• No results found

Diet Kramer, Roeland Westwout · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Diet Kramer, Roeland Westwout · dbnl"

Copied!
286
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Roman over jonge menschen

Diet Kramer

bron

Diet Kramer, Roeland Westwout. Roman over jonge menschen. Uitgeversmaatschappij Holland, Amsterdam (derde druk) z.j. [1940].

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/kram002roel01_01/colofon.htm

© 2005 dbnl / erven Diet Kramer

(2)

Voor Kokky, Hans en Paul

Diet Kramer, Roeland Westwout

(3)

Eerste hoofdstuk

‘IK heb 't idee...’ riep Victor, terwijl hij met een ruk zijn stuur optrok, om met fiets en al over een verraderlijke molshoop te wippen, ‘ik heb 't idee, dat het een

denderende vacantie wordt. Moet je zien, hoe de Blokneus in de wolken is, en de Statie weet ook al niet, waar ze het zoeken moet van plezier... nou, en dan de meisjes.

Tjonge, wat zullen die kippen de boel opscheppen, daarginds.’

Roel, die achter Victor reed, bromde iets diep in zijn keel als antwoord op deze bloemrijke redevoering. Het klonk onduidelijk, maar zeer tevreden. In de achterhoede floot Ab een gecombineerde imitatie van merel en nachtegaal en zelfs Timo was voor zijn doen uitbundig. Een veer van zijn zadel had zo juist de geest gegeven. Hij peddelde nu lustig voort op zijn bagagedrager met langgerekte armen en benen en slaakte malle meisjesgilletjes telkens wanneer hij van het smalle heipad dreigde af te slingeren. Het was nu al bijna drie jaar geleden, dat zij voor het eerst met hun vieren deze weg fietsten naar de stads-H.B.S. Bijna drie jaar was het geleden, dat Roel, als het wat onwennige en stugge neefje uit Australië, zijn intrek had genomen in het huis van de Hollandse oom en tante, het huis waar de tweelingneven, Ab en Victor, en Timo, de jongen uit Indië, hun uitbundig en veelbewogen leven leefden.

Wat er allemaal gebeurd was in die drie jaren?

Prettige en minder prettige belevenissen, ruzies en verzoeningen, slechte en goede rapporten, standjes, vermaningen, prijzende woorden, ogenblikken van ontroering

Diet Kramer, Roeland Westwout

(4)

om mooie en goede dingen, ogenblikken van heimwee en jalouzie... dat alles was de revue gepasseerd.

Nog steeds had Victor te kampen met eerzuchtige buien, waarin hij Roel om zijn populariteit en beminlijkheid bijna haatte. Nog steeds waren dieren en planten het enige waarvoor Ab in gloeiende bewondering of - wanneer hun onrecht werd aangedaan - in ziedende drift ontsteken kon. Nog steeds kampte Timo tegen de altijd weer terugkerende ogenblikken van verlangen naar het ouderlijk huis, hoog in Java's bergen. En nog steeds was Roel de enige, die dit verlangen begreep, omdat ook hij bij iedere brief van zijn vader die het poststempel Sidney droeg, het heimwee moest onderdrukken naar dat bekende blonde gezicht, naar het witte huis met de grote waranda, naar de blauwe bergen in het avondlicht, naar alles wat hij daar had achtergelaten en dat een deel had uitgemaakt van veertien zonnige en blijde jaren.

Het waren altijd maar vlagen, zowel van Timo als van Roel, want het heden was te druk en te vrolijk, het huis van oom en tante Westwout te gezellig en ook... mèt hun ouder worden waren er problemen en idealen ontstaan, die hun denken vaak in beslag namen.

Ja, zij waren wel degelijk ouder geworden. Drie jaar geleden waren het de eerste-klas-lokalen, die hen herbergden in hun H.B.S. Nu waren ze een paar dagen geleden alle vier bevorderd tot de vierde klas. Timo met een ‘her’ voor wiskunde en Ab met een ‘her’ voor Duits. Maar dat was niet het enige teken van hun groei naar volwassenheid. Een paar maanden geleden hadden ze hun korte beenbekleedsels verwisseld voor pantalons, die zeker een el langer waren, van die pantalons, die wijd om je benen slobberen en bijna tot over je hielen reiken. Roel was daar met zijn lengte en zijn brede schouders, met zijn volle 17 jaren ook, allang aan toe geweest en

Diet Kramer, Roeland Westwout

(5)

toen hadden ze zich maar broederlijk alle vier tegelijk deze metamorphose laten ondergaan.

Het was een belangrijke dag geweest en de herinneringen aan plagende meisjesogen en vriendelijke spotternijen thuis en op school, lagen nog vers in hun geheugen.

Wat meisjesogen betreft, nu ja, daartegenover hadden zij in deze drie jaren hun houding ook een beetje gewijzigd. Ze hadden niet meer zó'n grenzeloze minachting voor het zwakke geslacht. Per slot van rekening, vonden ze, hadden meisjes ook wel enkele goede dingen. Soms kon je er zelfs vrij verstandig mee praten. Dit alles werd erkend met de nodige resignatie en onverschilligheid. Het was al mooi genoeg, dat er een stuk of wat vrouwelijke klasgenoten thuis ‘over de vloer’ kwamen, de sportieve, openhartige Mies van Loon en de vinnige Bertie Wijkstra. Je moest maar oppassen, dat je niet teveel terrein aan hen verloor!

Ach ja, er was véél gebeurd! Vic was de eerste geweest, die niet alleen terrein, maar ook zijn hart aan een meisje verloor. Een nieuweling in de klas, met erg blonde krullen en erge blauwe ogen en een erg kattige woordenvoorraad. Het was maar van korte duur geweest; na een week of zo was Victor weer volkomen genezen en het was al weer lang geleden. Ze plaagden hem er niet eens meer mee, er waren zoveel andere dingen om over te praten. Hun verenigingen en liefhebberijen en hun toekomstplannen. En of je tegen de oorlog moest zijn, pacifist, of voor

landsverdediging, nationalist. En over het socialisme ...Ab zei, dat was snert... hij was communist, dat was pas eerlijk en helemaal juist.

Als hij daar met vader over ging bomen, was je voor de hele avond onder de pannen, beweerde Vic. Victor hield zich niet met zulke diepzinnige problemen op.

Hij werd vliegenier en dan had je wel andere dingen aan je hoofd.

Diet Kramer, Roeland Westwout

(6)

Als je maar een sterke en gezonde body had en tegenwoordigheid van geest! Hij trainde zichzelf daar zo'n beetje in en hoopte altijd op erge ongelukken of liever gezegd ‘bijna-ongelukken’. Kinderen, die hij weg zou trekken voor aansnorrende auto's en paarden, die op hol sloegen en die hij tegen zou houden. Jammer, dat zulke dingen weinig voorkomen.

Hij had nu hoge verwachtingen van het kamp, waarheen ze de volgende week zouden gaan. In het kamp, bij een vuur, konden allerlei geheimzinnige voorvallen plaats grijpen. Er zou misschien wel een boef komen, dien hij te lijf zou gaan. Zo à la jiu jitsu! Een stoot en een duw en de boef lag met gebroken armen aan zijn voeten.

Hij had al wekenlang geoefend in de handgrepen. Op Timo en Ab dan, want op Roel hadden zijn grepen weinig vat.

Het was niet alleen Vic, die in gedachten met het schoolkamp bezig was. Ook de anderen keken er verlangend naar uit. Het plan was kort geleden opgekomen. De musicus Westwout, de vader van de tweelingen en de pleegvader van Timo en Roel, had enkele jaren geleden een kleine, houten bungalow gekocht, op de Veluwe, dicht bij Putten. Hij trok daar vaak heen, als hij werk had waarbij hij niet gestoord wilde worden, en dat zó zijn gehele aandacht en energie opeiste, dat het geringste geluid hem afleidde. In het dichtbevolkte landhuis op de hei werd zijn rust al te vaak verstoord. Het was moeder Elsa geweest, die aangedrongen had op deze koop. De jongens waren nu groot genoeg, had ze gezegd, om als haar beschermers op te treden en zo'n paar dagen in iedere maand voor de veiligheid in en om huis te waken.

In de grote vacantie gingen ze er dikwijls met hun zessen heen en eens waren ze er met de Kerstdagen geweest en hadden daar gezeten rondom het grote houtvuur, dat opvlamde in de ouderwetse, uit ruwe bakstenen opge-

Diet Kramer, Roeland Westwout

(7)

trokken schouw. Het huisje had één grote kamer, die tegelijk zitkamer, huiskamer, eetkamer en serre was, en drie heel kleine slaapkamers, elk met twee kooien boven elkaar. Er was verder een aangebouwde keuken met een fornuis van fantastische omvang en boven dat alles een grote zolder. Toen de populaire leraar de Blokneus, met plannen voor een schoolkamp voor de dag kwam en de meisjes dadelijk begonnen te zeuren bij hun meestbeminde lerares juffrouw de Hoedt, die Staatsinrichting doceerde, van ook zo iets te willen hebben, was Westwout Sr. op het grandioze idee gekomen zijn blokhut af te staan. Nu werd het kamp gecombineerd en geleid door den Blokneus, de Statie en de Lange, de leraar in Nederlands. De jongens zouden hun tenten opslaan op het terrein achter het huis, de meisjes zouden in de bungalow bivakkeren, er zou buiten op vuren gekookt worden en als het regende kon de grote, eenvoudig gemeubelde kamer goede diensten bewijzen. Ze zouden met hun

negentienen gaan. Zeven meisjes en negen jongens, allemaal lui, die nu vanuit de twee derde klassen naar de éne vierde klas zouden overgaan. Er was een geweldig plan de campagne opgemaakt, dat fiets- en wandeltochten bevatte van uren ver, landelijke zwempartijen, discussies over van te voren vastgestelde onderwerpen, en verhalen, die bij het kampvuur verteld zouden worden. Het meest kostbare meubel in de bungalow was een vleugel en de laatste avond zou gewijd zijn aan muziek en voordrachten.

Het kwartet van jongens, dat nu over de heinaar huis reed, na een laatste

kampconferentie ten huize van hun toekomstige kampmama, voelde zich ondanks hun respectabel aantal jaren en hun flanellen broeken en al de wijsheid, die zij met zich meedroegen, eigenlijk kinderlijk opgewonden bij de gedachte aan de komende kampdagen-en-nachten.

Diet Kramer, Roeland Westwout

(8)

‘Doe me nu één plezier, Vic...’ zei Timo huichelachtig vriendelijk, terwijl hij vlak achter Victor kwam rijden en af en toe met zijn voeten over het pad schuurde om zijn vaart wat te verminderen.

‘Word nu niet weer dadelijk stapel op Bertie Wijkstra, want wij hebben er de last maar van.’

Roel lachte bulderend en in de achterhoede verstomde het gefluit en klonk Ab's zonderlinge hinniklach. Bertie en Vic, dat was olie en vuur, in school en buiten school. Altijd zaten ze elkaar dwars met vinnige zetten en honende opmerkingen.

Het idee, dat Victor zijn hart zou verliezen aan deze kibbelliefde van hem, bij wie hij nog nooit het laatste woord had gekregen, was nogal zot. Victor maakte een onverschillig ellebooggebaar en probeerde Timo van het paadje te duwen.

‘Loop, dubbelovergehaalde idioot. Ik moet van de meisjes niks hebben. Ze mogen omwaaien voor mijn part. Lam genoeg, dat ze meegaan.’

Er volgde echter geen debat op deze uitdaging. De avond was te mooi om luidruchtig te kibbelen. Het was een zomeravond, zo stil en vredig, als je die alleen maar op de hei beleven kan. Purper en wazig strekte het heuvelige landschap zich naar een nevelige horizon. Laag aan de parelmoerblanke avondlucht streepten nog wat rose en violette vlekken, die de ondergaande zon daar had achtergelaten.

Doorzichtige schapenwolken dreven langzaam voort, heel hoog boven het

hei-landschap. Hier en daar stonden wat grijze berkjes aan de rand van het fietspad.

Het was heel stil, vanuit de lage struiken klonk vogelgesjirp en een dodelijk verschrikt konijn, het grappig-witte staartje omhoog gewipt, sprong haastig voor hun fietsen heen de weg over. Toen ze het dorp naderden en het kerktorentje zichtbaar werd boven de boomkruinen, een klein, zwart silhouetje tegen de fletse lucht,

Diet Kramer, Roeland Westwout

(9)

kwamen ze wat mensen tegen, die hen groetten met doffe, onduidelijke stem. Een arbeider met een kind achterop de fiets, een jonge boerin, een joggie dat een weerbarstige geit voortzeulde naar huis. Tien minuten later waren ze bij hun huis, dat even buiten het dorp lag, een eenvoudig landhuis met een hoog bol dak van helrode pannen, met een overvloed van hoge brede ramen en een voordeur, die 's zomers altijd wagenwijd openstond.

Vader stond in de tuin en bond bloemen op. Zijn smalle, nog jonge gestalte was vol aandacht gebogen naar het werk, dat zijn handen deden. En het gaf de jongens dadelijk een gevoel van behaaglijkheid, een gevoel van erg prettig thuiskomen, toen ze moeder Elsa voor het huis zagen zitten. Op het tuinpad stond een tafel met de lage serrestoelen er om heen. Het theeblad was present en het leek wel alsof er op hen gewacht was met de theefeestelijkheid.

In de vensterbank zat Dikke, breeduit en vadsig, op kattenmanier van de

zomeravond te genieten. En Slungel, ondanks zijn groeiend aantal jaren nog steeds onbehouwen jongehondenachtig, sprong hen uiterst vriendelijk en uiterst onbevallig tegemoet.

Moeder Elsa las een brief, een dikke brief blijkbaar van veel dichtbeschreven velletjes. En Roel riep dadelijk, nog buiten het hek:

‘Is de mail er vanavond al, tante?’

‘Alleen luchtmail uit Indië, niets voor jou,’ antwoordde haar heldere stem, ‘Wel één voor Timo, zeker het antwoord op het telegram van zijn bevordering.’

Achter elkander slingerden ze het hekje binnen. Timo, verlangend naar zijn brief, wilde gauw zijn fiets tegen het huis gooien.

‘Breng hem toch even naar achteren, Timo, het staat zo ongezellig, al dat oud ijzer vlak voor de deur. Vlug maar,

Diet Kramer, Roeland Westwout

(10)

ik schenk vast thee voor jullie in.’

Er waren van die dingen, waarin moeder Elsa een goedmoedige onverzettelijkheid toonde en één daarvan was: ‘Fietsen dóór naar de schuur.’ Ze wisten dat al en met een luidruchtige groet naar den pipa, duwden ze hun karretjes door naar de schuur, waar Aaltje, nog altijd datzelfde snibbige en hartelijke Aaltje van drie jaar geleden, iets aan het beredderen was met véél wasgoed in véél teilen.

‘Is je korporaal niet op komen dagen, Aaltje?’ plaagde Vic met zijn harde lawaai-stem, ‘Heeft hij je vanavond in de steek gelaten?’

‘Za'k jou aan je neus hangen, lange sliert!’ ketste Aaltje, altijd strijdvaardig.

Dat ‘lange sliert’ was niet geheel en al onjuist, want waren Timo en Roel niet alléén in de lengte, maar ook in de breedte gegroeid, de tweelingen waren daar blijkbaar nog niet aan toe en hadden van hun lijn iets zeer streepachtigs gemaakt.

Zelfs hun ronde koppen waren langwerpiger geworden en hun neuzen deden ook aan die verlengwoede mee.

‘Schoonheden worden jullie nu niet bepaald,’ kon moeder Elsa haar zonen plagen.

Roel had daarop eens hoffelijk geantwoord, dat ze ook helemaal niet op hun moeder leken, een hoffelijkheid die hem een vriendschappelijke oplawaaier van den

beledigden vader bezorgde.

Toen de vier bevallige jongelingen enkele ogenblikken later hun lange ledematen in een schilderachtige houding over het gras hadden verspreid en als dorstige honden wachtten op de thee, die hen uitgereikt zou worden, begon moeder Elsa voorzichtig:

‘Nu heb ik een brief gekregen uit Indië, die jullie ook wel zal interesseren.’

‘Van mijn oudelui?’ vroeg Timo verbaasd.

Diet Kramer, Roeland Westwout

(11)

‘Zeg, er wonen toch zeker nog meer mensen daar dan alleen jouw vader en moeder?’

informeerde Roel.

‘Hou nou liever je mond, ik wil het wel weten als het werkelijk iets bijzonders is,’

bromde Ab.

‘Zeer vereerd!’ boog vader, en moeder kon eindelijk weer doorpraten.

‘Het heeft toch wel iets te maken met je ouders, Timo. Een vriendin van mij van heel vroeger nog, toen ik op het conservatorium was, heeft je ouders gesproken en gehoord, dat het je hier goed beviel... ja, hoe zal ik dat nou zeggen, in ieder geval, dat je het bij ons wel om uit te houden vond.’

‘Hoort, hoort!’ kraaide Vic. ‘Heb je dat zó geschreven, Timootje?’

‘Grote gek, pas op, of ik ga je te lijf.’

Timo kreeg een kleur tot achter zijn oren, terwijl hij het zei. Hij kon plagerijen met zijn gehechtheid aan dit huis en deze huisgenoten moeilijk verdragen.

‘Die vriendin van mij zit als administrateursvrouw op een onderneming en haar kinderen zijn in een pensionnaat te Batavia. De oudste is nu overgegaan naar de derde klas van de H.B.S. De jongste kan niet goed tegen het klimaat en sukkelt veel.

Die is nu pas weer ziek geweest en moet eigenlijk naar Holland, maar hun ouders willen hen dan maar liever samen laten gaan, omdat ze bang zijn, dat de jongste alléén heimwee krijgt. Het is voor hen een heel ding en ze vinden het ook dáárom zo naar, omdat ze niet weten, waar ze de kinderen heen zullen sturen. Ze hebben hier geen familie meer en ze wilden hen liever niet op een kostschool hebben maar in een gezin. Die ontmoeting met Timo's ouders bracht hen op de gedachte ons te schrijven, temeer omdat zij mij nog van vroeger kende. Die brief is eigenlijk een soort smeekbede of hun spruiten bij ons in huis mogen komen.

Diet Kramer, Roeland Westwout

(12)

Vader en ik hebben nog geen besluit genomen. Het is zo plotseling. Dit is een luchtpostbrief en ze schrijft, dat er over vijf weken een vriendin van hen naar Holland reist, die de kinderen wil meenemen. Dan zouden ze half September al hier zijn.

Jullie begrijpt... dit is iets, waarover wij even moeten nadenken.’

‘Waarom?’ vond Victor, ‘Wel lollig, twee lui erbij. Het wordt hier langzamerhand een soort kazerne.’

‘Leuk, om weer eens over Indië te praten,’ zei Timo met iets blij's in zijn stem.

Hij hoopte dat tante Elsa het maar deed. Verdraaid leuk, om jongens te zien, zo kersvers uit Indië, die je oudelui en je zusjes pas gesproken hadden.

‘Hoe oud zijn ze en hoe heten ze?’ vroeg Ab practisch en Roel, die met opgetrokken knieën en de handen onder het hoofd naar de avondlucht lag te kijken, kwam ineens heel bedaard met zijn vraag:

‘Zeg, tante Elsa, waarom praat u alsmaar over kinderen? Zijn het soms meisjes?’

Vic proestte. ‘Ben je gek, jò, meisjes! Moeder zal daar meisjes in huis nemen. Het idee! Meisjes!’

‘Het zijn meisjes!’ bromde vader's stem vanuit een wolk tabaksrook. Hij keek nadenkend naar de kop van zijn pijp en voegde eraan toe:

‘Twee meisjes, één van vijftien en één van dertien. Het zal wel een hele verandering zijn.’

Het was een ogenblik doodstil, een stilte, waarin je de verbazing en ontzetting kon zien groeien. Roel, die de gekke gewoonte had om bij zulke gelegenheden mal te doen tegen zichzelf-alleen, trok zijn benen op, kromp ineen en sloot bibberend de ogen, alsof hij dacht van de aardbol te worden weggevaagd. Vic was de eerste, die woorden vond. Hij sprong overeind en keek zijn moeder scherp onderzoekend aan.

Diet Kramer, Roeland Westwout

(13)

‘Is het geen grapje?’

‘Nee, natuurlijk niet. Denk je dat we...’

‘Moeder,’ zei hij diep verontwaardigd, ‘Moeder, als je dat heus doet... dan... dan...

ben je niet langer mijn moeder.’

‘Zieliger voor jou dan voor moeder’ meende vader wijsgerig.

Ab, die op zijn knieën was gaan liggen, zei met een pathetisch armgebaar:

‘Ik vind het verraad ons er zo in te laten tippelen.’

Moeder keek een beetje afwezig naar de jongensgezichten. Het was alsof ze hun woorden helemaal niet gehoord had.

‘Gek,’ zei ze, ‘ik heb zo vaak verlangd naar een meisje in huis. Eigenlijk zou ik het wel graag willen. Ik zou het prettig vinden.’

Ab, die zijn redevoering met de nodige klem en nadruk wilde voortzetten, slikte zijn woorden in en zei beduusd:

‘Méént u dat?’

‘Wat mankeert er aan òns?’ vroeg Roel, die nu ook rechtop ging zitten. Alleen Timo bleef plat op zijn rug liggen en kauwde op een grassprietje. Vader klopte zijn pijp uit en verklaarde moeder's wens heel begrijpelijk te vinden. ‘Moeder met altijd zo'n troep manvolk om zich heen. Ik heb het tegenwoordig vaak druk en jullie gaan op in je eigen belangen. Een meisje, dat is iets anders... dat kan een aanspraak voor moeder zijn. Ik vind, we moesten het maar meteen beslissen, Elsa. Bovendien zal het voor de jongens goed zijn, héél erg goed, om eens dagelijks met meisjes om te gaan en betere manieren te krijgen.’

Ab's ogen keken ontzet omhoog naar het gezicht van zijn vader. Dagelijks met meisjes omgaan! Betere manieren! Het klonk zo beestachtig vervelend!

‘Hun moeder...’ vertelde tante Elsa verder, ‘hun moeder

Diet Kramer, Roeland Westwout

(14)

schrijft, dat ze hen graag in een gezin met jongens zou zien, omdat ze geen broers hebben.’

Victor was ziedend. Tenminste hij dééd ziedend. Hij wou vooral erg boos zijn, want anders begonnen ze hem weer te pééjen met zijn liefdesgeschiedenis. Dat was koren op hun oude, roestige molen.

Dus speelde hij de verontwaardiging in eigen persoon en ontweek halsstarrig vader's ogen, die hem met iets van ondeugend begrijpen aankeken.

‘Ach heden, de stakkers, ze hebben geen broers!’ gromde hij, ‘en wij mogen ze zeker opvoeden, hè? Lekker karweitje.’

‘Misschien voeden ze jullie op. Ik vind dat meisjes als Mies van Loon en Bertie Wijkstra helemaal geen kwade invloed op jullie hebben.’

Ab rolde zich om in het gras en hinnikte.

‘Hij is goed, mams.’

Timo ontwaakte uit zijn overpeinzingen.

‘Hoe heten ze? Misschien ken ik ze wel van vroeger.’

‘Van den Heuvel. Paula heet de oudste en Lientje de jongste.’

‘Potdikkie, wat een hofjesnaam. Duf! Lientje, Christientje, Sientje en Fientje.’

‘Nee,’ zei vader droog, ‘het zijn er maar twee. Alleen maar Paula en Lientje... en schei nu eens even uit met je flauwigheid, Vic.’

Er was iets strengs in vader's stem.

‘Het gebeurt per slot van rekening zoals moeder en ik dat willen en geen gezeur en gezanik. Elsa, komen die meiskes, ja of nee?’

‘Ja,’ zei moeder Elsa, ‘nu ik hoor en zie, dat de jongens vrouwenhaters dreigen te worden, komen ze zéker.’

‘Alsjeblieft, de zaak is beslist. Begrepen, jongelieden? De oudste gaat met jullie naar de H.B.S. en de jongste

Diet Kramer, Roeland Westwout

(15)

naar de Mulo. Dus fietsen ze na de vacantie iedere ochtend en middag met jullie mee.’

‘Veel te vermoeiend voor meisjes,’ piepte Roel benauwd. Hij vond het een krankzinnig idee altijd meisjes om zich heen te hebben... in huis, op de weg naar school, bij verjaardagen en bij fuifjes. Maar misschien viel het mee en het was voor tante Elsa eigenlijk wel leuk. Als ze er nu ook maar werkelijk iets aan had. Er bestonden van die drakenpitten. Maar Mies en Bertie waren ook dol op tante Elsa en kwamen altijd graag. Tante Elsa zou ook drakenpitten wel kunnen temmen.

‘Nee zeg!’ spotte Westwout Senior, ‘we schaffen een Rolls Royce aan en een chauffeur in livrei. Die brengt jullie iedere dag heen en terug. Is het nou goed?’

Vic had geen tegenwerpingen meer. Hij was op zijn teentjes getrapt door vader's vermaning. Wat konden hem die wichten schelen? Als ze aardig waren, des te beter.

Als ze vervelend waren, keek hij er niet naar om. Hij gluurde tersluiks naar de foto, die moeder voor zich had liggen en vond het conterfeitsel van de oudste toekomstige huisgenote nogal meevallen. Een beetje verwaand, maar niet zoetsappig. Enfin, het was weer eens iets anders. En schijnbaar onverschillig greep hij Slungel in zijn nekvel en begon een stoeipartijtje. Maar Slungel was loom en lui en had geen zin. Hij ontweek Vic's handen en liep het huis in waar hij begroet werd met een luidruchtig:

‘Murrege, murrege!... Hoera, in de gloria!’ vanuit de kromme snavel van Davidje, de kakatoe.

Ze waren allemaal even stil en dronken wat afwezig hun thee. ‘Het wordt een groot gezin hier... vier zoons en twee dochters,’ glimlachte moeder, zichtbaar voldaan en vol goede en gezellige plannen voor de toekomst.

‘Waar moeten die schapen...’ begon Ab.

‘Ab! Begin daar nu niet mee. Het is toch maar aanstel-

Diet Kramer, Roeland Westwout

(16)

lerij van jullie. Eigenlijk vinden jullie het wel een leuk experiment.’

‘Goed dan... waar moeten de dámes, ...de da-á-mes... slapen? Het huis is van beneden tot boven vol. Zelfs de logeerkamer wordt tegenwoordig als leerhok gebruikt.’ Moeder schrok even op.

‘Ja, gek... daar hebben we nog helemaal niet aan gedacht. ‘Ik wel,’ Vader keek nadenkend. ‘Er is nog een zolderverdieping.’

‘Je kunt die kinderen toch niet op zolder...’

‘Waarom niet? Als er toch kamers getimmerd worden? Als er toch gestookt kan worden? Het is de enige oplossing. Twee kleine slaapkamers, waar niet gestookt wordt natuurlijk, en één flinke grote werkkamer. Vic, vlug, sta eens op, haal eens papier en een potlood.’

En nu gebeurde het wonderlijke, dat na een kwartier alle mannelijke huisgenoten vol enthousiasme aan het timmeren en breken, aan het metselen en behangen waren...

in gedachten natuurlijk.

‘En hier een nis.’

‘Wel nee, jò... dáár, dat is veel leuker.’

‘Een bespanning van jute met een plint. Dàt is aardig.’

‘Ja, zo dat je d'r wat op kunt zetten.’

‘En vader, dan moet dat éne dakraam vertimmerd worden... Kijk zo...’

Een paar haastige krabbels.

‘Warempel, net een raam in een oud kasteel.’

‘Je kunt er ook een bankje in laten maken.’

‘Jò, ja, dan kan 't wicht op d'r knieën naar het maanlicht kijken, Roel.’

‘En treuren om jou, Vic.’

‘O, jee, ja, waar ook... het is voor die... hm, meisjes...’ zei Ab met een zucht. ‘Zeg, moeder, als wij nu eens naar

Diet Kramer, Roeland Westwout

(17)

boven gingen en die meisjes onze kamers kregen!’

‘Dank je wel, jullie met zijn vieren op zolder, dat is niets gedaan. Dat wordt vechten en in de dakgoot lopen en werken ho maar.’

‘Wanneer beginnen we?’ vroeg Roel en hij keek alsof hij nu dadelijk maar de gereedschappenkist uit de schuur wou halen.

‘Als we zeker weten dat ze komen. Als we bericht hebben, dat ze zeilende zijn.’

En daar had je Ab's gekke kloklach.

‘Zeilende..., het lijken wel auto's. Dat stond ook in die advertentie van die Amerikaanse wagens.’

‘Dus dat is na het kamp, dan kunnen we meteen aan het werk gaan.’

De dames van den Heuvel werden plotseling vergeten voor het kamp. Ze vertelden, wat er die avond allemaal besproken was. Het grasveld, dat een eind achter de bungalow lag, zouden ze meteen de eerste dag gaan bewerken om een terrein te hebben voor hockey en doeltrappen. Het was een bof, dat vader dat grondje nog niet verkocht had voor aardappelveld.

De Statie, wisten ze, zou in één van de kleine slaapkamers haar bivak opslaan, vier meisjes in de beide andere kamertjes en drie op de zolder. Het tentenkamp zou worden opgeslagen op de bleek achter het huis. Voor de beide leraren en de negen jongens gingen er vier tenten mee. Twee van de H.B.S.-ers hadden een éénpersoons Amerikaans legertentje. De anderen waren verdeeld over twee flinke huttenten met een dubbel dak. In iedere tent was een van de leraren kampvader. Verder zouden er geen ‘rangen en standen’ zijn, zoals Ab zich uitdrukte. Het was maar een kleine groep en ze kenden elkaar allemaal. Het zou een heel genoegelijke boel worden, zonder de traditionele kampofficieren of adjudanten.

Diet Kramer, Roeland Westwout

(18)

Er waren natuurlijk wèl corvée's. De meisjes zouden eten koken, de jongens afwassen, alles was heel eerlijk verdeeld. Natuurlijk gingen er muziekinstrumenten mee. Een banjo, een guitaar, een blokfluit en Roel had zijn harmonica weer eens ‘ingespeeld’.

‘Het zal een jovele boel worden!’

Vic sprong met zijn lange benen over Ab en Timo heen en slenterde fluitend het huis in, om nog wat te knutselen aan het vernuftig instrument waarmee hij over enkele dagen zijn fiets zou bepakken. Het was een stellage, die precies op een bagagedrager paste en een fantastische hoeveelheid mondvoorraad, sportartikelen, brokstukken tent en kleren zou kunnen bevatten. Tenminste... als zijn werktuigkundige berekening juist was geweest.

Roel bedacht, dat hij nog wel een kwartiertje kon besteden aan zijn fiets, die hij tot in de kleinste finesses wilde nazien en controleren. En terwijl Timo zich lui uitstrekte in één van de serrestoelen en nog eens op zijn gemak de brief uit Indië ging overlezen, hield Ab, aan moeder's voeten, een filosofische beschouwing over het maatschappelijk nut van een kamp.

‘Zie je, ik vind het een soort werkgemeenschap. Je doet alles samen en iedereen evenveel. Je moet vanzelf ook aan anderen denken en je verdiept je in dingen, waar anderen belangstelling voor hebben. Je leert elkaar beter kennen. Ik denk, dat we door dit kamp een echte fijne vierde klas krijgen. Zie je, vader, zoiets moest toch over de hele wereld kunnen bestaan. Samenwerken en van te voren afspreken hoe je dat doet. Allemaal hetzelfde voedsel en dezelfde kleren. Als de mensen maar niet zo laks waren en niet altijd begonnen met te zeggen, dat het tòch niet mogelijk is, uit angst dat ze iets van hun bezit moeten afstaan. Luister je, vader?’

Vader keek omhoog naar de lucht, die nu heel flets blauw

Diet Kramer, Roeland Westwout

(19)

was en reeds veel sterren had als kleine zilveren speldeknoppen. Het begon te schemeren en met de schemering werd de stilte nog intenser. In de verte hoorde je heel duidelijk hoe de kerkklok haar negen lichte, beverige slagen liet weggonzen.

Krekels begonnen hun eentonig gezang.

‘De avond is zo mooi, Ab, en zo stil, laten we nu niet gewichtig over zulke problemen gaan debatteren, jongen.’ In de huiskamer knipte Vic de lamp aan, het licht viel in een brede baan over het grasveld en de boarder van kleine kleurige bloemen.

‘Moeder, ik heb zo'n ontzettende honger. Is er soms iets te eten?’ riep een luide stem.

‘De rust wordt tòch wel verstoord,’ zuchtte moeder, terwijl ze opstond.

En Timo dacht met die lichte wrevel, die zo typerend voor hem was, dat hij Vic toch soms een vervelenden knul vond, zo schetterig en druk.

Die avond bij het naar bed gaan, riep Ab vanuit de slaapkamer die hij met Roel deelde, naar het appartement van Vic en Timo:

‘Zeg, Timo, hoe zijn de meisjes in Indië eigenlijk? Vervelender dan de wichten hier of niet?’

‘Weet ik veel,’ antwoordde Timo, die al in zijn kooi lag, ‘het is al zo lang geleden, dat ik in Indië was.’

‘Zijn ze sportief en zo?’ vroeg Vic, met een mond vol tandpasta.

‘Kom, dat ben je toch niet allemaal vergeten. Hou je nu niet zo, dooie!’

‘O, sportief, dàt wel. Op de ondernemingen wordt veel getennist en daar rijden ze ook bijna allemaal paard.’

‘Hmm...,’ bromde Ab, ‘paardrijden en tennissen, echte luxe kinderen natuurlijk.’

Diet Kramer, Roeland Westwout

(20)

Roel wipte in bed en knipte het licht uit. Hij dacht aan zijn mooie, kleine schimmel, Grijsneus, die hij ginds in Australië had achter gelaten. Paardrijden! Wat was dat lang geleden!

Maar in ieder geval... een meisje, dat kon paardrijden zou zo'n mispunt nog niet zijn.

Hij duwde zijn hoofd in het kussen, dacht aan zijn fiets, aan het kamp, aan zijn harmonica... En sliep.

Diet Kramer, Roeland Westwout

(21)

Tweede hoofdstuk

DE diepe en grootse rust van het indische berglandschap in de schemer der vooravond.

Een kleine hoogvlakte omsloten door de hoge, golvende lijn van bergen, purper en diepblauw. Op de hoogste top, die strak en puntig gelijnd tegen de klare avondlucht zich tekende, lag nòg het zonlicht. Maar aan de voet begon reeds de tropenavond.

Aan de voet dreef de kleine, naakte jongen, zijn plompe karbouw langs de kampongweg. Onwezenlijk tenger en glanzend bruin was zijn lijfje, waar hij schrijlings zat op de brede, schommelende rug. Hij riep woorden, hoge, schrille klanken, naar het makkertje wiens karbouw nog tot aan de schoften toe in de modder stond... grijs en massief in het heel tere groen van de sawah

1)

.

Er werd een lichtje aangestoken in de warong

2)

die stond waar het kampongpad de grote weg kruiste. Het olielampje slingerde even heen en weer door de beweging van de hand die het ontstak.

Daar hurkten op de bale-bale

3)

een paar mannen, die zwijgend hun strootjes rookten.

Achter de warong baadde een vrouw haar kind bij een zacht klaterende pantjoeran

4)

. Haar stem praatte gedempt en sussend in tegen het klagend gehuil. Een grobag

5)

dokkerde naderbij. De voerman stond voorin, rustig, rechtop. Loom sloeg hij naar een muskiet en verschoof met langzaam gebaar zijn vale, slordige hoofddoek.

1) sawah = rijstveld.

2) warong = inlandse winkel.

3) bale-bale = bank.

4) pantjoeran = waterstraal, - val.

5) grobag = vrachtkar.

Diet Kramer, Roeland Westwout

(22)

Van de hoge top was nu ook het zonlicht vergleden. Tegen de duistere, dicht begroeide bergwand begonnen hier en daar lichtjes te glimmen. De lichtjes van de

ondernemingen, de lichtjes van de thee- en kinatuinen. Want beneden lagen de sawahs waar de tani, de landbouwer, werkte en de grauwe karbouw door het water ploeterde met de kleine, primitieve ploeg achter zich aan, maar hoger waren de ondernemingen, waar de koelies arbeidden, waar de pluksters, gehurkt en gebukt, elke dag hun eentonig werk verrichtten. In lange rijen gingen zij vóór de schemering viel naar huis, kwetterend en giegelend, als magere kippen achter elkander stappend langs de berm van de goed onderhouden ondernemingsweg, de witte en bonte hoofddoeken hoog opgebonden... koddige, verfomfaaide hoofddeksels boven oude en jonge, boven lachende en strakke, bruine gezichten.

De avond was koel. Het zou straks zeker koud worden. De bergwind deed de boomkruinen heen en weer bewegen. Maar de geweldige donkere waringin

1)

die midden op de glooiende aloon-aloon

2)

stond, liet die bergwind kil langs zich gaan en waakte, breed-vertrouwenwekkend... een reus!

Boven de weg, tussen de aloon-aloon en de fabriek in, lag het huis van

administrateur van den Heuvel. In het beginnend duister was het breder, imposanter nog dan overdag. Achter de perken en randen van kleurige bloemen, achter het onberispelijk geschoren gazon met de witte tuinmeubelen, strekte zich, blank en breed, de voorgevel. In het midden, aan weerszijden geflankeerd door een viertal ramen, was de diepe nis van een galerij, waar een schemerlamp reeds brandde. Maar de voorkant van het huis lag verlaten. Een ‘oppas’ hurkte slaperig op

1) waringin = een hoge, brede boom.

2) aloon-aloon = dorpsplein.

Diet Kramer, Roeland Westwout

(23)

de drie treden van de galerijtrap. Aan de achterkant leefde het huis. Daar was het terras met de planten, de bloemen, de palmen in wit-stenen potten. Daar was de gesloten achtergalerij, een galerij als een geweldig-grote hollandse serre met drie glazen wanden. De vensters waren reeds gesloten. Alleen de beide tuindeuren stonden wijd open. Wie daar binnen zat aan de ronde huiskamertafel had het uitzicht op de kleine hoogvlakte, op de geel-groene sawahs, op de smalle wegen die als grauwe linten naar de huizen voerden, op de donkere bergwanden die zich daarachter opnieuw verhieven, diep groen en bronskleurig in het zonlicht van de heldere dag, wazig en purper in de vallende avond.

Achter het huis, ter rechterzijde, lagen, in lange reeks, de logeerkamers, de badkamers, de keuken, de goedangs

1)

, de bediendenkamers. Daar was het gerucht van pratende stemmen, daar neuriede een hoog geluid... het eentonig en weemoedig gezang van een inlander. In de stal rammelde een paard ongeduldig aan zijn halster.

Een hoef schraapte over lemen vloer.

Vanuit de serre riep dan een heldere vrouwenstem:

‘Entòng, lampoe!’

De djongos die hurkte voor de keukendeur, legde terstond zijn strootje weg, veerde overeind, knoopte de witte jas dicht tot onder de kin en ging, om zorgvuldig en behoedzaam de talloze lampen te ontsteken. Hij schoof ook de korte, donkerrode gordijnen toe voor de serrevensters. De kamer met de ronde tafel onder de wijde, gele lampenkap kreeg hierdoor de gezelligheid van winterse huiskamer.

Bij de lage rooktafel met de drie grote, leren clubfauteuils die een zitje vormden dicht bij de deuren, toefde mevrouw van den Heuvel een ogenblik. Ze stond op de

1) goedang = schuur, pakhuis.

Diet Kramer, Roeland Westwout

(24)

drempel en leunde het hoofd tegen de deurpost.

De frisse bergwind deed haar huiveren en onwillkeurig trok ze het wollen shawltje wat dichter om zich heen.

Achter zich, op de stapel boeken en tijdschriften, wist ze de langwerpige, lichtblauwe enveloppe... de luchtpostbrief uit Holland, die gisteren reeds gekomen was en die ze gelezen en herlezen had. Ze had haar man beloofd er vanmiddag onder het theedrinken met de kinderen over te spreken. Vanmiddag toch in ieder geval, had hij aangedrongen. Maar na het middagmaal was de kleine rode two-seater van het naburige administrateurshuis voorgereden met veel jeugdige vacantiegangers en onder gejoel en gelach waren Paula en Lientje meegetroond, met nog een derde in de dicky-seat. Er waren daarginds veel kinderen en veel H.B.S.-ers en er moest getennist worden. Paula kon niet gemist worden.

Haar vingers gleden over het dunne luchtpostpapier. Ze kende nòg het ronde regelmatige handschrift. Elsa Baumann... Haar conservatoriumjaren daarginds in Holland! Het was zo lang geleden. Het was zo'n goede tijd geweest. Ze zag Elsa weer voor zich, het lange, tengere jongemeisje met de ernstige donkere ogen en de diepe, uitzonderlijke-warme stem. Elsa, wie men een toekomst voorspeld had als concertzangeres. Ze had die toekomst niet gewild want daar was Albert Westwout.

Reeds als heel jonge mensen waren die twee onafscheidelijk geweest. Albert was ouder. Hij was reeds afgestudeerd toen zij beide, trouwe vriendinnen, ‘aankwamen’.

Weinig jaren nadat Elsa haar laatste examen had gedaan waren Albert en zij getrouwd. Zij herinnerde zich nog het popperig kleine bovenhuis, waar die twee zo intens gelukkig waren.

Er werd daar hard gewerkt. Ze gaven beide lessen... de piano klonk de ganse dag.

Maar 's avonds ontvingen ze

Diet Kramer, Roeland Westwout

(25)

de oude vrienden en een warm gevoel van ontroering, van dankbaarheid groeide in het hart der reeds grijzende vrouw toen ze dacht aan die uren. Een kleine groep van jonge mensen rond een haardvuur, rond een schemerlamp. En alle zo ernstig en zo doelbewust, zo vol geweldige plannen en gloeiende idealen. De zorgeloosheid, de gave blijmoedigheid! Het was de geest, die aan haar kinderen, naast al het goede dat Indië bood, in dit land onthouden zou worden.

Na de eerste jaren van hun huwelijk had zij de Westwouts uit het oog verloren.

Ze was naar het buitenland gegaan, had later haar man ontmoet en haar geluk gezocht in de overzeese gewesten.

Gezocht en gevonden! Het leven was rijk geweest en goed en vele wensen waren in vervulling gegaan. Moeilijke jaren in de rimboe

1)

, veel ziekten, veel ontberingen.

Tegenslag ook. Maar daarnaast een hechte kameraadschap, een liefde en genegenheid, die zich steeds verdiepte en hernieuwde. En de kinderen! Eerst het parmantige, blozende babytje, dat Paula heette. Daarna, enkele jaren later, Lientje, veel minder parmantig en blozend, Lientje die hun zorgenkind was gebleven. En van hen beiden zou ze nu afstand moeten doen. Voor enkele jaren slechts... maar hoe lang zouden die jaren lijken, jaren zonder vacanties, zonder rumoer in huis, zonder rondslingerende tennisrackets en boeken, zonder jeugdige logées en ‘denderende fuiven’.

Weinig dingen in haar leven waren zo bitter, zo zwaar geweest. Weinig besluiten hadden haar zoveel moeite gekost. Tòch moest ze dankbaar zijn, ze wist het.

Daarginds aan de andere zijde der oceaan was het gezin, dat haar kinderen niet alleen een onderdak zou verschaffen, maar ook het àndere, ook dat alles dat hen hier niet ge-

1) rimboe = wildernis.

Diet Kramer, Roeland Westwout

(26)

geven kon worden. Huiselijkheid, gezinsleven, broers, en - hoe belangrijk voor Lientje, die de Bataviase warmte niet aankon - het hollandse klimaat.

Ze kende Elsa, ze kende Albert en ze wist dat de geest in hun huis goed zou zijn.

Die geest sprak ook uit de zakelijke, openhartige en begrijpende brief, die ze nu in de hand hield.

De meisjes wisten nog niet van de veranderingen, die op til waren. Als er al eens gesproken was over ‘vooruit sturen’ en ‘jullie alleen naar Holland’, hadden ze gelachen en geplaagd: ‘Hoe kan dat nou, jullie kunnen immers niet buiten ons? En wat moeten wij zonder Mams beginnen en zonder jou, Pipa?’

Paula leefde in de vaste overtuiging straks bij het begin van de maand Augustus terug te gaan naar haar pensionnaat en haar H.B.S. in Batavia. Ze vond dat uitstekend.

Ze was op school een vlugge leerling, een ‘kei’ bij sport en spel, getapt en populair, altijd omringd door een zwerm van vrienden en vriendinnen.

Lientje wist wel dat ze niet terug hoefde naar het warme Batavia, waar ze zoo vaak ziek en akelig was. Hoe dat verder moest had ze nog niet overwogen. Knus en stil thuis blijven bij moeder, zonder altijd weer nieuwe en vreemde gezichten om je heen, zonder soesah

1)

op school, zonder geplaag van vriendinnen en aansporingen van leraren. Dàt leek Lientje het beste!

Mevrouw van den Heuvel legde het envelopje terug op de tafel, streek met de hand over het voorhoofd en zuchtte even. Uitstellen kon niet meer, er moest in ieder geval vandaag nog met de kinderen gesproken worden. Er was nog maar zo weinig tijd. Over drie weken vertrok hun vriendin van Priok, een nog jonge vrouw, die, met haar beide hummels van twee en drie, een half jaar vóór haar

1) soesah = moeilijkheden, bezwaren.

Diet Kramer, Roeland Westwout

(27)

man naar den Haag vertrok. Het was een groot geluk, dat zij zich met de zorg van de beide meisjes belasten wilde. Van Genua af zouden zij met de boottrein moeten reizen, terwijl ze dan in den Haag door Albert Westwout werden opgewacht.

Ze hief het hoofd en luisterde aandachtig. Daar kwam door de donkerte van de avond het geluid van een claxon. En toen ze naar de voorkant van het terras liep en over de balustrade leunde, zag ze het felle licht van koplampen over de weg glijden.

Enkele seconden later was er druk gelach en geroep voor het hek bij de oprijlaan.

‘Morgen nemen we revanche!’

‘Ja Paula, maar eerst gaan we paard rijden.’

‘Zal ik jullie komen halen, Frits?’

‘Gaat Lientje ook mee?’

‘Nee, ik mag nog niet...’

‘Ga dan met ons mee zwemmen, Lientje... wij gaan om negen uur naar beneden, je kunt meerijden.’

‘Groeten aan je moeder, Paula, zeg dat ik eens gauw kom koffie drinken.’

‘Ja mevrouw... een fijne middag gehad... adie-adie...’

Een portier sloeg dicht, het hek knarste in zijn scharnieren, over het grint naderden haastige voetstappen.

‘Entòng, air-ès

1)

!’

‘Entòng, disini

2)

racket... pakè

3)

klem, zeg!’

Mevrouw van den Heuvel glimlachte. Paula, die nooit behoorlijk maleis zou leren spreken en die toch de bedienden had gecommandeerd vóór ze twee jaar was. Het flitste door haar hoofd: Lientje had Holland nodig, hadden ze altijd gezegd, maar was het niet Paula, voor wie het vertrek noodzakelijker was?

1) air-ès = ijswater.

2) disini = hier.

3) pakè = gebruiken.

Diet Kramer, Roeland Westwout

(28)

Paula, zelfbewust, zo zeer overtuigd van haar goede hoedanigheden, altijd bewonderd, altijd benijd, naar de ogen gekeken door de bedienden, verafgood door haar vader.

Allerlei kleine voorvallen hadden haar doen begrijpen, hadden haar gewaarschuwd:

Paula werd pedant, Paula wordt over het paard getild!

De pedante jongedame zwaaide op dit ogenblik de hoek van het terras om, fluitend en welgemoed, en viel zonder enige waarschuwing haar moeder om de hals.

‘O Mamsie-Mam, we hebben zo'n heerlijke middag gehad.’

Met een nerveus gebaar streek mevrouw van den Heuvel de korte, blonde krullen weg van Paula's voorhoofd en bevrijdde zich uit de jongensachtig-stevige omhelzing.

‘Dat is fijn voor jullie... ik zal dj roek

1)

laten maken, jullie zullen wel dorst hebben.

Waar is Lientje?’

‘Hier!’ zei Lientje kalm. En ze dook meteen weg in een van de grote fauteuils.

Haar smal gezichtje zag bleek van moeheid. Veel mensen om zich heen, druk gepraat en gelach, maakte Lientje altijd stil en vermoeid. Ze voelde zich dan snel eenzaam en verwaarloosd. En thuiskomende genoot zij dan van het bekende en vertrouwde, van de rust en van de zekerheid, dat hier iedereen van haar hield. Paula plofte neer op de divan, riep den djongos toe vlug de koele dronk te brengen.

‘Je moet je dat toch afwennen, dat gecommandeer langs mij heen,’ zei de moeder streng, ‘als ik het zeg is het genoeg. Het is een akelige gewoonte van je, Paula. Ik wil het niet meer horen.’

‘Bent u boos, mamsie-mam? U kijkt zo donker,’ negeerde Paula de strenge toon.

‘Boos ben ik niet. En ik kijk ook niet donker. Misschien

1) dj roek = een soort sinaasappel. Het sap wordt, vermengd met water, in Indië heel veel gedronken.

Diet Kramer, Roeland Westwout

(29)

een beetje verdrietig. Ik heb jullie erg belangrijk nieuws te vertellen.’

‘Nieuws dat verdrietig maakt wil ik liever niet weten,’ zei Lientje.

Ze trok haar benen onder zich op en knuffelde zich nog dieper weg in de omvangrijke stoel.

‘Hebben wij er iets mee te maken?’ vroeg Paula, gespannen ineens.

‘Ja, juist jullie.’

De moeder wist in haar nervositeit geen voorzichtig-inleidende woorden te vinden.

Ze zei het luider en fermer dan ze bedoelde: ‘Over drie weken gaan jullie hier vandaan.’

‘Over drie weken pas? En één Augustus begint het hok weer te draaien,’ verbaasde zich Paula, ‘maak je grapjes, mams?’

‘Ga ik ook weer weg? Naar beneden... in de warmte... jakkes, dat wil ik niet.’

Lientje keek teleurgesteld.

Mevrouw van den Heuvel ging naast Paula op de divan zitten en sloeg de linkerarm om haar jongste heen, terwijl ze de rechter onder die van haar oudste schoof.

‘Nu moeten jullie flinke, verstandige kinderen zijn en goed naar me luisteren.

Jullie gaan niet terug naar Batavia. Jullie gaan naar Holland. Het kan zo immers niet langer. Lientje moet noodzakelijk naar Europa... er zijn nu al drie doktoren

geraadpleegd, die dat gezegd hebben. En alleen kan Lientje niet gaan. Daarom sturen we jullie samen. Het is voor jullie juist in deze jaren zo goed om daarginds te zijn.

Er zijn in Holland dingen, die we jullie hier niet geven kunnen. Ook voor jou, Pau...

misschien heb jij het net zo hard nodig als Lientje. Zij voor haar gezondheid en jij om andere redenen. Jullie grote kinderen begrijpen wel, dat ik vader hier niet twee jaren alleen kan laten. Jullie zullen daarginds elkander hebben en over

Diet Kramer, Roeland Westwout

(30)

twee jaar komen wij jullie na. Nee Paula, wacht even, me niet in de rede vallen, niet gaan huilen, Lienepien... ik wil nu even alles zeggen en alles vertellen. Dan kunnen jullie er rustig over nadenken.’

Ze dwong zich niet te kijken naar Lientje's in hevige schrik spierwit vertrokken gezichtje, naar Paula's diep verontwaardigde ogen. Ze legde in haar stem een strengheid en beslistheid die hen tot zwijgend luisteren dwong. En van het begin af vertelde ze, van het toevallige gesprek met de ouders van Timo Heesterman, van Elsa Baumann en Albert Westwout, zoals zij die in haar jeugd gekend had, van het gezin dat ze nu hadden, twee zonen, een neef uit Australië en Timo, de jongen uit Indië... administrateurskind als zij. Ze liet hen de foto zien, die ze van Timo's moeder gekregen had, een foto van het Heidehuis met het goedig-bolle dak, de talrijke vensters en de grote tuin. En hoe en met wie ze reizen zouden, wanneer ze zouden gaan, wanneer ze daarginds zouden aankomen, welke scholen hen wachtten. In alles wat ze met haar zachte, sterke stem zei, was de beslistheid die de meisjes deed begrijpen:

wàt ze ook zouden tegenmopperen, hoe ze ook zouden protesteren, er viel niets meer aan te veranderen.

Hierover was Paula vooral verontwaardigd. Waarom hadden ze er niet met haar over gesproken? Waarom was haar niet gevraagd of ze zin had? Ze was toch al vijftien, ze was toch geen baby meer? Het was gemeen, het was minderwaardig om zo behandeld te worden. Boze woorden en hevige verwijten lagen op haar lippen.

Het was teveel om ineens te zeggen. Ze voelde dat ze er niet uit zou kunnen komen.

Ze zou stotteren van drift en huilen van kwaadaardigheid. Ze moest moeder wel laten uitspreken, hoeveel moeite het ook kostte. Met fel opééngebeten tanden, een diepe frons boven de neus en de vuisten ge-

Diet Kramer, Roeland Westwout

(31)

bald tuurde ze voor zich uit, trachtte zij de verwarring in zich meester te worden, trachtte ze de situatie te beheersen. ‘Jullie zullen het daar heerlijk hebben...’

‘Vier grote jongens!’ snikte Lien plotseling dwars door moeder's praten heen.

‘Vier grote jongens. Ik wil niet, mams, ik gá niet, dat kan toch niet. En alles hier, jullie en het huis en Manfred, mams... Manfred!’

De forse, donker-gestroomde herder die aan Lientje's voeten lag, hief even de kop toen zijn naam genoemd werd. ‘Twee jaren zijn zo gauw om Lientje, je zult zien hoe alles meevalt.’

‘Ik wil niet, ik wil niet, ik wil niet!!!!’

En Lientje, een zielig, klein hoopje mens, liet zich uit de stoel glijden, pakte Manfred bij zijn halsband en rende de serre uit. Ze hoorden de deur van de

meisjesslaapkamer dichtslaan en ze wisten allebei, de moeder en het zusje, hoe Lientje daar nu op bed lag te snikken... hoe ze zich reddeloos verloren voelde en geen enkel lichtpunt zag in de narigheid, die voor haar nog komen ging.

‘Ik hoop,’ zei mevrouw van den Heuvel, terwijl ze haar oudste ernstig aanzag,

‘dat jij verstandig zult zijn en het voor Lientje niet nòg moeilijker zult maken.’

Lientje's uitbarsting had de ergste drift in Paula doen bedaren. Ze trok haar arm weg uit die van haar moeder en slikte tegen het pijnlijke, vreemde gevoel in haar keel. ‘Waarom hebt u niet eerder... het is zo miserabel... ik... ik dacht, u had er toch met mij wel eerder over kunnen praten?’

Verontwaardigd keken haar fel-blauwe ogen op naar het gezicht van de moeder.

‘Kind, doe niet zo vijandig.’

Paula zag tranen in de ogen van haar moeder. Nòg vocht ze tegen haar boosheid.

Het was typerend voor Paula dat ze dit het ergste vond: dat niet haar raad was gevraagd,

Diet Kramer, Roeland Westwout

(32)

dat er beslist was buiten haar om, dat ze als een kind was behandeld.

‘Paula, begrijp je dan niet wat het voor òns betekent? Jullie zullen daar zoveel afleiding hebben, zoveel nieuwe indrukken opdoen. Maar hier... hier zal het zo stil en eenzaam worden. Ik zal jullie zo ontzettend missen.’

De smartelijke toon, het wéten dat moeder bedroefd was, werkelijk bedroefd, dat dit voor haar misschien het zwaarst en moeilijkst was, hief Paula met een ruk over haar gekwetstheid heen. Impulsief, spontaan, zoals zij in alles was, sloeg ze de arm om de schouders van haar moeder en legde een ogenblik haar wang tegen dat lieve, zo bekende en vertrouwde gelaat.

Een ogenblik maar en ze veerde alweer overeind, stond lang en recht in het midden der kamer, de armen op de rug, de kin strijdvaardig omhoog.

En dit was nu op en top Paula... dadelijk begon ze de lichtpunten te zoeken in het nieuwe toekomstaspect. Een gezin met jongens, dat was tenminste echt leuk, en het huis zag er fijn uit en buiten wonen leek haar ook heerlijk.

En... enne... twee jaar was ook niet zo lang... en... ze zou nu tenminste leren schaatsenrijden... en dan de bootreis eerst, dat was een avontuur op zichzelf. Vier jaar geleden had ze dat al zo reusachtig gevonden.

‘Zie je wel, Pautje,’ zei de moeder met een weemoedig lachje. ‘Het valt allemaal wel mee, als je maar eerst vertrouwd bent geraakt met de gedachte. Nu ga ik met Lientje praten... het is voor haar zoveel erger. Ze ziet tegen de kleinste verandering al zo op.’

‘Voor Lien is het héél goed,’ praatte Paula zelfbewust. ‘Ze is zó idioot verlegen, mams... vanmiddag ook weer... ze zit maar in 'r dooie eentje. Op school steekt ze ook geen vinger uit om 'r eens een beetje in te komen. Het wordt een

Diet Kramer, Roeland Westwout

(33)

echte suffe huispiet als ze hier boven op de onderneming blijft hangen.’

‘Paula, Paula... zeg de dingen toch niet zo hard. Je bent zo doordrongen van je eigen goede hoedanigheden.’

Verbluft keek het meisje om naar haar moeder, die reeds bij de deur stond, de knop in de hand.

‘Wat bedoelt u nu weer? Daarnet ook... u zei, voor mij was het goed om àndere redenen dat ik naar Holland ging.’

Mevrouw van den Heuvel liet de deurknop los en kwam terug in de kamer tot in de cirkel van het lamplicht. Ze steunde de vlakke handen op het tafelblad en keek aandachtig naar het frisse, knappe meisjesgezicht.

‘Zal ik je heus eerlijk zeggen wat ik bedoel? Ik vind je de laatste jaren veranderen, Paula. Je bent zo èrg gewild op school, zo èrg gezien bij je kameraadjes. Je leeft zo angstig vlot en gemakkelijk. Ik vind dat dat alles je te zelfbewust en te eigengereid maakt. Je oordeel over anderen is vaak zo hard en je hebt op alles en iedereen kritiek.

Daar ben je te jong voor. In Holland zal je je opnieuw moeten aanpassen en in dit gezin zal je niet met alles nummer één zijn, de knapste, de sterkste, de sportiefste.’

‘Vindt u me verwaand?’

De toon was verontwaardigd, agressief, afwijzend.

Mevrouw van den Heuvel schudde het hoofd en keek nadenkend op in het licht.

‘Verwaand is het woord niet. Je mist de gave der zelfkritiek. Nu ben je nog jong, maar als je volwassen bent, zal dat je ondanks al je flinkheid en knapheid, dom en oppervlakkig maken. Wie zichzelf niet kan zien met scherpe, kritische ogen, wie zijn eigen zwakheden en tekortkomingen niet kent, wordt eenzijdig en bekrompen.

Ik zou willen dat je een goed mens werd, eerlijk ook tegenover je zelf en dat je barmhartigheid en meedogen kende tegen-

Diet Kramer, Roeland Westwout

(34)

over anderen. En om zo te worden zal je een andere omgeving moeten hebben dan die je nu hebt in Batavia. Je zult je hoofd moeten leren buigen en het oordeel van anderen moeten leren verdragen.’

‘Maar ik...’

‘Denk hier eerst eens over na, later praten we er nog wel over. Ik ga nu naar Lientje.’

De deur ging open, de deur ging toe en Paula was alleen. Ze trok onwillig de schouders op, plofte weer neer op de divan, dronk haar glas leeg, hield het afwezig in de handen en tikte tegen de bodem. Zoals alles nu ineens veranderde. Geen Batavia, geen school, geen pensionnaat. Hoe moest het gaan als ze niet meezwom in de estafette in September? Ze zouden vast verliezen! En wat zou Ernst zeggen? Zouden ze het akelig vinden dat ze weg ging, de lui van de tennisclub... haar vriendinnen en Karel Borgers en Johan Wiek, die haar als een hondje overal nasjouwde? Als de jongens daar in Holland in dat Heidehuis nu ook maar geschikt waren en aan sport deden. Stel je voor, dat het van die suffe blokkers waren zoals Karel. Enfin, dan zou ze wel op school andere kennissen opdiepen. Zou ze heimwee krijgen? Het was wel heel anders dan in Batavia natuurlijk. Dan wist je dat je in één dag thuis kon zijn en dat je je vader en moeder toch iedere vacantie helemaal had. Je moest daarover niet dóórdenken eigenlijk. Het gaf je een raar gevoel in je maag, wee... benauwd... Was dàt heimwee? Kom, ze was geen Lientje, ze moest flink zijn. Als zij ook al ging huilen en sentimenteel doen was het voor moeder nog veel akeliger. Ze zou vader tegemoet lopen. Het was bij zevenen. Hij zou dadelijk wel klaar zijn op kantoor. Ze wist dat hij naar de fabriek toe was.

Resoluut stond Paula op. Ze greep het wollen jasje dat ze op de divan had neergelegd, sloeg het nonchalant om de

Diet Kramer, Roeland Westwout

(35)

schouders en glipte langs den huisjongen, die juist met een blad vol borden, kopjes en glazen naar de eetkamer schoof, de deur uit. Ze zag Manfred voor de deur van Lientje's kamer en ze knipte gebiedend met de vingers. De hond kwam dadelijk, volgde haar op de hielen toen ze het terras over ging en langs de grasrand naar het voorerf liep. Even later bevonden ze zich samen op weg naar de fabriek. Het avondduister was nu volkomen, maar laag aan de lucht, tussen twee scherpe

bergtoppen in, verrees een koddig maansikkeltje en er viel een vaal, schemergrauw licht over de weg. Het grint knerpte onder de voeten. Zoo nu en dan naderde een inlander die met afgewend gezicht neerhurkte als Paula voorbij ging om dan met een zacht gemompelde groet verder te gaan. Paula groette terug met een achteloos:

‘Tabeh...’

Ze was vertrouwd met dit landschap, met deze mensen die ze van jongsaf aan om zich heen had gezien. De schaduwen over de weg maakten haar niet angstig. De bergtoppen rondom benauwden haar niet. Ze snoof met welbehagen de frisse berglucht in en luisterde naar de zo bekende nachtgeluiden van uil en rat, van vleermuis en tokèh. Ze keek aandachtig op naar de sterren die in het diepe zwart begonnen op te glanzen. Ze kende de beelden van heel jong kind af... Orion, het Zuiderkruis. Hoe lang was het al geleden dat vader haar de figuren wees, de namen noemde?

Vier jaar geleden waren ze in Europa geweest en ze herinnerde zich heel goed hoe haar toen reeds, hoewel ze toch pas elf was, opviel, dat nergens een sterrenlucht zo diep en donker, nergens een nacht zo geheimzinnig stil, nergens een rust zo intens was, als de lucht en de nacht en de rust, die ze kende uit de tropen. Ze hield van Indië. Ze wist het nu ineens heel zeker en heel sterk. Ze hield van Indië en ze wilde hier terugkomen. Eens... wanneer

Diet Kramer, Roeland Westwout

(36)

dan ook! En daar was weer het weeë, zware gevoel in haar binnenste. Lientje kon maar meteen huilen en snikken en te keer gaan maar zij voelde het óók. Zij zou nu óók kunnen roepen: ik wil niet, ik wil niet! Maar zij moest altijd maar flink zijn, de oudste.

Eigenlijk wisten zelfs je ouders niet hoe je precies was, dacht Paula, terwijl ze een kei wegschopte van voor haar voeten. Daar had je moeder. Ze hield toch zoveel van haar en je kon ook echt met haar bomen.. het was een fijne mams... Maar begrijpen deed ze je tòch niet. Anders had ze dat niet gezegd, dat van gebrek aan zelfkritiek en al 't andere. Ze had wèl zelfkritiek en ze wist heel goed dat ze soms een draak was, heerszuchtig en zo. Ze kon het niet hebben dat iemand iets beter deed dan zij zelf. Ze wou altijd met alles de eerste zijn, vroeger al, toen ze nog heel klein was, moest ze altijd denken wanneer ze boeken las over monsters-van-kinderen: ‘Misschien ben ik eigenlijk ook wel zo, zo verwaand en bazerig.’

Maar ze kon het toch niet helpen, dat altijd alles goed ging, dat de lui met haar wilden omgaan, dat ze altijd in het bestuur van verenigingen gekozen werd en dat de kinderen uit haar klas naar haar op keken omdat ze zulke mooie opstellen schreef en de lerares eens gezegd had: er steekt een schrijfster in jou.

Het was toch niet eerlijk van moeder haar dat te verwijten. Het was voor haar immers nog moeilijker om bescheiden te zijn, dan voor Lientje om niet verlegen te zijn. Maar ze zàg zichzelf heel goed, met scherpe, kritische ogen. Ze had soms een hekel aan zichzelf. En dat wist niemand. Ook moeder niet. Misschien vader...

misschien...

Manfred stond plotseling doodstil, spitste de oren en begon dan wild te blaffen terwijl hij vooruit schoot en in de duisternis verdween. Nu was vader dichtbij, wist Paula.

Diet Kramer, Roeland Westwout

(37)

Ze begon te draven en daar waar de weg een bocht maakte, bonsde ze tegen zijn forse, brede gestalte.

‘Hallo!’ zei vader en hield haar bij de schouders een armlengte van zich af. ‘Kom je me tegemoet, Pauwtje. Dat is gezellig.’

Ze streek met haar wang langs het krakend-gesteven goed van zijn witte mouw.

Hoe hield ze van vader... Anders dan van moeder, minder zacht, minder goedig.

Vader die was bóven haar, dat was haar meerdere, voor vader had ze een diep ontzag.

Alleen voor vader was ze soms nog het kleine, openhartige meisje, dat aangehaald en geplaagd wilde wezen. Hij hief haar gezichtje bij de kin op en keek onderzoekend in haar ogen.

‘En... hoe is het? Heeft moeder met jullie gepraat?’

Ze knikte heftig van ‘ja’ en toen deed ze iets dat ze nooit van zichzelf verwacht had en waarover ze zich later vreselijk schaamde. Ze duwde haar hoofd weg tegen zijn schouder, zoals vroeger toen ze nog heel klein was en snikte het uit.

‘Ik vind het zo naar... eigenlijk vind ik het zó naar.’

Een ogenblik stonden ze zwijgend op de eenzame, donkere weg. Vader kuchte verlegen, onhandig klopte hij haar op de schouders.

‘Kom,’ hoorde ze zijn diepe stem boven haar hoofd. ‘Kom, probeer flink te zijn, Pauwtje. Kop op, meiske.’ Ze had een bruuske schouderbeweging, veegde snel met de mouw langs haar ogen en lachte verlegen.

‘Niets tegen mams zeggen, hoor... het was maar eventjes!’

Hij gaf geen antwoord, maar trok haar arm onder de zijne door. Langzaam liepen ze verder, dicht naast elkander, zonder dat ze nog iets te zeggen wisten.

De hond volgde hen, slaperig en loom, de kop laag bij de grond.

Diet Kramer, Roeland Westwout

(38)

Derde hoofdstuk

ADRIAAN Mansberg hief zijn oude koperen trompet ten hemel en blies het signaal:

‘Lichten uit’. Hij deed dat met een kracht en een toewijding, die je het ergste deed vrezen voor zijn bolle, purperen wangen.

‘Eigenlijk,’ zei Ab, die er vanuit de tentopening aandachtig naar lag te kijken,

‘Eigenlijk lig ik te wachten op een akelige, snerpende noodkreet, om hem dan met een opengespleten wang in elkaar te zien zakken.’

De eerbiedwaardige docent, mijnheer van Voorst, oftewel de Blokneus, een bijnaam, die hij dankte aan de zeer nieuw-zakelijke vorm van zijn voorgevel, trok Ab bij de benen naar binnen.

‘Vooruit jò, ga op je plaats liggen. Straks in het donker raken we nog allemaal in de knoop.’

Ab trok zijn dunne, moltonnen slaapzak wat hoger op, poogde een zacht plekje te vinden op de keiharde grond en lag dan met de handen onder het hoofd te kijken naar het tentendak, dat geheimzinnig verlicht werd door een heen en weer wiegelende stallantaarn. Roel, die aan zijn linkerkant lag, gaf hem een por in zijn middel.

‘Heb je ook zo'n maf?’

‘Allicht, ik heb nog nooit zo gesjouwd als vandaag. Eerst de fietstocht en toen dat getoeter op het veld... oooaaah...’ Hij gaapte ongegeneerd.

‘Maar nou is het dan ook zo effen als een Wimbledonbaan,’ meende Freek Lemaire, die achter in de tent voor het bagageruim lag, zeer voldaan. Teteretetetetet!! stootte de blikken trompet als slotaccoord uit. En in de tentopening verscheen de zebra-achtig gestreepte pyamagestalte van Adriaan.

Diet Kramer, Roeland Westwout

(39)

‘Hè, hè, ik dacht dat ik erin bleef.’

Voorzichtig stapte hij over den Blokneus heen. Vlug trok Ab zijn benen op. De moltonnen slaapzak stond als een zuil in de lucht en Adriaan, de trompet als een kostbare schat tegen zijn gestreepte borst geklemd, stortte zich in zijn volle zwaarte, die niet gering was, op Roel en Ab. De stallantaarn kreeg een oplawaaier en slingerde als een dronken matroos. Adriaan's overeind krabbelend silhouet nam op de tentwand wanstaltige vormen aan. Het leek een schimmenspel van moord en doodslag.

‘Ah, jò, schei nou uit, jò...’ bromde hij goedig, terwijl hij Ab een trap tegen een bepaald lichaamsdeel gaf. Dan plofte hij tussen Freek en Roel en wurmde zichzelf in zijn slaapzak.

De Blokneus gaf, zijn blonde piekharen kop buiten de deuropening, nog een seintje naar de tent van Karel Geitenbeek, die naast de grote huttent stond en de veelzeggende naam ‘Apenkooi’ droeg.

‘Licht uit, Karel... maffen.’

‘Ja,’ klonk dof Karel's stem. Je zag zijn schaduw overeind komen om de

opgehangen zaklantaarn uit te knippen. De zo juist nog flauw geel verlichte tentwand werd grauw in het maanlicht. De Blokneus doofde de kaars in de stallantaarn. ‘Slaap ze, jongens.’ Drie stemmen gaven antwoord. Adriaan Mansberg was de zoete rust al ingegaan.

‘Een toffe dag,’ praatte in de andere huttent Vic's stem tegen zijn buurman, Jan Leids.

‘Nou en of.’

‘Ik ben zo stijf als een talhout,’ zuchtte Timo. ‘En die grond is zo miserabel hard.

Waarom hebben we ook geen stro gehaald bij den boer?’

‘Had jij daar nog fut voor?’

‘Jongens, slapen. Morgen weer een dag,’ waarschuwde de stem van kampvader II.

Diet Kramer, Roeland Westwout

(40)

‘Wat zal dat daarginds in de bungalow nog een gegiegel zijn,’ begon Vic nog eens, maar niemand gaf antwoord. Ze waren allemaal te moe om zich te interesseren voor de interne aangelegenheden van de bungalow.

Een gegiegel was er daar inderdaad. Op de zolder, waar drie jeugdige schonen als-maar van de te stijf gestopte strozakken gleden, in de beide kleine slaapkamertjes, waar de kooien ‘boven-elkaar’ voor de bewoonsters een heel evenement waren.

‘Wat doen we nou...’ vroeg Mies van Loon, terwijl ze zich gevaarlijk ver voorover boog om in de onderste kooi van Bertie Wijkstra te kunnen kijken, ‘Wat doen we nou, als er inbrekers komen? Van die boeven, zoals er hier op de Veluwe volgens mijn ouwe heer zo'n paar duizend rondzwerven?’

‘Kind, schei uit!’ rilde Bertie. ‘Heb je de deur goed dichtgedaan?’

Mies lachte.

‘Zeg, Brammetje hiernaast heeft er drie stoelen voorgezet, allemaal op elkaar. Wat zal dat een heidens lawaai geven als er straks een kerel binnen sluipt.’

Op dit ogenblik verscheen er inderdaad een gestalte in de deuropening. Het was echter niet die van een boef, maar van de Statie, die een zaklantaarn in de hand hield en dezelfde redevoering ten gehore bracht, die ze zoëven onderaan de zoldertrap gehouden had.

‘Kinderen, laten we nu afspreken, dat er na het laatste signaal ook werkelijk stilte is, anders moet ik iedere avond standjes geven en daarvoor ben ik niet meegegaan.

We moeten er geen schooltje van maken, met een verbiedende juffrouw.’

Ze beloofden timide dat ze hun mond zouden houden. Een paar minuten later heerste er een diepe stilte over het gehele kampterrein; de eerste nacht was ingegaan.

Diet Kramer, Roeland Westwout

(41)

Er volgden drie dagen van louter mooi weer en plezier. De stemming was voorbeeldig.

De verschillende corvée's bleken met de grootste zorg samengesteld te zijn. Er haperde niets aan de geregelde dagdiensten van koken, afwassen, water halen, tenten

schoonhouden. En om de zoveel uur schetterde het trompetje van Adriaan zijn bekende waarschuwingstekens. Er werd gehockeyd en gevoetbald. De tweede dag maakten ze een geweldige wandeltocht, de derde dag gingen ze zwemmen in het naastbijzijnde landelijke zwembad. Diezelfde derde dag deed Bertie soda in de aardappelen in plaats van zout, een misstap die zij, mede dank zij de hulp van haar kampgenoten, zeker niet vlug vergeten zou. Diezelfde dag beleefden ze hun eerste kampvuur en geen van hen ontkwam aan de betovering van het helder vlammenspel. Ze lagen en hurkten er om heen, en praatten met ingehouden, ongewoon beheerste stemmen.

Het was, vond Roel, de ogen waakzaam op het knetterende, telkens even oplaaiende takkenvuur gericht, alsof je allemaal een beetje anders werd en misschien een beetje beter. Hij had nooit geweten, dat een jog als Karel Geitenbeek, die in de klas toch eigenlijk een vrij saaie knul was, zulke rake en geestige dingen kon zeggen en dat Freekie Lemaire mee zou neuriën met het liedje, dat de meisjes zongen bij het zachte geluid van Bertie's guitaar. Freekie, notabene, die als een polderjongen zo ruw in zijn mond was en een rare, rauwe stem had. Hij had zoëven tegen Vic geschreeuwd:

‘Jò, blèr toch niet zo door alles heen!’ En dat was gewoon om je dood te lachen, want zelf schreeuwde hij gewoonlijk nog drie maal zo hard.

‘Oh my darling, oh my darling Clementine!’ zongen de meisjesstemmen, sentimenteel rekkend het Engelse liedje. Roel ontdekte plotseling, dat Mies een mooie, diepe stem had. Dat had hij nooit geweten.

Diet Kramer, Roeland Westwout

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

Opdat wie geloofd, geloofd in Hem, niet verloren, niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft,.. eeuwig leven, eeuwig

daar in de nacht vol duister, knielend op een steen, was Hij aan het bidden met zijn gevecht alleen.. Vredig groeien rozen, bloesem wonderschoon, maar bij de stenen trappen

't Ezelken en Aamlie durfden niet nalaten de woorden van den notaris te beamen, maar in de diepte van haar ziel voelde juffer Constance bittere spijt, dat haar broer, en nog wel

Maar dan is het evengoed belangrijk om te weten dat nieuwssites die geld vragen voor hun artikels niet (of minder) aan adverteerders gebonden zijn, en dus op een andere manier

Voor hulpverleners onderscheiden we vier essentiële invalspoorten om veilige gehechtheid tussen jonge kin- deren en hun ouders te bevorderen en zo de kinderen een betere start

Met 200 Vlaamse jongeren trok- ken we naar het verre Syd- ney in Australië, waar we duizenden andere jongeren ontmoetten en ons geloof vierden.. Het mooie landschap,

Maar dat mijn vader diaken was, speelde zeker geen positieve rol in mijn eigen keuze.. Jarenlang al zie ik van dichtbij dat er veel dingen in de Kerk anders zouden moeten