• No results found

S.J. de la Montagne, De twaalf maanden · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "S.J. de la Montagne, De twaalf maanden · dbnl"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

S.J. de la Montagne

bron

S.J. de la Montagne, De twaalf maanden. D. Noothoven van Goor, Leiden 1864

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/mont096twaa01_01/colofon.php

© 2010 dbnl

(2)

Januarij.

Hu! hu! hoe koud! de sneeuw wielt rond, En strooit haar vlokken op den grond:

Zij warmt, tot weldoen ook gereed, Het aardrijk met haar koestrend kleed;

Maar, koude en sneeuw en ijs ten spijt, Werkt toch de mensch met lust en vlijt.

S.J. de la Montagne, De twaalf maanden

(3)

Februarij.

Nog dekt de sneeuw het sluimrend veld, Schoon reeds de lucht verandring spelt.

De priksleê vliegt langs de ijsbaan voort, Waar men de schaatsen krassen hoort, En 's nachts nog danst men, blij van geest, Vermomd op 't Vastenavond-feest.

S.J. de la Montagne, De twaalf maanden

(4)

Maart.

De barre winter is gevlugt,

Maar stormen gieren door de lucht.

Het ijs is eindlijk losgegaan, Het water brak zich vreeslijk baan, En dijk en dam bezweek. Och, groot Is nu des armen landmans nood.

S.J. de la Montagne, De twaalf maanden

(5)

April.

‘Wel, winter! wat nog wilt ge? 'k Dacht 't Was lang gedaan met al uw magt!’

Zoo spreekt de landman en hij telt Geen wind of regen op het veld;

Hij ploegt en zaait en werkt met moed, Opdat een de oogst zijn vlijt vergoed.

S.J. de la Montagne, De twaalf maanden

(6)

Mei.

Het vee verlaat den stal; naar 't woud Lokt geur en lied weêr jong en oud.

Natuur kweekt leven overal In bosch, in beemd, op berg, in dal;

Dat deed de Mei, nooit zeegnens moê!

O lachte zij ons altoos toe!

S.J. de la Montagne, De twaalf maanden

(7)

Junij.

De weide geurt, het koren bloeit, Terwijl er de ochtendwind meê stoeit.

Het lam springt langs den malschen grond, En 't gonzend bijtje vliegt in 't rond, En menig bloempje, rijk aan glans, Plukt zich de jeugd ten zomerkrans.

S.J. de la Montagne, De twaalf maanden

(8)

Julij.

Het koren zwelt, de zwaluw voedt Met moederzorg haar jong gebroed;

De koekoek roept in 't woud; het bad Versterkt de jeugd, die plast in 't nat, En 't zegenbrengend bliksemvuur Verkwikt de smachtende natuur.

S.J. de la Montagne, De twaalf maanden

(9)

Augustus.

Het koorn is rijp, 't staat, rijk en schoon, In schoven op het land ten toon;

De wagen rijdt zijn gouden vracht

Ter schuur, waar 't volk hem dankbaar wacht;

Men zingt en juicht met luider stem:

‘De oogst komt van God: dies loov' men Hem!’

S.J. de la Montagne, De twaalf maanden

(10)

September.

In tuin en bogaard lokt de fruit Alom tot vrolijk plukken uit;

De buks knalt op het kermisfeest, Maar toch de wedloop lokt het meest;

Alleen de jager gaat op buit

Met Turk, zijn wakkren jagthond, uit.

S.J. de la Montagne, De twaalf maanden

(11)

October.

Nu is de Wijnmaand in het land;

De bijenkorven gaan aan kant;

Het loof wordt geel en graauw en vaal, En bosch en velden dor en kaal, En 't vooglenheer, met snelle vlugt, Zoekt reeds de warme zuiderlucht.

S.J. de la Montagne, De twaalf maanden

(12)

November.

De najaarswind steekt feller op En schudt der boomen naakten top;

Naar huis trekt nu de lootling heen;

De staande armee marcheert alleen, En 's avonds in het apenspel Vermaakt de jeugd zich wonder wel.

S.J. de la Montagne, De twaalf maanden

(13)

December.

Daar buiten loeit de Noordewind, Maar binnen reikhalst menig kind Naar 't avondje, dat Sinter Klaas Zal rijden als een noble baas, En hem een roê spaart in zijn schoen, Omdat hij nooit weêr kwaad wil doen.

S.J. de la Montagne, De twaalf maanden

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Hierbij delen wij u mede dat wij op grond van het bepaalde in artikel 46, lid 6 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (W.RO.) een verklaring van geen bezwaar hebben aangevraagd bij

Bij 't vallen van den avond sluipt naar buiten, Bebloemde velden langs waar vooglen fluiten En tusschen boschjes over 't mospad voort, Tot ze uit 't struweel zich zachtkens roepen

Een bloem met witte lintjes, Een prachtige margriet, Boog sierlijk met haar hoofdje En vroeg: ‘Och, pluk me niet.. Ik wil nog graag wat bloeien En kijken naar

Goeverneur, De twaalf maanden van het jaar in zestig tafereeltjes... Goeverneur, De twaalf maanden van het jaar in

De seis snijdt door het rijpe graan, De landman ziet zijn' wensch voldaan, De steêling kan zich mild verzaden6.

Aardbeien zijn het, rijp en rood, Daar was Marie niet op genood, Maar Leentje heeft haar lieve gast In stilte er aardig meê verrast.. Honigh, Kijkjes in

‘o Neen, we weten goed den weg, We doen van daag een heele reis, We gaan nog verder dan Parijs, Naar Spanje rijden we in galop, En zoeken Sinterklaas daar op, Want weet je, spoedig

'Ik vraag mij af waar men, wanneer de spelling zo wordt dat niemand meer kans heeft een fout te maken met zijn beoordeling blijft over iemands prestaties.’ En zo is het ook: de