• No results found

De Haas, De eigenhandige dood (2014)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De Haas, De eigenhandige dood (2014)"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

IV

Anna de Haas. De eigenhandige dood op het Nederlands toneel 1670-1780. Hilversum:

Ver-loren, 2014. 224 pp. isbn: 9789087044244. € 22,–. Dit prachtig geïllustreerde werk geeft een over-zicht van de manieren waarop toneelpersonages zich van het leven benamen op het laatzeven-tiende- en achtlaatzeven-tiende-eeuwse toneel. Enerzijds werd in deze periode het theater beschouwd als een belangrijk middel om morele boodschap-pen over te brengen en werd zelfmoord door de kerk en de wereldlijke overheid op deze morele gronden veroordeeld. Anderzijds is het als no-bele daad en krachtig literair instrument uitge-breid verbeeld in een van de grootste inspiratie-bronnen van de achttiende-eeuwse toneelschrij-vers: de geschiedenis van de Klassieke Oudheid. Anna de Haas laat zien dat suïcide niet alleen als straf voor slechteriken werd gereserveerd, maar ook werd getoond als uiterste consequentie van een onbeantwoorde ware liefde of van vrijheids-liefde. Het waren ook precies deze voorstellin-gen die kritiek opriepen. Haar betoog wordt on-dersteund met tientallen originele titelprenten waarop het moment van de zelfmoord staat af-gebeeld. Theatrale zelfmoord is het product van grondig onderzoek en geschreven in een aan-trekkelijke stijl, maar het lijdt wel aan het ont-breken van een scherpe these.

Het boek bestaat uit een inleiding met ze-ven ongenummerde hoofdstukken. De eerste vier hiervan geven hoofdzakelijk samenvattin-gen van toneelstukken die een zelfmoord op-voeren en zijn georganiseerd naar het thema van het motief voor de daad. Daarna volgen drie meer analytische hoofdstukken waarin de au-teur respectievelijk de opvoeringspraktijk van zelfmoord bespreekt, de bezwaren ertegen van achttiende-eeuwse critici en ten slotte een analy-se preanaly-senteert van de laatste ontwikkelingen op zelfmoordgebied binnen het achttiende-eeuwse drama.

In haar inleiding schetst De Haas een beeld van algemene kerkelijke en wereldlijke ideeën over suïcide. Tot 1809 was er sprake van straf-baarstelling, maar de straffen zelf werden na-tuurlijk alleen gevoeld door de nabestaanden, zoals de oneervolle begrafenis buiten de kerk en het confisqueren van persoonlijke bezittingen. Het is opvallend dat deze strenge regels zich niet vertaalden naar de regels voor het theater, juist ook omdat het classicistisch drama – en dat was het Nederlandse toneel van de late zeven-tiende en achtzeven-tiende eeuw – gekenmerkt werd door een groot aantal specifieke toneelwetten.

Voor zelfmoord op het toneel bestonden deze echter niet en daarom richt het boek zich op de ‘(nagenoeg) ongeschreven regels van de toneel-zelfmoord’ (18).

Het eerste hoofdstuk, ‘Sterven voor een ho-ger doel’, gaat over zelfopoffering voor vrijheid en vaderland. Een interessante figuur hierin is de Romeinse senator Cato van Utica, die als over-tuigd republikein en tegenstander van Julius Caesar als een vaderlandse held en vrijheidsstrij-der werd gezien. Hij beroofde zich van het leven omdat hij het Romeinse rijk niet ten onder de zien gaan dan wel omdat hij aan Caesar wil-de ontsnappen. Dit kon worwil-den geïnterpreteerd als een heldhaftige vorm van verzet, maar gedu-rende de achttiende eeuw werd zijn zelfmoord steeds vaker als een daad van ‘lafheid, wanhoop, eerzucht, misplaatste koppigheid of zelfs krank-zinnigheid’ (44) gezien. In het volgende hoofd-stuk, ‘De grenzen van de macht voorbij’, zijn het juist de machthebbers die zich uit eerzucht van het leven beroven, bijvoorbeeld omdat zij als wellustelingen worden ontmaskerd. Hier is zelfmoord een welverdiende straf. De interpre-tatie van suïcide ligt wat gecompliceerder in het hoofdstuk ‘Fatale liefdes’. De populariteit van de kluchtige interpretatie van Pyramus en This -be, veel groter dan die van een tragische duiding,

suggereert dat volgens achttiende-eeuwse nor-men zelfmoord eigenlijk alleen de consequen-tie kon zijn van een ‘overspannen, onbeheerste en te ver doorgevoerde, zo niet obsessieve lief-de’ (115). In het hoofdstuk ‘Suicidale neigingen’, dat slechts een paar pagina’s beslaat, laat De Haas zien op welke manieren personages wor-den beloond en hoe hun vergiffenis wordt ge-schonken door een persoon die hun zelfmoord voorkomt. De uitvoering van de eigenhandige dood op het toneel wordt besproken in ‘Zelf-moord op de planken’, dat bovendien is voor-zien van fantastische afbeeldingen met (vroeg negentiende-eeuwse) instructies voor de manie-ren waarop een gifkelk aangenomen kan wor-den en opties voor gezichtsuitdrukkingen. In het een-na-laatste hoofdstuk beargumenteert De Haas dat het ‘ingrijpen in Gods Voorzienig-heid’ (164) grond voor de belangrijkste kritiek op zelfmoord vormde. Het laatste hoofdstuk laat vervolgens zien dat er, aan het einde van de achttiende eeuw, meer ruimte kwam voor nuan-cering, ‘gemengde gevoelens’ en de interpretatie van zelfmoord als een wanhoopsdaad. Dit was met name de wanhoop waar burgers mee te ma-ken kregen, zoals een ‘gefnuikt[e]’ liefde door ‘ambitieuze ouders’ (200).

&

(2)

V

In haar voorwoord merkt De Haas op dat het niet heel verbazingwekkend is dat het achttien-de-eeuwse drama nauwelijks is bestudeerd. De stukken zijn ‘onleesbaar’ omdat ze ‘qua stijl [...] ver van ons staan’ (5) en omdat de plotten een notoire voorspelbaarheid hebben. Het is daar-om vreemd dat vier van de zeven hoofdstukken bestaan uit een lange reeks plotsamenvattingen. De Haas concentreert zich daarbij wel op de de-tails van de zelfmoord, maar doet dat veelal zon-der het stuk of de scène in kwestie op een dui-delijke manier in haar betoog te verweven. Het is aan de lezer om aan de hand van impressio-nistische subkoppen als ‘De vorstelijke eer te na’, ‘Lust en liefde’ of ‘Loyaal tot in de dood’ een conclusie te trekken over de beschreven to-neelstukken. Dit wordt bemoeilijkt doordat De Haas het soms nalaat om van te voren het ver-band tussen een door haar genoemd thema, zo-als bijvoorbeeld ‘Staatzucht gaat over lijken’, en de verbeelding van zelfmoord te benoemen.

De Haas bedient zich van een prettige

schrijf-stijl, waaruit soms een onderkoelde humor spreekt. Een voorbeeld kan men vinden in het hoofdstuk over het gebruik van attributen: ‘Net als het personage dat zichzelf op het toneel doorsteekt heeft degeen die op het toneel staat dood te gaan aan vergif op een gegeven moment behoefte aan een steunpunt’ (151). Tegelijker-tijd is het ook de lezer van dit boek die behoefte heeft aan een steunpunt, en wel in de vorm van een strakker en scherper analytisch kader. Het lijkt erop dat De Haas zich wat teveel heeft la-ten leiden door het feit dat het de eerste Neder-landse studie over dit onderwerp is: het is vaak te beschrijvend en de conclusies die ze trekt, bevatten geen grote verrassingen. Ondanks dat mag haar gedegen en rijk geïllustreerde studie niet ontbreken in toekomstig cultuurhistorisch onderzoek naar het achttiende-eeuwse denken over de dood, zelfbeschikking en de theatrale verbeelding.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en),

4.3.1 Ten behoeve van verkleinen minimumafstand van bebouwing tot de weg/perceelsgrens Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in

op basis van archeologisch onderzoek aantonen dat geen archeologische waarden aanwezig zijn dan wel de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden

indien en voor zover er sprake is van cultuurhistorische waarden, mogen deze cultuur-historische waarden door verlenen van de omgevingsvergunning voor afwijken niet onevenredig

De gemiddelde versnelling (in m/s 2 ) van de bal tijdens de eerste t seconden dat hij onder water is, is gelijk aan de helling van het verbindingslijnstuk tussen de punten op de

De Belgische wetgeving rond homohuwelijk, abortus en euthanasie is dus helemaal geen uiting van permissiviteit, maar kwam tot stand vanuit een moreel uitgangspunt: respect voor

Het college kiest er niet voor om in Eelde één gebouw in te zetten als cultuurhuis.. Dat doet afbreuk aan de

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder d teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik binnen