• No results found

De effectiviteit van attention-bias modificatie training op inslaapduur, piekeren en insomnie klachten bij mensen met insomnie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De effectiviteit van attention-bias modificatie training op inslaapduur, piekeren en insomnie klachten bij mensen met insomnie"

Copied!
41
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

SEPTEMBER

2014

-

JULI

2015

R.S. Brendel

Universiteit van Amsterdam Studentennummer: 10188940

Begeleider: dhr. dr. J. (Jaap) Lancee Onderdeel: Masterthese

Aantal woorden: 7.319

Masterthesis

De effectiviteit van attention-bias modificatie

training op inslaapduur, piekeren en insomnie

(2)

R.S. Brendel Juli 2015

Voorwoord / Dankwoord

Voor het afronden van mijn master Klinische Psychologie aan de Universiteit van Amsterdam heb ik een onderzoek gedaan naar de effectiviteit van attention-bias modificatie training op inslaapduur, piekeren en insomnie klachten bij insomnie. Vorig jaar heb ik een literatuuronderzoek gedaan naar de rol van piekeren voor het slapen gaan bij insomnie. Dit jaar kreeg ik de mogelijk zelf verder onderzoek te doen. Voordat ik begon met het onderzoek had ik de keuze om een simpeler kort onderzoek te doen en mijn studie in een jaar af te ronden of een complexer eigen onderzoek te doen, waar wel tegenover stond ik daar het hele jaar over zou gaan doen. Ik heb gekozen voor het laatste. Ondanks dat ik langer over mijn studie doe, heb ik een heel mooi onderzoek kunnen doen, met een begeleider waar ik me erg prettig bij voel en met een medestudent waarmee ik in een jaar tijd onderzoek doen een erg goede band heb kunnen opbouwen. Ik ben erg trots op het eindresultaat en heb het onderzoek met veel plezier gedaan. Ik wil hiervoor graag mijn begeleider, Jaap Lancee, erg bedanken. Hij heeft mij twee jaar achter elkaar uitzonderlijk goed begeleid met het onderzoek, maar ook mijn studie de laatste twee studiejaren en het leven daarbuiten. Daarnaast wil ik Samya Yasiney ontzettend bedanken voor de prettige samenwerking. Samen hebben wij dit onderzoek kunnen maken tot wat het nu is en hebben altijd op elkaar kunnen rekenen. We hebben mooie en moeilijke tijden met elkaar meegemaakt met het gevolg dat je kan zeggen dat wij drieën een ontzettend goed team zijn geworden dit jaar. Ook wil ik de mensen van de afdeling ontwikkelingspsychologie, waaronder Elske Salemink en Marilisa Boffo, bedanken, die ons erg hebben geholpen bij het ontwikkelen van de attention-bias training en Bruno Boutin voor de technische ondersteuning. Ten slotte wil ik graag mijn ouders, zusjes en vriendin bedanken voor alle steun in een stressvolle en unieke tijd.

(3)

R.S. Brendel Juli 2015 Inhoud Samenvatting ... 4 1. Inleiding ... 5 1.1 Achtergrond ... 5 1.2 Hypothesen ... 8 2. Methode ... 9 2.1 Deelnemers ... 9 2.2 Materialen ... 11 2.3 Procedure ... 14 Trainingsplanning ... 15 Condities ... 16 2.4 Statistische Procedure ... 17 3. Resultaten ... 18 Manipulatiecheck ... 18 Toetsingsresultaten ... 22

Hypothese 1: Inslaapduur (SOL) ... 23

Hypothese 2: Insomnie klachten (ISI) ... 25

Hypothese 3: Piekeren voor het slapen (APSQ) ... 26

4. Discussie ... 27

Literatuur ... 32

Bijlage 1: Woorden ... 36

Bijlage 2: Tijdslijn ... 39

(4)

R.S. Brendel Juli 2015

Samenvatting

In dit dubbelblind onderzoek werd onderzocht of een attention-bias modificatie training (ABM-Training) voor insomnie effect heeft op insomnie klachten. ABM-training blijkt al effectief bij het behandelen van angststoornissen. Mensen met insomnie hebben vaak een attention-bias naar slaap gerelateerde stimuli. Dit blijkt een belangrijk aspect bij insomnie te zijn, maar hier wordt nog weinig aandacht aan geschonken. Aan dit onderzoek deden 137 deelnemers mee die voldoen aan de criteria Insomnia Stoornis volgens de DSM-5. Uit dit onderzoek bleek dat de ABM-training geen effect had op de attention-bias naar slaap gerelateerde stimuli. Tevens was de inslaapduur ook niet verminderd na de training. Afgevraagd kan worden of attention-bias wel goed te meten is en of er daadwerkelijk sprake is van attention-bias bij mensen met insomnie.

(5)

R.S. Brendel Juli 2015

1. Inleiding 1.1 Achtergrond

Insomnie is een veel voorkomende stoornis. Gekeken naar westerse landen hebben 30% tot 48% van de mensen last van insomnie symptomen en heeft 6% van de populatie de diagnose insomnie (Ohayon, 2002). Symptomen van de slaapstoornis insomnie zijn moeite met inslapen of doorslapen, ’s nachts vaak wakker worden, moeilijk weer in slaap komen en niet goed uitgerust zijn na slaap. De symptomen zorgen voor significant lijden of voor beperkingen in het functioneren. De slaapproblemen zijn tenminste drie maanden aanwezig (American Psychiatric Association, 2013). Tevens zijn er moeilijkheden met het functioneren overdag, terwijl er voldoende tijd en mogelijkheid is om te slapen (De Valck & Cluydts, 2013). Mensen met insomnie gaan soms doordat ze slaaptekort hebben zelf maatregelen nemen, zoals eerder naar bed gaan, waardoor ze de stoornis alleen maar erger maken. Omdat mensen door het slaaptekort minder goed functioneren overdag, kan insomnie leiden tot andere lichamelijke of psychische stoornissen (Taylor, Lichstein, & Durrence, 2003). Insomnie blijkt bijvoorbeeld een risicofactor te zijn voor nadelige gevolgen van depressie, zoals zelfmoordgedachten bij adolescenten met een depressie (Liu, 2004).

Het moeilijk in slaap vallen hangt samen met excessieve cognitieve activiteit tijdens het in slaap vallen (Harvey, 2002). Mensen piekeren bijvoorbeeld veel voor het slapen gaan. Wanneer mensen veel piekeren blijkt het dat het langer duurt voordat ze in slaap vallen en dat ze een slechtere slaapkwaliteit hebben (Zoccola, Dickerson & Lam, 2009). Wanneer het piekeren wordt behandeld in therapie, blijkt dat de slaapkwaliteit toeneemt en mensen sneller in slaap vallen (Sunnhed & Jansson-Fröjmark, 2014; Jansson-Fröjmark et al., 2012). Tevens noemt Harvey (2002) dat attention-bias naar slaap gerelateerde stimuli een belangrijk probleem is bij mensen met insomnie. Uit onderzoek blijkt dat mensen met insomnie tevens

(6)

R.S. Brendel Juli 2015

sneller veranderingen opmerken wanneer deze worden aangebracht aan slaap gerelateerde objecten dan wanneer deze worden aangebracht aan neutrale objecten (Jones, Macphee, Broomfield, Jones, & Epsie, 2005). Door deze attention-bias gaan mensen ook meer piekeren over hun slaap (Epsie, Broomfield, MacMahon, Macphee, & Taylor, 2006). Dit heeft direct gevolg op de aandacht richting slaap. Mensen richting hun aandacht vaak op het snel in slaap vallen en de gevolgen van slaaptekort wat weer leidt tot het minder snel in slaap vallen (Tang, Schmidt, & Harvey, 2007). Door de attention-bias te verminderen is het mogelijk dat het piekeren over slaap vermindert en de slaapkwaliteit verbetert.

Deze attention-bias biedt een mogelijkheid om cognitieve gedragstherapie voor insomnie te verbeteren. De huidige cognitieve gedragstherapie voor insomnie is effectief, maar dit kan nog beter (Epsie, Inglis, Tessier, & Harvey, 2001). In de huidige cognitieve gedragstherapie voor insomnie wordt nog geen aandacht geschonken aan de attention-bias terwijl uit onderzoek blijkt dat attention-bias modificatie training (ABM-training) bij verschillende stoornissen positief werkt (Linetzky, Pergamin-Hight, Pine, & Bar-Haim, 2014). Er zijn ook onderzoeken waaruit blijkt dat ABM-training geen effect heeft en de attention-bias in twijfel trekt. Uit een meta analyse van Cristea, Kok & Kuipers (2015) komt naar voren dat ABM-trainingen kleine effecten hebben en mogelijk geen significant klinisch relevante effect. Toch wijst onderzoek ook uit dat attention-bias modificatie training bijvoorbeeld goed werkt bij het behandelen van angststoornissen (Sawyer & Hofmann, 2012). Het blijkt dat mensen na het volgen van een ABM-training minder Post Traumatische Stress Stoornis symptomen vertonen ten opzichte van de placebo training (Kuckertz, et al., 2014). In deze studie daalden de deelnemers van een gemiddelde score van 63,08 naar 42,83 op de Post

Traumatic Stress Disorder Checklist (PCL). Ook blijkt dat het volgen van een attention-bias

(7)

R.S. Brendel Juli 2015

symptoomreductie ten opzichte van de placebo training. Na de ABM-training voldeden 50% van de deelnemers niet meer aan de diagnostische DSM-IV criteria voor een generaliseerde sociale fobie (Amir, et al., 2009). Attention-bias modificatie training lijkt dus effect te hebben. Aangezien de attention-bias ook bij mensen met insomnie aanwezig is, is het zeer interessant om te bekijken of attention-bias modificatie training ook bij insomnie leidt tot symptoomreductie.

Onderzoek naar ABM-training bij slaap is er in zo verre nog niet gedaan, echter in Australië bleek dit ook een interessant onderwerp. In Australië is recent onderzoek gedaan naar de invloed van attention-bias modificatie training voor insomnie op slaap en piekeren (Bedford, in press). In dit onderzoek werd gedurende vijf dagen een ABM-training gegeven aan mensen met insomnie. Ondanks dat de attention-bias niet significant was gedaald na de training bleek dat deelnemers die de ABM-training hadden gevolgd minder piekerden dan de deelnemers in de placebogroep. Ook werd de slaapkwaliteit door de deelnemers in de ABM-training conditie beter beoordeeld dan door de deelnemers in de placebogroep. Tevens vielen de deelnemers in de ABM-training conditie sneller in slaap dan de deelnemers in de placebo conditie. Hieruit kan worden geconcludeerd dat ABM-training voor insomnie wel degelijk zin heeft. Ons dubbelblind onderzoek is erop gericht het onderzoek van Bedford (in press) te repliceren en voegt er aan toe dat er meer deelnemers zullen worden geworven en de training langer zal duren om een groter effect te verkrijgen.

(8)

R.S. Brendel Juli 2015

1.2 Hypothesen

Hypothese 1: Attention-bias modificatie training leidt tot een vermindering van inslaapduur ten opzichte van de placebo training.

Hypothese 2: Attention-bias modificatie training leidt tot een vermindering van insomnie klachten ten opzichte van de placebo training.

Hypothese 3: Attention-bias modificatie training leidt tot minder piekeren voor het slapen ten opzichte van de placebo training.

(9)

R.S. Brendel Juli 2015

2. Methode 2.1 Deelnemers

Voor dit onderzoek werden deelnemers geworven via de website www.insomnie.nl (zie figuur 1). De deelnemers hadden een leeftijd van tenminste achttien jaar, een geldig e-mailadres en beschikking tot een computer met internet. Bij de deelnemers was geen sprake van slaapapneu, alcohol- of drugsmisbruik, een huidige depressieve episode, een psychose, schizofrenie en concrete suïcidale plannen. Tevens hadden de deelnemers in de afgelopen zes maanden geen psychotherapie gevolgd, werkten zij niet in wisseldiensten en was geen sprake van zwangerschap.

Voor het onderzoek waren 1.725 uitnodigingen verstuurd naar mensen die geïnteresseerd waren naar onderzoek tegen insomnie. Deze personen hadden eerder aangegeven op de website www.insomnie.nl geïnteresseerd te zijn deel te nemen aan eventueel onderzoek naar insomnie. 257 personen hadden gereageerd en zich aangemeld voor het onderzoek. Daarvan voldeden 157 personen aan de inclusie criteria . Na deze criteria zijn 137 deelnemers geïncludeerd in het onderzoek en mochten beginnen aan de training. Zevenendertig (27%) van de deelnemers waren mannen en 100 (73%) van de deelnemers waren vrouwen. De gemiddelde leeftijd was 47.72 (SD = 13.30; Range = 20 - 98). Van de deelnemers rapporteerden 36 deelnemers regelmatig voorgeschreven slaapmedicatie te gebruiken. 10 deelnemers rapporteerden gebruik te maken van andere psychische medicatie. 7 deelnemers schreven hun slaapproblemen toe aan een fysieke oorzaak. Van de 137 deelnemers hebben 17 deelnemers minder dan zes trainingen uitgevoerd. 67 deelnemers zaten in de experimentele conditie en 70 deelnemers zaten in de placebo conditie.

(10)

R.S. Brendel Juli 2015

(11)

R.S. Brendel Juli 2015

2.2 Materialen

Vragenlijsten Insomnie Severiteit

Om de ernst van slapeloosheid te meten werd gebruik gemaakt van de Insomnia

Severity Index (ISI; Bastien, Vallieres, & Morin, 2001). De ISI is een vragenlijst met 7 items.

De scores worden gegeven op een vijfpunts Likert schaal van ‘helemaal niet’ naar ‘extreem’. De scores hebben een bereik van 0 tot 28 punten. Een cutoff score van 10 of hoger blijkt het best te zijn om een optimale balans tussen sensitiviteit en specificiteit te bereiken (Morin, Belleville, Bélanger, & Ivers, 2011). Om deze reden mochten deelnemers alleen aan dit onderzoek meedoen wanneer zij een score hadden van 10 of hoger. De vragenlijst heeft een goede interne consistentie, namelijk Cronbach’s α: 0.76. Ook heeft de ISI een goede concurrent validiteit wanneer deze wordt vergeleken wordt met een slaapdagboek. In dit onderzoek had de vragenlijst APSQ een lage interne consistentie, namelijk een Cronbach’s α: 0.49.

Piekeren voor het slapen

Slaap gerelateerde zorgen en piekeren werden gemeten met de Anxiety and

Preoccupation about Sleep Questionnaire (APSQ; Tang & Harvey, 2004). De ASPQ bestaat

uit 10 items die gaan over zorgen over slaap, de gevolgen van slecht slapen en over de controle van slaap. Er wordt gescoord op een vijfpunts Likert schaal van 1 – 10 van ‘niet waar’ naar ‘helemaal waar’. De scores hebben een bereik van 10 – 50 punten. De schaal heeft een hoge interne consistentie, namelijk Cronbach’s α: 0.93. Tevens heeft de APSQ een goede convergent validiteit. De APSQ is significant gerelateerd met pre-slaap cognitieve arousal en

(12)

R.S. Brendel Juli 2015

slaap gerelateerde geloofsovertuigingen (Jansson-Fröjmark, Harvey, Lundh, & Linton, 2011). In dit onderzoek had de APSQ hoge interne consistentie, namelijk een Cronbach’s α: 0.84.

Inslaapduur

De inslaapduur werd gemeten door middel van het invullen van een online slaapdagboek. Het bijhouden van een slaapdagboek is gebruikelijk bij het behandelen van insomnie (Carney, et al., 2012). In het slaapdagboek hielden de deelnemers bij hoe laat zij naar bed waren gegaan, hoe laat zij hun ogen sloten om te gaan slapen en hoe lang het duurde voordat zij in slaap vielen (SOL).1

Training

De Attention-Bias Modificatie Training (ABM-Training).

De ABM-training voor insomnie ziet er als volgt uit. De training is gebaseerd op een dot-probe taak (zie figuur 2). Bij een dot-probe taak wordt eerst een zwart scherm getoond waar een kruis in het midden verschijnt. Hier wordt de focus als eerst opgelegd. Vervolgens wordt aan de linker- en rechterkant van het scherm een woord getoond. Vervolgens verdwijnen deze woorden en verschijnt voor 500 milliseconden een pijl op de plaats van één van de woorden. De deelnemer moet vervolgens zo snel mogelijk aangeven of de pijl naar boven of naar beneden wees. De deelnemers doet dit doormiddel van op “u” te drukken

1

Aanvulling slaapdagboek: Tevens hielden de deelnemers bij hoe vaak en hoe lang ze wakker waren tijdens de nacht (WASO). Er werd ingevuld hoe laat de deelnemer wakker werd en hoe laat de deelnemer uiteindelijk was opgestaan. Uit deze gegevens werd berekend hoe lang de deelnemers in totaal hadden geslapen die nacht (TST). Ter afsluiting werd gevraagd hoe de deelnemers de slaapkwaliteit van die nacht zouden beoordelen. De slaapefficiëntie werd berekend door het aantal uren slaap te delen door het aantal uren dat men in bed ligt, en deze vervolgens te vermenigvuldigen met 100.

(13)

R.S. Brendel Juli 2015

wanneer de pijl omhoog wijst en op “n” te drukken wanneer de pijl omlaag wijst. Als de aandacht meer naar slaap gerelateerde woorden uitgaat, zal de deelnemer de richting van de pijl sneller juist hebben aangegeven bij het slaap gerelateerde woord. Na de dot-probe taak volgt de training. Bij de training wordt aan een kant van het scherm een slaap gerelateerd woord aangeboden, aan de andere kant wordt een neutraal woord aangeboden. Vervolgens wordt een pijl op het neutrale woord weergeven. Hierdoor wordt de aandacht naar het neutrale woord verschoven. Dit wordt een aantal keren herhaald met verschillende woordparen. Het is de bedoeling dat wanneer dit meerdere keren herhaald wordt, de aandacht naar het slaap gerelateerde woord wordt gereduceerd. Bij de placebo training komt de pijl voor de helft van de woorden op de slaap gerelateerde woorden en voor de helft op de neutrale woorden. De training zelf duurt ongeveer 15 minuten. Voordat de deelnemers begonnen aan de training, kregen ze de eerst twee paar woorden om te oefenen.

(14)

R.S. Brendel Juli 2015

Woordkeuze

De ABM-training bestond uit drie woorden sets: set A, set B en de oefen set. Set A en set B bestonden beiden uit 24 woordparen. Set A en set B werden gerandomiseerd over de deelnemers en waren counterbalanced. De oefenset bestond uit twee woordparen. In totaal waren er dus 54 neutrale woorden en 54 slaap gerelateerde woorden (zie bijlage 1). De woordparen zijn gematched op het aantal keer dat een woord voorkomt in Nederlandse ondertitels. Hiervoor werd de zoekmachine van SUBTLEX-NL (http://crr.ugent.be/subtlex-nl) gebuikt. Uit onderzoek van SUBTLEX is gebleken dat woordfrequenties van Nederlandse ondertitels betere leestijden voorspellen dan frequenties gebaseerd op schriftelijke bronnen (Keuleers & Brysbaert, 2010). Daarnaast zijn de woorden gematched op het aantal klinkers en betekenis. Net als in het onderzoek van Bedford (in press) bestonden de woordensets uit een combinatie van slaap-, angst- en stresswoorden.

2.3 Procedure

De deelnemers die via www.insomnie.nl zijn geworven kregen een informatiebrochure via email toegestuurd en geacht eerst het informed consent te lezen en te accepteren. Vervolgens vulden de deelnemers via het online programma Qualtrics een aantal vragenlijsten als voormeting en screening in. De vragenlijst nam ongeveer 30 minuten in beslag. Wanneer aan de inclusiecriteria werd voldaan dienden de deelnemers minimaal zes dagen een slaapdagboek bij te houden. Deze kregen de deelnemers elke ochtend om 05:00 uur gemaild. Wanneer het slaapdagboek om 11:00 uur nog niet was ingevuld werd er een herinnering gestuurd. De deelnemers kregen de instructie het slaapdagboek elke dag in te vullen. Wanneer de deelnemers minimaal zes dagen een slaapdagboek hadden ingevuld werden de deelnemers via het online programma LOTUS, ontwikkeld door de Universiteit van Amsterdam, random

(15)

R.S. Brendel Juli 2015

toegewezen aan de experimentele conditie (ABM-training conditie) of de placebo conditie (placebo training conditie). Lotus biedt de mogelijkheid het onderzoek dubbelblind uit te voeren. De experimentele conditie kreeg de daadwerkelijke attention-bias modificatie training waar de pijl op het neutrale woord verscheen en de placebo conditie kreeg een placebo training waarbij de pijl voor de helft op de slaap gerelateerde woorden en voor de helft op de neutrale woorden verscheen. Na twee weken de training te hebben uitgevoerd volgde de nameting, een week later volgde de follow-up. Wanneer de deelnemers de follow-up hadden ingevuld kregen zij als beloning de mogelijkheid gratis een online behandeling voor chronische slapeloosheid te volgen en/of een zelfhulpboekje op papier te ontvangen (Lancee, van den Bout, van Straten, & Spoormaker, 2012).

Trainingsplanning

Het deelnemen aan het onderzoek nam in totaal vier weken in beslag (zie bijlage 2). Gedurende deze vier weken hielden de deelnemers elke dag een slaapdagboek bij. Naast het slaapdagboek moest ook elke dag de APSQ ingevuld worden. De eerste week bestond alleen uit het bijhouden van een slaapdagboek. In de tweede week begonnen de deelnemers aan de attention-bias training. De eerste training werd op maandag uitgevoerd. De deelnemers voerden een dot-probe taak uit als voormeting van de attention-bias. Vervolgens voerden de deelnemers de attention-bias modificatie training uit. De deelnemers deden de training vier keer per week tussen 18:00 uur en 23:00 uur. Op maandag-, dinsdag-, woensdag- en donderdagavond kregen de deelnemers om 19:00 uur een email met de link naar de trainingssoftware. Om 22:00 uur kregen de deelnemers een herinnering. De deelnemers die een training hadden gemist kregen op de dag dat zij deze konden inhalen ook een herinnering. De derde week bestond uit het bijhouden van een slaapdagboek en het uitvoeren van de

(16)

R.S. Brendel Juli 2015

attention-bias modificatie training. Na de laatste training volgde een nameting met een dot-probe taak en vragenlijsten. Na een week werd een follow-up meting gedaan om te kijken naar het effect van de training op langere termijn. Na de training werd aan alle deelnemers een gratis zelfhulp training voor slaap aangeboden (Lancee, van den Bout, van Straten & Spoormaker, 2012).

Het onderzoek is vanaf 2 maart tot en met 16 maart uitgevoerd. Elke maandag was er een mogelijkheid om te starten met het onderzoek. Wanneer een deelnemer door omstandigheden de training in de desbetreffende week niet kon afronden, waren er mogelijkheden om in de andere week in te stromen. Na het afronden van de training kregen de deelnemers een email met een uitleg en het doel van het onderzoek en de mogelijkheid te horen in welke conditie de deelnemers zaten. Wanneer een deelnemer behoefte had om alsnog de experimentele training uit te voeren, was dit mogelijk.

Condities

Experimentele conditie: Attention Bias Modificatie (ABM-Training).

In de experimentele groep kregen deelnemers de ABM-Training. Bij deze training verscheen de pijl 100% op de neutrale woorden zodat de aandacht van de slaap gerelateerde woorden werd afgetraind.

Placebo Conditie: Placebo Training

In de placebo conditie kregen de deelnemers een placebo training. Bij deze training verscheen de pijl voor 50% van de woorden op de neutrale woorden en voor 50% op de slaap gerelateerde woorden.

(17)

R.S. Brendel Juli 2015

2.4 Statistische Procedure

De statistische analyses zijn uitgevoerd op de twee datasets. Dataset A bevat alle deelnemers die geïncludeerd waren (n = 137). Dataset B bevat alle deelnemers die geïncludeerd waren, maar ook meer dan zes trainingen hadden uitgevoerd en de nameting hadden ingevuld (n = 114). Voor de resultaten van dataset A, zie bijlage 3.

Voor alle analyses is een significantieniveau van p < .05 aangehouden en werd tweezijdig getoetst.

Manipulatiecheck

Ten eerste werd gekeken of de attention-bias modificatie training daadwerkelijk zorgt voor een daling van de attention-bias naar slaap gerelateerde stimuli. Hiervoor werd een mixed design ANOVA uitgevoerd met conditie (experimentele conditie & placebo conditie) als onafhankelijke variabelen en attentionbias als afhankelijke variabele.

Hypothesen

Vervolgens werden de hypothesen werden getoetst door gebruik te maken van Mixed Design ANOVA’s met conditie (experimentele conditie & placebo conditie) als onafhankelijke variabelen en inslaapduur/insomnie klachten/piekeren als afhankelijke variabelen.

(18)

R.S. Brendel Juli 2015

3. Resultaten Manipulatiecheck

Om te controleren of de attention-bias naar slaap gerelateerde stimuli was verminderd na de training werd een mixed design ANOVA uitgevoerd.

Outliers

Om te controleren op outliers is gekeken naar de z-scores op de ISI en APSQ. Een

cut-off Z-score van 3.29 was aangehouden en er was geen sprake van outliers.

Randomisatie

Ten eerste werd gecontroleerd of de condities op de voormeting niet van elkaar verschilde betreft de attention-bias (zie figuur 3). Hiervoor werd een onafhankelijke t-toets gebruikt. Hieruit bleek dat de condities niet van elkaar verschilden op de voormeting, t(82) = 0.97, p = .34. Ook verschilden de uitkomsten van Set A en Set B niet van elkaar.

Om te controleren of de deelnemers in de beide condities op de voormeting gelijk scoorden op de ISI, APSQ en inslaapduur werd gebruik gemaakt van onafhankelijke t-toetsen. Er waren geen verschillen op de voormeting tussen de twee groepen voor inslaapduur, t(111) = 0.47, p = .64. Tevens waren er geen verschillen op de ISI, t(112) = 0.12, p = .90 en de APSQ, t(112) = 0.27, p = .79. Voor de gemiddelde inslaapduur, ISI- en APSQ scores en standaarddeviaties, zie tabel 1.

Drop-out

Om te controleren of er covariaten mee moesten worden genomen in de analyses zijn drop-out analyses uitgevoerd door middel van onafhankelijke t-toetsen. Hieruit kwam naar

(19)

R.S. Brendel Juli 2015

voren dat leeftijd, depressie, angst, piekeren voor het slapen gaan en insomnie klachten geen verband hadden met de uitval van deelnemers en de bijhorende resultaten. Uiteindelijk hadden 112 deelnemers alle acht trainingen uitgevoerd.

(20)

R.S. Brendel Juli 2015

Tabel 1.

Gemiddelden (M) scoren, standaarddeviaties (SD) op de voormeting van dataset B (n = 114).

ABM (n= 54) Placebo (n=60) Vergelijking

M SD M SD t p

Leeftijd 49.76 13.08 47.10 9.93 -1.23 .22

Vragenlijsten voormeting

ISI 14.63 2.90 14.70 3.12 0.12 .90

APSQ 35.67 7.12 36.02 6.72 0.27 .79

Baseline Slaapdagboek (Gemiddelde van de eerste week)

Inslaapduur (SOL) 40.51 33.34 43.74 38.45 0.47 .64

Figuur 3. Gemiddelde attention-bias in milliseconden op de voor- en nameting voor de

experimentele en placebo conditie. -­‐12   -­‐10   -­‐8   -­‐6   -­‐4   -­‐2   0   2   4   6   Voorme.ng   Name.ng   AI en Jo n-­‐ Bi as  in  m ill is ec on de n   Experimentele   Placebo  

(21)

R.S. Brendel Juli 2015

Manipulatiecheck

Uit de analyse bleek dat de manipulatie niet was geslaagd. Wanneer de attention-bias van de voormeting met de nameting werd vergeleken bleek er geen effect voor tijd, F(1, 82) = 0.04, p = .83, en bleek er geen interactie effect tussen tijd en conditie, F(1,82) = 0.01, p = .91. Ook bleek dat er op de voormeting geen attention-bias naar slaap gerelateerde stimuli aanwezig was.

Om te controleren of de deelnemers bewust waren dat de pijl in de experimentele conditie altijd op een neutraal woord verscheen werd aan het eind van het onderzoek aan de deelnemer gevraagd of er een relatie was tussen de woorden en de pijlen. 16,67% van de deelnemers dacht dat er een relatie was tussen de woorden en de pijlen, maar 0% van de deelnemers wist wat de daadwerkelijke relatie was.

(22)

R.S. Brendel Juli 2015

Toetsingsresultaten

In dit onderzoek is een 2x2 design gebruikt. Voor de analyses van de insomnie klachten (ISI) en het piekeren (APSQ) zijn twee condities (experimentele & placebo conditie) en zijn er drie meetmomenten (voormeting, nameting en follow-up). Voor het analyseren van de inslaaptijd (SOL) zijn er vier meetmomenten (weekgemiddelde inslaaptijd van week 1 tot

en met 4). Cohen’s d is berekend door middel van: 𝑑 =!"  !1!!2

𝑝𝑜𝑜𝑙𝑒𝑑 , 𝑆𝐷𝑝𝑜𝑜𝑙𝑒𝑑=  

!"!!!  !"!!

! .

Tabel 2.

Gemiddelden (M) scoren, standaarddeviaties (SD) en corresponderende Cohen’s d op de voormeting, nameting en follow-up van dataset B (n = 114).

* De data van de voormeting en de nameting zijn gebaseerd op n = 114. De data van de follow-up zijn gebaseerd op n = 110.

Voormeting Nameting Follow-up

M (SD) M SD d M SD d ISI Placebo (n = 62) 14.70 3.12 13.37 3.29 0.42 13.49 3.67 -0.03 ABM (n = 52) 14.63 2.90 12.96 3.43 0.53 12.67 3.49 0.08 APSQ Placebo (n = 62) 36.02 6.72 32.68 8.56 0.43 32.31 9.45 0.04 ABM (n = 52) 35.67 7.11 30.31 8.64 0.68 30.25 8.76 0.01

(23)

R.S. Brendel Juli 2015

Hypothese 1: Inslaapduur (SOL)

Om te kijken of de attention-bias modificatie training leidt tot een vermindering van inslaapduur ten opzichte van de placebo training werd een mixed design ANOVA met vier meetmomenten uitgevoerd. Voor de gemiddelde inslaapduur en standaarddeviaties zie tabel 3. en figuur 4. De Mauchly’s test indiceerde dat de assumptie van sfericiteit was geschonden (X2 (5) = 43.10 p < .001), daarom zijn de vrijheidsgraden gecorrigeerd door gebruik te maken van de Greenhouse-Geisser correctie (ε = .76). Uit de analyse bleek dat er gemiddeld geen verschil was in inslaaptijd tussen de vier meetmomenten, F(2.23, 306) = 1.71, p = .18. Er bleek wel een daling van inslaapduur in week 2 ten opzichte met week 1 voor de placebo conditie, Mean difference = 10.85, p < .001. Er bleek geen interactie effect tussen tijd en conditie, F(2.23, 306) = 2.71, p = .06. Tevens bleek er geen effect voor conditie, F(1, 102) = 0.08, p = .78.

(24)

R.S. Brendel Juli 2015

Tabel 3.

Gemiddelde (M) inslaapduur in minuten (SOL) en standaarddeviaties (SD) per conditie in week 1 t/m 4 (n = 104).

* Cohen’s d is berekend tussen week 1 en week 4.

Figuur 4. Gemiddelde inslaapduur in minuten per week voor de experimentele en placebo

conditie. 28   33   38   43   48   53  

Week  1   Week  2   Week  3   Week  4  

Inslaapduur  in   m inute n    (SO L)     ABM   Placebo  

Week 1 Week 2 Week 3 Week 4

M SD M SD M SD M SD d

Placebo (n = 57) 44.71 39.19 33.87 33.16 34.57 33.37 40.74 36.54 0.12

(25)

R.S. Brendel Juli 2015

Hypothese 2: Insomnie klachten (ISI)

Om te kijken of de attention-bias modificatie training leidt tot een vermindering van insomnie klachten ten opzichte van de placebo training werden twee mixed design ANOVA’s uitgevoerd. Voor de gemiddelde ISI score en standaarddeviaties zie tabel 2 en figuur 5. Uit de analyse bleek dat er een effect was voor tijd wanneer de nameting vergeleken werd met de voormeting, F(1, 112) = 25.67, p < .001. Beide condities scoorde op de nameting lager op de ISI dan op de voormeting. Er bleek geen interactie effect, F(1, 112) = 0.32, p = .57. Wanneer de scores van de follow-up met de scores van de nameting werden vergeleken, bleek er geen hoofdeffect, F(1, 108) = 0.01, p = .91, en geen interactie effect tussen tijd en conditie, F(1, 108) = 0.22, p = .64.

Figuur 5. Gemiddelde ISI score van de experimentele conditie en de placebo conditie.

10   11   12   13   14   15   16  

Voorme.ng   Name.ng   Follow-­‐up  

ISI   Sc or e   ABM   Placebo  

(26)

R.S. Brendel Juli 2015

Hypothese 3: Piekeren voor het slapen (APSQ)

Om te kijken of de attention-bias modificatie training leidt tot een vermindering in het piekeren voor het slapen gaan ten opzichte van de placebo training werden twee mixed design ANOVA’s uitgevoerd. Voor de gemiddelde APSQ score en standaarddeviaties zie tabel 2 en figuur 6. Uit de analyse bleek een hoofdeffect voor tijd, F(1, 112) = 34.20, p < .001 wanneer de nameting werd vergeleken met de voormeting. Beide condities scoorden lager op de APSQ op de nameting vergeleken met de voormeting. Er bleek geen interactie effect tussen tijd en conditie, F(1, 112) = 1.20, p = .28. Uit de tweede mixed design ANOVA kwam naar voren dat wanneer de follow-up met de nameting werd vergeleken er geen hoofdeffect was voor tijd, F(1, 108) = 2.22, p = .69, en geen interactie effect, F(1, 108) = 7.02, p = .47.

Figuur 6. Gemiddelde APSQ score van de experimentele conditie en de placebo conditie.

28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38  

Voorme.ng   Name.ng   Follow-­‐up  

AP SQ   Sc or e   ABM   Placebo  

(27)

R.S. Brendel Juli 2015

4. Discussie

In dit onderzoek werd een attention-bias modificatie training tegen insomnie getest. Tegen verwachting in was de attention-bias naar slaap gerelateerde stimuli na de training niet gedaald en de manipulatie dus niet geslaagd. Tevens was er op de voormeting en nameting voor beide condities geen attention-bias naar slaap gerelateerde stimuli aanwezig. Daarnaast was de inslaapduur ook niet verminderd na de training, hierdoor kon de eerste hypothese niet worden bevestigd. De insomnie klachten en het piekeren was na de training wel gedaald, maar doordat de manipulatie niet was geslaagd en de daling van het piekeren en insomnie klachten ook in de placebo groep werden waargenomen kunnen de tweede en derde hypothese ook niet worden bevestigd.

Uit meerdere onderzoeken blijkt dat attention-bias modificatie training leidt tot een vermindering van de attention-bias. Voor verschillinde stoornissen heeft dit minder klachten tot gevolg (Kuckertz, et al., 2014; Amir, et al., 2009). Aangezien de attention-bias in deze studie niet is verminderd is het ook niet duidelijk of attention-bias modificatie training ook effectief is voor insomnie. De resultaten sluiten aan bij de meta-analyse van Cristea, Kok & Kuipers (2015) waarin naar voren komt bij ABM-training niet altijd effect wordt gevonden. De gevonden resultaten komen deels overeen met eerder onderzoek uit Australië (Bedford, in press). Net zoals in het onderzoek van Bedford (in press) was de subjectieve inslaapduur niet gedaald na de training. In het onderzoek van Bedford (in press) bleek dat de attention-bias naar slaap gerelateerde stimuli na de training ook niet was gedaald en bleek dat mensen na de training minder piekerden voor het slapen. In dit huidige onderzoek waren hier geen veranderingen in. Wel kwam uit het onderzoek van Bedford (in press) naar voren dat mensen na de training vastgesteld door objectieve metingen sneller in slaap vielen. In dit onderzoek werd alleen gebruik gemaakt van subjectieve metingen van inslaapduur. Het is mogelijk dat

(28)

R.S. Brendel Juli 2015

wanneer dit ook objectief werd gemeten er wel effect werd gevonden. Desalniettemin zal deze kans klein zijn aangezien de attention-bias niet was gedaald.

Beperkingen

Er zijn een aantal kanttekeningen te plaatsen bij het onderzoek. Een kritiekpunt is dat de attention-bias naar slaap gerelateerde stimuli volgens de metingen bij de deelnemers niet aanwezig was. Dit kan mogelijk komen doordat de attention-bias niet goed is gemeten of dat de gebruikte woorden niet representatief waren voor slaap gerelateerde stimuli. De bevinding dat de attention-bias niet aanwezig was bij de deelnemers zorgt voor de vraag of er daadwerkelijk attention-bias aanwezig is bij mensen met insomnie. Daarbij is in het onderzoek van Bedford (in press) te zien dat de attention-bias voor zowel de placebo als de experimentele conditie per dag varieert. Dit trekt de manier van het meten van de attention-bias in twijfel. Verder onderzoek zou dit moeten uitwijzen.

Een mogelijke verklaring voor het niet dalen van de attention-bias is dat in dit onderzoek niet met de juiste woorden is getraind. Tussen de woorden die representatief waren voor slaap gerelateerde stimuli zaten ook een aantal stresswoorden, zoals conflict, radeloos, gespannen. Ondanks dat in het onderzoek van Bedford (in press) ook stresswoorden waren gebruikt is er in dit onderzoek geen effect gevonden. Tevens is het mogelijk dat attention-bias naar slaap gerelateerde stimuli beter wordt gemeten wanneer gebruik wordt gemaakt van plaatjes in plaats van woorden.

Ten tweede was er geen optimale controle over de omstandigheden waarin de training werd uitgevoerd. Het onderzoek is niet uitgevoerd in een laboratorium, waardoor optimale controle over de omstandigheden niet mogelijk was. Doordat gebruik werd gemaakt van een online training konden deelnemers zelf bepalen waar en op welk moment zij de training

(29)

R.S. Brendel Juli 2015

uitvoerden. Hierdoor is het mogelijk dat sommige trainingen zijn uitgevoerd op momenten of in omstandigheden waarin de concentratie van de deelnemer zou kunnen worden belemmerd. Dit kan een nadelig gevolg hebben voor de effectiviteit van de training. Desalniettemin is er duidelijk gemaakt de training ’s avonds uit te voeren en zijn deelnemers die te weinig trainingen in een week hadden uitgevoerd geëxcludeerd uit het onderzoek.

Een mogelijke verklaring voor het niet dalen van de inslaapduur is dat de attention-bias voor slaap gerelateerde stimuli niet was gedaald. Wanneer deze wel was gedaald zou hier een effect op kunnen worden gevonden. Er zou verder onderzoek naar de attention-bias modificatie training voor insomnie gedaan moeten worden om de training te optimaliseren voor het weg trainen van de attention-bias naar slaap gerelateerde stimuli.

Toekomstig onderzoek.

Aangetoond is dat attention-bias modificatie training voor verschillende stoornissen werkt (Amir, et al., 2009; Sawyer & Hofmann, 2012). In vervolg onderzoek zal de werking van de attention-bias modificatie training beter kunnen worden onderzocht. Het is mogelijk dat externe factoren veel invloed hebben op de effectiviteit van de training. Mogelijk is dat de training effectiever is wanneer iemand rustig in een kamer achter een passend beeldscherm zit vergeleken met iemand die de training op een kleine laptop in een druk huis uitvoert. Ook is het nog niet duidelijk op welk moment van de dag de training het meeste effect heeft. In dit onderzoek is gekozen voor het uitvoeren tussen het avondeten en het slapengaan. Het is mogelijk dat de training een uur voor het slapen gaan effectiever is dan net voor het slapen gaan. In toekomstig onderzoek zou dit verder kunnen worden uitgezocht door de groepen te verdelen is vaste tijdstippen dat de training wordt uitgevoerd. Ook zullen er strengere eisen gesteld moeten worden betreft in wat voor een omgeving de training dient te worden gedaan

(30)

R.S. Brendel Juli 2015

en onder welke omstandigheden. Deze suggesties komen overeen met die van Clarke, Notebaert & MacLeod (2014) die suggereren dat het belangrijk is verder onderzoek te doen naar de omstandigheden waarin de training wordt uitgevoerd, de motivatie van de deelnemer en de uitvoering van de dot-probe taak omdat bij veel attention-bias modificatie trainingen het niet slaagt de attention-bias te verminderen. Voor toekomstig onderzoek is aan te raden eerst een stapje terug te doen. Eerst zou er meer onderzoek gedaan moeten worden naar de aanwezigheid van attention-bias bij insomnie en hoe dit het best gemeten kan worden. Wanneer duidelijk is hoe attention-bias betrouwbaar is te meten kan verder onderzoek gedaan worden naar hoe dit te modificeren is. Daarbij is aan te raden eerst attention-bias bij insomnie verder te onderzoeken in een prove of principle studie, waarbij er in een lab onder gecontroleerde omstandigheden deelnemers intensief worden getraind en waar de attention-bias regelmatig wordt gemeten. Zo kan er eerst meer duidelijkheid worden geschept over de aanwezigheid en het meten van attention-bias bij insomnie, waarna meer kan worden gekeken naar het modificeren hiervan.

Conclusie

Concluderend komt uit dit onderzoek naar voren dat de attention-bias modificatie training niet heeft gewerkt. Mogelijk doordat de attention-bias voor slaap gerelateerde stimuli niet was gedaald is er geen vermindering van inslaap duur gevonden. Om hier wel effect op te kunnen vinden zou de training moeten worden aangepast door middel van bijvoorbeeld een andere woordkeuze of langer trainen. De uitkomsten van dit onderzoek wekken de vraag of attention-bias bij insomnie op deze manier wel goed gemeten wordt. Sterker nog, of er daadwerkelijk attention-bias aanwezig is bij mensen met insomnie. Verder onderzoek zou hier meer duidelijkheid over kunnen scheppen.

(31)

R.S. Brendel Juli 2015

Tijdens het onderzoek zijn er veel e-mails binnengekomen waarin mensen beschrijven hoe hun insomnie hun leven negatief beïnvloed en hoe erg de insomnie hun leven beperkt. Het is duidelijk dat het belangrijk is om verder onderzoek te doen naar insomnie, en ook verder onderzoek te doen naar de aanwezigheid van attention-bias bij insomnie. Wanneer hier verder onderzoek naar wordt gedaan is het mogelijk dat er meer duidelijkheid wordt geschept over attention-bias bij insomnie en het modificeren hiervan. Wanneer hier meer duidelijkheid over is zou er een attention-bias modificatie training kunnen worden ontwikkeld die de insomnie klachten zo kan verminderen dat onder andere al die mensen die hebben gemaild geholpen kunnen worden hun leven weer te op de rit te krijgen.

(32)

R.S. Brendel Juli 2015

Literatuur

American Psychiatric Association. (2013). Diagnostic and statistical manual of mental

disorders. (Vol. 5th ed.). Arlington, VA: American Psychiatric Publishing.

Amir, N., Taylor, C., Elias, J., Beard, C., Klumpp, H., Burns, M., et al. (2009). Attention training in individuals with generalized social phobia: a randomized controlled trial.

Journal of Consulting and Clinical Psychology , 5 (77), 961-973.

Bar-Haim, Y. (2010). Research review: attention bias modification (ABM): a novel treatment for anxiety disorders. Journal of Child Psychology and Psychiatry , 8 (51), 859-870. Bastien, C., Valliéres, A., & Morin, C. (2001). Validation of the insomnia severity index as an

outcome measure for insomnia research. Sleep medicine , 2 (4), 297-307.

Bedford, K. (in press). Attention bias modification for sleep disturbance: enchancing percieved sleep quality or enchancing genuine sleep quality?

Carney, C., Buysse, D., Ancoli-Israel, S., Edinger, J., Krystal, A., Lichstein, K., et al. (2012). The consensus sleep diary: standardizing prospective sleep self-monitoring. SLEEP ,

35 (2), 287-302.

Clarke, P., Notebaert, L., & MacLeod, C. (2014). Absence of evidence or evidence of absence: reflecting on therapeutic implementations of attentional bias modification.

BMC Psychiatry , 14 (8), doi:10.1186/1471-244X-14-8.

Cristea, I., Kok, R., & Cuijpers, P. (2015). Efficacy of cognitive bias modification interventions in anxiety and depression: meta-analysis. . The Britisch Journal of

Psychiatry , 7-16.

De Valck, E., & Cluydts, R. (2013). Indeling slaapstoornissen. In J. Verbraecken, B. Buyse, H. Hamburger, V. van Kasteel, & R. van Steenwijk, Leerboek Slaap &

(33)

R.S. Brendel Juli 2015

Epsie, A. C., Broomfield, N., MacMahon, K., Macphee, L. M., & Taylor, L. (2006). The attention-intention-effort pathway in the development of psychopsysiologic insomnia: A theoretical review. Sleep Medicine Reviews (10), 215-245.

Epsie, C., Inglis, S., Tessier, S., & Harvey, L. (2001). The clinical effectiveness of cognitive behaviour therapy for chronic insomnia: implementation and evaluation of a sleep clinic in general medical practice. Behaviour Research and Therapy , 39, 45-60. Field, A. (2013). Discovering statistics using IBM SPSS statistics. (Vol. 4). Los Angeles:

SAGE Publications ltd.

Hakamata, Y., Lissek, S., Bar-Haim, Y., Britton, J., Fox, N., Leibenluft, E., et al. (2010). Attention-bias modification treatment: a meta-analysis toward the establishment of novel treatment for anxiety. Biol Psychiatry , 68, 982-990.

Harvey, A. (2002). A cognitive model of insomnia. Behaviour Research and Therapy , 40, 869-893.

Jansson-Fröjmark, M., Harvey, A., Lundh, L.-G., & Linton, S. (2011). Psychometric properties of an insomnia-specific measure of worry: the anxiety and preoccupation about sleep questionaire. Cognitive Behaviour Therapy , 40 (1), 65-76.

Jansson-Fröjmark, M., Harvey, A., Norell-Clarke, A., & Linton, S. (2012). Associations between psychological factors and nighttime/daytime symptomatology in insomnia.

Cognitive Behaviour Therapy , 41 (4), 273-287.

Jansson-Fröjmark, M., Lind, M., & Sunnhed, R. (2012). Don’t worry, be constructive: A randomized controlled feasibility study comparing behaviour therapy singly and combined with constructive worry for insomnia. British Journal of Clinical

(34)

R.S. Brendel Juli 2015

Jones, B., Macphee, L., Broomfield, N., Jones, B., & Epsie, C. (2005). Sleep-related attentional bias in good, moderate, and poor (primary insomnia) Sleepers. Journal of

Abnormal Psychology , 2 (114), 249-258.

Keuleers, E., & Brysbaert, M. (2010). SUBTLEX-NL: A new measure for Dutch word frequency based on film subtitles. Behavior Research Methods , 42 (3), 643-650. Kuckertz, J., Amir, N., Boffa, J., Warren, C., Rindt, S., Norman, S., et al. (2014). The

effectiveness of an attention bias modification program as an adjunctive treatment for Post-Traumatic Stress Disorder. Behaviour Research and Therapy (63), 25-35.

Lancee, J., van den Bout, J., van Straten, A., & Spoormaker, V. (2012). Internet-delivered or mailed self-help treatment for insomnia? A randomized waiting-list controlled trial.

Behaviour research and therapy , 50 (1), 22-29.

Linetzky, M., Pergamin-Hight, L., Pine, D., & Bar-Haim, Y. (2014). Quantitative evaluation of the clinical efficacy of attention bias modification treatment for anxiety disorders.

Depression and anxiety , 1-9.

Liu, X. (2004). Sleep and adolescent suicidal behavior. SLEEP , 27 (7), 1351-1358.

Morin, C., Belleville, G., Bélanger, L., & Ivers, H. (2011). The insomnia severity index: psychometric indicators to detect insomnia cases and evaluate treatment respons.

SLEEP , 34 (5), 601-608.

Morin, C., Blais, F., & Savard, J. (2002). Are changes in beliefs and attitudes about sleep related to sleep improvements in the treatment of insomnia? Behaviour Research and

Therapy , 40, 741-752.

Ohayon, M. (2002). Epidemiology of insomnia: what we know and what we still need to learn. Sleep Medicine Reviews , 6 (2), 97-111.

(35)

R.S. Brendel Juli 2015

Sawyer, A., & Hofmann, S. (2012). Efficacy of attention bias modification using threat and appetitive stimuli: a meta-analytic review. Behavior Therapy (43), 724-740.

Sunnhed, R., & Jansson-Fröjmark, M. (2014). Are changes in worry associated with treatment response in cognitive behavioral therapy for insomnia? Cogntive Behaviour Therapy ,

43 (1), 1-11.

Tang, N., & Harvey, A. (2004). Correcting distorted perception of sleep in insomnia: a novel behavioural experiment? Behaviour Research and Therapy , 42, 27-39.

Tang, N., Schmidt, A., & Harvey, A. (2007). Sleeping with the enemy: clock monitoring in the maintenance of insomnia. Journal of behaior therapy and experimental psychiatry

, 1 (38), 40-55.

Taylor, D., Lichstein, K., & Durrence, H. (2003). Insomnia as a health risk factor.

Behavioural sleep medicine. , 1 (4), 227-247.

Zoccola, P., Dickerson, S., & Lam, S. (2009). Rumination predicts longer sleep onset latency after an acute psychosocial stressor. Psychosomatic Medicine , 71, 771-775.

(36)

R.S. Brendel Juli 2015

Bijlage 1: Woorden

Slaap gerelateerd Woord Frequentie Neutraal Woord

Set A 1. Sloom 0.91 Mails 2. Stress 13.86 Nut 3. Klok 23.90 Bril 4. Woelen 0.71 Vloeide 5. Boos 105.79 Noem 6. Moe 89.94 Reis 7. Bed 239.93 Stel 8. Wakker 201.37 Nummer 9. Conflict 4.96 Stopten 10. Alarm 34.78 Koffer 11. Slapen 209.22 Leren 12. Wegdromen 0.11 Zwemkleren 13. Slaapstoornis 0.14 Stempatroon 14. Slaperigheid 0.07 Slimmeriken 15. Lamlendig 1.23 Achterlicht 16. Inslapen 1.85 Postzegels 17. Radeloos 2.20 Reservoir 18. Wanhopig 17.86 Gezichten 19. Gedachten 75.76 Herinneren

(37)

R.S. Brendel Juli 2015 20. Ellendig 6.01 Degelijk 21. Slaapkamer 30.83 Badkamer 22. Gespannen 17.81 Zekerheid 23. Irrationeel 1.23 Getolereerd 24. Lijden 35.88 Broeder Set B 1. Traag 9.79 Spuit 2. Futloos 0.14 Lesgeld 3. Tijd 898.46 Gedaan 4. Lui 47.68 Vlak 5. Angst 69.34 Kalm 6. Ziek 129.20 Woord 7. Nacht 204.44 Plaats 8. Wekker 3.52 Stuiver 9. Paniek 39.86 Landen 10. Alert 6.01 Intact 11. Liggen 194.83 Mogen 12. Slapeloos 0.11 Schoolfoto 13. Slaapproblemen 0.53 Smakelijke 14. Slaappillen 3.06 Enveloppe 15. Vermoeidheid 1.23 Goudstukken 16. Verslapen 1.92 Rozijnen 17. Rusteloos 1.92 Symbolisch

(38)

R.S. Brendel Juli 2015 18. Rampzalig 2.22 Opheffen 19. Piekeren 3.25 Minimum 20. Hopeloos 11.85 Finale 21. Nachtmerries 13.01 Maatschappij 22. Uitgeput 13.01 Doorgeven 23. Geïrriteerd 2.56 Internet 24. Ongelukkig 18.20 Ondertussen Oefenset 1. Accent Vierkant 2. Stoep Lijn

(39)

R.S. Brendel Juli 2015

(40)

R.S. Brendel Juli 2015

Bijlage 3: Resultaten van de analyses op set A (n = 137).

Baseline

Er waren geen verschillen op de voormeting tussen de twee groepen voor inslaapduur,

t(133) = 0.01, p = .99. Tevens waren er geen verschillen op de ISI, t(135) = 0.66, p = .51 en

de APSQ, t(135) = 0.41, p = .69.

Hypothese 2: Insomnie klachten (ISI)

Om te kijken of de attention-bias modificatie training leidt tot een vermindering van insomnie klachten ten opzichte van de placebo training werden twee mixed design ANOVA’s uitgevoerd. Uit de analyse bleek dat er een effect was voor tijd wanneer de nameting vergeleken werd met de voormeting, F(1, 119) = 30.33, p < .001. Beide condities scoorde op de nameting lager op de ISI dan op de voormeting. Er bleek geen interactie effect, F(1, 119) = 0.25, p = .62. Wanneer de scores van de follow-up met de scores van de nameting werden vergeleken, bleek er geen hoofdeffect, F(1, 112) = 0.25, p = .62, en geen interactie effect tussen tijd en conditie, F(1, 112) = 0.45, p = .48 .

Hypothese 3: Piekeren voor het slapen (APSQ)

Om te kijken of de attention-bias modificatie training leidt tot een vermindering het piekeren voor het slapen gaan ten opzichte van de placebo training werden twee mixed design ANOVA’s uitgevoerd. Uit de analyse bleek dat een hoofdeffect voor tijd, F(1, 119) = 37.63, p < .001 wanneer de nameting werd vergeleken met de voormeting. Beide condities scoorden lager op de APSQ op de nameting vergeleken met de voormeting. Er bleek geen interactie effect tussen tijd en conditie, F(1, 119) = 0.79, p = .38. Uit de tweede mixed design ANOVA kwam naar voren dat wanneer de follow-up met de nameting werd vergeleken er geen

(41)

R.S. Brendel Juli 2015

hoofdeffect was voor tijd, F(1, 112) = 0.25, p = .62, en geen interactie effect, F(1, 112) = 0.15, p = .70.

Tabel 4.

Gemiddelde (M) scoren, standaarddeviaties (SD) en corresponderende Cohen’s d op de voormeting, nameting en follow-up van dataset A (n = 137).

* De data van de voormeting is gebaseerd op n = 137, de data van de nameting is gebaseerd op n = 121 en de data van de follow-up zijn gebaseerd op n = 116.

Voormeting Nameting Follow-up

M (SD) M SD d M SD d ISI Placebo 14.73 3.02 13.30 3.25 0.04 13.49 3.61 -0.05 ABM 14.39 3.00 12.82 3.42 0.49 12.62 3.90 0.05 APSQ Placebo 36.03 7.15 32.34 8.99 0.45 32.40 9.25 -0.01 ABM 35.52 7.40 30.68 8.46 -0.01 30.47 8.82 0.02

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

A scaling analysis shows that under EW, the evolution of the drop size distribution displays self-similar characteristics that significantly deviate from classical breath

Auditory and visual ERP correlates of gender agreement processing in Dutch and Italian Popov, Srdan.. IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version

To validate the functionality of the DCMEAs and the unidirectionality of the channels, we cultured cortical neurons in both chambers, and used visual inspection,

Spo0A regulates chromosome copy number during sporulation by directly binding to the origin of replication in Bacillus subtilis.. Development of Competence in the Bacillus subtilis

Regional upgrading processes (cf. Cooke &amp; Piccaluga, 2012) necessarily encompass a number of critical aspects far beyond this chapter’s limited scope, although knowledge

Voorbedachte raad is een bestanddeel bij verschillende misdrijven binnen het strafrecht. 3 Het is een strafverzwarend bestanddeel ten opzichte van doodslag en hetgeen

Then, we propose to automatically verify that these transformations are consistency preserving—thus indistinguishable from true bx—by defining trans- lations to graph rewrite rules

This study examines the relationship between the two concepts by taking a look at the construct of psychological well-being via the PERMA framework, which is defined