• No results found

Motoriek van basisschoolkinderen uit Nederland en Zuid-Afrika

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Motoriek van basisschoolkinderen uit Nederland en Zuid-Afrika"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Joëlle Damen (500674911)

Onderzoeksthema Meten van motoriek Academie voor Lichamelijke Opvoeding

Domein Bewegen Sport en Voeding, Hogeschool van Amsterdam Datum: 08-01-17

2e gelegenheid

(2)

Inhoudsopgave

VOORWOORD 3 SAMENVATTING 4 INLEIDING 5 HYPOTHESE 7 METHODE 8 PROEFPERSONEN 8 PROCEDURE 9 MEETINSTRUMENTEN 10

DATAVERZAMELING EN STATISCHE ANALYSE 11

MANN WHITNEY-UTEST 11

RESULTATEN 12

DESCRIPTIEVE INFORMATIE 12

RESULTATEN MANN WHITNEY-UTEST 12

DISCUSSIE 14

CONCLUSIE 16

AANBEVELING VERVOLGONDERZOEK 16

AANBEVELING BEROEPSPRAKTIJK 17

REFERENCES 18

BIJLAGE 1: BRIEF AAN DE OUDERS 21

BIJLAGE 2: BRIEF AAN DE OUDERS XHOSA 22

BIJLAGE 3: PROTOCOLLEN 4 SS’EN TEST 22

BIJLAGE 4: SCOREFORMULIER 4 SS’EN TEST 25

BIJLAGE 5: MEETVOORBEREIDING + ZAAL 26

BIJLAGE 6: STAPPENPLAN DATA FILTEREN 29

BIJLAGE 7: OUTPUT SPSS MANN WHITNEY-U TEST 30

BIJLAGE 8: INLEVERBEWIJS EPHORUS 31

(3)

Voorwoord

Voor u ligt mijn scriptie, een onderzoeksrapport waar ik de afgelopen maanden hard aan heb gewerkt. Het betreft een onderzoek naar motoriek in Nederland en Zuid-Afrika. Ik ben samen met mijn medestudent en goede vriend, Joël Kombrink, op dit idee gekomen.

Andere landen en culturen hebben mij altijd geïnteresseerd, ook op het gebied van onderwijs. De mate waarin een kind motorisch ontwikkeld is vind ik erg belangrijk, ik zie dit onderzoek dan ook als zeer waardevol voor de beroepspraktijk.

Joël is voor zijn minorstage vier maanden naar Zuid-Afrika geweest en heeft daar de gegevens van kinderen verzameld voor dit onderzoek. Ik heb mij in Nederland aangemeld bij een grootschalig onderzoek genaamd: MAMBO (Meten Amsterdamse Motoriek Basis Onderwijs) en heb op deze manier de gegevens van Nederlandse kinderen verzameld voor dit onderzoek.

Ik wil de scholen, de docenten en de leerlingen bedanken voor de bijdrage die zij hebben geleverd aan dit onderzoek. Speciale dank gaat uit naar Joël Kombrink voor het mogelijk maken van dit onderzoek en voor de fijne samenwerking. Verder wil ik graag Antoine de Schipper bedanken voor zijn goede begeleiding tijdens mijn scriptie proces.

Ik wens u veel plezier bij het lezen van mijn onderzoeksrapport.

Joëlle Damen

(4)

Samenvatting

Het doel van deze pilot is om docenten Lichamelijke Opvoeding (LO) en studenten van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO) een beter inzicht te geven in de mate waarin Zuid-Afrikaanse kinderen motorisch vaardig zijn. ALO-studenten en/of docenten LO kunnen door middel van deze gegevens hun lesaanbod zo inrichten, dat specifieke sportontwikkelingshulp aan Zuid-Afrikaanse kinderen geboden kan worden.

Voor dit onderzoek is de dynamische balans gemeten aan de hand van de springen kracht test, een onderdeel van de Movement Scan (Van Gelder, Stroes, Boot, & Schweitzer, 2010). De resultaten van de springen kracht test, van 76 Nederlandse kinderen en 65 kinderen uit Zuid-Afrika, zijn geselecteerd voor dit onderzoek. De ordinale resultaten zijn verwerkt met een non-parametrische analyse: Mann Whitney-U test.

Uit de Mann Whitney-U Test is gebleken dat er een significant verschil (Z=-2,175 en p=0,030) is in dynamische balans tussen kinderen uit Nederland en Zuid-Afrika. Uit de resultaten blijkt dat Zuid-Afrikaanse kinderen beter scoren op de springen kracht test, dan Nederlandse kinderen. In de groep Zuid-Afrikaanse kinderen (N=65) werd een hogere rangorde score gevonden (Mean Rank= 78,67) dan bij de Nederlandse kinderen (N=76, Mean Rank=64,44).

De conclusie van dit onderzoek is dat Zuid-Afrikaanse kinderen beter scoren op dynamische balans, dan Nederlandse kinderen. Ondanks de grote verschillen in leefomstandigheden en onderwijs tussen de twee groepen is het aannemelijk dat het gevonden verschil in dynamische balans relevant is voor het bewegingsonderwijs. Voor vervolgonderzoek wordt aangeraden een groep te vinden die representatief is voor beide landen, waarbij ook de andere onderdelen van de Movement Scan worden getest. Het advies voor de beroepspraktijk, voor de vakdocent LO/ALO student die naar Zuid-Afrika gaat, is het verbeteren van andere facetten van motoriek die minder goed ontwikkeld zijn bij Zuid-Afrikaanse kinderen. Door het aanbieden van onderdelen die haalbaar zijn binnen de voorzieningen van de school.

(5)

Inleiding

Na de val van het apartheidsregime in 1990 werd in 1996 een nieuwe grondwet aangenomen. Hierdoor ontstond principiële gelijkheid tussen alle Zuid-Afrikaanse inwoners. In 1998 werd de National Department of Sport and Recreation White Paper opgesteld, die het voor iedereen mogelijk maakte om sport te beoefenen. Desondanks werd er tijdens de democratische verandering weinig in de uitbreiding van het sportbeleid voor de gekleurde en zwarte populatie geïnvesteerd (van der Merwe & van der Westhuizen, 2006). Kenmerkend is dat de onderwijshervorming in 1996 het vak lichamelijke opvoeding omvormde tot een onderdeel van ‘Life Orientation.’ Dit had een negatieve invloed op de status van het vak lichamelijke opvoeding. Op scholen met weinig middelen wordt namelijk nog amper of zelfs helemaal geen lichamelijke opvoeding meer gegeven. De voormalige ‘witte’ scholen die voor blanke kinderen waren tijdens de Apartheid, bieden ruime mogelijkheden voor sporten, terwijl er voor de kinderen uit de lagere sociaaleconomische klasse in de praktijk (haast) geen sportvoorzieningen zijn (Desai, 2005). Er zijn dus scholen in Zuid-Afrika waar bewegingsonderwijs niet of nauwelijks aanbod komt tijdens de lessen Life Orientation (Department of Basic Education, 2016).

Naast financiële ontwikkelingshulp levert de Nederlandse overheid toenemende praktische hulp door het faciliteren van uitwisselingsprogramma’s. De Nederlandse overheid richt zich, in samenwerking met KNVB Worldcoaches en andere organisaties, op sportontwikkeling in Zuid-Afrika (Rijksoverheid, z.d.). Door het aanbieden van sportontwikkeling hoopt men kinderen ook op andere gebieden te ontwikkelen, omdat de motorische ontwikkeling van jonge kinderen is verbonden met andere ontwikkelingsgebieden (Kijk op ontwikkeling, 2014). Echter is deze manier van ontwikkelingshulp niet zo eenvoudig, omdat de docenten Lichamelijke Opvoeding (LO) en studenten aan de Academie Lichamelijke Opvoeding (ALO), die ontwikkelingshulp bieden in Zuid-Afrika, tegen onverwachte verschillen aanlopen in de motorische ontwikkeling.

Het doel van deze pilot is om docenten LO en ALO-studenten een beter inzicht te geven in de mate waarin Zuid-Afrikaanse kinderen motorisch vaardig zijn. In deze pilot wordt één aspect van motoriek onderzocht, namelijk hoe het gesteld is met de dynamische balans van kinderen uit 5

(6)

Zuid-Afrika, ten opzichte van kinderen uit Nederland. Het is voor het aanbieden van specifieke sportontwikkelingshulp van belang, dat de mate waarin Zuid-Afrikaanse kinderen motorisch ontwikkeld zijn vastgesteld wordt. ALO-studenten en/of docenten LO kunnen door middel van deze gegevens hun lesaanbod zo inrichten, dat specifieke sportontwikkelingshulp aan Zuid-Afrikaanse kinderen geboden kan worden. Op dit moment is het voor de docenten LO en de ALO studenten nog onduidelijk aan welke motorisch vaardigheden vooral aandacht besteed moet worden, tijdens het geven van sportontwikkelingshulp in Zuid-Afrika.

In eerder gedaan onderzoek (Butler, Queen, Beckman, Kiesel, & Plisly, 2013) is onderzocht of er een verschil in dynamische balans is tussen voetbalspelers uit Rwanda en de Verenigde Staten. Voor dit onderzoek zijn 26 mannelijke voetbalspelers uit Rwanda en 26 mannelijke voetbalspelers uit de Verenigde Staten getest. Ze zijn getest met de Lower Quarter Y Balance Test. De spelers moesten staand op 1 been een blok verschuiven, zonder een balansverstoring. Dit werd op beide benen getest in voorwaartse, achterwaartse en zijwaartse richting. Er wordt geconcludeerd dat voetbalspelers uit Rwanda beter presteren op deze dynamische balans test in vergelijking met voetbalspelers uit de Verenigde Staten. De Lower Quarter Y Balance test wordt ook veel gebruikt in andere onderzoeken om de dynamische balans van voornamelijk balsporters te testen (Butler, Southers, Gorman, Kiesel, & Plisky, 2012).

Naast onderzoek van Butler et al. (2013) over de dynamische balans van volwassenen uit Rwanda, is er nog geen onderzoek gedaan naar de dynamische balans van kinderen uit Zuid-Afrika. Omdat Rwanda ver bij Zuid-Afrika vandaan ligt, heeft de literatuur nog geen duidelijk antwoord op de mate waarin Zuid-Afrikaanse kinderen ontwikkeld zijn in dynamische balans, daarom staat de volgende hoofdvraag centraal:

Wat is het verschil in dynamische balans tussen kinderen in de leeftijdscategorie negen tot en met tien jaar uit Nederland en Zuid-Afrika?

(7)

Hypothese

Er wordt een significant verschil verwacht in dynamische balans tussen kinderen uit Zuid-Afrika en Nederland in de leeftijdscategorie negen en tien jaar. Kinderen in Zuid-Afrika leven in omstandigheden die er voor zorgen dat zij beter in staat zijn, dan blanke Nederlandse kinderen, te presteren op de dynamische balans test. Kinderen in Zuid-Afrika wandelen en rennen vaak kilometers naar school, ze trainen ongemerkt dus al veel. Op de scholen waar aandacht besteed wordt aan bewegingsonderwijs, wordt veel waarde gehecht aan het aanbieden van loopsport en atletiek. Er is voor velen net genoeg te eten om te sporten, maar niet te veel om dik te worden. De kinderen uit dit onderzoek komen overwegend uit hooggelegen gebieden, volgens Van Driel (2010) heeft dit een gunstige invloed op het uithoudingsvermogen. Onderzoek gedaan door Runhaar et al. (2010) laat zien dat Nederlandse kinderen tussen de 9- en 12 jaar oud steeds minder fit zijn door de jaren heen. De minder fitte kinderen uit het onderzoek van Runhaar presteerde ook minder goed op motoriek testen, dan fitte kinderen. Verder wijst onderzoek over verschillen in dynamische balans tussen voetbalspelers uit Rwanda en de Verenigde Staten uit, dat de spelers uit Rwanda beter presteren op de dynamische balans test (Butler et al., 2013). Het betreft hier, dus net als in dit onderzoek een Afrikaans en westers land.

H0: Dynamische balans Zuid-Afrika, 9-10 = Dynamische balans Nederland, 9-10

H1: Dynamische balans Zuid-Afrika, 9-10≠ Dynamische balans Nederland, 9-10

(8)

Methode

Proefpersonen

De proefpersonen voor dit onderzoek waren afkomstig van Noordrijk en van Dalubuhle Primary School. Noordrijk is een openbare basisschool gelegen in de wijk Bongerd in Amsterdam-Noord. In 2014 telde de school 321 leerlingen, verdeeld over 14 klassen. De leerlingen kregen twee keer in de week 45 minuten les van een opgeleide gymdocent. Deze leerlingen waren overwegend blank en afkomstig uit gezinnen met de lagere sociaal economische status van Amsterdam (Mulder, 2013). Dalubuhle Primary School is gelegen in Franschhoek, in de West-Kaap van Zuid-Afrika. De kinderen van Dalubuhle Primary School waren overwegend donker, er waren nauwelijks getinte- en geen blanke kinderen. De school telt in totaal ongeveer 750 leerlingen verdeeld over 18 klassen. Een gedeelte van de leerlingen van Dalubuhle Primary School leefde in huizen gemaakt van golfplaten. De rest van de leerlingen woonde in, door de gemeente gebouwde, stenen huisjes. Het vak lichamelijke opvoeding is een onderdeel van ‘Life Orientation’ en werd voorheen gegeven door de groepsdocent. Life Orientation is een vak dat zich richt op de persoonlijke ontwikkeling van kinderen. Een voorbeeld hiervan was het onderdeel samenwerken wat aanbod kwam tijdens de lessen. Hier werd over gesproken en dit zou tijdens de lessen LO geoefend worden in de praktijk, door het aanbieden van een spel, waarbij samenwerken van belang was. Echter werd dit regelmatig niet uitgevoerd in de praktijk. Dit resulteerde in een gedegradeerde status van het vak, waardoor lichamelijke opvoeding nog amper of zelfs helemaal niet meer aan bod kwam. De kleuters tot en met groep vier kregen een keer in de week een half uur Lichamelijke Opvoeding. De groepen vijf tot en met zeven kregen een keer per week een uur Lichamelijke Opvoeding. Er werd pas sinds 2015 Lichamelijke Opvoeding gegeven door een opgeleide sportinstructeur. Dalubuhle Primary School heeft een hoop sportmateriaal gedoneerd gekregen, hier werd echter weinig mee gedaan. De kennis om dit materiaal te gebruiken was niet of nauwelijks aanwezig.

Voor dit onderzoek werd alleen de data van proefpersonen met een leeftijd van negen en tien jaar oud geselecteerd. De ouders en verzorgers zijn vooraf op de hoogte gesteld door middel van een brief, hierin werd aangekondigd dat motoriek gemeten zou worden (bijlage 1&2). Voor de ouders/verzorgers van proefpersonen van de Dalubuhle Primary School is de brief eerst vertaald

(9)

in het Xhosa. Xhosa is de op een na meest gesproken taal in Zuid-Afrika, op Dalubuhle Primary School was dit de voertaal. In de informatiebrief werd vermeld wanneer de test plaats zou vinden en wat er met de gegevens zou gebeuren. Wanneer ouders bezwaar hadden tegen deelname aan het onderzoek, dan kon dit aangegeven worden bij de docent. Deze kinderen werden dan uitgesloten van het onderzoek.

Werkwijze

De verzamelde data uit Zuid-Afrika is vergeleken met een vergelijkbare dataset afkomstig van het Meten Amsterdamse Motoriek Basisonderwijs project (MAMBO project) uit Nederland. Dit onderzoek maakt deel uit van een longitudinaal onderzoek op 30 Amsterdamse scholen in het primair onderwijs. De Nederlandse kinderen zijn gemeten tijdens de les Lichamelijke Opvoeding door opgeleide (afgestudeerde) ALO- en (afgestudeerde) bewegingswetenschap studenten. De testafnemers hebben hiervoor deelgenomen aan een speciale training van het MAMBO project, om de foutmarge zo klein mogelijk te houden en om de resultaten zo betrouwbaar mogelijk te krijgen. De instructie en aanwijzingen voor de Zuid-Afrikaanse kinderen zijn vertaald naar het Xhosa, om de instructie zoveel mogelijk het zelfde te houden als in Nederland. Hierdoor konden leerlingen, uit verschillende landen beter met elkaar vergeleken worden.

Procedure

De eigen vakleerkracht deed een korte introductie over de metingen, waarna de testleider het overnam. De metingen bij de Nederlandse kinderen hebben plaats gevonden in de gymzaal van hun eigen basisschool. Hierbij introduceerde de eigen vakleerkracht het meet-team, bestaande uit een testleider en vijf testafnemers De testleider verdeelde de klas op alfabetische volgorde in vijf groepen en stuurde deze naar de testafnemers. De sportparticipatie test werd afgenomen in het materiaal hok, hier werd ook lengte en gewicht van de kinderen gemeten. De zaal was verdeeld in vier vakken, in elk vak werd een van de motorische vaardigheden getest; stilstaan, springen kracht, springen coördinatie en stuiten (bijlage 5). In dit onderzoek is alleen gekeken naar de uitkomsten van de test springen kracht. Voorafgaand aan de test liet de testafnemer een voorbeeld zien met bijbehorende uitleg, zodat de leerling het voorbeeld kon imiteren. De

(10)

vaardigheidsscore van de vijf onderdelen werden per leerling in een programma op een iPad van het MAMBO project ingevuld. Na het invoeren van de scoren werd de leerling doorgestuurd naar het volgende onderdeel, met de klok mee.

Op Dalubuhle Primary School is de Movement scan op de volgende wijze afgenomen door een onderzoeker die afstuderend is aan de ALO. De proefpersonen zijn in groepjes van vijf meegenomen voor de test. De proefpersonen zijn één voor één getest op de onderdelen springen kracht en springen coördinatie. De vaardigheidsscore zijn per leerling ingevoerd op een datasheet in Excel.

Meetinstrumenten

In dit onderzoek is de dynamische balans van kinderen gemeten door middel van de springen kracht test een onderdeel van de Movement Scan (Van Gelder et al., 2010). De test werd afgelegd over een afstand van negen meter. De leerling startte achter een lijn op één willekeurig been en hinkelde op dit been, in een vloeiende beweging zonder te stoppen, over een lijn die negen meter verder lag. De hinkels tussen de twee lijnen werden geteld, de leerling kreeg voor ieder been twee pogingen. Wanneer dit niet lukte bij een leerling, werd er door de testafnemer door getest tot een niveau dat wel haalbaar was voor de leerling. Voor het volledige protocol zie bijlage 3. Vervolgens werd het resultaat ingevoerd op de iPad. Over de betrouwbaarheid en validiteit, van het onderdeel dat dynamische balans meet in deze nationaal geaccepteerde test, is nog niet veel bekend. De springen kracht test is in Nederland een van de meest gebruikte tests is in het bewegingsonderwijs, die dynamische balans meet. Het is aannemlijk dat deze test redelijk valide is, uitgaand van het protocol van Van Gelder et al. (2010) (bijlage 3). De precieze afkapwaarden en normen die aan de test verbonden zijn, zijn in dit onderzoek minder van belang, omdat deze test bij beide groepen is afgenomen, dus zowel in Nederland als Zuid-Afrika.

(11)

Dataverzameling en statische analyse

De uitslagen van de springen kracht test van kinderen uit Zuid-Afrika zijn genoteerd in een Excel bestand. Nadat alle data was verzameld op de iPad zijn de gegevens geëxporteerd naar een Excel bestand. Beide datasets zijn samengevoegd tot één Excel bestand. Voor verdere analyse was alleen de data leeftijd, land en de behaalde score bij springen kracht relevant, overbodige data is gefilterd. Vervolgens is dit Excel bestand geïmporteerd in SPSS versie 24.0, voor de data analyse. De resultaten zijn verwerkt met een non-parametrische analyse: Mann Whitney-U test, omdat de variabele ordinaal is. De onderzoekshypothese werd aangenomen als p < 0,05. De nulhypothese werd aangenomen als p > 0,05.

Mann Whitney-U Test

Er is een non-parametrische analyse: Mann Whitney-U test uitgevoerd met als test variabele springen kracht en als groep variabele land (zie bijlage 7). Uit de Mann Whitney-U Test komt een score waarmee de ordinale gegevens van twee landen vergeleken kan worden, de Mean Rank. Deze score komt als volgt tot stand, de ordinale gegevens worden gekoppeld aan een rangorde en vervolgens op volgorde gezet. De lage ordinale scores krijgen een lage rangorde score, hogere ordinale scores krijgen een hogere rangorde score. Een hogere rangorde score geeft dus aan dat er een beter resultaat is behaald op de springenkracht test. Deze rangorde scores worden per land bij elkaar opgeteld, het gemiddelde hiervan levert de Mean Rank op.

(12)

Resultaten

Descriptieve informatie

Na filtering van onvolledige gegevens en de desbetreffende leeftijdsgroep (bijlage 6) bleven er van de 161 proefpersonen, 141 proefpersonen over (tabel 1). In de descriptieve informatie zijn geen grote verschillen te vinden tussen de twee groepen.

Tabel 1: Descriptieve gegevens van de proefpersonen in gemiddelde per groep

Land N Meisjes* Gemiddelde

Leeftijd** Gemiddelde Rangorde score SD Nederland 76 53% 9,31 5,36 ,57 Zuid-Afrika 65 43% 9,15 6,00 ,54 * In procenten ** In jaren

Resultaten Mann Whitney-U Test

Uit de test springen kracht, tussen kinderen in een leeftijdscategorie negen tot en met tien jaar uit Nederland en Zuid-Afrika, is een significant verschil gevonden (Z=-2,175 en p=0,030). In de groep Zuid-Afrikaanse kinderen (N=65) werd een hogere rangorde score gevonden (Mean Rank= 78,67) dan bij de Nederlandse kinderen (N=76, Mean Rank=64,44). Zie tabel 2 en grafiek 1 op de volgende pagina.

Tabel 2: Resultaten Mann Whitney-U Test tussen Nederland en Zuid-Afrika

Land Mean Rank Z-waarde p-waarde

Nederland 64,44 Zuid-Afrika 78,67

Verschil -2,175 0,030*

* Significant verschil in rangorde score tussen Nederland en Zuid-Afrika

(13)

Grafiek1: Resultaten niveau springen kracht Zuid-Afrika en Nederland

Uit de resultaten van de Mann Whitney-U Test blijkt dus, dat de Zuid-Afrikaanse kinderen gemiddeld een hogere rangorde scoren. Dit valt te verklaren uit bovenstaande grafiek, het percentage Nederlandse kinderen dat niveau II en III scoort is groter dan het percentage Zuid-Afrikaanse kinderen met dezelfde scoren. Het percentage Zuid-Zuid-Afrikaanse kinderen dat niveau IV of hoger scoort is groter dan het percentage Nederlandse kinderen met deze scoren. Hieruit komt de gemiddeld hogere rangorde scoren van Zuid-Afrika tot stand.

0 5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 II III IV VI VIII X Pe rc en ta ge (% )

Niveau Springen Kracht (Van Gelder)

Verdeling Niveau Springen Kracht

Zuid-Afrika Nederland

(14)

Discussie

Het doel van dit onderzoek was ontdekken wat het verschil is in dynamische balans tussen kinderen uit Nederland en Zuid-Afrika, in de leeftijdscategorie negen tot en met tien jaar. Om docenten LO en ALO-studenten een beter inzicht te geven in de mate waarin Zuid-Afrikaanse kinderen motorisch vaardig zijn. Het is namelijk voor het aanbieden van specifieke sportontwikkelingshulp van belang, dat de mate waarin Zuid-Afrikaanse kinderen motorisch ontwikkeld zijn vastgesteld wordt. De gegevens zijn afkomstig van basisschool Dalubuhle uit Zuid-Afrika en basisschool Noordrijk uit Amsterdam-Noord. Er werd verwacht dat de kinderen uit Zuid-Afrika beter zouden scoren op de springen kracht test, die dynamische balans meet, dan kinderen uit Nederland. Kinderen in Zuid-Afrika leven in omstandigheden die ervoor zorgen dat zij beter in staat zijn, dan blanken Nederlandse kinderen, te presteren op de dynamische balans test (Van Driel, 2010). Uit de Mann Whitney-U Test is gebleken dat er een significant verschil is in dynamische balans tussen kinderen uit Nederland en Zuid-Afrika. Uit de resultaten blijkt dat Zuid-Afrikaanse kinderen beter scoren op de springen kracht test, die dynamische balans meet, dan Nederlandse kinderen. Onderzoeken gedaan door Van Driel (2010) en een onderzoek gedaan door Butler et al. (2013) over verschillen in dynamische balans, tussen voetbalspelers uit Rwanda en de Verenigde Staten toont aan dat de spelers uit Rwanda beter presteren op de dynamische balans test. Ook de uitkomsten van deze onderzoeken versterkt de resultaten uit dit onderzoek.

Er zijn een aantal factoren in dit onderzoek die ervoor zorgen dat het lastig is om een aanname te doen, op basis van de gevonden resultaten over de dynamische balans van Zuid-Afrikaanse kinderen. De kinderen van de Nederlandse en Zuid-Afrikaanse basisschool, weerspiegelen niet het totaal aantal kinderen van deze landen. Het is hierdoor moeilijk om een uitspraak te doen over alle kinderen uit Nederland en Zuid-Afrika. Uit eerder gepresenteerde theorie blijkt dat kinderen in Zuid-Afrika vaak kilometers wandelen en rennen naar school, ze trainen ongemerkt dus al veel. Op de scholen waar aandacht besteed wordt aan bewegingsonderwijs, wordt veel waarde gehecht aan het aanbieden van loopsport en atletiek. Er is voor velen net genoeg te eten om te sporten, maar niet te veel om dik te worden. De kinderen uit dit onderzoek komen overwegend uit hooggelegen gebieden, volgens Van Driel (2010) heeft dit een gunstige invloed op het uithoudingsvermogen. Dit komt in overeenstemming met de resultaten uit dit onderzoek, 14

(15)

waaruit blijkt dat kinderen uit Zuid-Afrika hoger scoren op de springen kracht test. Ook onderzoek gedaan door Runhaar et al. (2010) waaruit blijkt dat Nederlandse kinderen steeds minder fit zijn door de jaren heen en hierdoor minder presteren op motoriek testen, draagt bij aan de resultaten van dit onderzoek.

De testprocedure is in beide landen op een andere wijze uitgevoerd. In Nederland zijn vijf motorische vaardigheden getest en in Zuid-Afrika maar twee. Wanneer een leerling meerdere onderdelen moet uitvoeren en hierdoor langer moet wachten tot deze aan de beurt is, heeft dit invloed op de mate waarin deze leerling zijn concentratie kan vasthouden (Eldredge, 1990). In Zuid-Afrika werden er per keer vijf leerlingen uit de klas gehaald, om de testen uit te voeren. In Nederland was de gymzaal in vijf vakken verdeeld, waar in elk vak een onderdeel getest werd. Er werden in Nederland dus meerdere leerlingen tegelijkertijd in een ruimte getest, terwijl de leerlingen in Zuid-Afrika 1 voor 1 werden getest. Een goede concentratie kan een positieve invloed hebben gehad op de testscore van de Zuid-Afrikaanse kinderen. Uit de resultaten blijkt dan ook dat Zuid-Afrikaanse kinderen beter presteren op de springen kracht test dan Nederlandse kinderen. Overigens kan het verschil tussen de twee groepen ervoor zorgen dat er een uitspraak gedaan kan worden over de gevonden resultaten. Zo zijn bijvoorbeeld de leefomstandigheden van de Zuid-Afrikaanse kinderen heel anders dan de leefomstandigheden van de kinderen uit Nederland. In Zuid-Afrika zijn in de omgeving minder voorzieningen die kinderen uitdagen tot bewegen. Denk hierbij aan schoolpleinen, speeltuinen en sportvelden. ‘De fysieke omgeving, zoals de inrichting van de woonwijk en de gemeentelijke infrastructuur kan lichamelijke activiteit stimuleren’ (Wendel-Vos et al., 2007; Gezondheidsraad, 2010b; De Vries et al., 2005). De Zuid-Afrikaanse kinderen uit dit onderzoek komen uit gezinnen met een lage sociaaleconomische status. Hierdoor is er minder of zelfs helemaal geen geld om te besteden aan sport- en speelmateriaal. Deze kinderen worden dus ook minder snel uitgedaagd tot het beoefenen van sport, omdat de middelen hiervoor dus niet of nauwelijks aanwezig zijn. Ondanks dat deze voorzieningen en materialen dus niet of nauwelijks aanwezig zijn, scoorde de Zuid-Afrikaanse kinderen toch beter op de test die dynamische balans meet, dan de Nederlandse kinderen. Dit zou betekenen dat in werkelijkheid het verschil nog groter zou kunnen zijn dan het gevonden verschil in dit onderzoek.

(16)

Conclusie

Het doel van het onderzoek is docenten LO en ALO-studenten een beter inzicht te geven in de mate waarin Zuid-Afrikaanse kinderen motorisch vaardig zijn. In dit onderzoek is één aspect van motoriek onderzocht, namelijk de dynamische balans. De volgende vraagstelling is ontwikkeld. Wat is het verschil in dynamische balans tussen kinderen in de leeftijdscategorie negen tot en met tien jaar uit Nederland en Zuid-Afrika? Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden is kwantiteit onderzoek uitgevoerd onder 76 Nederlandse kinderen en 65 Zuid-Afrikaanse kinderen en zijn de resultaten geanalyseerd. De resultaten van dit onderzoek laten zien dat er een significant verschil is tussen kinderen uit Nederland en Zuid-Afrika, in de leeftijdscategorie negen tot en met tien jaar. Hoewel de leefomstandigheden waarin Zuid-Afrikaanse kinderen zich bevinden en het bewegingsonderwijs dat zij genieten niet direct doet vermoeden dat Zuid-Afrikaanse kinderen beter presteren op dynamische balans dan Nederlandse kinderen, kan geconcludeerd worden dat dit wel het geval is. Zuid-Afrikaanse kinderen scoren beter op dynamische balans dan Nederlandse kinderen, zoals werd verwacht. Met de uitkomst van dit onderzoek wordt de onderzoekshypothese aangenomen.

Aanbeveling vervolgonderzoek

Voor dit onderzoek is de dynamische balans gemeten aan de hand van de springen kracht test, een onderdeel van de Movement Scan van Van Gelder et al. (2010). Om een beter beeld te krijgen van de totale motorische vaardigheid, is het voor vervolgonderzoek van belang dat ook andere onderdelen van de Movement Scan worden getest. Onderzoek gedaan door Kohl & Hobbs (1998) wijst uit dat wanneer er gekeken wordt naar matig tot zwaar intensieve lichamelijke activiteiten, jongens van rond de 10 jaar oud bijna twee keer zo actief zijn als meisjes van dezelfde leeftijd. Het is voor vervolgonderzoek dus wenselijk, dat de resultaten van jongens en meisje van de andere onderdelen van de Movement Scan ook afzonderlijk worden vergeleken. De resultaten van alleen de jongens uit Zuid-Afrika moeten dus ook vergeleken worden met de resultaten van alleen de jongens uit Nederland. Idem resultaten meisjes uit Zuid-Afrika en Nederland. Om een beter inzicht te krijgen in de mate waarin Zuid-Zuid-Afrikaanse en Nederlandse kinderen motorisch vaardig zijn.

(17)

In deze pilot is geen rekening gehouden met de generaliseerbaarheid van de studie. Het is niet aannemelijk dat de kinderen die zijn getest van de Nederlandse en Zuid-Afrikaanse basisschool, een weerspiegeling geven van alle kinderen uit deze twee landen. Voor vervolgonderzoek wordt aangeraden, om meer proefpersonen, van meer verschillende scholen, uit verschillende regio’s uit Nederland en Zuid-Afrika te testen. Om zo een betere weerspiegeling te krijgen van het totaal aantal kinderen van beide landen.

Aanbeveling beroepspraktijk

Het advies voor de beroepspraktijk is voor deskundige vakdocenten en ALO studenten die

LO of sportontwikkelingshulp gaan geven op een basisschool, die staat in een buurt met een lage sociaaleconomische status, in Zuid-Afrika. Er zal dus meer tijd moeten worden besteed aan onderdelen die haalbaar zijn binnen de voorzieningen van een school. De vakdocent LO/ALO student moet op de hoogte zijn van het vaardigheidsniveau van leerlingen, voor het aanbieden van optimale kansen en om zich op het gebied van sport en bewegen te ontwikkelen (Van Gelder et al., 2010). Zuid-Afrikaans kinderen scoren al goed op het onderdeel dynamische balans, hiermee moet dus rekening gehouden worden door de vakdocent LO/ALO student. Het advies is dat de vakdocent LO/ALO student zich richt op het verbeteren van andere facetten van motoriek, die minder goed ontwikkeld zijn bij Zuid-Afrikaanse kinderen. Uit onderzoek, gedaan naar het verschil in coördinatie tussen lichaamsdelen bij kinderen uit Nederland en Zuid-Afrika in de leeftijdscategorie 9 tot en met 10 jaar, van medestudent Kombrink (2016) blijkt dat Zuid-Afrikaanse kinderen beduidend minder scoren op de springen coördinatie test dan Nederlandse kinderen. In het basisdocument bewegingsonderwijs (Mooij, van Berkel, Hazelebach e.a., 2004) zijn twaalf leerlijnen beschreven, die een didactische handreiking bieden voor de vakleerkracht in het basisonderwijs en de studenten in opleiding. Deze twaalf leerlijnen kunnen een bijdragen leveren aan de ontwikkeling van coördinatie tussen lichaamsdelen bij Zuid-Afrikaanse kinderen. Bij het aanbieden van deze leerlijnen, moet rekening gehouden worden met de voorzieningen van de school. De voorkeur gaat uit naar leerlijnen waarbij weinig tot geen voorzieningen nodig zijn. De leerlijnen tikspelen, doelspelen en bewegen op muziek zijn goed te realiseren met weinig voorzieningen.

(18)

References

Butler, R. J., Southers, C., Gorman, P. P., Kiesel, K. B., & Plisky, P. J. (2012). Differences in Soccer Players' Dynamic Balance Across Levels of Competition. Journal Of Athletic

Training (Allen Press), 47(6), 616-620.

Butler, R. J., Queen, R. M., Beckman, B., Kiesel, K. B., & Plisky, P. J. (2013). Comparison of dynamic balance in adolescent male soccer players from rwanda and the united states.

International Journal of Sports Physical Therapy, 8(6), 749-755.

Department of Basic Education. (2016). Retrieved from

http://www.education.gov.za/DBEgetsmovingonPhysicalEducation.aspx

Desai, A. (2005) Policy agenda-setting and governance of school sport and physical ed South

Africa (PhD Proposal)

Van Driel, M. (2010) Graven naar een genetische schat. Volkskrant Retrieved from http://www.volkskrant.nl/archief/graven-naar-een-genetische-schat~a1034264/

Eldredge, J. L. (1990). Learning and study strategies inventory - high school version (LASSI - HS). Journal of Reading, 34(2), 146-149. Retrieved from

http://www.jstor.org/stable/40032060

Van Gelder, W., & Stroes H., Boot. E., & Schweitzer, H. (2010) Leerlingvolgsysteem bewegen

en spelen: 2e druk. Doetinchem: Reed business

Gezondheidsraad (2010). Be-weeg-re-de-nen. De invloed van de ge-bouw-de om-ge-ving op ons be-weeg-ge-drag. Den Haag: Gezondheidsraad,2010b

(19)

<http://www.gezondheidsraad.nl/nl/adviezen/beweegredenen-de-invloed-van-de-gebouwde-omgeving-op-ons-beweeggedrag>; 04.

Hoeboer, J., Krijger, M., Savelsbergh, G., & Vries, S. I. (2014). De bijdrage van LO aan de motorische ontwikkeling van kinderen. Lichamelijke Opvoeding, 9, 49-49-51. Retrieved from http://hh.surfsharekit.nl:8080/repository/app/humanReadable/itemId/smpid:48944

Kohl, H., & Hobbs, K. (1998). Development of physical activity behaviors among children and adolescents. Pediatrics , 54-549.

Kombrink, J. E. (2016). Motoriek van basisschoolkinderen uit Nederland en Zuid-Afrika (Niet gepubliceerd afstudeeronderzoek). Hogeschool van Amsterdam, Amsterdam.

Kijk op Ontwikkeling. (2014). Wat is motorische ontwikkeling? Retrieved from http://www.kijkopontwikkeling.nl/artikel/wat-motorische-ontwikkeling/

Van der Merwe, J. & Van der Westhuizen, J. (2006). The branding game, The role of sport in South African foreign policy. In: Global Insight 67: 1-3

Mooij, C., van Berkel, M., Hazelebach, C., e.a. (2004). Basisdocument Bewegingsonderwijs voor het basisonderwijs. Jan Luitingfonds, Zeist, 57-396.

Mulder, M., (2013) Sociaaleconomische status 2010. In: Volksgezondheid Toekomst Verkenning,

Nationale Atlas Volksgezondheid. Bilthoven: RIVM, <http://www.zorgatlas.nl> Zorgatlas\Beïnvloedende factoren\Sociale omgeving\Ses, 12 juni 2013.

(20)

Rijksoverheid (2016). Cultuur, Sport en Ontwikkelingssamenwerking. Geraadpleegd op 23 juni

2016, van https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationale-culturele-samenwerking/inhoud/cultuur-sport-en-ontwikkelingssamenwerking

Runhaar, J., Collard, D., Singh, A., Kemper, H., van Mechelen, W., & Chinapaw, M. (2010). Motor fitness in Dutch youth: Differences over a 26-year period (1980–2006). Journal Of

Science & Medicine In Sport, 13(3), 323-328.

Vries, S.I., Bakker, I., Overbeek, K., Boer, N.D. & Hopman-Rock M. (2005) Kinderen in prioriteitswijken: lichamelijke (in)activiteit en overgewicht. Leiden: TNO.

Wendel-Vos, W., Droomers, M., Kremers, S., Brug, J., & Lenthe, F..Potential environmental determinants of physical activity in adults: a systematic review. Obesity Reviews, 2007; 8(5): 425-440.

(21)

Bijlage 1: brief aan de ouders

Amsterdam, [datum] Geachte ouders en verzorgers,

Onze school hecht veel waarde aan de bewegingsontwikkeling van uw kind. Zo wordt er jaarlijks een beweegtest afgenomen. De uitkomst van deze test wordt gebruikt om de lessen aan te laten sluiten op het niveau van de kinderen. Ook wordt de beweegtest gebruikt om de motorische ontwikkeling van uw kind in kaart te brengen.

De ALO Amsterdam (Academie voor Lichamelijke Opvoeding) doet onderzoek naar beweegtests en heeft hiervoor contact opgenomen met onze school. Studenten en onderzoekers van de ALO zullen meester [naam] (vakleerkracht bewegingsonderwijs) tijdens de gymles helpen met het afnemen van de beweegtest in groep 3, 4, 5, 6, 7 & 8. Deze test bestaat uit 4 oefeningen:

- Hinkelen (op één been) - Stilstaan op één been - Huppel- en springoefeningen - Stuiten met een bal

Daarnaast zal de lengte en het gewicht van uw kind gemeten worden (sportkleding aan) en worden er enkele vragen gesteld over zwemdiploma’s en lidmaatschap van een sportvereniging.

Naast het gebruiken van de testgegevens door meester [naam], willen we de gegevens van de metingen voor de ALO beschikbaar stellen. De ALO gebruikt de gegevens voor onderzoek over de motorische ontwikkeling van kinderen. Hierbij zullen ze niet kijken naar het individuele kind maar naar een grote groep kinderen.

De beweegtest zal plaatsvinden op: ……….. [datum]

Met de gegevens wordt zeer zorgvuldig omgegaan. Alleen de gymdocent en enkele medewerkers van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding kunnen de gegevens van uw kind bekijken. Ook u kunt de gegevens inzien als u dat wilt en daarover vragen stellen aan meester [naam]. Mocht u bezwaar hebben tegen deelname van uw kind, dan kunt u dat kenbaar maken via onderstaand strookje. Als u geen bezwaren heeft, hoeft u dus niet te reageren.

Met vriendelijke groet,

[naam], docent Bewegingsonderwijs

---

Ik geef geen toestemming voor mijn kind om mee te doen aan de beweegtest tijdens de gymles op [datum].

Naam kind: _____________________________________________ Klas:___________________________ _______________________

(22)

Bijlage 2: brief aan de ouders Xhosa

Franschhoek, 25/4/16 Mzali obekekileyo,

Ndingu Joel Kombrink wase Netherlands, ndifundisa abantwana ngezemidlalo kwizikolo zalapha e Africa nase Dalubuhle ndenza lonto. Ndijonge ubafundisa ngamandla i

- Ukuxhuma-maxhuma ngomlenze omnye - Nokuxhumela kumacala ohlukeneyo

Sifuna ukubona iziphumo sizithelekise neziphumo zabantwana base Dutch abalingana nabo ngeminyaka. Iziphumo ke ayizubazemntana omnye ezizawjongwa izaba zezabantwana bedibene.

Umzali onomdla wokuzijonga ezi ziphumo angazifumana eDalubuhle phambi komhla wama 27th May .

Ukuba unomdla woba umntana wakho athathe inxaxheba SUKUYI TYITYA LE FORM UBA awfuni YITYIKITYE UMNTWANA ABUYE NAYO.

Ozithobileyo,

Joël Kombrink, Teacher Physical education.

---

andifuni umntwana wam athathe inxaxheba kulomdlalo

Name child _____________________________________________ Class:_______________________________________________________

Bijlage 3: protocollen 4 SS’en test

Protocollen 4 ss-en test

Voor het vak Meten in de Praktijk 2012-2013

De volledige beschrijving is te vinden in het boek ‘Leerlingvolgsysteem bewegen en spelen’ van Wim van Gelder en Hans Stroes.

NB: 1x het startniveau laten oefenen voordat de test wordt afgenomen (dit geldt voor alle vier de testen)

(23)

Protocol Springen kracht-hinkelen

Doel: Meten van balans (dynamisch evenwicht)

Materiaal: Stopwatch, pionnen om een 9 meter parcours te maken (tape een start- en finishlijn als er geen lijnen in de zaal beschikbaar zijn) Instructie kind: Het kind krijgt de volgende instructie:

‘Ga op 2 voeten naast elkaar bij de startlijn staan en hinkel in zo weinig mogelijk hinkels naar de finishlijn’.

Instructie testleider: De test wordt gestart op niveau IV (hinken over 9m) Tel het aantal voetcontacten tussen de lijnen. Als het laatste voetcontact op de finishlijn is, wordt deze meegeteld. Laat het kind 2 keer op beide benen de test uitvoeren.

Niveaus

IV: 11 hinkels sterkste been, 12 hinkels andere been VI: 9 hinkels sterkste been, 10 hinkels andere been VIII: 7 hinkels sterkste been, 8 hinkels andere been

X: 6 hinkels sterkste been, 7 hinkels andere been (voor meisjes en kleinere jongens)

X: 5 hinkels sterkste been, 6 hinkels andere been Let erop dat het kind:

Start vanuit stilstand op twee voeten

Een kaatsende beweging maakt (kort contact met de grond) Start op het rechterbeen (ivm registratie)

De bril ophoudt tijdens de test als hij/zij een brildrager is De test uitvoert op blote voeten

Testuitslag/meetresultaat: Observeer de kinderen 2-3x op beide benen, de beste poging telt. De uitslag wordt genoteerd op het scoreformulier door in te kleuren welk niveau behaald is. Bij opmerkingen kan het aantal hinkels worden genoteerd.

Opmerkingen: Negen meter is de breedte van het volleybalveld of de helft van de lengte van het veld. De (gele) lijnen van het volleybalveld vormen meestal de buitenlijnen in de gymzaal.

Een (groot) verschil tussen linker- en rechterbeen komt regelmatig voor en is een indicatie voor asymmetrische ontwikkeling en een opvallende looppas.

Protocol Springen coördinatie

Doel: Meten van coördinatie Materiaal: Lijn (in de zaal)

Instructie kind: Het kind krijgt de volgende instructie:

(24)

‘Kun je een wisselsprong maken? Een been voor de lijn en een been erachter, maak een sprongetje en wissel je benen’. Eventueel: ‘Kun je ook op je plaats blijven?’ En: ‘Kun je ook sneller?’

NB Ook vragenderwijs en positief de andere niveaus testen Instructie testleider: Geef een voorbeeld!

Start de test op niveau IV: Maakt snelle wisselsprongen (20 in 10 sec). Dit is passend bij de leeftijd in groep 6/7.

De wisselsprong lukt niet als het kind:

a. een stappende en geen springende beweging maakt of een soort loopbeweging (de voeten gaan dan na elkaar over de lijn en weer terug)

b. meedraait (45 graden) met de heupen c. niet op de plaats kan blijven

De volgende /andere niveaus zijn:

VI: kan in ritme huppelen en in de handen klappen (kind mag zelf het klapritme bepalen, eventueel vocale ondersteuning geven)

VIII: kan 10x in ritme kruis-spreid-kruis springen en in de handen klappen: met de klap op ‘kruis’

X: kan 10x in ritme spreid-sluit-spreid springen en in de handen klappen: met de klap op ‘spreid’.

Bij deze test dien je ‘door te testen’: er is geen lineair verloop van deze vaardigheid, wat betekent dat een kind een wisselsprong wel kan beheersen, maar het huppelen niet.

Let erop dat het kind:

De bril ophoudt tijdens de test als hij/zij een brildrager is De test uitvoert op blote voeten

Testuitslag/meetresultaat: Observeer of het ‘lukt of niet lukt’.

De uitslag wordt genoteerd op het scoreformulier door in te kleuren welk niveau behaald is. Bij opmerkingen kan genoteerd worden als een kind veel corrigerende (arm)bewegingen maakt of moeite heeft met kaatsen/doorspringen.

Opmerkingen: Er is een groot verschil in uitvoering tussen jongens en meisjes.

(25)

Bijlage 4: scoreformulier 4 SS’en test

(26)

Bijlage 5: meetvoorbereiding + zaal

Gegevens school

Naam: [nog in te vullen] Klas: [nog in te vullen] Gegevens student

Naam: Joël Kombrink & Joëlle Damen klas: 4 Datum: [nog in te vullen]

Beschrijving van de beginsituatie m.b.t. de les

Activiteit(en): MovementScan testen (van Gelder)

Welke ervaring, kennis heeft de klas met

deze activiteit(en). [per school in te vullen]

(27)

De leerlingen komen binnen en verzamelen in het midden van de gymzaal. Allereerst vertelt de testleider wat we vandaag gaan doen; ‘Omdat je van bewegen gezond word willen we graag weten hoe een heleboel kinderen in Amsterdam bewegen. Daarom zijn we vandaag bij jullie op school om een aantal testjes te doen.’

Leerlingen zitten in een kri midden van de zaal.

Organisatie

lesovergang: De leerlingen worden verdeelt in groepen en aan elke groep wordt een testafnemer gekoppeld. Deze testafnehet groepje mee naar het eerste onderdeel.

KERN(EN) VAN DE LES Leerinhoud methodisch

wat Didactische werkvorm hoe Organisatie

(of ma Maak hier je tekening en g activiteit de tijdsduur aan

Movement scan testjes: 1. Lengte meten 2. Gewicht meten 3. Stuiten 4. Stilstaan 5. Springen-kracht 6. Springen- coordinatie

elke leerling die word gemeten trekt zijn/haar schoenen uit. Vervolgens neemt deze plaats onder de meetlat. De testafnemer drukt het schuifje op het hoofd en leest de lengte af.

elke leerling trekt zijn/haar schoenen uit en neemt plaats op de weegschaal. De testafnemer leest het gewicht af.

het meten van de hand-oogcoordinatie doormiddel van het stuiten met een bal. Zie voor omschrijving en instructie het protocol. Het meten van balans (statisch evenwicht) doormiddel van het zo lang mogelijk staan op één been. Zie voor omschrijving en instructie het protocol.

Het meten van balans (dynamisch evenwicht) doormiddel van hinkelen. Zie voor omschrijving en instructie het protocol. Het meten van coördinatie doormiddel van het laten doen van verschillende coordinatieoefeningen zoals skisprongen of

wisselsprongen. Zie voor omschrijving en instructie het protocol.

Zie voor de plattengr zaal het kopje ‘aanda

Organisatie van de wisseling

in de kern: Elke testafnemer heeft een eigen onderdeel. De leerlingen wisselen door van onderdeel na ongevee minuten. Er word met de klok mee gedraaid. 27

(28)

Organisatie lesovergang: Alle testafnemers nemen hun laatste groepje leerlingen mee naar het midden van de zaal waar de afgesloten.

AFSLUITNG VAN DE LES

INHOUD ORGANISATIE De testleider neemt het woord tijdens de afsluiting. Hij verteld dat de resultaten van de testen

naar de gymmeester/juf gaan zodat deze kan bepalen wat voor dingen er gedaan kunnen worden tijdens de rest van de gymlessen.

Kinderen zitten in een kring in he van de zaal.

AANDACHTSPUNTEN Beschrijving van de aandachtspunten per activiteit. Wat moet je zeggen, (laten) doen om de lesdoelen te bereiken?

Organisatie van de zaal:

(29)

Bijlage 6: Stappenplan data filteren

Bulk methode SpKr, bovenste is beste been onderste slechtste been.

1. Gemiddelde leeftijd van ZA/NL 2. Leeftijd vergelijken, significantie 3. Gemiddelde niveau springen co ZA/NL vergelijken, significantie

4. Gemiddelde niveau springen kr ZA/NL vergelijken, significantie

Stap 1 (Coderen van de variable)

Data view, man=1 en vrouw=2, land: NL=1 en ZA=2. Variable view:

Type: Alles Numeric , behalve meetdatum is string.

Measure: Springen kr, springen co (ordinal), leeftijd (scale), rest(nominal).

Stap 2 (Gemiddelde berekenen leeftijd NL/ZA)

Analyse > Compare means > Independent sample t-test

Is Sig groter dan 0,05 dan niet significant, kijken in bovenste rij bij sig 2 tailed. Sig 2 tailed geeft aan of er een significant verschil is.

Stap 3 (Mann Whitney-U, gegevens ordinaal)

Analyse > Non paramtetric tests > Legacy dialgos > 2 > independet samples.. Test variabele: springen kracht & springen coördinatie

(30)

Bijlage 7: output SPSS Mann Whitney-U test

(31)

Bijlage 8: Inleverbewijs Ephorus

Beste Joëlle Damen,

Het document is ingeleverd bij Turnitin | Ephorus en je docent Ramon Stuart (r.stuart@hva.nl) is hiervan op de hoogte gesteld.

Het unieke nummer dat aan het document is toegekend is: 455b39f2-f3ed-4988-93da-e422f6bc0023.

We raden je aan deze pagina uit te printen of op te slaan. Inlevercode: 4016AONDPA

Datum: zondag 8 januari 2017 19:22:45 uur CET Jouw gegevens: Joëlle Damen 500674911 joelle.damen@hva.nl [Damen][500674911][Antoine de Schipper] Je docent: Ramon Stuart r.stuart@hva.nl 31

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor het Engels is in dit verband wel gesproken van een tunnelvisie en is gepleit voor ‘alternative histories of English’ (zie Watts &amp; Trudgill 2002). De belangrijkste kritiek

Electoraal onderzoek heeft de laatste jaren een vaste plek veroverd in de Nederland- se politiek. Niet alleen de grote politieke partijen doen onderzoek, ook GroenLinks

Er zijn ongetwijfeld mensen die soberder kunnen eten, er zou ook veel gewonnen worden als geen voedsel meer bederft (nu circa 1 0-30%) of niet meer gedumpt

In het verkiezingsprogramma van de Partij van de Arbeid wordt gesteld: 'De banden met de Antillen en Aruba worden voortgezet, maar in overleg met hen op een

De Vaste Kamercommissie heeft haar wens voor handhaving van het eerder genomen besluit neergelegd in een zogenoemde „Commissie-motie&#34;, die uiteraard met algemene stemmen

70 Zo lwidt de uit de argumenten van beide partijen in het conflict getrokken conclusie van Robert F. Lamberg, 'Redaktionelle Notizen', Ostprobleme, 15 nov. In het

Door fiscale maatregelen en een over- zichtelijke basisverzekering (zie hieronder) zou ik de 'pijn' voor deze groepen nave- nant willen verzachten. Toch ontkomt de

Als woordvoerder van Afrika is Zuid-Afrika’s positie allerminst vanzelfsprekend, maar als bruggenhoofd voor het Afrikaanse continent heeft het land onmis- kenbaar