• No results found

We believe the FRG is fundamentally healthy... Jimmy Carter, mensenrechten en de West-Duitse strijd tegen terrorisme

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "We believe the FRG is fundamentally healthy... Jimmy Carter, mensenrechten en de West-Duitse strijd tegen terrorisme"

Copied!
79
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

We believe the FRG is fundamentally healthy…

Jimmy Carter, mensenrechten en de West-Duits strijd tegen terrorisme

Masterscriptie Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen Student: Mike Kok

Studentnummer: 10660208 Begeleider: Willem Melching

(2)

Abstract

Sleutelwoorden: Mensenrechten, Jimmy Carter, Rote Armee Fraktion, Terrorisme, Bondsrepubliek

Tijdens het presidentschap van Jimmy Carter tussen 1977 en 1981 zou er een nieuwe frisse wind gaan waaien in de Amerikaanse buitenlandse politiek. Mensenrechten zouden het nieuwe uitgangspunt worden. Carter was een overtuigd idealist die meende dat de omarming van mensenrechten het middel zou zijn voor de kwalen van de wereld. Daarbij nam hij aan dat andere landen in het Westen het voorbeeld van de Verenigde Staten zouden volgen. Bovendien werden misstanden door de Verenigde Staten niet meer zomaar door de vingers gezien zoals voorheen wel werd gedaan. Dit gold niet alleen voor regimes waarbij vraagtekens gezet konden worden, maar ook voor trouwe bondgenoten zoals West-Duitsland.

Uit vrij recent gepubliceerde bronnen van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken (State Department) door Wikileaks blijkt in eerste instantie dat er grote zorgen werden geuit over de stand van de democratie in Duitsland, omdat deze op zijn kop werd gezet door het RAF-terrorisme. Het punt was echter dat het terrorisme in West-Duitsland zijn hoogtepunt had bereikt tijdens de Deutsche Herbst van 1977. Ook al waren er daarna nog wat laatste stuiptrekkingen, stelde verdere acties door leden van de RAF vrij weinig voor. Desalniettemin bleef de aandacht bij de Amerikanen over de Bondsrepubliek en de RAF vrij groot.

Dat is vrij opmerkelijk aangezien de positie die mensenrechten in de West-Duitse maatschappij innamen niet veel verschilden met die in Amerika. Daarbij is de kritiek die de

Carterregering had op de West-Duitse overheid grotendeels ongefundeerd aangezien men in Amerika geen duidelijk beeld had van terrorisme. Daarnaast had de regering een matig uitgedachte strategie ontwikkeld die vrij weinig verschilde met die van zijn voorgangers Nixon en Ford. Bovendien was het opmerkelijk dat de Amerikaanse regering zich zo druk maakte om de situatie in Duitsland terwijl in andere landen de rechten aantoonbaar werden geschonden. Zo greep Carter niet in Cambodja in terwijl hij zelf erkende dat daar de grootste schendingen van de mensenrechten plaatsvonden sinds de Tweede Wereld Oorlog.

Andere geopolitieke ontwikkelingen gingen een steeds grotere rol spelen. Dit ging ten koste van het mensenrechtenbeleid. Dat werd ook duidelijk in de analyses van het State Department over de West-Duitse strijd met de RAF. Mensenrechten werden genegeerd wanneer bijvoorbeeld Amerikaanse burgers in gevaar waren, financiële belangen op het spel stonden en de ideologische strijd met de Sovjet-Unie weer de boventoon voerde. Het betekende niet dat mensenrechten helemaal geen rol meer speelden. Mensenrechten waren alleen geen doel meer op zichzelf. De West-Duitse omgang met de RAF werd een soort graadmeter van de mensenrechten in de Bondsrepubliek. Mensenrechten waren nu een middel tegen de Sovjet-Unie geworden.

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding 1

Opbouw van het onderzoek 2

Inkadering 3

Toegevoegde waarde voor de historiografie 4

Hoofdstuk 1: Vom Protest zum Widerstand 7

Van activisme naar terrorisme in West-Duitsland The global sixties en West-Duitsland 8

Mehr demokratie wagen? 9

Van provocatie tot escalatie 10

De Rote Armee Fraktion is geboren 13

Propaganda der Tat 17

Mensenrechten in het gedrang? 21

De slag is verloren maar de strijd gaat door 23

Hoofdstuk 2: Terrorism is not a great deal of concern 24

Carters beleid in theorie en praktijk Universele of Amerikaanse waarden? 25

Menschenrechte für jeder? 28

Hoe te bepalen waar rechten werden geschonden? 30

Fighting injustice the Carter way 33

Carter stond erbij en keek ernaar 38

Teleprompter Carter versus Carter de politicus 40

Hoofdstuk 3: Terrorism is a sign of a sick society 42

Amerikaanse analyses over RAF-terrorisme West-Duits amateurisme 43

Geld moet blijven rollen 47

Oude tijden herleven 49

Van terugkeer naar Weimar naar business as usual 57

Image is everything 63

Conclusie 65

Literatuur 70

Primaire bronnen 70

(4)

Inleiding

‘The world today is now dominated by a new spirit. People more numerous and more politically aware are craving, and now demanding, their place in the sun-not just for the benefit of their own physical condition, but for basic human rights.’1

Dit is een citaat uit de inauguratietoespraak van Jimmy Carter van 20 januari 1977. Carter kondigde met zijn presidentschap een nieuw hoofdstuk aan in de Amerikaanse geschiedenis. Het beschermen en verspreiden van universele mensenrechten moest volgens Carter de leidraad vormen voor het

Amerikaanse buitenlandse beleid. De wereld moest veiliger gemaakt worden zodat niemand de angst had vervolgd te worden voor het uiten van zijn of haar mening. Hoewel Carter stelde dat het

verspreiden van democratische waarden een onderdeel was van de Amerikaanse geschiedenis, hadden zijn voorgangers volgens hem deze waarden grotendeels verloochend. Carter erkende dat de

ideologische strijd tegen de Sovjet-Unie alles ingewikkelder maakte.2

Echter was er volgens hem geen verschil in de manier hoe de Sovjet-Unie en zijn bondgenoten hun burgers behandelden en de manier waarop de Amerikaanse regering regelmatig een oogje dicht kneep voor de mensenrechtenschendingen van zijn eigen bondgenoten. ‘For too many years, we’ve been willing to adopt the flawed and erroneous principles and tactics of our advisaries. Sometimes abandoning our own values for theirs.’3 Daar moest volgens Carter verandering in komen. Te allen tijde moesten Amerika en haar bondgenoten fatsoen en redelijkheid tonen. Carter schroomde niet om bondgenoten ook op hun fouten te wijzen.4

Uit de door Wikileaks gepubliceerde documenten van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken (State Department) blijkt dat de Amerikaanse overheid zich ook zorgen leek te maken over vermeende aantijgingen van mensenrechtenschendingen die plaatsvonden tijdens de West-Duitse strijd tegen de Rote Armee Fraktion. De RAF was sinds de oprichting in 1970 een groepering die de West-Duitse maatschappij regelmatig op zijn grondvesten deed schudden door het plegen van verschillende aanslagen. Het punt is dat met de arrestatie van de meeste RAF-leden in 1972 de dreiging voorbij leek te zijn.5 Desalniettemin maakte het State Department zich in 1977 grote zorgen. Zo staat in een bericht uit september 1977 het volgende te lezen:

1

Inauguratietoespraak van Jimmy Carter, 20 januari 1977, website The American presidency project,

http://www.presidency.ucsb.edu/ws/?pid=6575 (Geraadpleegd 18 februari 2018).

2

Jimmy Carter, Keeping Faith. Memoirs of a president (New York 1982) 143-144.

3

Carter, Keeping Faith, 145-146.

4

Gaddis Smith, Morality, reason and power. American diplomacy in the Carter years (New York 1986) 5-8.

5

Klaus Weinhauer, Terrorismus in der Bundesrepublik: Medien, Staat und Subkulturen in den 1970er Jahren (Frankfurt 2006) 13-15.

(5)

‘‘Chancellor Schmidt now faces the most difficult political autumn in his chancellorship to date. The assassinations of federal prosecutor Buback and Banker Ponto, and the bloody kidnapping of

employers’ association president Schleyer, have kept an intense public focus on the menace of terrorism and what the FRG and state governments are doing about it.’’ 6

Er was een tweede generatie RAF opgestaan die door middel van allerlei ontvoeringen, aanslagen en gijzelingen de eerste generatie probeerde vrij te krijgen. Echter duurde deze periode maar enkele maanden zoals ook uit het bovenstaande bericht van het State Department duidelijk wordt. Bovendien valt te betwisten of van dergelijke mensrechtenschendingen daadwerkelijk sprake was. Desondanks bleven de analyses over de West-Duitse strijd met de RAF, in hoeverre je nog kan spreken over een strijd, verschijnen. Het geeft de indruk dat het de Carterregering niet alleen om eventuele

mensenrechtenschendingen te doen was. De vraag die de leidraad vormt van deze scriptie is: Hoezeer speelde het verdedigen van mensenrechten een rol in de analyses van de Carterregering van de West-Duitse strijd tegen de Rote Armee Fraktion tussen 1977 en 1981?

Opbouw van het onderzoek

Dit onderzoek is verdeeld in een drietal hoofdstukken waarbij ik aan de hand van deelvragen verschillende aspecten van het onderzoek ga behandelen. In het eerste hoofdstuk beschrijf ik welke gebeurtenissen hebben bijgedragen tot de escalatie van geweld in West-Duitsland door de Rote Armee Fraktion. Hoewel het onderzoek gericht is op het RAF-terrorisme tussen de jaren 1977 en 1981- de ambtstermijn van Carter - betekent het niet dat de RAF alleen toen handelde. Het West-Duitse terrorisme heeft zijn wortels in de jaren zestig, maar vanaf 1970 was er sprake van escalatie. Het is daarom van belang om te weten hoe het komt dat de situatie tijdens de jaren zeventig verslechterde. Daarnaast wordt ook ingegaan op de rol die de Verenigde Staten heeft gespeeld in het verhaal aangezien de RAF ook, naar eigen zeggen, streed tegen het Amerikaanse imperialisme. Zo staken de latere oprichters van de RAF Andreas Baader en Gudrun Ensslin, in 1968 een warenhuis in brand uit protest tegen de daden van het Amerikaanse leger tijdens de Vietnamoorlog.7 Dit hoofdstuk zal voornamelijk gebaseerd zijn op secundaire literatuur.

In het tweede hoofdstuk onderzoek ik de verhouding tussen de woorden en daden van Carter. Het uitgangspunt ligt bij de vraag of de mensenrechtenagenda van Carter samenging met het bestrijden van terrorisme en geweldpleging. Ten eerste wordt uitgebreider stilgestaan bij de visie die Carter had op mensenrechten. Ten tweede wordt er ingegaan op Carters contraterrorisme beleid en vergelijk ik deze met het beleid van zijn voorgangers Nixon en Ford. Vervolgens zal aan de hand van een kleine

6

State Department, FRG. The outlook at the start of the Bundestag session, 7-9-1977, website Wikileaks Public Library of US Diplomacy, https://wikileaks.org/plusd/cables/1977BONN14652_c.html (Geraadpleegd 20-4-2018).

(6)

casestudy over Carter en Cambodja gekeken worden in hoeverre hij ook daadwerkelijk bereid was om actie te ondernemen als mensenrechten op grote schaal werden geschonden. Ten slotte zal er kort ingegaan worden op de vraag of er discussie was in de Bondsrepubliek over mensenrechten en het bestrijden van terrorisme. Dit hoofdstuk zal voor een deel gebaseerd zijn op primaire bronnen zoals toespraken van Carter, zijn autobiografie en enkele documenten van de West-Duitse regering. Daarnaast maak ik gebruik van secundaire literatuur.

In het laatste hoofdstuk komt de kern van het bronnenonderzoek aan bod. In dit hoofdstuk zal aan de hand van verschillende analyses van het State Department onderzocht worden wat de motieven waren van Carterregering om de West-Duitse strijd tegen de RAF in de gaten te houden. Dit hoofdstuk zal vrijwel volledig gebaseerd zijn op primaire bronnen. De nadruk ligt bij de documenten van het State Department.

Inkadering

De nadruk van het onderzoek ligt bij de jaren 1977 tot en met 1981. Dit heeft ten eerste te maken met het feit dat Carter in januari 1977 beëdigd was als president van de Verenigde Staten. Hij heeft maar één termijn gezeten als president. Daarnaast heeft de nadruk op deze periode te maken met het feit dat de bronnen van het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken deze periode omvatten.

Desalniettemin staan niet alleen de (late) jaren zeventig centraal. Zoals ik al eerder heb aangegeven, was de RAF niet alleen maar actief tijdens de Deutsche Herbst van 1977. Ook na het hoogtepunt van de ‘Herbstmonate’ pleegde de RAF-aanslagen zoals op de Amerikaanse opperbevelhebber van de NAVO Alexander Haig in 1979.8

Daarnaast is deze periode interessant vanwege het feit dat er twee tegengestelde visies tijdens deze periode met elkaar in conflict kwamen. Aan de ene kant kwam er steeds meer aandacht en bewustwording voor het verdedigen van de universele mensenrechten waarbij organisaties zoals Amnesty Internationaal steeds meer op de voorgrond traden. De aandacht voor universele

mensenrechten kwam pas echt van de grond toen Carter na zijn beëdiging als 39ste president in zijn inaugurele rede aankondigde dat mensenrechten hét speerpunt zouden worden van de Amerikaanse buitenlandse politiek. In hoeverre hij zijn woord hield, zal uit dit onderzoek moeten blijken. Desalniettemin heerste er een sentiment (voornamelijk in het Westen) in de jaren zeventig dat de wereld drastisch veranderd moest worden. Vrijheid van meningsuiting, religie en bescherming van het individu moesten gemeengoed worden. Aan de andere kant zie je dat groepen waaronder de RAF maar ook de Brigate Rosse in Italië of het Rode Leger in Japan door middel van geweld verandering wilden afdwingen. In zekere zin wilden beide ‘kampen’ hetzelfde bereiken: een betere wereld. Echter hadden

8

Peter Katzenstein, West-Germany’s internal security policy. State and violence in the 1970s and 1980s (New York, Cornell University Press 1990) 34-37.

(7)

ze beiden een ander beeld van hoe dit gerealiseerd moest worden. Dit leidde er ook regelmatig toe dat staten en de groepen met elkaar in conflict kwamen.9

Hoewel de nadruk ligt bij de late jaren zeventig, wordt er ook aandacht besteed aan de late jaren zestig. De RAF is mede ontstaan als gevolg van de studentenprotesten. De jaren zestig en vooral 1967 vormden het startschot waarin er wereldwijd conflicten ontstonden tussen voornamelijk jongeren en de gevestigde orde. De jongeren protesteerden hierbij tegen de oorlog in Vietnam, nucleaire oorlog en rassenproblematiek. Een deel van die protesterende generatie radicaliseerde en sloot zich aan bij bewegingen met een militant karakter om op die manier verandering af te dwingen.10

Toegevoegde waarde voor de historiografie

Met dit onderzoek hoop ik een bijdrage te leveren aan de bestaande historiografie. Er zijn weliswaar vele studies verschenen over de relatie tussen West-Duitsland en de Verenigde Staten, maar deze studies behandelen andere thema’s die gerelateerd zijn aan de Koude Oorlog zoals de onderlinge strijd tussen het Westen en de Sovjet-Unie, het al dan niet herbewapenen van West-Duitsland of het

oplossen van de energiecrisis. Mary N. Hampton is een van de weinigen die een analyse geeft van de verschillen in aanpak van terrorisme in Europa en Amerika.

Hampton geeft in haar boek A thorn in transatlantic relations. American and European

perceptions of threat and security onder andere aan dat in Amerika de overtuiging is dat alleen

Amerika de wereld van een bepaald kwaad kan behoeden. De Europese aanpak kenmerkt zich volgens haar meer door een voorzichtige inschatting en het op afstand houden van mogelijke dreigingen. Hampton beschrijft hoe in de loop der jaren die onderlinge tegenstellingen tussen de twee

machtsblokken hebben geleid tot een breuk over de vraag wat precies terrorisme is. Zo heeft ze het onder andere over het feit dat in West-Duitsland tijdens de RAF-tijd al veel meer werd gesproken over terreur terwijl in Amerika, door onder andere de veiligheidsexpert Zbigniew Brzezinski, werd gedacht dat terrorisme een synoniem was voor gewelddadige incidenten in het buitenland. Het betekende niet dat er helemaal geen terroristische acties waren in de Verenigde Staten. Echter het werd in mindere mate zo ervaren, oordeelt Hampton. Wanneer groepen zoals de Weather Underground of de Black Panther beweging verantwoordelijk waren voor een schietpartij of een bomaanslag dan werd dit afgedaan als ‘incident’ of ‘misdaad’. Pas met de aanslagen van 11 september 2001 kwam volgens haar pas het besef dat terrorisme ook in eigen land voor kwam.11

In Europa schreef men al vroeg over terrorisme. In Duitsland zelf is er vooral veel aandacht geweest voor de RAF en de betekenis die het heeft gehad voor de Duitse maatschappij. Dit wordt bijvoorbeeld

9

Jeremy Varon, Bringing the war home. The Weather Underground, the Red Army Faction and revolutionary

violence in the sixties and seventies (Berkeley, University of California Press 2012) 10-15.

10

Varon, Bringing the war home, 34-38.

11

Mary N. Hampton, A thorn in Transatlantic relations. American and European perceptions of threat and

(8)

duidelijk in het boek Innere Sicherheit im politischen System der Bundesrepublik Deutschland van Hans-Jürgen Lange uit 1999. Lange geeft in zijn boek weer hoe de Duitse rechtstaat zich sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog heeft ontwikkeld. De strijd tegen de RAF staat centraal aangezien het de eerste keer is sinds WOII dat de overheid veel geweld heeft gebruikt. Het is vooral bedoeld om de handelswijze van de West-Duitse staat te verklaren. Deze handelde onder andere uit angst voor een tweede Weimar.12 Andere studies zoals Terrorismus in der Bundesrepublik van Klaus Weinhauer uit 2006 geven een overkoepelend beeld door ook de rol van de media en de achtergronden van de RAF te verklaren.13

Jacco Pekelder onderzoekt in het boek Sympathie voor de RAF het beeld dat men in Nederland had over de RAF. Dit doet hij door eerst een beeld te schetsen van het sociaal-politieke klimaat in Nederland en Duitsland. Daarnaast geeft hij een overzicht van de ontstaansgeschiedenis van de organisatie gebaseerd op documenten, tijdschriftartikelen en pamfletten afkomstig van de leden zelf. Ten derde verklaart hij waarom in Nederland er zo veel sympathie was voor de RAF. Ten slotte geeft hij zijn idee over hoe de overheid met terrorisme om moet gaan. Een opvallend punt uit het boek is de kritiek die Pekelder heeft op het begrip ‘Isolationsfolter’. Zo vraagt hij zich af of de gevangen terroristen het daadwerkelijk zo slecht had in de gevangenis. Dit is volgens hem maar de vraag aangezien de verschillende RAF-leden (man en vrouw) met elkaar in een gezamenlijke ruimte konden vertoeven in wat hij een ‘gezellige Wohngemeinschaft’ noemt.14 In plaats van de connectie met Nederland en Duitsland te onderzoeken, hoop ik vooral de relatie tussen Duitsland en de Verenigde Staten met betrekking tot de RAF te analyseren.

Er is namelijk weinig geschreven over RAF-terrorisme vanuit het perspectief van de

Amerikaanse overheid. Wikileaks kan helpen om tot nieuwe inzichten te komen. Wikileaks is website die is opgericht in 2006. De site zegt zich een journalistieke non-profitorganisatie te voelen. Het is een plaats waar klokkenluiders uit overheidsinstellingen en bedrijven anoniem documenten kunnen plaatsen. Hiermee wil de organisatie misstanden aan de kaak te stellen en overheden ertoe te bewegen om transparanter te zijn jegens hun burgers. De organisatie gelooft namelijk dat transparantie helpt om corruptie tegen te gaan en het vertrouwen in democratische instanties helpt te versterken. Door het publiceren van informatie die voorheen niet toegankelijk was, hoopt Wikileaks dat journalisten en historici een beter beeld van de wereld kunnen schetsen. De afgelopen jaren heeft de organisatie al vele duizenden documenten naar buiten gebracht. De bronnenselectie van de RAF is slechts het topje van de ijsberg.15

12

Hans-Jürgen Lange, Innere Sicherheit im politischen System der Bundesrepublik Deutschland (Wiesbaden 1999) 1-5 & 23-28.

13

Weinhauer, Terrorismus in der Bundesrepublik, 1-3.

14

Jacco Pekelder, Sympathie voor de RAF. De Rote Armee Fraktion in Nederland, 1970-1980 (Amsterdam

2007) 79-82 &156-161.

15

‘What is Wikileaks?’, Pagina op de officiële website van Wikileaks waar wordt uitgelegd wat de

voornaamste doelen zijn van de organisatie, website Wikileaks, https://wikileaks.org/About.html (Geraadpleegd 3-6-2018).

(9)

Aangezien Wikileaks de bronnenselectie pas in 2015 heeft gepubliceerd, kan dit onderzoek een aanvullend beeld geven over de Carterregering en terrorisme. Studies over Jimmy Carter gaan veelal over zijn beleid in relatie met de mensenrechten, maar behandelen niet hoe hij de verhouding tussen mensenrechten en terrorisme zag. Bij terrorismebestrijding worden overheden vaak voor de keuze gesteld of bepaalde rechten moeten worden ingeperkt om een terrorist te stoppen. Deze bronnen geven een inzicht in hoe het beeld dat de Carterregering had van terrorisme werd beïnvloed door specifieke gebeurtenissen. Bovendien biedt het feit dat de bronnen meerdere jaren omvatten, de kans om te kijken of het beeld van de Carterregering over terrorisme en mensenrechten door de jaren heen veranderde. Bleef Carter bij zijn mening dat mensenrechten altijd gerespecteerd moesten worden of was vanuit de analyses van het State Department op te merken dat deze er door de jaren heen minder toe deden? In dit onderzoek hoop ik daar een antwoord op te vinden.

Hoofdstuk 1: Vom Protest zum Widerstand. Van activisme naar terrorisme

in de Bondsrepubliek

(10)

‘‘Protest ist, wenn ich sage, das und das paßt mir nicht. Widerstand ist, wenn ich dafür sorge, daß das, was mir nicht länger geschieht. Protest ist, wenn ich sage, ich mache nicht mehr mit. Widerstand ist, wenn ich dafür sorge, daß alle andern auch nicht mehr mitmachen’’16

De tijden van protest waren volgens Ulrike Meinhof in 1969 voorbij. De linkse journaliste en columniste was ervan overtuigd dat wanneer protest niets uithaalde, je op andere manieren ervoor moest zorgen dat er naar je geluisterd werd. Het citaat tekent ook de tijd waarin Meinhof haar uitspraak deed. De jaren zestig waren een periode waarin de jongeren het gevoel kregen niet serieus genomen te worden door de gevestigde orde. Om aan het gezag van hun ouders en de autoriteiten te ontkomen, sloten veel jongeren zich aan bij Underground groepen en leefgemeenschappen zoals de Kommune I. De in 1967 opgerichte groep moest een alternatief bieden voor het kleinburgerlijke gezin dat als een bron van het fascisme werd gezien. Ook al was de groep geen lang leven beschoren, toonde het bestaan van de beweging aan dat niet iedereen zich niet konden vinden met de manier hoe de West-Duitse maatschappij zich ontwikkelde.17

Sommige jongeren kozen een ander pad. In plaats van zich af te keren van de maatschappij zochten zij bewust de confrontatie op om verandering af te dwingen. Voor dat de RAF werd opgericht, waren er al verschillende gewelddadige groeperingen actief zoals de Zentralrat der

umherschweifenden Hasch-Rebellen en de Tupamaros West-Berlin. Zij ontleenden hun reputatie voornamelijk aan straatgevechten met de politie en het stichten van branden. De RAF stond echter snel in het collectieve geheugen van de West-Duitsers gegrift doordat de leden het agressiefst handelden en de meeste dodelijke slachtoffers op hun geweten hadden. De groep pleegde allerlei terroristische daden om de ware aard van de West-Duitse staat te ontmaskeren. Dat geweld was voor Meinhof en de andere leden van de RAF de enige manier om verandering te brengen in de West-Duitse maatschappij. Wie niet horen wil, moest maar voelen was de gedachte.18

De Rote Armee Fraktion was sinds haar oprichting in 1970 een doorn in het vlees van de West-Duitse staat. Het in brand steken van een warenhuis in 1968 was een ding, maar wat doet een groep personen besluiten om over te gaan tot schietpartijen en bomaanslagen? De vraag die de leidraad vormt van dit hoofdstuk luidt als volgt: Welke ontwikkelingen hebben bijgedragen aan de escalatie van het geweld door linkse jongeren in de jaren zeventig?

The global sixties en West-Duitsland

Het einde van de jaren zestig was een roerige periode. Ook al waren de spanningen tussen de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie niet meer zo hevig als tijdens de Cubacrisis in 1962, betekende

16

Ulrike Meinhof, Vom Protest zum Widerstand, 23 juli 1969.

17

Varon, Bringing the war home. 1-3.

(11)

het niet dat er een einde kwam aan de dreigende taal die de twee blokken over en weer aan het uitwisselen waren. Hoewel de landen niet direct tegen over elkaar stonden, vochten ze wel tegen elkaars invloedsfeer in verschillende landen verspreid over de wereld. De Vietnamoorlog was de dominante factor in de jaren zestig. Het was een gruwelijke oorlog waar steeds meer geweld werd gebruikt zonder dat het tot enige resultaten leidde.19

Dit deed de reputatie van de Verenigde Staten niet veel goed. De Verenigde Staten hadden sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog een ambivalente relatie met West-Europa. Aan de ene kant was Amerika de supermacht die West-Europa beschermde tegen de dreiging van de Sovjet-Unie. Aan de andere kant keken de Europeanen met argwaan naar de Amerikaanse cultuur die als

oppervlakkig werd ervaren en de eigen nationale cultuur bedreigde. Desondanks werden de Verenigde Staten op een voetstuk geplaatst. De protestgeneratie deelde niet dezelfde mening.20

In vele Westerse landen gingen jongeren de straat op om de bestaande verhoudingen in twijfel te trekken en te protesteren tegen de acties van de overheden, het leger en de heersende elites. Van Amerika tot Japan streed de jeugd tegen onrecht en maakte onderdeel uit van een wereldwijde beweging die streed voor de goede zaak. Daarbij verklaarden ze zich solidair met de volkeren van de Derde Wereld die het slachtoffer waren van het geweld dat mede door het Westen was veroorzaakt. Zo keerden de jongeren zich onder andere tegen het ingrijpen van de Verenigde Staten in Vietnam. Naast het feit dat de verschillende bewegingen allemaal hun onvrede uitten over thema’s zoals racisme, kapitalisme en de Vietnamoorlog, richtten jongeren in West-Duitsland zich ook op het naziverleden van hun ouders en grootouders.21

Dat de West-Duitse overheid als bondgenoot van de VS niets zei over de acties van de Amerikaanse regering in Vietnam was voor de jongeren een teken dat de West-Duitse overheid uit nazi’s bestonden. De daden van de Tweede Wereldoorlog werden als het ware vertaald naar Amerikaanse praktijken in de Vietnamoorlog:

‘Unsere Elterngeneration hatte die Nazis aktiv oder passiv unterstützt. Wir wollten uns nicht am Völkermord in Indochina beteiligen.’22

De drijvende kracht achter de Duitse protesten was de Sozialistischer Deutscher Studentenbund oftewel SDS. De voornaamste steun kwam van studenten die studeerden aan de Freie Universität (FU) van West-Berlijn. Voorheen was de SDS een onderdeel van de SPD, maar doordat de SDS gaandeweg steeds meer radicaliseerde scheidden hun wegen in 1961. Waar de SDS zich eerst sterk maakte voor universiteitshervormingen, groeide de beweging onder invloed van het onstuimige politieke klimaat

19

Tony Judt, Postwar: A history of Europe since 1945 (Londen 2007) 53-56.

20

Judt, Postwar, 57-58.

21

Frits Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 1800-heden (Amsterdam 2005) 453-454,

22

Weinhauer, Terrorismus in der Bundesrepublik, 23-24.

(12)

uit tot een maatschappijkritisch orgaan. De beweging kon zich niet vinden in de richting die de Duitse maatschappij op leek te gaan. Het opvallende was dat de beweging een product was van hetgeen waar ze tegen protesteerden. De beweging bestond uit jongeren die het buitengewoon goed hadden. Ze kenden alleen maar economische groei en welvaart en konden het zich veroorloven om te gaan studeren. Op de universiteiten ontwikkelden ze echter een kritische geest die niet langer de betutteling van hun ouders, leraren en de staat zou accepteren.23

Mehr demokratie wagen?

West-Duitsland ontleende na de Tweede Wereldoorlog zijn identiteit aan drie pijlers: zijn welvaart, wat mede mogelijk werd gemaakt door het Wirtschaftswunder, de tegenstand tegen communisme en de omarming van westelijke democratische waarden. Hoewel de conservatief christelijke regeringen erin slaagden om de jonge Bondsrepubliek na de oorlog weer op te bouwen, was het in democratische zin nog niet volwassen genoeg. De overheid deed wat zij dacht dat goed was voor het volk. Hoe gewend de jongeren ook waren aan vrede en welvaart, ervaarden ze het conservatisme van de Adenauer-tijd (1949-1963) als bevoogdend en betuttelend. Jongeren voelden zich achtergesteld. Beslissingen werden voor hun genomen maar zij konden niet zelf hun toekomst bepalen.24

Dit idee kreeg meer navolging in 1966 toen duidelijk werd dat er geen echte oppositie in het parlement meer was. De twee grootste partijen CDU/CSU en de SPD werkten samen in de

zogenaamde Große Koalition (Grote Coalitie). De liberale FDP was de enige oppositiepartij in het Duitse parlement, maar de invloed die het kon uitoefenen was gering. In deze situatie moesten politieke tegengeluiden wel op straat ten gehore worden gebracht. Vanaf 1966 ontstond mede hierdoor de zogenaamde Außenparlementarische Opposition oftewel APO. Het was een verzameling van verschillende soorten protestgroepen. De SDS vormde de kern van de beweging. De protestgroepen streden voor meer democratisering.25

Een belangrijk onderdeel van deze democratisering was het bespreekbaar maken van het verleden. In verschillende westerse landen waren er grote conflicten tussen de generaties, maar de kloof in de Bondsrepubliek was groter vanwege de rol die het land in de oorlog had gespeeld. De jongerengeneratie begon zich steeds meer te beklagen over het verleden van hun ouders en grootouders. Ze werden mondig en eisten dat de oudere generatie zou opbiechten wat hun rol was tijdens de Tweede Wereldoorlog. Bovendien namen de jongeren stelling tegen de militaire waarden zoals orde en gezag. Dit sentiment werd versterkt door het feit dat de jongeren een West-Duitse

23

Varon, 11.

24

Dit onderzoek richt zich op West-Duitsland. Ook wanneer er wordt gesproken over Duitsland of de Bondsrepubliek bedoel ik alsnog West-Duitsland tenzij anders expliciet is aangegeven.

(13)

identiteit hadden. Ze kenden helemaal geen verenigd Duitsland en waren daarom minder geïnteresseerd in eventuele hereniging dan hun ouders en grootouders.26

Bovendien hadden de jongeren twijfels over de regering. Zij waren ervan overtuigd dat het verkapte nazi’s waren die zich achter een democratisch masker verschuilden. In zekere zin klopte dit ook. Een groot gedeelte van degene die ooit lid van de nazipartij waren, hebben zich nooit hoeven te verantwoorden voor hun daden en konden na de oorlog gewoon weer deelnemen aan de maatschappij alsof er niets gebeurd was. De vraag is of Adenauer een keuze had. Als veel oud-nazi’s de gevangenis in moesten, is het te betwijfelen of de naoorlogse wederopbouw zo goed had kunnen verlopen. Zij vulden immers posities in waar een grote kennis van zaken vereist was. Vervangers zoeken was niet zo eenvoudig.27

Een andere reden waarom jongeren zo’n stellige overtuiging hadden dat er een nazi-regering aan de macht was, had te maken met de invoering van de zogenaamde Notstandsgesetze op 30 mei 1968. Met het uitroepen van de noodtoestand kon de regering in uitzonderlijke omstandigheden het parlement tijdelijk buiten spel zetten. In menig ander land had het aannemen van een dergelijke wet waarschijnlijk geen problemen opgeleverd. In Duitsland lag dit vraagstuk een stuk gevoeliger. In Duitsland herinnerde dit aan het beruchte artikel 48, waarmee Hitler zichzelf in 1933 politieke volmacht had verleend. Aangezien de oppositie niet sterk genoeg was, vroeg men zich af of een dergelijke Notstandsgesetze noodzakelijk was. Trad het parlement wel accuraat op en voorkwam het machtsmisbruik? Het hielp ook niet bepaald dat de toenmalige kanselier Kurt Georg Kiesinger ook lid was geweest van de NSDAP. Met een (ex) nazi aan het hoofd van de regering, leek het volgens de jongeren alsof of de geschiedenis zich herhaalde.28

Van provocatie tot escalatie

Het einde van de jaren zestig was het moment waarin alle woede jegens de bestaande verhoudingen tot uiting kwam. Vanaf 1967 zochten demonstranten veel vaker de confrontatie op. Vreedzame marsen en sit-ins hielpen volgens studenten niet de om de autoriteiten op andere gedachte te brengen. De

gevestigde orde moest op de een of andere manier worden ontmaskerd. Rudi Dutschke en Dieter Kunzelmann hielpen een strategie ontwikkelen die de ware aard van de staat moest blootleggen. Dutschke was de bekendste studentenleider van Duitsland uit de jaren zestig en was sinds 1965 voorman van de SDS. Tijdens grote bijeenkomsten sprak hij zich uit voor meer democratisering van West-Duitsland. Als overtuigd Marxist hoopte hij via een zogenaamde ‘lange Marsch durch die Institutionen’ van binnenuit maatschappelijke en politieke instanties te beïnvloeden. Hij liet zich daarbij inspireren door de Lange Mars die Mao Zedong tussen 1934 en 1935 hield tegen de

26

Holtey, Die 68er Bewegung, 17.

27

Hans-Jürgen Wirth, Hitlers Enkel oder Kinder der Demokratie? Die 68er, die RAF und die Fischer-Debatte (Gießen 2001) 36-38.

(14)

nationalisten. Dieter Kunzelmann was een linksradicale activist die lid was van verschillende linkse (terroristische) groepen. Zo was hij onder andere de theoreticus van de avantgardistische kunstgroep SPUR die in 1965 door onderlinge ruzie uit elkaar viel. Naast zijn deelname aan de SDS (ook al was hij geen student) was hij ook een van de oprichters van de Kommune I. Uiteindelijk zou hij in 1969 de links terroristische groep Tupamaros West-Berlin oprichten.29

Het hele idee van provocatie was het ontmaskeren van de fascistische aard van de staat. Leningen, beurzen, massaconsumptie hielpen de ware aard van de staat te verbergen. Als de staat maar lang genoeg getergd werd, zal de ware aard van het beest naar boven komen was de gedachte. Een van de manieren om de autoriteiten te provoceren, was door je in elkaar te laten slaan door agenten in het bijzijn van een journalist of een cameraploeg. Het gooien van rookbommen werkte ook. Het beroemde ‘Pudding Attenat’ is een goed voorbeeld van provocatie. Een aantal leden van de Kommune I wilde de Amerikaanse senator Robert Humphrey, die een bezoek aan Berlijn bracht, bekogelen met

huisgemaakte bommen van meel, yoghurt en eieren. Het plan lekte echter uit en enkele Kommune-leden werden opgepakt. Over het algemeen waren deze acties nog vrij onschuldig. Geweld was nog niet aan de orde.30

De escalatie begon met het staatsbezoek van de Iraanse Shah Mohammed Reza Pahlavi op 2 juni 1967 aan Berlijn. De studenten waren van mening dat door dit staatsbezoek de West-Duitse regering de daden van het regime van de Sjah in Iran goedkeurden. Er was namelijk sprake van grootschalige repressie in het land. Er waren al veel protesten naar aanloop van het bezoek.

Demonstranten die een gevaar zouden kunnen vormen, werden in preventieve hechtenis genomen. Dit weerhield de studenten niet om door te gaan met demonstreren. De situatie liep uit de hand toen de studenten wilde demonstreren bij de Deutsche Oper waar de Sjah een concert zou gaan bijwonen.31

De studenten werden op afstand gehouden door een groep politieagenten en agenten van de Iraanse geheime dienst de Savak. De vreedzame demonstratie draaide al snel uit op vechtpartij toen agenten en leden van de Savak, op de studenten begonnen in te slaan. Toen de groep studenten uiteen werd gedreven, werd in de chaos de student Benno Ohnesorg neergeschoten door een politieagent in burger. Hoewel hij zelf een student was, was hij niet politiek geëngageerd zoals vele andere studenten die actief deelnamen aan het protest. Hij was een onschuldige omstander die werd neergeschoten in de hitte van het moment.32

Het gaf jongeren het idee dat de staat zijn kwaadaardige zelf eindelijk had laten zien en het op de jeugd had gemunt. Zo omschreef domineesdochter en toekomstig RAF-lid Gudrun Ensslin het als volgt:

29

Boterman, Moderne geschiedenis van Duitsland, 457-458.

30

Varon, 34-36.

31

Nick Thomas, Protest movements in 1960s West Germany. A social history of dissent and democracy (New York en Oxford 2003) 149-153

(15)

‘‘Dieser faschistische Staat ist darauf aus, uns alle zu töten. Wir müssen Widerstand organisieren. Gewalt kann nur mit Gewalt beantwortet werden. Das ist die Generation von Auschwitz, mit denen kann man nicht argumentieren!’’33

Ohnesorg werd een martelaar van de linkse studentenbeweging. De dood van Ohnesorg zorgde ervoor dat een deel van de studentenbeweging geweld ging omarmen.

Het geweld escaleerde verder toen op 11 april 1968 een aanslag werd gepleegd op de

eerdergenoemde Rudi Dutschke. Dutschke trok veel aandacht met zijn maatschappijkritische geluiden. Hoewel na de dood van Ohnesorg veel mensen opriepen om geweld te gebruiken tegen de staat, wilde hij niet zo ver gaan. Hij riep juist op tot kalmte. Desondanks werd hij door een deel van de West-Duitse pers werd afgeschilderd als een gevaar voor de West-West-Duitse samenleving. Hij werd vooral door het blad Bild aangevallen. Het blad riep op dat iemand hem moest stoppen uit angst voor een

burgeroorlog. ‘‘Stoppt Dutschke jetzt. Sonst gibt es Burgerkrieg.’’ Door sommigen werd de oproep te serieus genomen. De arbeider Josef Benjamin volgde hem en schoot hem meerdere malen door zijn hoofd. Dutschke overleefde de aanslag op wonderbaarlijke wijze, maar hij hield permanent

hersenletsel eraan over. Hij zou in 1979 uiteindelijk aan de gevolgen van zijn wonden komen te overlijden.34

Het was voor studenten de druppel die de emmer deed overlopen. Het Springer-concern was te ver gegaan. Het Springer-concern was al langer een doorn in het oog van het linkse milieu. Dit was een West-Duits uitgeversconcern dat het grootste gedeelte van de West-Berlijnse media en meer dan dertig procent van de landelijke kranten in handen had. Enkele bekende kranten waren onder andere

BZ, Berliner Morgenposten en Bild. Vooral die laatste moest het ontgelden. De Bild-Zeitung was een

krant die volgens het linkse milieu op hand was van de regering. Dit werd bijvoorbeeld duidelijk toen de krant tijdens de protesten van 2 juni 1967 de kant koos van de staat en de politie. De studenten werden door de krant juist gezien als verantwoordelijken voor de dood van Benno Ohnesorg.35

Ook al was de aanslag op Dutschke het werk van een eenling, werd het Springer-concern door studenten beschuldigd van het veroorzaken van de aanslag. De verspreiding van de bladen werden door studenten tegengehouden wat weer leidde tot gevechten tussen studenten en de autoriteiten. De aanslag bevestigde de overtuiging van links-radicalen dat de Duitse pers niet te vertrouwen was. De notie was dat de mediaconcerns het publiek manipuleerden en aanzette tot haat. Dit was ook de reden dat veel linkse bewegingen hun eigen blad oprichtten, omdat ze simpelweg de nationale pers niet meer vertrouwden.36

33

Citaat van Gudrun Ensslinn, website Die Zeit, http://www.zeit.de/2007/13/RAF-Terror/seite-3 (Geraadpleegd 28 februari 2018).

34

Thomas, 163-166.

35

Varon, 37-38.

36

Weinhauer, 123-124.

(16)

De aanslag op Dutschke betekende ook het einde van de APO. De opkomst van terroristische groepen zoals de RAF had voor een groot deel te maken met het feit dat er geen eenheid was binnen de APO over waar de beweging eigenlijk voor stond. Er waren gematigde personen, hardliners, feministen, natuurbeschermers, demonstranten tegen de Vietnamoorlog en zo waren er nog tal van andere subgroepen binnen het grotere geheel. Vooral de vraag of geweld tegen personen was

toegestaan verdeelde de beweging. Een groot gedeelte vond overigens van niet. Doordat er binnen de APO zoveel tegenstellingen en onenigheid was, viel de gehele beweging uit elkaar. Dit was overigens niet alleen in West-Duitsland het geval. In andere westerse landen vielen de protestbewegingen rond 1968 ook uiteen.37

In 1969 werd na jaren de dominantie van de christelijke CDU/CSU doorbroken. De Große Koalition maakte plaats voor een sociaalliberale regering bestaande uit de SPD en de FDP. Het leiderschap van de charismatische Willy Brandt moest verandering brengen. Onder het motto ‘Mehr Demokratie wagen’ moesten jongeren in West-Duitsland weer het gevoel krijgen dat ze meer inspraak hadden. Het idee van Brandt was vooral om zo de jongeren meer bij de politiek te betrekken. Dit zou nog een moeilijke opgave blijken. In veel gevallen ging men door met de studie en werd lid van de SPD om op democratische wijze verandering af te dwingen. Sommigen keerden dit pad de rug toe en voegden zich uiteindelijk bij radicale bewegingen die ook bereid waren om door middel van

onconventionele middelen verandering af te dwingen.38

De Rote Armee Fraktion is geboren

Vlak voor de aanslag op Dutschke besloot een kleine groep individuen in de nacht van 2 op 3 april 1968 het recht in eigen handen te nemen. Andreas Baader, Gudrun Ensslin, Horst Söhlein en Thorwald Proll staken het Schneider warenhuis in Frankfurt in brand waarbij ze ruim 2 miljoen DM aan schade veroorzaakten. Er vielen geen slachtoffers. De brandstichting was een natuurlijke daad van verzet volgens de ideologie van Herbert Marcuse. Marcuse was een vooraanstaand Duits-Amerikaanse filosoof die deel uit maakte van de Frankfurter Schule. Dit was een Duitse filosofische stroming. Marcuse uitte kritiek op de consumptiemaatschappij, onder andere in zijn boek One-Dimensional

Man. Volgens Marcuse reduceerde het kapitalisme burgers tot louter consumenten. De

consumptiemaatschappij leek aan de buitenkant een goed werkend systeem, maar het weerhield men ervan om een kritische houding te ontwikkelen over de problemen die zich in de wereld afspeelden. De theorieën van Marcuse waren populair bij een groot gedeelte van de studentenbeweging. Het was dan ook niet zo vreemd dat de brandstichters voor hun daad een zekere heldenstatus binnen een deel van de protestbeweging wierven.39

37

Boterman, 460-463.

38

Varon, 41.

(17)

De autoriteiten zag dit anders. De volgende dag werd het viertal brandstichters al gearresteerd. Tijdens het proces dat eind oktober begon, beweerde Ensslin dat de brandstichting een daad van verzet was tegen de Vietnamoorlog en de alleenheerschappij van het kapitalisme. Het was eigenlijk het startschot voor de ideologie van de daad waarmee de RAF zich later zou gaan kenmerken. De rechters veroordeelden de daders tot een gevangenisstraf van drie jaar. Hun advocaten hadden echter beroep aangetekend, waardoor het viertal in juni 1969 tijdelijk kwam. In afwachting of de groep weer terug de cel in moeste, hoopte de groep zieltjes te winnen voor hun zaak. Baader en Proll gingen naar Frankfurt om in een jeugdcentra te werken. Ze hoopten zodanig op de jeugd in te praten zodat ze tegen het gezag van de autoriteiten zouden komen. Ensslin deed ondertussen eenzelfde poging in rehabilitatiecentra voor jonge vrouwen. In november van hetzelfde jaar kwam het bericht dat het vonnis gehandhaafd bleef. Söhlein keerde als enige terug naar de gevangenis. Ensslin, Baader en Proll ontvluchtten het land. Baader en Ensslin gingen eerst naar Parijs en vervolgens naar Italië.40

Heel lang bleven Baader en Ensslin daar niet. In december van 1969 zocht de radicaal-linkse advocaat Horst Mahler hun op. Net als veel anderen uit de APO was Mahler gefrustreerd geraakt over de verdeeldheid die zich na het hoogtepunt van het protest in 1968 meester had gemaakt van de APO. Hij liep rond met het idee om een eigen revolutionaire beweging op te richten die door middel van gewapende acties de maatschappij zou veranderen zoals guerrillagroepen dat ook in Latijns-Amerika deden. Baader en Ensslin reageerde enthousiast. Enkele weken later durfden zij het aan om terug te keren naar West-Berlijn. Terug in Duitsland werd contact gezocht met Ulrike Meinhof.41

De linkse journaliste Ulrike Meinhof was in navolging van de Paasrellen een van de weinigen die zich achter de studenten schaarden. Zij prees de studenten die zich tegen de gevestigde orde durfde te keren. Sinds 1960 schreef ze regelmatig stukken voor het linkse protestblad Konkret. Naast het schrijven van kritische stukken, was zij in de jaren zestig een geziene gast geweest in kringen van linkse intellectuelen, vooral in Hamburg. Ook was ze vaak te zien in talkshows als tegendraadse gast die vaak weerwoord gaf aan de oude saaie grijze muizen die normaal gesproken het woord voerden. Mede door haar stukken werden sommige jongeren geïnspireerd om actief verzet te plegen en de illegaliteit in te gaan.42

Baader had Meinhof leren kennen toen zij een reportage maakte over probleemjongeren in de jeugdcentra. Door haar populariteit en gezag zou Meinhofs deelname een aanwinst zijn voor het initiatief van Mahler, Ensslin en Baader. In zekere zin was ze begin 1970 klaar voor gewelddadige strijd. Sinds 1968 was ze namelijk in haar overtuiging sterk geradicaliseerd. In een van haar columns had ze het immers voor de ‘Warenhausbrandstifter’ opgenomen. Ze was echter onzeker of ze wel

40

Ibidem, 45-46.

41

Weinhauer, 124.

42

Ibidem, 125-127.

(18)

geschikt was om de rol als militant daadwerkelijk op zich te nemen. Ze was echter zo onder de indruk van Baader dat ze mee begon te doen aan de gesprekken over een vorming van een stadsguerrilla.43

Terwijl de gesprekken plaatsvonden en de samenzweerders al probeerden aan wapens te komen, werd Baader begin april door de politie gearresteerd tijdens een nachtelijke autorit. Hij moest de rest van zijn straf uit zitten. Ensslin, Mahler, Meinhof en enkele anderen zetten een bevrijdingsactie op touw want Baader was in hun ogen onmisbaar voor de guerrilla die ze wilden vormen. Ze

verzonnen een list. Meinhof nam contact op met de autoriteiten waaraan ze vertelde dat ze samen met Baader aan een publicatie over weeskinderen schreef. Ze vroeg toestemming om samen met Baader in een universiteitsbibliotheek enkele publicaties door te nemen. Daarbij verwees ze naar het eerdere werk wat hij in de jeugdcentra had verricht toen hij in voorlopige vrijlating was. Nadat een uitgever de voorgenomen boekpublicatie bevestigde, stemden de autoriteiten met Meinhofs verzoek in.44

Op 14 mei werd Baader naar een universiteitsbibliotheek in West-Berlijn gebracht waar Meinhof hem op wachtte. Ensslin en de anderen drongen bewapend met pistolen het gebouw binnen en bevrijdden Baader. Een medewerker van de bibliotheek en een gevangenbewaarder raakten daarbij gewond. Vervolgens vluchtte de groep uit het raam. Meinhof kon nog doen alsof ze werd overvallen maar ze sprong mee. Ze begon daarmee ook aan een nieuw maar onzeker bestaan in de illegaliteit. De RAF was daarmee officieel geboren. De overtuiging dat men voor de goede zaak vocht was sterker dan de angst om te sterven. Al vrij snel startte de politie een klopjacht waardoor de groep genoodzaakt was om onder te duiken. Door haar bekendheid ging daarbij de meeste aandacht uit naar Meinhof. Een week na de bevrijding maakt de groep rond Baader zich via het linksradicale blad Agit 883

wereldkundig. Onder de strijdkreet ‘Die Rote Armee aufbauen!’, verklaarden ze dat ze met de gewapende strijd tegen de politie en het Amerikaanse imperialisme waren begonnen.45

Maar de groep moest eerst leren hoe ze een dergelijke gewapende strijd moesten voeren. Daarom gingen ze in de zomer van 1970 op trainingskamp bij de PLO in Jordanië om zich de stadsguerrilla daadwerkelijk machtig te maken. De RAF, maar ook andere Duitse en internationale revolutionaire groeperingen zoals de Rote Zellen of de IRA kwamen daar geregeld langs. Niet alleen maar om te trainen maar ook om onder te duiken als in het eigen land de grond te heet werd onder de voeten. De RAF en de PLO wisten elkaar te vinden doordat ze beiden het geloof hadden dat ze ieder in hun eigen land streden tegen kapitalisme, het militair industrieel complex en imperialisme. Vooral in het laatste punt konden beide groepen elkaar vinden. De RAF zag de West-Duitse staat en de

Amerikanen als onderdrukkers en de Palestijnen zagen de Israëliërs als onderdrukkers van een vrij Palestina.46

43

Pekelder, Sympathie voor de RAF, 33-34.

44

Ibidem, 35-36.

45

Ibidem, 36-38.

46

Jamie Trnka, ‘The West German Red Army Faction and its appropriation of Latin American urban guerilla struggles’ in: Steve Giles en Maike Orgel (eds.), Countercultures in Germany and Central Europe: From Sturm

(19)

Nadat de RAF de nodige vaardigheden had ontwikkeld, keerden ze terug naar West-Duitsland en besteedden ze hun aandacht aan de logistieke voorbereiding van hun daden. Ze verdienden geld voor de operaties met het beroven van banken, er werden auto’s en onderduikadressen geregeld en er werden wapens verzameld. Dit ging ook niet echt van een leien dakje doordat bij een van de

overvallen een aantal leden al gearresteerd werden, nog voor de echte strijd daadwerkelijk kon

beginnen. Na enige tijd maakte de groep bekend dat ze onder de naam Rote Armee Fraktion een nieuw rood communistisch leger aan het opbouwen waren. Ze volgden daarbij het voorbeeld van het Chinese Rode Leger van Mao Zedong. De West-Duitse bevolking associeerden de naam meer met het Rode leger van Stalin die aan het einde van de Tweede Wereldoorlog allerlei verschrikkingen in het Oosten van Duitsland aanrichtte. Ook herinnerde de afkorting aan de Britse Royal Airforce en de United States Airforce die vele Duitse steden platbombardeerden.47

De reden dat relatief veel jonge mensen lid werden van de groep was frustratie over de gang van zaken in de wereld. De eerste generatie handelde vooral uit onvrede over de

consumptiemaatschappij, het functioneren (of niet) functioneren van de overheid en de tegenstellingen tussen de staat en de maatschappij. Voor sommigen speelde het ook mee dat ze geen toekomst zagen voor zichzelf. De economische groei begon al deels af te nemen en het zag er bovendien niet naar uit dat de jeugd een baan en een onbezonnen toekomst tegemoet kon zien. De jongeren waren daardoor des te meer bereid om zich op te offeren voor wat zij als een goede zaak zagen.48

Hoewel de belangstelling voor een terroristische groep zoals de RAF best wel groot was, was de groep nooit sterk genoeg om de staat rechtstreeks aan te vallen. Het moest op een indirecte manier. Terrorisme is systematisch toegepast irregulier geweld. Het irreguliere geweld is de manier van een zwakkere partij om de staat pijn te doen. De RAF moest vanuit de schaduw opereren. De kracht van het terrorisme was immers profiteren van het moment. Door af en toe van zich te laten horen door middel van een gijzeling of een aanslag, zou men de staat in zijn greep kunnen houden. Daarbij was het ook belangrijk dat de groep zich alleen zou richten op de West-Duitse staat, de conservatieve media of andere doelen van westers imperialisme zoals een Amerikaanse militaire basis. Burgers mochten nooit het doelwit worden want dan zou de bevolking zich tegen de groep keren. Onderduiken zou dan een stuk ingewikkelder worden. Daarbij zou het ook moeilijker worden om andere

‘geïnspireerde’ mensen te rekruteren voor de RAF.49

In eerste instantie bleef het lange tijd bij woorden en niet zo zeer bij daden. De nieuwbakken terroristen zetten hun politieke denkbeelden en strategieën uiteen in verschillende verklaringen en brochures. Hoewel de protestbewegingen al hun steun betuigden aan de Derde Wereld, wilde de RAF de daad bij het woord voegen. Vanaf 1971 omarmden ze de stadsguerrilla. Daarmee hanteerde de RAF

47

Trnka, The West German Red Army Faction and its appropriation of Latin American urban guerilla, 326-329.

48

Ibidem, 323-325.

49

Beatrice de Graaf, Theater van de angst. De strijd tegen terrorisme in Nederland, Duitsland, Italië en

(20)

dezelfde strategie als de Latijns-Amerikaanse guerrillagroepen die vanuit de bergen vochten tegen de lokale overheden. Geweld was de mobiliserende kracht van de revolutie. Dit gegeven rechtvaardigde dat een kleine groep zoals de RAF alvast met een gewelddadige revolutie begon zonder al te veel steun van het volk te hebben. De RAF-leden identificeerden zich ook met de Vietnamezen doordat ze net zoals in Vietnam, ‘bezet’ waren door een imperialistische macht, namelijk de Verenigde Staten.50 Ze moesten daarom vanuit de schaduw moesten opereren:

‘‘Stadtsguerilla machen heißt den antiimperialistischen Kampf offensiv führen. Die Rote Armee Fraktion stellt die Verbindung her zwischen legalem und illegalem Kampf, zwischen nationalem und internationalem Kampf, zwischen politischem und bewaffnetem Kampf, zwischen der strategischen und der taktischen Bestimmung der internationalen kommunistischen Bewegung.’’51

De RAF wierf zich op als de Duitse afdeling van een wereldwijde anti-imperialistische strijd. De RAF zei de guerrillabewegingen in de landen van de Derde Wereld te ondersteunen met een heuse

stadsguerrilla in de kern van het kapitalisme. Dus in het Westen. Door het linkse geweld zouden machthebbers van westerse landen ertoe gedreven worden hun macht te misbruiken waardoor volkeren wel in opstand moesten komen. Alles ging echter niet zoals gepland.

Propaganda der Tat

De eerste echte tekenen dat het geweld uit de hand begon te lopen was toen op 10 mei 1971 Manfred Grashof en Astrid Poll bij een verkeerscontrole werden aangehouden. Hierop trokken ze de wapens en vond er een grote schietpartij plaats waarna beiden ontsnapten. Dit zorgde ervoor dat het

Bundeskriminalamt (BKA) de groep voor het eerst kenmerkte als volksvijand nummer 1. De West-Duitse overheid besloot, om erger te voorkomen, in te stemmen met de zogenaamde Radikalernerlass. Hierin werd onder andere bepaald dat iedereen die zich niet hield aan de door de staat opgezette democratische grondbeginselen en regels, niet mocht werken bij de overheid. Dit gold ook voor leraren en professoren. Dit was extra gevoelig aangezien de meeste demonstrerende jongeren van de universiteiten kwamen en ze dus het gevoel kregen dat ze monddood gemaakt werden. Daarbij werd ook de vraag gesteld waar precies de grens lag. Was de nieuwe wetgeving in tegenspraak met de vrijheid van meningsuiting en privacy? Bovendien toonde het veel overeenkomsten met de maatregelen die de nazi’s hadden genomen tijdens hun heerschappij.52

Volgens de West-Duitse overheid waren deze maatregelen noodzakelijk. De West- Duitse staat handelde ook uit angst voor herhaling van het verleden. De overtuiging van de overheid was dat

50

Trnka, 326-327.

51

Citaat van de Rode Armee Fraktion over Stadsguerilla uit: Das Konzept Stadtsguerilla, April 1971, website Rafinfo, http://www.rafinfo.de/archiv/raf/konzept_stadtguerilla.php (Geraadpleegd 25 februari 2018).

(21)

radicale gedachtes en groeperingen de eenheid van de staat bedreigden zoals tijdens de

Weimarrepubliek. De aanscherping van de wetten door de West-Duitse overheid zette de RAF er alleen maar toe aan om nog meer geweld te gebruiken. Een bijkomend gevolg was dat de maatregelen er ongewild aan bij droegen dat de dreiging die uitging van de RAF, ook golden voor kleinere

vergelijkbare terroristische groepen met een minder grote naamsbekendheid. Dit zorgde ervoor dat binnen de linkse beweging de RAF ook kritiek te verduren kreeg. De politie en justitie verhoogden ook de druk op alle linkse groepen terwijl zij niets verkeerd deden.53

Petra Schelm was het eerste slachtoffer dat aan de kant van de RAF viel. Zij werd op 15 mei 1971 doodgeschoten toen ze zich tegen haar arrestatie verzette. Het was vuur met vuur bestrijden. De RAF zou hoe dan ook wraak nemen. De druk van de politie op de groep werd steeds groter en ook andere verdachten werden door de politie neergeschoten. Hierdoor rees de vraag bij (vooral de linkse media) of de politie alles wel onder controle had aangezien het vuur wel heel vaak werd geopend. De West-Duitse overheid moest zo hard mogelijk de groep aanpakken om te voorkomen dat dergelijke terreurdaden in de toekomst weer konden plaatsvinden. Daarbij werden ook verscherpte maatregelen genomen zodat terroristen niet zo makkelijk hun slag konden slaan. Tegengeweld van de staat heeft bijgedragen aan de verdere ontsporing van het geweld in de loop van de jaren zeventig. Een

politieactie werd altijd opgevolgd door een terreurdaad. Een reactie vraagt altijd om een tegenreactie. Geen van beide kanten wilden inbinden waardoor men maar niet uit die vicieuze cirkel van geweld kwam.54

Als reactie op de dood van Schelm begon de RAF met een serie bomaanslagen die bekend zouden staan als het Mai-Offensive van 1972. Gedurende twee weken stond de Bondsrepubliek op zijn kop. Hun eerste doelwit was het Amerikaanse leger. Op 11 mei 1972 werden twee bommen tot ontploffing gebracht bij een militaire basis in Frankfurt waarbij een officier gedood werd en nog eens dertien anderen gewond raakten. Het was een wraakactie op de beslissing van Nixon om een nieuwe reeks bombardementen te beginnen in Vietnam. De RAF dreigde dat er meerdere aanslagen zouden volgen als de Amerikaanse overheid niet besloot om zijn troepen definitief uit Vietnam terug te trekken. West-Berlijn en West-Duitsland zouden niet langer een veilige thuishaven zijn voor Amerikanen.55

Er volgden nog meerdere bomaanslagen. Op 12 mei werden het hoofdbureau van de politie in Augsburg en het Landeskriminalamt in München opgeblazen. Op 15 mei werd de auto van de federaal aanklager Wolfgang Buddenberg bij het gerechtsgebouw in Karlsruhe opgeblazen. Bovendien werd op 19 mei een enorme bom tot ontploffing gebracht bij een van de Springer gebouwen.56

53

Holger Nehring, ‘The era of non-violence: ‘terrorism’ and the emergence of conceptions of non-violent statehood in Western Europe, 1967-1983’ in: European review of history, vo1. 4, no. 3 (2007) 347-349.

54

Nehring, The era of non-violence, 350-352.

55

Ibidem, 353-354.

56

Ibidem, 356-359.

(22)

De grootste aanval was wellicht toen op 24 mei een bom tot ontploffing werd gebracht bij de Amerikaanse militaire basis in Heidelberg waarbij drie Amerikaanse officieren om het leven kwamen. Het was een succesvolle actie van de RAF in die zin dat het de ‘imperialistische machthebbers’ in het hart wist te raken. Bovendien zorgde de bomaanslagen ervoor dat de Amerikaanse overheid de RAF als een mogelijke dreiging voor de Amerikaanse veiligheid werd gezien. De ontwikkelingen in de Bondsrepubliek werden in de eerste helft van de jaren zeventig nauwelijks gevolgd door de

Amerikaanse overheid. Dit is voor een groot deel te verklaren doordat terrorisme niet als een serieus probleem werd gezien. De West-Duitse strijd met de RAF kreeg pas enige belangstelling toen het Amerikaanse leger het doelwit was van de extreemlinkse groep. De Koude Oorlog had de

verhoudingen in de wereld al op scherp gezet. Een aanval op het Amerikaanse leger en vooral door linksgeoriënteerde groeperingen is iets wat ophef had kunnen veroorzaken.57

Echter bleef het achter de schermen opvallend stil.Uit een kort bericht van het State Department bleek dat de aanslag minder ernstig was dan op het eerste gezicht leek. Hoewel men de dood van de drie militairen betreurde, was men vooral niet te spreken over de instelling van de West-Duitse overheid. In de memo werd duidelijk dat de Amerikaanse overheid de West-West-Duitse regering behoorlijk amateuristisch en klungelig te werk vond gaan. Daarbij vond men het verstandig dat er extra veiligheidsmaatregelen genomen zouden worden tot dat de West-Duitse autoriteiten de daders zouden vinden:

‘’The US government regrets the death of 3 officers that were stationed in Heidelberg. The assault could have been far worse if defensive measures weren’t already put into place. However, further checks are needed at the base gates to prevent possible new attacks in the future. The big question remains how a small group of perpetrators is capable of doing such a thing. Why does the FRG government have so much difficulty in finding a small group of individuals? ’’58

In een ander kort bericht dat 26 mei werd gepubliceerd, werd er gerefereerd aan een krantenbericht van The Washington Post dat een dag eerder werd gepubliceerd. Hierin werd gevraagd hoe de

Amerikanen die bij de basis werkten, de aanval hadden beleefd. Het opvallende was dat zij er ook vrij nuchter onder bleven:

‘‘They stage some fairly spectacular bombings but it has no long-term impact. We may have some wives who are leery but everybody still goes everywhere and does everything. There are so many incidents. We just live with it.’’59

57

Ibidem, 360-362.

58

West Germany’s Red Army Faction. A reference aid, website CIA freedom of information act,

https://www.cia.gov/library/readingroom/docs/CIA-RDP93T00643R000201570001-3.pdf (Geraadpleegd 25-2-2018).

(23)

Afgaande op deze berichten, bleken de Amerikaanse overheid en de officieren niet echt onder de indruk te zijn van de aanvallen. Desondanks zat de West-Duitse overheid in een lastig pakket. Enerzijds was het allesbehalve kordate optreden van de West-Duitse overheid een teken dat het roer om moest. Als het land niet eens een kleine groep mensen kon opsporen en berechten dan deed het overkomen alsof de West-Duitse staat zwak was en bood het terroristen en andere kwaadwillende vrij spel om te doen wat zij wilden. Anderzijds was de West-Duitse overheid bang dat oude vijandbeelden weer de kop op zouden steken als de overheid strenge maatregelen zou nemen. De staat die een kleine groep mensen vervolgt, toonde immers overeenkomsten met het beleid van de nazi’s. Bovendien was de West-Duitse overheid bang dat nog meer maatregelen de RAF alleen maar in de kaart zou spelen.60 Het verstand won het echter van de angst. De West-Duitse overheid was erop gebrand om de RAF definitief achter de tralies te krijgen. De West-Duitse staat bracht een enorme politiemacht op de been waarbij de nieuwste middelen werden gebruikt zoals betere wapens, pantservoertuigen en zelfs computers om de daders te vinden. Alle maatregelen door de West-Duitse autoriteiten ten spijt, werd door een tip van bezorgde buurtbewoners de verblijfplaats van enkele RAF-leden ontdekt. Zo werden Baader, Raspe en Holger Meins op 1 juni gearresteerd in een huis in Frankfurt. Een week later werd Gudrun Ensslin gearresteerd in een luxueuze kledingwinkel in Hamburg. Meinhof en Gerhard Möller werden midden juni gearresteerd in Hannover. De arrestaties toonden de overdreven reactie van de West-Duitse staat aan. Het gehele Duitse justitionele apparaat werd gebruikt om een kleine groep van ongeveer vijftig mensen op te sporen. Hoe het ook moge zijn, de RAF eindigde nu wel achter de tralies.61

Mensenrechten in het gedrang?

Na de arrestaties van de kopstukken leek de RAF verslagen. Het leek alsof het RAF-hoofdstuk was afgesloten en de kopstukken alleen nog door de rechter veroordeeld moesten worden. De arrestatie van de RAF-leden betekende niet meteen dat er een einde kwam aan hun daden en hun bekendheid. Sterker nog, hun bekendheid (of beruchtheid) kreeg een nieuwe impuls. In zekere zin was

gevangenschap het beste wat de RAF kon overkomen doordat de leden konden aantonen dat ze zich in mensonterende omstandigheden bevonden. Ze zetten als het ware de strijd voort vanuit de gevangenis. Hun lichaam gebruikten ze als wapen. Regelmatig kwam de RAF in het nieuws, in binnen en

59

West Germany: Return of the scoundrel, website CIA freedom of information act,

https://www.cia.gov/library/readingroom/docs/CIA-RDP75-00001R000200150002-8.pdf (Geraadpleegd 25-2-2018).

60

Varon, 68-71.

61

Nehring, 367-371.

(24)

buitenland waardoor de groep veel sympathie wekten onder jongerenbewegingen en activisten. Het was het eerste moment waarop er werd gespeculeerd over de schending van mensenrechten. Ook al kun je je ook afvragen of de RAF zelf überhaupt wel oog had voor de mensenrechten aangezien de groep zelf zonder mededogen anderen van het leven beroofde.62

Desalniettemin kondigde de West-Duitse staat nieuwe strenge maatregelen aan om de RAF op non-actief te zetten. Zo was er constante camerabewaking waardoor er geen enkele privacy meer was en werden ze afgeluisterd als ze een gesprek hadden met hun advocaten. Het belangrijkste instrument voor de mobilisering van sympathisanten buiten de gevangenis was de beschuldiging aan het adres van de staat dat deze de gevangenen zou folteren door middel van ‘Isolationsfolter’. Door middel van eenzame opsluiting zouden de leden van de RAF mentaal en fysiek worden gebroken. De staat had dit in zekere zin over zich afgeroepen door de meeste gedetineerde RAF-leden tot het einde van 1974 in eenzame opsluiting te zetten. Ulrike Meinhof zat bijvoorbeeld tussen 1972 en 1973 bijna 8 maanden helemaal alleen opgesloten. Ook de cellen naast haar werden leeg gehouden. Elk geschreeuw of klopsignaal moest verhinderd worden. De autoriteiten waren namelijk bang voor bevrijdingsacties en voor rekrutering van nieuwe mogelijke leden. Sympathisanten van de RAF beweerden dat de

mensenrechten geschonden werden. Termen zoals ‘Isolationsfolter’ en ‘sensorische deprivatie’ bereikten mede dankzij de Nederlandse activist en arts Sjef Teuns internationale bekendheid. Daarbij lagen makkelijke vergelijkingen met het naziregime voor de hand.63

Het negatieve beeld van de staat werd verergerd doordat de RAF-leden op 17 januari 1973 begonnen aan een hongerstaking. Er zouden nog een aantal volgen. In eerste instantie stelden de autoriteiten zich nog terughoudend op, maar vanaf de tweede hongerstaking in mei van hetzelfde jaar, zag de staat zich genoodzaakt om in te grijpen. Er werd begonnen met dwangvoeding. Daarbij werd er via een buis in de slokdarm voedsel bij de hongerstakers toegediend. Vooral voor degene die zich verzette, bleek dit een zeer pijnlijke aangelegenheid. Het beeld dat men te maken had met een barbaarse staat werd hierdoor bekrachtigd. In de herfst en winter van 1974 escaleerde de situatie tijdens de derde hongerstaking. Op 9 november 1974 stierf het RAF-lid Holger Meins aan de gevolgen van ondervoeding. De indruk ontstond dat de medische zorg in de gevangenis onvoldoende was geweest. Het leek de RAF en haar sympathisanten te ontgaan dat Meins meer dan 50 dagen in hongerstaking was geweest en ernstig vermagerd was. Men had simpelweg niet veel meer voor hem kunnen doen.64

Desalniettemin werden door zijn dood de democratische waarden van de Bondsrepubliek verder in een kwaad daglicht gesteld. De hongerdood van Meins zette aanhangers van de RAF ertoe zich nog meer in te spannen voor de strijd tegen de omstandigheden in de gevangenis. Door het beeld

62

Jacco Pekelder, ‘The RAF solidarity movement from a European perspective’ in: Martin Klimke, Jacco Pekelder en Joachim Scharloth (eds.), Between Prague Spring and French May. Opposition and revolt in

Europe, 1960-1980 (New York en Oxford 2011) 3-7.

63

Pekelder, The RAF solidarity movement from a European perspective, 7-9.

64

Pekelder, 9-10.

(25)

van een ernstig vermagerde Meins werden er vergelijkingen gemaakt tussen omstandigheden waar de RAF-leden mee te maken hadden en de mensonterende toestanden in Auschwitz. Mede door het lot van Meins besloten sommige sympathisanten ook zelf de gewapende strijd op zich te nemen. Deze personen zouden deel uit gaan maken van de tweede generatie van de RAF. De omstandigheden waarin de RAF-leden in gevangenschap zaten, bleven nagenoeg hetzelfde.65

De aandacht richtte zich vanaf 21 mei 1975 weer op de RAF vanwege het proces dat tegen de kopstukken Meinhof, Ensslin, Baader en Raspe werd gevoerd. Echter misdroegen de RAF-leden zich voortdurend waardoor de rechtszaak steeds werd onderbroken. De rechtszaal was meer een podium waar de leden zich konden profileren. Bovendien bevonden de meeste leden zich allang niet meer in eenzame opsluiting. Ze zaten met elkaar gehuisvest op dezelfde verdieping waar ze dagelijks een aantal uur bij elkaar konden komen om de voortgang van het proces te kunnen bespreken of om te overleggen over hoe ze hun proces konden dwarsbomen. Er waren namelijk veel botsingen tussen de kopstukken en de advocaten enerzijds en de rechters anderzijds. Deze confrontaties gaven opnieuw het idee bij sympathisanten dat de Bondsrepubliek de RAF-gevangenen oneerlijk behandelde. In

werkelijkheid werden de incidenten door de RAF uitgelokt om de publieke opinie te beïnvloeden.66 Op een gegeven moment werd het duidelijk dat op deze manier het strafproces niet door kon gaan. Daarom werd er een speciale Baader-Meinhof Gesetz aangenomen. De wet bood rechters de mogelijkheid om advocaten van de groep te weren als men het vermoeden had dat zij zelf lid waren van de organisatie of de groep hielpen. Bovendien mochten de verschillende kopstukken van de RAF nooit gezamenlijk in een rechtszaal verschijnen en kon een rechtszaak gewoon doorgaan ook al maakten de verdachten bezwaar als ze zich bijvoorbeeld niet goed voelden. Dit bleken geen overbodige maatregelen te zijn want de advocaten smokkelden regelmatig berichten van de gevangenen naar buiten. Hierdoor werd mede het ‘overtrokken’ beeld verspreid van de omstandigheden in de gevangenis.67

De slag is verloren maar de strijd gaat door

Ook al zat de eerste generatie vast, betekende het niet het einde van de RAF. De strijd was nog maar net begonnen. Door middel van verschillende boodschappen die door de advocaten naar buiten werden gesmokkeld, werd een hele nieuwe generatie RAF-leden gerekruteerd. Deze zouden in 1977 van zich laten horen. Het gevangenschap van Baader en zijn medestanders was voor de nieuwe generatie het bewijs van de misdadigheid van het politiek systeem. Baader en zijn gevolg beweerden dat ze fysiek en mentaal gebroken werden zodat ze geen weerwoord zouden geven. De zelfmoord van Ulrike Meinhof op 8 mei 1976 was wellicht de druppel die de emmer deed overlopen. Complottheorieën schoten als paddenstoelen uit de grond. De overtuiging van de nieuwe RAF-leden was dat ze door de

65

De Graaf, Theater van de angst, 56-58.

66

Ibidem, 58-59.

(26)

staat was vermoord. Een andere theorie stelde dat de omstandigheden in de gevangenis zo slecht waren dat Meinhof besloot om zelfmoord te plegen. Dit allemaal gaf de indruk bij de nieuwe RAF generatie dat de eerste generatie leden geen enkele kans had op een eerlijk proces. De bevrijding van de rest van de boegbeelden van de eerste generatie werd de voornaamste doelstelling van de tweede generatie.68

Hoewel de Amerikaanse overheid tot halverwege de jaren zeventig vrij laconiek reageerde op de aanslagen van de RAF en de manier hoe de West-Duitse overheid hier mee omging, was het de vraag hoe vanaf 1977 op de West-Duitse strijd tegen het terrorisme zou worden gereageerd vanuit de Verenigde Staten. De Duitse bondskanselier Helmut Schmidt zou tijdens zijn regeerperiode tussen 1974 en 1982 zijn kalmte bewaren. Zelfs tijdens de Deutsche Herbst zou hij zijn zenuwen in bedwang houden. Het was de vraag of de nieuwe Amerikaanse president Jimmy Carter dat ook zou doen. Het nieuwe Amerikaanse buitenlandse beleid stond in het teken van de mensenrechten. Carter kondigde daarbij aan dat bondgenoten ook op hun fouten gewezen zouden worden. De vraag was of hij ook daadwerkelijk de daad bij het woord zou gaan voegen.69

Hoofdstuk 2: Terrorism is not a great deal of concern. Carters beleid in

theorie en praktijk

‘It is a new world, but America should not fear it. It is a new world, and we should help to shape it. It is a new world that calls for a new American foreign policy- a policy based on constant decency in its values and on optimism in our historical vision.’’70

68

Ibidem, 65-67.

69

M.E. Stuckey, ‘Jimmy Carter, human rights and instrumental effects of presidential rhetoric’ in: Shawn J. Parry en J. Michael Hogan (eds.), The Handbook of rhetoric and public address (Blackwell 2010) 57-59.

70

Toespraak van Jimmy Carter over mensenrechten en het Amerikaanse beleid, 22 mei 1977, website The American Presidency Project, http://www.presidency.ucsb.edu/ws/?pid=7552 (Geraadpleegd 16 december 2017).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Over het algemeen was het aantal geregistreerde woninginbraken en overige misdrijven onder bewoners van buurten met een COA-locatie iets hoger dan in buurten zonder COA-locatie,

zien ’t komt gewoon bij mensen waar je het niet verwacht. het is niet een zeer

vir die ontwikkeling van 'n taalprogram nie. 'n Belangrike beginsel by die ontwikkeling van 'n taalprogram is die gebruik van konkrete voorwerpe en die minimum

in 'n siende gemeenskap aan hulle gestel gaan word.* Hierdie kursus word as ekstrakurrikulere program in die middae aangebied en 'n deeltydse onderwyseres wie

die skoolorganisasie, Dit spreek vanself dat die skoolopvoeding in die Chri like-nasionale skoal geen geringe bydrae tot die opvoeding van die kind lewer nie en

ins~elling is, en verder ook aangesien .dieselfde probleme met betrekking tot druiping en uitsakking van studente aan technikons ondervind word, word in hierdie

Sportwetenskaplike publikasies bly die belangrikste bronne om relevante inligting na belanghebbendes deur te gee. 'n Besondere paging moet egter gemaak word om te

Sportwetenskaplike publikasies bly die belangrikste bronne om relevante inligting na belanghebbendes deur te gee. 'n Besondere paging moet egter gemaak word om te