• No results found

A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Tweede stuk · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Tweede stuk · dbnl"

Copied!
734
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Tweede stuk

A.J. van der Aa

bron

A.J. van der Aa,Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Tweede stuk. J.J. van Brederode, Haarlem 1874

Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/aa__001biog21_01/colofon.php

Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn.

i.s.m.

(2)

[Bouritius Sibema (vervolg)]

van Breen. Amst. 1645, 1649, 1660 (5dedr.), Schoonhoven 1662, Leyden 1682 (7de dr.), Rott. 1735.

Testamenten der 12 Patriarchen. Jacobs kinderen. 8o.

Zie R o g g e ,Pamfl., bl. 121; S o e r m a n s , Kerk. Reg., bl. 85; G r e y d a n u s , Predd. o.d. Cl. v. Franeker, bl. 136; A b c o u d e , Naaml., bl. 330, Aanh. bl. 175; Cat.

de Groe, bl. 256.

[Hero Sibersma]

SIBERSMA (HERO) werd den 20 Mei 1644 te Harlingen geboren, den 21 Junij 1669 kandidaat in de classis van Franeker, in 1671 beroepen te Sexbierum, in 1677 te Ternaard, in 1680 te Harlingen. In 1681 bedankte hij voor Delft, doch in 1683 nam hij Amsterdam aan, waar hij den 15 Aug. door. N i c . d e l a P l a n q u e bevestigd werd. In 1721 hield hij in de Noorderkerk zijn 50jarige predikatie over Ps. LXXI:15-18, werd in April 1727 emeritus, overleed den 4 April 1728, in 't 84stejaar zijns levens, en werd plegtig in de Westerkerk begraven. Zijn portret ziet het licht.

Zijn zoon D a n i e l S i m o n S i b e r s m a bekleedde het predikambt te Koudum, Schermerhorn en Middelburg, waar hij in 1728 overleed.

S i b e r s m a behoorde tot die Coccejanen, die op de praktijk des Christendoms aandrongen. Hij muntte uit door ijver om de Joden tot het Christendom te brengen, en gaf vele godgeleerde schriften in het licht. Ook beoefende hij de Nederd. poëzy.

Hij schreef:

Alscheids-predikatie van Sichierum 8o. Intré-predikatie te Ternaard. 8o.

Geestelijke mensch Amst. 1726. 8o. Palmboon des levens, 1687, 1690. 8o.

Roem der Christenen in Christo Jesu den Heere, hare geregtigheid, behelsende het Fundament en Opbouw der Eenige ware Religie, tot overtuiginge van Joden, Heidenen, Antichristenen; en geruststellinge van allen, die bekommerd zijn over den weg der zaligheid. En daar uitvloeijende praktijk der Christenen of regte aard der deugden, die een gelovige te betrachten heeft, om zijn roem in Christo te bevestigen, 3dedr. Leeuw. 1687. Amst. 1700. 8o.

Bijbelsche Gedichten. Amst. 1701. 8o.

Fontein des Heils, aangewesen in den Heidelb. Catechismus. Leeuw. 1694, 1696.

Amst. 1727, 1777. In 't Hgd. Frankfort 1699. 4o. ZieBoekz. 1777 a. bl. 419.

Abrahams Vriendenmaal. Amst. 1714. 8o. Over het Oude geloof. Amst. 1715. 8o.

Gonden Kleinoot en Moses, zeggende: den Heere uwen Godt zult gij liefhebben, enz. Amst. 1715. 8o.

ZieBoekz. 1725 b. bl. 104.

De tente van Hagar en Sara. Amst. 1715. 8o.

Palmboom des vredes, opwassende voor Sion, onder veele

(3)

642

verdrukkingen. tot een blijde vrugt in 't laatste der dagen, nu herbloeijende in de tegenwoordige vrede, gemaakt met de magtige koning van Frankrijk, Lowijs de XIV.

1713.

Gouden Reukaltaar. Amst. 1716. 8o.

Over het Evangelium van Johannes. Amst. 1717. 4o. Ware Christendom. Amst. 1719. 4o.

Mogelijk hetzelfde metLeere der Waarheid. 1686.

Zaligheit uyt de Joden. Amst. 1720. 8o.

Wie een Christen is en hoe te worden. 1699. Amst. 1723. 8o.

Een lamp en licht voor 't Oude en Nieuwe Israel, of verklaring over de uiterlijke dingen der wet, als de Besnijdenis, het Paschen, het Pinxsterfeest, het Manna, de Sabbath, de Rotsteen, ook over de Offerhande. Amst. 1723. 8o.

Merkteekenen van den Messias. Amst. 1724. 8o.

De eenige en heilige weg om te komen in 's Hemels Paradijs. Amst. 1725. 8o. Onderzoek van den ouden Joodschen Catechismus. Amst. 1726. 8o.

Paradijsche Godgeleerdheid. Amst. 1727. 8o. Heerlijkheid Gods bij Oudenaerde. Amst. 1709. 8o. Heerlijkheid Gods bij Rammeleys. Amst. 1706. 8o. Heerlijkheid Gods aan den Donauw. Amst. 1704. 8o.

Heerlijkheid Gods in Piëmont. Amst. 1706. 8o., waarvoor hij door de Staten-Generaal met een gouden gedenkpenning werd beschonken.

De Throon van Gods genade, gebouwt op den Throon zijner Heiligheid Amst.

1727. 8o.

ZieBoekz. 1727 b. bl. 76.

Het woord des levens. Amst. 1703, 1732. 8o.

Leer der Waarheit in haar voornaamste gronden geestelijk vergeleken en openbaar gemaakt aan de Conscientie. Tot verligtinge, Heiligmakinge en Vertroostinge der zielen. Leeuw. 1700. 8o. (zesde druk). Utrecht 1749. 8o.

Religie van koning David. Amst. 1722. 8o.

Verklaringe over den Propheet Jesaias, en zulks bevestigt uit het Evangelium, ten dienste van het Oud- en Nieuw-Israel.

De geestelijke mensch, aengewezen uit de Verklaeringe over den H. Geest eu deszelfs vrugten, door welke wij verlicht worden tot de regte kennisse Godts en wedergeboren of geheiligt tot gelovt ende de Liefde Godts in zijn zoon, den Messias, onzsn Zaligmaker enz. Amst. 1726. 8o.

ZieBoekz. 1726 b. bl. 172.

Zie G r e y d a n u s ,Naaml. der Predd. onder de classis van Franeker, bl. 49, 104;

H. C r o e s e ,Reg. der Amst. Predd; W a g e n a a r , Amst., D. VII. bl. 490; P a a u w en V e e r i s .Vern. Kerkel. Alphab., bl. 186; A b c o u d e , Naamr., bl. 332, Aanh., bl.

195; A r r e n b e r g ,Naamr., bl. 473; Y p e y en D e r m o u t , Gesch. d. Ned. Herv.

kerk, D. III. bl. 363 verv. in de Aant.; G l a s i u s , Godgel. Nederl.; v a n d e r A a , N.B.A.C. Woordenb.; H.L.

(4)

B e n t h e m ,Holl. Kirch und Schulen Staat. Th. II. S. 669, K o e c h e r , Gesch v.d.

Hsidelb. Cat., bl. 327, Acta eradit. T. III. Supal. sect. II. p. 6[9]; Boekz. 1728 a. bl.

620 volgg., R a b u s ,Boekz. van Europa 1700, bl. 181, 182; J ö c h e r .

[mr. J. Sibersma]

SIBERSMA (mr. J.) schreef:de Collationibus. L.B. 1703. 4o. Zie M u l l e r .Cat. Diss. et Orat. Jurid., p. 169.

[mr. F. Sibinga]

SIBINGA (mr. F.) schreef:de Dardanariies. Gron. 1741. 4o. Zie M u l l e r , t.a.p.

[mr. H.R. Siblink]

SIBLINK (mr. H.R.) schreef:

De sec. nuptiis. Traj. 1742. 4o. Zie M u l l e r , t.a.p.

[Joannes Sibranda]

SIBRANDA (JOANNES), den 20 Sept. 1668 te Witmarssum geboren, bezocht de Latijnsche school en vervolgens de akademie te Franeker, waar hij met geen minder vrucht de philosophische en literarische lessen bijwoonde, dan de theologische collegien van v a n d e r W a a i j e n , V i t r i n g a en R o ë l l . Tot voortzetting zijner letterkundige studien begaf hij zich naar Leiden en Utrecht, waar hij de voorlezingen van den beroemden J.G. G r a e v i u s bijwoonde. In 1692 door de classis van Leeuwarden onder het getal der candidaten tot den H. Dienst opgenomen, opende zich een andere werkkring dan de kerkelijke voor S i b r a n d a . Hij werd in 1693 met den titel van praelector in de Grieksche taal aan de hoogeschool te Franeker verbonden. Jammerlijk werd de grootsche verwachting, die men van hem had, teleurgesteld, hij gaf zich aan eene losbandige levenswijs over, die hem den 18 Dec. 1696 in het graf sleepte, na in het vorig jaar in het huwelijk te zijn getreden met I d a S w a l u e , dochter van B e r n h a r d S w a l u e , med. dr. te Harlingen.

Hij schreef:

Dissertatio de Statu Judaeae Provinciae sub. Procuratoribus veraque

interpretatione Joh. XIIX:31, in 1689 onder C a m p e g i u s V i t r i n g a verdedigd, en vervolgens door zijn broeder H e r o1)vermeerderd metObservationibus quibusdam philologicis, ex Auctoris manuscriptis, Franeq. 1698 8o., later in T h . H a z a e i en C o n r . I k e n i i Thesauri novi Theol. Philol. Dissert. Exeget. T. II.

uitgegeven.

Diatribe ad 1 Petr. V:5. Franeq. 1696, ook in H a z a e i Bibl. Brem., Cl. VII. p. 954.

Ad l. Gal. VI:17. Franeq. 1696.

1) Deze was s. min. cand. en conrector te Franeker, vervolgens predikant te Waaxens en Kubaard.

(5)

De Macello, I Cor. X:25. Franeq. 1698. 4o.

Het ware Heiligdom, toonende hoe de Heilige Godt niet anders dan met betooninge van zijne heiligheit in de offerhande van den Messias, zijne genade aan den zondaar bewijst, en

(6)

hoe daarenboven de Twee Pilaren van Israel Schem Adonia, dat is den naam des Heeren, en Schemang Iscall. enz. Deut. VI:4, 5. Amst. 1719. 8o.

ZieBoekz. 1719 b. bl. 129.

Het Jubile of gedachtenis van het vijftigste jaar in de bedieninge van Gods woort;

verhandelt uit Psalm LXXI:15-18, waarbij eene verklaering over de deugden en volmaektheden van Godt, anders zijne eigenschappen. Amst. 1722. 8o.

ZieBoekz. 1722 a. bl. 26.

Bekeerde Moordenaar. Amst. 1718. 8o.

Diatribe de raculo Dodonaeo. Positiones philologicae in collegio privato an. 1695 et 1696disputatae. - Notulae posthumae in Josephi Librum I Antiq. Judaicarum, in H a v e r c a m p , edit. T. I. p. 60-65.

ZieProgr. fun. Jo. Waieni; Progr. fun. Sebast. Schelken; Bibl. Brem. Cl. VII. p. 954;

S a x e ,Onom. T. V. p. 375; V r i e m o e t , Ath Fris; p. 707; P a q u o t . Mém, T. I. p.

371; G l a s i u s .Godgel. Ned.; K o b u s en d e R i v e c o u r t ; R a b u s , Boekz. v.

Europa, 1698 bl. 294.

[Pibo Sibranda]

SIBRANDA (PIBO), 11deabt van Lidlum, in de XIV eeuw. Hij muntte door deugd en geleerdheid uit, en overleed in 1328.

Zie S i b r a n d u s L e o ,de vita et rebus abbatum in Lidlum. bij M a t t h a e u s , Anal.

Vet. aevi. T III. p. 562; Ondhed. en geschenken v. Vriest. D. II. bl. 173; F o c k e S j o e r d s ,Beschrijn. van Friesl., D. I. bl. 456; H e n r . J o a n A r n t z e n i u s , Inst.

Jur, T. I. p. 15; d e W a l , De Cl. Fris. Jurecons. Orat., p. 6; Annot. p 3.

[Sibrand Sibrandsz of Sibrandius]

SIBRANDSZ of SIBRANDIUS (SIBRAND), een Fries, nam deel aan 't verbond der Edelen, en moest zijn vaderlandshelde boeten met verbanning.

Zie W i n s e m i u s ,Hist., L. II p. 90; Charterb. van Friesl., D. III. bl. 727, 753; t e W a t e r ,Verb. d. Edelen, D. III. bl. 293.

[Sibrandus]

SIBRANDUS, zesde abt der abdij Mariengaarde te Hallum, die omstreeks 1230 het bestuur aanvaardde, en om zijne kennis en beschaving wijd en zijd in eere was, opende bit of in het klooster eene openbare school, en plaatste aan haar hoofd zekeren magister F r e d e r i k , die voor eene aanzienlijke jaarwedde in de

morgenuren met zijne discipelen de heidensche poëten en geschiedschrijvers, en na het middagmaal A m b r o s i u s , A u g u s t i n u s en H i e r o n y m u s las.

Zie M a t t h . ,Anal, T. V. p. 250; M o l l , Gesch. der Nederl. voor de Herv. kerk, T.

II. p. 239, 240.

(7)

[Henricus Siccama]

SICCAMA (HENRICUS) te Leeuwarden geboren, studeerde te Franeker in de godgeleerdheid, werd candidaat en paedagoog aan het huis van den heer A.

L y c l a m a a N y e h o l t , grietman over Opsterland, te Beets, in 1714 predikant te Ouwsterhaule, in 1718 te Oudeschoot, in 1722 te Bergum,

(8)

1728 te Harlingen, 1732 te Leeuwarden, waar hij den 17 Dec. 1744 overleed.

Hij gaf in het licht:

Kort begrip der waare Godtgeleertheit, of grondt waarheden van de Herv. kerk.

Harl. 1729., 8o.verm. druk. Amst. 1779. kl. 8o. ZieBoekz. 1730 a. bl. 534.

De eerste beginselen van de waarheit, die na de Godzaligheit is: Getrokken uit het kort begrip; verm. met een alderbeknopst onderwijs. Harl. 1732, 1742. kl. 8o. 3dedr.

De zuivere en veilige geloofsweg om getroost te leven en zalig te sterven, of een korte verklaringe en toeëiginge van den Heidelbergschen Catechismus in vraagen en antwoorden. Benevens een kort ontwerp van deselve, en nog vier oefeningen over het regte gebruik des Heiligen Avondmaals. Leeuw. 1753. 2dedr. 8o.

Zie G r e y d a n u s ,Naaml. d. Predd. onder de cl. v. Franeker, bl. 53: E n g e l s m a , Volgl d. Predd. onder de cl. v. Zevenwouden, bl 101; E e k h o f f , Stedel. Bibl. van Leeuw., bl. 16; A r r e n b e r g , Naamr.; A b c o u d e , Naaml., bl. 474; K o e c h e r , Hist. v.d. Heidelb Catech., bl. 327.

[Dr. Abelus Siccama]

SICCAMA (Dr. ABELUS), sedert 1759 advocaat voor den hove van Friesland, huwde de tweede dochter van F e r w e r d a , en werd boek verkooper op den Eewal te Leeuwarden, waar hij auctien hield, doch weinig uitgaf. In 1781, toen hij burgemeester werd, was hij mede uitgever van deVestingbouw van S i d e r i u s . Later gaf hij nog eenige kleinere geschriften, benevens mej. B u m a 's, vertaling van G r e g o r y en de stukken der Herv. gemeente uit, die hij meest liet drukken door T j a l l i n g d e V r i e s .

Zie E e k h o f f ,Cat. d. Bibl. v. Leeuw., bl. 206, 439.

[Sibrandus Siccama]

SICCAMA (SIBRANDUS), zoon van den volgende, omstreeks 1570 te Bolsward geboren, had gedurende 7 jaren tot leermeester J o a n n e s F u n g e r u s , en bezocht in 1590 de hoogeschool te Franeker, waar hij zich op de regtsgeleerdheid toelegde, en den graad van doctor verwierf, waarna hij in 1598 onder het getal van advokaten werd aangenomen. Niet lang oefende hij de praktijk uit, daar hij secretaris werd van Hasselt in Overijssel; in 1602 werd hij secretaris van Bolsward. Hij nam 20 jaren lang dit ambt waar, en overleed den 31 Mei 1622. Hij huwde U i l k j e R e i n s , in 16[0]4 gestorven, die hem 2 zonen schonk, 1. R e n a t u s of R e i n , in 1600 geboren, studeerde te Harderwijk, en in 1620 te Franeker, waar hij zich op de godgeleerdheid toelegde. Hij werd vervolgens predikant te Wolsum en Westhem, en overleed in 1681, 2. T j e e r d , in 1604 geboren, studeerde te Franeker in de medicijnen, zette zich als doctor in zijne geboortestad neder, waar hij in 1650 overleed.

(9)

646

Zijne geschriften zijn:

De Judicio centumvirali libri II. Franeq. 1597, Halae 1723, 1776, curante C.F.

Zepernich, ook in G r a e v i i Thes T. II.

De veteri anno Romano Romuli et Numae Pompilii antitheses. Campis 1599. 4o. Ook inThesaurus. G r a e v i i . T. VIII.

In Fastos Kalendares Romanos praecidanea. Campis 1599. 4o. Amst. 1600. 4o. met den titelFastorum Kalendarium libri II. ex veterum monumentis, marmoribus, numismatibus, aliisque antiquitatum fragmentis, aucti et emendati. Ook in G r a e v i i Thesauro. T. III.

Epistola de vita et morte Godefridi Sopingii. Praemissa est Apologeticae responsioni Sopingii ad libellum anonymum. Franeq. 1616. 4o.

Lex Frisionum sive antiquae Frisiorum leges, a reliquis veterum Germanorum legibus separatim éditae et notis illustratae. Aecedunt statuta opstalbonica, anno 1323rogata. Franeq. 1617. 4o. C.H. T r o t z had in 1758 het voornemen dit werk met uitgebreide aanteekk. op nieuw uit te geven.

Epistolae in Sylloge Matthaei post Alciatum contra Vitam monasticam, p. 152, 281, 316. Ook beoefende hij de Latijnsche en Grieksche poezij, blijkens zijne gedichten vóór H e r b a j u s ,Res quotidianae, L y c k l a m a Membranae en F u r m e r i i Annales. Hij betreurde den dood van R a p h . C l i n g b y l , in een Gr.

elegie, te gelijk met de oratie van L y c k l a m a gedrukt.

Hij wenschte ook uit te geven:

Commentarius ad Pragmaticam sanctionem Imp. Sigismundi de libertate Frisiorum;

Notae ad Statuta Opstalbomica; Notae auctae et emendatae ad leges Frisiorum;

Comment. ad Tit. Dig. de officio praefecti Urbi; Parerga, en een uitgaaf van Festus.

Zie S t r u v i u s ,Act. Liter, T. VI. p. 17; D e W a l , de cl. Fris. Iuris., p. 41, 161, 439;

W i a r d a ,Geschichte der alten Friesch Gesetze in Comment 3oCl. Inst. Reg. Belg., T. II. p. 9; S w e e r t i i ,Ath. Bat., p. 673; V a l . A n d r e a s , Bibl. Belg., p 609;

F o p p e n s ,Bibl. Belg., T. II. p. 1095; P a q u o t , Mém., T. I. p. 88. T h . E b e r t i , Eulog. Ictor. et Polit. no. XCVI. p. 103, 104; T o b . M a g y r i ,Eponym; S a x e , Onom., T. III. p. 45; V r i e m o e t ,Elog., p. 100; E n g e l s m a , volgl. der predd. v.d. cl. v.

Zevenwond, bl. 126; H u g o , Gesch. des Rom. Rechts Seit Just., § 318; H o e f f n e r , Commentar, uber der Institut., § 477. Not 1; S c h w a r t z e n b e r g , Voorr v.h.

Charterb., D. I. passim; H a l b e r t s m a , Hulde aan G. J a p i k s , D. II. bl. 337;

Stamboek v.d. Fries. adel, I. 105, II. 68.

[Tetardus Siccama of Siccama Tjaerd Claeszen]

SICCAMA (TETARDUS) of SICCAMA (TJAERDCLAESZEN), vader van den vorige, was licentiaat in de regton, notarius publicus en secretaris van Bolsward, welk ambt hij in 1578 aanvaardde. Hij had veel invloed in zijn geboortestad en op de invoering der Hervorming, die hij met kracht voorstond. Volgens J u g l e r werd hij in 1599 lid der staten van Friesland, 't geen echter elders niet blijkt. Hij was een geleerd

(10)

man, die behalve in de regtsgeleerdheid ook in de geschiedenis van zijn vaderland zeen ervaren was. Hij schreef een chronyk van hetgeen er in zijn leeftijd geschied is, waarvan F n r m e r i u s , die liaar in 1604 van zijn zoon te leen ontving, gewag maakt.

Ook moet hij zeer welsprekend zijn geweest. Hij huwde S e e r p k e v a n

F o p m a , in 1582 gestorven, en liet drie zonen na, S i b r a n d u s (die voorgaat) en N i c o l a a s , die in 1596 te Franeker kwam, om in de regten te studeren en een Epigram vervaardigde voor deFastorum Kalend. libris van broeder.

Zie W i n s e m i u s ,Chr. v. Vriesl., bl. 374, 626, Hist., T. VI. d. 439, 457; J u g l e r , Beyträge zur Juristischen Biographie, T. III. p. 179; D e W a l l . c., p. 160, 161 H a l b e r t s m a enStamboek, t.a.p.

[Johan Hora Siccama]

SICCAMA (JOHANHORA) werd den 18 Augustus 1802 te Groningen geboren, en had tot ouders H a n e s H i l a r i u s H o r a S i c c a m a , uit een oud en aanzienlijk geslacht gesproten, in vervolg van tijd schout bij nacht, en lid van het hoog militair geregtshof, en vrouwe A m e l i a C a r o l i n a F a l c k , zuster van den beroemden staatsman van dien naam. Hij was de oudste zoon van een talrijk gezin; sedert 180[5] te Utrecht gevestigd. Hier ontving hij de eerste gronden van onderwijs, maakte zich het Fransch en Engelsch eigen, en kwam ten jare 1813 onder de onmiddelijke leiding van den verlichten en welsprekenden predikant F. v a n T e u t e m .

Gedurende 5 jaren tot hoogere studie voorbereid en gelukkig ontwikkeld, werd hij in 1819 te Utrecht als student ingeschreven, waar S c h r ö d e r , v a n H e u s d e en A d a m S i m o n s zijne meest geërde en geliefde leermeesters waren. Na in 1828 zijnSpecimen inaugurale de Ministerio publico met den hoogsten lof verdedigd te hebben, en tot doctor in de beide regten bevorderd te zijn, deed hij een uitstapje naar Londen, bij zijn oom F a l c k , waar hij de voornaamste ministers en diplomaten van dien tijd leerde kennen. In Nederland teruggekeerd, werd hij door het hoog militair geregtshof tot commies griffier aangesteld, en, ongeveer negen jaar laten, na het overlijden van mr. J a c o b u s S c h e l t e m a , tot substituut-griffier bij hetzelfde collegie bevorderd (1838), en eerst den 8 Februarij 1840 verkreeg hij den werkelijken rang van griffier, welke betrekking hij tot zijn dood vervulde.

S i c c a m a was een man uitstekende verdiensten, die door den hoogleeraar V r e e d e im zijne belangrijke levensschets, waaraan wij deze biographie ontleenden, waardiglijk zijn aan het licht gebragt. Van zijne in den zin der ouden doorgedrongen studie, getuigen zijne vertalingen van Grieksche en Romeinsche classici, van zijne hooge ingenomenheid met O s s i a n zijne overbrenging van hetNevelenlied, onder de door hem nagelaten papieren een letterschat, die bij het enkel overzigt

(11)

648

met verbazing vervult, onder welken ook vele onuitgegevene, door V r e e d e vermelde geschriften, en een reeks van aanteekeningen, gevonden.

Als student reeds nam hij deel aan deGekortwiekte Faam, een tusschen 1825-1827 door eenige uitgelezen jongelieden, op het voorbeeld van deArke Noachs, door F a l c k en zijne vrienden uitgegeven Universiteits blad. Van zijn vaderlandsliefde gaf hij blijk toen hij in October 1830 met de Utrechtsche schutterij te velde toog, en in het vuur bij Calmpthout, tegenover den vijand zijne

onverzaagdheid betoonde; doch die liefde blonk niet minder uit in zijne veelvuldige geschriften. IJverig aandeel nam hij aan de uitgave derBijdragen tot de kennis der Nederlandsche en vreemde kolonien, waarin eenige der bondigste stukken uit zijne welversneden pen voorkomen, en welke verzameling werd geopend met zijnOverzigt van de verrigtingen der Engelschen, ten aanzien van slavernij eu slavenhandel.

Hoogst belangrijk was zijn in October 1850, als lid der paatselijke schoolcommissie, ingediend verslag wegens eene, zoo hij dacht te ver gedrevene wetenschappelijkheid in het aan hun opzigt aanbevolen schoolwezen. Hij nam een kortstondig aandeel aan deNederlandsche Gedachten van mr. G r o e n v a n P r i n s t e r e r . Van zijn politisch doorzigt getuigde, zijne in 1833 geschrevene grondige kritiek van het met wegslepend talent bearbeidEssai sur la nècessité du rétablissement du Royaume des Pays Bas, sous le rapport du système politique, connu sous le nom de système de la Barrière, in welke even cordate als kiesche bestrijding, de beginsellooze handelingen der Londensche conferentie en het dubbelzinnig gedrag der Nederlandsche regering werden getoetst. Ook zijn van zijne pen:

Twee verzoekschriften, ingediend door burgers van Leyden en Utrecht. Utrecht 1847.

Neêrlands volksaard en staatswezen in verband hsschouwd Eene voorlez.

gehouden in het leesmuseum te Utrecht den 1sten Maart 1844. Utrecht 1844.

Verhandeling over de heerschende trekken in de nieuwe beschaving (in het Museum den 6 Maart 1840 gehouden), inAlg. Letterk. Maands. voor 1850 no. 8.

Voorlezing over Nederlands grond en beschaving in verband beschouwd, gehouden in het Natuurk. Gezelschap te Utrecht, 8 Maart 1839, inAlg. Letterk.

Maands. voor 1840. no. 7.

S i c c a m a was sedert 19 Juni lid der Maats. van Ned. Letterk., en overleed den 2 October 1855.

ZieHand. der Maats. 1854 tot 1855, bl. 3.

[Gerrit Sichtermannus of Sichterman]

SICHTERMANNUS of SICHTERMAN (GERRIT) werd den 24 Julij 1688 te Groningen geboren. Hij was een zeer ervaren letterkundige en regtsgeleerde, doch gaf aan den krijgsdienst de voorkeur. Bij zijn overlijden, op den 11 Febrkarij

(12)

1730, was hij kolonel der infanterie en bevelhebber der vesting Grave.

Hij schreef eeneDissertatio de poenis militaribus Romanorum. Groning. 4o. Amst.

1708. 12o. S t r u v i u s prijst dit werk zeer, en noemt het een ‘eruditus tractatus, quo multae leges variaeque antiquitates optime illustrantur.’

Zie S t r u v i i ,Bibl. Jur. Sel., p. 246; J F. J u g l e r s Beytraege. zur Jur. Biogr., T.

II; p. I. no. XVII. p. 220-221; S a x e ,Onom., T. VI. p. 88; K o b u s en d e R i v e c o u r t ; V e r w o e r t .

[Christoffel van Sichem]

SICHEM (CHRISTOFFEL VAN) de Oude, waarschijnlijk in Holland geboren, vestigde zich te Bazel. Daar was hij als kunstgraveur werkzaam.

Men vindt o.a. platen van zijne hand in:

Die dreizehn Ort der loblichen Eidgenossenschaft des alten Bundes hoher Teutscher Nation, mit gar lustigen und schönen Figaren u.s.w. Gedruckt zu Basel, bey Christoffel von Sichem, Formschneider. 1573. in fol.

Gründliche Beschreibung des freyen Ritterlichen und Adelichen Kunst des Fechtens u.s.w. Darch Joachim Straatsb. 1570. Augsburg. Anno 1600 in 4o. oblong;

in denTitus Livins. Straatsb. 1574 en 1596 in fol., en in den Flavius Josephus.

Straatsb. 1581.

Hij woonde in 1580 te Delft.

Zie K r a m m .

[Christoffel van Sichem]

SICHEM (CHRISTOFFEL VAN), de Jonge, figuursnijder, gelijk hij zelf zich noemt op de titels zijner werken, waarschijnlijk de zoon van den vorige, omtrent 1580 te Delft geboren, woonde ten jare 1603 te Amsterdam, in 1608 te Leiden. Het jaar van zijn overlijden is niet bekend, doch zijne werken zijn tusschen 1601 en 1646, in welk laatste jaar hij zich te Amsterdam ophield, uitgegeven. Hij was een leerling van H e n r i c u s G o l t z i u s . Zijne houtsneden zijn zeer menigvuldig, en die der gewijde geschiedenis, meestal kopyen naar beroemdste meesters voor zijn tijd.

Zijne prenten komen voor in

Biblia Sacra. Dat is: De geheele Heylige Schrifture enz. versiert met veel schoone figuren, gesneden door C.v.S., voor P.J.P. Eerst t' Antwerpen bij Corn. Verschuur.

Ende nu herdruckt bij Pieter Jacobsz. Paets. 1646. in fol.

Oude Testament enz. Eerst t' Antwerpen bij Jan van Moerentort, ende nu herdruckt bij Pieter Jacobsz. Paets. 1657 in fol.; in De kindsheid onzes Heeren J.C. bij denzelfde. 1617. in 12o.;Herm. Hugo, Pia desideria, Emblemata etc. Antv. 1628.

12o.;De Passie in 9 bl. kl. 8o.;De 12 Apostelen, kl. 4o.;De kerkleeraers 4 bl. in 16o. Het Tooneel der Hooft ketteren. Bestaende in varscheyde (21) Afbeeldsels van valsche Propheeten, Naecht-loopers, Geestdrijvers, Sectarissen en Duyvel-

(13)

650

kunstenaren. Byeen vergadert en in 't coper gesneden door C.v.S. Te Middelburg enz. Anno 1660 in fol (De eerste Lat. uitg. is van Arnhem 18 pl. doch de meeste zijn van C o r n e l i s );Historische Beschryvinge ende afbeeldinge der Vornemste Hooft-ketteren, so van de Catholycke ende Christelycke Kerke, ghelyck als swermers ende dwaelgeesten verbannen syn, enz. Amst. 1508. fol. (eerste druk van het voorgaande).

Lusthof der zielen inhoud: Het leven ende lijden onses Heeren J.C. met meditat.

daer op. uyt Lud. de Ponte, S.J. 2. De Wercken der App. 3. De Openbaringe van St. Jan, met corte verclar. uyt de H. Out Vaders. Alles in 300 schoone figuyren ghesneden door C.v.Sichem. Leven 1629. 8o.

Voorts heeft men van hem:

De Evangelisten. Tot Amsterdam by Christ. van Sichens, Figursnijder in de seylende windtwaghen; Bibels Tresoir; de 12 Maanden, de Zeilende Wagen door S t e v i n uitgevonden.

Zie I m m e r z e e l ; K r a m m .

[Christoffel van Sichem]

SICHEM (CHRISTOFFEL VAN), koper- en hout graveur, omstreeks 1700 te Amsterdam werkzaam. Het portret vanPaulus Hochfelder, en de titelplaat vóór C o m m e l i n s ' Hortus Amstelaedam. Amst. 1701 in fol. zijn o.a. van zijn werk.

Zie K r a m m .

[Cornelis van Sichem]

SICHEM (CORNELIS VAN) arbeidde met C h r i s t o f f e l de Oude, en K a r e l (die volgt). Volgens B a s a n zou hij over de 6000 platen gegraveerd hebben. De figuren der Vorsten in deGeschiedenis d. Nederl. van E. v a n R e y d , Arnhem 1626 in fol.

zijn van hem en K a r e l . Ook vindt men zijn monogram op de meeste platen in de boven aanget.Hooft-Ketteren.

Zie K r a m m .

[Karel van Sichem]

SICHEM (KAREL VAN), reeds in den aanvang der 17deeeuw met C h r i s t o f f e l werkzaam. Bij N a g l e r vindt men van hem 21 portretten, 3 stuks gewijde en een kerkelijk onderwerp, door hem gegraveerd en beschreven.

Zie K r a m m .

[P.C. van Sichem]

SICHEM (P.C.VAN), graveur van een mansportret, doch dit zou volgens N a g l e r , dat van O t t o H e n r . v a n S c h w a r t z e n b u r g , een schoon en zeldzaam portret door C h r i s t o f f e l de Jonge zijn.

Zie K r a m m .

(14)

SICHEMIUS (PETRUS) was eerst pastoor te Koudum, nam, de hervormde leer toegedaan, in 1567 de vlucht, werd in 1576 te Purmerend beroepen, in 1583 te Deinum. Ook was hij dat jaar Scriba der Synode te Franeker. In 1587 schreef P e t r u s D a t h e n u s hem een belangrijken brief, die in D. VIII van hetArchief voor Kerk. Gesch. van K i s t en

(15)

651

R o y a a r d s bewaard is, D a t h e n u s noemt hem: ‘Vir eruditione et pietate eximius.’

Zie G r e i j d a n u s ,Naaml. der Predd. in de el. v. Franeker, bl. 144; P a a u w en V e e r i s ,Vern. Kerk. Alph., bl. 187; W i n s e m i u s , Hist., L. II. p. 88; S c h o t a n u s , Fris. Hist., p. 741.

[Jelle Sickes]

SICKES (JELLE), sedert 1514 grietman van Smallingerland, was een aanhanger van de Saksische partij, en moest, dewijl het meerendeel der ingezetenen zijner grietenij de Geldersche aankleefden, de vlucht naar Leeuwarden nemen. De kans schoon ziende, trok hij met zijn zoon en eenige andere waaghalzen den 25 Februarij 1515 naar Oudega, en stak aldaar den brand in het dorp, zoodat wel 35 huizen vernield werden. Spoedig evenwel kwamen de inwoners op de been, en het gelukte hem met hunne naburen uit de omliggende dorpen, op het luiden der klok gewapend bijeengekomen, de overweldigers te verjagen, en twaalf hunner te dooden, waaronder zich bevonden J e l l e S i c k e s zelf, zijn zoon en een procureur of advocaat van het hof, mr. D i r k genaamd.

Zie G a b b e m a ,Verh. v. Leeuw., bl. 297; S c h o t a n u s , Fries. Gesch., bl. 564;

v. S m i n i a ,N. Naaml. v. Grietm., bl. 138, 139.

[Idsard Sickinga]

SICKINGA (IDSARD), werd in 1581 raad in den hove van Friesland. Bekend is zijn vrije taal tegen C a s p a r d e R o b l e s , die het hof wilde gebruiken tot invoering van voor de Friezen zeer onaangename belastingen. Zulks had de ongunst van den stadhouder ten gevolge. Zelfs werd hij (willen sommigen) in zijn huis gebannen; 't geen hij zoo zeer ter harte nam, dat hij (1570) van droefheid stierf, en alzoo de hangende procedures van den procureur generael buiten gevolg bleven. Dr.

G e o r g e W e s t e n d o r p , later vermaard koningsgezind syndicus, was zijn opvolger.

Zie C a r o l u s ,de reb. gestis Casp. de Robles, p. 218; S c h o t a n u s , Friesche Hist., p. 787-790; W i n s e m i u s , Hist., p. 177, 178; S c h e l t e m a , Staatk. Nederl.

[Pieter van Sickinga]

SICKINGA (PIETER VAN), heer van Zuidwolde, grietman van Barradeel, een Ommelander edelman, was kapitein en drossaard te Harlingen. Den 4 November 1577 kreeg hij van den stadhouder Rennenberg last, om met F r a n c o i s v a n P i p e n p o y , grietman van Hemelumer Oldephaert, de geschillen tusschen de gedeputeerden en de soldaten, die in de Lemmer in bezetting lagen, te vereftenen.

In den aanvang van het volgende jaar overleden zijnde, werd tot op de benoeming van zijn opvolger de secretaris H e r m a n n u s G r a p h e u s tot substituut

aangesteld.

ZieCharterb., D. II. bl. 1163, D. II. bl 1163; v. S m i n i a , N. Naaml. van Grietm, bl. 209.

[Tjalkevan Sickinga]

(16)
(17)

652

Hij huwde N. M a a c k e v a n S i e r c k s m a . Zie v. S m i n i a , t.a.p. bl. 297.

[Peter Sickinga]

SICKINGA (PETER), beroemd staatsman, burgemeester te Groningen. Hij is tot belangrijke bezendingen gebruikt, zoo als in 504 naar Vollenhove om een stilstand van wapenen te treften, later vergezelde hij meestal W i l l e m F r e d e r i k s en J e l m e r C a n t e r . Een ijverig tegenstander der heerschzucht van de Saksische hertogen, had hij een groot deel aan het inroepen van den hertog v a n G e l d e r , en werd dikwerf aan hem gezonden. In 1524 handelde hij te vergeefs met de Bourgondische Friesen tot vereeniging. In 1525 betoonde hij grooten ijver in het dempen van het oproer, en werd benevens drie andere regenten gedwongen, zich als borgen voor stads schulden te stellen.

Bij het toenemen van 't oproer, verliet hij de stad, en trok naar den hertog om dezen van den stand der zaken te verwittigen. Nu barstte de woede nog meer tegen hem en zijn schoonzoon J o h a n J a r g e s uit. De weifelende handel van den hertog en van den stadhouder v a n M e r w i c k , die deel had aan de opstokingen van 't gemeen, deed hem afwezig blijven. Dientengevolge had hij weinig leeds van het in 1527 hervat oproer. Later vinden wij niets van hen aangeteekend. Vele jaren achtereen was hij (honore consulari continuato zegt E m m i u s ) burgemeester geweest.

Hij was de zoon van F e y e S i c k i n g a en L a m k e J a r g e s , en huwde in 1493 W e n n e g i e n A l m a , dochter van I l e A l m a en B y w e B r o e r s e m a , en liet na één zoon, J a n , en eene dochter, F e y e .

Zie E m m i u s ,Hist. Fris. passim; Tegenw. Staat van Gron., D. I; S c h e l t e m a , Staatk. Nederl.; K o b u s en d e R i v e c o u r t ; V e r w o e r t .

[Lambertus Sicma]

SICMA (LAMBERTUS), doctor in de regten, werd in 1632 grietman van Gaasterland, en overleed den 4 December 1636. Zijne vrouw was A a l t j e J o r i s .

Zie v. S m i n i a , t.a.p. bl. 380.

[Mattheus Siderius]

SIDERIUS (MATTHEUS), zoon van S i c k e S i d e r i u s , rentmeester van Leeuwarden, werd aldaar in 1693 geboren. Hij klom in dienst van den lande op tot den rang van luitenant kolonel en ingenieur, en overleed voor 1781. In dit jaar verscheen van hem:La Théorie de la Fortification, representée dans les trois methodes de fortifier de M. de Vauban, avec un examen exact sur leurs principales maximes, principes et manieres de construction Leeuw. 1781 met 29 uitslaande platen, 8o. Hiervan verscheen te Amsterdam in 1784 eene Hollandsche vertaling.

Zie E e k h o f f ,Cat. der Bibl. van Leeuw., bl. 128.

[Johan George Siderius]

(18)
(19)

653

kapitein-ingenieur in dienst van den lande, en verdedigde in 1794 mede Sluis.

Zie B o s s c h a ,Ned. Heldend., D. III. bl. 112; E e k h o f f , t.a.p.

[Mr. Meinardus Siderius]

SIDERIUS (Mr. MEINARDUS), geb. te Leeuwarden, neef der beide vorige,

promoveerde in 1777 in de regten, bekleedde vele staatsbetrekkingen, als: die van secretaris van Doniawerstal, en van het provinciaal bestuur, president der commissie van landbouw enz., en werd wegens zijn veelomvattende kennis en edelen inborst door allen hoog vereerd.

Hij overleed in 1829 te Wolvega, waar hij de oude Lycklama-Stins had laten herbouwen, en welks latere bewoner, de kolonel F.S. K l i j n s m a , in 1845 zijne nagedachtenis poogde te vereeren door het plaatsen van een eenvoudig

gedenkteeken op zijn graf; terwijl hij zijn lof verkondigde in het geschrift:Geschiedk.

Herinneringen uit Oost en West-Stellingwerf. Meppel 1861, bl. 8.

[Philip Sidney]

SIDNEY (PHILIP), was de zoon van H e n r y S i d n e y ,Lord justice and Deputy van Ierland en van M a r y , dochter van D u d l e y , hertog van Northunberland, en zuster van L e y c e s t e r ; de zusters zoon, dus de volle neef van L e y c e s t e r ; een zijner broeders was R o b e r t S i d n e y , wien de beroemde J o h n O w e n een zijner Epigrammen opdroeg1). Zijne zuster was de bekende gravin v a n P e m b r o k e . Hij werd den 29 November 1554 te Penshurst, in het graafschap Kent geboren. Na zijne letteroefeningen te Oxford en Cambridge voltooid te hebben, reisde hij door Duitschland, Frankrijk en Italie, en, in Engeland weêrgekeerd, werd hij de gunsteling van E l i z a b e t h , die hem tot haren gezant aan het hot van Oostenrijk benoemde en tot ridder sloeg. De geschiedenis noemt hem ‘een parel aan E l i z a b e t h 's kroon,’ ‘de wellust van allen,’ ‘het sieraad van 't hot,’ ‘den lieveling van den adel,’

en vermeldt van hem menige anecdote, die hem als een volmaakt hoveling kenschetsen. In 1585 verliet hij het hof om zich onder zijn oom L e y c e s t e r in Nederland in krijgs- en staatszaken te oefenen. Hij werd gouverneur van Vlissingen, den 22 September 1586 te Warnsveld gewond, en overleed den 17 October daaraanvolgenden te Arnhem.

Zijn dood dompelde E l i z a b e t h en L e y c e s t e r in rouw, en werd in Nederland en Engeland een onherstelbaar verlies geacht. ‘Maer die grootste schade (schreef R e y d2), was dat S i d n e y in 't dicke van zijn been werd geschooten, daer aen hij binnen Arnhem stierf, levende nog soo langhe dat

1) J. O w e n i Epigrammata, (Amst. 1640) p. 89. Deze R o b e r t werd in 1563 E a r l o f L e i c e s t e r ob. 1626. aet. 63. Hij huwde B a r b a r a , heir of I. G a n a g e , Esq. Behalve R o b e r t , had hij nog eene zuster M a r y , gehuwd met H e n r y , E a r l of P e m b r o k e .

(20)

syn huysvrouw (de dochter van F r a n c i s W a l s i n g h a m , met welke hij in 1583 gehuwd was, en die later met den graaf v a n E s s e x hertrouwde1), uyt Vlistingen quam ende hem spraek. Hij was een grootmoedig joneman van omtrent dertigh jaren.’ ‘Maer aen der Engelsche zijde (het zijn de woorden van R i c h a r d B a k e r2), wiert er een verslaghen meer waerd als d'andere te samen, sir P h i l i p p u s S i d n e y , welcke zynde zyn paert onder hem ghedoodt, en klimmende op een ander, wiert in de dy geschoten, stervende 25 daghen daerna in de fleur syns ouderdoms. Syn lyckstaetsie wiert heerlyck ghehouden in Sint Pauls kercke te London. J a c o b u s , koninck van Schotlandt, maeckte zijn epitaphium3), en beyde universiteyten verheerlijkten syn doodt.’ Ook andere Engelsche dichters hieven treurzangen aan; maar niemand beweende hem bitterder dan zijn jeugdige vriend J a n u s D o n s a . Nog kan men de gedichten, die hij bij zijn afsterven vervaardigde onder zijneFunera lezen. Zij zijn gedenkteekenen van S i d n e y s en D o u s a 's innige vriendschap4). In een dezer gedichten vergeleek hij S i d n e y s , dood met dien van C o d r u s koning van Athenen. B a u d i u s vervaardigde hem een grafschrift.

Het is niet onwaarschijnlijk dat S i d n e y , bij langer leven, een der grootste krijgshelden, staatsmannen en letterkundigen zijner eeuw zou geworden zijn. Reeds in Duitschland had hij zich als krijgsman onderscheiden, in Vlaanderen aan de zijde van M a u r i t s gestreden, en Axel helpen veroveren.

Als staatsman werd hij boven L e y c e s t e r , als geleerde boven alle zijne landgenooten gesteld, en wat zijne overige hoedanigheden betreft, de

levensbeschrijvers van E l i s a b e t h noemen hem: ‘a gallant and accomplished man.’ ‘In the sweetly constituted mind of sir P h i l i p S i d n e y (schreef de

oordeelkundige C h a r l e s L a m b ), it seems us if no ugly thought nor unhandsome meditation could find a harbor, he turned all

1) ‘About this time Essex married the widow of the lamented sir P h i l i p S y d n e y , who was a daughter of Walsingham. This was gall and wormword to the queen, who, however gradually seemed to forget the offence.’Pict. hist. of England, p. 679. S i d n e y had bij zijn vrouw F r a n c e s eene dochter E l i z a b e t h , geboren in 1585, en gehuwd met R o g e r M a n d e r s e a r l o f R u t l a n d . Zie de Geslachtlijst inDiary of the times of Charles the Second by the honourable Henry Sidney. Lond 1843 vol. I.

2) R. B a k e r ,Chron. v. Engeland, D. II. bl. 379.

3) Medegedeeld door C o l l o t d'E s c u r y , inHollands roem, D. III. bl. 72.

4) J. D o u s a e Poemata (edit. 1704), p. 97-102. Onder de Odae Brittannicae, is Ode V aan S i d n e y gerigt (voti solutio ad illustrem virum D. Philippum Sidneum Henrici pro-regis Hiberniae f. quum eidem Petronium Arbitrem mitteret).

(21)

655

that he touched into images of honor and honor.’ ‘His acquaintance (getuigde T y t l e r ) with the affairs of Europe was so profound, that William of Nassau assured sir F u l k e G r e v i l l e he was deserving of a throne in foreign parts, although he filled no office in England. His abilities in war and wisdom in civil policy were of so high an order, that his uncle Leicester held his government in the Low countries, by his council and energy, when alive, and lost or rather found it prudent to resign it after his death.’ G r o t i u s noemde hem ‘een jongeling tot groote daden geboren, als die bij zijne aanzienlijke geboorte en rijkdommen een groote voorraad van kennis en geleerdheid voegde;’ v a n M e t e r e n ‘een jong, kloek en verstandig heer’;

B i o r ‘een seer geleert, beleeft ende wel opgevoet heere, die onder den Engelschen adel seer bemint ende gheacht was;’ H o o f t ‘een ridder van heuchelijk vernuft, dapper beleid, fraaije geleerdheid, aartige taal, zinrijke en manlijke zeden.’ B a k e r ,

‘een man van zoo veel uytstekende deelen, beyde van konst en natuer, manhaft- en gheleertheydt, van verstant en grootmoedigheid, dat ghelyck als hij die der vorige eeuwen qualyck syns ghelyck voortbrengen.’ D o m i n i c u s B a u d i u s verhief zijne begaafdheden hemelhoog in zijne gedichten, en vooral in dien heerlijken J a m b u s aan zijne vrienden in zijne ziekte geschreven, waarin hij onder de beroemde mannen, door hem in hooge eere gehouden, drie vermeldt, die den naam van P h i l i p s voerden, en dien door de grootheid van hun vernuft onsterfelijk gemaakt hebben. ‘Il y a eu, schreef de groote S e a l i g e r , deux P h i l i p p e s , beaux esprits, desquels les noms se ressemblent, de M o r n a y , d e M a r n i x . B a u d i u s y ajoute un troisiême et avec raison, P h i l i p p e S i d n e y .’ Deze getuigenissen zouden wij door die van L i p s i u s , d u T h o u , C a m b d e n , C a m e r a r i u s , L a n g u e t u s ,B o h i u s ,R i c h a r d ,L a r r e y ,L e t e ,H u m e ,E c h a r d enhonderd anderen kunnen bevestigen. Doch in één woord, hij was ‘the all accomplished S i d n e y , a person, of so versabile a genius, that he seemed born to arrive at excellence in almost every department, whether of knowledge or of action.’ Hij was der vriendschap der grootste mannen van zijn tijd, als T a s s o , S t a k e - s p e a r e , W a l s i n g h a m , C i c i l , S p e n s e r ‘a darling of the learned world’, O w e n , D o u s a , B a u d i u s , M a u r i t s v a n N a s s a u en E l i z a b e t h waardig.

Men vindt in Miss. A i k i n s ',Court of queen E l i z a b e t h , W r a n g h a m 's British Plutarch, C h a m b e r s , en elders het een en ander uit S i d n e y 's letterkundige schriften bijeenverzameld. Zij zijn niet talrijk, en alle na zijn overlijden uitgekomen.

Als dichter verwierf hij grooten roem. P u t t e n h a m noemde hem ‘one of the best and famous writers of the age for eclogue and pastoral poetry.’ Zijne gedichten werden hemelhoog

(22)

geprezen, nagevolgd, herdrukt, overgezet, en nog inde Spectator der 18deeeuw op hoogen prijs gesteld. Niet minder groot, zoo niet grooter was de naam, dien hij als prozaschrijver verwierf. ‘S i d n e y s own prose (schrijft de autheur derPictorial History of England) is the most flowing and poetical.’ ‘S i d n e y 's is a wonderful style, always flexible, harmonicus and luminous.’ Zijn beroemste werk isThe Countes of Pembrokes Arcadia, gedeeltelijk in 1590, geheel in 1593 in het licht gegeven, later ontelbare malen herdrukt, als te Londen 1613 in folio (een exemplaar dezer uitgaaf met mss. aanteekeningen in de Latijnsche taal van F r a n c i s c u s J u n i u s berust in de bibliotheek der Leidsche hoogeschool).

Het is bekend dat S i d n e y zijneArcadia ten vure doemde; maar dat de vrome bezorgdheid der gravin van P e m b r o k e , de uitvoering van dit vonnis belette.

R i c h a r d B e l i n g voegde er een zesde boek bij. Zij werd in alle talen overgezet.

Ook verscheen er een Nederduitsche van F.V.S. d e J o n g h e , schrijver of vertaalder derSchoone ontschaeckte Clarinde, ook door zijne overzettingen van Spaansche en Fransche romans bekend. Zij verscheen in 1639 te Delft in 3 dn. in 24o. m. pl. en werd in 1659 te Amsterdam herdrukt. S i d n e y schreef ze, in navolging van S a n n a z a r i u s , en zij werd door een reeks van Arcalia's in alle landen van Europa, ook in ons land gevolgd. Zij behoorde tot de meest geliefdkoosde lectuur onzer vaderen, en in welke hooge achting zij nog in de XVII en XVIII eeuw ook hier te lande stond, getuigen A n t o n i d e s v a n d e r G o e s en J o h a n d e H a e s . De eerste zong in zijnGedicht op het vertrek en de gewenschte wederkomste van zijn Excelentie Hendrik, uyt den Graeffelyken huise van Sidney, na S i d n e y s dood en J a m e s grafschrift vermeld te hebben:

‘O groote ziel 'k weet naeuw wat meest van u moest wegen, De rijkdom van uw geest of fierheit van uw degen!

Dat toon d'Arkadia, die blijven zal bemint

Zoo verr' men kenners van vergode schriften vint.’

D e H a e s meldde: ‘dat in zijn tijd den naem van S i d n e y nog alom vermaard was door het Engelsch Arkadia.’ Dezelfde d e H a e s gaf (Rott. 1712, 1720) eene Nederduitsche overzetting derDefence on Poesy, in 1581 voor het eerst gedrukt, en F. v a n B o c h o v e n noemt dezeVerdediging der Poezy, in een brief aan d e H a e s , den 3 Februarij 1713 aan hem geschreven: ‘een loofwerck uit Griexe en Latijnsche bloemen geestigh gevlochten, en de poezy ter eere opgehangen,’ en prijst de overzetting zeer, die ook door D a v i d v a n H o o g s t r a t e n in een Latijnsch gedicht bewonderd werd:

Behalve de genoemde schriften, heeft men nog van S i d n e y een gedichtRemedy for love (1595) aan de schoone lady P e m b r o k e toegewijd, Astrophel and Stella (1591);Valour anatomized in a fancie (1581); the lady of the May. Ook

(23)

657

vindt men van zijne poezy inEngland's Helicon, England's Parnassus, en D a v i s o n 'sRhapsodies, en in 't Nederduitsch:

De ongestadige Hylas, de veranderlijke Stella, de lichtvaardige Pamfilus, verduytst (door J. v a n H e e m s k e r c k )uyt de Fransche Astrea (van H. d'U r f é ) en d' Engelsche Arcadia. Amst. 1636. 12o.

S i d n e y verdedigde ook zijn oom L e i c e s t e r tegen P a r s o n s ' Leicesters Commonwealth 1581.

Zijn vriend H e n r i L a n g u e t , droeg hem zijneEpîtres politiques et historiques op.

W. G r a y verzamelde al zijn werken, en gaf ze uit met den titel:Miscellanous works. London 1825. kl. 8o.; en C o l l i n s gafLettres and memorials of state written and collected by Henry Philip and Robert Sidney. London 1746. 2 vol. in fol.

In 1845 verscheen nog te London in 8o. S t e u a r t A d o l p h u s P e a r s , Correspondence of sir P. Sidney and Hubert Languel, now first collected and translated from the latin, with notes and a Memoir of P. Sidney.

S i d n e y komt ook in de serie van L e i c e s t e r romans van mevrouw B o s b o o m T o u s s a i n t voor.

Zie A r n . E i c h i u s ,Elogium D.S. Sidnei, Ultraj. 1582. 8o.;Exequiae D.P. Sidnae, gratissemae memoriae ac nomini impensae, Oxon. 1587. 4o.; W o o d ,Athen.

Oxoniens.; N a u n t o n , Fragmenta regalia; B a u d i i , Poëm., p. 98; O w e n i , Poëm., p. 26; G r o t i i ,Annal., L. V. p. 98; Scaligerana, p. 256; W i l l i a m H a r b e r t , Sidney, or Baripenthes, briefly shadowing out the rare, and neverending laudes of sir P.

Sidney. London 1586. 4o.; T h o m a s L a n t ,Procession in the obsequies of sir P.

Sidney, knight. Lond. 1587. 4o.; F u l k e G r e v i l l e of B r o o k e ,Life of sir P. Sidney.

Lond. 1652. 8o.;Publ. av. Preface par E g e r t o n B r y d g e s . Kent. 1816. 8o.;

T h o m a s Z o u c h ,Memoirs of the life and writings of sir P. Sidney. York 1819.

4oPortr.; G e o r g e W h e t s t o n e , sir P. Sidney, his honorable life, his valiant death and true virtues. Lond. 1816. 4o., B o u r n e ,Memoir of sir Ph. Sidney. Lond.

1862. 8o.; A s k i n ;Memoirs of the court of Elizabeth; H u m e , Hist. of England, vol.

VII; R. B a k e r ,Chron. v. Engeland, vol. VII; T y t l e r , Life of sir Walter Raleigh, p.

38-40;Pictural History of England, p. 836; Nouv. Biogr. génér., Biogr. Univ., Biogr.

histor.; J ö c h e r ; Convers. Lex.; B a u r , H.B. Hwb., Th. V. s. 77; W a g e n a a r , Vad. Hist., D. X. bl. 59; v a n M e t e r e n , Ned. Gesch., D. IV. bl. 398; B o r . , Ned.

Hist., B. XXI. fol. 52; H o o f t , Ned. Hist., D. II. bl. 1086; v a n K a m p e n , Verhand.

uitgesproken in the English. literary Society, p. 22, 23; Gedichten van A n t o n i d e s v a n d e r G o e s , bl. 381 volgg.; S c h o t e l ,Philip Sidney in Konst- en letterb., 1845. D. II. bl. 386, 403; Dez.Maatsch. leven; Vad. Letteroef., 1869.

[Cornelis Sieben]

SIEBEN (CORNELIS) werd d. 23 October 1699 te Crefeld in het graafschap Meurs geboren. Na driejarige studie te Duisburg, onthield hij zich 6 jaren te Leiden, waar hij B u r m a n , N o o d t , S c h u l t i n g h en V i t r i a r i u s hoorde. Reeds

(24)

was hij, met goedkeuring van de hoogleeraren der regtsgeleerde faculteit begonnen aan de studenten lessen te geven, toen hem, d. 3 Nov. 1723, door den invloed van den ouden B u r m a n , te Harderwijk het gewone professoraat der historiën, welsprekendheid en Grieksche taal werd opgedragen, en honoris causa te Leiden tot doctor in de regten gepromoveerd. Den 14 Junij 1723 hield hij zijne intreê-rede de studii historici utilitate in Jurisprudentia, die met lofdichten, o.a. van P. d'O r v i l l e en F. v a n O u d e n d o r p vereerd (Hard. 1723. 4o.) het licht zag. Ook naderhand hoorde men hem plegtige academische redenen uitspreken, zoo als in Junij 1725, toen hij, bij het nederleggen van het rectoraat de studenten, in Latijsch dichtmaat, de lezing van H o m e r u s aanprees, en ook bij andere gelegenheden, wanneer geen wet of gebruik hem er toe verpligtte. Een dier redenen deadulatoribus, gaf aanleiding tot een hevige twist met zijn collega P a g e n s t e c h e r , die de tusschenkomst van curatoren vorderde.

Den 4 Mei 1730 werd hij tot hoogleeraar in de regten te Amsterdam beroepen, waar hij zijne intreê-rede hieldde studio Graecae linguae cum Jurisprudentiâ conjungendo. Hij overleed aldaar den 14 September 1743, toen hij zich juist gereed maakte eene redevoering over de pijnbank te houden.

Hij huwde te Harderwijk C o r n e l i a M a r i a , dochter van den hoogleeraar B a r t h o l o m e u s d e M o o r .

Hij gaf behalve de genoemde oraties in het licht:

Sermo academicus pro Trojâ captâ oppositus Dionis Chrysostomi Orationi de Ilio non capta. L.B. 1727. 4o.

Oratio de Jure gratiae. Amst. 1739.

Ook in het Nederd. uitgegeven, vertaald door F r a n c . a M e y n s m a d e J o n g h e . Amst. 1740. 4o.

Orat. de Justitia contra Carneadem. Harderw. 1739. 4o.

De Jure principis in remittendis delictorum pocuis. Ook in 't Nederd. vert. door F.

a M e y n s m a d e J o n g h e . Amst. 1740.

Specimen observationum Criticarum in Pselli synopsin legum in Miscell. Observ.

crit. Vol. VI. Tom I. p. 199-226. Ook door M e e r m a n gevoegd bij de uitgaaf van M i c h . P s e l l u s inNovo Thesauro Iuris. Tom I. no. 2. p. 37-86.

Ook schreef hijObss. crit. in Etymol. mag. In de Leidsche bibliotheek berusten zijnemss. tot de Jurispr. Romano-Graeca postjustinianea betrekkelijk, die der uitgave waardig worden geacht.

Zie I.P. d'O r v i l l e ,Orat. Saec., p. 39; P. B u r m a n n i , Jun. Orat. funeb. in Obitum C. Sieben, Amst. 1743. 4o; G e r . M e e r m a n n u s , inConspectu Novi Thesquri, p. 10,Praef. ad Thes., T. I. p. 6; S a x e , Onom., T. VI. p. 422, 423; D e G o r t e r , Or. in Cent. es. natalem etc. Ac. Duc. Gelr. cet., Amst. 1748. 4o.; v a n L e n n e p , ill. Amst. Athen. Mem. cet, Amst. 1832. 4o. p 57, 186, 189, 242; B a r t h . S i e b e n , de felici Apollinis et Themidos connubio; B o u -

(25)

659

m a n ,Geld. Hooges., D. II. bl. 96; R o o i j e n s , aant. op de gods. rede, enz.; Ann., etc. L.B. 1831-1832, bl. 34;Bibl. Brem., Cl. VII. p. 749; K o b u s en d e R i v e c o u r t .

[Bartholomeus Sieben]

SIEBEN (BARTHOLOMEUS), zoon van den vorige, aanvaardde, op voorspraak van B u r m a n n u s sec, in 1754 te Amsterdam den leerstoel door zijn vader bekleed.

Hij hield bij die gelegenheid (18 Sept.) eene redede poëseos studio cum Jurisprud.

conjungendo. De vrienden van R u h n k e n i u s hadden dezen liever dien post gegund. Hij beantwoordde niet aan de verwachting, die men van hem koesterde, en zijne lessen vonden weinig bijval. Behalve deze redevoering moet hij ook eenige Latijnsche dichtstukken hebben vervaardigd.

Zie v a n L e n n e p ,ill. Ath. Amst. menorub., p. 253; P. B u r m a n n u s , sec. Orat.

funeb., c. p. 31; B e r g m a n , annot ad Wyttenb. vitam Ruhnk. T. III; R o o y e n s , Godsd. rede, bl. 32, (Aant.); B o u m a n , Gesch. d. Geld. Hooges., D. II. bl. 96;

K o b u s en d e R i v e c o u r t .

[C. Sieberg]

SIEBERG (C.) gaf in het licht:

Redevoering over 't recht der opperste vorsten in het kwijtschelden van de straffen.

Amst. 1740. 4o.

Zie A b c o u d e ,Naamr., bl. 333.

[Mareel Siebrechts]

SIEBRECHTS (MAREEL), reisde naar Italie, en werd te Rome lid van de Roomsche Schilderbent, met den bijnaam vanPapegaai. Van zijne kunst is niets bekend.

Zie H o u b r a k e n , D. II. bl. 359, no. 94; K r a m m .

[Hubertus Nicolaas Sieburgh]

SIEBURGH (HUBERTUSNICOLAAS) werd in 1799 te Haarlem geboren. In zijn jeugd door zijn vader voor den wijnhandel bestemd, vond hij zich reeds in zijn vroege jaren in een werkkring geplaatst, die geheel en al ongeschikt was, in de behoorlijke ontwikkeling van zijn natuurlijken aanleg te bevorderen. Zijne onbegrensde lust naar wetenschappelijk onderzoek, zijne steeds onbevredigde dorst naar kennis, zijne onverwinbre zucht om aan de zijne, levendige en vruchtbare verbeelding haren ongestoorden loop te laten, maakten het hem onmogelijk, zich aan de banden van het kantoorwerk te gewennen. Eene reis naar en een verblijt te Bordeaux, ten einde aldaar eene meer uitgebreide kennis te krijgen van het vak, waarvoor men hem wenschte op te leiden, had, in plaats van hem met de hem wachtende bestemming te verzoenen, zijn tegenzin daartegen veeleer vermeerderd. Hij gaf zich geheel over aan zijne geliefdkoosde bezigheden, het teekenen, schilderen en lezen der

voortbrengsels der hedendaagsche letterkunde, en zette zich bij voorkeur neêr, om den indruk, die de lezing op hem gemaakt had, op papier weêr te geven. Bij dit laatste liet hij dan zijne verbeelding den vrijen loop en dwong, onder al de

(26)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Van daar vertrok hij in 1789 naar Amsterdam en behoorde tot die predikanten, die in 1796 ontslagen werden, om dat zij weigerden den alstoen gevorderden eed van onderwerping aan

uitdrukkelijke verklaring hunner edel groot mogenden, dat de stukken hun moesten overgegeven worden, voer de hooge raad met de regtspleging voort en stelde de Haarlemsche regenten

JELGERHUIS (R IENK ) werd den 13 den April 1729 bij Leeuwarden geboren, en overleed te Amsterdam, waar hij op het laatst van zijn leven verblijf hield, den 17 den April

A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden.. Hij kwam alzoo in 1793 te Amsterdam terug en vestigde er zich voor goed, zich bezig houdende met schilderen van

Van dien tijd af was hij in bediening te Moordrecht tot een geruimen tijd over 1652, en werd omstreeks dien tijd te Amersfoort beroepen, doch op klagten uit die gemeente 5

Van zijne bekwaamheid in het eerstgemeld vak gaf hij in 1837 eene proeve, door zijne Verhandeling over de bij Domburg gevonden Romeinsche, Frankische, Brittannische, Noordsche en

METHURST OF MEDHURST (W ALTER H ENRY ), werd in 1796 te Londen geboren en genoot zijne eerste opleiding op de kathedrale school van St. Van zijne jeugd is weinig bekend; met

Zijn huisvrouw op het kantoor komende, meende dat hij dood was, kreeg hem met groote schrik in een andere kamer, en door bekwame hulpmiddelen weder tot zich zelven, doch, ten