• No results found

Burke-Donoso Cortés-Kuyper-Scruton e.a. Over conservatisme

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Burke-Donoso Cortés-Kuyper-Scruton e.a. Over conservatisme"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Edmund Burke. Het wezen van het conservatisme. Een bloemlezing uit Reflections on the Revolution in France. Vertaald door drs. M.P. van der Marel. Ingeleid door dr. B.J. Spruyt. Agora/Pelckmans

Juan Donoso Cortés. Katholicisme, liberalisme, socialisme. Ingeleid en vertaald door Robert Lemm. Aspekt

Abraham Kuyper. Het calvinisme. Bewerkt en ingeleid door dr. George Harinck. Aspekt

Dinesh D'Souza. Letters to a young conservative. Basic Books

Roger Scruton. The West and the rest. Globalization and the terrorist threat. Intercollegiate Studies Institute Books

Daniel Lindenberg. Le rappel à l'ordre. Enquête sur les nouveaux réactionnaires

Voorbij zijn de tijden dat mr. J.L. Heldring zowat de enige intellectueel in Nederland was, die zich publiekelijk `conservatief' wenste of durfde te noemen. Conservatisme is geen schande meer, geen infectie waarvoor iemand zich moet laten behandelen met een links antidotum. Al ruim een jaar wordt er in kranten en tijdschriften over

geschreven, en lang niet altijd onwelwillend. Sinds 2001 bestaat er een Edmund Burke Stichting, die het conservatieve gedachtegoed wil bevorderen. Bij de komende verkie-zingen doet zelfs een nieuwe partij mee, die zich `Conservatieven.nl' noemt.

Minder duidelijk is - ondanks alle belangstelling - wat we er precies onder moeten verstaan. Is conservatisme behoudzucht, nostalgie, scepsis, pessimisme, ethisch en religieus reveil, vernieuwing in de politiek, of is het dat allemaal bij het elkaar? Het lijkt het `gedachtegoed van Pim' wel, ook zo'n allegaartje waarmee je vele kanten op kunt, of hebben we het in feite over hetzelfde?

Dat laatste lijkt niet zo waarschijnlijk, want de conservatieve revival beperkt zich allerminst tot Nederland of tot de populistische explosie van het afgelopen jaar. In de Verenigde Staten zijn al heel lang neo-conservatieven actief, tot in het Witte Huis toe. In Engeland bestaat vanouds een Conservatieve Partij, die menige roemruchte prime-minister heeft geleverd, en hebben we sinds jaar en dag Roger Scruton. Alleen Frankrijk, de afgelopen halve eeuw toch eerder een broeinest van intellectueel links, heeft pas sinds kort last van een conservatieve epidemie - als we tenminste Daniel Lindenberg mogen geloven in zijn spraakmakende pamflet Le rappel à l'ordre, dat (nogal teleurstellend) vooral gericht blijkt te zijn tegen de romancier Michel Houellebecq en de thrillerschrijver Maurice Dantec.

Maar om de zaken degelijk aan te pakken, moeten we het verleden in, op zoek naar de traditie van het conservatisme. Juist van conservatieven mag je verwachten dat zij die traditie grondig kennen, al weet ik niet of dat ook geldt voor Winnie de Jong en haar trawanten - zij wekken meer de indruk blindelings te zijn afgestoven op een veelbelovende en blijkbaar nog niet gedeponeerde merknaam. Je zou eigenlijk een examen `conservatieve theorie en geschiedenis' verplicht moeten stellen voor iedereen die zich nu conservatief wil noemen. Wie zakt, moet voor straf progressief blijven.

(2)

Burke Stichting, krijgen wat mij betreft nu al een vrijstelling. Vanwege hun deelname aan de redactie van `Maatstaf', een nieuwe en gezien de naam vast door redactielid Martin Ros bedachte reeks klassiekers uit de conservatieve traditie, waarin zojuist Katholicisme, liberalisme, socialisme (1851) van Juan Donoso Cortés en Het calvinisme (1899) van Abraham Kuyper zijn verschenen. Bart Jan Spruyt, directeur van het Edmund Burke Instituut, heeft bovendien de herdruk van een oude (helaas slechts partiële) vertaling van Burke's Reflections on the Revolution in France (1790) voorzien van een nieuwe inleiding.

Door Spruyt wordt Burke `de aartsvader van het conservatisme' genoemd, en terecht. Hoewel het conservatisme als houding waarschijnlijk zo oud is als de mens-heid, valt heel goed te verdedigen dat het als politieke ideologie begonnen is met Bur-ke's Reflections, terwijl de naam een kleine dertig jaar daarna werd ontleend aan Le Conservateur, het tijdschrift van Chateaubriand tijdens de Restauratie.

Burke was de eerste die zich met een uitgewerkt conservatief program tegen de Franse Revolutie heeft verzet. Hij bestreed de gewelddadige excessen (deels nog voordat ze hadden plaatsgevonden), maar richtte zich vooral op de onderliggende principes en uitgangspunten: het geloof in rationalistische abstracties als het sociaal contract en de rechten van de mens, en de even hoogmoedige als fatale pretentie een harmonieuze samenleving te kunnen opbouwen na eerst de bestaande tot de grond toe te hebben afgebroken.

Het politieke conservatisme is dus in eerste instantie een reactie geweest op de Franse Revolutie, die de voorstanders van de traditionele orde dwong hun ideeën op een samenhangende manier onder woorden te brengen. Van meet af aan gebeurde dat op zeer uiteenlopende wijze, variërend van Burke's soepele traditionalisme dat alle ruimte liet voor hervorming (want `een staat die elk middel tot verandering mist, mist de middelen om zichzelf in stand te houden') tot het rigide absolutisme en theo-cratische utopisme van de katholieke conservatief Joseph de Maistre, die in zijn Soirées de Saint-Pétersbourg (1821) niet alleen het gezin maar ook de beul uitriep tot hoeksteen van de samenleving.

Beiden waren het eens over de voornaamste bron van alle ellende: de Verlichting. Philosophes als Voltaire en Rousseau (maar volgens Maistre waren de kiemen van het kwaad al veel eerder gelegd door Francis Bacon) hadden religie en moraal ondermijnd, en zo de maatschappij uitgeleverd aan de terreur en de anarchie van de Revolutie. Donoso Cortés en Kuyper zijn dat, later in de negentiende eeuw, met hen eens en zetten aldus de conservatieve traditie voort, waarbij Kuyper in de voetsporen van Burke treedt, Donoso Cortés in die van Maistre.

De Spaanse politicus en diplomaat, die met afgrijzen kennis nam van de Revolutie van 1848, was een even onbuigzame katholiek; de godsdienst gold voor hem als `het onverwoestbare fundament van de samenlevingen' en de theologie als `het licht van de geschiedenis'. Zijn boek is voor de ene helft een lofzang op het katholicisme, dat bij hem volledig beantwoordt aan het klassieke schoonheidsideaal van `eenheid in verscheidenheid'; voor de andere helft is het een afrekening met het liberalisme en het socialisme.

(3)

katholicisme en socialisme, nadat het socialisme het halfhartige liberalisme zou hebben opgeslokt. En hij nam daarop alvast een voorschot door zijn pijlen vooral te richten tegen de `duivelse' manicheïst Proudhon, de `grootste geleerde van de

socialistische scholen', die in een van zijn boeken zo consequent was geweest om God zelf aan te wijzen als `het kwaad'.

Het lezen van Katholicisme, liberalisme, socialisme vereist enig

doorzet-tingsvermogen vanwege de voor moderne breinen al te theologische inslag, zoals ook een twintigste-eeuwse bewonderaar als Carl Schmitt moest toegeven. Donoso Cortés' meest interessante politieke gedachte, een uitvloeisel van zijn volgens Schmitt niet meer romantisch te waarderen pessimisme, staat er bovendien niet in; die vinden we in een redevoering uit 1849, waarin wordt gesteld dat tegenover het algehele religieuze verval in laatste instantie alleen `de dictatuur' redding kon bieden. Het beste was uiteraard een herstel van de godsdienst geweest, maar zolang daarvan niets te bespeuren viel, moest men niet schromen zijn toevlucht te nemen tot drastischer middelen.

Donoso Cortés verdedigde zijn idee onder meer met een beroep op de

geschiedenis, waarin de dictatuur de gewoonste zaak van de wereld zou zijn geweest. Dat is typerend voor veel conservatieven: tegen de abstracties van het verlichte denken stelden zij de geschiedenis, `la politique expérimentale' volgens Joseph de Maistre. Een probleem was alleen dat de geschiedenis, naarmate het heden naderbij kwam, steeds meer de neiging had haar eigen weg te gaan, tegen de conservatieve verlangens in. Was dat niet het geval, dan was er nooit een conservatisme nodig ge-weest.

Ook Abraham Kuyper, de grote voorman van de Anti-Revolutionaire Partij, worstelde met dit probleem in de Stone-lezingen, die hij in oktober 1898 in Princeton hield en die een jaar later als Het calvinisme werden gepubliceerd. Bij hem is er geen sprake van dat zoiets desperaats als een dictatuur de oplossing zou kunnen bieden; hij prijst het calvinisme aan, als een alomvattende wereldbeschouwing die geen dictatuur maar juist vrijheid brengt. Een bevestiging, zou je bijna zeggen, van Maistre's en Donoso Cortés' overtuiging dat het in feite al met de Reformatie was misgegaan. Zo dacht Kuyper er uiteraard niet over, en hij doet zijn uiterste best om Verlichting en Revolutie los te koppelen van het calvinisme. De calvinist schreef alles aan God toe, de philosophe aan de mens - ziedaar het cruciale verschil.

Dat neemt niet weg dat Kuypers ideeën in deze verrassend heldere en

welsprekende lezingen vaak modern aandoen, getuige de vrijheid van godsdienst en meningsuiting die hij bepleit, de scheiding van kerk en staat, de `soevereiniteit in eigen kring' als inperking van de staatsmacht en de nadruk op burgerlijke vrijheden - veel ervan kan het CDA zo voor zijn rekening nemen. Conservatief is Kuyper niettemin vanwege zijn geloof in de noodzakelijke strijd tussen calvinisme en het goddeloze `modernisme', erfgenaam van Verlichting en Revolutie, dat in het heden enkel voor `verarming, inzinking en verstening' had gezorgd en dat in de toekomst de democratie zou inruilen voor een darwinistisch en nietzscheaans recht van de sterkste. Kuypers enige hoop was de `radicale beslistheid' van een zelfbewust en actief calvinisme, dat zijn `vergeten grondlijnen' weer moest opzoeken en doortrekken `naar de eisen van

(4)

ons thans zoveel rijker leven'.

Hetzelfde patroon vinden we bij bijna alle conservatieven, zowel de oude als de moderne: zij klampen zich vast aan iets uit het verleden, dat door de loop van de geschiedenis in zijn voortbestaan wordt bedreigd, en hopen dit - desnoods veranderd en aangepast - te doen herleven in heden en toekomst. Bij de moderne conservatieven gaat het alleen niet meer om de strijd tussen Christendom en Verlichting of

modernisme. Tegenwoordig behoort ook de Verlichting, althans in haar authentieke, oorspronkelijke vorm, tot het verzonken cultuurgoed dat nodig moet worden gereani-meerd.

Zo denkt bijvoorbeeld de Amerikaanse publicist Dinesh D'Souza erover, evenals de reeds genoemde Engelse filosoof Roger Scruton. In zijn Letters to a young conservative beroept D'Souza zich op het oorspronkelijke `liberalism' van de auteurs van de Constitution en op de principes van de Amerikaanse revolutie, om die

vervolgens uit te spelen tegen de karikatuur die de hedendaagse `liberals' ervan hebben gemaakt, met hun linkse idealisme, hun postmoderne relativisme, hun

multiculturalisme en hun `political correctness'. Scruton keert zich in The West and the rest - niet voor het eerst - tegen dezelfde zaken, nu uit naam van de `nationale staat', in zijn ogen het enige kader waarbinnen de verlichte politieke principes die hem dierbaar zijn kunnen gedijen.

D'Souza, die in zijn educatief bedoelde `brieven' geregeld herinneringen

ophaalt aan het plezier waarmee hij als conservatief student tegen zijn linkse docenten tekeer ging (`Yes, harpooning liberals is a lot of fun'), vindt het de `grote intellectuele uitdaging' voor conservatieven om nu de moraal te verdedigen, dat wil zeggen het geloof in de objectieve morele orde van het universum. Anders wint, zo is zijn vrees, het nihilisme. De rol van de religie daarbij blijft onduidelijk. Nu eens zegt D'Souza geloof in God niet noodzakelijk te vinden, dan weer worden moraal en godsdienst onlosmakelijk aan elkaar gekoppeld.

Maar het gaat hem niet alleen om de privé-moraal, minstens zo belangrijk zijn `burgerlijke' deugden als gemeenschapszin en patriottisme. Alles draait om het `goede leven' van de natie en het nationale belang. Voor de wereld buiten Amerika toont D'Souza, hoewel zelf van Indiase afkomst, nauwelijks belangstelling, behalve wanneer het erom gaat het anti-globalisme af te serveren door te benadrukken hoe blij

arbeiders in de derde wereld zijn met de lage lonen van de multinationals. Minder simplisme op dit punt vinden we bij Scruton, die in The West and the rest juist de relatie van het westen met vooral de Islamitische wereld onderzoekt.

De verschillen zijn groot, moet Scruton constateren, misschien zelfs onoverbrugbaar. In het bijzonder in politiek opzicht, aangezien de Islam geen

zelfstandige plaats kent voor de politiek. Alles wordt immers aan God toegeschreven, terwijl de `shari'a' boven elk wereldlijk recht staat. In het Christendom heeft

daarentegen van meet af aan een verschil bestaan tussen staat en religie, waaruit tenslotte de moderne rechtstaat is voortgekomen met haar `territoriale jurisdictie', waarin plaats is voor iedereen, ongeacht de godsdienstige overtuiging. De religieuze banden, noodzakelijk voor de sociale cohesie, zijn overgenomen door nationale loyaliteiten - volgens Scruton de onontbeerlijke pre-politieke voorwaarden voor elke

(5)

vrije politieke orde.

Niets daarvan is te bespeuren in de wereld van de Islam; alle pogingen in westers-nationale richting (in het bijzonder het Libanese experiment) zijn stukgelopen op de religieuze, niet territoriaal gebonden loyaliteit van de gelovige moslim. Met de Islam valt eenvoudigweg geen westerse politiek te bedrijven, meent Scruton, maar het recentere onverdraagzame `Islamisme' kan, in de vorm van het moslim-terrorisme, wel een levensgrote bedreiging zijn en is dat ook al voor de westerse politieke orde, te meer daar zoveel islamitische immigranten zich inmiddels in de westerse

democratieën hebben gevestigd.

Tegen dit gevaar, dat Scruton interpreteert als een onbedoeld product van de `globalisering', ziet hij alleen een remedie in de versterking van de westerse nationale staat, en wel op twee fronten. Binnenlands: tegen multiculturalisme en wat hij noemt `de cultuur van verwerping', het ontmoedigende `down with us' van de politiek correcte scherpslijpers, waarvan enkel een systematische afbraak van alle nationale loyaliteit het gevolg kan zijn. Buitenlands: tegen globalisering, onbeschoft toerisme en tegen `transnationale' wetgeving, waarmee Scruton zowel de Verenigde Naties als de Europese Unie op het oog heeft. Alleen door dit alles buiten de deur te houden kan men hopen op een herstel van het nationale ethos, dat niet in de laatste plaats

noodzakelijk is om immigranten een gevoel van `lidmaatschap' te geven waardoor ze dat niet bij het religieuze terrorisme zullen gaan zoeken.

Een herlevend christendom zou misschien helpen, in elk geval voor zover het de autochtonen betreft. Het `toenemende religieuze deficiet' noemt Scruton als een van de oorzaken van het huidige westerse verval: een `morele leegte' gaapt de jeugd aan. Hoewel Scruton niet volmondig à la Kuyper of Donoso Cortés de godsdienst aanprijst als panacee, is duidelijk dat hij, ter bescherming van de Verlichting en haar politieke zegeningen, nu graag steun zou zoeken bij zaken die ruim een eeuw geleden nog als vijanden van de Verlichting golden. Dat krijg je als moderne conservatieven zich gaan richten op de redding van wat hun voorgangers altijd hebben bestreden.

Een groot deel van de verwarring die nu rond het conservatisme heerst komt, denk ik, hieruit voort. Maar het schept misschien ook een verplichting. De paradoxale ontwikkeling van het conservatisme laat iets oplichten van de merkwaardige

verdeeldheid of verscheurdheid die de westerse cultuur eigen is. In zekere zin is het conservatisme er zelf een van de meest in het oog springende symptomen van. Van meet af aan heeft de conservatieve, reactionaire of romantische tegenstem geklonken, als de onontkoombare schaduw van Verlichting en Revolutie.

Dat betekent dat het onjuist zou zijn om bij de defensie van de eigen cultuur het aandeel van de Verlichting te verabsoluteren - ook de uit de Verlichting zelf voortgekomen tegenhanger hoort erbij, zelfs waar deze aanleiding heeft gegeven tot cultuurrelativisme, hét bête noire van de meeste moderne conservatieven, inclusief D'Souza en Scruton. Waarom die aversie? Het relativisme is evengoed een

karakteristiek en zelfs tamelijk uniek voortbrengsel van de westerse beschaving. Ook bij oude conservatieven als Burke en Maistre, die buiten de godsdienst ieder

universalisme in politiek en cultuur van de hand wezen, is het aanwezig.

(6)

tijd van linkse zijde is gevoed en bevorderd) om in dit relativisme automatisch een vorm van ontwapening of capitulatie te zien. Dat het onmogelijk is met absolute zekerheid vast te stellen welke cultuur beter of slechter is, betekent toch niet dat strijd tussen verschillende culturen verboden zou zijn - of tussen verschillende waarden en normen. Integendeel, juist als niets bij voorbaat vast staat, wordt strijd, actieve

concurrentie, onvermijdelijk.

Een conservatisme dat de politieke cultuur van het westen tracht te verdedigen door het inzicht in haar contingentie om te ruilen voor een `objectieve' en `universele' dogmatiek, verraadt geen kracht maar zwakte.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

en tact kan dit aantoonen. Bernal Díaz del Castillo, de vermaarde conquistador die met Cortés naar Mexico is getrokken en van dien epischen tocht een betrouwbaar relaas

o Geen universitair of theologisch vereiste scholing voor kerkelijke ambten.. o Geen daartoe

Ze streeft naar eigen leven en ontwikkeling, naar eigen middelen om haar volledige ontplooiing te bereiken. Het belangrijkste middel daartoe is de staat, d.w.z. een staatsverband,

de ware betekenis zou geven aan het Handvest omdat hij overtuigd was dat dit een inspiratie zou vormen voor alle niet-zelfregerenden volken. Hij ondervond toen

Nationaal Archief, Den Haag, Christelijk-Historische Unie (CHU), (1893) 1942-1980, nummer toegang 2.19.046.01, inventarisnummer

I think your most famous book is Popular culture in early modern Europe, a kind of half-way house between historical sociology and historical anthropology.. 6 It can be

Hij moet ook oog hebben voor wat leeft in de samenleving, met een scherpe aan- dacht voor de integratie van migranten. En hij moet een hart hebben

Aangezien zowel euthana- sie als abortus medische handelingen zijn die door de Belgische Wet (onder bepaalde voorwaarden) worden toegestaan, moeten voldoende ziekenhuizen de