• No results found

Van kalandermolenaars tot modern apprêteerbedrijf: de apprêteernijverheid in Helmond 1800-1870

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Van kalandermolenaars tot modern apprêteerbedrijf: de apprêteernijverheid in Helmond 1800-1870"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Van kalandermolenaars tot modern apprêteerbedrijf: de

apprêteernijverheid in Helmond 1800-1870

Citation for published version (APA):

van Hooff, W. H. P. M. (1985). Van kalandermolenaars tot modern apprêteerbedrijf: de apprêteernijverheid in

Helmond 1800-1870. Textielhistorische Bijdragen, 25, 70-82.

Document status and date:

Gepubliceerd: 01/01/1985

Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record

Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be

important differences between the submitted version and the official published version of record. People

interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the

DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page

numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne

Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at: openaccess@tue.nl

providing details and we will investigate your claim.

(2)

4

Van kalandermolen aars tot

modern

apprêteerbedrijf; de apprêteernijverheid In

Helmond 1800-1870

G. v. Hooff

1 Inleiding

De geschiedenis van de textielnijverheid in Helmond gaat ver terug. Al vrij spoedig na de eerste vermelding van de stad in de oudste schriftelijke bronnen, ca. 1180, zijn er aanwijzingen dat de textielindustrie een van de belangrijkste ambachten vormde. Op de oudst bekende 'kaart van de am-bachten', uit 1389, komen de ambachten van wevers en volders, snijders en droogscheerders voor. Hieruit blijkt, dat er toen al in Helmond een ge-diversifieerde textielnijverheid was, waar zowel het proces van weven als van afwerken geschiedde. In het Helmondse poortersboek kwamen aan het eind van de 14e eeuw ook nog enkele ververs voor. Door onder meer oorlogen, branden en epidemieën raakte de textielnijverheid in de 16e eeuw in verval. De Helmondse linnennijverheid werd afhankelijk van op-drachtgevers elders. In de 17e en 18e eeuw was de textielnijverheid be-perkt tot het thuisweven voor Haarlemse kooplieden. De inkoop van het garen, de afwerking en de verkoop van de stoffen gebeurde buiten Hel-mond. Een groot deel van de Brabantse textielnijverheid was vanwege de lage lonen door ondernemers in het westen van het land ingeschakeld bij arbeidsintensieve werkzaamheden. Eind 18e eeuw namen Brabantse tex-tielondernemers steeds meer het hele produktieproces in eigen handen. Tijdens de Franse overheersing ontstonden er in Helmond allerlei nieuwe initiatieven op textielgebied. De weefondernemingen begonnen meer voor- en nabewerkingen in eigen beheer uit te voeren en daarnaast ont-stonden er ook verschillende zelfstandige blekerijtjes, ververijtjes en druk-kerijen. Tevens vond in die periode de verdere overschakeling van linnen naar gemengd linnen/katoenen en geheel katoenen goederen plaats. In dit artikel wil ik een overzicht geven van de ontwikkeling in Helmond van een belangrijke vorm van textielveredeling, het apprêteerbedrijf. Hierbij is vooral de ontwikkeling van de kalanderbedrijven van belang. Kalanderen is een oude vorm van veredeling van stoffen. I Het geweven goed werd door middel van rollen of stenen geplet. Het goed kreeg

(3)

daar-door een gesloten oppervlak, waarbij het door verwarming der walsen ging glanzen en door gebruik van andere walsen een ruw oppervlak kreeg. Het kalanderen gebeurde aanvankelijk tussen twee platte, op- en neer-gaande molenstenen. Later werden er losstaande houten constructies voor vervaardigd, een soort mangels. De kleine kalandermolens werden met de hand aangedreven, de grote door paardenkracht (roskalandermolens). In de 1ge eeuw was kalanderen een veel toegepaste eindbewerking. De tex-tieldrukkers kalandeerden de te bedrukken stof tweemaal. Eénmaal voor het drukken om de stof goed vlak te krijgen en na het drukken nog eens ter afwerking.

In de loop van de 1ge eeuw werden er bij de nabewerking van textiel steeds meer machinerieën en chemische hulpmiddelen gebruikt. Er ont-stond een onderscheid tussen chemisch en mechanisch apprêt (= nabe-werking). Veel gebruikte chemische stoffen waren glans- en verdikkings-middelen, die vaak met verschillende toevoegingen op de stof worden ge-bracht. Het doek onderging dan dikwijls nog een mechanische bewerking. Van zuiver mechanisch apprêt was sprake als het resultaat uitsluitend door machinale bewerking was verkregen, zoals het kalanderen, ruwen, drogen, scheren en glaceren.

2 De Helmondse kalanderbedrijven

In Helmond werd rond 1830 het kalanderbedrijf slechts als onderdeel van andere textiel- of molenaarsactiviteiten 'uitgeoefend. Zo beschikte volgens de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel van het kadaster (1832) Andries van Hoeck in zijn bedrijfsgebouw behalve over een kalandermolen ook over een pelmolen.2 De blauwverver ] an Baptist Swinkels bezat een apart ge-bouw met een kalandermolen,3 evenals zijn collega Hendrik Rooyakkers.4 Vermoedelijk beschikten ook verschillende andere blauwververs en druk-kers over kalanderapparatuur. Deze was echter niet zo omvangrijk dat daarvoor een apart gebouw was opgericht, waardoor de aanwezigheid aan de hand van kadastrale gegevens niet te achterhalen is. Zo verkocht] 0-hannes Diddens in 1823 een dergelijk apparaat, waarbij het vermoedelijk - gezien de lage verkoopprijs - om een kleine of oude machine ging.5 Ook zijn collega P.A. Sutorius beschikte over een kalanderhuis.6

In het kadaster staan voor 1845 geen vermeldingen van aparte gebouwen voor kalandermolens op naam van weefondernemingen. Uit een overzicht uit 1841 weten we echter dat de firma Raymakers & Ramaer destijds over een paardenkalandermolen beschikte. 7 Wanneer zij deze molen geïnstal-leerd hebben is mij onbekend. Het met de Helmondse weverijen verwante textielbedrijf van ].Th. Prinzen te Gemert beschikte al sinds 1834 over

(4)

een eigen roskalandermolen.B Voor zover is na te gaan schafte de firma W. Prinzen in 1845 een ros kalandermolen aan9 en de firma A. Raymakers nam een dergelijke installatie in 1855 in gebruik. 10 De geschiedenis van de drie kleine kalanderbedrijven, die geen onderdeel van een weefonderne-ming vormden, wordt hierna in het kort behandeld.

3 De kalandermolenaars in de eerste helft van de 1ge eeuw

Het bedrijf waarover we het best geïnformeerd zijn is de textielonderne-ming van Hendrik Rooyakkers. Deze in Lieshout geboren koopman ves-tigde zich ca. 1800 in Helmond. In de nazomer van 1807 richtte hij samen met L. Swinkels en J .R. van Eupen een katoendrukkerij op.l! In 1809-1811 ging deze firma zich ook met de fabricage van respectievelijk ge-mengd linnen/katoenen en geheel linnen stoffen bezighouden. 12 rond 1815 liepen de zaken echter terug en omstreeks 1818 werd het compagnonschap ontbonden. Hendrik Rooyakkers ging toen verder met zijn zoon Chris-tiaan. 13 Van Eupen was vermoedelijk de technische man van het com

pag-Fig. 1 Een voorbeeld van een houten kalandermolen met handaandrijving (1795). Bovenop is

een constructie met gewichten bevestigd om de stof strak te spannen en zonder kreukels door te voeren. Een dergelijke inrichting is ook op de machine uit ca. 1875 (fig. 2) te

(5)

nonschap, 14 terwijl Rooyakkers meer de commerciële kant voor zijn

reke-ning genomen zal hebben. 15 Leonard Swinkels, een rijke brouwer, is

ver-moedelijk slechts financieel in de zaak geïnteresseerd geweest. De

finan-ciering scheen toch problemen opgeleverd te hebben, want er moest al vrij

spoedig na de oprichting geld geleend worden bij derden. 16 In welk jaar

Rooyakkers nu de kalandermolen heeft geïnstalleerd is niet bekend. Ver-moedelijk heeft deze aanvankelijk als onderdeel van de katoendrukkerij van Rooyakkers, Swinkels en Van Eupen gediend. Ergens in de jaren '20

trok zoon Christiaan weg naar Amsterdam en zette Rooyakkers sr. de

zaak alleen voort. Rond 1830 bestond zijn bedrijf uit een blauwververij en

katoendrukkerij met daaraan verbonden een paardenkalandermolen en een katoenblekerij. 17 Na de dood van Hendrik Rooyakkers (1832) werd de

zaak voortgezet door zijn weduwe, die na enkele jaren werd bijgestaan door de teruggekeerde zoon Christiaan. 18

Christiaan Rooyakkers overleed echter al vrij spoedig na zijn terugkomst

(1840). De zaken -werden toen voortgezet door de beide weduwes. In die jaren werden vermoedelijk de ververij en drukkerij afgestoten. In 1844

staan de gebouwen hiervan vermeld als woonhuizen. Toen de weduwe

van Hendrik Rooyakkers in 1844 ook overleed werd het onroerend goed

openbaar verkocht. 19 De roskalandermolen werd door een aangetrouwd

familielid gekocht en bleef zo binnen de familie. Dit bedrijfsonderdeel

werd voortgezet onder leiding van de weduwe van Christiaan Rooyak-kers. In 1846/47 liet de firma Van Vlissingen veel goed bij haar kalande-ren.20

Over het bedrijf van Andries van Hoeck weten we veel minder dan van

het voorgaande. Van Hoeck, van oorsprong zilversmid, was een van de Helmondse middenstanders die zich in de 'boom'periode in het begin van de 1ge eeuw met de textielfabricage inliet. In 1809 maakte hij deel uit van

de firma W. van de Waterlaat, J. van Lieshout & A. van Hoeck.21

Wan-neer deze firma ontbonden werd is onbekend. Van Hoeck ging verder met

een gecombineerd kalandermolen/pelmolenbedrijf.22 Na het overlijden van Andries van Hoeck (1836) ging het bedrijf over op zijn zoon, de koopman F. H. van Hoeck.23

Een derde kalandermolen stond opgesteld bij Jan Baptist Swinkels. Deze telg van een oude Helmondse familie vestigde zich omstreeks 1810 als ont-vanger van de domeinen.24 Rond 1812 begon ook hij een textielbedrijfje

samen met Maurice Pieter van der Voort en Pieter van der Voort. In 1819

ging hij met de linnen fabrikant J. van Aerle een compagnonschap aan.25

De firma kwam vermoedelijk in de jaren '20 geheel in handen van Swin-kels. De blauwververij en roskalandermolen stonden in ieder geval rond

(6)

1830 op naam van Swinkels en ook het patent stond op zijn naam.26 Eind 1835 werd de firma Swinkels & Van Aerle in staat van faillissement ge-steld. Het bedrag aan schulden was bij de opmaking van de boeken bijna vijf keer zo groot als de waarde van de inventaris.27 Blijkbaar hebben de

crediteuren een schikking geaccepteerd. Gegevens over een openbare ver-koop heb ik nergens kunnen vinden. 28

Jan Baptist Swinkels zette de zaken voort als herbergier en rijtuigverhuur-der.29 Wat er nu precies met de kalandermolen gebeurd is na het faillisse-ment, is onduidelijk. Uit het kadaster blijkt dat er in 1836 een nieuw ge-bouw tot paardenkalandermolen werd opgericht dat in 1840 echter al weer verkocht werd aan de Helmondse winkelier-koopman J.H. Spoorenberg, wiens zoon er in 1849 een stal van liet maken.30 De familie Spoorenberg was, voor zover bekend, niet actief in de textielbranche. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat zij de kalandermolen nog als zodanig in gebruik heeft gehad.

4 Technische en economische kanten van het kalanderbedrijf Hoe de Helmondse kalanderbedrijven technisch functioneerden is moei-lijk te achterhalen. Weliswaar beschikken we over een boedelinventaris van twee van de drie hierboven beschreven kalanderbedrijven, maar over de technische inrichting worden we aan de hand daarvan niet veel wijzer. De constructie van de kalandermolen werd in beide inventarissen niet na-der aangeduid. Wat .dat betreft beschikken we slechts over een vermelding uit 1830 waarin de kalander van Van Hoeck beschreven wordt als be-staande 'uit een ijzere en twee hou te wielen'. 31 De volledig houten kalan-derapparatuur (zie figuur 1) is dus voor dat bedrijf vervangen door een ka-lander waarin ook ijzerwerk verwerkt was. In de twee genoemde inventa-rissen, die vrij uitputtend zijn, staat niets vermeld over de aanwezigheid van chemische hulpmiddelen, een aanwijzing dat er alleen mechanisch apprêt plaatsvond.

De exacte kosten van de inrichting van een kalandermolen zijn evenmin bekend. Wel weten we uit de twee inventarissen de geschatte waarde van de toen aanwezige kalanderapparatuur. De molen van Swinkels werd op 1300 getaxeerd, die van Rooyakkers op 1450.32 Naast de kosten voor de aanschaf van de apparatuur kwam daar nog de oprichting van een ge-bouw, de paarden en het paardentuig bij.

(7)

5 Nieuwe ontwikkelingen in de jaren '50

In de jaren 1845-1865 vond in het Helmondse textielbedrijf de introductie plaats van stoom. Op de katoendrukkerij van Van Vlissingen na, werd de stoom alleen gebruikt voor verwarmingsdoeleinden. In 1856 schakelden zowel de weduwe e.M. Rooyakkers, F.H. van Hoeck en de firma W. Prinzen over op stoomverwarming voor hun kalanderapparatuur. 33 Of de

invoering van stoomverwarming nu ook de introductie van nieuwe, ge-heel ijzeren apparatuur inhield, is onbekend. Het is ook niet bekend ofbe-paalde (kwaliteits)eisen bij de klanten geleid hebben tot deze mechanise-ring. De introductie van stoom bracht uiteraard wel de nodige investe-ringskosten met zich mee. Naast een stoomketel moest er onder meer ook een schoorsteen opgericht worden.

Toch was er binnen de Helmondse textielbedrijven behoefte aan andere apprêteermogelijkheden dan alleen mechanisch kalanderwerk. In het jaarlijks verslag van de Kamer van Koophandel over 1859 staat:

'inrigtin-gen voor de appretuur van fabrijkaat, zoals elders bestaan zijn zeer voor de verdere uitbreiding der fabrijken te wenschen'. 34 In het verslag over 1860 wordt gemeld dat aan deze vraag weldra schijnt te worden vol-daan.35 Aan de inrichting die in deze behoefte voorzag is het tweede

ge-deelte van dit verhaal gewijd.

6 De vraag naar nieuwe apprêtuurmogelijkheden

In de jaren '50 kwamen er in binnen- en buitenland nieuwe, moderne ap-prêteerbedrijven op. In de Overijsselse textielindustrie waren in 1850 al twee door stoom aangedreven kalanders aanwezig en in 1860 vijftien stuks, tegen geen enkele in Noord-Brabant.36 Wel werd in het

nabijgele-gen Geldrop in 1854 reeds een modern, gemechaniseerd, textielverede-lingsbedrijf opgerichtY Deze moderne veredelingsbedrijven boden op het gebied van apprêtuur veel meer mogelijkheden dan de kalanderbedrijven. De nieuwe technieken waren ook in het Duitse textielcentrum Mönchen-Gladbach, waarmee de Helmondse textielnijverheid veel contact had, be-kend. In 1857 werd daar de Gladbacher Aktien-Gesellschaft für Druckerei und Appretur opgericht. 38 Blijkbaar had ook de Helmondse koopman en

ververij-eigenaar Willem Swinkels relaties in Gladbach. In 1861 sloot hij in ieder geval een overeenkomst met de Gladbacher apprêteur

J

osef Thei-sen voor de oprichting van een apprêteerbedrijf in Helmond.

a Willem Swinkels

Willem Swinkels was de zoon van een Helmondse winkelier en

(8)

Fig. 2 Voorbeeld van een stoomverwarmde en mechanisch aangedreven apprêteermachine, ca.

1875, in gebruik bij de ververij van M. Francillon te Puteaux voor de apprêtuur van

lichte stoffen (uit: Louis Fiquier, 'Les merveilles de I 'industrie', deel 2 (Parijs ca. 1875) 717.

A. vloeistofbak voor het apprêteermiddel

a. rol die in het apprêteermiddel wordt gedompeld en het middel over-draagt op de stof

B. vijf door stoom verwarmde cilinders waartussen de stof doorgevoerd

wordt F. de stof

C. de stoomverdeelbuis

E. rol waarop het geapprêterde goed na afloop terecht komt D. gewichtsboom om de stof strak te spannen

der, die omstreeks 1840 naar Aarle-Rixtel verhuisde om daar als

sluis-wachter te gaan werken. Zijn ouders waren redelijk welgesteld en verwant

met verschillende rijke Helmondse families.39 Rond 1855 vestigde Willem

Swinkels zich als (kantoor)bediende in Helmond.40 Na zijn huwelijk in

1858 nam hij met zijn vrouw intrek in het vroegere woonhuis van een arts,

achteraan de noordzijde van een van de belangrijkste Helmondse straten,

de Veestraat. 41 Hij begon daar een winkel annex broodslijterij met

daar-naast een bescheiden garenblekerijtje en ververijtje met twee knechtsY

Later hield hij zich ook bezig met de verhuur van rijtuigen en deed hij

dienst als reiziger voor buitenlandse huizen.43 Zijn hoofdbestaan vond hij

in 1865 vermoedelijk nog in zijn winkel die een jaaromzet had van

onge-veer 12.000. Pas na 1865 breidde hij zijn textiel zaak uit. In 1866 bestond

zijn garenblekerij annex apprêtuurinrichting uit zes kuipen en zes man

(9)

b Swinkels & Theisen

Het contract dat Swinkels in 1861 met J. Theisen sloot bevatte vrij uitvoe-rige bepalingen omtrent de bedrijfsvoering en de taken van beide venno-ten.45 Om toezicht te houden op het produktieproces nam J osef Theisen

zijn broer Peter Mathias in dienst. Uit een nadere bepaling blijkt wel hoe persoonsgebonden de technische kennis was en het welslagen van het be-drijf afhankelijk van deze inbreng werd geacht: 'mocht echter de heer Ma-thias Theisen zich om een of ander reden verwijderen dan zal de vennoot Jozef Theisen zelf de apprêtuur ( ... ) moeten bewerkstelligen ofwel iemand ten zijnen koste daarvoor bezigen die in alle geval een grondige kennis der apprêtuur zal moeten hebben'. Verschillende artikelen in de overeenkomst hadden de bedoeling de kans op uitlekken van de kostbare kennis voor de duur van de vennootschap - vijf jaar - te verminderen. Zo moest het afha-len en terugbezorgen van de te apprêteren goederen steeds geschieden in gesloten kisten en mocht geen der vennoten iemand in de fabriek toelaten of de ter apprêtuur aangeboden stoffen laten zien. Daarnaast was er een verbodsbepaling om een soortgelijke zaak, tijdens de duur van de ven-nootschap, op te richten. Begin 1864 werd de compagnonschap tussen Willem Swinkels en Joseph Theissen per 1 maart 1864 ontbondenY' Swinkels werd met de liquidatie belast en had het recht het bedrijf voort te zetten. Theissen verbond zich om 'noch te Helmond, noch binnen eenige gemeente van het arrondissement Eindhoven, hetzij voor eigen rekening, hetzij in combinatie met anderen, eene zaak als de thans ontbondene ven -nootschap bevat, uit te oefenen of door anderen te doen uitoefenen'. Later in dat jaar sloot Swinkels een nieuw contract, ditmaal met Peter Mathias Theisen.46 In het nieuwe contract stonden soortgelijke bepalingen als in het oude. Theisen had de zorg voor het apprêteren en zou, indien de kwa-liteit daarvan onvoldoende was, iemand moeten aannemen die wel gron-dige kennis bezat. Nieuw was dat op overtreding van de bepaling om nie-mand anders dan de nodige arbeiders toe te laten een forse geldboete van f100 was gezet. Opvallend daarbij is dat de bepaling alleen voor Theisen gold. Swinkels kon iedereen toelaten.

Wat de beloning van de beide vennoten betrof werd overeengekomen dat zij beiden een maandgeld vanf40 uit de kas ontvingen. Ook hier dus geen privileges voor Theisen. Ook dit tweede compagnonschap hield niet lang stand. Eind '65 werd de vennootschap ontbonden47 en de lopende zaak kwam aan Swinkels. Theisen begon daarop een eigen bedrijf en kreeg ver-gunning om een stoommachine te installeren.48 Lang zou dit bedrijf niet bestaan: op een lijst van geplaatste stoomtuigen in Helmond van 31 de-cember 1866 stond zijn bedrijf vermeld als opgeheven.49 Begin '67 vertrok Theisen naar Aarle-Rixtel, waar hij in het 'Guldenhuis' , een klein slot in bezit van een Helmondse textielfamilie, intrek nam.50 Of hij daar nog

(10)

dustriële activiteiten heeft ondernomen, is niet bekend. Lang kon dat

ech-ter niet geduurd hebben want in september '68 was hij weer terug in

Hel-mond om in dienst te treden bij W. Swinkels.51

c De technische inrichting en prestaties van het apprêteerbedrijf van Swinkels &

Theisen

De gebruikte technische procédés bij Swinkels & Theisen zijn, bij gebrek

aan een bedrijfsarchief, niet meer te achterhalen. De kennis van Theisen lag waarschijnlijk vooral op het gebied van het chemisch apprêt. Wat de mechanische bewerkingen betrof verschilde het bedrijf niet veel van de al langer in Helmond bestaande kalanderbedrijven. Tot 1865, het jaar waar

-in een stoommach-ine werd aangeschaft, beschikte het bedrijf, volgens de opgave van de apparatuur in het patentregister, slechts over één met de hand bewogen kalanderY De technische inbreng van Swinkels werd in de

loop van de tijd ogenschijnlijk belangrijker. In het eerste contract, uit

1861, was zijn rol beperkt tot het zakelijke beheer. In het tweede contract,

uit 1864, stond ook de reparatie van de machines onder zijn toezicht. Uit

enkele brieven van een van de klanten, de Helmondse weefonderneming

Prinzen & Van Glabbeek, weten we dat het in de beginperiode niet

mee-viel om aan de eisen van de afnemers te voldoen. Zo schreef Prinzen &

Van Glabbeek in 1864 aan Swinkels & Theisen dat 'hun manier van

klan-deren der vriesbonten niet bevalt. De glans op zichzelve is zeer voldoende,

maar de stukken hebben in de breedte verloren en zijn maar weinig langer

geworden' .53 Naast uiterlijk resultaat was het dus ook belangrijk dat het aantal strekkende meters van de stukken minstens gelijk bleef en de stof in

de breedte niet kromp. In latere brieven waren Prinzen & Van Glabbeek

wat positiever, hoewel over de lengte en breedte van de bewerkte goederen

nog steeds opmerkingen werden gemaakt. 54

7 De achteruitgang van de bestaande kalanderbedrijven

Ondanks de overschakeling op stoomverwarming lukte het de Wed. C.M.

Rooyakkers niet om zich lang te handhaven. Er bestaat een aanwijzing

dat C.M. Beelen, de weduwe van Christiaan Rooyakkers, in 1857 het

be-heer overdroeg aan G. van de Wildenberg. 55 Het gebouw bleef echter

ei-gendom van de weduwe Rooyakkers. In 1862, het jaar waarin zij

over-leed, stond haar bedrijf stil, vermoedelijk als gevolg van de katoencrisis op

dat moment. 56 Niet lang na haar dood werd het pand verkocht en tot

grut-terij ingericht. 57

De stoomverwarmde kalandermolen van Van Hoeck overleefde de

(11)

ver-meld. 58 Het uiteindelijke lot van dit bedrijf heb ik uit de stukken in het Helmondse archief niet kunnen achterhalen. Verder werden er rond 1860 twee nieuwe kalanderbedrijfjes met paardenkracht opgericht. Zowel de grutter-molenaar JF. Verheyen als zijn zoon Christiaan richtten om-streeks 1860 een roskalandermolen Op.59 Het laatste bedrijfje kende slechts een kortstondig bestaan. Verheyen sr. hield het langer vol. 60 Erg groot was zijn bedrijf echter niet, hij werkte bijvoorbeeld zonder knechts. Het kalan-deren was vermoedelijk slechts een nevenactiviteit naast het gruttenma-len.

8 Conclusie

De textielveredeling kende in de 1ge eeuw, evenals andere vormen van textiel fabricage , een belangrijke chemisch-technologische ontwikkeling. Met deze moderne ontwikkelingen konden de in Helmond vanaf het begin van de 1ge eeuw bestaande kalanderbedrijven niet meekomen, wellicht omdat deze vorm van textielbewerking in de meeste gevallen slechts als nevenbedrijf werd uitgeoefend. De kleinschaligheid van de kalande rbe-drijfjes wijst erop dat het niet om de meest kapitaalintensieve sector van de textielfabricage gaat en mogelijk heeft geldgebrek de overstap naar een meer kapitaalintensieve aanpak belemmerd.

Ondanks signalen uit de jaarverslagen van de Kamer van Koophandel dat de Helmondse weefondernemers belang hechtten aan de vestiging van een modern apprêteerbedrijf is het initiatief daartoe niet van hen uitgegaan. Of er relaties lagen tussen de uiteindelijke initiatiefnemer en de Helmond-se afnemers is niet bekend. Een verklaring voor de late introductie van het modern apprêteerbedrijf in Helmond is moeilijk te geven. Uit het al eer-der aangehaalde jàarverslag van de Helmondse Kamer van Koophandel spreekt een enigszins ouderwetse degelijkheid bij de motivatie voor de ves-tiging van een apprêteerbedrijf. Een dergelijke inrichting is 'niet om solie-der fabrikaat voort te brengen, maar om, tegen goedkopere prijzen, meer aan het oog in concurrentie te kunnen stellen'. Verder is zij voor de ver-dere uitbreiding van de fabrieken gewenst omdat daardoor nieuwe en an-dere artikelen vervaardigd kunnen worden.61 Het produktiepakket van de

Helmondse weefondernemingen bestond in het midden van de eeuw gro-tendeels uit grovere stoffen.62 Om bij te blijven op nieuwe markten moes-ten de weefondernemers wel op nieuwe produkten overschakelen. In hoe-verre het grove goed geen of minder afwerking behoefde is niet duidelijk. Zo meldde bijvoorbeeld de firma Prinzen & Van Glabbeek eind 1866 dat alleen de grovere stoffen als vries(bont) werden geglansd.63 Maar vermoe-delijk werden aan de afwerking ervan geen hoge technische eisen gesteld.

(12)

De specialistische kennis van moderne textieltechnieken, ook op apprê-tuurgebied, haalden de Helmondse ondernemers voornamelijk uit Duits-land. De toepassing van deze kennis bleef echter grotendeels in handen van Helmondse ondernemers omdat zij over het kapitaal, de handelsken-nis en de zakelijke contacten beschikten. Slechts een enkele buitenlandse vakkracht slaagde erin een zelfstandig bedrijf te stichten.

De ontwikkeling van de firma Swinkels & Theisen is een duidelijk voor-beeld van afhankelijkheid van buitenlandse vaklieden. De aanvankelijk gelijkwaardige relatie van de gebroeders Theisen met Swinkels - wat be

-trof bijvoorbeeld winstaandeel, salaris en dergelijke - veranderde in enke-le jaren tijds in een ondergeschikte loonbetrekking. De pogingen van P.M. Theisen een zelfstandig bedrijf op te richten mislukten binnen het jaar.

(13)

Noten

2 3 4 5 6 7 8 9

Vgl. o.a. G.J. Ködl, Die praktische Anwendung der Theerfarben in den Industrie (Leipzig, 1885), 134-144; F.H. Eydman jr., Leerboek der chemische Technologie (Amsterdam 1906) 414-424; J .C.A. Everwijn, Beschrijving van Handel en

Nij"ver-heid in Nederland (Den Haag 1912) 300-301.

Gemeentearchief Helmond (GAH), Kadastrale Bescheiden (KAD).

Oor-spronkelijk Aanwijzende Tafel, art. 162 (sectie D 617).

Idem, art. 328 (sectie D 339a).

Idem, art. 376 (sectie D66a).

GAH, Notariële Archieven (NOTA), Not. Van der Foelart, 1823, akte no. 145.

GAH; NOTA, Not.J.W. v.d. Ven, 1838, akte no. 45.

Brief Burgemeester van Helmond aan districtscommissaris d.d. 27 aug. 1841,

in: Economisch-HistorischJaarboek 8 (1922) 136-138.

G. van Hooff, Johan Theodor Prinzen en de Gemertse textiel (Gemert 1981) 17.

GAH, Nieuw Administratief Archief (NAA) , Aanvullend Patentregister

1845/46, 2e kwartaal, no. 13.

10 GAH, NAA, Ingekomen Stukken, 1856, 'opgaaf der bevonden veranderin-gen en vernieuwinveranderin-gen van woningen en gebouwen enz., over 1855'.

11 Zie S. Sarphati, Geschiedenis der tentoonstellingen van volksvlijt in

Neder-land in: De Volksvlij"t,jrg. 1861,361.

12 Harkx, De Helmondse Textielnijverheid, 1794-1870 (Tilburg 1967) 82-83.

13 Harkx,a.w., 157.

14 GAH, Volkstelling 1810, 3. Hij was geboren te Diest, 8 nov. 1780.

15 Idem, 62. Rooyakkers staat daar vermeld als fabrikant, levend van zijn

han-16 17

17 18

del.

Zie bijvoorbeeld GAH, NOTA, Not. V.d. Foelart, 1812, akte no.'s 4,41,

102,110,126, 138 en 139.

Volgens Harx, a.w. 96, had de firma in 1811 al een schuld vanf3.000 bij (Henri & Catharina?) van Hoeek. Daar kwam in 1812 nog eensf2.000 bij. (GAH, NOTA, Not. V.d. Foelart, 1812, akte no. 117).

Zie noot 4.

GAH, Volkstelling 1839, wijk AB, pg. 105. De drie oudste kinderen die dan

bij hem inwonen zijn in 1829, 1831 en 1834 te Amsterdam geboren. Een

vier-de kind is in 1837 te Helmond ingeschreven.

19 GAH, NOTA, Not. A.F. van Bocholt, 1844, akte no. 172 en 180.

20 Harkx, a.w. 157.

21 Zie noot 11.

Zie noot 2.

22

23 Harkx, a.w. 97; GAH, KAD, Suppletoire Aanwijzende Tafel, sectie D, no.

99.

24 GAH, Volkstelling 1810,197.

25 Harx, a.w. 107.

26 Zie noot 3 en GAH, KJadpatentregister 1829.

27 Streekarchivariaat Z.O.-Brabant te Eindhoven Archief Rechtbank

Eindho-ven, archiefno. 12.3, inv.no. 111, stukken d.d. 3 juni 1836.

28 N och in het Helmondse notariële archief, noch in het archief van de

Eindho-vense Rechtbank, noch in 'De Noordbrabanter' van 1836 - waarin wel

eerde-re oproepingen tot bijeenkomsten van crediteuren van Swinkels worden ge

-publiceerd - is er iets over een openbare verkoop te vinden.

29 Zie zijn advertentie in: 'De Noordbrabanter' 6 oct. 1836, no. 38.

30 GAH, KAD, Suppl. Aanw. Tafel, sectie D, no. 176.

31 Streekarchivariaat Z.O.-Brabant te Eindhoven, Kadastrale bescheiden

(14)

meenten Z.O.-Brabant. Tabel der gekozen punten van aanhouding, Ge-meente Helmond, d.d. 1830.

32 Zie noot 27 en noot 19.

33 GAH, NAA, Ingekomen stukken, 1856, 10 nov. en 5 dec.

34 Idem, 1860.

35 Idem, 1861.

36 Bescheiden betreffende de geldmiddelen, 2e stuk, Overzigt van de opbrengst der directe

be-lasting over de dienstJaren 1831-1868,128 tlm 132.

37 Hier is de firma Carl Frantzen en Van Galen (later Van Hoeck en Rauhe)

be-doeld. Ook dit bedrijf is een voorbeeld van een samenwerkingsverband tussen

Duitse textielvakkrachten en plaatselijke/regionale geldschieters.

38 W. Franken: Die Entwicklung des Gewerbes in den Städten Mönchengladbach und Rheydt (Keulen, 1965),85.

39 Harkx, a. w. 97.

40 GAH, Bevolkingsregister 1849-'60, dl. A, fol. 15.

41 Idem.

42 GAH, Patentregister 1862/'63, no. 131; idem, 1863/'64, no. 133. 43 Idem, Patentregister 18641'65, no. 128 en 528.

44 Idem, Patentregister 1866/'67, no. 126.

45 GAH, NOTA, Not. A.F. v. Bocholt, 1861, akte no. 87. 45a GAH, NOTA, Not. A.F. v. Bocholt, 1864, akte no. 34.

46 Streekarchivariaat Z.O.-Brabant te Eindhoven, NOTA, Not. W. Huysmans te Eindhoven, 1864, akte no. 257.

47 GAH, NOTA, Not. B.A.]. Sassen, 1865, akte no. 205.

48 GAH, NAA, Ingekomen Stukken, 1866, 1 febr., 20 mrt., 26juni.

49 Idem, 1866,31 december.

50 Gemeente Aarle-Rixtel, Bevolkingsregister, inv. no. 820 II, fol. 459: 'P.M. Theisen (geboren te Kirchherten, 14 maart 1838), 21 april 1867 ingeschreven uit Helmond, gaat 9 sept. 1868 weer terug'.

51 Een dienstcontract of iets dergelijks heb ik niet kunnen vinden; het dienstver-band is echter af te leiden uit de tekst van een rouwadvertentie, geplaatst door W. Swinkels bij de dood van zijn apprêtuurbaas P.M. Theisen, die hem circa 35 jaren met de meeste trouwen eerlijkheid heeft gediend. (GAH, Collo

Kranten, Nieuws van de Week, 24 mrt. 1893).

52 Over de installatie van de stoommachine: GAH, NAA, Corr. B., 1863-1874,

brief no. 424, 28 oct. 1864.

53 GAH, Part. Archieven, Arch. Prinzen & Van Glabbeek, Verkoopboek ma-chines 1863-1874, briefd.d. 28 aug. 1864.

54 Idem, fol. 47 (1 sept. 1864) en fol. 63 (4 nov. 1865).

55 Verslag van de toestand der provincie Noord-Brabant over 1857, hoofdstuk nijverheid.

56 Idem over 1863, Staat van de stoomwerktuigen.

57 GAH, KAD, Suppletoire Aanwijzende Tafel, art. 720 en 867. 58 Zie noot 49.

59 GAH, NAA, Patentregister, 1862/'63, no.'s 130 en 173; idem, 1863/'64, no. 131; idem, 1864/'65, no. 127; idem, 18651'66, no. 118, idem 1866/'67, no. 125. Zie ook GAH, NAA, Bijlagen van de Rekening 1861, Belastingschuldi-gen directe belasting.

60 Zie noot 59. Harkx a.w. 158 vermeldt nog een zekereJ.H. Verhagen, die ik niet heb kunnen vinden. Wellicht een verschrijving vanJ.F. Verheyen? 61 Zie noot 34 en 35.

62 Vgl. bijvoorbeeld een lijst der belangrijkste produkten in 1849 in Harkx, o.c., 219.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In tegenstelling tot de communis opinio is temporaalkwabepilepsie op zichzelf geen specifi eke risicofactor voor patiënten met epilepsie voor het ontwikkelen van meer (of

The underlying psychopathology in patients with nonepileptic seizures (NES) is di- verse and poorly understood. The prevalence of epilepsy in NES patients is higher than in the

License: Licence agreement concerning inclusion of doctoral thesis in the Institutional Repository of the University of Leiden Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/4444.

Muammad El-Aziz Ben Achour, at present His Excellency the Minister of Culture and National Heritage, who kindly invited me to the library of his grandfather, the

Bovendien worden we regelmatig in verwarring gebracht door vragen of linolzuur nu echt wel goed is voor hart en bloedvaten, of we nu 5 of 7 schijven voor een ge- zonde voeding

Drie verschillende PCR-forward primers werden gebruikt voor de specifieke amplificatie van totaal K-ras (GGT; laan 1), de AGT mutatie (MASA specificiteitscontrole; laan 2) en de TGT

Het belang van postprandiale hypertriglyceridemie wordt verder ondersteund door de resultaten van een recente retrospectieve Zweedse studie (14) waarbij angiografische progressie

Vaderlandsche Letteroefeningen Jaargang 1864.. hem niet te verontrusten. De hofmeester was overtuigd in den geest van zijnen heer te handelen door voor de reis van Peter te zorgen.