• No results found

De verslavende werking van complimenten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De verslavende werking van complimenten"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Verslavende Werking van Complimenten Kyara Bleeker

Universiteit van Amsterdam Begeleid door Eddie Brummelman

Januari 2015 Aantal woorden: 4912

(2)

Inhoudsopgave

Abstract ... 3

De Verslavende Werking van Complimenten ... 4

In welke mate voldoen complimenten aan de eigenschappen van een verslaving ... 8

Craving ... 9

Tolerantie ... 11

Ontwenning ... 12

Verslaafd aan persoonsgerichte of gedragsgerichte complimenten ... 14

Discussie ... 17

(3)

Abstract

In dit literatuuronderzoek is gekeken in welke mate complimenten een verslavende waarde in zich hebben. Daarnaast is onderscheid gemaakt in de verslavende waarde van

persoonsgerichte- ( i.e., compliment voor persoonseigenschappen) en gedragsgerichte complimenten (i.e., compliment voor prestatie). Eerst werden complimenten gekoppeld aan de drie hoofdcomponenten van een verslaving, namelijk craving, tolerantie en ontwenning. Daarna is beschikbare literatuur over complimenten vergeleken met literatuur over

verslaving. Er kan geconcludeerd worden dat complimenten kunnen leiden tot afhankelijkheid en dat zij een mogelijk verslavende waarde in zich hebben. Daarnaast is uit de resultaten gebleken dat persoonsgerichte complimenten wellicht een grotere verslavende waarde in zich hebben. Vervolgonderzoek dient rekening te houden met kind-, ouder- en omgevingsfactoren die van invloed zijn op het effect van complimenten.

(4)

De Verslavende Werking van Complimenten

“Addiction may occur with any potent experience” (Peele,1985, p. 25). Op 1 maart 2015 zal de 12e editie van de nationale complimentendag passeren. (http://www.nationalecomplimentendag.nl/). De website, die speciaal is ontworpen voor deze dag, heeft ruimte vrijgemaakt voor de test 'Beheers je de kunst van het complimenteren?', ontwikkeld door J/M ouders. Een voorbeeldvraag uit de test luidt als volgt: ‘Wil jouw kind liefst doorlopend geprezen worden?’. Wanneer, zoals verondersteld in dit item, kinderen complimenten steeds opnieuw uitlokken en dus doorlopend geprezen willen worden rijst de vraag of complimenten mogelijk een verslavende of afhankelijke waarde in zich kunnen hebben.

In de hedendaagse samenleving heerst het idee dat het geven van complimenten in de opvoeding erg belangrijk en noodzakelijk is (Henderlong & Lepper, 2002). Daarbij wordt opvoeders geadviseerd kinderen zoveel mogelijk complimenten te geven wanneer er

aanleiding toe is (McKay, 1992, geciteerd in Henderlong &Lepper, 2002, p.774). Bovendien wordt er vanuit gegaan dat complimenten een positieve uitwerking hebben op motivatie en een boost geven voor de eigenwaarde van kinderen. Een compliment refereert daarbij aan een positieve evaluatie van een persoon, aan het werk, gedrag of de persoonlijkheid van een andere persoon (Kanouse, Gympert, & Canavan-Gympert, 1981, geciteerd in Henderlong & Lepper, 2002, p. 775).

Eind jaren 70 is relatief veel onderzoek gedaan naar de positieve invloed van complimenten, dit geplaatst in het kader van het ontstaan van het behaviorisme (Skinner, 1977). Meer recent uigevoerd onderzoek laat wederom positieve effecten zien van

complimenten. Allereerst is in het onderzoek van Warneken en Tomasselo (2008) onderzocht in hoeverre kinderen van 20 maanden altruïstisch zijn na het ontvangen van verschillende soorten feedback. Uit de resultaten van het onderzoek van Tomasello en Warneken (2008) is

(5)

gebleken dat kinderen meer helpend en prosociaal gedrag vertoonden na het ontvangen van een compliment dan wanneer zij een materiële beloning ontvingen Andere positieve effecten van het ontvangen van complimenten zijn gevonden in het onderzoek van Sugawara, Tanaka, Okazaki, Watanabe en Sadato (2012). In dit onderzoek werd aangetoond dat complimenten het beloningssysteem in het brein activeren waardoor we ons beter gaan voelen. Daarnaast hebben zij aangetoond dat complimenten een positieve invloed hebben op prestaties.

Dit jaar zijn een aantal onderzoeken gepubliceerd, waardoor de werking van complimenten weer in de belangstelling is komen te staan. Deze onderzoeken hebben zich met name gericht op het geven van persoonsgerichte en opgeblazen complimenten bij

kinderen met een lage zelfwaardering (Brummelman, Thomaes, Orobio de Castro, Overbeek, & Bushman, 2014a; Brummelman et al., 2014b). Uit de onderzoeken is gebleken dat kinderen met een lage zelfwaardering eerder negatieve effecten van persoonsgerichte complimenten ondervonden dan kinderen zonder een lage zelfwaardering.

Daarnaast laat een groeiend aantal onderzoeken zien dat complimenten niet altijd een gunstige uitwerking hebben (Dweck, 2006; Henderlong & Lepper, 2002). Een van de

uitwerkingen die complimenten kunnen hebben, is de afhankelijkheid en de hunkering die kan ontstaan, zo stelde Suissa (2013) in haar artikel. Deze onderzoekster speculeerde er daarnaast op dat complimenten mogelijk een verslavende waarde in zich hebben. Ook Kohn (2001) speculeerde er in zijn artikel op dat een dergelijke afhankelijkheid aan complimenten kan ontstaan.

Bovenstaande uiteenzetting geeft geen eenduidig effect van complimenten weer. Zowel positieve, negatieve als wel mogelijk afhankelijke effecten worden gevonden.

Aangezien het geven van complimenten rijkelijk wordt geadviseerd en veelvuldig terugkomt in opvoedingsprogramma's en interventies (Webster-Stratton, 1998; Sanders, 1999), is het belangrijk dat er nader onderzoek wordt gedaan naar de werking van complimenten. Wanneer

(6)

verslavende effecten van complimenten worden gevonden, kan dat zorgen voor een nieuwe visie op het geven van complimenten. Dit zou aanleiding kunnen geven tot aanpassing van interventies en programma's gericht op opvoeding en onderwijs.

Wanneer gekeken wordt naar de omschrijving en de criteria van een verslaving, zal meer duidelijk worden waarom complimenten wellicht de negatieve gevolgen van een verslaving kunnen hebben. In de DSM V (American Psychological Association, 2013) wordt verslaving gedefinieerd als een cluster van cognitieve, gedragsmatige en fysiologische symptomen die er toe leiden dat een persoon een specifiek middel blijft gebruiken, ondanks de aanzienlijke middel gerelateerde problemen. Bij overmatig gebruik van een middel ontstaat rechtstreekse activatie van het beloningssysteem in de hersenen, dat betrokken is bij

versterking van gedrag (Koob, 2006). Wanneer deze definitie vergeleken wordt met de eerder besproken definitie van complimenten, is er geen overlap in de kenmerken. Als gekeken wordt naar onderliggende processen van verslaving en van complimenten zijn er wel overeenkomsten te vinden. Zo is gevonden dat motivatie zowel bij het ontvangen van complimenten als bij het ontwikkelen van een verslaving een rol speelt. Motivatie verwijst daarbij naar de intern gedreven betrokkenheid van een individu, in verband gebracht met gedrag voor het bereiken van een bepaald doel (Zentall & Morris, 2010). Waar het bij een traditionele verslaving als drugsverslaving gaat over de motivatie voor het belonende gevoel van het middel, zou het bij een verslaving aan complimenten gaan over de motivatie voor het belonende gevoel van erkenning. Onderzoek naar motivatie bij verslavingen en complimenten zullen hieronder inzicht geven in deze vergelijking.

Allereerst werd in het onderzoek van Cooper, Frone, Marcia en Mudar (1995) een motivationeel model ontwikkeld voor het ontstaan van een verslaving. Zo zouden individuen volgens dit model verslaafd raken aan een middel als coping voor positieve en negatieve emoties. De resultaten van het onderzoek door Cooper et al. (1995) wezen ook uit dat

(7)

motivationele processen ten grondslag liggen aan het ontstaan van een verslaving. In het onderzoek van Köpetz, Lejuez, Wiers en Kruglanski (2013) is ook de relatie tussen motivatie en verslaving onderzocht. Deze onderzoekers beweren dat verslaving een bijzonder geval is van gemotiveerd gedrag. Zij stellen dan ook dat er naast de traditionele verslavingen een groeiend aantal gedragingen is die verslavend kunnen werken. De verslaving aan een gedraging kan worden veroorzaakt door de interne motivatie die veroorzaakt wordt door positieve uitkomsten en beloningen.

Deze motivatie voor positieve uitkomsten en beloningen zien we terug bij het ontvangen van complimenten. Zo hebben Deci, Koestner en Ryan (1999) motivatie en complimenten met elkaar in verband gebracht. Wat deze onderzoekers vonden, is dat vooral intrinsieke motivatie en gedrevenheid vanuit de persoon zelf ontstond voor autonomie en competentie bij het ontvangen van complimenten. Daarnaast vergrootte de extrinsieke

motivatie na het krijgen van een compliment (Ryan & Deci, 2000). Deze vorm van motivatie ontstond niet vanuit de persoon zelf maar vanuit een externe factor, zoals ouders.

De theorie waarvan in huidige literatuurstudie wordt aangenomen dat die ten grondslag ligt aan motivatie en het natuurlijke verlangen naar complimenten, is de zogenaamde ‘zelfdeterminatie theorie’ (ZDT) (Ryan & Deci, 2000; Van den Broeck,

Vansteenkiste, De Witte, Lens, & Andriessen, 2009). De ZDT is een motivatietheorie en gaat uit van een positief mensbeeld. Volgens de theorie streeft de mens er zowel op sociaal als individueel niveau naar om op een meer geïntegreerd en authentiek niveau te functioneren. De theorie richt zich zowel op 'wat' (doeloriëntaties) mensen nastreven als 'waarom'

(gedragsregulaties) zij dat doen. Het onderliggende mechanisme van motivatie ligt volgens de ZDT in de drie aangeboren psychologische basisbehoeften, te weten autonomie, competentie en relationele verbondenheid. Complimenten zijn op verschillende manieren van invloed op deze basisbehoeften. Zo zorgen complimenten er volgens Ryan en Deci (2000) voor dat

(8)

controle uitgeoefend wordt op het gedrag van kinderen, wat er toe kan leiden dat kinderen afhankelijk worden van anderen.De mogelijk verslavende werking van complimenten is nog maar amper in de belangstelling geweest en onderzoek hiernaar ontbreekt.

Om dit vraagstuk te onderzoeken zal in deze literatuurstudie getracht worden de volgende hoofdvraag te beantwoorden: In welke mate zijn complimenten verslavend? De relatie tussen complimenten, verslaving en motivatie zal worden beschreven en beantwoord aan de hand van twee subonderdelen. Eerst zal aan de hand van beschikbare literatuur

gekeken worden in hoeverre complimenten voldoen aan de eigenschappen van een verslaving. Complimenten worden daarbij in een breder perspectief bekeken, waarbij onderzoeken naar afwijzing en het uitblijven van acceptatie ook in deze literatuurstudie betrokken worden. Daarna zal getracht worden een antwoord te vinden op de vraag of er een verschil is in verslavingsgevoeligheid van de verschillende soorten complimenten, te weten

persoongerichte en gedragsgerichte complimenten.

In welke mate voldoen complimenten aan de eigenschappen van een verslaving Verslaving is een fenomeen dat op verschillende manieren geïnterpreteerd kan worden en wat vele oorzaken en gevolgen kent (Grau & Ortet, 1999; Cooper et al., 1995; Hulvershorn et al., 2013). In het artikel van Baumeister en Vohs (2002) is verslaving op een manier

uitgewerkt die relevant is voor dit literatuuronderzoek en het begrip van verslaving in een context van complimenten als verslaving. Het ontstaan van een verslaving begint, volgens deze en andere onderzoekers, wanneer een persoon wordt blootgesteld aan een middel dat op een bepaalde manier toegankelijk is en een maatschappelijke status kent (Baumeister & Vohs, 2002; Van den Brink, 2005). Wanneer dit middel meerdere malen voor een plezierig en intense tevredenheid zorgt, kan het er toe leiden dat een persoon steeds meer naar dat middel gaat verlangen en hunkeren. De bevrediging en het plezier dat het middel in eerste instantie teweeg bracht, leidt er toe dat het middel vaker gebruikt gaat worden om het gevoel steeds

(9)

opnieuw te ervaren. In deze fase van de verslaving gaat de motivatie voor de bevrediging het rationeel denken overheersen. Het hunkeren in combinatie met de motivatie voor bevrediging wordt craving genoemd(Baumeister & Vohs, 2002). Wanneer eenzelfde dosis van het middel niet meer tot het gewenste gevoel van tevredenheid leidt, wordt overgegaan tot meer gebruik van het middel, dat in de literatuur wordt aangeduid met verhoging/vergroting van de

tolerantie. Als aanbod van het middel vervolgens uitblijft en daardoor hevige angst en stress wordt ervaren, ontstaat ontwenning.

De drie hoofdcomponenten van een verslaving zijn dan ook craving (hunkeren), ontwenning en tolerantie (Baumeister & Vohs, 2002). Deze drie componenten zijn ook opgenomen in de DSM-V omschrijvingen waarin verslavingen worden besproken als een cluster van cognitieve, gedragsmatige en fysiologische symptomen (American Psychological Association, 2013). Om te kunnen beoordelen of complimenten als verslaving kunnen worden gezien, dient meer inzicht te worden verkregen in de eigenschappen en bovengenoemde hoofdcomponenten van een verslaving en de overeenkomsten die er zijn met complimenten. Om dit inzicht te verkrijgen zal dan ook vanuit de drie hoofdcomponenten van een verslaving een vergelijking met de kenmerken van complimenten gemaakt worden.

Craving

Zoals bovenstaand beschreven is craving een fase in de ontwikkeling van een verslaving. Tijdens dit proces gaat de persoon hunkeren naar het bevredigende gevoel wat ontstaat bij het gebruik van het middel. Baumeister en Vohs (2002) hebben hierop een relevante aanvulling gegeven, namelijk dat men van nature ook hunkert naar de goedkeuring van andere mensen. Merk op dat dit betekent dat men van nature de behoefte heeft om bevestigingen in de vorm van complimenten van anderen te ontvangen. Deze natuurlijke behoefte aan erkenning kan voorbij gaan aan andere bevredigende activiteiten. Zo is in het onderzoek van Bushman, Moeller en Crocker (2011) gevonden dat doorgaans een grotere

(10)

waarde wordt gehecht aan het steeds weer blijven ontvangen van complimenten ter bevestiging van de zelfwaardering boven bijvoorbeeld seksuele activiteit en het zien van vrienden. Ook bleek uit dit onderzoek dat gedragsmatige strategieën worden na gestreefd om steeds bevestiging te krijgen. Deze resultaten impliceren dat de drive om complimenten te ontvangen groot is en dat dit boven andere bevredigende activiteiten wordt gesteld.

Daarnaast is een andere interpretatie gevonden van craving in het artikel van

Henderlong en Lepper (2002). Complimenten worden als een emotioneel medicijn benaderd, waarbij voorschriften en dosering van toepassing zijn (Ginott, 1965, geciteerd in Henderlong & Lepper, 2002, p. 774). Vanuit dit oogpunt zouden complimenten zonder deze regels, voorschriften en voorzichtig gebruik mogelijk kunnen leiden tot hunkeren naar dit emotionele medicijn. Hunkering leidt vervolgens tot motivatie om het gewenste resultaat van bevrediging opnieuw geleverd te krijgen.

Een meer leertheoretische benadering van verslaving is teruggevonden in het

onderzoeken van Siegel, Baptista, Kim, McDonald en Weise-Kelly (2000) en Siegel (2005). Deze onderzoekers hebben verslaving benaderd als een vorm van conditioneel leren, zoals beschreven door Pavlov. De DSM-V (American Psychological Association, 2013) beschrijft craving ook als een vorm van conditioneel leren. Bij deze vorm van conditioneel leren wordt er van uitgegaan dat gebruik van het middel in een specifieke omgeving wordt uitgelokt. In eerste instantie is de omgeving neutraal, maar wanneer het middel in combinatie met de omgeving wordt aangeboden ontstaat de zogenoemde geconditioneerde respons, wat betekent dat de omgeving geassocieerd wordt met het middel. Dit zorgt er uiteindelijk voor dat de omgeving op zich al kan leiden tot hunkering naar het middel. Bij deze benadering is het niet zozeer het middel, maar de associatie met het middel die leidt tot het intense verlangen om steeds meer het bevredigende gevoel van het middel te ervaren (hunkering).

(11)

Deze leertheoretische interpretatie van verslaving kan in verband worden gebracht met complimenten. In het artikel van Henderlong en Lepper (2002) is op verschillende manieren geprobeerd aan te tonen wat de negatieve effecten zijn van complimenten op intrinsieke motivatie. Uit het artikel van Henderlong en Lepper (2002) is allereerst naar voren gekomen dat situaties waarin complimenten worden ontvangen opnieuw worden opgezocht om zo ook opnieuw de complimenten te ontvangen. Daarbij wordt het compliment in verband gebracht met de omstandigheden. Daarnaast vonden Henderlong en Lepper (2002) dat kinderen die complimenten ontvangen hebben beloond gedrag steeds vaker gaan vertonen om zo meer complimenten te ontvangen. Ook ontdekten deze onderzoekers dat, wanneer een compliment verwacht wordt, overjustification ontstaat. Dat leidt er toe dat kinderen een activiteit uitvoeren om de goedkeuring van de volwassene te ontvangen en niet vanuit genot van de activiteit zelf. Deze bevindingen suggereren dat een bepaalde omgeving met de aanwezigheid van degenen die eerder complimenten gaven er toe kan leiden dat de hunkering naar complimenten toe neemt.

Uit bovenstaande onderzoeksresultaten kan geconcludeerd worden dat hunkering naar complimenten als onderdeel van een verslaving kan ontstaan. Allereerst is er de natuurlijke hunkering naar goedkeuring en erkenning in de vorm van complimenten. Het herhaaldelijke bevredigende gevoel van complimenten kan er vervolgens toe leiden dat de ervaring van dit gevoel opnieuw opgezocht en uitgelokt wordt, er wordt naar meer complimenten gezocht. Wanneer complimenten dan opnieuw worden aangeboden ontstaat mogelijk een fase waarin het ontvangen van de complimenten en de bevrediging dat het teweeg brengt gaan

overheersen over het primitieve doel van erkenning door het compliment. Tolerantie

Vanuit dit proces ontwikkeld de verslaving zich verder met tolerantie. Tolerantie is een aanpassingsverschijnsel en houdt in dat een bepaald middel steeds meer gebruikt moet

(12)

worden om hetzelfde gewenste bevrediging te ervaren (Baumeister & Vohs, 2001; American Psychological Association, 2013). De manier waarop tolerantie tot uiting komt, kan sterk variëren. Zo blijkt de gevoeligheid voor hoeveelheid en daarmee de tolerantie die ontstaat sterk afhankelijk van de persoon. Daarnaast laten verschillende middelen ook een

verschillende mate van tolerantie zien. Door deze verschillen is het bij de klassieke

verslavingen, als drugsverslaving, lastig te bepalen in welke mate er sprake is van tolerantie. Of er sprake is van tolerantie kan dan ook niet slechts bepaald worden vanuit de geschiedenis van het gebruik. Daarvoor zijn laboratorium tests nodig (American Psychological

Association, 2013).. Een standaard koppeling van complimenten aan de kenmerken van tolerantie in het kader van een verslaving is dan ook niet mogelijk. Uit een groot aantal onderzoeken is wel gebleken dat er sprake is van tolerantie wanneer het gewenste effect uitblijft bij gebruik van het middel waarmee eerder wel de gewenste bevrediging werd ervaren (American Psychological Association, 2013). Dit proces wordt ook enigszins terug gevonden in studies die zijn verricht naar narcistische persoonlijkheidstrekken. Van narcistische

persoonlijkheidstrekken is sprake wanneer kinderen en volwassenen beschikken over een onrealistisch positief maar kwetsbaar zelfbeeld (Morf & Rhodewalt, 2001). Door deze kwetsbaarheid hebben narcistische personen voortdurend bevestiging en bewondering van anderen nodig. Dit verlangen naar bevestiging en bewondering gaat samen met een

onvermogen om met kritiek en afwijzing om te gaan. Gebleken is dat bij personen met narcistische trekken het aanbod van complimenten in steeds grotere mate nodig is voor het bereiken van hetzelfde bevestigende gevoel van eigenwaarde (Baumeister & Vohs, 2002). Ontwenning

Vervolgens ontstaat ontwenning wanneer plotseling gebruik van het middel gestaakt wordt (Sluyter, 2008). De psychische en fysieke afhankelijkheid die zijn ontstaan, maken het moeilijk om gebruik van het middel te staken. Het gebruik van het middel zorgt er voor dat de

(13)

processen in het brein anders verlopen dan wanneer er geen sprake is van gebruik. Wanneer tegenwerking in het brein niet nodig is door afwezigheid van het middel ontstaat ontwenning die doorgaans leidt tot frustratie en andere fysieke en psychologische

ontwenningsverschijnselen (i.e., beven, trillen). Andere voorbeelden van

ontwenningsverschijnselen, onderzocht in het onderzoek naar verslaving aan cafeïne van Juliano en Grifftihns (2004), zijn een afname van motivatie en concentratie, geïrriteerd raken en een verminderd zelfvertrouwen. De verschijnselen van ontwenning zoals hierboven besproken, kunnen gekoppeld worden aan complimenten. Uit het onderzoek van Zentall en Morris (2010) is namelijk gebleken dat het inconsistent aanbieden van persoonsgerichte complimenten kan leiden tot hulpeloos gedrag en onzekerheid.

Voor ontwenning kan, net als bij tolerantie, een koppeling gemaakt worden tussen ontwenning bij complimenten en personen met narcistische trekken. Wanneer narcistische individuen aandacht, bewondering en complimenten ontvangen zorgt dit voor bevestiging van de eigenwaarde (Otway & Vignoles, 2006). Wanneer complimenten en bevestigingen

uitblijven ontstaan gevoelens van woede, opstandigheid, schaamte en vernedering. Uit onderzoek van Edelstein, Yim en Quas (2010) bleek dat narcistische personen hogere stress en negatieve evaluaties over zichzelf rapporteerden wanneer zij afgewezen werden. Deze afwijzing is vergelijkbaar met het uitblijven van een compliment. Sociale afwijzing kan eveneens vergelijkbaar zijn met het uitblijven van een compliment voor erkenning. Zo blijken narcistische individuen als gevolg van sociale afwijzing sterke negatieve gevoelens als angst en woede te ervaren. Ook treedt fysiologische opwinding en een bedreigd gevoel voor het eigenwaarde op (Cascio, Konrath & Falk, 2014).

In deze deelvraag is aan de hand van de drie hoofdcomponenten van een verslaving weergegeven welke overeenkomsten er bestaan tussen de verslavende kenmerken van een verslaving vergeleken met de verslavende kenmerken van het krijgen van complimenten.

(14)

. Gesteld kan worden dat er in zekere mate overeenkomsten zijn tussen de componenten van een verslaving en het ontvangen van complimenten.

Verslaafd aan persoonsgerichte of gedragsgerichte complimenten

In de voorgaande paragraaf is besproken of er een verslavende component is in het ontvangen van complimenten. Aannemelijk is gemaakt dat er bepaalde overeenkomsten zijn tussen het ontvangen van complimenten en het ontwikkelen van een verslaving. Vervolgens kan er een onderscheid gemaakt worden tussen de twee meest gebruikte vormen van

complimenten, namelijk persoonsgerichte- en gedragsgerichte complimenten. Met name dit onderscheid is interessant, omdat deze verschillende vormen van complimenteren andere uitkomsten laten zien op gebied van motivatie, cognitie en eigenwaarde (Kamins & Dweck, 1999). Deze verschillen maken het mogelijk dat persoonsgerichte- en gedragsgerichte complimenten niet dezelfde verslavende waarde in zich hebben. Als eerste worden de kenmerken van de twee vormen van complimenten besproken. Daarna zal een relatie gelegd worden tussen verslaving met de twee te onderscheiden vormen van complimenten.

Allereerst zijn er complimenten die betrekking hebben op de persoon, de zogenaamde persoonsgerichte complimenten (Kamins & Dweck, 1999; Mueller & Dweck, 1998). Een voorbeeld van een dergelijk compliment is: 'jij bent slim'. Deze vorm van complimenteren richt zich voornamelijk opde vaardigheden en persoonseigenschappen van het kind. Belangrijk bij deze vorm van complimenteren is dat het zich specifiek richt op het kind als geheel.

Uit een onderzoek van Kamins en Dweck (1999) blijkt dat persoonsgerichte

complimenten op verschillende manieren van invloed zijn op kinderen. Wat zij in deze studie vonden is dat persoonsgerichte complimenten er voor zorgden dat kinderen hulpeloze reacties vertoonden bij een tegenslag. Dit kan verklaard worden door het feit dat kinderen die

(15)

bijvoorbeeld hun intelligentie of vaardigheden. Wanneer een taak mislukt heeft het kind de neiging te denken dat het dom of waardeloos is. Dit is in lijn met wat Kamins en Dweck (1999) ontdekten in hun tweede studie, namelijk dat kinderen door persoonsgerichte

complimenten geloofden dat zij minder goed, minder mooi en minder slim waren na een fout te hebben gemaakt. Het ontvangen van een compliment waarbij, de intelligentie of

vaardigheden geëvalueerd werden op basis van eerdere prestaties, leidt er toe dat verdere prestaties en daarmee intelligentie en vaardigheden doorgaans op basis van deze 'norm' beoordeeld worden. Dit proces leidt er volgens Kamins en Dweck (1999) uiteindelijk toe dat kinderen die persoonsgerichte complimenten ontvangen geen stabiel gevoel van eigenwaarde hebben en een patroon van hulpeloze reacties op tegenslagen ontwikkelen.

Andere gevolgen van persoonsgerichte complimenten zijn onderzocht in de studie van Mueller en Dweck (1998). In deze studie werd vastgesteld dat complimenten die zich richten op de intelligentie en vaardigheden wellicht een negatieve invloed hebben op kinderen. Allereerst kunnen deze complimenten er toe leiden dat kinderen een voornamelijk

prestatiegerichte oriëntatie hebben bij het behalen van doelen. Deze oriëntatie zorgt er voor dat kinderen het behalen van steeds hogere doelen als primaire motivatie gaan ontwikkelen, dus voorbij de prestatie zelf. De koppeling die het kind maakt tussen het persoonlijke compliment en prestaties, daagt het kind er steeds opnieuw toe uit om de intelligentie en vaardigheden bevestigd te krijgen.

Naast deze persoonsgerichte complimenten zijn er gedragsgerichte complimenten. Gedragsgerichte complimenten hebben meer betrekking op datgene wat iemand doet. Een dergelijk compliment kan zijn: 'dat heb je slim gedaan'. Deze vorm van complimenteren richt zich op het proces, de inspanning en de strategieën die het kind gebruikt heeft om een bepaald doel te bereiken (Dweck, 2006). Het compliment is in dit geval dus specifiek gericht op het gedrag. Daarbij staat het plezier bij het volbrengen van een taak centraal (Fredericks,

(16)

Blumenfeld, & Paris, 2004). In het onderzoek van Kamins en Dweck (1999) werden ook daadwerkelijk positieve effecten gevonden van gedragsgerichte complimenten, zoals meer plezier ervaren bij het uitvoeren van een taak. Daarnaast stelden deze onderzoekers vast dat kinderen die complimenten ontvingen gericht op het gedrag, over meer doorzettingsvermogen beschikten. Bij het falen van een taak vertoonden kinderen die gedragsgerichte complimenten ontvingen minder hopeloos gedrag en ook gaven zij minder snel een negatieve

zelfwaardering. Daarnaast werd gevonden dat zij niet meteen gedemotiveerd raakten om opnieuw een taak te volbrengen. Het onderzoek van Mueller en Dweck (1998) gaat daarin nog een stap verder. Door Mueller en Dweck (1998) werd onderzocht in hoeverre kinderen

gemotiveerd waren om een moeilijkere taak te volbrengen na een makkelijke taak. De participanten ontvingen na het uitvoeren van een taak geen compliment, een gedragsgericht compliment of een persoonsgericht compliment. Wat uit dit onderzoek bleek is dat kinderen die gedragsgerichte complimenten ontvingen zich eerder uitgedaagd en zelfverzekerd voelden om een moeilijkere taak te volbrengen dan kinderen die een persoonsgericht compliment ontvingen.

Bovenstaande bespreking impliceert dat persoonsgerichte complimenten, vaker dan gedragsgerichte complimenten negatieve effecten met zich mee brengen. Deze bevindingen worden nog eens bevestigd in het onderzoek van Pomerantz en Kempner (2013). Het is echter moeilijk vast te stellen wat precies het verschil in verslavende waarde is van beide vormen van complimenten. Wel kan aan de hand van de vergelijkingen die gemaakt zijn een uitspraak gedaan worden. Bij persoonsgerichte complimenten is gevonden dat bevestiging van

eigenwaarde nodig is en dat een gevoel van waardeloosheid ontstaat bij falen. Ditzelfde proces vinden we indirect terug bij het ontwikkelen van een verslaving (Baumeister & Vohs, 2002). Er is een aanbod van persoonsgerichte complimenten (het middel) bij het volbrengen van een taak. Vervolgens ontstaat een idee van positieve zelf, doordat het compliment zich

(17)

richt op de intelligentie en vaardigheden van de persoon. Na dit aanbod ontstaat een

hunkering naar het opnieuw ervaren van dit positieve gevoel over zichzelf (Suissa, 2013). Via dit proces ontstaat volgens Suissa (2013) de zogenoemde 'praise junkie'. Een 'praise junkie' is een persoon die consistente bevestigingen van anderen nodig heeft om te vertrouwen op zijn/ haar eigen vaardigheden en keuzes.

Bij gedragsgerichte complimenten lijkt de bevestiging van goed gedrag minder gevoelig voor afhankelijkheid en verslaving. Het proces zoals beschreven in termen van craving, tolerantie en ontwenning wordt dan ook niet terug gevonden bij deze complimenten. Dit kan mogelijk verklaard worden door het feit dat deze complimenten zich richten op het gedrag en niet op de persoon.

Resultaten van de hierboven besproken wetenschappelijke studies, die persoonsgerichte- en gedragsgerichte complimenten onderzocht hebben, maken het

waarschijnlijk dat de persoonsgerichte- en gedragsgerichte complimenten niet in eenzelfde mate een verslavende waarde in zich hebben. De persoonsgerichte complimenten blijken mogelijk een grotere verslavende waarde in zich te hebben dan gedragsgerichte

complimenten.

Discussie

In dit literatuuronderzoek is onderzocht in hoeverre het ontvangen van complimenten verslavend kan werken. Dit is onderzocht door allereerst inzicht te krijgen in de processen die een rol spelen bij verslaving en bij complimenten. Vanuit de drie hoofdcomponenten van een verslaving, te weten craving, tolerantie en ontwenning, is een vergelijking gemaakt met

complimenten. De onderzoeken die vergeleken zijn hebben laten zien dat met name hunkering naar erkenning door middel van complimenten overeenkomt met craving zoals dat voorkomt bij een verslaving. Ook lieten de besproken onderzoeken zien dat het ontvangen van

(18)

gelijkenis vertoond met het intense verlangen en daarmee hunkering in de vorm van een verslaving. De bevindingen uit onderzoeken die hebben aangetoond dat narcistische personen naar steeds meer complimenten gaan hunkeren om hetzelfde bevredigende gevoel te krijgen, tonen enige overeenkomst met tolerantie aan. Tot slot heeft onderzoek naar

ontwenningsverschijnselen laten zien dat bepaalde ontwenningsverschijnselen van klassieke verslavingen eveneens te zien zijn bij het uitblijven van complimenten. Ook heeft onderzoek naar narcistische personen laten zien dat er daadwerkelijk een vorm van ontwenning lijkt te ontstaan wanneer zij geen complimenten/erkenning krijgen.

Naast het vergelijken van complimenten met verslavingen is in deze literatuurstudie ook gekeken naar de verschillen tussen de verslavende component van persoonsgerichte en de verslavende component van gedragsgerichte complimenten. Het blijkt dat persoonsgerichte complimenten eerder verslavend zullen werken dan gedragsgerichte complimenten.

Persoonsgerichte complimenten worden immers in de literatuur besproken als aanleiding tot hulpeloos gedrag, onzekerheid bij falen en het niet durven aangaan van uitdagingen. Ook wanneer persoonsgerichte complimenten vergeleken worden met het fenomeen 'praise junkie' blijken er overeenkomsten te zijn. Zo hunkeren kinderen die persoonsgerichte complimenten ontvangen steeds naar nieuwe complimenten, wat uiteindelijk kan leiden tot afhankelijkheid. Dit verschijnsel wordt niet in dezelfde mate terug gevonden bij gedragsgerichte

complimenten. Gedragsgerichte complimenten richten zich op het proces en de taak, waardoor het compliment nooit aan het innerlijke zelf gekoppeld zal worden.

Uit de besproken onderzoeken is naar voren gekomen dat er overeenkomsten zijn in de ontwikkeling van een verslaving en de werking van complimenten, met name bij

persoonsgerichte complimenten. Dit literatuuronderzoek draagt met deze resultaten op een belangrijke manier bij aan eerder onderzoek. Eerder onderzoek heeft zich met name gericht op complimenten bij narcistische persoonlijkheden, kinderen met een lage zelfwaardering of

(19)

op meer algemene effecten van complimenten (Kamins & Dweck, 1999; Mueller & Dweck, 1998; Brummelman et al., 2014a; Brummelman, et al., 2014b; Baumeister & Vohs, 2001). Het is voor het eerst dat onderzoek zich specifiek richt op de verslavende component van complimenten. Daarmee is een geheel nieuw onderzoeksveld betreden. Dit

literatuuronderzoek kan daardoor richtinggevend zijn voor vervolgonderzoek naar de verslavende component van complimenten.

Naast de theoretische bijdrage hebben de resultaten uit dit literatuuronderzoek ook belangrijke consequenties voor de praktijk. De bevindingen dat complimenten gericht op intelligentie en vaardigheden van kinderen een verslavende waarde in zich hebben, vragen om een verandering van interventies en programma's gericht op opvoeding en onderwijs. Daarbij moet aangemerkt worden dat andere vormen van complimenten wel effectief zijn. Zo moeten gedragsgerichte complimenten, vanwege hun positieve bijdrage (Kamins & Dweck, 1999), een meer centrale rol krijgen.

Ondanks de waardevolle aanvulling van dit literatuuronderzoek voor de theorie en de praktijk, kent het onderzoek en de daaraan verbonden conclusies ook enkele beperkingen. Alleen Kohn (2001) en Suissa (2013) hebben een artikel geschreven waarin een duidelijke koppeling gemaakt wordt tussen verslaving en complimenten. Daarbij wordt in het artikel van Suissa (2013) het concept 'praise junkies' geïntroduceerd, dat integraal is voor dit

literatuuronderzoek naar verslaving aan complimenten. In het artikel van Suissa (2013) worden echter geen eenduidige processen besproken die ten grondslag liggen aan een verslaving aan complimenten. Gezien het feit dat de resultaten voor dit literatuuronderzoek allen verkregen zijn uit onderzoeken die zich slechts op één van de onderzochte componenten hebben gericht is het moeilijk de betrouwbaarheid van de resultaten vast te stellen en te zeggen in hoeverre de koppeling tussen complimenten en verslaving terecht is gemaakt. Wel

(20)

is de gemaakte koppeling de beste vergelijking tot nu toe, aangezien dergelijk onderzoek ontbreekt.

Een andere belangrijke beperking van dit literatuuronderzoek is dat slechts de twee meest gebruikte vormen van complimenten zijn meegenomen om de verslavende aspecten in kaart te brengen. Mogelijk zijn er ook kindfactoren, omgevingsfactoren en ouderfactoren van invloed of complimenten wel of niet verslavend zijn. Zo heeft een kind met een

beloningsgevoelig temperament mogelijk meer kans op de ontwikkeling van een verslaving aan complimenten dan een kind zonder dit temperament (Brummelman & Thomeas, 2010; Redish, Jensen, & Johnson, 2008). Daarnaast kunnen omgevingsfactoren als

opvoedingskenmerken van invloed zijn. Wanneer kinderen worden blootgesteld aan een opvoeding waarin zij overgewaardeerd worden, is het ontvangen van complimenten in grote mate aanwezig (Brummelman et al., in press). Dit verschil in opvoeding zorgt mogelijk voor een ander effect van complimenten.

Vanwege de genoemde beperkingen moet worden benadrukt dat op basis van de bevindingen geen causale conclusies kunnen worden getrokken. Studies naar complimenten zijn de laatste jaren opnieuw in opmars en verdienen verdere toewijding. Het is van belang dat in toekomstig onderzoek een directe koppeling gemaakt wordt tussen verslaving en

complimenten, rekening houdend met bovengenoemde kind- ouder- en omgevingsfactoren Voorlopig kan de conclusie van dit literatuuronderzoek zijn, dat effecten zijn

gevonden die het aannemelijk maken dat complimenten verslavende componenten bevatten. Gezien de waardering en het gebruik van complimenten in de huidige samenleving, verdient het aanbeveling deze meer voorzichtig en doordacht te gebruiken.

(21)

Literatuur

American Psycological Association (2013). Diagnostic and statistic manual of mental disorders (5th ed., text rev.). Washington, DC: Author.

doi:10.1176/appi.books.9780890425596

Baumeister, R. F., & Vohs, K. D. (2001). Narcissism as addiction to esteem. Psychological Inquiry, 12(4), 206-209. Retrieved from: http://www.jstor.org/stable/1449473

Brummelman, E., Thomaes, S., Orobio de Castro, B., Overbeek, G., & Bushman, B. J. (2014). “That’s not just beautiful—that’s incredibly beautiful!”: The adverse impact of

inflated praise on children with low self esteem. Psychological Science, 25(3), 728-735. doi:10.1177/0956797613514251

Brummelman, E., Thomaes, S., Overbeek, G., Orobio de Castro, B., Van den Hout, M. A., & Bushman, B. J. (2014). On feeding those hungry for praise: Person praise backfires inchildren with low self-esteem. Journal of Experimental Psychology: General, 143 (1), 9-14. doi:10.1037/a0031917

Brummelman, E., Thomaes, S., Nelemans, S. A., Orobio de Castro, B., & Bushman, B. J. (in press). My child is God’s gift to humanity: Development and validation of the Parental Overvaluation Scale (POS). Journal of Personality and Social Psychology. Advance online publication. doi:10.1037/pspp0000012

Bushman, B. J., Moeller, S. J., & Crocker, J. (2011). Sweets, sex, or self-esteem? Comparing the value of self-esteem boosts with other pleasant rewards. Journal of Personality, 79 ,(5), 993–1012. doi:1/j.1467-6494.2011.00712.x

Cascio, C. N., Konrath, S., & Falk, E. B. (2014). Narcissists’ social pain seen only in the brain. Social Cognitive and Affective Neuroscience. doi:10.1093/scan/nsu072

(22)

Cooper, M. L., Frone, M. R., Russell, M., & Mudar, P. (1995). Drinking to regulate positive and negative emotions: A motivational model of alcohol use. Journal of Personality and Social Psychology, 69(5), 990–1005. doi:10.1037/0022-3514.69.5.990

Deci, E. L., Koestner, R., & Ryan, R. M. (1999). A meta-analytic review of experiments examining the effects of extrinsic rewards on intrinsic motivation. Psychological Bulletin, 125(6), 627–668. doi:10.1037/0033-2909.125.6.627

Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The "what" and "why" of goal pursuits: Human needs and the self-determination of behavior. Psychological inquiry. An International Journal for the Advancement of Psychological Theory, 11(4), 227-268.

doi:10.1207/S15327965PLI1104_01

Dweck, C. S. (2006). Mindset: The new psychology of success. New York, NY: Random House.

Edelstein, R. S., Yim. I. S., & Quas, J. A. (2010). Narcissism predicts heightened cortisol reactivity to a psychosocial stressor in men. Journal of research in personality, 4(5), 565–572. doi:10.1016/j.jrp.2010.06.008

Fredricks, J. A., Blumenfeld, P. C., & Paris, A. H. (2004). School engagement: Potential of the concept, state of the evidence. Review of Educational Research, 74(1), 59–109. doi:10.3102/0034654307400105

Grau, E., & Ortet, G. (1999). Personality traits and alcohol consumption in a sample of non-alcoholic women. Personality and Individual Differences, 27(6), 1057–1066. doi:10.1016/S0191-8869(99)00047-1

Henderlong, J., & Lepper, M. (2002). The effects of praise on children’s intrinsic motivation: A review and synthesis. Psychological Bulletin, 128(5), 774–795. doi:10.1037//0033-2909.128.5.774

(23)

Hulvershorn, L. A., Finn, P., Hummer, T. A., Leibenluft, E., Ball, B., Gichina, V., & Anand, A. (2013). Cortical activation deficits during facial emotion processing in youth at high risk for the development of substance use disorders. Drug and Alcohol Dependence, 131(3), 230–237. doi:10.1016/j.drugalcdep.2013.05.015

Juliano, L. M., & Griffiths, R. R. (2004). A critical review of caffeine withdrawal: Empirical validation of symptoms and signs, incidence, severity, and associated features

Psychopharmacology, 176(1), 1–29. doi:10.1007/s00213-004-2000-x Kamins, M. L., & Dweck, C. S. (1999). Person versus process praise and criticism:

Implications for contingent self-worth and coping. Developmental Psychology, 35(3), 835-847. doi:10.1037/0012-1649.35.3.835

Kohn, A. (2001). Five reasons to stop saying" good job". Young Children, 56(5), 24-30. Retrieved from: www.merrymontessori.com

Koob, G. F. (2006). The neurobiology of addiction: A neuroadaptational view relevant for diagnosis. Addiction,101(1), 23–30. doi:10.1111/j.1360-0443.2006.01586.x

Köpetz, C. E., Lejuez, C. W. Wiers, R. W., & Kruglanski, A. W. (2013). Motivation and self-regulation in addiction: A call for convergence. Perspectives on Psychological

Science, 8(1), 3–24. doi:10.1177/1745691612457575

Morf, C. C., & Rhodewalt, F. (2001). Unraveling the paradoxes of narcissism: A dynamic self-regulatory processing model. Psychological Inquiry, 12(4), 177-196.

doi:10.1207/S15327965PLI1204_1

Mueller, C. M., & Dweck, C. S. (1998). Praise for intelligence can undermine children’s motivation and performance. Journal of Personality and Social Psychology, 75(1), 33-52. doi:10.1037/0022-3514.75.1.33

(24)

Otway, L. J., & Vignoles, V. L. (2006). Narcissism and childhood recollections: A quantitative test of psychoanalytic predictions. Personal and Social Psychology Bulletin, 32(1), 104-116. doi:10.1177/0146167205279907

Peele, S. (1985). What I would most like to know: How can addiction occur with other than drug involvements? British Journal of Addiction, 80(1), 23–25. doi:10.1111/j.1360-0443.1985.tb05285.x

Pomerantz, E. M., & Kempner. S. G. (2013). Mothers’ daily person and process praise: implications for children's theory of intelligence and motivation. Developmental Psychology, 49(11), 2040–2046. doi:10.1037/a0031840

Redish, A. D., Jensen, S., & Johnson, A. (2008). A unified framework for addiction: Vulnerabilities in the decision process. Behavioral and Brain Sciences, 31(4), 415– 437. doi:10.1017/S0140525X0800472X

Ryan, R. M., & Deci, E. L. (2000). Self-Determination Theory and the facilitation of intrinsic motivation, social development, and well-being. American Psychologist, 55(1), 68–78. Retrieved from: http://psycnet.apa.org/journals/amp/55/1/68/

Sanders, M. R. (1999). Triple P-Positive Parenting Program: Towards an empirically validated multilevel parenting and family support strategy for the prevention of behavior and emotional problems in children. Clinical Child and Family Psychology Review 2(2), 71-90. doi:10.1023/A:1021843613840

Siegel, S., Baptista, M. A. S., Kim, J. A., McDonald, R. V., & Weise-Kelly, L. (2000). Pavlovian psychopharmacology: The associative basis of tolerance. Experimental and Clinical Psychopharmacology, 8(3), 276–293. Retrieved from:

http://psycnet.apa.org/journals/pha/8/3/276/

Siegel, S. (2005). Drug tolerance, drug addiction, and drug anticipation. Current Directions in Psychological Science, 14(6), 6296-300. doi:10.1111/j.0963-7214.2005.00384.

(25)

Skinner, B. F. (1977) Herrnstein and the evolution of behaviorism. American Psychologist, 32(12), 1006-1012.doi:10.1037/0003-066X.32.12.1006

Sluyter, F. (2009). Verslaving. Neuropraxis, 13(4), 88-93. doi:10.1007/BF03080158

Sugawara, S. K., Tanaka, S., Okazaki, S., Watanabe, K., & Sadato, N. (2012). Social rewards enhance offline improvements in motor skill. Plos one, 7(11), 1-6.

doi:10.1371/journal.pone.0048174

Suissa, J. (2013). Tiger mothers and praise junkies: Children, praise and the reactive attitudes. Journal of Philosophy of Educatio, 47(1), 1–19. doi:10.1111/1467-9752.12016

Van den Brink, W. (2005). Verslaving, een chronisch recidiverende hersenziekte. Verslaving, 1(2), 47-53. doi:10.1007/BF03075325

Van den Broeck, A., Vansteenkiste, M., De Witte, H., Lens, W., & Andriessen, M. (2009). De Zelf-Determinatie Theorie: Kwalitatief goed motiveren op de werkvloer .Gedrag en Organisatie, 22(4), 316–335. retrieved from:

http://sdtheory.s3.amazonaws.com/SDT/documents/2009_VandenBroeckVansteenkis e_GO.pdf

Warneken, F., & Tomasello, M. (2008). Extrinsic rewards undermine altruistic tendencies in 20-month-olds. Developmental Psychology, 44(6), 1785-1788. doi:10.1037/a0013860 Webster-Stratton, C. (1998). Preventing conduct problems in Head Start children:

Strengthening parenting competencies. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 66(5), 715-730. doi:10.1037/0022-006X.66.5.715

Zentall, S. R., & Morris, B. J. (2010). “Good job, you’re so smart”: The effects of

inconsistency of praise type on young children’s motivation. Journal of Experimental Child Psychology, 107(2), 155–163. doi:10.1016/j.jecp.2010.04.015

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Onderbouwing personele, materiële en overige kosten: op aanvraag beschikbaar Co-financierende partij: geen.. Programma

Door een gebrek aan mosselen van lengte 58-70 mm in de Eems-Dollard is de klasse 5 niet door het RIKZ aangeleverd, dit jaar konden mosselen van deze lengte wel in de

However, these studies did not explicitly link perceived police manners to public cooperation in the context of radicalization through the process-based policing model..

Omdat in het huidige onderzoek alleen de mate van ervaring met de Engelse taal en grammatica en woordenschat in het Engels en Nederlands wordt meegenomen, zijn de betreffende

SRS-694 no required domain knowledge and knowledge code that was not touched (coupling) SRS-768 no metrics showed high familiarity but it required a change in the data structure

As the small outer radii of the mirrors suppress the higher order modes by increasing the diffraction losses, also the TE 11 mode will experience diffraction losses and these losses

Divergent Quiescent Transition Systems (DQTSs) are labelled transition sys- tems that model quiescence, i.e., the absence of outputs or internal transitions, via a special

De effectiviteit van deze twee vormen van complimenten is onderzocht in schoolsituaties, waarbij gevonden werd dat gelabelde complimenten weinig worden gebruikt door de