde uitnemend ont wikkeld; maar ware hij alleen voor deze aarde het fl;emd geweest, Gods wijsheid zou hem langer 0119 der ons hebben laten Vertoeven; want op de baan,

door hem ingellagen, kon hij meer Vorde1=inge‘nifiv

wijsheid en deugd gemaakt hebben bij langdurige: ‚

leven; maar hij is overgebragt in fchooner oord,‚

in vruchtbaarder luchtii:reek, om daar ‚fpo’ediger ta

rijpen, en die hoogte in wasdom te verkrijgen , die hij hier nooit kon bereiken, \ Waar is de vrucht Van zijnen onvermoeiden arbeid ?’ die heeft hem deze aarde nog niet kunnen geven; want flechts Weini.

;en van zijne lieve kweekelingen zag hij ,‚ met goe‘

4,; hoop der Maatfchappìj intreden; maar de‘ vruehî van zijnen arbeid gaat niet verloren , nocthaor hem, noch voor ons; zijne werken volgen hem, en zijne

ijlenten en liefdezucht voor de opkweekíng van

kinderen ,_ wordt gewisi'elìjk gebruikt van dan Vader der Geesten , tot opvoeding van‚ mingeoefe—nde in de zaiigfie Maatí‘ehappij.‘

Nïu klagen" \‚\_r‘ij,r danniet langs; 9%! ‘16 kQITË‘e-id

IJ‚‚‚‘" ‚|‚ van

(38)

(a?)

van het aardl'che leven onzes vriends: in‘1merê de

Ware wij‚sheîd leert ons overtuigend, dat het getal

van jaren niet de regte maatíìaf is Voor 0115 le Ven op aarde , maar alleen de ràate van onze ont wikkeling in kennis en deugd, het nut door ons onder onze natuurgenooteri geflicht, de gódvruch

tige gezindheíd in orîs hart aangechekt. Menig

een hereikt eenen hoogen ouderdom, en Zijn Ìe“'en is onvruchtbaar voor hem zalven, nutteloos voor

58 Maatfchappìj; zijne vermogens blijven in eene diepe fluimering, of nog erger, hij misbruikt de .ZËIVÊ tot verlaging en verderf, voor zich zelvcn 9“ ‘flldel’m- Ach! voor hem verflrckt de grijsheid niet bot eenn fierlijke kroon , maar tot een ijzeren

last, want zijne jeugd en rijpere leeftijd is {zoÓr hcm nutteloos heencharen. Maar wanneer ‘le

reeds’ in den bloel’fionzer jaren befehaafdh‘eid, deugd en godsdienst bij ons zelven’ hebben aan

gekweekt en ontwikkeld, in den kring ons aange‘

wezen, het goede’ hebben gedicht en bevorderd,

dan hebben wij voor ons en anderen langî g’e‘lééfd’,

al roept ons de dood vroeger op. Niet de me nigte van jaren, maar wijsheid en deugd, brengi;

‘onze ziel tot rijpheid ;‘ en alleen dat leven is‘ lang, hetwelk aan het doel des levens beantwoordt, eij

tijd, die geen vruchten draagt, is_ den naam van

tijd niet waardig: wat baat den mensch tachtig jaar, in niets te doen gefleren; hij heeft niet geil leefd,

(39)

’C 28)

leefd, maar het leven verheuzeld; hij is niet fpa—

de, maar overlang geiiorven. De wijze man die‘

’onvermoeid nut heeft gedicht, is de man, van jaren, al leeft hij flechts een derde van een eeuw;

en een Methufalem in jaren, kan in eene grijze jonkheid f'terven. Wijsheid en deugd is den mensch het regte grijze haar, en. een onbevlekt leven, de tegte ouderdom.

0, naar dien maatfl:af, die in het oog van den wijzen, van Hemellingen alleen de regte is , heeft

Ennnxunnr lang geleefd. Vroeg was zijn ver Rand tot rijpheid gekomen voor het werk hem opgedragen, fpoedig waren zijn deugdzame gevoe lens ontwikkeld. Zict de kweekelingen, die hij gedurende twaalf jaren, door woord en voorbeeld onderwezen, die hij als befchaafde jongelingen en jonge dochters, aan hunne’ouders' heeft wederge geven; ziet op het goede voorbeeld, waar door bij den betamelijken naijver bij zijne medearbeiders aan

het opvoedingswerk, heeft geprikkeld; ziet—op den goeden geest dien hij heeft opgewekt in de ver—

dere kringen waarin hij optrad; ziet mede _op den heilrijken arbeid, dien hij meie opgezet en Voltooid heeft; ‘ja nog eens, ERDBRINK heeft lang ge“

leefd’, want hij heeft nuttig geleefd.

Strelend denkbeeld voor zijne gade, voor zijne aanwrwanten, voor ons zijne vrienden. Opwek kend en bemoedigend ‚voor ‚ieder onzer, die niet

te

1

(40)

(29)

te vergeefs wil leven, ìwíen het gevoel ‘zijner groote beitemming geheel de ziel vervuld! ’ Be i‘chamend voor velen, die mogelijk reeds tweeman

meer jaren tellen, dan de afgeí’corvene op aarde

bereiken mogt, en die nog zoo weinig hebben afgedaan, niets hebben daargelteld, waar doorhun aandenken in zegening kan blijven.

ERDBRINK onze vriend, is van ons wegge nomen, maar terwijl hij zijne brooze woning ver;

liet, heeft hij Voor de zijnen een fchoon erfdeel nagelaten, in den roem en [of zijner verdiení’ren en deugden; Voor zijne kwnekelìngen, in het vrucht:

baar onderwijs en de heilzame lesfen vanhem ont vangen. Geen regtfchapen vader of moeder, Welker kinderen zijn onderrigt_ hebben genoten, zal ooit vergeten wat die waardige man VOOl' hun teedef kroost is geweest. In de kringen , waarin bijver keer:l heeft, zal zijn raad, zijn voorbeeld, met

Welgevallen ‚en in vriendfchap worden herdachtà

0, Wij gevoelen vzoo levendig, dat wij hier een vriend te minder hebben, in onze Stad dien men-j

fchenvriend misfen. ‘

ERDBRINKS roem na zijn’ dood, blijve ons‚

heilig mijne Vriendenl wekke ons allen op tot de

hál‘t61ijkûê deelneming in het lot zijner treurende

Weduwe. ennnnrm_ts roem, vurc in onzer aller har‘

‘ ten die deugdzame eerzucht aan, om gedenkteckenen van

(41)

“( so )

"van on'zen ijver’ voor meni‘chenhe'il, van onze liefde

voor al wat goeden edel is , overal waar wij ver keeren,’ te dichten; op dat wij, wanneer wij dit

looneel de’r afwisfeling’ zullen hebben verlaten,

door elk deugdzaarà hart in fiilte toegejuichd, met eere door onze vrienden herdacht mogen worden, en ons leven eene kroone voor de onzen moge‘n wezen. ERD BRINK blijft nog voortwcrken ten zegen, misl‘chien tot in verre geflachtè’n; zijn in—

vloed vcrfpreidt zich in het harte van zulken, die nooit zijn lierfelijk oog heeft aanfchouwd. Ver‘

troostende, aanmoedigende gedachten !' wij houden niet op met-nut te llichten onder onze natuurge‘

nooten, wanneer wij menl‘chenheil bevorderd , een goed voorbeeld in‘ befchaafdheid en deugd hebben gegeven; bosrenal, wanneer wij aan de verlichting en de vorming van het opkomend geflacht hebben gearb‘eid. Ouders! Leermeesters der jeugd! het, goede zaad, dat gij‘ ll‘rboit met geduld en zorg en

liefde, zal niet geheel verdikken in de aarde; hier of daar moge het een ongunitigen grond vinden, bij dezen en genen langer tijd nodig hebbeni ‘oìn zich boVen den grond te vertoonen, maar het draagt toch vruchten , wanneer gij er niet meer zijn zult:

in 1) B R 1 N K heeft mede een [teen aangebragt , tot het gebouw van ware mehfchelijkheid; jongelingen door hem onderwezen,tredeh in zijne plaats, om

‚na; andere Weldocners ’des menschdoms , dat ge‘

bonw‘

(42)

(al)

bouw honger op te trekken. Dat denkbeeld verkwìln onze ziel, moedigt onzen ijver aan , wanneer wij uw beiden om deugd, geluk en wijsheid rondom en!

te verbreiden. Den lof, welken 'een dankbaar nu geflùcht ook ons niet zal weigeren, wanneer wij ernflig het goede zoeken , fmaken wij reeds bij voofi‘

raad , eer wij van deze aarde aftreden , onze verbeel‘

ding maalt ons dien roem , met de bekoorlijkfld verî Wen; en indien het waarheid is, dat wij, na dit ons zigtbaarmmkleedfel te hebben afgelegd, nog eea nige kennis dragen van den werkkring, Waarin Wij aan deze zijde des grafs onzen arbeid en ons genoeî

‘ gen vonden, hoe rein en zalig zal dan de vreugd:

wezen, die de traan dat dankbaarheid in i’cilte aan onze nagedachtenis ‚toegewijd, ons in die beterd wereld zal geven. "

. ,

Toen ik, droef'geestìg terug gekeerd van de fònh

bere uitvaart mijns vriends, in donkere gepeínzeij

over zijn (lerVen mij verloor, was het mij, als of in de nachtelijke ití_lte , de geest des‘ afgellorveneg voor mijn oog opdaagde; hij lachte mìj minzaam doelt emilig toe; bij nadert en fluiste_ft mij deze wo’or‘

den toe: Ik adem thans- in reine:e 1nehtllreek, en ben onfl:erfelijkl Zeervroeg,ma‘ar niet ontijdig, ben ik van mijn werk onder de ilervelingen ontflagen.

Ga heen en zeg aan mijne vrienden, dat ik de‘_goedù

heíd Gods, die ik in de belìwrïin: de: lotgevallen

van

(43)

(5 22 )

van mijn geliefd Nederland , hun l’camelend aanwees, nu duidelijk aanfchouwe , aanbiddend roeme in mijn eigene leiding door het land der vreemdelingfchap, naar het betere Vaderland. Ga heen en zeg aan de jeugd, dat zij mijn roem op aarde, mijne kroon in den Hemel zullen wezen, indien mijn onderwijs en raad, in hunne harten voortwerkende , hen vormt tot verlichte , deugdzame en godsdienstige burgers van

hun Vaderland. Ga heen, en druk het ouders en

opvoeders der jeugd diep in‘ de zieke , dat zij met godsdiení’cige trouw, en infpanning van alle krachten, rusteloos arbeiden in de opkweeking van kinderen en jongelingen, tot nuttige menfchen: ik maaije reeds van het geen ik in zwakheid heb gezaaid, en de beste kindervriend heeft mijn’ arbeid niet verworpen.—

Geliefde doode! neen wij zullen uwen raad nooit vergeten; hier, in onzen vriendenkring leeft en werkt uw gezegend aandenken. Wij zullen uwe be droefde weduwe , uw teeder kroost niet voorbijzien.

Wij danken God , dat hij u aan ons , aan onze Stad, aan onze jeugd had gegeven. Wij verblijden ons, dat Hij van dien zegen welke hij ons, met en door u gefchonken had, ook nu, waar wij 11 moeten misl‘en ‚zoo vele heilrijke gevolgen laat overblijven, gelijk thans de vruchtbare herfst , daar hij reeds maan den voorbij is, door zijne vruchten den wintertijd veraangenaamt.

‚( - 11: „man onzeor.

(44)

‘ .

AANTEÈKENINGEN

‘ .

(1) Zedert het laatst des vorigen jaars, nam de waardige man het Voorzitteri‘chap bij Befluurderen van deze afdeeling der Maatfchappij waar; en zulks voor de derdemaal. De overledene had eene bij zondere voorzigtigheid en tegenwoordigheid van geest in het befluren van talrijke vergaderingen,

“zoo als doorgaans die zijn, welke het Enkhuizer Departeme‘nt, tot Nut van ‚’t’ Algemeen, maande lijks houdt: Hij genoot daarom ‘den algemeenen bij val, zoo dikwijls hij met het beituur van dit De partement Was bekleed; te meer, daar hij, in die

hoedanigheid, gedurig de aangename proeven gaf

van zijne innemende welfprekendheid en deugdzarne gevoelens.

‚(2) In de gewone vergaderingen der Maati‘chap‘

pij , heeft E R 1) n n 1 N K onderfcheidene verhandelin.

gen en redevoeringen, van tijd tot tijd, iiitgefproa ken. Het zij mij vergund de titels derzelven hier neder te ltellen, ten proeve’ van ’s mans fmaak en letteroefenin g : V1"oliiHuid en tevredenheid, befe/zogzwd al: wezenlijk genoegen en zcdeh'jkc plígî. Oi‘cr de zintuigen der Infektcn. Over“ het ‚ma— der Bergen

o

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Kortom deze degelijke gezinswoning is ideaal voor wie op zoek is naar een betaalbaar, goed onderhouden pand op een boogscheut van het bruisende stadcentum van Mechelen én met

In deze PBLQatie hanteren we een aanpak die is gebaseerd op de samen- hang tussen de burger en zijn digitale vaardigheden, het beleid dat de overheid voert bij het inrichten van

Zij verhief hare stem tegen de valsche staatkunde , die gevolgen en uitkomsten niet berekent, wanneer het haar slechts gelukt, de euvelen van het oogenblik te verwijderen ; tegen

Er gebeurt al heel veel, en daarvoor zijn we dankbaar, elke poging om te delen en anders te kiezen, een andere inrichting te maken helpt enorm.. Waarom nu een brief over de

Hij is boven ons en zegent ons steeds weer, en zegent ons steeds weer.. Zo zegent Hij ons nu en morgen en tot

Ook in de tijden van het lijfeigenschap, toen de onvrije be volking door de heeren beschouwd werd als hunne bezitting, als hun geld, waarmee zij naar welgevallen handelen konden,

Dit neemt echter niet weg dat de liefde tot den naaste, gelijk de Wet ze gebiedt, die tot God onderstelt; want het zou niet alleen onbetamelijk zijn om den naaste lief te hebben

Wanneer- men eenige stokken wilt koopen,* zoti zal men zulks doen naer den winter, en bezigtigen of zy veel biën iu bebben, of 't werk van bet wascb in goede order staet, en ook