• No results found

Oogbewegingen : geheugenversterking door valentie of opvallendheid van woorden?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Oogbewegingen : geheugenversterking door valentie of opvallendheid van woorden?"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Oogbewegingen

Geheugenversterking door Valentie of Opvallendheid van Woorden?

Kelly Veerkamp

Bachelorthese Klinische Neuropsychologie Universiteit van Amsterdam

6046738

Onder begeleiding van Dr. R. H. Phaf & L. B. Mulder 25 juni 2016, Amsterdam

(2)

2 Inhoudsopgave Abstract p. 3 Inleiding p. 4 Methoden p. 12 Resultaten p. 16 Discussie p. 20 Literatuurlijst p. 23 Appendix p. 26

(3)

3

Abstract

In deze studie werd onderzocht of geheugenversterking na het maken van oogbewegingen af te leiden valt uit de valentie of opvallendheid van woorden. Door dit te onderzoeken, zou er een koppeling kunnen worden gemaakt tussen oogbewegingen bij eye movement

desensitization and reprocessing (EMDR) en saccade-induced retrieval enhancement (SIRE). De 47 deelnemers werden willekeurig ingedeeld in de oogbewegingenconditie of de

fixatieconditie. Na het bestuderen van een woordenlijst probeerden de deelnemers de woorden te onthouden tijdens het maken van oogbewegingen of het fixeren op een punt zodat zij vervolgens in een free recall geheugentaak zoveel woorden konden terughalen. De resultaten laten zien dat de oogbewegingenconditie meer negatieve woorden terughaalden dan de fixatieconditie. De bevindingen lijken aan te tonen dat valentie van woorden

(4)

4

Oogbewegingen: Geheugenversterking door Valentie of Opvallendheid van Woorden?

In Nederland is de kans dat men op enig moment in het leven een traumatische gebeurtenis meemaakt 80 procent (De Vries & Olff, 2009). Tien procent van de mensen die een dergelijke gebeurtenis meemaakt, houdt last van stressreacties. Wanneer het niet lukt de schokkende gebeurtenis adequaat te verwerken, ontwikkelt zich een posttraumatische

stressstoornis (PTSS), wat zich onder meer kenmerkt door depressie, slaapstoornissen en het verdringen of herbeleven van de traumatische gebeurtenissen (King et al., 2013). PTSS gaat meestal niet vanzelf over en kan, indien adequate behandeling uitblijft, een chronisch karakter krijgen. Het kan zich bijvoorbeeld uiten in een negatief zelfbeeld, interpersoonlijke problemen en angst voor intimiteit (De Jongh & Ten Broeke, 2001). Het is daarom van belang om

mensen met PTSS een effectieve behandeling aan te bieden om van deze klachten af te komen.

In de literatuur worden effectieve behandelingen voor PTSS omschreven zoals exposure, een onderdeel van cognitieve gedragstherapie (CGT) en eye movement

desensitization and reprocessing (EMDR; Taylor et al., 2003). Bij EMDR wordt de patiënt gevraagd te denken aan een voor hem of haar traumatisch beeld en zich daarbij te

concentreren op de ontstane negatieve cognities en emoties. Tijdens het terughalen van de herinnering wordt de patiënt bilateraal gestimuleerd, vaak door middel van horizontale oogbewegingen (Shapiro, 1996). Dit is het begin van de desensitization, het ongevoelig maken voor negatieve herinneringen. De patiënt wordt bewust afgeleid van de traumatische herinnering. Door dit te herhalen zal het traumatisch beeld in levendigheid en emotionaliteit afnemen. Hoewel de effectiviteit van EMDR door meerdere studies is ondersteund (Lee & Cuijpers, 2013), blijft er onduidelijkheid bestaan over het werkingsmechanisme van de oogbewegingen. Indien er meer bekend is over de werking van EMDR, kan een beter oordeel worden geveld over of EMDR al dan niet effectiever is dan andere therapievormen. Om een

(5)

5 duidelijk beeld te schetsen welke mogelijke theorieën al bestaan, worden de meest

ondersteunde theorieën over het werkingsmechanisme achter oogbewegingen besproken. Volgens Shapiro, de bedenker van EMDR, zouden de oogbewegingen in EMDR verantwoordelijk zijn voor het verbeteren en versnellen van de verwerking van informatie. Hierdoor bevordert EMDR de integratie van de traumatische herinneringen met adaptieve informatie. Exposure heeft dezelfde onderliggende werking, maar na behandeling met EMDR ervaren mensen de traumatische herinneringen veel minder levendig en minder emotioneel (Van den Hout & Engelhard, 2012). Shapiro (1996) verklaarde het werkingsmechanisme achter de oogbewegingen door te stellen dat deze een soortgelijke werking zouden hebben als de oogbewegingen tijdens de REM-slaap, dit zou wijzen op een neurobiologisch

werkingsmechanisme. Volgens Stickgold (2002) lijkt de werking van de oogbewegingen op de integratie van herinneringen in de cortex onder invloed van de hippocampus tijdens de REM-slaap. De integratie van herinneringen zou niet goed verlopen met als resultaat dat de herinneringen in het episodisch geheugen blijven en niet geïntegreerd worden in het

semantisch geheugen. De angsten die gekoppeld zijn aan de traumatische gebeurtenis zijn continu geactiveerd, omdat de hippocampus, een structuur die verantwoordelijk is voor geheugen (Squire, 1992), sterk verbonden is aan de amygdala, een structuur die

verantwoordelijk is voor emotie en angst (Adolphs, Tranel, Damasio, & Damasio, 1994). Tijdens de REM-slaap worden herinneringen geïntegreerd in semantische netwerken en verlaten het episodisch geheugen. Hierdoor zou de sterkte van de herinneringen verminderen. PTSS gaat vaak gepaard met een verstoord slaapritme en een verminderde REM-slaap. Door het gebrek van de REM-slaap is het wellicht niet mogelijk herinneringen op een adequate manier op te slaan. Wanneer deze REM-slaap toestand kunstmatig wordt opgeroepen door oogbewegingen, is het volgens Shapiro mogelijk om herinneringen toch adequaat te verwerken. Het klinkt aannemelijk dat de verwerking van gebeurtenissen tijdens de slaap

(6)

6 plaats vindt, maar of er net als in de REM-slaap bij EMDR eveneens sprake is van integratie in de cortex onder invloed van de hippocampus, is echter onvoldoende empirisch

ondersteund.

Naast de REM-slaap theorie wordt er door Christman en Propper (2001) een

interhemisferisch communicatiemodel aangedragen als belangrijk werkzaam mechanisme van EMDR. Dit model stelt dat de horizontale oogbewegingen neurologische veranderingen teweegbrengen in de vorm van een verhoogde interhemisferische communicatie. Er is in dit geval sprake van een verhoogde interactie tussen de linker en rechter hersenhelft. De verhoogde interactie zou geassocieerd zijn met een beter werkend episodisch geheugen. Patiënten met PTSS hebben een beperkt episodisch geheugen en zouden gebaat kunnen zijn bij een verhoogde interactie (Samara, Elzinga, & Nieuwenhuis, 2011). Bij het ophalen van informatie zou zowel de linker als de rechter prefrontale cortex worden geactiveerd (Propper & Christman, 2001). Echter, het maken van verticale of horizontale oogbewegingen tijdens EMDR brengt een gelijke afname in levendigheid en emotionaliteit van de herinnering teweeg wat het interhemisferisch communicatiemodel lijkt tegen te spreken (Gunter & Bodner, 2008). Het is namelijk niet aannemelijk dat verticale oogbewegingen communicatie tussen de

hemisferen zou veroorzaken.

Ook het werkgeheugenmodel veronderstelt dat de therapeutische werking van oogbewegingen niet door interhemisferische communicatie kan worden verklaard (Van den Hout & Engelhard, 2012). Volgens deze theorie zou het werkgeheugen een belangrijke rol vervullen binnen het werkingsmechanisme van de oogbewegingen. Als een herinnering is opgehaald, bevindt deze zich in het werkgeheugen. Indien er tegelijkertijd een tweede taak wordt uitgevoerd, bijvoorbeeld het maken van oogbewegingen, is er door de beperkte capaciteit van het werkgeheugen minder capaciteit beschikbaar voor de herinnering. De herinnering zal daarom minder sterk aanwezig zijn en de emotionaliteit en levendigheid van

(7)

7 de herinnering zullen afnemen (Gunter & Bodner, 2008). Er is veel ondersteuning voor het werkgeheugenmodel als werkingsmechanisme van oogbewegingen. Toch verklaart het werkgeheugenmodel de effectiviteit van EMDR niet helemaal. Een duale taak kan in plaats van visueel tevens auditief of tactiel zijn, bijvoorbeeld tapping, wat een zelfde soort effect teweeg brengt.

Waar het werkgeheugenmodel uitgaat van een algemeen verzwakkend effect op geheugen en emotie, stelt het oriëntatie-respons (OR) model dat bilaterale oogbewegingen negatief affect verzwakken en het geheugen voor negatieve herinneringen versterken. Deze laatste theorie die een verklaring voor het werkingsmechanisme achter oogbewegingen biedt, is in te delen in het OR model en het conditioneringsmodel van Dyck (Armstrong & Vaughan, 1996). Het OR model zou voor een desensitiserende werking van EMDR zorgen. De OR zoekt in de omgeving naar gevaar. Tijdens het denken aan het trauma en het zich bewust worden van het heden vindt er als oriëntatiereactie een de-activatie van het negatieve affect plaats, omdat er in de omgeving geen gevaar te zien is. Het conditioneringsmodel zegt

daarentegen dat de afleiding van angst het trauma zou doen verminderen. De handbewegingen die worden gemaakt, zouden zorgen voor afleiding van het angstpatroon. Hierdoor zou het trauma verminderen.

De tot nu toe onderzochte werkingsmechanismen bieden een inzicht in de werking van oogbewegingen, maar er blijkt nog geen eenduidigheid. Opvallend is dat er in

geheugenonderzoek een geheugenversterkend effect door oogbewegingen wordt beschreven, Saccade-Induced Retrieval Enhancement (SIRE; Lyle, Logan, & Roediger, 2008) genoemd. Deze opzet van bilaterale stimuli is exact dezelfde als in de eerder omschreven EMDR procedure. Echter, deze wordt niet in verband gebracht met EMDR (Matzke, Nieuwenhuis, Van Rijn, Slagter, Van der Molen, & Wagenmakers, 2015; Phaf, in voorbereiding). Daarnaast is SIRE met name gericht op neutrale stimuli en wordt het toegepast bij gezonde

(8)

8 proefpersonen wat duidt op een niet-klinisch belang. Als EMDR hetzelfde principe volgt, zou het wellicht ook toepasbaar zijn in laboratoriumonderzoek. Een verschil tussen een trauma patiënt en een gezonde proefpersoon is dat het geheugen van de trauma patiënt relatief zwaarder is belast (Van den Hout & Engelhard, 2012). Bij deze laatste groep zouden oogbewegingen voor een afzwakkend effect zorgen van de herinnering en bij gezonde

deelnemers in het lab is er geen afzwakking van herinneringen te zien. Dit zou kunnen komen doordat het materiaal voor de gezonde personen minder tot geen negatieve lading heeft.

Phaf (in voorbereiding) brengt voor het eerst EMDR en SIRE samen door negatieve (en neutrale en positieve) stimuli te gebruiken in zijn onderzoek. Op basis van onderzoek van Lyle et al. (2008) dat de relatie tussen geheugeneffecten van bilaterale stimuli en

handvoorkeur onderzocht, maakte Phaf gebruik van proefpersonen die zowel consistent links- als rechtshandig zijn en proefpersonen met een gemixte handvoorkeur. Lyle et al. (2008) vonden namelijk dat mensen die consistent rechtshandig zijn, bij het ophalen van affectief-neutrale woorden baat hadden bij bilaterale oogbewegingen. Echter, niet-consistent rechtshandigen hadden moeite met het ophalen van woorden. Later werd de

geheugenversterking gevonden voor een algemene consistente handvoorkeur dus tevens voor consistent linkshandigen (Lyle, Hanaver-Torrez, Hackländer, & Edlin, 2012). De

geheugenversterking verklaarden Lyle et al. (2012) daarom vanuit een verhoging van hemisferische interactie door het maken van bilaterale oogbewegingen. Phaf vroeg de deelnemers expliciet om de bestudeerde woorden op te halen gedurende het maken van de oogbewegingen, terwijl Lyle et al. (2008) en Matzke et al. (2015) dit achterwegen lieten. Dit is hetzelfde principe als bij EMDR waar de patiënten worden verzocht om de traumatische herinnering op te halen. De resultaten van Phafs onderzoek lieten zien dat de deelnemers met een niet-consistente handvoorkeur minder woorden ophaalden dan de deelnemers met een consistente handvoorkeur. Dit komt niet overeen met de hemisferische interactietheorie. Het

(9)

9 SIRE effect werd vooral gevonden voor de negatieve woorden bij deelnemers met een

consistente handvoorkeur. Dit strookt niet met de werkgeheugentheorie. Hier zou namelijk moeten gelden dat door de oogbewegingen het werkgeheugen wordt belast wat zou moeten leiden tot een verzwakte opslag. Het eerder genoemde OR model zou het gevonden

geheugeneffect van oogbewegingen wel kunnen verklaren. De verklaring die gegeven wordt, de regulatiehypothese, stelt dat het richten van de aandacht op de omgeving zorgt voor een versterking van het geheugen. Hierdoor zou de herinnering minder bedreigend worden maar wel sterker worden opgeslagen. Er werd alleen een verschil voor negatieve woorden op geheugenversterking gevonden. De positieve woorden leidden nauwelijks tot

geheugenversterking. Positieve woorden werden zelfs minder goed onthouden dan de neutrale woorden. Phaf wijdde dit resultaat daarom aan de valentie van de negatieve woorden. Dat Phaf een effect vond van negatieve woorden komt misschien niet alleen door het affectieve aspect van de woorden. Het verschil zou kunnen komen door de selectieve retrieval van ‘notable words’ (opvallendheid) uit de bestudeerde woordenlijst. Opvallendheid is een breed begrip en in Phafs onderzoek werd er gecorrigeerd voor opvallendheid van woorden door deze te corrigeren voor woordlengte en frequentie (Phaf, Van der Leij, Stienen, & Bierman, 2006), maar er is geen manipulatie gedaan van opvallendheid. Er blijven daarom veel factoren over die opvallendheid hebben kunnen beïnvloeden.

Wellicht is er een effectievere manier om de vraag of geheugenversterking werkelijk af te leiden valt uit valentie te beantwoorden. Het belang om dit te onderzoeken, is dat er tot dusver nog geen conclusies kunnen worden getrokken over hoe oogbewegingen bijdragen aan geheugenversterking. Dit onderzoek gaat daarom in op de vraag of de verbinding die gemaakt wordt tussen EMDR en de geheugenstudies, via de emotionele herinneringen, wel

gerechtvaardigd is. Er wordt onderzocht of geheugenversterking na oogbewegingen te verklaren is door de opvallendheid van stimuli of door de affectieve waarde ervan. Dit werd

(10)

10 gedaan met een geheugenexperiment naar voorbeeld van Phaf (in voorbereiding). Er worden geen positieve woorden gebruikt, omdat er bij positieve woorden weinig geheugenversterking werd gevonden (Phaf, in voorbereiding). De onafhankelijke variabele opvallendheid wordt aan het design toegevoegd. Het geheugenexperiment bestond uit een free recall taak waarbij er na afloop van het bestuderen van de woorden bilaterale oogbewegingen werden uitgevoerd. Een aanpassing in dit experiment was dat opvallendheid werd gemanipuleerd zodat de

woordenlijst bestond uit vier soorten woorden (neutraal-onopvallend, neutraal-opvallend, negatief-onopvallend, negatief-opvallend). Opvallendheid zal worden gemanipuleerd door zowel de grootte als de kleur van de woorden aan te passen.

De vraag of geheugenversterking specifiek is voor affectief materiaal of voor

opvallend materiaal zal in dit onderzoek worden onderzocht. De eerste hypothese die wordt getoetst, is dat de geheugenversterking voortkomt uit de affectieve waarde van woorden (zie Figuur 1). Onder de tweede hypothese wordt gesteld dat de geheugenversterking te verklaren is uit de opvallendheid van woorden. Een derde hypothese is dat geheugenversterking door de affectieve waarde en door de opvallendheid van woorden kan worden verklaard. Een laatste hypothese is dat de geheugenversterking niet door de affectieve waarde van de woorden en niet door de opvallendheid van woorden kan worden verklaard.

Als affectieve waarde de kritieke factor is, wordt verwacht dat negatieve woorden meer worden teruggehaald dan de neutrale woorden bij de oogbewegingenconditie ten opzichte van de fixatieconditie, waarbij verwacht wordt dat er steeds op het niveau van de neutrale woorden wordt teruggehaald. Dus evenveel teruggehaalde negatieve woorden als neutrale woorden. Als opvallendheid de kritieke factor is, wordt verwacht dat de opvallende woorden meer worden teruggehaald dan de onopvallende woorden in de

oogbewegingenconditie ten opzichte van de fixatieconditie, waarbij verwacht wordt dat er evenveel opvallende als onopvallende woorden worden teruggehaald. Als zowel de affectieve

(11)

11 waarde van de woorden als de opvallendheid van de woorden een factor zijn, wordt er

verwacht dat de negatief opvallende woorden het meest worden teruggehaald, gevolgd door de negatief onopvallende en neutraal opvallende woorden. De neutraal onopvallende woorden zullen het minst worden teruggehaald en zal gelijk moeten zijn aan de recall na fixatie. Ten slotte wordt er verwacht dat niet de affectieve waarde van woorden en niet de opvallendheid van woorden het aantal teruggehaalde woorden verklaren, maar dat een mogelijke andere factor de geheugenversterking zou kunnen verklaren. Door de gestelde hypothesen te onderzoeken, zou er een koppeling kunnen worden gemaakt tussen de oogbewegingen bij EMDR en SIRE.

Figuur 1. De verwachtingen betreffende het aantal teruggehaalde woorden per conditie ingedeeld per hypothese (1 tot en met 4).

1 2 3 4 A an tal t er u gge h aal d e w oor d en Oogbeweging vs. Fixatieconditie neutraal-onopvallend neutraal-opvallend negatief-onopvallend negatief-opvallend

(12)

12

Methode

Deelnemers

Aan dit onderzoek deden 47 deelnemers mee. Hiervan was 57% vrouwelijk (N = 27) en 43% mannelijk (N = 20). De leeftijd van de deelnemers varieerde van 19 tot 43 jaar (M = 22, SD = 4.17). De deelnemers werden geworven via lab.uva.nl. Als inclusiecriteria werd de leeftijdsgrens van minimaal 18 jaar en maximaal 45 jaar gesteld. Daarnaast moesten zij een consistente handvoorkeur hebben. Handvoorkeur werd gemeten met de Dutch handedness inventory (Van Strien & Bouma, 2012). Voor 10 activiteiten moest worden aangegeven welke handvoorkeur men had. Er waren voor ieder item drie opties: een sterke voorkeur voor de linkerhand (-1), beide handen (0) of een sterke voorkeur voor de rechterhand (1). Deelnemers met een score lager dan 9 of hoger dan -9 werden uitgesloten. De Nederlandse taal moest goed worden beheerst. Men mocht niet deelnemen wanneer er sprake was van een verleden met trauma waarvoor behandeling met EMDR heeft plaatsgevonden. Tot twee uur voor deelname mochten geen stimulerende middelen worden gebruikt. Indien bleek dat de deelnemer niet gemotiveerd was, werd de data niet meegenomen voor verdere analyses. Motivatie werd gecontroleerd met een 15% foutengrens van het totaal aantal gesorteerde woorden op negatief of neutraal. Ter afsluiting kreeg de deelnemer een proefpersoonpunt toegekend of tien euro als vergoeding.

Design

De geheugentaak had een 2 x 2 x 2 design (oogbeweging vs. fixatie, neutraal vs. negatief en opvallend vs. niet opvallend). Bilaterale oogbewegingen vs. fixatie diende als een tussen-deelnemers manipulatie. De onafhankelijke variabelen waren woordvalentie (negatief of neutraal) en opvallendheid. Deze zijn binnen-deelnemers variabelen. De afhankelijke variabele was het aantal teruggehaalde woorden.

(13)

13

Materialen

De geheugentaak bestond uit 104 Nederlandse woorden (zie Appendix) waarvan 52 neutrale woorden onderverdeeld in opvallend en onopvallend en 52 negatieve woorden onderverdeeld in opvallend en onopvallend. Er werd gematched op woordlengte en woordfrequentie. Met een perceptuele verduidelijkingstaak werd de emotionaliteit van de woorden bepaald (Phaf, Van der Leij, Stienen, & Bierman, 2006). Het aanbieden van de woorden werd random bepaald door de computer. De woordenlijst startte met vier woorden die niet werden gescoord om primacy effecten uit te sluiten. De woorden werden opvallend gemaakt door de woorden in een groter lettertype aan te bieden. De tekengrootte was 28 punten voor de onopvallende woorden en 34 punten voor de opvallende woorden. Tevens werden de woorden opvallend gemaakt door de woorden in een andere kleur aan te bieden. De tekstkleur was grijs voor de onopvallende woorden en rood voor de opvallende woorden. De woorden werden ieder 1 seconde getoond gevolgd door 1 seconde om een keuze te maken of het woord neutraal of negatief was. De interstimulus interval was 500 ms. Na het aanbieden van de woordenlijst volgde 1 minuut lang een terugteltaak om recency effecten uit te sluiten. In stappen van drie moesten de deelnemers terugtellen vanaf 301.

Voorafgaand aan het maken van de oogbewegingen werd een kin-steun geplaatst op 30 cm afstand van het beeldscherm. Deelnemers in de oogbewegingenconditie kregen voorafgaand aan de geheugentaak een zwart fixatie-teken aangeboden (+) op een witte achtergrond afwisselend aan de linkerzijde of de rechterzijde van het scherm, 600 keer in totaal, 300 keer aan iedere kant 30 ms per keer. Het fixatie-teken had een grootte van 32 punten en de afstand tussen de tekens was 30 cm. De fixatieconditie kreeg een kleur fixatie-teken in het midden van het scherm aangeboden. Het fixatie-fixatie-teken veranderde elke halve seconde van kleur (rood, groen en blauw). Iedere kleur werd 200 keer aangeboden.

(14)

14

Procedure

Alvorens het onderzoek werd de Dutch handedness inventory afgenomen om de handvoorkeur vast te stellen. Bij een handvoorkeur van -9 of lager of 9 of hoger mocht er worden deelgenomen aan het onderzoek. De deelnemer kreeg een brochure waarin

beschreven stond dat het onderzoek over de invloed van oogbewegingen op het onthouden van woorden zou gaan. Er werd vermeld dat het onderzoek ongeveer een half uur in beslag zou nemen. De deelnemer tekende hierna een informed consent. Vervolgens volgde er een korte mondelinge toelichting over de procedure tijdens het onderzoek waarna het onderzoek van start ging. De oneven deelnemers werden ingedeeld in de fixatieconditie en de even deelnemers in de oogbewegingenconditie.

Voorafgaand aan het aanbieden van de woorden werd kort toegelicht dat de deelnemer negatieve en neutrale woorden aangeboden zou krijgen op een scherm. De deelnemer moest deze goed bestuderen en onthouden, want het geheugen zou naderhand getest worden. Na het aanbieden van het woord moest de deelnemer aangeven of het woord negatief of neutraal was. Bij een negatief woord moest de linker shifttoets op het toetsenbord worden ingedrukt en bij een neutraal woord de rechter shifttoets. Na het bestuderen van de gehele woordenlijst volgde een terugteltaak waarin de deelnemer vanaf 301 moesten terugtellen met stappen van drie. Hierna vond de oogbewegingenmanipulatie of fixatie plaats, afhankelijk van conditie. Met een kin-steun werd de deelnemer op juiste afstand van het beeldscherm gepositioneerd.

Voorafgaand werd de deelnemer geïnstrueerd om zoveel mogelijk woorden op te halen tijdens het maken van oogbewegingen of tijdens het fixeren op een punt. Na de oogbewegingen of fixatie werd de deelnemer verzocht zoveel mogelijk herinnerde woorden van de woordenlijst binnen tien minuten in te typen op de computer.

Tijdens het onderzoek was de proefleider – een derdejaars klinische neuropsychologie student - bij de deelnemer in het lab aanwezig. De proefleider observeerde en noteerde

(15)

15 opvallendheden in een logboek. Bij het intypen van de woorden in de computer motiveerde de proefleider de deelnemer: ‘Het gaat goed, typ er zoveel mogelijk.’ Na de geheugentaak volgde een exit interview. Vragen waren wat de deelnemer van het onderzoek vond, hoe de

deelnemer de taak uitvoerde, of er bepaalde strategieën werden toegepast en wat de deelnemer dacht dat de oogbewegingen of de fixatie met hen deed.

Data-analyseplan

Een significant resultaat betekent niet per definitie dat er een effect is (Cumming, 2014; Phaf, in voorbereiding). Tevens garandeert een niet-significant resultaat niet dat er geen bijzonderheden gevonden zijn. Daarom zal er in de resultatensectie met name waarde worden gehecht aan de gevonden gemiddelden. Door te kijken naar de gemiddelden, kan een beeld worden geschetst of de data normaal verdeeld is. Daarbij kunnen er voorlopige conclusies worden getrokken of geheugenversterking te herleiden is uit valentie of opvallendheid van woorden. Eveneens zal er worden gekeken naar de effectgroottes om te bepalen hoe groot het gevonden verschil in gemiddelden is. Om de mate van nauwkeurigheid te waarborgen, wordt er gebruik gemaakt van betrouwbaarheidsintervallen. Bij de betrouwbaarheidsintervallen is er voor gekozen om te kijken naar het verschil tussen de gemiddelden en niet naar de

gemiddelden zelf. Om na te gaan hoeveel gewicht er kan worden gehecht aan de resultaten, is er voor gekozen om de resultaten nader te analyseren met een factorial mixed anova. De factoren die hierbij worden meegenomen zijn valentie en opvallendheid.

(16)

16

Resultaten

In totaal waren er 47 deelnemers, waarvan de gegevens van 39 deelnemers zijn meegenomen in de resultaten. In de oogbewegingenconditie (N = 19, M leeftijd = 22; 7 mannen) en de fixatieconditie (N = 20, M leeftijd = 20; 9 mannen). Er waren 6 deelnemers die boven de 15% foutengrens scoorden en werden uitgesloten. Daarnaast was er 1 deelnemer die de instructies niet correct opvolgde. Aan de hand van de Dutch handedness inventory werd vastgesteld dat 37 deelnemers een consistente handvoorkeur hadden (rechter score 10, N = 36; linker score -10, N = 1; 14 mannen), en 3 deelnemers een gemixde handvoorkeur (score tussen 9 en -9; 3 mannen). Hiervan had 1 deelnemer een handvoorkeur score van 8, deze persoon werd eveneens uitgesloten. Er zijn geen resultaten gevonden die buiten de marge van 3 standaarddeviaties van het gemiddelde vielen, waardoor er geen uitbijters werden

verwijderd. Er was bij geen deelnemers sprake van een verleden met een EMDR therapie. Er zijn twee standaardisatiecontroles uitgevoerd. Er werd een onafhankelijke t-test uitgevoerd om te controleren of de leeftijd gelijk verdeeld was over de condities en een

homogeniteitstoets (Chi-kwadraat) om te controleren of sekse gelijk verdeeld was over de condities binnen de groepen. Aan de assumpties van beide toetsen is voldaan. Er werd een niet significant effect gevonden van leeftijd, T(39) = 2.35, p = 0.13. Er is tussen de condities geen verschil in leeftijd. Het effect van sekse was voor beide groepen niet significant, χ² (1) = 0.27, p = 0.61. Er was geen verschil tussen het aantal mannen en vrouwen tussen de

verschillende condities.

Bij de free recall taak werden, buiten het precies noteren van het juiste woord, de enkelvoud en meervoud varianten en verbuigingen van werkwoorden van het betreffende woord goed gerekend. Het gemiddelde aantal teruggehaalde woorden is omgezet in proporties (zie Tabel 1).

(17)

17 Tabel 1

Gemiddelde Proportie Teruggehaalde woorden en Standaarddeviaties (tussen Haakjes) voor de Oogbewegingenconditie en de Fixatieconditie Oogbewegingen Fixatie Neg-Op 0.17 (0.09) 0.16 (0.1) Neg-On 0.17 (0.08) 0.12 (0.07) Neut-Op 0.1 (0.08) 0.12 (0.09) Neut-On 0.11 (0.1) 0.13 (0.06) Totaal Neg 0.17 (0.07) 0.14 (0.06) Totaal Neut 0.11 (0.07) 0.12 (0.07) Totaal Op 0.14 (0.06) 0.14 (0.07) Totaal On 0.14 (0.07) 0.12 (0.05) Totaal 0.55 (0.21) 0.52 (0.23)

Noot. Neg-Op = Negatief-Opvallend, Neg-On = Negatief-Onopvallend, Neut-Op = Neutraal-Opvallend, Neut-On = Neutraal-Onopvallend

Er is nauwelijks een verschil in de gemiddelde proportie teruggehaalde woorden tussen de oogbewegingenconditie (N = 19, M = 0.55, SD = 0.21) en de fixatieconditie (N = 20, M = 0.52, SD = 0.23). Wat betreft een algemeen SIRE effect maakt het niet uit voor de deelnemers of zij in de oogbewegingenconditie of in de fixatieconditie zaten. Echter, wanneer er wordt gekeken naar het type teruggehaalde woorden lijkt er wel een verschil zichtbaar. Zo blijkt valentie een belangrijke factor voor het aantal teruggehaalde woorden te zijn, met name binnen de oogbewegingenconditie. Er worden overeenkomstig met de valentiehypothese gemiddeld meer negatieve woorden (M = 0.17, SD = 0.07) dan neutrale woorden (M = 0.11, SD = 0.07) teruggehaald door de deelnemers in de oogbewegingenconditie ten opzichte van de deelnemers uit de fixatieconditie (M = 0.14, SD = 0.06; M = 0.12, SD = 0.07). Het verschil is vooral opvallend voor de negatief-onopvallende woorden. De deelnemers uit de

(18)

18

SD = 0.08) terug dan de deelnemers uit de fixatieconditie (M = 0.12, SD = 0.07). Dit is een groot verschil (Cohen’s d = 0.732, 95% CI [-0.006, 0.104]).

De opvallendheidshypothese is niet in overeenstemming met de gevonden resultaten. Er worden gemiddeld niet meer opvallende woorden (M = 0.14, SD = 0.06) dan onopvallende woorden (M = 0.14, SD = 0.07) teruggehaald door de deelnemers in de

oogbewegingenconditie ten opzichte van de deelnemers in de fixatieconditie (M = 0.14, SD = 0.07; M = 0.12, SD = 0.05). De gevonden gemiddelden lijken er op te duiden dat de

opvallendheid in mindere mate tot geen rol speelt bij het terughalen van de woorden voor de oogbewegingenconditie, maar het verschil tussen negatief-onopvallende woorden was erg groot.

Met name valentie is belangrijk voor de grote van de proportie correct teruggehaalde woorden. De geheugenversterking vindt vooral plaats voor negatieve woorden. Dit komt overeen met de gevonden resultaten van Phaf (in voorbereiding). De geheugenversterking is het grootst van de negatief-onopvallende woorden voor de oogbewegingenconditie.

Opvallend is echter, dat de prestatie op de negatief-opvallende woorden in de fixatieconditie hoger is dan voor de negatief-onopvallende woorden. In de oogbewegingenconditie lag dit verschil veel dichter bij elkaar.

Ter ondersteuning van de gevonden gemiddelden is een factorial mixed anova uitgevoerd op deze scores met één tussen-deelnemers variabele groep (experimenteel vs. controle) en twee binnen-deelnemers variabele behandeling (negatief vs. neutraal en opvallend vs. onopvallend). Aan de assumpties van sphericity werd voldaan. Er is een

significant hoofdeffect gevonden voor valentie, F(1, 37) = 9.95, p = 0.003. De deelnemers uit beide condities haalden meer negatieve woorden op dan neutrale woorden (zie Figuur 2). Er werd geen hoofdeffect gevonden van opvallendheid, F(1, 37) = 0.11, p = 0.74. Dit betekent dat het niet uit maakt voor de hoeveelheid teruggehaalde woorden of de woorden opvallend of

(19)

19 onopvallend zijn. Er werd eveneens geen hoofdeffect gevonden van conditie, F(1, 37) = 0.2, p = 0.65. Dit lijkt er op te duiden dat het niet uitmaakt of de deelnemers oogbewegingen maken of zich fixeren op een punt voor het aantal teruggehaalde woorden. Echter, verder geanalyseerd op type woorden is er wel een verschil. Valentie is duidelijk een belangrijke factor.

Figuur 2. De gevonden proporties correct onthouden woorden per conditie.

De hypothese dat valentie en opvallendheid het aantal teruggehaalde woorden zouden kunnen verklaren, lijkt niet in overeenstemming met de gevonden resultaten. Er werd geen interactie effect gevonden tussen valentie en opvallendheid, F(1, 37) = 1.35, p = 0.25. Dit laat zien dat opvallendheid geen invloed lijkt te hebben op de valentie van woorden en dat de valentie geen invloed heeft op de opvallendheid van woorden bij de oogbewegingenconditie en fixatieconditie. Oogbewegingen Fixatie P ro p o rt ie C o rrect O n th o u d en W o o rd en neutraal-onopvallend neutraal-opvallend negatief-onopvallend negatief-opvallend

(20)

20

Discussie

In deze studie werd onderzocht of de geheugenversterking die optreedt na het maken van oogbewegingen af te leiden valt uit de valentie of opvallendheid van woorden. Er werd een verschil gevonden voor valentie. De deelnemers in de oogbewegingenconditie haalden na het maken van oogbewegingen meer negatieve woorden terug dan neutrale woorden. Dit was deels het geval voor de deelnemers uit de fixatieconditie. Zij haalden eveneens negatieve woorden terug, maar niet meer negatief-onopvallende woorden. Dit sluit aan bij de verwachting die gebaseerd is op eerder onderzoek (Phaf, in voorbereiding) dat als de affectieve waarde de kritieke factor is, er verwacht wordt dat negatieve woorden meer teruggehaald worden dan de neutrale woorden door de deelnemers in de

oogbewegingenconditie ten opzichte van de fixatieconditie. De verklaring die gegeven wordt voor de geheugenversterking, de regulatiehypothese, stelt dat het richten van de aandacht op de omgeving zorgt voor een versterking. Hierdoor zou de herinnering minder bedreigend worden, maar wel sterker worden opgeslagen. Door het maken van oogbewegingen wordt een oriëntatie respons opgewekt die zorgt voor priming van negatieve stimuli en een verhoogde werkgeheugencapaciteit. In het geval van het onthouden van woorden zorgt dit voor een verhoogde geheugenprestatie op negatieve woorden en in het geval van emotionele herinneringen zorgt dit voor een verbeterde verwerking hiervan, met als gevolg een verminderde emotionaliteit. Het verschil tussen de oogbewegingenconditie en de

fixatieconditie voor de negatief-onopvallende woorden zou kunnen worden verklaard vanuit de top-down attentional control (Lyle & Edlin, 2015). Het maken van oogbewegingen versterkt de top-down attentional control waardoor er top-down aandacht een grotere rol speelt wanneer herinneringen moeilijker op te halen zijn. Dus in het geval van onopvallende woorden betekent dit dat deze moeilijker terug te halen zijn dan opvallende woorden. Het maken van de oogbewegingen zal een groter faciliterend effect hebben op het terughalen van

(21)

21 de onopvallende woorden. Op deze manier bereiken de negatief-onopvallende woorden het niveau van de negatief-opvallende woorden.

De verwachting dat geheugenversterking voortkomt uit de opvallendheid van woorden is niet aannemelijk. De resultaten laten zien dat het voor het terughalen van woorden niet lijkt uit te maken of een woord opvallend of onopvallend is. Ook de verwachting dat zowel

valentie als opvallendheid de geheugenversterking zouden verklaren, blijkt niet te kloppen. Valentie is overduidelijk in meerdere mate van belang voor het ophalen van woorden. Volgens de werkgeheugentheorie zouden de oogbewegingen het werkgeheugen dermate moeten belasten (Van den Hout & Engelhard, 2012) dat de aangeboden woorden minder goed verwerkt worden. Voor negatieve en opvallende woorden zou er een verminderde

geheugenprestatie zijn. Dit is niet in overeenstemming met de gevonden resultaten. Er wordt juist een geheugenversterkend effect gevonden van de negatieve woorden. Gegeven de verschillende hypothesen blijkt de OR theorie daarom het meest te worden ondersteund door de gevonden resultaten.

Alternatieve verklaringen voor de gevonden geheugenversterking door valentie zijn dat opvallendheid als variabele wellicht niet adequaat is gemanipuleerd. Uit het exit interview bleek dat de rode kleur van de opvallende woorden een negatieve associatie had. Echter, er werden ook neutraal-opvallende woorden in de rode kleur aangeboden. Dit verschil zie je alleen in fixatieconditie terug en niet in de oogbewegingenconditie. Een mogelijke oplossing om hiervoor te controleren zou zijn om de kleur van opvallende woorden te veranderen in bijvoorbeeld oranje. Daarnaast werd het fixatie-teken in de fixatieconditie naast groen en blauw in rood getoond. De rode kleur zou kunnen fungeren als cue voor de opvallende woorden. Hier kan voor worden gecontroleerd door de kleur van het fixatie-teken aan te passen.

(22)

22 Daarnaast werd er in het logboek gerapporteerd dat deelnemers in de

oogbewegingenconditie aangaven dat de oogbewegingen een afleidend effect hadden op het onthouden van de woorden. De oogbewegingen zouden echter een geheugenversterking teweeg moeten brengen. Er bleek echter nauwelijks een verschil in de gemiddelde proportie teruggehaalde woorden tussen de condities. Er werd in dit onderzoek voor gekozen om saccade oogbewegingen toe te passen. Echter, in de klinische praktijk wordt er met EMDR gebruik gemaakt van vloeiende oogbewegingen. De manier waarop de oogbewegingen moeten worden uitgevoerd, zou kunnen worden aangepast waardoor de oogbewegingen meer op die tijdens de procedure van EMDR lijken.

De effectiviteit van de EMDR behandeling kent nadelen. De behandeling is minder effectief wanneer niet consistent wordt omgegaan met het toepassen van de oogbewegingen (Wilson, Silver, Covi, & Foster, 1996). Ook heeft de behandeling cognitieve beperkingen (Van den Berg, Van der Vleugel & Staring, 2010). Een beperkte concentratie tijdens de EMDR behandeling kan leiden tot problemen in het opvolgen van de instructies. Het lukt de patiënten bijvoorbeeld niet om de hele tijd met hun ogen de vinger van de therapeut te volgen. Vanwege de tekortkomingen van EMDR is het van belang de effectiviteit van alternatieve behandelmethoden te onderzoeken. Nu blijkt dat SIRE hetzelfde onderliggende mechanisme kent als EMDR, bekeken vanuit de orienting reponse theorie, zou dit implicaties kunnen hebben voor EMDR. SIRE zou op deze manier een uitkomst kunnen bieden voor in de toekomst. Voorlopig kan worden geconcludeerd dat de valentie van woorden voor een geheugenversterking zorgen bij oogbewegingen.

(23)

23

Literatuurlijst

Adolphs, R., Tranel, D., Damasio, H., & Damasio, A. (1994). Impaired recognition of emotion in facial expressions following bilateral damage to the human amygdala. Nature, 372, 669-672.

Armstrong, M. S., & Vaughan, K. (1996). An orienting response model of eye movement desensitization. Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 27, 21-32. Christman, S. D., & Propper, R. E. (2001). Superior episodic memory is associated with

interhemispheric processing. Neuropsychology, 15, 607-616.

Cumming, G. (2014). The new statistics: Why and how. Psychological Science, 25, 7-29.

De Jongh, A., & Ten Broeke, E. (2001). EMDR bij de behandeling van PTSS na verkrachting. Directieve Therapy, 21, 107 -114.

De Vries, G. J., & Olff, M. (2009). The lifetime prevalence of traumatic events and

posttraumatic stress disorder in the Netherlands. Journal Trauma Stress, 22, 259-267. Gunter, R. W., & Bodner, G. E. (2008). How eye movements affect unpleasant memories:

Support for a working-memory account. Behaviour Research and Therapy, 46, 913-931.

King, A. P., Erickson, T. M., Giardino, N. D., Favorite, T., Rauch, S. A. M., Robinson, E., Kulkarni, M., & Liberzon, I. (2013). A pilot study of group mindfulness-based cognitive therapy (MBCT) for combat veterans with posttraumatic stress disorder (PTSD). Depression and Anxiety, 30, 638-645.

Lee, C. W., & Cuijpers, P. (2013). A meta-analysis of the contribution of eye movements in processing emotional memories. Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 44, 231-239.

(24)

24 individuals who are strongly right-handed and harm it for individuals who are not. Psychonomic Bulletin & Review, 15, 515-520.

Lyle, K. B., Hanaver-Torrez, S. D., Hackländer, R. P., & Edlin, J. M. (2012). Consistency of handedness, regardless of direction, predicts baseline memory accuracy and potential for memory enhancement. Journal of Experimental Psychology: Learning, Memory, and Cognition, 38, 187-193.

Lyle, K. B., & Edlin, J. M. (2015). Why does saccade execution increase episodic memory retrieval? A test of the top-down attentional control hypothesis. Memory, 23, 187-202. Matzke, D., Nieuwenhuis, S., Van Rijn, H., Slagter, H.A., Van der Molen, M.W., &

Wagenmakers, E.J. (2015). The effect of horizontal eye movements on free recall: A preregistered adversarial collaboration. Journal of Experimental Psychology, 144, 1-15.

Nieuwenhuis, S., Elzinga, B. M., Ras, P. H., Berends, F., Duijs, P., Samara, Z., & Slagter, H. A. (2013). Bilateral saccadic eye movements and tactile stimulation, but not auditory stimulation, enhance memory retrieval. Brain and Cognition, 81, 52-56.

Phaf, R. H. (in voorbereiding). Replication requires psychological rather than statistical hypotheses: An example of eye movements enhancing word recollection.

Phaf, R. H., van der Leij, A. R., Stienen, B. M. C., & Bierman, D. (2006). Positieve, neutrale en negatieve woorden bij minimale aanbieding: Een ordening door perceptuele

clarificatie. Amsterdam: Technical Report, Universiteit van Amsterdam.

Samara, Z., Elzinga, B. M., Slagter, H. A., & Nieuwenhuis, S. (2011). Do horizontal saccadic eye movements increase interhemispheric coherence? Investigation of a hypothesized neural mechanism underlying EMDR. Front Psychiatry, 2, 1-9.

(25)

25 controlled PTSD research. Journal of Behavior Therapy and Experimental Psychiatry, 27, 209-218.

Squire, L. R. (1992). Memory and the hippocampus: A synthesis from findings with rats, monkeys, and humans. Psychological Review, 99, 195-231.

Stickgold, R. (2002). EMDR: A putative neurobiological mechanism of action. Journal of Clinical Psychology, 58, 61-75.

Taylor, S., Thordarson, D. S., Maxfield, L., Fedoroff, I. C., Lovell, K., & Ogrodniczuk, J. (2003). Comparative efficacy, speed, and adverse effects of three PTSD treatments: exposure therapy, EMDR, and relaxation training. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 71, 330-338.

Van den Berg, D. P. G., Van der Vleugel, B. M., & Staring, A. B. P. (2010). Trauma, psychose, PTSS en de toepassing van EMDR. Directieve therapie, 30, 303-328. Van den Hout, M. A., & Engelhard, I. M. (2012). How does EMDR work? Journal of

Experimental Psychopathology, 3, 724-738.

Van Strien, J. W., & Bouma, A. (2012). Vragenlijst voor handvoorkeur. In A. Bouma, J. Mulder, J. Lindeboom, & B. Schmand (Eds.), Handboek neuropsychologische diagnostiek (pp. 447-462). Amsterdam: Pearson.

Wilson, D. L., Silver, S. M., Covi, W. G., & Foster, S. (1996). Eye movement desensitization and reprocessing: Effectiveness and autonomic correlates. Journal of Behaviour Therapy and Experimental Psychiatry 27, 219-229.

(26)

26

Appendix

Woordenlijst negatieve en neutrale woorden1 Negatieve woorden

Negatief opvallend:

Prop. valentie Woordfrequentie per miljoen woorden

rampzalig 1 2.2218 aangevallen 1 28.2876 gijzelaar 0.94 6.8832 bliksem 0.83 10.6336 verslaafde 0.94 4.2306 doodstraf 0.9 10.1533 wanhopig 0.82 17.85 vijandig 0.94 4.9395 machteloos 0.82 5.0767 arrogant 0.82 7.5693 bekeuring 0.94 2.1725 onredelijk 0.88 3.6589 vreselijk 0.88 112.35 bomaanslag 0.88 2.1496 gewelddadig 0.89 0.8918 bedriegen 0.88 9,8332 verkrachten 0.89 7.2491 pervers 0.82 4.6422 jaloezie 0.82 6.06 stress 0.88 13.8579 maniak 0.86 6.8832 sadist 0.86 1.3949 vals 0.82 26.5954 tegenslag 0.83 3.8418 boeven 0.8 7.4549 ziekte 0.85 37.1375 Gemiddelde woordfrequentie: 13.23 Negatief onopvallend: huichelaar 0.9 0.7546 onderwereld 0.8 4.8251 armoede 0.81 5.3511 afgetakeld 0.93 0.3202 afslachten 0.93 2.2411 vijand 0.94 60.6914 wraakzucht 0.84 0.5488 dreigend 0.85 1.6465 overspel 0.87 3.6817 1 Via Subtlex

(27)

27 slachting 0.88 3.1329 hebzucht 0.86 6.06 argwaan 0.93 2.9957 leukemie 0.88 2.3079 satan 0.86 8.8041 droevig 0.83 7.9352 gestoord 0.88 53.7624 onbeschoft 0.84 4.4592 begrafenis 0.88 35.1937 verwonden 0.86 5.5569 hersendood 0.88 0.9147 zelfmoord 0.86 61.5508 grieperig 0.86 0.2058 ruzie 0.88 64.1902 noodlot 0.87 5.534 macaber 0.88 0.3202 snijwond 0.8 0.1601 Gemiddelde woordfrequentie: 13.20 Neutrale woorden Neutraal opvallend: termijn 0.86 6.2887 venster 0.86 3.541 landbouw 0.8 1.9666 stoep 1 7.6836 blikje 0.93 3.7046 trekken 0.93 82.05 magazijn 0.78 7.272 klaarmaken 0.7 13.0804 symposium 0.87 0.526 provincie 1 4.3449 geografisch 0.8 0.2287 kengetal 0.87 0.343 automatisch 0.77 7.3177 document 0.86 7.6836 toetsenbord 0.75 1.0977 dubbel 0.88 17.0823 locomotief 0.72 1.7608 postkantoor 0.89 5.1681 theorie 0.87 25.7264 bukken 0.84 10.725 sleutel 0.72 80.7088 zakenman 0.86 11.7312 mechanisme 0.76 2.3554 antraciet 0.8 0.1143 handschoen 0.77 12.0285 horloge 0.8 28.1733 Gemiddelde woordfrequentie: 13.18

(28)

28 Neutraal onopvallend: fluitje 0.93 3.7503 telefoon 0.88 159.9195 aankleden 0.75 9.3301 vulpen 0.88 0.5488 centimeter 0.76 13.5378 handtas 0.85 4.32 regering 0.72 56.5725 vertalen 0.7 5.3968 vestiging 0.86 0.4574 parlement 0.87 4.7794 fluisteren 0.76 4.4364 winkelier 0.82 0.3659 gloeilamp 0.78 0.5946 organisatie 0.78 19.1404 tandarts 0.76 14.4982 metselaar 0.81 0.6403 kenteken 0.88 6.929 potlood 0.86 5.4426 aanmaken 0.71 0.7546 schroef 0.92 1.9666 echter 0.88 18.1342 stoelpoot 0.84 0.0457 stukadoor 0.81 0.1143 structuur 0.77 5.5798 ambtenaar 0.78 3.7732 fornuis 0.84 2.9957 Gemiddelde woordfrequentie: 13.31

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op de website van OPTA vindt u een handreiking voor het naleven van deze verplichtingen: http://www.opta.nl/nl/actueel/alle-publicaties/publicatie/?id=2967 OPTA heeft

Dat betekent dat veel mensen in Nederland een ‘liberaal hart’ hebben, maar zich niet officieel aan de VVD verbinden.. De commissie ‘Toekomst van de VVD-structuur’ kijkt hoe

interrelated and interacting, abilities or competencies. one such ability relates to the sociolinguistic dimension of language use. The purpose of this study was to

familiefilm tekenfilm spannende film natuurfilm soort film groep 6 groep 7 groep 8. Welke film werd in 2 groepen even

Deze factoren kunnen uitgesplitst worden naar het niveau van de socio-culturele context (o.a. verschil tussen organisaties binnen een keten, en culturele aspecten),

A detailed biochemical characterization and product profile analysis was presented, showing that these amino acid residues in the active site were crucial to the enzyme

Wanneer het proces normaal functioneert ("under control") dan zullen de metingen onderhevig zijn aan kleine fluctuaties door toevallige fouten, maar zullen geen

teenkanting uitgelok. ·n .Algemene gevoel dat politiek, kerkisme e_n nepotisme te •n groat rol speel, het bestaan en die georganiseerde professie het al sterker