• No results found

Ergotherapie in de ouderenpsychiatrie: Een adviesrapport voor het Universitair Centrum Psychiatrie te Groningen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ergotherapie in de ouderenpsychiatrie: Een adviesrapport voor het Universitair Centrum Psychiatrie te Groningen"

Copied!
93
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

2 juni 2015

Ergotherapie in de

ouderenpsychiatrie

Een adviesrapport voor het Universitair

Centrum Psychiatrie te Groningen

Naam studenten

Anita Kok

500638117

Lusanne Meints

500646739

Denice Vriesinga

500640410

Opleiding

Ergotherapie

Leerjaar 4, semester 8

School

Hogeschool van Amsterdam

Plaats

Amsterdam

Opdrachtgever

Dolinda van der Meer

Coach HvA

Anke Heijsman

(2)

Voorwoord

Toen Lusanne Meints haar stage in het UCP liep is het afstudeerproject is ontstaan in samenspraak met Dolinda van der Meer. Zij is leidinggevende van de afdeling Arbeidstherapie binnen het UCP. Een wens van de opdrachtgeefster was dat het gedaan werd door studenten met ervaring in de ouderen en/of psychiatrie. De projectgroep bestaat uit Anita Kok, Lusanne Meints en Denice Vriesinga. Zij zijn 4e jaars ergotherapie studenten aan de Hogeschool van Amsterdam.

Allereerst onze dank aan het Universitair Centrum Psychiatrie (UCP)

1

vanwege het bieden van de mogelijkheid om onze bachelor thesis voor hen te doen. Daarnaast willen wij Dolinda van der Meer bedanken voor het helpen met de opzet van de opdracht, de begeleiding en medewerking.

Anke Heijsman bedanken wij voor het stroomlijnen van ons denkproces, de coaching en de goede adviezen.

Dankzij de respondenten van onze interviews heeft ons verslag diepte gekregen. Verder danken wij iedereen die ons geholpen, gesteund en begeleid hebben.

1

(3)

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 2

Samenvatting ... 5

Inleiding ... 7

Achtergrondinformatie ... 7 Aanleiding ... 9 Afbakening ... 10 Doelstelling... 11 Vraagstelling ... 11 Deelvragen ... 11 Maatschappelijke Relevantie... 12 Ergotherapeutische relevantie ... 14

Het beroep ergotherapie ... 15

Ergotherapie en handelen ... 15

Ouderen ... 15

Methode ... 16

Methode theoretische onderbouwing ... 16

Methode praktijkonderzoek ... 17

Interviewen van ergotherapeuten ... 17

Doel ... 17

Schematische weergaven van de werkwijze ... 17

De doelgroep ... 17

Topiclijsten ... 18

Werving van respondenten (ergotherapeuten) ... 18

Soort interview ... 19

Afname van interviews ... 19

Uitwerken en analyseren ... 19

Coderen ... 20

Methode adviesrapport ... 20

Koppeling met literatuur ... 20

CPPF ... 20

Resultaten ... 23

Zorgroute Diagnostiek ... 23 Zorgroute behandelen ... 29 Ontslag en nazorg ... 34

Discussie ... 38

Sterke kanten ... 38 Zwakke kanten ... 39 Beperkingen ... 39

Conclusie ... 40

Zorgroute diagnostiek ... 40 Zorgroute behandelen ... 41 Ontslag en nazorg ... 43

Bibliografie ... 44

Bijlage 1 Afkortingen ... 47

(4)

Bijlage 2 Vragenlijst Karen ... 48

Bijlage 3 Uitgewerkte gesprekken PSO1 ... 54

Bijlage 4 Topiclijsten ... 58

Bijlage 5 Draaiboek interviews ... 60

Bijlage 6 Uitgewerkte Interviews ... 65

(5)

Samenvatting

Gedurende de afgelopen vier maanden is er door de afstudeergroep bestaande uit Anita, Denice en Lusanne een onderzoek geweest naar de mogelijke bijdrage van ergotherapie voor de afdeling ouderenpsychiatrie (PSO1) in het UCP te Groningen. Hiervoor was de volgende hoofdvraag opgesteld:

Wat zijn de mogelijkheden van ergotherapie op de afdeling ouderenpsychiatrie binnen de twee zorgroutes gericht op het proces van opname, diagnosticeren, behandelproces en nazorg na o tslag?

Om deze hoofdvraag optimaal te kunnen onderzoeken en te beantwoorden zijn er vier deelvragen gevormd. Deelvraag een, twee en drie zijn uitgewerkt aan de hand van een theoretische

onderbouwing (TO) en de vierde deelvraag is beantwoord a.d.h.v. het praktijkonderzoek.

1. Welke mogelijke bijdrage zou ergotherapie kunnen hebben binnen de zorgroute

Diag ostiek o ha delingsbeperkingen en -mogelijkheden van ouderen in kaart te brengen?

2. Welke mogelijke bijdrage zou ergotherapie kunnen hebben binnen de zorgroute

eha deli g geri ht op het opti alisere a het ha dele a patië te 2

?

3. Welke mogelijke bijdrage kan ergotherapie hebben in het voorbereiden van de terugkeer

naar huis en nazorg na ontslag, voor ouderen die opgenomen zijn op de PSO1?

4. Wat is de mogelijke bijdrage van ergotherapeutische gegevens binnen het Multidisciplinair

behandelteam?

Wat dit onderzoek zo uitgebreid maakt is dat er onderzoek is gedaan vanuit drie verschillende perspectieven. Ten eerste is er onderzoek gedaan naar de afdeling door een gesprek met de leidinggevende, tevens opdrachtgever en de regieverpleegkundige van de afdeling PSO1. Daarbij is er in kaart gebracht welke doelgroepen er op de afdeling worden opgenomen a.d.h.v. documenten van het UCP en door reden van opname van patiënten te ordenen in grafieken. Vanuit hier is besloten om het onderzoek te richten op alle doelgroepen (affectieve stoornissen,

neurodegeneratieve stoornissen, gedragsproblematiek en somatische problematieken) die zijn beschreven in de documenten.

2

(6)

Ten tweede zijn er drie theoretische onderbouwingen geschreven die het bewijs vanuit de literatuur onderzoeken en beoordelen op validiteit, bruikbaarheid en betrouwbaarheid. Als laatste perspectief heeft er een praktijkonderzoek plaatsgevonden. Deze resultaten zijn vergeleken met de resultaten uit het tweede perspectief.

Het praktijkonderzoek was in eerste instantie alleen gericht op het afnemen van interviews bij ergotherapeuten werkzaam in de ouderenpsychiatrie in heel Nederland. Deze werkwijze is

aangepast nadat er dermate veel aanmeldingen van ergotherapeuten kwamen en er niet genoeg tijd meer was voor het reizen, het uitschrijven en verwerken van alle resultaten. Om deze reden is ervoor gekozen om de interviewvragen om te zetten in een vragenlijst. Dit gaf meer tijd en ruimte om de verkregen gegevens te kunnen verwerken in de resultaten en te vergelijken met elkaar.

Het resultaat en de conclusie van dit onderzoek is als adviesrapport vormgegeven en beschrijft verkregen gegevens binnen de stappen van het Canadian Practice Process Frame (CPPF) (Townsend & Polatjako, 2007). De gebruikte gegevens zijn afkomstig uit de theoretische onderbouwingen, kennis en ervaringen vanuit de praktijk en de overeenkomsten tussen beide. Hierbij zijn aanbevelingen gegeven voor het UCP. De conclusie beschrijft daarbij wat nu juist de kracht van ergotherapie is binnen de zorgroutes diagnostiek, behandelen en het proces van ontslag en nazorg.

(7)

Inleiding

Achtergrondinformatie

Binnen het Universitair Centrum Psychiatrie te Groningen (UCP) is sinds juni 2014 het zorgpad van de PSO1 van start gegaan en wordt ook nu nog verder uitgewerkt. De PSO1 is een afdeling waar hoogwaardige klinisch-psychiatrische zorg wordt geboden aan ouderen met complexe psychiatrische stoornissen. In het bijzonder wordt binnen de PSO1 gericht gewerkt aan affectieve stoornissen en gedragsproblematiek bij somatische en/of neurodegeneratieve ziekten. Co-morbiditeit is het kenmerk binnen de ouderenpsychiatrie dat het sterkst naar voren komt bij depressie (Kat & Heeren, 2010). Uit een interview met de regieverpleegkundige van de PSO1 (interview, 30 april 2015) is naar voren gekomen dat depressie en dementie de meest voorkomende ziektebeelden zijn, hierover is verdere informatie terug te vinden in hoofdstuk Af ake i g . De PSO1 biedt naast reguliere zorg ook een se o d opi io tertiaire zorg aa . Deze zorg ordt ge ode i de zorgroute diag ostiek .

Veelal is de opname op PSO1 een onderdeel van een langdurend herstel- of diagnostisch traject. Het zorgpad is opgesteld uit twee zorgroutes:

1. )orgroute diag ostiek : Als er sprake is van een vraag naar diagnostiek (vanuit de verwijzer) is deze route van toepassing. Patiënten kunnen maximaal voor vier weken voor deze route worden opgenomen. Deze route zal zo nodig voor iedere patiënt worden aangevuld en/of aangepast, afhankelijk van de vraagstelling van de verwijzer, de patiënt en het

toestandsbeeld. In alle gevallen doet de verpleging observaties op gebied van Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL), stemming en cognitief functioneren. Om een zorgvuldige diagnostiek uit te voeren, moet tijdens het verzamelen van gegevens rekening worden gehouden met alle voorkomende domeinen die van invloed kunnen zijn op de patiënt. Als er sprake is van onomkeerbare of niet-psychiatrische beelden, zullen de patiënten na zorgvuldige diagnostiek terugkeren naar de verwijzende instelling, met desgewenst beleidsadviezen. Mocht er wel sprake zijn van psychiatrische problematiek zal de behandeling gericht zijn op verbetering en herstel (Universitair Centrum Psychiatrie Groningen, 2014; regie verpleegkundige, interview, 30 april 2015).

2. )orgroute eha deli g : )orgroute oor patië te aar sprake is van een behandelbare psychiatrische aandoening. Er is één therapieprogramma die voor alle patiënten beschikbaar is. Daarnaast heeft iedere patiënt een individueel behandelplan. Opnameduur kan variëren van drie weken tot zes maanden. Dit is afhankelijk van het gestelde einddoel. Voor verder herstel en ter voorkoming van terugval, wordt er vaak een vervolgtraject aangeboden.

(8)

Als op de PSO1 de patiënt met een second opinion voor de behandeling dan wel diagnostiek klaar wordt bevonden, keert deze terug naar de verwijzende instelling. De PSO1 geeft hierbij advies mee voor verdere zorg. Reguliere patiënten keren na de behandeling terug naar huis als dit haalbaar is. Voor voorbereiding voor ontslag wordt gekeken of het voor een patiënt haalbaar is om terug te keren naar huis en wat daarvoor nodig is. Dit wordt gedaan in goed overleg met de familie en de afdeling maakt vervolgens een inschatting. Een transferverpleegkundige regelt/organiseert de voorbereiding tot ontslag. Er wordt geregeld in hoeverre en met welke intensiteit iemand thuiszorg, dagbesteding of verpleeghuiszorg nodig heeft.

Patiënten die op de PSO1 in zorg blijven, kunnen als nazorg naar de polikliniek ouderenpsychiatrie of de deeltijdbehandeling ouderenpsychiatrie doorverwezen worden. Binnen de deeltijdbehandeling zijn er twee groepen, namelijk de klachtgerichte groep en de inzichtgevende groep.

De klachtgerichte groep is ooral geri ht op: Hoe ka ik ij le e zo i ri hte dat ik iet zo eel hinder van mijn klachten ondervind?

In de inzichtgevende groep zitten mensen die goed op hun eigen handelen kunnen reflecteren. In beide groepen wordt gewerkt aan individuele doelen die de patiënt heeft. (Regieverpleegkundige, interview, 30 april 2015).

(9)

Aanleiding

De aanleiding van dit onderzoek is ontstaan nadat er een half jaar lang een ergotherapie student stage had gelopen op de afdeling arbeidstherapie. Bij haar kwam de vraag naar voren waarom er geen ergotherapeuten werkzaam waren binnen deze universitaire psychiatrische setting. A.d.h.v. deze vraag is er overleg geweest met de leidinggevende van de afdeling arbeidstherapie.

De leidinggevende gaf aan dat er momenteel geen ergotherapeut(en) werkzaam zijn doordat er niet duidelijk is wat het beroep ergotherapie zou kunnen bijdragen binnen de psychiatrie. Ook vanwege de onbekendheid van het beroep ergotherapie wil zij dit graag onder de aandacht brengen op de PSO1 in het UCP. Hiervoor is een onderzoeksvraag opgesteld gericht op de bijdrage van ergotherapie op de PSO1.

(10)

Afbakening

Binnen het UCP zijn er verschillende afdelingen zoals de Acute afdeling, Psychose afdeling, Depressie afdeling en de Ouderenafdeling. Gedurende dit project zal er gekeken worden naar de afdeling PSO1 omdat ze hier gestart zijn met een vernieuwd zorgpad wat momenteel nog steeds in ontwikkeling is. Op deze afdeling verblijven vooral oudere patiënten in de leeftijd vanaf 65 jaar met complexe problematieken en co-morbiditeit. De patiënten komen voornamelijk uit andere GGZ-instellingen voor een second opinion. Een tweede mogelijkheid is dat patiënten komen voor een eerste diagnose.

Op de afdeling ouderenpsychiatrie verblijven ouderen met verschillende psychiatrische problematieken. De meest voorkomende stoornissen zijn:

 Affectieve stoornissen zowel manisch als depressieve stoornis.  Somatische stoornissen

 Neurodegeneratieve ziekten; Dementie, Parkinsonisme en Ziekte van Alzheimer  Gedragsproblematiek

Vaak zijn er nog meer ziektebeelden of stoornissen in beeld bij de patiënt. Dit wordt co-morbiditeit genoemd. Hier zal rekening mee worden gehouden tijdens het project.

Om het project duidelijk te kunnen afbakenen is gekozen voor een onderzoek passend binnen de huidige situatie op de PSO1.

Va uit de zorgroute diag ostiek zal gekeke orde at ergotherapie kan betekenen bij het in kaart brengen en het vaststellen van handelingsbeperkingen, -mogelijkheden, ervaringen en wensen van de patiënten die gericht zijn op de context van de patiënt.

Bi e de zorgroute eha deli g ordt gekeke aar interventies en assessments die een aansluiting kunnen hebben op de doelgroep en hun context.

Als laatste onderdeel zal gekeken worden naar mogelijkheden van ergotherapie gericht op ontslagvoorbereiding en nazorg bij de ouderen en hun omgeving.

(11)

Doelstelling

De doelstelling van dit project is om een explorerend onderzoek uit te voeren a.d.h.v. kwantitatieve en kwalitatieve gegevens. Hierbij wordt de mogelijke bijdrage van ergotherapie op de afdeling PSO1 gericht op de gehele behandeling in kaart gebracht. Het adviesrapport zal ter ondersteuning en onderbouwing van het beroep ergotherapie in de ouderenpsychiatrie dienen. Het UCP beslist uiteindelijk of een ergotherapeut zal worden aangesteld voor de afdeling PSO1.

Vraagstelling

Vanuit de aanleiding is de volgende vraagstelling samengesteld die in dit beroepsproduct beantwoord zal worden:

Wat zij de ogelijkhede a ergotherapie op de PSO binnen de twee zorgroutes gericht op het pro es a op a e, diag osti ere , eha delpro es e azorg a o tslag?

Deelvragen

Om de hoofdvraag te beantwoorden zijn er vier deelvragen opgesteld met betrekking tot het diagnosticeren, behandelen en ontslag en nazorg. De vierde deelvraag zal beantwoord worden a.d.h.v. de drie theoretische onderbouwingen en het praktijkonderzoek.

1. Welke mogelijke bijdrage zou ergotherapie kunnen hebben binnen de zorgroute

Diag ostiek o ha deli gs eperkingen en -mogelijkheden van ouderen in kaart te brengen?

2. Welke mogelijke bijdrage zou ergotherapie kunnen hebben binnen de zorgroute

eha deli g welke is gericht op het optimaliseren van het handelen van patiënten?

3. Welke mogelijke bijdrage kan ergotherapie hebben in het voorbereiden van de terugkeer

naar huis en nazorg na ontslag, voor ouderen die opgenomen zijn op de PSO1?

4. Wat is de mogelijke bijdrage van de ergotherapeutische gegevens binnen het

(12)

Maatschappelijke Relevantie

In dit hoofdstuk komen er verschillende onderwerpen aan bod die passend zijn binnen dit

afstudeerproject en de maatschappelijke relevantie. Er zal een beschrijving worden gegeven over de toenemende vergrijzing en zorgbehoefte, onder-diagnostisering van ouderen, zorgplicht van

mantelzorgers en individualisering van ouderen in de maatschappij.

In de huidige maatschappij is er nog weinig informatie bekend over de mogelijkheden van

ergotherapie in de ouderenpsychiatrie. Hierdoor is het lastig voor instellingen zoals bijvoorbeeld het UCP om informatie te verkrijgen over de mogelijkheden en toegevoegde waarde van het beroep ergotherapie (Finlay & Zinkstok, 1995).

De verwachtingen zijn dat tot en met 2050 de vergrijzing zal toenemen (van Damme, 2011). Volgens de CBS-bevolkingsprognose zal het aantal 65- plussers toenemen van 2,7 miljoen tot ongeveer 4,7 miljoen in 2040. Dit geldt ook voor de 80- plussers. In 2040 zal de vergrijzing liggen tussen de 45- 51%. Dit betekent dat de overige beroepsbevolking – van kinderen tot volwassenen – de lasten van deze vergrijzing moeten gaan opvangen (Giesbers, Verweij, & Beer, 2013). Door deze vergrijzing ontstaat er groeiende behoefte aan zorg. Dit komt omdat er vroeger maar weinig mensen oud werden en de prioriteit van maatschappelijke problemen niet bij de doelgroep ouderen lag. Binnen de medische wereld was dan ook weinig belangstelling voor onderzoek naar het

verouderingsproces. Dit heeft voor een achterstand gezorgd binnen zowel de zorginstellingen als de medische wereld, waardoor het ook nu nog lastig is om klachten van ouderen te herkennen en te behandelen (Westendorp, 2010).

In algemene ziekenhuizen en verpleeghuizen is bij de doelgroep ouderen in de psychiatrie, vaak sprake van onder-diagnostiek en onder-behandeling. Dit komt veelal omdat ouderen vaker wat terughoudend zijn, zich schamen voor hun psychische klachten, of hun klachten eerder zien als iets wat bij de oude dag hoort en niet als een onderdeel van een ziekte. Daarnaast is het bij ouderen lastig om een diagnose vast te stellen, omdat er vaak sprake is van somatische en psychiatrische problematiek. Meervoudige stoornissen en co-morbiditeit komen dan ook vaak voor (Landelijke Stuurgroep/Trimbos-instituut, 2008).

Naast de toenemende vergrijzing in Nederland is met de nieuwe wet en regelgeving ook het aantal mantelzorgers toegenomen. Nu ouderen steeds langer thuis (moeten) blijven wonen zal er meer verantwoordelijkheid en zorghulp gevraagd worden van mantelzorgers (Rijksoverheid, 2012).

(13)

Tegenwoordig wordt er meer gesproken over individualisering van de maatschappij, ook wel bekend als er ree di g . Het CBS beschrijft dat sociale contacten vanaf 75 jaar afnemen. De mate waarin dit afneemt is afhankelijk van de persoonlijke situatie en mobiliteit (CBS, 2012). Naar schatting zijn er in Nederland ongeveer 200.000 ouderen eenzaam. Het woord eenzaamheid wordt gedefinieerd als een besloten gevoel wat als onplezierig en soms onverdraagzaam kan worden ervaren (De Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, 1997). Voor het vereenzamen kunnen verschillende oorzaken zijn, zoals bijvoorbeeld het verliezen van een partner of naaste, een klein sociaal netwerk en/of geen mogelijkheid hebben tot bezoeken van anderen door beperkte mobiliteit.

(14)

Ergotherapeutische relevantie

Met het oog op de vergrijzing en het overheidsbeleid die zich erop richt ouderen te stimuleren om langer thuis te blijven wonen, zal de vraag naar ergotherapie toenemen (van Hartingsveldt, Logister-Proost, & Kinébanian, Patiënt, 2010, p. 37-41).

Het aantal ergotherapeuten die werkzaam zijn in GGZ-instellingen daalt, zowel klinisch als ambulant. Door deze afname is het niet altijd meer duidelijk welke taken en rollen de ergotherapeut kan vervullen in de GGZ. Door de beperkte beschikbaarheid van stageplaatsen voor ergotherapeuten in opleiding is er minder mogelijkheid tot het opdoen van praktijkervaring en uitbreiden van kennis. Het bieden van nieuwe inzichten, het in kaart brengen van de expertise van ergotherapie ten aanzien van het vergroten van de zelfredzaamheid, functioneren, participatie en sociale inclusie maakt het mogelijk om het vak ergotherapie onder de aandacht te brengen bij de

ouderenpsychiatrie in GGZ-instellingen en om het een hoger niveau van belangrijkheid te geven (Ammeraal, et al., 2015). Door ergotherapie in de ouderenpsychiatrie te promoten worden er meer werkplekken gecreëerd.

(15)

Het beroep ergotherapie

Voordat de mogelijke bijdrage van ergotherapie in kaart kan worden gebracht is het belangrijk om te begrijpen wat het vak ergotherapie nu precies inhoudt en wat het doel van ergotherapie kan zijn binnen de ouderenpsychiatrie. Om het begrip en vak ergotherapie beter te kunnen begrijpen en plaatsen zal er een toelichting worden gegeven over het beroep ergotherapie, de relatie met ouderen en de psychiatrie.

Ergotherapie en handelen

Een ergotherapeut is een expert in het mogelijk maken van het handelen en kunnen participeren in de huidige maatschappij. Dit is van positieve invloed op de gezondheid en het welbevinden van de mens. Ergotherapie kijkt vanuit drie perspectieven: de persoon, de sociale en fysieke omgeving en het handelen. De mens (persoon) is een handelend wezen. Het kunnen uitvoeren van activiteiten en handelingen leveren een bijdrage aan het kunnen participeren in de maatschappij. Echter, een persoon kan door psychiatrische en/of lichamelijke aandoeningen en veranderingen belemmerd worden om alle dagelijkse handelingen te verrichten. De omgeving kan van invloed zijn of een actieve rol spelen bij het belemmeren van het uitvoeringsvermogen van een persoon. (Satink & Van de Velde, 2013; van Hartingsveldt, Logister-Proost, & Kinébanian, 2010). Binnen de ergotherapie is het (weer kunnen) handelen in zingevende en betekenisvolle activiteiten een belangrijk aspect. Want zingeving in een handeling kan bijdragen aan de kwaliteit van leven (van Hartingsveldt, et al., 2010).

Ouderen

De doelgroep ouderen wordt veel geconfronteerd met veranderingen gedurende de levensloop. Door ouderdom, psychiatrische en/of lichamelijke ziektes wordt het handelen in het dagelijks leven steeds meer beperkt. De veranderingen in het leven van ouderen kunnen effect hebben op iemand zijn dagelijks leven en herinneringen uit het verleden laten toenemen. Dit leidt regelmatig tot

depressieve gevoelens en verminderd welbevinden (Bohlmeijer, 2009). Naast de mentale problemen nemen fysieke problemen ook toe op oudere leeftijd. Daarbij kijkt een ergotherapeut naar mobiliteit en zelfstandigheid van de patiënt in zijn eigen omgeving. Voorbeelden hiervan zijn de zelfzorg, taken en rollen in het dagelijks leven, vrijetijdsbesteding en dagstructuur (Granse le, Hartingsveldt, & Kinébanian, 2012).

(16)

Methode

Als eerste is er gedurende de oriëntatiefase informatie ingewonnen in het UCP. Dit is gedaan in de vorm van een gesprek met de opdrachtgever en de regieverpleegkundige van de PSO1. Hierop zijn de literatuurstudies en interviews gebaseerd. Voor deze werkwijze was gekozen zodat het advies beter aansloot binnen de PSO1.

Methode theoretische onderbouwing

Elke student had voor zijn TO een van de drie deelvragen onderzocht a.d.h.v. artikelen en andere geschreven bronnen. Per student was er een andere selectieprocedure aan het begin van de TO. Deze selectie vond plaats zodat elke student handvatten had voor zijn TO. Gedurende de TO is er onderling informatie en hulp uitgewisseld. De resultaten uit de theoretische onderbouwingen zijn een aanvulling op het praktijko derzoek e zij terug te i de i hoofdstuk ‘esultate .

1 •Specificeren deelvragen en bijbehorende sub vragen

2 •Zoeken naar bewijzen in de vorm van artikelen en geschreven bronnen

3

•Filteren en beoordelen van best beschikbare bewijs met behulp van MCmasterlijsten

4

•Verwerken van best beschikbare bewijs in individuele theoretische onderbouwingen

5

•Samenvoegen van conclusies van de drie literatuurstudies zodat de vragen voor het praktijkonderzoek kunnen worden opgesteld en uitgewerkt.

(17)

Methode praktijkonderzoek

Naast het gebruik van literatuur was er ook informatie verzameld over ervaringen en kennis van ergotherapeuten die werkzaam zijn in ouderenpsychiatrie. Dit is gedaan a.d.h.v. interviews.

Interviewen van ergotherapeuten

Doel

Het doel van deze interviews was het verkrijgen van feitelijke informatie, kennis en ervaringen van ergotherapeuten over de mogelijkheden en bijdrage van ergotherapie in de ouderenpsychiatrie. Gekozen is dan ook om uit de interviews alleen de gestelde vragen en verkregen antwoorden te beschrijven.

Schematische weergaven van de werkwijze

Voorafgaand het interview waren er verschillende stappen uitgewerkt (zie afbeelding 1) die bij hebben gedragen aan een gericht interview.

Afbeelding 1 Schematische stappen interview

De doelgroep

De inclusiecriteria voor de respondenten waren:

 Ergotherapeut is werkzaam in de ouderenpsychiatrie binnen Nederland en omstreken;  Ergotherapeut is minimaal een jaar of langer werkzaam in de ouderenpsychiatrie;  Ergotherapeut heeft informed consent getekend.

Interview onderwerpen globaal opstellen

Brief opstellen Werven van respondenten Vragen specificeren Informed Consent opstellen Informed consent laten tekenen vervolgens interviews afnemen/opneme n Afgenomen interviews uitwerken en gegevens a.d.h.v. thema’s vergelijken Conclusie uit de verkregen informatie halen Afronden en conclusie schrijven

(18)

Topiclijsten

Voordat er een interview kon worden afgenomen moet er eerst een topiclijst worden opgesteld. Dit werd gedaan a.d.h.v. de volgende stappen (zie tabel 1). De uitgewerkte topiclijst is terug te vinden in bijlage 4.

Tabel 1 Stappen tot interviewdraaiboek

Stap 1 Het opstellen van vragen en structuur en vormgeven aan de opbouw van het interview. Dit was gedaan a.d.h.v. een ondersteunende lijst van de website Taalwinkel.nl

(Taalwinkel, 2014).

Stap 2 Nadat de vragen waren opgesteld was ervoor gekozen om een topiclijst op te stellen waarin alle onderdelen per deelvragen duidelijk naar voren kwamen. (Bijlage 4) Stap 3 Om de interview vragen meer gericht te kunnen formuleren en om meer in een

verhaalvorm te plaatsen werkte elke student zijn eigen vragen in gespreksvorm uit in een document.

Stap 4 Alle uitgewerkte vragen zijn samengevoegd in een interview draaiboek. (Bijlage 5) Stap 5 Gecontroleerd of het draaiboek volledig aansloot bij de vragen die er waren en de

mogelijke resultaten die werden verkregen.

Werving van respondenten (ergotherapeuten)

Als eerste werd er geprobeerd om via Dolinda van der Meer ergotherapeuten te vinden. Zij had helaas geen actuele connecties meer met ergotherapeuten in het werkveld. Daarna is er via Google gezocht naar instanties die ouderenpsychiatrie aanbieden en waar ergotherapeuten werkzaam zijn. Deze instanties zijn via de contactgegevens die beschikbaar waren op de websites benaderd. Helaas kreeg de projectgroep van deze instanties vaak de reactie terug dat er geen ergotherapeuten meer werkzaam waren en dat hun website verouderd was.

Daarom werd er een andere manier gezocht om toch met de ergotherapeuten in contact te komen. Op de netwerksite LinkedIn werd er in de ergotherapie Nederland groep een oproep geplaatst met slechts één reactie. Daarom werd er naast de oproep op LinkedIn ook een oproep op ergotherapie Facebook-pagina geplaatst. Hierop kwam reactie van twee ergotherapeuten die beide werkzaam zijn in de ouderenpsychiatrie. Na het afnemen van de eerste twee interviews, gaven de ergotherapeuten namen door van collega ergotherapeuten in de ouderenpsychiatrie. Via deze weg konden er

opnieuw ergotherapeuten worden benaderd om zo de reactie te vergroten. Uiteindelijk had de projectgroep vier ergotherapeuten geïnterviewd, vijf respondenten hadden een vragenlijst ingevuld.

(19)

Soort interview

Er was gekozen voor een semigestructureerd interview, een van de meest gebruikte

gespreksvormen binnen een interview (Proot & van der Lyke, 2008). Dit had de reden dat er afgeweken kon worden van de vragen uit het draaiboek en meer diepgang over de onderwerpen gaf. De vragen boden een leidraad en houvast zodat de juiste gegevens konden worden verkregen.

Afname van interviews

Voorafgaand aan het interview werd er d.m.v. een informed consent toestemming gevraagd voor audio opname en notuleren. Indien de ergotherapeuten interesse hadden in het eindproduct konden zij dit aangeven. Hierdoor had medewerking ook voor hun een toegevoegde waarde.

Aan het einde van het project kwam er alsnog veel respons van ergotherapeuten voor interviews. Wegens tijdsgebrek was het niet mogelijk om alle respondenten te interviewen. Daarom was er gekozen voor het versturen van een vragenlijst. Deze manier van gegevens verzamelen was op twee manieren tijdbesparend, i.v.m. de reistijd en het verwerken van de informatie.

Uitwerken en analyseren

Voor deze interviews was het belangrijk om feitelijke informatie en ervaringen van ergotherapeuten te verzamelen over ergotherapie in de ouderenpsychiatrie.

Om de uitgeschreven interviews te kunnen analyseren werd er een tabel opgesteld a.d.h.v. de ontworpen topiclijst (zie bijlage 6). Hierdoor stond de belangrijkste informatie duidelijk verwerkt en waren de resultaten gemakkelijk te vergelijken. Om de anonimiteit van de respondenten te

waarborgen werd ervoor gekozen om alleen de initialen te vernoemen.

Met een kwalitatief onderzoek werk je in een cyclisch verloop (vraag-en-antwoord cyclus) waarbij de onderzoekers continu nieuwe relaties maken tussen begrippen (nieuwe waarnemingen) (Boeije, 2014). Het kwalitatief analyseren werd gedaan a.d.h.v. drie elementen:

1. Gegevens uit het interview beschrijven (de hoofdonderwerpen) en dit ordenen in the a s/ odere ;

2. De the a s uitwerken en nagaan wat belangrijk is; 3. )oeke aar patro e e die sa e oege i de the a s.

(20)

Coderen

Er werden twee vormen van coderen gedurende het uitwerken van de interviews toegepast. Dit waren axiaal en selectief coderen. Eerst werd er axiaal gecodeerd. Hierin werden de gecodeerde gegevens bekeken op relevantie rond de centrale categorieën; diagnosticeren, behandelen en ontslag met nazorg. Daarna werd er selectief gecodeerd. Hier lag de nadruk op de samensmelting van de gegevens/bevindingen door verbanden te leggen tussen de categorieën die beschreven waren tijdens het axiaal coderen (Boeije, 2014).

Methode adviesrapport

Om het adviesrapport vorm te geven is er gekozen om te werken a.d.h.v. het Canadian Practice Process Frame (CPPF) (Townsend & Polatjako, 2007).

Koppeling met literatuur

Om de verkregen informatie uit de TO en interviews naast elkaar te kunnen leggen om

vergelijkingen te kunnen maken werd er gebruik gemaakt van het CPPF. D.m.v. de stappen van het CPPF werden de gegevens per zorgroute gestructureerd. De tabellen met resultaten waren zodanig verdeeld dat deze aansloot binnen de context van de PSO1.

CPPF

Het CPPF is een spiraalvormig procesmodel die ergotherapeuten ondersteund in het behandelen en samenwerken met de patiënt. Er zijn twee belangrijke experts in het behandel/beslis proces: de patiënt en de ergotherapeut. Voor de werkwijze is de bedoeling, dat de patiënt uiteindelijk de beslissingen neemt daar waar dat mogelijk is.

Het bijzondere van het CPPF is dat alle stappen in het proces in verschillende contexten beschreven worden. Namelijk de maatschappelijke context, de praktijk context en de referentiekader(s). Hierdoor wordt er niet alleen vanuit de patiënt gekeken, maar ook naar de omgevingsfactoren die een rol kunnen spelen.

In de samenwerking tussen patiënt en ergotherapeut neemt ieder zijn eigen aandeel mee. Voor de ergotherapeut bestaat dit uit: het mogelijk maken van het handelen, professionele kennis en persoonlijke ervaringen.

Voor de patiënt: zijn levensverhaal, handelingsverleden, handelingsvragen en vaardigheden en kennis (le Granse, van Hartingsveldt, & Kinebanian, 2012).

(21)

Het CPPF werd gekozen omdat het een brede context beslaat. Daarnaast stelt het de patiënt instaat om eigen keuzes te maken als dat mogelijk is. Ten derde is het met de CPPF mogelijk om bepaalde stappen te herhalen als er sprake is van terugval waarbij nog niet alle doelen zijn behaald of wanneer er sprake is van een andere complicatie.

Afbeelding 2 Procesmodel CPPF

Tabel 2 Stappen CPPF uitgelegd

Stappen CPPF Uitvoering en doel binnen de stappen (Hartingsveldt, Het Canadian Process Framework (CPPF), 2008) Zorgroute diagnos tiek Zorgroute behandel ing Ontslag en nazorg

Enter/ initiate Kennismaking met patiënt en mogelijk systeem.

Globale hulpvraag wordt besproken.

x

Set the stage  Samenwerking en onderlinge verwachtingen worden besproken;  Systeem (daar waar kan) wordt

betrokken;

(22)

 Verhaal + hulpvragen van patiënt en systeem worden in kaart gebracht (bijvoorbeeld ervaren problemen in het dagelijks handelen en de betekenis die deze problemen hebben voor patiënt en mogelijk het systeem)

Assess/ evaluate

 I tera tie Person - Environment - O upatio PEO ordt i kaart gebracht;

 Assessments worden gekozen om het probleem van de hulpvraag verder te onderzoeken;

 Analyseren en interpreteren van resultaten uit de assessments;  Benoemen, valideren en prioriteren

van de hulpvraag en de doelen voor het handelen.

x x x

Agree on objectives and plan

 Een plan van aanpak opstellen met behandeldoelen;

 Doelen richten op de patiënt, zijn omgeving en zijn handelen.

x x

Implement the plan

Plan van aanpak uitvoeren en daarbij gebruik maken van de interactie PEO.

x x

Monitor and modify

 Behandeldoelen en plan van aanpak evalueren;

 Nieuw onderzoek en analyse van interactie PEO.

x x

Evaluate the outcome

Behandeluitkomsten evalueren. x x

Conclude exit Beëindigen van de behandeling en kijken naar mogelijke vervolgbehandeling.

(23)

Resultaten

De resultaten uit de interviews en de vragenlijsten van het praktijkonderzoek zullen worden weergeven in onderstaande tabel. In deze tabel zal worden gekeken naar de acties die ondernomen worden per stap van het CPPF en in welke zorgroute deze passend is. Alle informatie is afkomstig uit de

antwoorden van het praktijkonderzoek, deze zijn te vinden in bijlage 6 en 7.

Zorgroute Diagnostiek

De zorgroute diagnostiek is gericht op het diagnosticeren van de problematieken van een patiënt. De kracht van ergotherapie ligt hierbij vooral in het in kaart brengen van het handelen en het geven van kleur aan de omgeving(factoren) van de patiënt (RK, interview 19-05-2015).

Tabel 3 Resultaten zorgroute Diagnostiek

Stap CPPF Informatie uit TO Informatie uit praktijkonderzoek

Enter/ initiate

Voor een eerste kennismaking of een intakegesprek kan een ergotherapeut met de patiënt en mogelijk het systeem de globale hulpvraag bespreken. In het document over het CPPF, geschreven door Hartingsveldt (2008), staat niet aangegeven dat bij de

kennismaking al gebruik wordt gemaakt van assessments. In de TO is er ook geen assessment onderzocht die specifiek in deze stap al naar voren komt.

Patiënten worden niet in alle ouderenpsychiatrie afdelingen altijd door de ergotherapeut gezien. MvS geeft in de ingevulde

vragenlijst aan dat op hun afdeling behandelaren en de teamcoach inschatten welke patiënten aangemeld moeten worden.

MvS geeft aan dat in het intakegesprek uitgebreid wordt stil gestaan bij het zelfstandig functioneren in het verleden en wensen voor de toekomst. Omgevingsfactoren worden hierbij ook besproken (Vragenlijst, 26 mei 2015).

(24)

Set the stage

Om een hulpvraag en het verhaal van een patiënt te achterhalen kan gebruik worden gemaakt van de Occupational Performance History Interview-II (OPHI-II). Met de OPHI-II kan de ergotherapeut het levensverhaal, de handelingsvaardigheden, handelingsidentiteit en handelingshouding van de patiënten in kaart brengen. Iemands gewoonten, routine, rollen en taken en interesses kunnen hiermee duidelijk naar voren komen (Kielhofner, et al., 2001).

Met het COPM kan de ergotherapeut de ervaren

handelingsproblemen, mate van uitvoering, tevredenheid en de prioriteiten van de patiënten in kaart brengen. Het COPM stelt de ergotherapeut in staat om een verstandshouding te krijgen met de ouderen gedurende het behandelproces. Om te zorgen voor een patiëntgerichte interventie, dat zich focust op de zelfbeleving van de handelingsuitvoering (McNulty & Beplat, 2008).

De ergotherapeut kan in een diagnostisch-proces in de ouderenpsychiatrie over verschillende gebieden informatie verzamelen. Paar gebieden die benoemd zijn in de interviews met MC, SH, RK en MD (Interview, 28 april 2015; 11 mei 2015; 19 mei 2015; 18 mei 2015) en in de vragenlijst van EP (Vragenlijst, 27 mei 2015), zijn:

gedrag en mogelijkheden, belemmeringen in het functioneren/handelingsproblemen, het cognitieve

functioneren/cognitieve vaardigheden, handelingsuitvoering, zelfstandigheid, woongelegenheid, aan- of afwezigheid van symptomen, de stemming van de patiënt, proces-, motorische- en sociale vaardigheden, toekomstbeeld, motivatie (wil), de copings-strategieën en het levensverhaal van een patiënt.

Om het verhaal en de hulpvragen van de patiënt en het systeem in kaart te brengen zal de ergotherapie voornamelijk gesprekken voeren. Deze gesprekken kan een ergotherapeut voeren a.d.h.v. zijn ervaring en expertise en er kan gebruik worden gemaakt van assessments. De OPHI-II kan worden gebruikt om het

levensverhaal in kaart te brengen (RK, interview 19 mei 2015). En het COPM om de ervaren problemen en doelen in kaart te brengen (MA, vragenlijst 27 mei 2015).

(25)

De ergotherapie kan het systeem (familie of vrienden) betrekken bij het verzamelen van gegevens. Het betrekken wisselt echter wel(MS, vragenlijst 25 mei 2015). EP geeft aan dat soms door bepaalde gezondheidstoestand de patiënt geremd is om

informatie te geven of ze geven informatie die niet op waarheid berust zijn. Gegevens verzamelen via de familie in dit soort situaties kan zorgen dat de patiënt meer aansluiting vindt bij de therapie evenals meer geneigd zal zijn om iets te delen

(Vragenlijst, 27 mei 2015). SH geeft aan dat zij de familie of vrienden van de patiënt betrekt om in kaart te brengen hoe de patiënt vroeger was (Interview, 11 mei 2015). RK geeft aan dat de familie of vrienden van een patiënt betrokken kunnen worden om het levensverhaal van de patiënt te achterhalen (Interview, 19 mei 2015).

Assess/ evaluate

O de i tera tie Persoo - Omgeving - O upatio PEO i kaart te brengen en om het probleem van de hulpvraag verder te

onderzoeken, kan de ergotherapeut o.a. gebruik maken van de Assessment of Motor and Process Skills (AMPS), de Performance Assessment of Self-Care Skills (PASS) en de Volitional Questionnaire (VQ).

Een ergotherapeut zou met de AMPS op de PSO1 de motorische en

Het in kaart brengen van gegevens kan a.d.h.v. een huisbezoek, observaties, invullen van registratielijsten (dag/week) en gesprekken/interviews met de patiënt en soms ook met de familie of vrienden. Voor observaties kan gebruik worden gemaakt van o.a. huishoudelijke, praktische, cognitieve of creatieve activiteiten en dan voornamelijk creatieve activiteiten. De reden hiervoor is dat het uitvoeren van creatieve activiteiten de hoogste cognitieve functie vraagt van mensen (MA, vragenlijst

(26)

procesvaardigheden tijdens het uitvoeren van Instrumentale Activiteiten van het Dagelijks Leven (IADL) en verandering over een lange tijd kunnen meten. (Gantschnig, Page, & Fisher, 2012; Pan & Fisher, 1994).

De PASS kan een ergotherapeut gebruiken als ondersteuning bij het verzamelen van gegevens over de vaardigheden en gewoonten bij de patiënt in de eigen omgeving, a.d.h.v. een zelfevaluatie. Daarnaast kan de PASS ook worden gebruikt bij een observatie van de dagelijkse activiteiten in de eigen thuissituatie. (Rogers, et al., 2010).

De VQ ka ge ruikt orde o ie a ds il i kaart te re ge . Vooral bij dementerende is dit een geschikte assessment (Raber, et al., 2010).

Het COPM, de AMPS en de PASS kunnen gebruikt worden om doelen op te stellen voor het behandelproces (McNulty & Beplat, 2008; Rogers, et al., 2010; Gantschnig, Page, & Fisher, 2012; Pan & Fisher, 1994). Deze doelen kunnen met het MDT besproken worden.

27 mei 2015; MC, interview 28 april 2015; RK, interview 19 mei 2015).

Ergotherapeuten kunnen assessments gebruiken die het verzamelen van gegevens ondersteunen. Paar benoemde assessments zijn:

•De Per ei e, ‘e all, Pla , Perfor P‘PP ka ge ruikt orde om de cognitieve functies in kaart te brengen (SH, interview 11 mei 2015) of om psychiatrische stoornissen te rapporteren (RK, interview 19 mei 2015);

•De AMP“. Met de AMP“ ka i for atie o er de

handelingsvaardigheden van de patiënt die waardevol zijn voor het inschatten van mogelijkheden voor de toekomst, in kaart gebracht worden. Omdat de AMPS een betrouwbaar instrument is, werd deze erg gewaardeerd op de afdeling (MC, interview 28 april 2015);

•De Assess e t of Co u i atio a d I tera tio “kills ACI“ ; •Alle Cog iti e Level Screen (ACLS) kan gebruikt worden om het cognitieve functioneren in kaart te brengen;

•Ha dleidi g O ser atie Wil-subsysteem (HOW) brengt door middel van observatie van het handelen het wil-subsysteem in kaart (MC, interview 28 april 2015). De ervaring van een probleem door de patiënt is vaak een ontbrekend gegeven,

(27)

terwijl dit zeer belangrijk is voor de motivatie en de uitkomst van een behandeling (EP, vragenlijst, 27 mei 2015) de HOW zou hierbij kunnen helpen.

•A ti ity Card “ort AC“ ka ge ruikt worden om na te gaan welke activiteiten iemand heeft gedaan/doet of er veranderingen in iemand activiteitenpatroon zijn en met de ACS kunnen doelen opgesteld worden (MC, interview 28 april 2015; MA, vragenlijst 27 mei 2015).

Gegevens kunnen zowel thuis bij een patiënt als in de praktijk worden verzameld. De voorkeur gaat vaak uit naar de

eigen/herkenbare omgeving van de patiënt of in een natuurlijke ruimte voor de activiteit die wordt uitgevoerd. Als de omgeving herkenbaar is voor de patiënt kan dit prikkels geven die een persoon vaker in actie laat komen. Al gaat soms ook de voorkeur uit naar een prikkelarme omgeving, zodat de patiënt niet afgeleid wordt. Bij de patiënt thuis kan de ergotherapeut het beste in beeld krijgen over hoe de patiënt functioneert (MC, interview 28 april 2015; RK interview 19 mei 2015; MS, vragenlijst 25 mei 2015 MA, vragenlijst 27 mei 2015; LdB, vragenlijst 27 mei 2015). Gegevens worden zowel in groepsbehandelingen als individueel verzameld. Individueel kunnen de behandeling het meest

(28)

mei 2015; MA, vragenlijst 27 mei 2015; SH, interview 11 mei 2015).

De ergotherapeut kan a.d.h.v. de gegevens die zijn verzameld enkele doelen opstellen met de patiënt om een zo hoog mogelijk niveau van functioneren terug te brengen of te behouden (EP, vragenlijst 27 mei 2015).

(29)

Zorgroute behandelen

De zorgroute behandelen richt zich op patiënten waarbij de diagnose bekend is en deze behandeld kan worden door het volgen van therapieën en de juiste medicatie. Ook binnen deze zorgroute ligt de kracht van ergotherapie bij het in kaart brengen van het handelingsprobleem en de context van de patiënt. Door niet alleen naar het handelingsprobleem te kijken maar ook naar de omgeving en de patiënt zelf kan er een concreet beeld gemaakt worden van de ervaren problemen door middel van bijvoorbeeld observaties.

Tabel 4 resultaten zorgroute Behandelen

Stap CPPF Informatie uit TO Informatie uit praktijkonderzoek

Enter/ initiate

Voor een eerste kennismaking of een intakegesprek kan een ergotherapeut met de patiënt en mogelijk het systeem de globale hulpvraag bespreken. In het document over het CPPF, geschreven door Hartingsveldt (2008), staat niet aangegeven dat bij de

kennismaking al gebruik wordt gemaakt van assessments. In de TO is er ook geen assessment onderzocht die specifiek in deze stap al naar voren komt.

Patiënten worden niet in alle ouderenpsychiatrie afdelingen altijd door de ergotherapeut gezien. MvS geeft in de ingevulde

vragenlijst aan dat op hun afdeling behandelaren en de teamcoach inschatten welke patiënten aangemeld moeten worden.

MvS geeft aan dat in het intakegesprek uitgebreid wordt stil gestaan bij het zelfstandig functioneren in het verleden en wensen voor de toekomst. Omgevingsfactoren worden hierbij ook besproken (Vragenlijst, 26 mei 2015).

Set the stage

Om een hulpvraag en het verhaal van een patiënt te achterhalen kan gebruik worden gemaakt van de Occupational Performance History Interview-II (OPHI-II). Met de OPHI-II kan de ergotherapeut het levensverhaal, de handelingsvaardigheden, handelingsidentiteit en

De ergotherapeut kan in een diagnostisch-proces in de ouderenpsychiatrie over verschillende gebieden informatie verzamelen. Paar gebieden die benoemd zijn in de interviews met MC, SH, RK en MD (Interview, 28 april 2015; 11 mei 2015; 19 mei

(30)

handelingshouding van de patiënten in kaart brengen. Iemands gewoonten, routine, rollen en taken en interesses kunnen hiermee duidelijk naar voren komen (Kielhofner, et al., 2001).

Met het COPM kan de ergotherapeut de ervaren

handelingsproblemen, mate van uitvoering, tevredenheid en de prioriteiten van de patiënten in kaart brengen. Het COPM stelt de ergotherapeut in staat om een verstandshouding te krijgen met de ouderen gedurende het behandelproces. Om te zorgen voor een patiëntgerichte interventie, dat zich focust op de zelfbeleving van de handelingsuitvoering (McNulty & Beplat, 2008).

2015; 18 mei 2015) en in de vragenlijst van EP (Vragenlijst, 27 mei 2015), zijn:

Gedrag en mogelijkheden, belemmeringen in het functioneren/handelingsproblemen, het cognitieve

functioneren/cognitieve vaardigheden, handelingsuitvoering, zelfstandigheid, woongelegenheid, aan- of afwezigheid van symptomen, de stemming van de patiënt, proces-, motorische- en sociale vaardigheden, toekomstbeeld, motivatie (wil), de copings-strategieën en het levensverhaal van een patiënt.

Om het verhaal en de hulpvragen van de patiënt en het systeem in kaart te brengen zal de ergotherapie voornamelijk gesprekken voeren. Deze gesprekken kan een ergotherapeut voeren a.d.h.v. zijn ervaring en expertise en er kan gebruik worden gemaakt van assessments. De OPHI-II kan worden gebruikt om het

levensverhaal in kaart te brengen (RK, interview 19 mei 2015). En het COPM om de ervaren problemen en doelen in kaart te brengen (MA, vragenlijst 27 mei 2015).

De ergotherapie kan het systeem (familie of vrienden) betrekken bij het verzamelen van gegevens. Het betrekken wisselt echter wel(MS, vragenlijst 25 mei 2015). EP geeft aan dat soms door bepaalde gezondheidstoestand de patiënt geremd is om

(31)

berust zijn. Gegevens verzamelen via de familie in dit soort situaties kan zorgen dat de patiënt meer aansluiting vindt bij de therapie evenals meer geneigd zal zijn om iets te delen

(Vragenlijst, 27 mei 2015). SH geeft aan dat zij de familie of vrienden van de patiënt betrekt om in kaart te brengen hoe de patiënt vroeger was (Interview, 11 mei 2015). RK geeft aan dat de familie of vrienden van een patiënt betrokken kunnen worden om het levensverhaal van de patiënt te achterhalen (Interview, 19 mei 2015).

Assess/ evaluate

O de i tera tie Person - Environment - O upatio PEO i kaart te brengen en om het probleem van de hulpvraag verder te

onderzoeken, kan de ergotherapeut o.a. gebruik maken van de Assessment of Motor and Process Skills (AMPS), de Performance Assessment of Self-Care Skills (PASS) en de Volitional Questionnaire (VQ).

Een ergotherapeut zou met de AMPS op de PSO1 de motorische en procesvaardigheden tijdens het uitvoeren van Instrumentale Activiteiten van het Dagelijks Leven (IADL) en verandering over een lange tijd kunnen meten. (Gantschnig, Page, & Fisher, 2012; Pan & Fisher, 1994).

Het in kaart brengen van gegevens kan a.d.h.v. een huisbezoek, observaties, invullen van registratielijsten (dag/week) en gesprekken/interviews met de patiënt en soms ook met de familie of vrienden. Voor observaties kan gebruik worden gemaakt van o.a. huishoudelijke, praktische, cognitieve of creatieve activiteiten. Creatieve activiteiten vraagt de hoogste cognitieve functie van mensen (MA, vragenlijst 27 mei 2015; MC, interview 28 april 2015; RK, interview 19 mei 2015).

Ergotherapeuten kunnen assessments gebruiken die het verzamelen van gegevens ondersteunen. Paar benoemde assessments zijn:

•De Per ei e, ‘e all, Pla , Perfor P‘PP ka ge ruikt orde om de cognitieve functies in kaart te brengen (SH, interview 11

(32)

De PASS kan een ergotherapeut gebruiken als ondersteuning bij het verzamelen van gegevens over de vaardigheden en gewoonten bij de patiënt in de eigen omgeving, a.d.h.v. een zelfevaluatie. Daarnaast kan de PASS ook worden gebruikt bij een observatie van de dagelijkse activiteiten in de eigen thuissituatie. (Rogers, et al., 2010).

De VQ ka ge ruikt orde o ie a ds il i kaart te brengen. Vooral bij dementerende is dit een geschikt assessment (Raber, et al., 2010).

Het COPM, de AMPS en de PASS kunnen gebruikt worden om doelen op te stellen voor het behandelproces (McNulty & Beplat, 2008; Rogers, et al., 2010; Gantschnig, Page, & Fisher, 2012; Pan & Fisher, 1994). Deze doelen kunnen met het MDT besproken worden.

mei 2015) of om psychiatrische stoornissen te rapporteren (RK, interview 19 mei 2015);

•De AMP“. Met de AMP“ ka i for atie o er de

handelingsvaardigheden van de patiënt die waardevol zijn voor het inschatten van mogelijkheden voor de toekomst, in kaart gebracht worden. Omdat de AMPS een betrouwbaar instrument is, werd deze erg gewaardeerd op de afdeling (MC, interview 28 april 2015);

•De Assess e t of Co u i atio a d I tera tio “kills ACI“ ; •Alle Cog iti e Level Screen (ACLS) kan gebruikt worden om het cognitieve functioneren in kaart te brengen;

•Ha dleidi g O ser atie Wil-subsysteem (HOW) brengt door middel van observatie van het handelen het wil-subsysteem in kaart (MC, interview 28 april 2015). De ervaring van een probleem door de patiënt is vaak een ontbrekend gegeven, terwijl dit zeer belangrijk is voor de motivatie en de uitkomst van een behandeling (EP, vragenlijst, 27 mei 2015) de HOW zou hierbij kunnen helpen.

•A ti ity Card “ort AC“ ka ge ruikt worden om na te gaan welke activiteiten iemand heeft gedaan/doet of er veranderingen in iemand activiteitenpatroon zijn en met de ACS kunnen doelen opgesteld worden (MC, interview 28 april 2015; MA, vragenlijst

(33)

27 mei 2015).

Gegevens kunnen zowel thuis bij een patiënt als in de praktijk worden verzameld. De voorkeur gaat vaak uit naar de

eigen/herkenbare omgeving van de patiënt of in een natuurlijke ruimte voor de activiteit die wordt uitgevoerd. Als de omgeving herkenbaar is voor de patiënt kan dit prikkels geven die een persoon vaker in actie laat komen. Al gaat soms ook de voorkeur uit naar een prikkelarme omgeving, zodat de patiënt niet afgeleid wordt. Bij de patiënt thuis kan de ergotherapeut het beste in beeld krijgen over hoe de patiënt functioneert (MC, interview 28 april 2015; RK interview 19 mei 2015; MS, vragenlijst 25 mei 2015 MA, vragenlijst 27 mei 2015; LdB, vragenlijst 27 mei 2015). Gegevens worden zowel in groepsbehandelingen als individueel verzameld. Individueel kunnen de behandeling het meest

aansluiten op de persoonlijke situatie en vraag (MS, vragenlijst 25 mei 2015; MA, vragenlijst 27 mei 2015; SH, interview 11 mei 2015).

De ergotherapeut kan a.d.h.v. de gegevens die zijn verzameld enkele doelen opstellen met de patiënt om een zo hoog mogelijk niveau van functioneren terug te brengen of te behouden (EP, vragenlijst 27 mei 2015).

(34)

Ontslag en nazorg

Het onderdeel ontslag en nazorg is een toegevoegd proces wat passend is vanuit een ergotherapeutische visie. Ook hier komt de kracht van ergotherapie naar voren bij het inrichten en mogelijk aanpassen van de omgeving om zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de patiënt te kunnen waarborgen. Daarbij heeft ergotherapie ook een belangrijke functie in het aanbieden van passende dagbesteding en/ of daginvulling. Ook hier houdt ergotherapie rekening met de omgeving van de patiënt en de mogelijkheden die de patiënt heeft in het handelen en zingeving.

Tabel 5 resultaten Ontslag en Nazorg

Stap CPPF Informatie uit TO Informatie uit praktijkonderzoek

Conclude exit

Het onderwerp was erg breed voor een TO. Hierdoor heb ik besloten om me in de literatuur meer te richten op EDOMAH en valpreventie. De andere onderwerpen zijn minder aanbod gekomen, maar die zijn verder uitgediept in de praktijk.

Rapporteren

Een veel gebruikte rapportage wijze is doormiddel van de SOAP. Deze manier van rapporteren geeft niet alleen een beter overzicht, maar biedt ook veel mogelijkheden om beter te observeren en te analyseren. Dit is vooral handig in

situaties waar de patiënt niet weet welke oorzaken zijn gedrag heeft. (Molenaar, 1992)

De geïnterviewde ergotherapeuten hadden weinig te maken met het ontslag en nazorgproces. Alleen als er een duidelijke hulpvraag was vanuit de patiënt werd de ergotherapeut bij het ontslagproces betrokken.

Rapporteren

Een eenduidige manier van rapporteren wordt niet altijd gebruikt. De therapeuten hebben vaak hun eigen stramien gemaakt voor het rapporteren maar deze is wel duidelijk voor de andere disciplines. Vaak is er op de setting wel een Elektronisch patiëntendossier(EDP) aanwezig waar doelen en observaties in kunnen worden gezet. Maar dit wordt niet altijd gebruikt. Eenduidig rapporteren kan bijdragen bij het schrijven van een overdracht. MC (persoonlijke mededeling, 28 april 2015) zegt hierover; normaal schrijf ik gewoon mijn samenvatting van wat ik gezien heb. Daarnaast doe ik na

(35)

Mantelzorg

Een goede manier van ondersteuning bieden voor de mantelzorger is EDOMAH. Deze richtlijn is valide bewezen voor ondersteuning mantelzorgers van iemand met dementie. Maar claimt ook toepasbaar te zijn bij andere psychische stoornissen. (Thijssen, Graff, & Veenhuizen, 2014) De bevorderende factoren van EDOMAH zijn:

 De structuur van de EDOMAH map, het geeft een goed referentiekader voor de behandelingen en EDOMAH werkt vanuit een holistische benadering.  Het is wetenschappelijk onderbouwd, hierdoor is het

makkelijker te implementeren en te bewijzen bij managers.

 Er wordt vanaf andere afdelingen en zorginstellingen ook gevraagd naar het programma, dit zorgt voor verbeterde implementatie en er komen steeds meer mensen met psychische problematiek.

t Le e , Graff, Kaije , & Ver ooij-Dassen, 2012)

afname van een AMPS, schrijf ik een AMPS-verslag naar mijn eigen stramien. We werken in het elektronisch dossier, daar zitten wel paramedische doelen etc. Maar dat gebruik ik niet. MA LdB en MvS (persoonlijke mededeling, 27 mei 2015) geven aan wel in het EPD te werken omdat dit tijdbesparend is en a dere ollega s ook toega g he e tot je e i di ge .

Mantelzorg

MC (persoonlijke mededeling, 28 april 2015) gaf aan ondersteuning van mantelzorger(s) te bieden d.m.v., EDOMAH-principes.

MA (persoonlijke mededeling, 27 mei 2015) gaf aan Psycho-educatie toe te passen in ondersteuning van mantelzorgers.

EP, LdB en MvS (persoonlijke mededeling, 27 mei 2015) geven aan niet zo zeer bij mantelzorg ondersteuning te worden betrokken. Hier wordt vaak Maatschappelijk werk voor ingezet.

Ontslag

Iemand is ontslag klaar als doelen zijn behaald, hij naar huis wil of de behandeltermijn is verlopen (MA, EP, MvS en LdB, persoonlijke mededeling, 27 mei 2015). Hierbij gelden nog wel voorwaarden voor ontslag. Iemand moet goede woonruimte hebben, stemming is stabiel nazorg/ambulante zorg moet geregeld zijn (MA, EP, MvS en LdB, persoonlijke mededeling, 27 mei 2015).

(36)

Terug keer naar huis

Het is ela grijk dat er ordt gekeke aar alpre e tie, het artikel a Magdale a “yl ia Ka íska, Ja ek Brodo ski e Beata Karakiewicz heeft aangetoond dat er een belangrijke relatie is tussen het vallen en verminderd functioneren. Waardoor het verminderd cognitief functioneren wordt veroorzaakt maakt daarbij weinig verschil. Ka íska, Brodowski, & Karakiewicz, 2015)

Uit de ri htlij alpre e tie: De erkgroep is a e i g dat, zeker bij de kwetsbare ouderen in het verpleeg- en

verzorgingshuis, in elke multifactoriële interventie gericht op valreductie, een kritische evaluatie van voorgeschreven medicatie een plaats verdient. Deze evaluatie moet periodiek worden herhaald om te kijken of de voorgeschreven

edi atie og eer aarde iedt. (Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie, 2004)

Terug keer naar huis

Niet iedere patiënt kan naar huis, dan wordt er gekeken naar een

verpleeghuis (MC, persoonlijke mededeling, 28 april 2015) andere opties zijn; beschermd wonen, verzorgingshuis, langdurig verblijf afdeling, of

kleinschalige woonvorm (MA, EP, MvS en LdB, persoonlijke mededeling, 27 mei 2015).

Als iemand wel terug keert naar huis geven MC (persoonlijke mededeling, 28 april 2015) en RK (persoonlijke mededeling, 18 mei 2015) het functioneren thuis te observeren a.d.h.v. afname van de AMPS of PRPP.

SH (persoonlijke mededeling, 11 mei 2015) gaf aan bij verminderende mobiliteit, kijken we naar valpreventie.

(37)

Nazorg

Door het geven van nazorg is er verminderde kans op terugval, op de straat komen te staan en opnieuw moeten worden opgenomen (Tomita & Herman, 2015) maar dit is slechts gebaseerd op een artikel, en daardoor niet voldoende betrouwbaar.

Nazorg

Nazorg wordt zelden door een ergotherapeut aangeboden. Terwijl een ergotherapeut in de eerste lijn de behandeling zou kunnen voortzetten (MA, persoonlijke mededeling, 27 mei 2015).

Door de maatschappelijk veranderingen moeten alle behandelingen ooit stoppen (MC, persoonlijke mededeling, 28 april 2015).

Nazorg wordt wel geboden door andere disciplines en er zijn allerlei vormen waarin het zelfstandig wonen ondersteund wordt door SPV-er, PIT zorg VPT-pakket (volledig VPT-pakket thuis) (MvS, persoonlijke mededeling, 27 mei 2015).

(38)

Discussie Sterke kanten

Tijdens het opstarten van dit afstudeerproject is er gekeken vanuit een ergotherapeutische visie om het onderzoek te gaan opbouwen en vormgeven. Een sterk punt wat hieruit naar voren komt is het gebruik van de verschillende perspectieven gedurende het onderzoek. Zo is als eerste stap de context van het UCP en de PSO1 in kaart gebracht. Daarna is er een literatuuronderzoek gedaan om bewijs te verkrijgen vanuit artikelen en boeken. Als derde perspectief is de huidige praktijk met werkzame ergotherapeuten in de ouderenpsychiatrie betrokken. Door de verkregen literatuur en gegevens vanuit het praktijkonderzoek met elkaar te vergelijken kon er een conclusie worden gevormd voor het advies in het adviesrapport. De beperking die er was m.b.t. het vinden van relevante en valide betrouwbare literatuur werd verkleind door de gegevens die zijn verkregen uit het praktijkonderzoek. Dit heeft ervoor gezorgd dat de resultaten veelal overeenkwamen en meer valide betrouwbaar konden worden beoordeeld.

Het praktijkonderzoek heeft niet alleen plaats gevonden binnen een bepaalde plek of setting, maar in heel Nederland. Hiervoor was gekozen omdat er in heel Nederland verschillende culturen, normen en waarden worden gehanteerd. Door het interviewen en afgeven van vragenlijsten kon er rekening gehouden worden met mogelijke afwijkingen in het proces van opname tot ontslag in de verschillende settingen.

De conclusie van het adviesrapport is gebaseerd op de literatuur en de verkregen gegevens van alle ergotherapeuten uit de praktijk waarbij het UCP zelf kan kijken wat het beste bij hun werkwijze past. Alle verkregen gegevens zijn uitgewerkt in de bestaande zorgroutes van de afdeling PSO1. Duidelijk naar voren komen de mogelijkheden en krachten van ergotherapie in de ouderenpsychiatrie.

Door het gebruik van meerdere perspectieven, het best beschikbare bewijs en ervaringen vanuit heel Nederland is er nieuw bewijs gevonden op het gebied van ergotherapie in de

ouderenpsychiatrie. Dit is van maatschappelijk belang omdat de ouderenpsychiatrie zich alleen maar verder zal uitbreiden door vergrijzing en vereenzaming en ergotherapie een belangrijkere rol zal gaan spelen in de zelfredzaamheid van de mens in de Nederlandse maatschappij (van Damme, 2011; Finlay & Zinkstok, 1995; Giesbers, et al., 2013; van Hartingsveldt, et al., 2010, p. 37-41).

Voor ergotherapie is het nieuwe bewijs op het gebied van ergotherapie in de ouderenpsychiatrie ook relevant. Dit omdat het nog relatief onbekend is wat een ergotherapeut zou kunnen bijdragen binnen GGZ-instellingen (Ammeraal, et al., 2015).

(39)

Zwakke kanten

Als zwakke kant kan er genoemd worden dat de praktijk gegevens zijn verkregen uit 3 verschillende onderzoek wijzen; Telefonische en persoonlijke onderzoeken (drie stuks), en vragenlijsten (5 stuks). Hierdoor kan de respons van de ergotherapeuten beïnvloed zijn.

Naast de verkregen praktijkgegevens is er ook beperkt bewijs gevonden in de uitgevoerde theoretische onderbouwingen. Er was weinig relevante literatuur beschikbaar, waardoor voor de gekozen assessments maar een en soms twee artikelen zijn gebruikt om het assessment te

onderzoeken op bruikbaarheid, betrouwbaarheid en validiteit. In het artikel van Fuller (2011) en in het document van Ammeraal, et al. (2015) wordt ook het gebrek van beschikbare relevante literatuur over ergotherapie in de psychiatrie benoemd. Deze zwakke punten zorgen ervoor dat er een beperkt bewijs is gevonden voor het adviesrapport.

Beperkingen

Wat een beperking is geweest voor het onderzoek is de beperkte mogelijkheid tot het hebben van contact met de opdrachtgever en andere disciplines i.v.m. drukte. De eerste weken na de start van het project is er twee keer een wisseling geweest van doelgroep wat ertoe geleid heeft dat er minder informatie kon worden gezocht over de doelgroep en de context van de PSO1 door tijdsdruk. Door het beperkte contact met de opdrachtgever zijn niet alle plannen en stand van zaken altijd even goed doorgestuurd en aangekomen wat terug te zien is in de onderlinge samenwerking.

Een obstakel in de theoretische onderbouwingen was de criteria waar niet altijd aan voldaan kon worden door de huidige beschikbare (verouderde) literatuur. In alle beschikbare literatuur is erg weinig te vinden over ergotherapie en ouderenpsychiatrie. In deelvraag 1 en 2 is minimaal 1 artikel gebruikt die dateert van voor 2000. Deze artikelen dragen wel bij aan bewijs voor het onderzochte assessment, maar kan beperkt gebruikt worden doordat de informatie gedateerd is. Deze gegevens geven wel aan dat er dringend meer onderzoek en gegevens nodig zijn om als ergotherapeut in de ouderenpsychiatrie evidence-based gerichte zorg op maat te kunnen blijven leveren. Dit wordt ook benoemd door Ammeraal, et al. (2015).

In dit onderzoek zijn helaas maar twee volledig uitgeschreven theoretische onderbouwingen verwerkt. De derde TO over ontslag en nazorg is wegens privéomstandigheden niet afgerond maar wel zover als mogelijk verwerkt in het adviesrapport.

In het benoemen van het onderzoeksdoel en (deel)vragen had beter gekozen kunnen worden voor een kleiner, maar meer uitgediept onderzoek.

(40)

Conclusie

Omdat er op de afdeling PSO1 gewerkt wordt vanuit twee zorgroutes zijn deze ook in de conclusie in twee onderdelen uitgewerkt. De zorgroute Diagnostiek bestaat alleen uit de eerste drie stappen van het CPPF, maar de zorgroute behandelen stap 1- 7 van het CPPF waarbij de onderdeel ontslag en nazorg de laatste stap van het CPPF invult. Deze stappen zullen worden toegelicht a.d.h.v. zowel de gegevens vanuit de theoretische onderbouwing als de gegevens vanuit het praktijkonderzoek.

Zorgroute diagnostiek

De zorgroute diagnostiek is gericht op het diagnosticeren van handelingsbeperkingen van een patiënt. De kracht van ergotherapie ligt hierbij vooral op het in kaart brengen van het handelen en het geven van kleur aan de omgeving(factoren) van de patiënt (RK, interview 19-05-2015).

In de TO zijn assessments onderzocht die gebruikt kunnen worden bij het in kaart brengen van gegevens binnen het diagnostisch proces d.m.v. observaties en gesprekken. Assessments als de OPHI-II, AMPS en COPM worden o.a. benoemd. Uit het praktijkonderzoek zijn deze assessments ook naar voren gekomen. In het praktijkonderzoek wordt door de ergotherapeuten benadrukt wat het belang is van het in kaart brengen van o.a. het levensverhaal, het handelingsprobleem en

mogelijkheden, evenals de handelingsuitvoering. De basiskennis en expertise van een ergotherapeut is voldoende om gegevens van een patiënt in kaart te brengen, assessments bieden een

ondersteuning hierbij (SH, interview 11 mei 2015; RK, interview 19 mei 2015). De gegevens uit de TO en uit het praktijkonderzoek ondersteunen en versterken elkaar hierbij.

De kracht van ergotherapie is:

 De ergotherapeut kijkt naar de persoon, zijn mogelijkheden en consequenties van de

beperkingen/ stoornissen en observeert hoe iemand iets doet, waarom en hoe iemand ermee omgaat. Hierdoor kan er een totaalbeeld gecreëerd worden van het huidige functioneren.  Als ergotherapeut kun je kleuring geven aan de diagnostiek naar het dagelijks leven en kunnen ze

helpen bij het benoemen van het handelingsprobleem. Hierdoor is de taal van de patiënt beter te begrijpen.

 Ergotherapeuten kijken verder dan alleen gestandaardiseerde instrumenten; kijken met een subjectieve blik niet alleen symptomen maar ook naar de beperkende factoren.

 Ergotherapeuten brengen een verhaal dat duidelijk kan maken wat de diagnose kan zijn van een patiënt.

 Ergotherapeuten kunnen de familie en omgeving heel actief betrekken. (RK, interview 19 mei 2015; SH, interview 11 mei 2015)

(41)

Zorgroute behandelen

De zorgroute behandelen richt zich op patiënten waarbij de diagnose bekend is en deze behandeld kan worden door het volgen van therapieën en de juiste medicatie. Ook binnen deze zorgroute ligt de kracht van ergotherapie bij het in kaart brengen van het handelingsprobleem en de context van de patiënt. Door niet alleen naar het handelingsprobleem te kijken maar ook naar de omgeving en de patiënt zelf kan er een kleuring worden gegeven aan de ervaren problemen in relatie tot de omgeving van de patiënt (RK, persoonlijke mededeling, 19 mei 2015). Dit kan gedaan worden door middel van bijvoorbeeld observaties. Observeren is een onderdeel wat vanaf het begin van opname tot met ontslag gaan wordt uitgevoerd zowel bewust als onbewust (SH, persoonlijke mededeling, 11 mei 2015). Uit de theoretische onderbouwing kwamen verschillende assessments naar voren die gebruikt kunnen worden bij het in kaart brengen van gegevens en het handelingsprobleem van de patiënt. Opvallend hierbij zijn is de zijn de antwoorden die de ergotherapeuten gaven vanuit hun praktijkervaring. Zij gaven vooral aan dat de ergotherapeuten zelf genoeg kennis hebben om een patiënt te kunnen observeren tijdens het in kaart brengen van het ervaren handelingsprobleem (SH, persoonlijke mededeling, 11 mei 2015). De praktijk leert ons dat naast de kennis die

ergotherapeuten hebben de assessments en andere meet- en observatie instrumenten vooral ter ondersteuning kunnen worden gebruikt of om aan te tonen dat je als ergotherapeut over extra kennis en vaardigheden beschikt als er gebruik wordt gemaakt van een assessment (SH, persoonlijke mededeling, 11 mei 2015).

De ergotherapeuten hebben de kracht van ergotherapie in het behandelproces omschreven als:  Ergotherapeuten kunnen de drempel om naar huis te gaan en activiteiten op te pakken

verlagen. Ergotherapeuten kijken namelijk concreet mee, proberen en oefenen activiteiten uit vanuit de patiënt zijn omgeving of op de afdeling in een nagemaakte thuissetting om dit thuis weer zo makkelijk mogelijk te kunnen oppakken.

 Ergotherapeuten sluiten aan bij de eigen vraag van een patiënt. Geven aan wat haalbaar is en maken samen met de patiënt de hulpvraag en doelen concreet.

 Ergotherapeuten hebben vooral een praktische inslag. Ergotherapeuten zijn gericht op het praktisch handelen, wat het voor deze doelgroep ook meer inzichtelijk en begrijpelijk maakt.  De kracht van de ergotherapeuten is dat er aan verschillende doelstellingen kunnen worden

gewerkt binnenin therapieën. Patiënten vinden therapie vaak een leuke aangelegenheid, ze beseffen soms niet dat er aan bepaalde doelstellingen wordt gewerkt. Er is ook een enorm aanbod aan therapieën waardoor patiënten vaak de keuze hebben.

(42)

 Door in gesprek te gaan wordt er ook gekeken wat er nodig is voor een specifieke patiënt, er wordt ook gekeken wat de eventuele finaliteit is. Hier kan de ergotherapeut dan naar toe werken.

 Er wordt gekeken naar de verschillende domeinen: zelfzorg, ontspanning en productiviteit.  Voor alle patiënten is dit anders en wordt dit vormgegeven naar eigen mogelijkheden en

beperkingen.

 Binnen het behandelproces is de ergotherapeut sterk in het stellen van specifieke doelstellingen voor het herwinnen of behouden van mogelijkheden binnen specifieke situaties. Ook het bespreekbaar stellen van opgemerkte problemen binnen specifieke situaties is een meerwaarde.

 De ergotherapeut zorgt er ook voor dat de patiënt handvatten toegereikt krijgt om stappen te zetten en ook de transfer te maken naar andere situaties.

(43)

Ontslag en nazorg

Het onderdeel ontslag en nazorg is een toegevoegd proces wat passend is vanuit een

ergotherapeutische visie. Ook hier komt de kracht van ergotherapie naar voren bij het inrichten en mogelijk aanpassen van de omgeving om zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de patiënt te kunnen waarborgen. Daarbij heeft ergotherapie ook een belangrijke functie in het aanbieden van passende dagbesteding en/ of dag invulling. Ook hier houdt ergotherapie rekening met de omgeving van de patiënt en de mogelijkheden die de patiënt heeft in het handelen en zingeving.

Ergotherapie is betrokken bij ontslag en nazorg. Uit de literatuur komen veel richtlijnen en

instrumenten die bruikbaar kunnen zijn in de ouderenpsychiatrie. De vertaalslag naar deze setting is echter nog niet gemaakt. Het bewijs voor deze instrumenten in combinatie met ouderenpsychiatrie is nog erg beperkt. Als je de gegeven verkregen uit de interviews en literatuur vergelijkt, komt vooral naar voren dat er voor het behandelen en observerende eigen kennis als basis kan worden gebruikt. Een PRPP of AMPS kunnen je wel goede handvatten bieden in de behandeling, maar zijn niet

noodzakelijk (SH persoonlijke mededeling, 11 mei 2015)

De kracht van ergotherapie in ontslag en nazorg komt vooral naar voren bij:

 Drempel om weer thuis eigen activiteiten op te pakken verlagen (MA, persoonlijke mededeling, 27 mei 2015).

 Ergotherapeut geeft advies over juiste nazorg wat betreft het handelen en de hulp die een patiënt eventueel nodig heeft. (MvS, persoonlijke mededeling, 27 mei 2015).

 Er is meerwaarde in het betrekken van de ergotherapeuten bij het proces van ontslag en nazorg gezien de adviesrol van de ergotherapeut (hulpmiddelen, coping vaardigheden, specifieke situaties aanpakken). (EP, persoonlijke mededeling, 27 mei 2015).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De lessen van Angela hebben veel positieve gevolgen voor de maatschappelijke participa- tie van de lesneemsters: één lesneemster is doorgestroomd naar de inburgeringscursus en

Bij een opnameduur van meer dan 365 dagen (inclusief de verblijfsdagen in een andere GGZ-instelling en/of een ziekenhuis; en zonder onderbreking langer dan 30 dagen) zijn niet

Medio zomer 2016 heeft de Raad van Bestuur aangegeven in principe akkoord te zijn met het UMCG Kaderreglement voor niet WMO-plichtig onderzoek hetgeen onder andere betekent dat er

Indien u toestemming geeft voor deelname aan het onderzoek, wordt een loting verricht waarmee u ingedeeld wordt voor de standaard behandeling (35 bestralingen in 7 weken) of

It would not therefore exclude the possibility that in cases in which the deployment of a method of investigation prohibited by Article 3 led to disadvantages for an applicant

De stroomtangen worden gebruikt voor het meten van AC/DC stroom, AC/DC spanning, weerstand, continuïteit en sommigen zelfs vermogen.. De behuizing van de stroomtangen zijn

Tot zekerheid voor de kredietfaciliteit heeft het Universitair Medisch Centrum Groningen zich jegens BNG onvoorwaardelijk borg gesteld voor de nakoming van alle huidige en

Om te zorgen dat de huismus terug komt in het centrum van Bussum, op de plekken waar deze niet is waargenomen, moet er aan de belangrijkste eis van de huismus worden voldaan. Die