• No results found

Van Heemstraweg 6-8-10 te Weurt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Van Heemstraweg 6-8-10 te Weurt"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Inhoudsopgave

Toelichting 5

Hoofdstuk 1 Inleiding 6

1.1 Aanleiding 6

1.2 Ligging plangebied 6

1.3 Geldende plannen 6

1.4 Leeswijzer 7

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie 8

2.1 Bestaande situatie 8

2.2 Toekomstige situatie 8

2.3 Conclusie 8

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving 9

3.1 Inleiding 9

3.2 Opbouw van de regels 9

3.3 Bestemmingen 10

Hoofdstuk 4 Beleidskader 13

4.1 Nationaal beleid 13

4.2 Provinciaal & regionaal beleid 14

4.3 Gemeentelijk beleid 15

4.4 Conclusie 17

Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten 18

5.1 Bodem 18

5.2 Wegverkeerslawaai 18

5.3 Luchtkwaliteit 19

5.4 Externe veiligheid 19

5.5 Milieuzonering 22

5.6 Waterhuishouding 22

5.7 Ecologie 23

5.8 Cultuurhistorie & archeologie 23

5.9 Leidingen 23

5.10 Verkeer en parkeren 23

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 24

6.1 Economische uitvoerbaarheid 24

6.2 Overleg 24

6.3 Inspraak 24

Bijlage bij de toelichting 25

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai 26

(3)

Regels 27

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 28

Artikel 1 Begrippen 28

Artikel 2 Wijze van meten 31

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 32

Artikel 3 Wonen 32

Artikel 4 Waarde - Archeologie 2 35

Hoofdstuk 3 Algemene regels 37

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel 37

Artikel 6 Algemene bouwregels 37

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 38

Artikel 7 Overgangsrecht 38

Artikel 8 Slotregel 38

(4)
(5)

Toelichting

(6)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente heeft het verzoek binnen gekregen van de eigenaar van het pand Van Heemstraweg 6, 8 en 10 in Weurt om het aantal wooneenheden in het pand te mogen uitbreiden van 3 naar 6

wooneenheden. Het betreft een interne verbouwing waarbij alleen aan de oostzijde enkele kleine entrees mogelijk gemaakt worden.

De gemeente is bereid hier medewerking aan te verlenen door het gedeeltelijk herzien van het geldende bestemmingsplan.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen ten noorden van de Van Heemstraweg, aan de noordzijde van de kern Weurt.

Globale ligging plangebied (rode ster) (Bron: http://maps.google.nl)

1.3 Geldende plannen

De gronden binnen het plangebied maken deel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied' vastgesteld door de gemeenteraad van Beuningen op 14 juni 2011.

De gronden die vallen binnen het regime van dit bestemmingsplan hebben weliswaar de bestemming 'Wonen', maar per bestemmingsvlak is maar 1 woning toegestaan, behalve daar waar een

bouwaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is opgenomen. Het voornemen is om het aantal

woningen uit te breiden naar 6 eenheden. Dit is echter in het plangebied niet toegestaan.

(7)

Uitsnede geldend bestemmingsplan ter hoogte van plangebied

Gezien de uitbreiding van het aantal wooneenheden is het nodig om het geldende bestemmingsplan gedeeltelijk te herzien ex artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

 In hoofdstuk 2 wordt de gebiedsvisie beschreven. Eerst komen de ruimtelijke opzet en de aanwezige functies in de bestaande situatie in het plangebied en de directe omgeving ervan aan bod. Daarna volgt de ruimtelijke en functionele beschrijving van de nieuwe ontwikkelingen en de onderbouwing hiervan;

 In hoofdstuk 3 volgt de juridische planbeschrijving. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling is vormgegeven;

 In hoofdstuk 4 wordt het ruimtelijk relevante beleidskader van de verschillende overheidslagen weergegeven dat op het plangebied van toepassing is;

 In hoofdstuk 5 komen de uitkomsten van de onderzoeken met betrekking tot milieu- en omgevingsaspecten als geluid, bodem en archeologie en leidingen;

 In hoofdstuk 6 tenslotte komen de economische uitvoerbaarheid en de redenen waarom wordt

afgezien van inspraak en overleg aan de orde.

(8)

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Bestaande situatie

In het plangebied bevindt zich een voormalige boerderijwoning met daarin 3 wooneenheden (Van Heemstraweg 6, 8 en 10). De woning bestaat uit 1,5 bouwlagen met mansardekap en wolfseinden.

Aan weerszijden van de woning bevindt zich een in-/ uitrit. Op het achterterrein, ten noordwesten van de woning, staat nog een klein bijgebouw.

2.2 Toekomstige situatie

Dit bestemmingsplan beoogt slechts het verankeren van een functionele wijziging van de bestaande bebouwing. In plaats van de 3 bestaande wooneenheden, worden er 6 wooneenheden mogelijk gemaakt in de vorm van appartementen.

De bestaande bebouwing op het terrein blijft gehandhaafd en wordt alleen intern verbouwd, waarbij er aan de oostzijde enkele nieuwe entrees (8a, 8b en 8c) mogelijk gemaakt worden.

Op onderstaande tekening (Bron: Bruisten + Janssen architectenbureau, 11 december 2012) is een plattegrond van de toekomstige terreininrichting te zien:

2.3 Conclusie

Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening. Het initiatief is gelegen binnen de

bebouwingscontour en past binnen de relevante beleidskaders van de (hogere) overheden.

Ook op het gebied van de diverse milieuaspecten zijn er geen belemmeringen voor de voorgenomen 'functionele' bestemmingswijziging. Ten aanzien van het wegverkeerslawaai is het echter wel

noodzakelijk om hogere grenswaarden vast te stellen.

(9)

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan reguleert het gebruik van de gronden binnen het plangebied. Het plan biedt het gemeentebestuur een basis voor handhaving, indien op een bepaalde locatie activiteiten plaatsvinden die strijdig zijn met het bestemmingsplan en zodoende uit ruimtelijk oogpunt onwenselijk worden geacht.

Het bestemmingsplan vormt een belangrijk toetsingskader bij de verlening van een

omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwaanvragen kunnen uitsluitend worden gehonoreerd indien voldaan wordt aan het bepaalde in de regels van dit bestemmingsplan. Overigens neemt het bevoegd gezag bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen eveneens het Bouwbesluit en de bouwverordening in acht. Tenslotte wordt getoetst aan eisen van welstand.

In dit hoofdstuk volgt een toelichting op de juridische regeling. Het juridisch bindende gedeelte van dit bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (plankaart) en de regels. De verbeelding en de regels dienen in samenhang met elkaar te worden begrepen.

Met ingang van 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Op basis van deze wet, is in het bestemmingsplan de benaming van enkele begrippen veranderd en geldt een aantal standaardbepalingen. In de regels zijn daarnaast wettelijk voorgeschreven bepalingen opgenomen inzake het overgangsrecht en een anti-dubbeltelbepaling.

Een algemene gebruiksbepaling en strafbepaling zijn niet meer in de regels opgenomen: in de op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is in artikel 2.1 een algemeen gebruiksverbod voor gebruik in strijd met de bestemming opgenomen, alsmede een strafbaarstelling voor overtreding van het verbod.

De verbeelding en de regels zijn voorts opgesteld conform de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008) en de digitale eisen die vanaf 1 januari 2010 aan

bestemmingsplannen gesteld worden. In deze standaard is de opzet van de regels en de benaming en verbeelding van bestemmingen en diverse functieaanduidingen, bouwaanduidingen en

maatvoeringsaanduidingen bindend voorgeschreven.

3.2 Opbouw van de regels

In deze paragraaf wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze uiteindelijk is vormgegeven.

De regels zijn onderverdeeld in 4 hoofdstukken:

Hoofdstuk 1: “Inleidende regels” bevat een artikel met begripsbepalingen. Daarnaast zijn in een apart artikel enkele bepalingen opgenomen omtrent de “wijze van meten”. Die bepalingen zijn van belang voor een juiste interpretatie van de bouwregels.

Hoofdstuk 2: “Bestemmingsregels”. In dit hoofdstuk zijn artikelsgewijs de regels behorende bij de specifieke bestemming neergelegd. De artikelen zijn opgezet volgens een vast stramien (conform de SVBP 2008):

Bestemmingsomschrijving

Hierin is bepaald voor welke doeleinden de gronden bestemd zijn (met andere woorden: voor welk gebruik de gronden zijn gereserveerd);

Bouwregels

In deze bepaling is aangegeven aan welke maatvoeringseisen de bebouwing binnen de betreffende bestemming moet voldoen;

Afwijken van de bouwregels

In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde bouwregels;

Specifieke gebruiksregels

In de bestemmingsregelingen is in bepaalde situaties expliciet aangegeven welk gebruik in ieder

(10)

geval in strijd wordt geacht met de aan de gronden gegeven bestemming. Een dergelijk

gebruiksverbod is een nadere invulling van het algemeen gebruiksverbod, zoals opgenomen in artikel 2.1 van de Wabo;

Afwijken van de gebruiksregels

Deze bepaling bevat afwijkingsbevoegdheden van gebruiksregels;

Hoofdstuk 3: “Algemene regels” bevat bepalingen die van toepassing zijn op het gehele plangebied. Naast de anti-dubbeltelregel zijn de volgende bepalingen opgenomen:

Algemene bouwregels

In dit artikel is een regeling opgenomen voor ondergeschikte bouwdelen die de bouwhoogte, danwel het bouw- of bestemmingsvlak overschrijden. In de 'Algemene bouwregels' is tevens een regeling opgenomen voor gebouwen en bouwwerken die legaal zijn (of kunnen worden) gebouwd maar afwijken van de bouwregels van het bestemmingsplan. Deze zijn in de bestaande maatvoering toegestaan.

Hoofdstuk 4: “Overgangs- en slotregel” bevat bepalingen die min of meer losstaan van de bestemmingsplanbepalingen, en worden om die reden in een apart hoofdstuk opgenomen. Hierin staan opgenomen:

Overgangsrecht:

In dit artikel is onder meer aangegeven dat de bestaande bouwwerken dan wel vergunde rechten tot het oprichten van een bouwwerk worden gerespecteerd, ook al wijken deze af van het onderhavige bestemmingsplan. Deze bouwwerken mogen gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is dus niet toegestaan om een bouwwerk af te breken en geheel te vernieuwen. Evenmin is het toegestaan om het bouwwerk geleidelijk aan helemaal te vernieuwen. In geval het bouwwerk door een calamiteit verloren is gegaan, mag wel tot gehele nieuwbouw worden overgegaan, mits de

omgevingsvergunning voor het bouwen binnen een termijn van 2 jaren na de calamiteit is aangevraagd. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de

bouwregels en bepalen dat bestaande afwijkingen mogen worden vergroot voor een uitbreiding van de bebouwing met maximaal 10 %. Illegale bouwwerken zijn expliciet uitgesloten van het

overgangsrecht.

Voor gebruik van gronden en opstallen is eveneens bepaald dat het gebruik dat strijdig is met het onderhavige plan, mag worden gecontinueerd.

Verandering van het gebruik is niet toegestaan, tenzij de afwijking naar haar aard en omvang wordt verkleind. Indien gebruik voor een periode van langer dan 1 jaar wordt onderbroken, mag dit gebruik niet meer worden hervat. Een uitzondering wordt gemaakt voor het gebruik dat reeds strijdig was met het voor het onderhavige bestemmingsplan ter plekke van kracht zijnde plan. Het overgangsrecht is op deze situaties niet van toepassing.

Slotregel:

In deze bepaling is de officiële benaming van het plan vastgelegd.

3.3 Bestemmingen

Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren weergegeven. Voorts zijn diverse

aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.

Wonen

De gronden binnen “wonen” zijn bestemd voor de gestapelde woningen binnen het plangebied. Voor de situering en maatvoering van de woning zijn er bepalingen opgenomen met betrekking tot:

Bouwwijze

Op de verbeelding is aangeduid dat binnen het bouwvlak een gestapelde woningen (appartementen) zijn toegestaan. Tevens is door middel van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal appartementen gemaximeerd op 6.

Goot- en bouwhoogte

De maximale goot- en bouwhoogte voor de woning is aangegeven in het bouwvlak door middel van

de aanduiding “maximale goot- en bouwhoogte”.

(11)

Situering gebouwen

Teneinde de toekomstige situatie eenduidig te kunnen reguleren, is de bebouwing “gezoneerd”. Voor de woning is op de verbeelding en in de regels onderscheid gemaakt in een bouwvlak, een

aanduiding bijgebouwen en een onbenoemd deel, meestal de voor- en zijtuinen. Deze zonering biedt de belangrijkste vorm van rechtszekerheid tussen de eigenaren van bouwpercelen onderling. Het hoofdgebouw is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak”.

Bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) zijn zowel binnen het bouwvlak als ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen” toegestaan. De oppervlakte aan

bijbehorende bouwwerken is gemaximeerd op 50 m

2

, met dien verstande dat het

bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' per bouwperceel niet meer mag bedragen dan 50 %.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als uitgangspunt gehanteerd dat deze op het gehele bouwperceel zijn toegestaan. De maatvoering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is gerelateerd aan de ligging. Binnen het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' mag deze niet meer bedragen dan 2,0 m, hierbuiten maximaal 1,0 m. In afwijking van het voorgaande geldt dat de bouwhoogte van pergola's maximaal 2,75 m mag bedragen.

Aan huis verbonden beroep/ bedrijf

Binnen de woonfunctie worden onder voorwaarden nevenactiviteiten toegelaten, die qua functie ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. In het verleden werd hiervoor onderscheid gemaakt tussen aan huis verbonden beroepen en aan huis verbonden bedrijven.

In dit plan is ervoor gekozen om de mate van publieksaantrekkende werking van de activiteiten als relevant onderscheid te hanteren tussen activiteiten die wel gewenst zijn in een woonomgeving en activiteiten die onder omstandigheden gewenst kunnen zijn in een woonomgeving. De 'niet-

publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit' is rechtstreeks mogelijk, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. De 'publieksaantrekkende beroeps- en bedrijfsactiviteit aan huis' is mogelijk indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend.

Het onderscheid richt zich zoals vermeld op het al dan niet publieksaantrekkend zijn van de activiteit.

Hierbij is ervan uitgegaan dat een niet-publieksaantrekkende activiteit (geen verkeersaantrekkende werking/ geen parkeerdruk) doorgaans zonder problemen in een woning zal kunnen plaatsvinden. Het betreft activiteiten met een introvert karakter, die inherent zijn aan de woonfunctie, zoals

kantoorfuncties en ateliers.

Om de beperkte omvang van het aan huis verbonden beroep/ bedrijf te waarborgen is deze

gemaximeerd op 45 % van de vloeroppervlakte van de woning, tot een maximum van 45 m². Tevens is in de regels opgenomen dat de bewoner het beroep of bedrijf aan huis zelf dient uit te oefenen.

Uitgangspunt is dat geen milieuvergunningplichtige bedrijven worden toegestaan. Dit is van belang om te voorkomen dat activiteiten kunnen plaatsvinden, die weliswaar geen publieksaantrekkend karakter hebben, maar die in verband met milieuaspecten niet bij de woonfunctie passen. De aan huis verbonden functies zijn toegestaan in de woning en de bijbehorende bouwwerken.

De publieksaantrekkende beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis kunnen wel verkeersaantrekkend zijn en zijn daarom enkel toegestaan indien hiervoor door burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning is verleend. De activiteiten dienen kleinschalig te zijn en in te passen in de woonomgeving. Voorbeelden zijn persoonlijke dienstverlening (kapper/ pedicure), medische/

therapeutische dienstverlening en ambachtelijke bedrijvigheid.

Waarde - Archeologie 2 (dubbelbestemming)

De gemeente Beuningen heeft een archeologische verwachtingenkaart laten vervaardigen, deze is samen met de beleidsnota archeologie vastgesteld door de gemeenteraad op 9 november 2010.

Het plangebied valt binnen het gebied met een hoge archeologische verwachtingswaarde en is daarom voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde – archeologie 2'.

Voor bodemingrepen met een diepte van meer dan 0,3 m beneden maaiveld wordt bij een omvang

van meer dan 100 m

2

nader archeologisch onderzoek verplicht gesteld.

(12)

De keuze voor 0,3 m is gebaseerd op de gemiddelde verstoringsdiepte in Nederland, ook wel de bouwvoor genoemd. Deze keuze wordt onderbouwd door een uitspraak van de Raad van State van 23 mei 2007: 'Voorts is aannemelijk dat bij het vergraven en het afgraven van de bodem dieper dan 0,3 m de in de bodem archeologische waarden onherstelbaar kunnen worden beschadigd'.

In sommige gevallen is het vanuit praktisch oogpunt niet gewenst om een archeologisch onderzoek te eisen. Dit levert slechts administratieve lasten voor zowel de verstoorder als het bevoegd gezag op, terwijl de archeologische winst minimaal is. Dit geldt in situaties waarvan het zeer aannemelijk is dat de bodem geroerd is en de kans op archeologische vondsten minimaal. Dit betreft:

 voortzetting van normaal agrarisch gebruik zoals ploegen, zaai- en oogstklaar maken, vervangen van bestaande drainage, aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen en vervangen van boomgaarden;

 omgevingsvergunningen voor het bouwen waarbij het nieuw te bouwen bouwwerk zich bevindt op de bestaande fundering of ten hoogste 2,5 m hierbuiten;

 vervangen of beheren van riolering, kabels, leidingen of bestratingen.

Voor gronden aangeduid met de dubbelbestemming geldt in geval van bovenstaande situaties een

vrijstelling voor archeologisch onderzoek.

(13)

Hoofdstuk 4 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het actuele algemene ruimtelijke beleidskader behandeld met conclusies over de betekenis van het beleidskader voor het plangebied. Het specifieke sectorale beleid gericht op bepaalde thema's komt in Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten aan bod.

4.1 Nationaal beleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en vervangt enkele ruimtelijke doelen en uitspraken uit andere documenten. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de

besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens provinciale verordening respectievelijk bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.

Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de 'oude' ontwerp AMvB Ruimte die in 2009 al aan inspraak is onderworpen, en deels uit nieuwe onderwerpen.

Het Barro is 30 december 2011 in werking getreden. Het betreft alleen die regels uit het eerdere ontwerp van de AMvB Ruimte (d.d. 2 juni 2009), die als nationaal belang in de nog vast te stellen Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) worden herbevestigd: 2) Project Mainportontwikkeling Rotterdam, 3) Kustfundament, 4) Grote Rivieren (exclusief Maas), 5) Waddenzee en waddengebied, 6) Defensie en 13) Erfgoederen van universele waarde.

Aangezien het plangebied geen van deze nationale belangen schaad, is een nadere toetsing niet

noodzakelijk.

(14)

4.2 Provinciaal & regionaal beleid

De provincie Gelderland ziet er op toe dat bestemmingsplannen ook inderdaad worden vastgesteld conform hun beleid, waarbij zij een reactieve rol vervult. Een en ander vraagt om een nadere vertaling van het Streekplanbeleid. Die vertaling is neergelegd in de Wro-agenda, die beoogt een kader te bieden voor de toepassing van nieuwe instrumenten en duidelijkheid te bieden waar dit reeds kan. In deze agenda wordt beschreven welke instrumenten toegepast (kunnen) worden voor het

verwezenlijken van provinciale doelen. De nieuwe wet verandert niets aan de inhoud van het 'Streekplan Gelderland 2005'.

4.2.1 Streekplan Gelderland 2005

In het streekplan kiest de provincie voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Dat gebeurt door te sturen op kenmerken en waarden die van provinciaal belang worden geacht: water, natuur, landschap (groenblauwe raamwerk) én de ruimtelijke ontwikkelingen in het rode raamwerk van stedelijke

functies en infrastructuur. De ruimtebehoefte wordt zorgvuldig in regionaal verband geaccommodeerd zodat publieke en private partijen de benodigde ruimte vinden, op een wijze die meervoudig

ruimtegebruik stimuleert, duurzaam is en de regionale verscheidenheid versterkt, gebruik makend van de aanwezige identiteiten en ruimtelijke kenmerken.

Met het ruimtelijke beleid beoogt de provincie bij te dragen aan de versterking van de ecologische, economische en sociaal-culturele positie van Gelderland als één van de Europese regio's. Dit wil de provincie onder andere bereiken door sterke stedelijke netwerken en regionale centra te bevorderen en de vitaliteit van het landelijke gebied en de leefbaarheid van daarin aanwezige kernen te

versterken. In beginsel wordt gekozen voor het beter, efficiënter en hoogwaardiger benutten van het bestaand stedelijk gebied, de al geplande uitbreidingen en de meest kansrijke knooppunten.

De grootste stedelijke dynamiek in het zogenaamde KAN-gebied (nu Stadsregio Arnhem - Nijmegen) concentreert zich in het 'rode raamwerk' (of 'bundelingsgebied'). Uit de beleidskaart ruimtelijke

structuur blijkt dat het plangebied is gelegen binnen het rode raamwerk in het (Inter)nationaal stedelijk netwerk KAN.

4.2.2 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op 15 december 2010 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld en deze is op 2 maart 2011 in werking getreden. In een provinciale ruimtelijke verordening ex artikel 4.1 Wro worden regels gesteld ten aanzien van de inhoud,

toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen. De RVG vormt een beleidsneutrale vertaling van het in het Streekplan Gelderland 2005 en de beleidsuitwerkingen daarvan verwoorde beleid. Hier is verder geen nieuw beleid aan toegevoegd.

In artikel 2.2 van de RVG is opgenomen dat nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken in een bestemmingsplan slechts is toegestaan:

 binnen bestaand bebouwd gebied;

 binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem - Nijmegen;

 binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen;

 binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, mits 90 % van de woningen wordt gebouwd in de betaalbare huur en/ of koopsector.

Omdat sprake is van reeds bestaande bebouwing hoeft niet aan de RVG getoetst te worden, en is het

voornemen passend binnen het provinciale beleidskader. Bovendien is de te verbouwen woning

gelegen binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio.

(15)

4.2.3 Regionaal Plan 2005 - 2020

De Stadsregio Arnhem – Nijmegen heeft in het Regionaal Plan de gemeenschappelijke

beleidsambities vastgelegd tot 2020. Gestreefd wordt naar een hoogwaardige regionale ontwikkeling van de Stadsregio als geheel.

Met de inwerkingtreding van de RVG zijn de woningbouwcontouren uit het regionaal plan hierin overgenomen. Het RVG is het beleidskader waaraan de provincie bestemmingsplannen toetst.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Strategische visie

In 2008 – 2009 onderzoek gedaan naar de gewenste toekomst van de gemeente. Uit dit onderzoek is de strategische visie voorgekomen. In overleg met bewoners, ondernemers, ambtenaren en

deskundigen heeft de gemeenteraad 6 strategische hoofdlijnen bepaald:

1. De 4 verschillende kernen en gemeenschappen zijn uitgangspunt;

2. De gemeente Beuningen wil een compacte, servicegerichte en ondersteunende organisatie zijn;

3. In de gemeente Beuningen kun je duurzaam wonen en leven;

4. De gemeente Beuningen is zuinig op het buitengebied;

5. De economische ontwikkeling van de gemeente Beuningen past binnen het landschappelijke karakter;

6. De gemeente Beuningen is sterk verbonden met de regio en biedt goede leef- en recreatieruimte.

Een belangrijke troef van de gemeente Beuningen in de regio is het zeer uiteenlopende aanbod aan woningen met een tuin. De gemeente stuurt al meer dan 20 jaar op de kwaliteit van leven die in deze regio zo hoog is. Wonen is dan ook de belangrijkste bijdrage aan de omringende regio. De sferen in de gemeente lopen uiteen van uitgesproken dorps in Winssen en Weurt, via het suburbaan en groeiend Ewijk tot het netwerkgewijze, meer kleinstedelijke klimaat van Beuningen.

De gemeente Beuningen is en blijft vooral een woongemeente. Een belangrijke ontwikkeling is het verdwijnen van de scheiding tussen wonen en werken voor steeds meer mensen. De hoeveelheid bedrijven aan huis neemt gestaag toe; mensen werken meer thuis en recreëren meer op en rond hun werk. De provincie voorziet bovendien op termijn een forse afname van de beroepsbevolking; tot 2040 zelfs met meer dan 25 %. Grootschalig, industrieel ondernemen past niet meer in de gewenste identiteit van gemeente. Wel worden karakteristieken als (kleinschalig) initiatief, durf en

toekomstgerichtheid genoemd.

4.3.2 Woonvisie

De gemeenteraad heeft de woonvisie op 27 september 2011 vastgesteld. De woonvisie vormt een leidraad voor het toekomstige woningbouwprogramma van Beuningen. In de woonvisie is

aangegeven voor wie wordt gebouwd, aan welke woonmilieus wordt gedacht en globaal is aangegeven welke plekken voor woningbouw in aanmerking komen. Belangrijke items in de woonvisie zijn:

 kwaliteit voor kwantiteit;

 betaalbaarheid van de woningen;

 duurzaamheid van de woningen;

 sociale kwaliteit van het wonen en de woonomgeving;

 aantrekkelijkheid van de fysieke woonomgeving;

 wensen van de woonconsument centraal.

Uitgangspunt voor de aanpak per kern is een gedifferentieerde bevolkingsopbouw die de vitaliteit van de kern of de wijk ten goede komt. Woningbouw sluit aan bij de behoefte per kern.

Voor het plangebied heeft de woonvisie geen consequenties. Het betreft een bestaand gebouw dat al

in gebruik is als woning en waarin 3 extra wooneenheden gecreëerd worden.

(16)

4.3.3 Nota Ruimtelijke kwaliteit (2008)

Met ingang van 1 juli 2004 is het voor elke gemeente in Nederland verplicht een (vastgestelde) welstandsnota te hebben. Is dit niet het geval, dan is de gemeente niet meer bevoegd een bouwplan op welstand te toetsen. Met het bestemmingsplan en de welstandsnota, worden dus zowel de stedenbouwkundige opzet als de architectonische verschijningsvorm vastgelegd in een beleidskader.

Nieuwe (omgevingsvergunningsplichtige) bouwplannen dienen zowel aan het bestemmingsplan als aan de welstandsnota te worden getoetst.

Naast de welstandscriteria geeft de gemeentelijke welstandsnota ook de beleidsregels weer voor de uitvoering en organisatie van de welstandszorg in de gemeente Beuningen. De welstandscriteria worden ingedeeld in algemene criteria, gebiedscriteria, criteria voor specifieke gebouwtypologieën en criteria voor veel voorkomende kleine bouwwerken. De mate waarin het toetsingsinstrument welstand wordt ingezet in de verschillende gebieden, wordt aangegeven aan de hand van zogenaamde 'welstandsniveaus'.

Het Gelders Genootschap (adviseert de gemeente op het gebied van welstand, monumenten en ruimtelijke kwaliteit) zal het uiteindelijke bouwplan positief moeten beoordelen alvorens er in dit kader een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden verleend.

Het plangebied ligt op de overgang van deelgebied 1: 'buitengebied' naar deelgebied 2 'projectmatige woonbuurten'. Voor de historische bebouwingslinten is een welstandsniveau 1 van toepassing: zwaar welstandstoezicht. De linten en oude dorpskernen stralen namelijk een hoge ruimtelijke kwaliteit uit, er komen relatief veel monumenten voor en er wordt een hoog ambitieniveau nagestreefd. De linten en oude dorpskernen bevatten bijzondere cultuurhistorische, architectonische, landschappelijke en/ of stedenbouwkundige karakteristieken.

Doordat de bestemming niet wordt gewijzigd en het slechts een interne verbouwing betreft om 3 extra wooneenheden mogelijk te maken, past de voorgenomen ontwikkeling binnen de kaders van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.

4.3.4 Kadernota Duurzaam Beuningen 2009 - 2012

Deze kadernota (vastgesteld door de gemeenteraad op 14 april 2009) biedt inzicht in de

maatschappelijke verantwoordelijkheid die Beuningen neemt met betrekking tot de onderwerpen:

 Klimaat & Energie;

 Duurzaam inkopen;

 Millenniumdoelstellingen.

De kaderstellende nota biedt een overkoepelend kader ten behoeve van diverse deelprojecten. Het biedt inzicht in de mate waarin huidige en nieuwe projecten een bijdrage kunnen leveren aan de overkoepelende doelen.

In de kadernota worden twee ambities uitgewerkt voor het klimaatbeleid in Beuningen:

1. Beuningen in 2020: 20 % CO

2

-reductie in 2020 (ten opzichte van 2005) en 20 % duurzame energie (Rijksdoelen CO

2

beleid);

2. Beuningen in 2050: CO

2

-neutraal (100 % CO

2

-reductie en 100 % duurzame energie).

Er moet een keuze gemaakt worden tussen deze twee ambities. Beide doelen zijn haalbaar voor Beuningen. Eventueel kan ambitie 1 een tussenstap zijn voor ambitie 2, waar later alsnog voor gekozen wordt. De eerste ambitie sluit aan op de Rijksdoelen voor 2020 voor CO

2

-reductie en duurzame energie, het VNG Klimaatakkoord uit 2007 en de MARN klimaatdoelen.

In dit scenario gaat Beuningen pragmatisch aan de slag met een aantal energiemaatregelen die de gemeente reeds heeft voorbereid, zoals:

 Eigen gebouwen van de gemeente 3 % energiebesparing per jaar;

 Nieuwbouw gemeente energiezuinig en duurzaam;

 Energieafspraken met woningcorporatie over nieuwbouw en bestaande bouw;

 Liefst alle woningen in Beuningen over 10 jaar gemiddeld een energielabel B;

 Groene welkomstbox voor nieuwe en verhuizende bewoners;

 Stimuleren van duurzame energiebronnen, zoals warmte-/ koudeopslag (WKO, warmteterugwinning uit grond- of oppervlaktewater) voor nieuwbouw;

 Nieuwbouw in Beuningen voortaan CO

2

-neutraal; onderzoek waar extra energie-eisen nog

(17)

De focus van het klimaatbeleid in Beuningen ligt de komende 4 jaren op de eigen organisatie (inclusief schoolgebouwen) en woningbouw. De kansen in grote nieuwbouwprojecten en de bestaande woningen en bedrijven moeten benut worden. Voor de andere thema's zoals verkeer worden kansen op natuurlijke momenten benut, zoals bij nieuwe ontwikkelingen.

4.4 Conclusie

Het voorgenomen plan past binnen de beleidskaders van de verschillende overheidslagen.

(18)

Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten

Dit hoofdstuk bevat de uitkomsten van technische onderzoeken met conclusies. Alleen de voor het plangebied relevane milieuaspecten worden beschreven.

5.1 Bodem

Conform de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart valt de locatie onder Wonen (licht verontreinigd voor Zn en PAK). Hier wordt de 95-percentielwaarde niet overschreden en is geen sprake van een

noodzaak tot onderzoek. Bovendien vindt de ontwikkeling plaats binnen de bestaande bebouwing met de bestemming 'Wonen'.

Een onderzoek in dit kader is daarom niet nodig.

5.2 Wegverkeerslawaai

Er is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai (Pouderoyen Compagnons nr. 018-581, d.d. juli 2012) uitgevoerd ten behoeve van de realisatie van 3 extra wooneenheden in de bestaande

bebouwing.

Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel de planologische basis te leggen voor de splitsing van het huidige pand waarin 3 woningen zijn gevestigd, in een pand waarin 6 woningen zullen zijn gesitueerd. Dit is een toename van 3 woningen. Extern zullen er alleen entreepartijen aan het pand worden toegevoegd.

Het plan ligt binnen de geluidszone van de Van Heemstraweg. Deze weg heeft maximaal 2 rijstroken en is binnenstedelijk gelegen waardoor de zone 200 m bedraagt.

De wettelijke voorkeursgrenswaarde voor nieuw te bouwen woningen ten gevolge van een weg bedraagt 48 dB, de maximaal te ontheffen geluidsbelasting bedraagt in een binnenstedelijke situatie 63 dB.

Uit het akoestisch onderzoek dat met standaard rekenmethode II (conform reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006) is verricht blijkt dat de geluidsbelasting als gevolg van de Van Heemstraweg de wettelijke voorkeurgrenswaarde overschrijdt. Op de woning Van Heemstraweg 8a wordt op beide gevels de wettelijke voorkeursgrenswaarde overschreden; op de zuidoost gevel tot 7 dB. Op de woning Van Heemstraweg 8b wordt op beide gevels de wettelijke voorkeursgrenswaarde

overschreden; op de zuidoost gevel tot 6 dB. Op de woning Van Heemstraweg 8c wordt op één gevel de wettelijke voorkeursgrenswaarde overschreden (tot 6 dB); de andere gevel is geluidsluw.

Een maatregelenstudie is verricht. Uit de studie blijkt dat er om financiële, stedenbouwkundige en verkeerskundige redenen geen maatregelen getroffen kunnen worden.

Daarnaast is argumentatie aangedragen om voor 2 woningen af te kunnen wijken van de Beleidsregels.

Gelet op bovenstaande kan het project alleen gerealiseerd worden als Burgemeester en Wethouders van Beuningen hogere grenswaarden vaststellen voor deze woningen ten gevolge van de Van Heemstraweg. De overschrijding bedraagt 7 dB op de voorgevel (zuidoostgevel) en op 3

appartementen. Eén woning heeft een geluidsluwe zijde en voldoet aan de Beleidsregels, 2 woningen hebben maar 2 gevels, op beide gevels vindt er een overschrijding van de wettelijke

voorkeursgrenswaarde plaats.

De procedure hogere grenswaarden zal parallel lopen aan de ruimtelijke procedure.

(19)

5.3 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de wijziging van de 'Wet milieubeheer' in werking getreden en voorziet ondermeer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal

Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de

luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

NIBM-grens woningbouwlocatie, 3 % criterium:

 < 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg met een gelijkmatige verkeersverdeling;

Het plan voorziet in de realisatie van 3 extra wooneenheden. Dit aantal voldoet ruimschoots aan het NIBM-criterium voor woningbouwlocaties. In de nabijheid van het plangebied zijn geen siginificante bronnen die luchtverontreiniging veroorzaken aanwezig. Verder worden de normen zoal in de wet zijn opgenomen niet overschreden en vindt er ook geen dreigende overschrijding plaats.

Derhalve kan geconcludeerd worden dat er geen belemmeringen zijn voor het aspect luchtkwaliteit.

5.4 Externe veiligheid

5.4.1 Wetgeving

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten. Daarnaast heeft de gemeente aanvullend een eigen externe veiligheidsbeleid vastgesteld (d.d. 26 mei 2009).

In Nederland worden twee maten gehanteerd voor externe veiligheidsrisico's:

 het plaatsgebonden risico;

 het groepsrisico.

Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het

plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas.

Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een

incident met gevaarlijke stoffen voordoen. Dit is de zogenaamde 1 %-letaliteitsgrens; de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het risicobedrijf.(invloedsgebied).

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein, bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij woningen, kantoren, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Het besluit is - op enkele onderdelen na - op 27 oktober 2004 in werking getreden. Bij het besluit is eveneens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) in werking getreden

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) inwerking getreden. Hierdoor

is de circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” uit 1984 komen te vervallen. Het

Bevb sluit aan bij het Bevi.

(20)

Voor de beoordeling van risico's van transport van gevaarlijke stoffen is de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS) van 4 augustus 2004 richtinggevend. In deze circulaire wordt zoveel mogelijk aangesloten bij het beleid zoals verwoord in het Besluit externe veiligheid

inrichtingen. Op dit moment is een Besluit transport externe veiligheid (Btev) in voorbereiding.

Provinciale risicokaart

De risicokaart Gelderland informeert onder andere de inwoners van Gelderland over de risico's waarmee zij in hun leefomgeving kunnen worden geconfronteerd en hoe te handelen. In de nabijheid van het plangebied (blauwe omcirkeling) zijn geen risicovolle inrichtingen en transportzones gelegen.

Uitsnede risicokaart met globale aanduiding plangebied (blauwe cirkel) Inventarisatie nulsituatie externe veiligheid gemeente Beuningen

Er is een inventarisatie nulsituatie externe veiligheid Beuningen opgesteld (Royal Haskoning, 25 maart 2008). Dit document is de onderlegger van de signaleringskaart Beuningen. De

signaleringskaart toont locaties, risicocontouren en veiligheidsafstanden van zowel stationaire als mobiele risico's van externe veiligheid voor de gemeente Beuningen. Op de kaart zijn tevens huidige woon-, industrie- en buitengebieden binnen de gemeente Beuningen te zien alsmede geprojecteerde en geplande woningbouwprojecten. Zo kan de gemeente Beuningen in één oogopslag zien of sprake is van ongewenste verwevingtendensen tussen externe veiligheidsrisico's en kwetsbare

bestemmingen. Een uitsnede van de kaart is onderstaand weergegeven.

(21)

Uitsnede Inventarisatiekaart Nulsituatie externe veiligheid Beuningen met globale aanduiding plangebied

5.4.2 Plangebied Inrichtingen c.q. bedrijven

Uit de gemeentelijke inventarisatiekaart blijkt dat het plangebied niet is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg

Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van een rijks- of provinciale weg. Het vervoer van gevaarlijke stoffen is dan ook niet van invloed op onderhavige ontwikkeling.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over het water

Het plangebied is op ruim 1 km van de Waal en op ruim 750 m van het Maas-Waalkanaal gelegen.

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze rivier is dan ook niet van invloed op onderhavige ontwikkeling.

Vervoer van gevaarlijke stoffen door een buisleiding

Significante hogedruk aardgastransportleidingen die ten westen van het plangebied liggen, liggen op meer dan 1 km van het plangebied. Het invloedsgebied van de betreffende leidingen bedraagt maximaal 540 m.

5.4.3 Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de realisatie van het initiatief.

(22)

5.5 Milieuzonering

5.5.1 Plangebied

Om te voorkomen dat bedrijven milieubelastend zijn ten opzichte van gevoelige functies en daarmee de leefbaarheid en woonkwaliteit verslechteren, wordt gebruik gemaakt van een milieuzonering. Door het hanteren van afstandsmaten wordt de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden. De afstandsmaten volgen onder andere uit de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (editie 2009). Hierbij wordt onderscheidt gemaakt in type bedrijvigheid en soort overlast (geluid, geur). De hierin weergegeven maten zijn richtinggevend. Een afwijking is in beginsel mogelijk met dien verstande dat de afwijking dient te worden gemotiveerd. Indien gevoelige objecten binnen de contouren gelegen zijn, betekent dit dat overlast kan ontstaan vanuit de bestaande bedrijvigheid op die gevoelige functie of dat het betreffende bedrijf kan worden beperkt in de bedrijfsvoering.

Aan de hand van de kaart van de provincie Gelderland, Mijn Leefomgeving, is bepaald welke bedrijven in de omgeving aanwezig zijn.

Uit deze inventarisatie blijkt dat er geen bedrijven in de omgeving aanwezig zijn, waarvan de hindercontour een overlap kent met de toekomstige woningen.

5.5.2 Conclusie

Er zijn in de directe omgeving (buiten het plangebied) geen (bedrijfs-) activiteiten aanwezig die een belemmering vormen voor de uitbreiding van de woonfunctie. Evenmin zijn er in de omgeving functies gelegen die beperkingen ondervinden van het voorliggende bestemmingsplan.

5.6 Waterhuishouding

In de loop van de tijd hebben maatschappelijke ontwikkelingen veel ruimte aan het water onttrokken.

Door de klimaatverandering komen er steeds meer extreem natte en extreem droge periodes, met de nodige gevolgen. Stijging van de zeespiegel, en een verhoogde afvoer van de rivieren. Daarnaast blijft in laag-Nederland ook de bodem dalen. Dat alles vraagt om ruimtelijke plannen die rekening houden met deze ontwikkelingen.

Een van de instrumenten om het nieuwe waterbeleid voor de 21

e

eeuw vorm te geven is het

watertoetsproces. Het watertoetsproces moet ervoor zorgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen

expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle ruimtelijke plannen en

(23)

Aangezien het plan slechts de functionele wijziging van een al bestaand gebouw betreft en er, behoudens de entrees met een oppervlakte van circa 6 m

2

, geen extra bebouwd oppervlak wordt mogelijk gemaakt, heeft het initiatief geen invloed op de waterhuishouding. Afwatering van het verharde oppervlak vindt plaats conform de huidige situatie.

5.7 Ecologie

Aangezien het plan slechts de functionele wijziging van een al bestaand woongebouw mogelijk maakt heeft het initiatief geen invloed op de ecologische waarden in het gebied.

5.8 Cultuurhistorie & archeologie

Aangezien het plan slechts een interne verbouwing van een al bestaand woongebouw mogelijk maakt en er geen nieuwe bodem geroerd wordt, heeft het initiatief geen invloed op de cultuurhistorische en archeologische waarden in het gebied. Wat de entrees betreft, die een diepte hebben van 1,0 à 1,5 m, kan nog opgemerkt worden dat binnen 2,5 m van de bestaande fundering conform de bepalingen in de dubbelbestemming Artikel 4 Waarde - Archeologie 2 geen nader archeologisch onderzoek overlegd hoeft te worden.

5.9 Leidingen

In of in de directe omgeving van het plangebied zijn geen hoofdtransportleidingen of persleidingen van water, olie, gas, brandstof gelegen, die in het kader van het bestemmingsplan op de verbeelding met bijbehorende bebouwingsvrije zones dienen te worden opgenomen. Ten noorden van het plangebied is een rioolpersleiding aanwezig, deze heeft echter geen relevantie voor onderhavig bestemmingsplan.

5.10 Verkeer en parkeren

Zoals te zien op de inrichtingsschets in paragraaf 2.2 worden er 9 parkeerplaatsen gerealiseerd waarmee aan de parkeerbehoefte (1,5 parkeerplaats per woning) voldaan kan worden. De ontsluiting van het plangebied vindt plaats via de 2 bestaande in-/ uitritten op de Van Heemstraweg aan

weerszijden van het bestaande gebouw.

(24)

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de economische haalbaarheid van de nieuwe ontwikkelingen en de uitkomsten van overleg en inspraak.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De realisering van verbouwing en de daarmee samenhangende procedurele kosten zijn geheel en al voor risico van de initiatiefnemer. Financiële afspraken zijn vastgelegd in een overeenkomst met de gemeente, waardoor de vergoeding van de kosten is verzekerd. Tevens is een planschaderisico- overeenkomst afgesloten met de initiatiefnemer.

6.2 Overleg

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) staat dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moeten plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Vanwege de geringe omvang van het bestemmingsplan acht de gemeente het niet noodzakelijk om vooroverleg vooraf te laten gaan aan de voorontwerpfase.

6.3 Inspraak

Het voorontwerp-bestemmingsplan is op grond van de gemeentelijke inspraakverordening gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegd.

Er is 1 inspraakreactie binnengekomen. De beantwoording hiervan is opgenomen in het collegebesluit (zie bijlage Collegebesluit).

Deze reactie vormt geen aanleiding het bestemmingsplan aan te passen.

(25)

Bijlage bij de toelichting

(26)

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

(27)

Regels

(28)

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Van Heemstraweg 6-8-10 te Weurt' van de gemeente Beuningen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0209.BPheemstrawegWeurt-vadf met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 begane grondbouwlaag

de onderste bouwlaag van een gebouw, niet zijnde een kelder.

1.7 bestaand

 t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;

 t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden;

1.8 bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.11 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelsgrens de grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak

(29)

1.17 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 bouwwijze

de wijze van bouwen van een hoofdgebouw, te weten vrijstaand, twee-aaneen, aaneengebouwd of gestapeld, waarbij:

a. onder 'vrijstaand' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning niet begrensd is door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen;

b. onder 'twee-aaneen' wordt verstaan dat het hoofdgebouw van een woning naar één zijde door een scheidsmuur van een naastgelegen hoofdgebouw is begrensd;

c. onder 'aaneengebouwd' wordt verstaan dat het hoofdgebouw deel uitmaakt van een blok van meer dan twee hoofdgebouwen, die naar twee zijden door scheidsmuren van naastgelegen hoofdgebouwen zijn begrensd, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de aldus gevormde rij beëindigen;

d. onder 'gestapeld' wordt verstaan een gebouw, dat uit meerdere naast elkaar en/of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen (appartementen) bestaat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.19 coffeeshop

een bedrijf dat tot hoofdzaak heeft het verstrekken van verdovende en/of hallucinerende stoffen voor consumptie al dan niet ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide kleine etenswaren en niet-alcoholische dranken;

1.20 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.21 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.23 mantelzorg

het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een op dat perceel wonende huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;

1.24 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.25 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak

publieksaantrekkend zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende

bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

1.26 seksinrichting

een gelegenheid waarin beroepsmatig of bedrijfsmatig voorstellingen en/of vertoningen van

hoofdzakelijk pornografische aard plaatsvinden, en/of verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk

goederen van pornografische en/of erotische aard plaatsheeft, en/of tegen vergoeding seksuele

diensten worden verricht dan wel bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot seksuele handelingen;

(30)

1.27 voorgevel

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw, indien een gebouw met meerdere gevels naar de weg is toegekeerd wordt de naar architectuur, indeling en/of uitstraling meest gezichtsbepalende gevel van een hoofdgebouw aangemerkt als voorgevel;

1.28 waterhuishoudkundige doeleinden

doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige

kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d.;

1.29 woning

een complex van ruimten, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, uitsluitend bedoeld voor

de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

(31)

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel, bouwvlak of aanduidingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd. De oppervlakte van zwembaden wordt niet meegerekend bij het bepalen van het bebouwingspercentage;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein.

2.7 peil:

de hoogte gemeten vanaf het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere

verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders

dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

(32)

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen;

b. een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.4.2.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Situering van bouwwerken

Voor de situering van bouwwerken geldt het volgende:

a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met inachtneming van het volgende:

1. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;

b. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat erkers aan de voorgevel van het hoofdgebouw zijn toegestaan met inachtneming van het bepaalde in sub 3.2.3;

c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn binnen het gehele bestemmingsvlak toegestaan.

3.2.2 Maatvoering van hoofdgebouwen

Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';

b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal wooneenheden niet meer bedragen dan aangegeven.

3.2.3 Maatvoering van bijbehorende bouwwerken

Voor bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

a. het bebouwingspercentage ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 50 %, tot een maximum van 50 m², met dien verstande dat:

1. indien op een bouwperceel een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is gerealiseerd, de bestaande oppervlakte geldt als maximum;

b. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag niet meer bedragen dan 3,2 m;

c. de bouwhoogte van aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken mag ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan 0,3 m boven de begane grondbouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 m;

d. voor erkers, balkons en entreepartijen aan de voorgevel van het hoofdgebouw geldt het volgende:

1. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 4 m²;

2. de maximale bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,2 m;

3. de maximale bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 1 m, gerekend vanuit de gevel waaraan gebouwd wordt;

4. voorzover de afmetingen van een bestaande, legaal gebouwde, bouwwerken reeds meer bedraagt geldt de bestaande maatvoering als maximum.

3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen buiten het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' mag niet meer bedragen dan 1 m;

b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelegen binnen het bouwvlak en de aanduiding 'bijgebouwen' mag niet meer bedragen dan 2 m;

c. in afwijking van het bepaalde in sub b geldt dat de bouwhoogte van pergola's niet meer mag

bedragen dan 2,75 m.

(33)

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Omgevingsvergunning kap vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 sub b, teneinde een vrijstaand bijbehorend bouwwerk met een kap toe te staan, mits voldaan wordt aan het volgende:

a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,2 m;

b. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;

c. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast.

3.3.2 Omgevingsvergunning oppervlakte vrijstaande bijbehorende bouwwerken i.g.v. sloop

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 sub a teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken te vergroten, indien bestaande, legaal gebouwde, vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gesloopt. Hierbij geldt het volgende:

a. 30 % van de oppervlakte van de gesloopte bijbehorende bouwwerken mag worden opgeteld bij de maximaal toegestane oppervlakte van 50 m², met dien verstande dat:

1. het bebouwingspercentage, zoals bedoeld in 3.2.3 sub b, niet meer mag bedragen dan 50 %;

2. in afwijking van het bepaalde in 3.2.3. sub c de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;

b. sloop van cultuurhistorisch waardevolle en monumentale panden is niet toegestaan;

c. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast;

d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

3.3.3 Omgevingsvergunning oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 sub a, teneinde een oppervlakte van maximaal 75 m² aan bijbehorende

bouwwerken toe te staan, mits voldaan wordt aan het volgende:

a. de omgevingsvergunning geldt uitsluitend voorzover het bouwpercelen betreft met daarop een woning in de bouwwijze 'twee-aaneen' en een minimale perceelsoppervlakte van 500 m²;

b. de stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving mag niet onevenredig worden aangetast;

c. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

3.4 Specifieke gebruiksregels 3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:

a. buitenopslag;

b. een publieksgerichte beroeps- of bedijfsactiviteit aan huis;

c. detailhandel;

d. bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;

e. aan het hoofdgebouw gebouwde bijbehorende bouwwerken voor een dakterras;

f. meer dan 15 m² aan bijbehorende bouwwerken voor het houden van dieren.

(34)

3.4.2 Niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen deze bestemming wordt het gebruik van ruimten binnen de woning en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

a. maximaal 45 % van het bruto-vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;

b. degene die de activiteiten uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;

c. de aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is ondergeschikt aan de woonfunctie;

d. uitsluitend is toegestaan een inrichting type a conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit).

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Omgevingsvergunning publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.2 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/ of bijbehorende bouwwerken voor een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

a. maximaal 45 % van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 45 m² mag worden gebruikt voor publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteiten aan huis;

b. degene die de activiteiten in de woning of het bijbehorend bouwwerk zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;

c. het gebruik blijft ondergeschikt aan de woonfunctie;

d. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd of in de directe omgeving, mits hierdoor geen overlast wordt veroorzaakt;

e. het gebruik mag geen ernstige hinder voor het woonmilieu opleveren en mag ook geen afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt.

3.5.2 Omgevingsvergunning mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder d en toestaan dat een vrijstaand bijbehorend bouwwerk wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. een dergelijke bewoning is aantoonbaar nodig vanuit een oogpunt van mantelzorg. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen vraagt het bevoegd gezag hieromtrent advies aan een

onafhankelijk terzake deskundige instantie;

b. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;

c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de vigerende regeling inzake bijbehorende bouwwerken;

d. er dient gebruik te worden gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bijgebouw, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijbehorend bouwwerk meer geschikt is;

e. de afhankelijke woonruimte dient te worden bewoond door degene(n) die de zorg nodig heeft/

hebben;

f. de voorziening dient te voldoen aan de eisen van het bouwbesluit;

g. zakenrechtelijke splitsing is niet toegestaan;

h. de afhankelijke woonruimte mag geen eigen perceelsontsluiting hebben;

i. parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met toepassing van artikel 2.12 eerste lid, onder a, sub 2 Wabo en artikel 4 1 van bijlage II van het Bor kunnen wij medewerking verlenen aan de bouw van de unit buiten het

De aanvraag heeft betrekking op het veranderen of veranderen van de werking en het in werking hebben van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder e van

Ten behoeve van het verlenen van ontheffing voor het verplanten van een boom dienen de volgende randvoorwaarden door de gemeente akkoord te zijn bevonden. De boom heeft

Bij het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de activiteiten binnen de inrichting moeten alle aanwezige stoffen en materialen, die uitsluitend aanwezig zijn vanwege de - te

van Leeuwen, Nastreek 5, 5754 RK te Deurne ontvangen om omgevingsvergunning te verlenen voor het verbouwen van een woning en het tijdelijk bewonen van een bijgebouw op het

Loomans, Maassingel 51, 5751 VK te Deurne ontvangen om omgevingsvergunning te verlenen voor het plaatsen van een tijdelijke woonunit op het perceel kadastraal bekend gemeente

14.5.1 Omgevingsvergunning publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken

[r]