• No results found

Bestemmingsplan De Regenboog Beuningen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bestemmingsplan De Regenboog Beuningen"

Copied!
62
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bestemmingsplan De Regenboog Beuningen

Gemeente Beuningen

(2)

Gemeente Beuningen

Bestemmingsplan De Regenboog Beuningen

Vestigingsadres:Schoenaker 10, 6641 SZ BeuningenPostadresPostbus 165, 6640 AD Beuningen Telefoonnummer024 - 675 23 56Emailadresinfo@burowaalbrug.nlWebsitewww.burowaalbrug.nl Rekeningnr. IBANNL98 RABO 0302 2351 59KvK Nummer58365524BTW NummerNL8530.06.453.B01

(3)
(4)

Inhoudsopgave

Toelichting 5

Hoofdstuk 1 Inleiding 6

1.1 Aanleiding 6

1.2 Ligging plangebied 6

1.3 Geldende plan 7

1.4 Leeswijzer 8

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie 10

2.1 Bestaande situatie 10

2.2 Toekomstige situatie 11

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving 16

3.1 Algemeen 16

3.2 Bestemmingsplan 18

Hoofdstuk 4 Beleidskader 20

4.1 Nationaal beleid 20

4.2 Provinciaal & regionaal beleid 22

4.3 Gemeentelijk beleid 24

4.4 Conclusie 27

Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten 28

5.1 Bodem 28

5.2 Geluid 29

5.3 Bedrijven en Milieuzonering 30

5.4 Luchtkwaliteit 32

5.5 Geur 32

5.6 Externe veiligheid 33

5.7 Waterhuishouding 35

5.8 Ecologie 38

5.9 Archeologie & cultuurhistorie 39

5.10 Leidingen 41

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 42

6.1 Economische uitvoerbaarheid 42

6.2 Overleg 42

6.3 Inspraak 42

6.4 Zienswijzen 42

Bijlagen toelichting (in extern bijlagenboek)

Bijlage 1 Bodemonderzoek Bijlage 2 Akoestisch onderzoek Bijlage 3 Waterhuishouding

Bijlage 4 Verkennend archeologisch onderzoek Bijlage 5 Proefsleuvenonderzoek

(5)

Regels 43

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 44

Artikel 1 Begrippen 44

Artikel 2 Wijze van meten 48

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 49

Artikel 3 Wonen 49

Artikel 4 Waarde - Archeologie 1 53

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2 55

Hoofdstuk 3 Algemene regels 57

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel 57

Artikel 7 Algemene bouwregels 57

Artikel 8 Algemene gebruiksregels 58

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels 58

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 59

Artikel 10 Overgangsrecht 59

Artikel 11 Slotregel 60

(6)
(7)

Toelichting

(8)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente heeft recentelijk de ontwikkellocatie De Regenboog aan de Dorpssingel/Schoolstraat in Beuningen verkocht. Op 1 december tekenden de gemeente en projectontwikkelaar Jansen

Bouwontwikkeling uit Wijchen de koopovereenkomst. Vroeger stond op deze plek de Regenboogschool.

Jansen Bouwontwikkeling ontwikkelt op locatie De Regenboog een plan voor de realisatie van maximaal 14 wooneenheden. Het plan bestaat uit een appartementengebouw aan de zijde van de Schoolstraat met maximaal 13 wooneenheden en 1 vrijstaande woning aan de zijde van de Dorpssingel of 12 appartementen en twee halfvrijstaande woningen. Daarnaast komt er een

"ommetje" als doorsteek tussen de Schoolstraat en Dorpssingel richting De Alde Steeg.

Het bouwplan past niet geheel in de geldende beheersverordening. Om het plan te realiseren is het noodzakelijk een nieuw bestemmingsplan vast te stellen.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen in het historische deel van de kern Beuningen, ten noorden van het kernwinkelgebied. Onderstaande afbeeldingen tonen globaal de ligging van het plangebied in de omgeving. Het plangebied is gelegen tussen de Schoolstraat en de Dorpssingel. Aan de zuidzijde wordt het begrensd door de achtergrens van percelen die aan het Kerkplein zijn gelegen. Aan de noordwestzijde is de Sint Corneliuskerk met begraafplaats aanwezig, met ten oosten daarvan een woning. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding.

(9)

Globale begrenzing plangebied

1.3 Geldende plan

Voor het plangebied geldt de 'Beheersverordening Centrum Beuningen', zoals op 3 juni 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad van Beuningen. Ter plaatse van het plangebied is de bestemming 'Wonen' opgenomen. Voorts zijn in het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' en de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 400 m' van toepassing. Navolgend een

uitsnede van de Illustratie van de beheersverordening, waarin tevens de globale begrenzing van het plangebied is weergegeven.

(10)

Uitsnede Illustratie Beheersverordening Centrum Beuningen (rode lijn betreft globale begrenzing plangebied)

Op de Illustratie is een ruim bouwvlak opgenomen, met daarbinnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1'. Conform de regeling is het mogelijk om binnen deze aanduiding uitsluitend 2 vrijstaande woongebouwen te realiseren binnen het bouwvlak, met inachtneming van het volgende:

de maximale bebouwde oppervlakte mag per woongebouw niet meer bedragen dan 200 m²;

het aantal bouwlagen mag niet meer bedragen dan 2, met kap.

1.4 Leeswijzer

Het bestemmingsplan bestaat uit meerdere onderdelen: een verbeelding waarop de bestemmingen in het plangebied zijn aangegeven en regels waarin de bepalingen voor de op de verbeelding vermelde bestemmingen zijn opgenomen. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de achtergronden van het bestemmingsplan zijn beschreven. De verbeelding vormt samen met de regels het juridische bindende deel van het bestemmingsplan. In de toelichting worden de keuzes die in het bestemmingsplan worden gemaakt nader gemotiveerd en verantwoord. De toelichting kan globaal opgedeeld worden in vier delen.

Inleiding en gebiedsvisie

In hoofdstuk 1 zijn de aanleidingen en het kader voor de planherziening beschreven. Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie van het plangebied.

Juridische planbeschrijving

In hoofdstuk 3 wordt de juridische planopzet beschreven. Doel is een nadere onderbouwing te geven wat met het plan wordt beoogd en hoe de instrumenten regels en verbeelding hierbij worden

gehanteerd.

Verantwoording

Hoofdstukken 4 en 5 geven de achtergronden, toelichting en motivatie op de gemaakte keuzen weer die uiteindelijk hebben geleid tot de uitgewerkte planopzet. In dit planonderdeel worden onder meer het (beleids)kader en de milieuaspecten uiteengezet.

(11)

Uitvoerbaarheid

Het laatste deel (hoofdstuk 6) gaat in op de financieel-economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

(12)

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied is gelegen in het historische deel van de kern Beuningen, gelegen tussen het winkelgebied en de Van Heemstraweg. Dit gebied is organisch gegroeid en heeft een divers bebouwingsbeeld (in tegenstelling tot de planmatige opzet van de naoorlogse gebieden in Beuningen). De aanwezigheid van winkels, horeca, kerken, kantoren, dienstverlening en (zorg)woningen geven de omgeving van het plangebied een gemengd karakter.

Aan de oostzijde is het plangebied aan de Schoolstraat gelegen, de verbinding tussen de Van Heemstraweg en het kernwinkelgebied (en via de Amaliastraat naar de Burgemeester Gerardtslaan).

De Schoolstraat heeft een breed profiel met ruime parkeervoorzieningen aan de zijde van het plangebied. Ten zuiden van het plangebied zijn langs de Schoolstraat appartementen gerealiseerd met een klassiek uiterlijk en ten noordoosten staat een vrijstaande woning.

Bebouwingsbeeld Schoolstraat (1), straatbeeld Dorpssingel (2), zicht op plangebied vanaf de Schoolstraat (3),

Aan de westzijde grenst het plangebied aan de Dorpssingel. Deze is onderdeel van de historische structuur van de kern, wat zichtbaar is aan de aanwezige bebouwing. Ook heeft deze straat een meer besloten karakter ten opzichte van de Schoolstraat. De Sint Corneliuskerk is hierin uiteraard een markant element. Het meer beslotener karakter komt verder tot uiting door het smallere profiel, doordat bebouwing aan de openbare ruimte staat, alsmede de bomenrij en tuinmuur aan de zijde van het plangebied. Tussen de Sint Corneliuskerk en het plangebied is de begraafplaats gelegen. Ten westen van de Dorpssingel vindt nieuwbouw plaats ten behoeve van zorgcentrum De Alde Steeg.

Ten zuidwesten van de locatie is op de hoek Dorpssingel-Kerkplein een historische boerderij aanwezig. Direct ten zuiden van het plangebied (ten oosten van de hiervoor genoemde boerderij) is de Protestantse kerk met pastorie gelegen. De bebouwing is straatgericht.

(13)

In het plangebied was voorheen de Regenboogschool gevestigd. De bebouwing en het schoolplein zijn niet meer aanwezig, het terrein ligt braak. Hierdoor vormt het een onderbreking van de aanwezige stedenbouwkundige structuur. Het plangebied heeft door de aanwezige volwassen bomen in de randen en de ruime tuinen van de nabijgelegen grote percelen een duidelijke groene omranding.

2.2 Toekomstige situatie

2.2.1 Randvoorwaarden

In het kader van de planvorming zijn uitgangspunten en randvoorwaarden opgesteld, deze zijn in onderstaande afbeelding weergegeven.

Randvoorwaarden

(14)

Doordat de ruimtelijke karakteristiek van de Schoolstraat anders is dan die van de Dorpssingel, is het mogelijk om het plangebied als 2 afzonderlijke percelen te ontwikkelen. Via de noordgrens van het plangebied wordt het mogelijk een "ommetje" tussen de Schoolstraat en de Dorpssingel te maken.

Aan de westzijde sluit deze aan op de inrit van De Alde Steeg. Langs de bebouwing zal zicht mogelijk blijven op de kerk.

Voor zover bomen aanwezig zijn op het terrein, worden deze zoveel als mogelijk gehandhaafd.

Gecombineerd met het bestaande groen op de omliggende percelen, ontstaat zo een groene

omkadering. Daar waar bomen gekapt moeten worden zal gedeeltelijk herplant plaatsvinden. Tussen de begraafplaats en de bebouwing wordt conform de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' voldoende afstand bewaard, zie ook 5.3.2. Op het terrein worden voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd.

2.2.2 Ruimtelijk concept

Vervolgens zijn de randvoorwaarden uitgewerkt in een ruimtelijk concept, zie onderstaande afbeelding.

Ruimtelijk concept

(15)

Het plangebied kenmerkt zich door een groene uitstraling door de omvang van bebouwing in relatie tot de grootte van en de beplanting op de percelen. De percelen zijn duidelijk afgebakend. De bebouwing is zowel op de Schoolstraat als de Dorpssingel gericht, passend binnen de

omgevingskarakteristiek. Binnen het aanwezige groene raamwerk van de omliggende percelen kunnen zo 2 'nieuwe' velden worden toegevoegd. De bebouwing hierop is evenals de bestaande bebouwing in de omgeving solitair van karakter en heeft een eigen identiteit. De bebouwing bestaat op beide locaties uit één (samengesteld) volume. De bestaande groenstrook voor de appartementen aan de Schoolstraat (nr's 10-12e) wordt visueel doorgezet, waardoor het groene karakter behouden blijft. De beplanting op de erfgrenzen, met name langs het kerkhof, blijft zoveel als mogelijk behouden danwel hersteld. De leibomen langs de Dorpssingel blijven gehandhaafd, waardoor het straatbeeld in stand blijft. Parkeren kan aan de binnenzijde van het terrein plaatsvinden.

2.2.3 Inrichtingsschets

Om een beeld te schetsen van de ruimtelijke mogelijkheden, is het ruimtelijk concept vertaald in een inrichtingsvoorstel. Nadrukkelijk moet hierbij vermeld worden dat deze niet per definitie het te realiseren eindbeeld vormt, maar biedt wel de basis c.q. denkrichting voor de verdere ontwikkeling van het bouwplan en de regeling zoals opgenomen in dit bestemmingsplan. Nieuwe beplanting (bomen, hagen en struiken) zullen zoveel mogelijk in overleg met de gemeente en omwonenden worden aangeplant.

Inrichtingsvoorstel

Tussen de begraafplaats en het achter-terrein van het bouwplan (parkeerplaats en ommetje) wordt de bestaande aanplant uitgebreid en de groene overgang versterkt. Alle parkeerplaatsen zijn gelegen op het achter-gebied tussen de Schoopstraat en de Dorpssingel. De ontsluiting van het parkeerterrein vindt plaats vanaf de Schoolstraat. De Schoolstraat wordt hiermee ook verbonden met de Dorpssingel en hierdoor ontstaat een “ommetje” en de kans om de kerk en omgeving ook vanuit het binnengebied te beleven.

(16)

2.2.4 Architectonische uitwerking

Het plan bestaat uit een appartementencomplex aan de zijde van de Schoolstraat en een vrijstaande woning aan de Dorpssingel.

Appartementen

Het nieuwe appartementen gebouw wordt evenals de nabijgelegen appartementen in dezelfde rooilijn gebouwd, waardoor een ruime afstand tot de openbare weg ontstaat. Vanuit de Schoolstraat is vanuit verschillende standpunten de rooms katholieke kerk met zijn hoge torenspits zichtbaar (zie 3d impressie). Door de stevige beplanting ontstaat een overgang met de appartementen, waardoor privacy van de begane grond woningen is gewaarborgd. De bouwhoogte van het

appartementencomplex gaat uit van maximaal 2 lagen met een deels teruggelegen 3elaag en een kap. Omdat het bouwplan nog niet definitief is, wordt in het bestemmingsplan alleen de maximale bouwhoogte vastgelegd. Hierdoor bestaat in de uitwerkingsfase nog enige flexibiliteit om tot een optimaal passend ontwerp te komen.

Impressie appartementen Schoolstraat (bron: Frank Willems architecten bna)

De nieuwe bebouwing is geleed in twee volumes, zodat aansluiting wordt gevonden bij de schaal van de omliggende bebouwing. De entree en de ontsluiting zijn gelegen tussen de beide bouwmassa's.

Aan beide zijden is het gebouw toegankelijk voor bewoners en bezoek. Alle woningen zijn zo georiënteerd dat er voor ieder appartement sprake is van een optimale bezonning. De twee

bouwvolumes zijn op zichzelf, zowel horizontaal als verticaal duidelijk geleed, om aan te sluiten bij de naastgelegen bebouwing. De geleding, de toepassing van hoogwaardige materialen (baksteen, metalen dakbedekking met roeven en buitengevelstucwerk) en de grote dak-overstekken geven het gebouw een eigen identiteit. Op de verdiepingen zijn grote balkons en terrassen ontworpen die een duidelijk onderdeel zijn van de geleding van de gevels en de architectonische uitstraling die past binnen de dorpse bebouwing van Beuningen.

Beide bouwmassa's worden afgedekt met een flauw hellend dak dat aansluit op de bebouwing met hellende daken in de directe omgeving. Vanwege de flauwe helling wordt het dak afgewerkt met een bedekking van kalzip met roeven, refererend naar de zinken daken. Het tussenliggende bouwdeel met trappen en lift wordt afgedekt met een plat dak. Vanuit het trappenhuis worden de woningen van het rechter bouwblok ontsloten middels een korte galerij aan de achterzijde. De galerijen worden uitgevoerd in hout en staal.

(17)

Woning(en) Dorpssingel

De woning(en) aan de zijde van de Dorpssingel krijgt een bouwhoogte van maximaal 2 lagen met een kap. De te realiseren bebouwing sluit aan op de schaal en karakteristiek van de omgeving. De

woning(en) krijgt (krijgen) een uitstraling van een villa, met aandacht voor de monumentale omgeving waarin het komt te staan. Het parkeren vindt plaats op eigen terrein.

2.2.5 Parkeren

Parkeren voor de appartementen vindt plaats aan de achterzijde, hiertoe wordt een inrit op de Schoolstraat aan de noordzijde van het plangebied aangelegd. De parkeervoorziening loopt in westelijke richting door in een voetpad, wat gecombineerd het eerder genoemde "ommetje" mogelijk maakt. De vrijstaande woning of tweekapper aan de Dorpssingel krijgt (krijgen) een eigen inrit aan de zijde van deze straat. Parkeren vindt plaats op eigen terrein.

Voorzien moet worden in voldoende parkeerplaatsen. Het parkeren vindt in principe plaats op eigen terrein. Het bezoekersparkeren kan daarbij eventueel in de openbare ruimte plaatsvinden.

In het appartementengebouw worden maximaal 13 wooneenheden gerealiseerd. Voor de appartementen geldt een parkeernorm van 1,7 pp/woning (incl. bezoekersparkeren). De parkeerbehoefte is daarmee:

13 x 1,7 = 22,1 parkeerplaatsen.

Voor de vrijstaande woning of tweekapper aan de zijde van de Dorpssingel geldt dat op eigen terrein 2 parkeerplaatsen worden aangelegd. Hiermee wordt voldaan aan de parkeernorm (incl.

bezoekersparkeren).

In het plangebied worden totaal 25 parkeerplaatsen aangelegd, waarmee voldaan wordt aan de parkeernorm en ook enige flexibiliteit in het gebruik mogelijk is.

(18)

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving

3.1 Algemeen

Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en regels en is voorzien van een toelichting. De regels en verbeelding vormen het juridisch bindende deel, terwijl de toelichting geen juridische binding heeft, maar moet worden beschouwd als handvat voor de uitleg en de onderbouwing van de opgenomen bestemmingen. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding heeft een rol voor toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.

In deze paragraaf worden de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet. De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de

overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de SVBP2012, de Wabo en andere bestemmingsplannen van de gemeente Beuningen. Voor het bouwen is verder het Besluit omgevingsrecht (Bor) van belang. In de Bor zijn onder andere regels voor vergunningvrije bouwwerken opgenomen.

Hieronder wordt de opbouw en dergelijke van de regels kort toegelicht.

3.1.1 Inleidende regels Begrippen

In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen.

Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.

Wijze van meten

Om op een eenduidige manier afstanden, oppervlakten en inhoud van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

Bestemmingsregels

In het tweede hoofdstuk komen de bestemmingen aan de orde.

(19)

3.1.2 Opbouw bestemmingen Bestemmingsomschrijving

Bevat de omschrijving van de doeleinden die met de bestemming aan de grond worden toegekend.

Hierbij gaat het in beginsel om een beschrijving van de aan de grond toegekende functies zoals bedrijven, wonen, centrum etc. De aard van de toegelaten inrichtingen van gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies.

Bouwregels

In de bouwregels worden voor alle hoofdgebouwen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de van toepassing zijnde bouwregels gesteld. Waar en met welke maatvoering mag worden gebouwd, wordt hier vastgelegd. Indien mogelijk wordt verwezen naar bouwvlakken en aanduidingen op de verbeelding.

Specifieke gebruiksregels

In dit onderdeel kan worden aangegeven welke vormen van gebruik men in ieder geval strijdig acht met de bestemming. Het is niet de bedoeling alle mogelijke strijdig gebruiksvormen te noemen, maar alleen die, waarvan het niet op voorhand duidelijk is dat deze in strijd zijn met de bestemming. Het gaat hierbij in feite om een aanvulling op de doeleindenomschrijving.

Afwijken van de bouwregels

In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde bouwregels.

Afwijken van de gebruiksregels

In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde gebruiksregels.

3.1.3 Algemene regels Anti-dubbeltelbepaling

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels

Deze bepaling bevat algemene regels omtrent ondergronds bouwen en ondergeschikte bouwdelen.

Algemene gebruiksregels

In deze regeling is opgenomen dat voldoende parkeergelegenheid moet worden gerealiseerd, rekening houdende met de in dit artikel opgenomen parkeernormen.

Algemene aanduidingsregels

In de aanduidingsregels is de molenbiotoop die geldt voor molen De Haagh opgenomen, zie ook 3.2.

(20)

3.1.4 Overgangs- en slotregels Overgangsrecht

Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een bouwvergunning is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bouwregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een

omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingsbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel

Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

3.2 Bestemmingsplan

Het bestemmingsplan kent 1 bestemming, 2 dubbelbestemmingen en 1 gebiedsaanduiding.

Hieronder volgt in het kort een beschrijving van de bestemmingen.

Wonen

De gronden binnen “Wonen” zijn bestemd voor de woningen binnen het plangebied. De

bestemmingsregeling sluit aan bij de standaardregeling in de gemeente Beuningen. Om het 'ommetje' mogelijk te maken zijn in de bestemmingsomschrijving tevens paden toegestaan.

Bouwwijze

Op de verbeelding is aangeduid of binnen de bouwvlakken vrijstaande woningen, een halfvrijstaande woning (twee-aaneen) of gestapelde woningen (appartementen) zijn toegestaan.

Maximum aantal wooneenheden

Per bouwvlak is een maximum aantal wooneenheden opgenomen op de verbeelding. In de regels is opgenomen dat het totaal aantal woningen niet meer dan 14 mag bedragen.

Goot- en bouwhoogte

De maximale goot- en bouwhoogte voor woningen is aangegeven in het bouwvlak door middel van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' .

Situering gebouwen

Omdat het bestemmingsplan ontwikkelingsgericht is, is gekozen voor globale situeringsvereisten. Per bestemmingsvlak is een bouwvlak opgenomen. De bouwvlakken zijn zodanig opgenomen, zodat bij de nadere planuitwerkingen nog flexibileit aanwezig is voor het bepalen van de exacte situering van de woongebouwen. Zo kan optimaal op specifieke wensen of marktomstandigheden worden aangesloten.

Bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) zijn binnen het bouwvlak toegestaan. De oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken is gemaximeerd op 50 m2. Erkers e.d. zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan. In de regels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om op percelen bij vrijstaande en twee-aaneengebouwde woningen met een oppervlakte van meer dan 500 m² een maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken van 80 m² toe te staan. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn in afwijking van deze regeling bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte van 225 m2en een maximale hoogte van 3 m toegestaan. Dit betreft een regeling om ter plaatse van deze parkeerplaatsen behorende bij de appartementen carports te realiseren.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als uitgangspunt gehanteerd dat deze op het gehele bouwperceel zijn toegestaan. De maatvoering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is gerelateerd aan de ligging. Binnen het bouwvlak mag deze niet meer bedragen dan 2,0 m, hierbuiten maximaal 1,0 m. In afwijking van het voorgaande geldt dat de bouwhoogte van pergola's maximaal 2,75 m mag bedragen.

(21)

Voorwaardelijke verplichting

Met de herontwikkeling van deze locatie hecht de gemeente er waarde aan dat er een openbaar toegankelijk pad wordt gerealiseerd tussen de Schoolstraat en de Dorpssingel. De realisatie en instandhouding hiervan is opgenomen in een zogenaamde 'voorwaardelijke verplichting'.

Waarde - Archeologie 1 en 2 (dubbelbestemmingen)

In het plangebied zijn 2 dubbelbestemmingen opgenomen, te weten 'Waarde - Archeologie 1' en 'Waarde - Archeologie 2'. Deze dubbelbestemmingen hebben tot doel om de archeologisch

aanwezige c.q. te verwachten waarden in de bodem te beschermen. Daarbij is een regeling voor de omgevingsvergunning opgenomen: hierin worden bepaalde werken en/of werkzaamheden

omgevingsvergunningsplichtig gesteld (inclusief enkele uitzonderingen). Bij de beoordeling van de vraag of en in welke mate bepaalde werken en/of werkzaamheden toelaatbaar worden geacht, gelden enkele maatstaven. Werken en werkzaamheden die geen verband houden met de beoogde

doeleinden, of die onevenredig afbreuk doen aan de beoogde waarden en kwaliteiten zijn

ontoelaatbaar. De aanvaardbaarheid van werken of werkzaamheden, die wel verband houden met (één van) de beoogde doeleinden, is afhankelijk van de mate waarin deze werken en/of

werkzaamheden afbreuk doen aan de overige doeleinden binnen de desbetreffende bestemming.

Bij (bouw)werkzaamheden met een in de dubbelbestemming weergegeven omvang dient de initiatiefnemer te onderzoeken of er bijzondere archeologische waarden voorkomen. Het verschil tussen deze dubbelbestemmingen is dat 'Waarde - Archeologie 1' een beschermingsregime regelt ten aanzien van aanwezige waarden en 'Waarde - Archeologie 2' voor een hoge verwachtingswaarde.

vandaar dat in 'Waarde - Archeologie 2' een ondergrens van 100 m2is opgenomen. Daarbij is een uitzondering mogelijk indien uit beschikbare informatie blijkt dat geen sprake is van archeologische waarden.

Vrijwaringszone - Molenbiotoop (algemene aanduiding)

In de algemene aanduidingsregels is een bepaling opgenomen voor de molenbiotoop van molen 'De Haag'. Zoals in 5.9.2 is weergegeven vormt de herontwikkeling van het plangebied geen belemmering voor de windvang van de molen. De aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 400 m ' heeft in voorliggend bestemmingsplan dan ook alleen een indicatieve functie.

(22)

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Nationaal beleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

Per 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Een van de centrale uitgangspunten is de scheiding tussen beleid en normstelling. Het beleid wordt in eerste aanzet vormgegeven in een structuurvisie en is juridisch alleen nog bindend voor de rijksoverheid. Naast integraal planologisch beleid, kunnen bij Algemene Maatregel van Bestuur regels worden gesteld omtrent bestemmingsplannen. De algemene regels bewerkstelligen dat nationale ruimtelijke belangen doorwerken tot op lokaal niveau, in die zin dat respectievelijk provinciale inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen daarop moeten worden afgestemd.

De kaders van het nieuwe rijksbeleid zijn opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die op 13 maart 2012 door de Minister van I&M is vastgesteld. In de SVIR schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland

concurrerend, bereikbaar en veilig worden. De structuurvisie gaat uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Dit betekent dat de verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid meer bij provincies en gemeenten komen te liggen. Het Rijk zal zich alleen bezig houden met de zaken die prioriteit hebben. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.

De structuurvisie is juridisch vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), zie 4.1.2.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Kern van de Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vóóraf kenbaar maken en aangeven langs welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het rijk en provincies bemoeien zich voortaan uitsluitend met wat daadwerkelijk van nationaal respectievelijk van provinciaal belang is. Ook moeten rijk en provincies duidelijk maken of de borging van een belang gevolgen heeft voor ruimtelijke besluitvorming door provincies en gemeenten.

Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening

noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 deels in werking

getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. In het Barro, ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

Inhoudelijk gaat het om nationale belangen die samenhangen met het beschermen van ruimtelijke functies, zoals natuur in de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), of met het vrijwaren van functies. Dat betekent dat de AMvB regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden. Daarnaast kan zij aan de gemeente opdragen in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

(23)

Ladder voor duurzame verstedelijking

De in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geïntroduceerde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Barro opgenomen, alsmede als procesvereiste vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De 'ladder voor duurzame verstedelijking' heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en overprogrammering op regionaal niveau te voorkomen. De ladder bestaat uit drie treden (de 3 B's):

1. Behoefte: voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte waarin nog niet elders in de regio is voorzien? Het kan zowel om een kwantitatieve als een kwalitatieve behoefte gaan.

2. Binnen- of buitenstedelijk: indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, dan moet worden beoordeeld of deze in bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden gerealiseerd, eventueel door benutting van beschikbare gronden, herontwikkeling of transformatie van bestaande locaties.

3. Bereikbaarheid met meerdere modaliteiten: indien gekozen moet worden voor een locatie buiten het stedelijke gebied, dan gaat de voorkeur uit naar een plek die (in de toekomst) bereikbaar is via verschillende vervoerswijzen.

In het kader van de duurzame ladder wordt ten aanzien van de definitie van bestaand stedelijk gebied de definitie uit de Bro gehanteerd: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.”

De toepassing van de ladder betekent voor het plangebied:

1. In regionaal verband is een bovengrens voor het aantal te bouwen woningen bepaald en heeft de gemeente een keuze gemaakt voor te realiseren projecten. De oorspronkelijke taakstelling voor de gemeente Beuningen (vastgelegd in het Regionaal Plan) betrof de bouw van circa 2.000 woningen tot 2020. In het licht van de afnemende bevolkingsgroei, de veranderende economie, een dreigend eenzijdig aanbod en overaanbod van woningen voor gezinnen en een sterke regionale concurrentie, is deze taakstelling opnieuw vastgesteld. Door de bouw van jaarlijks gemiddeld 70 woningen tot 2025 kan de huishoudenstoename in de gemeente opvangen worden.

Het accent ligt op Beuningen en Ewijk. Alleen bij ontwikkelingen die anders lopen dan verwacht (vertraging) of bij bijzonder goede initiatieven zal een andere afweging gemaakt kunnen worden.

Deze herijking is in regionaal verband afgestemd. Met dit bestemmingsplan wordt slechts een beperkt aantal woningen (13 appartementen en één vrijstaande woning of 12 appartementen en een tweekapper) mogelijk gemaakt. Bovendien is het ter plaatse reeds mogelijk woningen te realiseren. Met dit bestemmingsplan neemt de extra capaciteit niet of nauwelijks toe. In haar vooroverlegreactie (2015-008553, 14 juli 2015) heeft de provincie dan ook aangegeven dat het regionale woningbouwprogramma voor deze locatie voor 13 woningen "op groen" staat

(stoplichtmodel). De provincie gaat er dan ook van uit dat de extra woning gesaldeerd zal worden met een andere locatie. De provinciale afdelingen hebben geconstateerd dat er, gelet op de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening, in het voorontwerp geen provinciale belangen aan de orde zijn, anders dan de woningbouwafspraken. Zij zien daarom geen reden hierover advies uit te brengen.

2. De locatie betreft een locatie in het historische deel van Beuningen en is braakliggend. Ter plaatse is de realisatie van woningen reeds toegestaan. Het plangebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied.

3. Aangezien het plangebied een inbreidingslocatie betreft, is deze trede niet meer aan de orde.

Gezien de ligging in het centrum nabij de Van Heemstraweg, is de locatie echter goed bereikbaar met de auto, langzaam verkeer en het openbaar vervoer.

De ontwikkeling is passend binnen de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'.

4.1.3 Conclusie

In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

(24)

4.2 Provinciaal & regionaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie

Op 14 januari 2014 stelde het college van Gedeputeerde Staten de Omgevingsvisie en de

bijbehorende Omgevingsverordening vast. In de Omgevingsvisie staan de hoofdlijnen van het beleid en in de Omgevingsverordening de regels. Het Waterplan, het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan, het Streekplan, het Milieuplan en de Reconstructieplannen zijn herzien en samengebracht in de nieuwe Omgevingsvisie. Provinciale Staten hebben de Omgevingsvisie in hun vergadering van 9 juli 2014 vastgesteld. De Omgevingsverordening is op 24 september vastgesteld. De Omgevingsvisie en -verordening zijn beiden op 18 oktober 2014 in werking getreden.

De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

1. een duurzame economische structuur;

2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Ruimte in kleinere kernen en vrijgekomen bebouwing in het landelijk gebied kan worden benut voor wonen en nieuwe economische dragers en als versterking van de vitaliteit van het landelijk gebied. Bij de nadere invulling van de uitgangspunten wordt ruimte gelaten voor lokale of regionale initiatieven door gemeenten of regionale samenwerkingsverbanden. Bouwprogramma's voor nieuwe woningen zijn daarbij in regionaal verband afgestemd. Waar mogelijk kan lokaal maatwerk worden geleverd.

De strategie van de provincie om de doelen van 'duurzame economische structuurversterking' en 'een gezonde en veilige leefomgeving' te bereiken wordt gevoed door het besef dat stad en land elkaar nodig hebben. De provincie gaat voor:

sterke steden, van belang voor toekomstige aantrekkingskracht, waar kennis zich samenbalt en waar veel jongeren naar toe trekken, waar ook nu al de meeste mensen wonen en werken;

een vitaal platteland, waar mensen inspelen op grote veranderingen, waar inwoners zich actief inzetten voor hun gezamenlijke toekomst, een platteland met een eigen economische kracht en een grote natuurlijke en landschappelijke waarde, waar kwaliteit en vitaliteit samen op gaan.

Als leidend principe hanteert de provincie de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. Dit houdt in dat in bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling moet worden aangegeven hoe met de ladder is omgegaan, zie ook 4.1.2. De provincie hanteert voor de bepaling van bestaand stedelijk gebied de definitie uit het Bro.

4.2.2 Omgevingsverordening

De omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking van het beleid uit de Omgevingsvisie in regels. van. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de

doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de

Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem.

Wonen

In tegenstelling tot de hiervoor geldende RVG zijn in de Omgevingsverordening geen

(woningbouw)contouren en zoekzones opgenomen. Dit verstedelijkingsbeleid is vervangen door de toepassing van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. In lijn met de Omgevingsvisie is het derhalve mogelijk lokaal maatwerk te leveren.

(25)

Ten aanzien van 'Wonen' is in artikel 2.2.1.1 opgenomen dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma voor de betreffende regio successievelijk het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Regionaal Programma Wonen, zie ook 4.1.2.

Molenbiotoop

Binnen de kern Beuningen is de standerdmolen 'De Haag' gelegen. Ten behoeve van het waarborgen van de windvang van deze molen is in het bestemmingsplan Kern Beuningen een

beschermingsregeling opgenomen, die is afgestemd op de bepalingen uit de (ingetrokken) Molenverordening Gelderland en de bijbehorende Uitvoeringsregeling. Met het regelen van de molenbiotoop wordt tevens voldaan aan het bepaalde in de Omgevingsverordening. In artikel 2.8.2.1 onder 1 is opgenomen dat in bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen binnen een molenbiotoop geen nieuwe bebouwing danwel beplanting is toegestaan, tenzij in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat het functioneren van de molen door middel van windvang niet wordt beperkt. Hierbij is het begrip 'molenbiotoop' gedefinieerd als de 'omgeving van een molen gelegen binnen een straal van 400 m, gerekend vanaf het middelpunt van de molen'.

De bouwregels met betrekking tot de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken zijn in bestemmingsplan Kern Beuningen afgestemd op de algemeen gangbare molenbiotoopformule (www.molenbiotoop.nl), die voorheen opgenomen was in de ingetrokken Gelderse Molenverordening.

Deze luidt als volgt:

H(x) = X/n + c * z waarin:

H(x) = maximale toelaatbare hoogte van een obstakel op afstand x (in meters). De toelaatbare hoogte wordt gemeten vanaf het waterpasniveau van de begane grond of het maaiveld van de molen;

X = afstand van een obstakel tot de molen (in meters), het dichtsbijzijnde bouwvlak in de Hutgraaf is op 274 meter van de molen gelegen.

n = een constante, afhankelijk van de ruwheid van de omgeving en de maximaal toelaatbare windreductie. Hiervoor worden de volgende waarden gebruikt: 140 voor open, 75 voor ruw en 50 voor gesloten gebied.

c = een constante, afhankelijk van de maximaal toelaatbare windreductie, gewoonlijk met de waarde 0,2, zijnde de constante behorend bij een algemeen aanvaardbaar geachte

windsnelheidsreductie tot 95 %;

z = askophoogte (helft van lengte gevlucht + eventueel de hoogte van de belt, berg of stelling) Op basis van de informatie op basis van de Molenbiotoopinventarisatie Gelderland 2009 leidt het bovenstaande tot de volgende uitkomsten:

n: het gebied rondom de molen is aan te merken als een gesloten gebied, dus de ruwheidscoëfficiënt is 50;

c: constante = 0,2;

z: de vlucht van de molen is 22,5 m, dus de halve lengte is 11,25 m. De molen is op een molenberg gelegen, met een hoogte van 2,75 m. Dit betekent dat de askophoogte 11,25+2,75 m=14 m bedraagt.

Binnen een afstand van 100 m vanaf het middelpunt van de molen mogen er zich geen obstakels bevinden met een bouwhoogte die hoger is dan het onderste punt van de verticaal staande wiek (=

2,75 m boven maaiveld). De maximale bouwhoogte wordt gerelateerd aan de begane grond van de molen. Voor zover ter plaatse van een op te richten bouwwerk het maaiveld hoger respectievelijk lager is gelegen, dient de afstand van het maaiveld tot het onderste punt van de verticaal staande wiek in de maximale hoogte te worden verdisconteerd. Het maaiveld ter plaatse van de molen is 10,9 m +NAP.

(26)

Schematische weergave molenformule

In de praktijk resulteert de biotoopformule in open gebied ongeveer in de 1 op 100 regel. Dit betekent dat elke 100 meter verder van de molen het obstakel 1 meter hoger mag zijn. Slechts in een open polderlandschap is dit werkelijk haalbaar. Een te bouwen boerderij met een nokhoogte van 10 meter zou echter dan op ongeveer 1 kilometer van de molen moeten staan. De toepassing van de formule is een eerste benadering, die gevolgd moet worden door een preciezere beoordeling. In een stedelijk, gesloten gebied is een omrekening naar een dergelijke vuistregel bovendien niet mogelijk, doordat reeds sprake is van meerdere belemmerende factoren als aanwezige bebouwing, bomen e.d. Zoals blijkt in 5.9.2 is de ontwikkeling van het plangebied niet van invloed op de windvang van de molen.

Het bestemmingsplan is daarmee tevens passend in de Omgevingsvisie en -verordening van de provincie.

4.2.3 Regionaal Plan 2005 - 2020

De Stadsregio Arnhem – Nijmegen heeft in het Regionaal Plan de gemeenschappelijke

beleidsambities vastgelegd tot 2020. Gestreefd wordt naar een hoogwaardige regionale ontwikkeling van de Stadsregio als geheel. De Stadsregio wil zich verder ontwikkelen als een aantrekkelijke regio voor huishoudens, bedrijven en bezoekers. Het Regionaal Plan (alsmede de herijking hiervan: 'Van koers naar keuze: Integrale visie op de gebundelde kracht van stad en land', juni 2011) zet hiervoor de hoofdlijnen uit en biedt andere partijen aanknopingspunten om de komende jaren hieraan samen te werken. Ten aanzien van de woningbouwprogrammering zijn inmiddels actuelere regionale afspraken gemaakt, zie ook 4.1.2.

4.2.4 Conclusie

Het bestemmingsplan is passend in het provinciale en regionale beleid.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Strategische visie

In 2008 – 2009 is onderzoek gedaan naar de gewenste toekomst van de gemeente. Uit dit onderzoek is de strategische visie voorgekomen. In overleg met bewoners, ondernemers, ambtenaren en deskundigen heeft de gemeenteraad zes strategische hoofdlijnen bepaald:

1. De vier verschillende kernen en gemeenschappen zijn uitgangspunt;

2. De gemeente Beuningen wil een compacte, servicegerichte en ondersteunende organisatie zijn;

3. In de gemeente Beuningen kun je duurzaam wonen en leven;

4. De gemeente Beuningen is zuinig op het buitengebied;

5. De economische ontwikkeling van de gemeente Beuningen past binnen het landschappelijke karakter;

6. De gemeente Beuningen is sterk verbonden met de regio en biedt goede leef- en recreatieruimte.

(27)

Een belangrijke troef van de gemeente Beuningen in de regio is het zeer uiteenlopende aanbod aan woningen met een tuin. De gemeente stuurt al meer dan 20 jaar op de kwaliteit van leven die in deze regio zo hoog is. Wonen is dan ook de belangrijkste bijdrage aan de omringende regio. De sferen in de gemeente lopen uiteen van uitgesproken dorps in Winssen en Weurt, via het suburbaan en groeiend Ewijk tot het netwerkgewijze, meer kleinstedelijke klimaat van Beuningen.

De gemeente heeft steeds welwillend een bijdrage geleverd aan de uitbreiding van de woningvoorraad in de regio. Maar de gemeenschap hecht ook veel waarde aan zorgvuldige inpassing, organische groei en een behoedzame verandering die past bij de gemeenschappen. De vergrijzing en de ontgroening vragen om slimme toekomstbestendige investeringen in voorzieningen, door flexibele oplossingen en clustering van activiteiten. De kracht van de gemeenschap zal in sterke mate afhangen van het vermogen om de inwoners als vrijwilligers en mantelzorgers te betrekken bij het in stand houden van de voorzieningen, die fijnmaziger en kleinschaliger zullen worden.

De klimaatverandering vereist dat de uitstoot van CO2drastisch wordt teruggebracht en dat de inrichting klimaatbestendig wordt gemaakt. De gemeente wil de kwaliteit van de gemeente en de opgaven rondom duurzaamheid, met name op het gebied van wonen, een centrale rol geven. Dat betekent dat de gemeente meer wil doen dan wettelijk nodig is en haar eigen visie op kwaliteit van leven binnen de gemeente actief bewaakt en uitbouwt.

De gemeente Beuningen is en blijft vooral een woongemeente. Een belangrijke ontwikkeling is het verdwijnen van de scheiding tussen wonen en werken voor steeds meer mensen. De hoeveelheid bedrijven aan huis neemt gestaag toe; mensen werken meer thuis en recreëren meer op en rond hun werk. De provincie voorziet bovendien op termijn een forse afname van de beroepsbevolking; tot 2040 zelfs met meer dan 25 %. Grootschalig, industrieel ondernemen past niet meer in de gewenste identiteit van gemeente. Wel worden karakteristieken als (kleinschalig) initiatief, durf en

toekomstgerichtheid genoemd.

4.3.2 Structuurvisie

De gemeenteraad heeft de Structuurvisie Gemeente Beuningen vastgesteld op 8 mei 2012. De gemeente wil een groene en dynamische gemeente zijn. In essentie is het ruimtelijk beleid er op gericht om ruimte te geven aan dynamiek, waarbij de groene kwaliteiten van het gebied worden gerespecteerd en deze waar dat kan versterkt. Het motto ‘Groen en dynamisch’ wordt via zes kernambities verder uitgewerkt.

Ambitie II Beuningen woongemeente: gedoseerde groei, oog voor kwaliteit

Beuningen wil zich, binnen de regio, onderscheiden als woongemeente in een sterke groene setting.

Het streven is tweeledig. Enerzijds gaat de gemeente voor een gedoseerde groei van het aantal woningen, waarbij gedifferentieerd wordt gebouwd voor de juiste doelgroepen (senioren, starters, kleine huishoudens). De gemeente biedt een gevarieerd aanbod aan woonmilieus: landelijk, dorps en centrum-dorps wonen. Elke kern heeft een eigen karakter en de sociale structuur binnen de kern is een groot goed. Hiermee voegt Beuningen echt iets toe aan het regionale woningaanbod (vooral grootstedelijke milieus) en wordt geanticipeerd op de vraag uit de markt naar deze woonmilieus. De gemeente bouwt woningen om invulling te geven aan de eigen woningbehoefte. Anderzijds zet de gemeente in op de versterking van de kwaliteit van de bestaande bebouwing en omgeving.

De gemeente vindt het belangrijk dat er de komende jaren in iedere kern gebouwd wordt en dat daarbij sprake is van organische groei, passend bij de ontwikkeling van de kern. Geen grootschalige uitbreidingen, maar kleinschalige impulsen, passend bij de bestaande sfeer en identiteit. Daar waar mogelijk geeft de gemeente voorkeur aan inbreidingslocaties boven uitbreidingslocaties.

(28)

Hoofdopgaven Beuningen

In de kern Beuningen is de laatste jaren al veel geïnvesteerd. Daardoor kent de kern Beuningen op structuurniveau momenteel een beperkt aantal opgaven. De hoofdopgaven voor Beuningen zijn:

1. Aandacht voor cultuurhistorie

2. Versterken van de relatie met het omliggende landschap 3. Gebiedsopgave Asdonck

4. Herontwikkeling Hutgraaf, de vitale wijk 5. Afronding van het centrum

6. Evenemententerrein Beuningen

4.3.3 Woonvisie

De gemeenteraad heeft de woonvisie op 27 september 2011 vastgesteld. De woonvisie vormt een leidraad voor het toekomstige woningbouwprogramma van Beuningen. In de woonvisie is

aangegeven voor wie wordt gebouwd, aan welke woonmilieus wordt gedacht en globaal is aangegeven welke plekken voor woningbouw in aanmerking komen. Belangrijke items in de woonvisie zijn:

kwaliteit voor kwantiteit;

betaalbaarheid van de woningen;

duurzaamheid van de woningen;

sociale kwaliteit van het wonen en de woonomgeving;

aantrekkelijkheid van de fysieke woonomgeving;

wensen van de woonconsument centraal.

De kracht van de gemeente is het eigen karakter en de vitaliteit van de vier kernen. De bewoners waarderen het groen en dorps wonen nabij de grote stad. De gemeente is van mening dat zij met de schakering van landelijke, dorpse en centrum-dorpse woonmilieus een belangrijke functie in regionaal verband heeft, onder meer in aanvulling op de grootstedelijker milieus. De gemeente Beuningen wil de komende jaren met een actief woonbeleid haar kwaliteiten als woongemeente versterken. De gemeente werkt aan aantrekkelijke woonmilieus en vitale kernen en wijken en zet in op wonen voor verschillende doelgroepen. Uitgangspunt voor de aanpak per kern is een gedifferentieerde

bevolkingsopbouw die de vitaliteit van de kern of de wijk ten goede komt. De gemeente biedt een gevarieerd woningaanbod, zodat iedereen (oud en jong) die in Beuningen in de eigen wijk of kern wil (blijven) wonen een passend huis kan vinden, zowel economisch als qua leefstijl en levensfase.

Het toevoegen van nieuwe woningen is aanvullend op de bestaande voorraad en afgestemd op de demografische ontwikkeling van het dorp of de wijk. Woningbouw sluit aan bij de behoefte per kern.

De gemeente vindt het belangrijk dat er de komende jaren in iedere kern gebouwd wordt en dat daarbij sprake is van organische groei. Geen grootschalige uitbreidingen, maar kleinschaliger

impulsen, passend bij de bestaande sfeer en identiteit van de kern. Waar mogelijk geeft de gemeente de voorkeur aan een inbreidingslocatie boven een uitbreidingslocatie, maar woonmilieu en doelgroep bepalen mede de keuze. Gemiddeld worden per jaar 80 woningen gerealiseerd (in de meeste recente subregionale afspraken zijn deze aantallen bijgesteld tot jaarlijks gemiddels 70 woningen tot 2025), waarbij de nadruk op Beuningen en Ewijk wordt gelegd. De herijking van het woningbouwprogramma is in regionaal verband afgestemd en ook vertaald in de regionale Verstedelijkingsvisie 'Van Koers naar Keuze'.

Er moeten dus voldoende woningen zijn, van de juiste kwaliteit en prijs. De gemeente heeft een indicatief woningbouwprogramma dat uitgangspunt is voor de nieuwbouw. Dit programma is

dynamisch, zodat het bijgesteld kan worden als er nieuwe kansen, ontwikkelingen of tegenvallers zich voordien. Als gevolg van vergrijzing en ontgroening neemt de vraag naar seniorenwoningen,

goedkope koopwoningen en woonzorgvormen toe. Het aantal één- en- tweepersoonshuishoudens boven de 65 jaar zal de komende twintig jaar verdubbelen. In het programma legt de gemeente het accent op die groepen die binnen haar verantwoordelijkheid valt, namelijk senioren, zorgvragers, starters, lage inkomens en bijzondere doelgroepen. Daarnaast zit er in het programma nog voldoende ruimte (55-65%) waarbinnen ontwikkelaars de vrijheid hebben om plannen te ontwikkelen die

aansluiten op andere woonvragen. Binnen het programma is ook ruimte voor de woningcorporatie voor het maken van de gewenste kwaliteitsslag van haar huurwoningenvoorraad. De gemeente gaat uit van de bouw van 30-35% sociale huurwoningen.

(29)

Beuningen is vanwege haar voorzieningenniveau aantrekkelijk voor senioren en zorgvragers. In het kader Wonen Welzijn en Zorg is aangegeven dat Beuningen gezien haar omvang 2

woonservicezones zou kunnen bevatten. Het is daarom wenselijk dat in en rondom het centrum van Beuningen woningen toegevoegd worden die geschikt zijn voor deze beide doelgroepen.

4.3.4 Conclusie

Dit bestemmingsplan is passend binnen het gemeentelijke beleid.

4.4 Conclusie

Dit bestemmingsplan is passend binnen het beleid van de verschillende overheden.

(30)

Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten

5.1 Bodem

5.1.1 Regelgeving

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een project rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden

vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). De Wet bodembescherming heeft betrekking op landbodems; waterbodems vallen onder de Waterwet. Op grond van de Woningwet en de Bouwverordening dient voor elke individuele bouwlocatie aangetoond te worden dat de bodem geschikt is voor de beoogde bebouwing, alvorens een bouwvergunning verleend kan worden.

Bij het opstellen van een bestemmingsplan is de vraag of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Dit is het zogenaamde stand still-beginsel. Het vaststellen van de bodemkwaliteit wordt bij het opstellen/wijzigen van een bestemmingsplan alleen van belang geacht voor de locaties waar ontwikkelingen gepland zijn (zoals functiewijzigingen, bouwen,

graven/ophogen). Bij nieuwe ontwikkelingen dient bekeken te worden of de bodemkwaliteit een belemmering op kan leveren voor de realisatie hiervan. Bijna altijd is het mogelijk om bodem geschikt te maken voor het gewenste gebruik. Het is echter mogelijk dat een plan financieel onuitvoerbaar wordt, bijvoorbeeld omdat de kosten van de sanering te hoog zijn. Bij een wijziging van de

bestemming of van de functie wordt een bodemonderzoek alleen noodzakelijk geacht wanneer deze wijziging tevens een gevoeligere bodemgebruiksvorm inhoudt (bijvoorbeeld van bedrijvigheid naar wonen).

5.1.2 Doorvertaling bestemmingsplan

In het kader van de herontwikkeling van het plangebied is een verkennend bodemonderzoek en verkennend asbestonderzoek uitgevoerd door (Klijn Bodemonderzoek, projectnummer 14KL343, 27 oktober 2014). De opzet van het onderzoek is gebaseerd op de Nederlandse norm voor verkennend bodemonderzoek (NEN 5740 en NEN 5725) en de Nederlandse norm voor asbestonderzoek (NEN 5707).

De locatie was in gebruik als basisschool welke inmiddels is gesloopt. Er zijn geen calamiteiten of voorgaande onderzoeken bekend van de locatie. Vanwege de historische locatie naast de kerk is het aannemelijk dat het reeds vele decennia bewoond en bebouwd is geweest. In de directe nabijheid is een bodemsanering uitgevoerd. De verontreiniging met zware metalen, olie en PAK op de hoek Schoolstraat/Kerkplein is in 2000 volledig ontgraven. De plannen hebben betrekking op de realisatie van enkele woongebouwen (de woonbestemming is reeds aanwezig op het perceel). Uit het

onderzoek blijken de volgende resultaten:

zintuiglijk zijn er bijmengingen met baksteen- en kooldeeltjes waargenomen.

in de mengmonsters van de boven- en ondergrond is een lichte verhoging met PCB aangetroffen.

in het grondwatermonster zijn xylenen (som) en cis/trans-1,2-dichloorethenen licht verhoogd aangetoond.

er is geen asbest aangetroffen.

Er zijn geen duidelijke oorzaken voor de aangetroffen lichte verontreiniging. Mogelijk houden ze verband met het eeuwenlange gebruik van het terrein of komen van nature verhoogd voor. De gemeten gehalten/concentraties in de bodem liggen onder de achtergrondwaarde of streefwaarde of overschrijden deze slechts in geringe mate en liggen beduidend beneden de interventiewaarden

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het  bevoegd  gezag  kan  een  omgevingsvergunning  verlenen  voor  het  afwijken  van  de  regels  van  dit  bestemmingsplan  voor  het  plaatsen  van 

Met toepassing van artikel 2.12 eerste lid, onder a, sub 2 Wabo en artikel 4 1 van bijlage II van het Bor kunnen wij medewerking verlenen aan de bouw van de unit buiten het

14.5.1 Omgevingsvergunning publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken

-dat Kindcentrum Regenboog een meldcode wenst vast te stellen zodat de beroepskrachten die binnen de organisatie werkzaam zijn weten welke stappen van hen worden verwacht bij

De aanvraag heeft betrekking op het veranderen of veranderen van de werking en het in werking hebben van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder e van

Ten behoeve van het verlenen van ontheffing voor het verplanten van een boom dienen de volgende randvoorwaarden door de gemeente akkoord te zijn bevonden. De boom heeft

Bij het geheel of gedeeltelijk beëindigen van de activiteiten binnen de inrichting moeten alle aanwezige stoffen en materialen, die uitsluitend aanwezig zijn vanwege de - te

- Op grond van de aanvraag en op grond van de artikel 2.1 lid 1 onder a, c en e, artikel 2.10 en artikel 2.12 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) wordt de