• No results found

De invloed van de etnische waarden van een accountant op de acceptatie van earnings management : relativisme, idealisme, onafhankelijkheid, integriteit en sociale verantwoordelijkheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van de etnische waarden van een accountant op de acceptatie van earnings management : relativisme, idealisme, onafhankelijkheid, integriteit en sociale verantwoordelijkheid"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

DE INVLOED VAN DE

ETHISCHE WAARDEN

VAN EEN ACCOUNTANT

OP DE ACCEPTATIE VAN

EARNINGS

MANAGEMENT

Relativisme, idealisme, onafhankelijkheid, integriteit en sociale verantwoordelijkheid

Universiteit van

Amsterdam

Bachelorscriptie

Accountancy &

Control

Milou van Wieringen

10550453

Definitieve versie: 29 juni 2016

J. J. Schipper RA

Meer acceptatie earnings management

Minder acceptatie earnings management

(2)

1 | P a g i n a

Verklaring eigen werk

Hierbij verklaar ik, Milou van Wieringen, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan.

Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan die welke in de tekst en in de referenties worden genoemd.

De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud.

(3)

2 | P a g i n a

Abstract

Deze scriptie is geschreven met het doel om een mogelijke oplossing te vinden voor de verminderde kwaliteit van de jaarverslagen. Een factor die zorgt voor deze verminderde kwaliteit is earnings management. Uit onderzoeken is gebleken dat de omgeving van een accountant, waaronder de ethische waarden, ook effect heeft op de kwaliteit van

jaarverslagen. Daarom is in deze scriptie, door middel van een literatuuronderzoek, antwoord gegeven op de vraag in hoeverre de ethische waarden van een accountant invloed hebben op de acceptatie van earnings management. De ethische waarden waar onderzoek naar is gedaan, zijn: relativisme, idealisme, onafhankelijkheid, integriteit en sociale verantwoordelijkheid.

Aan de hand van het literatuuronderzoek kan geconcludeerd worden dat idealisme, onafhankelijkheid, integriteit en sociale verantwoordelijkheid ervoor zorgen dat earnings management pogingen strenger beoordeeld worden. Accountants met deze ethische waarden accepteren earnings management relatief minder vaak. Met deze bevindingen kan de kwaliteit van de jaarverslagen worden verbeterd.

(4)

3 | P a g i n a

Inhoudsopgave

Verklaring eigen werk ... 1

Abstract ... 2

1 Inleiding ... 5

2 Earnings management ... 7

3.1 Keuze ethische waarden ... 8

3.2.1 Heeft de mate van relativisme van een accountant invloed op de acceptatie van earnings management? ... 9

3.2.1.A Begrip ... 9

3.2.1.B Methodologie ... 9

3.2.1.C Analyse ... 10

3.2.1.D Conclusie ... 12

3.2.2 Heeft de mate van idealisme van een accountant invloed op de acceptatie van earnings management? ... 12

3.2.2.A Begrip ... 12

3.2.2.B Methodologie ... 13

3.2.2.C Analyse ... 13

3.2.2.D Conclusie ... 15

3.2.3 Heeft de mate van onafhankelijkheid van een accountant invloed op de acceptatie van earnings management? ... 15

3.2.3.A Begrip ... 15

3.2.3.B Methodologie ... 16

3.2.3.C Analyse ... 16

3.2.3.D Conclusie ... 18

3.2.4 Heeft de mate van integriteit van een accountant invloed op de acceptatie van earnings management? ... 18

3.2.4.A Begrip ... 18

3.2.4.B Methodologie ... 19

3.2.4.C Analyse ... 20

3.2.4.D Conclusie ... 22

3.2.5 Heeft de mate van sociale verantwoordelijkheid van een accountant invloed op de acceptatie van earnings management? ... 23

3.2.5.A Begrip ... 23

3.2.5.B Methodologie ... 23

(5)

4 | P a g i n a

3.2.5.D Conclusie ... 26

3.3 Conclusie ethische waarden ... 26

Tabel 1: Samenvatting van het effect van de ethische waarden op de acceptatie van earnings management. ... 28

Figuur 1 Weegschaal conclusie... 28

4 Conclusie en discussie ... 29

(6)

5 | P a g i n a

1 Inleiding

Het vertrouwen dat de samenleving in het accountantsberoep behoort te hebben, is de laatste jaren flink beschadigd (Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, 2014, p. 7). Volgens de NBA (2014, p. 7) moet de vereiste kwaliteit van de jaarverslagen altijd het hoofddoel zijn. De NBA meldt dat winstmaximalisatie zodoende is ondergeschikt aan de correcte weergave van de financiële gegevens.

De gebruikers van het financieel jaarverslag krijgen inzicht in de financiële prestaties door naar de gegevens van de winst te kijken (Tariverdi, Moradzadehfard & Rostami, 2012, p. 4603). Volgens Tariverdi et al. (2012, p. 4603) beschrijven veel accountants het bepalen van de winst van organisaties derhalve als het doel van hun werkzaamheden. Het feit dat winst als maatstaaf wordt genomen, kan volgens hen leiden tot opportunistische manipulatie. Deze manipulatie kan volgens Scott (in Tariverdi et al., 2012) worden bereikt door het toepassen van earnings management. Uit het onderzoek van Dichev, Graham, Campbell en Rajgopal (2013, p. 26) blijkt dat earnings management derhalve regelmatig wordt toegepast. Van de respondenten van hun onderzoek heeft 91% te maken gehad met druk vanuit de organisatie om de winstdoelstelling te behalen. Dichev et al. (2013, p. 3) melden dat ongeveer twintig procent van de bedrijven daadwerkelijk aan earnings management doet om die

winstdoelstelling te bereiken. Aan de hand van deze resultaten kan worden afgevraagd of de ondernemingen wel hetzelfde hoofddoel nastreven als de NBA wenst.

Uit bovenstaande blijkt dat earnings management regelmatig voorkomt. Maar hoe staan accountants hier tegenover? Uit onderzoek van Boone, Khurana en Raman (2012, p. 1200) blijkt dat een hoge marktconcentratie leidt tot het vaker tolereren van earnings management door een accountant. Zij concluderen hieruit dat de kwaliteit van de audit daardoor naar beneden gaat. Volgens Duncan (2001, p. 36) denken managers dat accountants het gebruik van earnings management nauwelijks ontdekken. Volgens hem is dit dan ook een van de redenen waarom managers aan earnings management doen. Zijn accountants sterker geneigd om earnings management niet te accepteren om het tegendeel van deze gedachtenis te bewijzen?

Daarnaast zijn er nog andere factoren die invloed hebben op het accepteren van earnings management. De omgeving van een accountant heeft volgens Libby en Luft (1993, p. 444) namelijk ook effect op het besluitvormingsproces en de taakuitvoering van een accountant. Als onderdeel van deze omgeving noemt Dienhart (1995, p. 434) de ethische waarden van een accountant. Uit het onderzoek van Greenfield, Norman en Wier (2008, p.

(7)

6 | P a g i n a

427) blijkt dat deze ethische omgeving belangrijker is voor het wel of niet accepteren van earnings management dan het persoonlijke voordeel dat iemand met earnings management kan behalen. Onderzoek naar het verband tussen de ethische omgeving en de acceptatie van earnings management is derhalve zeker van belang. Daarom staat in dit onderzoek de vraag “Wat is de invloed van de ethische waarden van een accountant op de acceptatie van earnings management?” centraal.

De acceptatie van earnings management is onderdeel van het besluitvormingsproces van een accountant. Het besluitvormingsproces bestaat uit het oordeel vormen en vervolgens de actie die wordt ondernomen (Nelson, 2005, p. 9). In dit onderzoek wordt slechts bepaald of het oordeel wordt beïnvloed door de ethische waarden van een accountant. De

daaropvolgende actie wordt derhalve niet behandeld in dit onderzoek.

Er zijn veel verschillende waarden die een persoon na kan willen streven. Dit onderzoek is gericht op de volgende ethische waarden: relativisme, idealisme, onafhankelijkheid, integriteit en sociale verantwoordelijkheid. De ethische waarden relativisme en idealisme kunnen verschil maken in de handelingen die een accountant doet (Forsyth, 1992, p. 465). Volgens het Professional Code of Conduct moet een accountant onder andere de waarden onafhankelijkheid en integriteit nastreven (Huss & Patterson, 1993, p. 238). Zoals de NBA (2014 p. 7) vermeldt, is het vertrouwen van de samenleving in het accountantsberoep verslechterd. Om het belang van dit sociale vertrouwen te onderzoeken, wordt ook de relatie tussen de sociale verantwoordelijkheid en de acceptatie van earnings management onderzocht.

Bovenstaande ethische waarden worden door middel van een literatuuronderzoek gekoppeld aan het begrip earnings management. In hoofdstuk 2 wordt het begrip earnings management uitgelegd. Ten eerste wordt een uitgebreide definitie gegeven en vervolgens wordt de rol die een accountant heeft bij het accepteren en invoeren van een vorm van earnings management omschreven. In hoofdstuk 3 worden de vijf ethische waarden

onderzocht. Na een toelichting op de keuze voor de ethische waarden wordt per sub-paragraaf een ethische waarde behandeld. Ten eerste wordt van elke ethische waarde een definitie gegeven (a). Vervolgens wordt in de methodologie aangegeven hoe elke ethische waarde is onderzocht (b). Daarna volgt een analyse van het effect van de ethische waarde op de acceptatie van earnings management (c). Ten slotte volgt er na elke ethische waarde een conclusie (d). In paragraaf 3.3 wordt een conclusie van de vijf ethische waarden weergegeven. Het onderzoek wordt afgesloten met een algemene conclusie en discussie in hoofdstuk 4.

(8)

7 | P a g i n a

2 Earnings management

Earnings management is een zeer omvangrijk begrip, een eenduidige definitie is derhalve moeilijk te geven (Ronen & Yaari, 2008, p. 25). Arens, Elder en Beasley (2014, p. 354) omschrijven earnings management als opzettelijke acties van het management om

winstdoelstellingen te behalen. Een vorm van earnings management is volgens hen “income smoothing”, ontvangsten en uitgaven worden bij deze methode tussen periodes verschoven om het winstresultaat gelijkmatig te houden.

Healy en Wahlen (1999, p. 368) geven een uitgebreidere definitie van het begrip earnings management. Volgens hen treedt earnings management op indien managers een oordeel uit de financiële verslaggeving gebruiken en wanneer ze de structuur van de

transacties van financiële verslagen veranderen. Als doel van earnings management geven ze het misleiden van de belanghebbende partijen en het beïnvloeden van de resultaten die afhankelijk zijn van de gerapporteerde cijfers.

De definitie van Ronen en Yaari (2008, p. 27) is afgeleid van meerdere definities van earnings management. Zij komen tot de conclusie dat earnings management een verzameling van managementbeslissingen is waarbij de korte termijn werkelijkheid niet wordt

gerapporteerd en/of de winsten worden gemaximaliseerd. Dit kan volgens hen worden bereikt door het uitvoeren van productie- en investeringsacties voordat de ontvangsten werkelijk worden gerealiseerd. Daarnaast melden zij dat dit mogelijk is door het kiezen van bepaalde accountingmethodes, die invloed hebben op de winstcijfers en de interpretatie daarvan nadat de werkelijke ontvangsten zijn gerealiseerd.

Ronen en Yaari (2008, p. 28) onderscheiden verschillende gradaties van earnings management. Ten eerste noemen zij een conservatieve vorm van accounting, waarbij de winst door earnings management lager wordt gerapporteerd dan het in werkelijkheid is. Daarnaast geven zij aan dat er een agressieve aanpak mogelijk is, in dat geval wordt de winst door middel van earnings management hoger weergegeven. Ten slotte kan de financiële verslaggeving volgens hen gefraudeerd worden, maar dit is tegen de ‘generally accepted accounting principles’.

Indien dit laatste geval zich voordoet, verwijt de accountant vaak het management voor het achterhouden van informatie (Ronen & Yaari, 2008, p. 277). Echter, Turner (2001) stelt dat accountants met veel ervaring het moeten ontdekken als earnings management overgaat tot fraude.

(9)

8 | P a g i n a

Wanneer een accountant een gekwalificeerd auditrapport uitgeeft, kan dit een gevolg zijn van het gebruik van earnings management (Ronen & Yaari, 2008, p. 279). Zij melden dat de accountant in enkele gevallen dan een afwijzend rapport uit had moeten geven, maar dat niet heeft gedaan om zijn eigen belangen te beschermen. Ook de kwaliteit van de accountant heeft volgens hen invloed op de acceptatie van earnings management. Zij concluderen dat accountants van hoge kwaliteit behoudender zijn in het accepteren van earnings management. Volgens Ronen en Yaari leidt dit tot een betere kwaliteit van de winsten. Het weigeren van een accountant om earnings management toe te staan, kan ertoe leiden dat de cliënt naar een andere accountant op zoek gaat (Ronen & Yaari, 2008, p. 281). Als gevolg hiervan wordt er volgens hen een accountant met minder kwaliteit aangenomen, wat resulteert in een lagere kwaliteit van de financiële verslaggeving.

3.1 Keuze ethische waarden

In het onderzoek van Forsyth (1992, p. 464) wordt gebruik gemaakt van het Ethics Position Questionnaire. Hierin beoordeelt hij de persoonlijke, morele staat van individuen door hun acceptatie uit te drukken in termen van relativisme en idealisme. Derhalve worden de ethische waarden relativisme en idealisme in dit onderzoek gebruikt.

De samenleving heeft volgens Brown, Stocks en Wilder (2007, p. 41) verwachtingen omtrent het functioneren van de accountant. Brown et al. melden dat deze verwachting in de Verenigde Staten zijn samengevoegd tot de American Institute of Certified Public

Accountants’ Code of Professional Conduct. Daarnaast vermelden zij dat zo’n gedragscode in veel landen bestaat. De Code of Professional Conduct is een ethische code voor het

accountantsberoep (Brown et al., 2007, p. 41). Als onderdeel van deze Code of Professional Conduct noemen zij onder andere onafhankelijkheid en integriteit. Daarom wordt in dit onderzoek ook de invloed van de ethische waarden onafhankelijkheid en integriteit op de acceptatie van earnings management geanalyseerd.

Carmichael (2004, p. 129) verwijst in zijn onderzoek naar de Theory of Inspired Confidence van Limperg. Limperg vindt dat de accountant een belangrijke rol heeft voor het vertrouwen van de samenleving. De accountant is namelijk degene die een onafhankelijk en deskundig advies behoort te geven. Carmichael (2004, p. 129) concludeert daaruit dat, door de toenemende bewustheid van sociale verantwoordelijkheid, de accountant in zijn oordeel ook rekening moet houden met het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Zodoende is de ethische waarde sociale verantwoordelijkheid de vijfde variabele voor dit onderzoek.

(10)

9 | P a g i n a

3.2.1 Heeft de mate van relativisme van een accountant invloed op de

acceptatie van earnings management?

3.2.1.A Begrip

Relativisme komt in het onderzoek van Forsyth (1992, p.464) naar voren als verschillende soorten moralen die niet kunnen worden vergeleken met het begrip juistheid. Daarnaast meldt hij dat ethiek volgens relativisme per situatie kan verschillen.

Mensen die relativisme als belangrijke ethische waarde zien, zijn over het algemeen sceptisch (Forsyth, 1992, p. 462). Volgens hem vinden relativerende mensen dat morele acties afhangen van de situatie en de betrokken personen. De personen die bij zo’n actie betrokken zijn, worden volgens Forsyth (1992, p. 462) door relativerende mensen beoordeeld op de omstandigheden die zich omtrent het ethische geval voordoen. Daarentegen vinden mensen die relativisme niet als belangrijke ethische waarde zien, dat iedereen moet handelen volgens de morele principes, normen en wetten (Forsyth, 1992, p. 462).

Greenfield, Norman en Wier (2008, p. 420) beschrijven relativisme als de bezorgdheid van een individu over het feit dat regels en standaarden over het algemeen universeel zijn. Kung en Huang (2013 p. 483) voegen hieraan toe dat mensen die relativisme als ethische waarde hebben, geen vertrouwen hebben in de universaliteit van regels en standaarden.

Volgens zowel Greenfield et al. (2008, p. 420) als Kung en Huang (2013, p. 483) heeft de ethische waarde relativisme effect op het zakelijke besluitvormingsproces. Dit blijkt ook uit het onderzoek van Elias (2002, p. 36). Hij meldt dat sterk relativerende mensen ethisch onduidelijke situaties soepeler beoordelen dan mensen die niet relativerend zijn. Earnings management wordt omschreven als een ethisch dilemma (Greenfield et al., 2008, p. 420), derhalve heeft relativisme een invloed op de acceptatie hiervan.

3.2.1.B Methodologie

Tijdens het zoeken naar onderzoeken die relativisme aan earnings management hebben gekoppeld, werd als eerste het onderzoek van Greenfield, Norman en Wier (2008) getoond. Dit artikel is een van de belangrijkste artikelen die in dit onderzoek is gebruikt. Het onderzoek van Greenfield et al. (2008) was in veel opzichten nuttig voor dit onderzoek. Hierin is een duidelijke definitie van het begrip relativisme gegeven en de toetsing van de hypothese over het effect van relativisme op de acceptatie van earnings management past goed in dit

(11)

10 | P a g i n a

Daarnaast is het onderzoek van Elias (2002) een hoofdartikel geworden binnen dit onderzoek. Het is onder andere van belang geweest voor de beantwoording van de vraag of relativisme invloed heeft op de acceptatie van earnings management. Een soortgelijke hypothese als die van Greenfield et al. (2008) is in zijn onderzoek beantwoord.

Ten slotte is het onderzoek van Nelson, Elliott en Tarpley (2002) gebruikt voor de beantwoording van deze deelvraag. Hierin is niet specifiek onderzoek gedaan naar het verband tussen relativisme en de acceptatie van earnings management, maar een van de situaties die is onderzocht, kan worden beschreven als een mate van relativisme. Derhalve is het onderzoek van Nelson et al. (2002) toch gebruikt voor dit onderzoek.

3.2.1.C Analyse

Greenfield et al. (2008, p. 422) hebben onderzoek gedaan naar de relatie tussen relativisme en het gedrag met betrekking tot earnings management. Dit onderzoek hebben zij uitgevoerd omdat de mate van relativisme volgens hen invloed heeft op het besluitvormingsproces. Een belangrijk onderdeel van het besluitvormingsproces van accountants is volgens hen earnings management. Zij hebben in dit onderzoek gebruik gemaakt van een proxy van 376 business studenten, aan wie de tien vragen van de Ethics Position Questionnaire van Forsyth gesteld zijn die verband hebben met relativisme. De helft van de participanten kreeg een persoonlijk voordeel indien zij earnings management toelieten, de andere helft kreeg dit in geen geval (Greenfield et al., 2008, p. 423). Als de participant in hun onderzoek earnings management accepteerde, ongeacht in welke groep hij zat, werd het inkomen van het bedrijf verhoogd.

Een van de hypotheses uit hun onderzoek luidt: Er zal een positieve relatie zijn tussen relativisme en het earnings management gedrag (Greenfield et al., 2008, p. 420). De waarde van 0.33 die uit hun onderzoek is gekomen, is significant en daarmee bevestigt het de hypothese. Zodoende heeft relativisme volgens Greenfield et al. (2008, p. 425) een effect op het earnings management gedrag. Zij stellen dat er een positieve relatie is, derhalve kan worden geconcludeerd dat relativerende accountants earnings management vaker toestaan dan niet-relativerende accountants. Daarnaast stellen zij dat relativerende accountants hun

relativisme versterken indien zij een persoonlijk voordeel kunnen behalen. Greenfield et al. (2008, p. 427) concluderen dat de ethische waarden van een accountant meer invloed hebben op het accepteren van earnings management dan het persoonlijke voordeel dat kan worden behaald.

(12)

11 | P a g i n a

Daarnaast heeft Elias (2002, p. 36) onderzoek gedaan naar de invloed van business ethiek, waaronder relativisme, op het oordeel van earnings management. Volgens hem kan door middel van business ethiek het werkelijke doel van bedrijven worden behaald. Bedrijven moeten streven naar waarde maximalisatie voor de belanghebbenden, dit kan worden bereikt door de juiste business ethiek (Elias, 2002, p. 35). In zijn onderzoek heeft hij ook gebruik gemaakt van de Ethics Position Questionnaire van Forsyth. Er werden 796 participanten gebruikt die beroepsaccountants, accountancydocenten of accountancystudenten waren. Een deel van de sterk relativerende participanten waren ook sterk idealistisch, terwijl het andere deel als niet-idealistisch kon worden omschreven.

Een van de hypotheses uit zijn onderzoek is: Sterk relativerende accountants zullen earnings management soepeler beoordelen dan zwak relativerende accountants (Elias, 2002, p. 36). Door middel van regressieanalyses heeft hij deze hypothese getoetst. Uit het onderzoek blijkt dat sterk relativerende accountants earnings management gedrag ethischer beoordelen dan accountants die relativisme niet als ethische waarde hebben (Elias, 2002, p. 40). Ethischer betekent in dit geval dat relativerende personen earnings management beoordelen aan de hand van de situatie. Om dit resultaat te specificeren, werd de mate van idealisme aan relativisme toegevoegd. Hieruit kan worden geconcludeerd dat sterk relativerende participanten die niet idealistisch zijn, earnings management soepeler beoordelen. Het effect is derhalve positief, earnings management wordt door relativerende accountants vaker geaccepteerd.

Nelson, Elliott en Tarpley (2002, p. 175) hebben aan de hand van een enquête

onderzocht of accountants in bepaalde situaties earnings management willen voorkomen. Zij stellen dat financiële gegevens en regels op verschillende manieren kunnen worden

geïnterpreteerd. Bepalen of er earnings management is toegepast, hangt derhalve af van de situatie en het bedrijf. Daarom zullen sommige accountants iets wel classificeren als earnings management, terwijl andere accountants dit niet doen (Nelson et al., 2002, p. 176). Voor het onderzoek werd door Nelson et al. (2002, p. 183) gebruik gemaakt van 253 auditpartners met ervaring op het gebied van earnings management pogingen.

Een hypothese uit hun onderzoek luidt: Accountants zijn minder geneigd een

aanpassing van earnings management gedrag te eisen indien de poging gestructureerd is en de standaarden daarbij precies zijn of indien de poging tot earnings management niet

gestructureerd is en de standaarden ook onnauwkeurig zijn (Nelson et al., 2002, p. 181). Het tweede deel van deze hypothese kan worden beschreven als een mate van relativisme. Omdat de standaarden onnauwkeurig zijn, zal de accountant de situatie bekijken om zijn oordeel over de earnings management poging te geven. Relativerende personen bekijken onduidelijke

(13)

12 | P a g i n a

gevallen namelijk per situatie (Forsyth, 1992, p. 462). Uit het onderzoek van Nelson et al. (2002, pp. 192-193) blijkt dat, bij onnauwkeurige standaarden en een ongestructureerde poging, 61% van de accountants de earnings management poging accepteren. Derhalve kan geconcludeerd worden dat indien accountants earnings management relativerend beoordelen, zij dit in de meeste gevallen accepteren. Deze conclusie geldt in het geval van

ongestructureerde pogingen met onnauwkeurige standaarden.

3.2.1.D Conclusie

De bovenstaande onderzoeken leiden allemaal tot de conclusie dat de mate van relativisme invloed heeft op het oordeel over earnings management. Greenfield et al. en Elias zijn eenduidig in hun conclusie: een sterke mate van relativisme leidt tot een soepelere

beoordeling van earnings management. Nelson et al. nuanceren deze conclusie iets door te stellen dat dit alleen geldt in situaties met ongestructureerde pogingen met onnauwkeurige standaarden.

3.2.2 Heeft de mate van idealisme van een accountant invloed op de

acceptatie van earnings management?

3.2.2.A Begrip

Forsyth (1992, p. 464) omschrijft idealisme als de zorg van een individu over het welzijn van anderen (Forsyth, 1992, p. 462). Volgens hem streven idealistische mensen naar het

vermijden van nadelige gevolgen voor anderen. Indien een actie leidt tot een negatief effect voor andere personen, zullen idealistische mensen deze actie volgens Forsyth (1992, p. 465) niet uitvoeren. Forsyth (1992, p. 462) beweert dat minder idealistische mensen er juist vanuit gaan dat deze negatieve gevolgen soms noodzakelijk zijn, om tot een goede uitkomst te komen.

Greenfield et al. (2008, p. 420) beschrijven idealisme als de focus op het menselijke welzijn. Volgens Kung en Huang (2013, p. 483) wordt de maximalisatie van het menselijke welzijn bereikt door het geloof in absolute morele waarden. Zij melden dat het volgen van deze absolute morele waarden zal leiden tot de verwachte, gewenste uitkomsten.

Evenals relativisme, heeft ook idealisme volgens Greenfield et al. (2008, p. 420) en Kung en Huang (2013, p. 483) invloed op het besluitvormingsproces. Elias (2002, p. 36) bevestigt dit in zijn onderzoek. Hij vermeldt dat idealistische mensen strenger zijn in hun

(14)

13 | P a g i n a

ethische oordelen dan minder idealistische personen. Als gevolg hiervan kan gesteld worden dat idealisme een effect heeft op het wel of niet accepteren van earnings management (Greenfield et al, 2008, p. 420).

3.2.2.B Methodologie

De onderzoeken die gebruikt zijn om het verband tussen relativisme en de acceptatie van earnings management te onderzoeken, zijn ook voor het onderzoek naar idealisme gebruikt. Relativisme en idealisme zijn in veel onderzoeken aan elkaar gekoppeld. Deze twee ethische waarden worden vaak als tegenpolen beschreven. Dit is ook het geval bij de onderzoeken van Greenfield et al. (2008) en Elias (2002). Zodoende konden deze twee onderzoeken gebruikt worden voor het onderzoek naar het effect van idealisme op de acceptatie van earnings management.

In het onderzoek van Nelson et al. (2002) is geanalyseerd of verschillende situaties effect hebben op de acceptatie van earnings management. Een van de situaties kan worden beschreven als een mate van idealisme. Zodoende is het onderzoek van Nelson et al. (2002) van belang geweest bij de beantwoording van de vraag of de mate van idealisme invloed heeft op de acceptatie van earnings management.

3.2.2.C Analyse

Naast dat Greenfield et al. (2008, p. 422) onderzoek hebben gedaan naar de relatie tussen relativisme en earnings management, hebben zij dit ook gedaan voor idealisme. Volgens hen leidt het streven naar idealisme tot een ander besluit wat betreft earnings management, dan wanneer idealisme niet aan de orde is. Zij hebben voor dit deel van het onderzoek dezelfde 376 business studenten gebruikt. De Ethics Position Questionnaire van Forsyth bestaat naast tien vragen over relativisme, ook uit tien vragen over idealisme. Wederom kreeg de helft van de participanten in het onderzoek van Greenfield et al. (2008, p. 423) de mogelijkheid om door middel van earnings management een persoonlijk voordeel te behalen, terwijl de andere helft dit niet kreeg. De inkomensstijging van het bedrijf kon wel door beide groepen worden gerealiseerd.

De hypothese over idealisme luidt: Er zal een negatieve relatie zijn tussen idealisme en earnings management gedrag (Greenfield et al., 2008, p. 420). De waarde van -0.04 die uit hun onderzoek is gekomen, bevestigt deze hypothese, aangezien de waarde significant is. Derhalve kan volgens Greenfield et al. (2008, p. 425) worden vastgesteld dat er een relatie is

(15)

14 | P a g i n a

tussen idealisme en earnings management. Aangezien er een negatief verband is, concluderen zij dat idealistische accountants earnings management minder vaak accepteren dan

accountants die idealisme niet nastreven. Daarnaast stellen zij vast dat een persoonlijk

voordeel behalen ertoe leidt dat idealistische personen hun idealisme versterken. Idealistische personen vinden volgens hen namelijk dat hun besluiten altijd met hun ethische waarden overeen moeten komen. Als gevolg daarvan versterkt de overtuiging van idealistische personen dat zulke ethische dilemma’s, zoals earnings management, zoveel mogelijk voorkomen moeten worden.

Elias (2002, p. 36) heeft niet alleen onderzoek gedaan naar de business ethische waarde relativisme, maar ook idealisme is onderzocht. Hij stelt dat deze twee ethische

waarden een tegengesteld effect hebben op de acceptatie van earnings management. Hij heeft in zijn onderzoek geanalyseerd welk effect idealisme heeft op het door een accountant

accepteren van earnings management. Wederom werden de tien vragen over idealisme van de Ethics Position Questionnaire van Forsyth gebruikt. Dezelfde 796 beroepsaccountants,

accountancydocenten en accountancystudenten werkten mee aan dit deel van het onderzoek. In zijn onderzoek kwalificeerde hij een deel van de sterk idealistische participanten ook als sterk relativerend, terwijl het overige deel niet-relativerend was.

Een van de hypotheses uit zijn onderzoek is: Sterk idealistische accountants zullen earnings management strenger beoordelen dan zwak idealistische accountants (Elias, 2002, p. 36). Uit de regressieanalyse blijkt dat deze hypothese wordt bevestigd. Naar aanleiding van dit onderzoek kan worden vastgesteld dat sterk idealistische accountants earnings

management als onethischer beoordelen dan zwak idealistische accountants (Elias, 2002, p. 40). Idealistische accountants vinden earnings management bij voorbaat al slechter, omdat dit nadelig kan zijn voor de belanghebbenden. Elias heeft deze conclusie verder gespecificeerd door idealisme en relativisme aan elkaar te koppelen. Hij stelt dat accountants die sterk idealistisch zijn, maar zwak relativerend, earnings management het strengst beoordelen.

Zoals eerder vermeld, hebben Nelson, Elliott en Tarpley (2002, p. 175) geanalyseerd of accountants in bepaalde situaties earnings management willen voorkomen. De situaties die zijn gebruikt, zijn te onderscheiden in gestructureerde earnings management pogingen met precieze standaarden en ongestructureerde earnings management pogingen met

onnauwkeurige standaarden. Zij maakten hierbij gebruik van 253 auditpartners (2002, p. 183). De hypothese uit hun onderzoek die over deze analyse gaat, luidt: Accountants zijn minder geneigd een aanpassing van earnings management gedrag te eisen indien de poging gestructureerd is en de standaarden daarbij precies zijn of indien de poging tot earnings

(16)

15 | P a g i n a

management niet gestructureerd is en de standaarden ook onnauwkeurig zijn (Nelson et al., 2002, p. 181). Het eerste deel van deze hypothese kan worden beschouwd als een mate van idealisme. Aangezien de standaarden precies omschreven zijn, kan de accountant zijn vaste normen en regels volgen om tot een oordeel over de earnings management poging te komen. Idealistische personen volgen volgens Kung en Huang (2013, p. 483) namelijk altijd hun absolute waarden en regels om tot de gewenste uitkomsten te komen. Nelson et al. (2002, p. 192) concluderen aan de hand van hun resultaten dat accountants gestructureerde pogingen met nauwkeurige standaarden in de meeste gevallen accepteren. Dit deel van de hypothese wordt dus bevestigd. Daarmee kan geconcludeerd worden dat indien accountants met een idealistisch oogpunt naar earnings management kijken, zij dit in zulke gevallen meestal accepteren. Deze conclusie kan getrokken worden in situaties met gestructureerde pogingen en nauwkeurige standaarden.

3.2.2.D Conclusie

Bovenstaande onderzoeken tonen aan dat er een relatie bestaat tussen idealisme en de

acceptatie van earnings management. De onderzoeken van Greenfield et al. en Elias bewijzen dat idealistische accountants earnings management strenger beoordelen. Uit het onderzoek van Nelson et al. kan geconcludeerd worden dat idealistische accountants earnings

management in het geval van gestructureerde pogingen en nauwkeurige standaarden juist soepeler beoordelen dan niet-idealistische personen.

3.2.3 Heeft de mate van onafhankelijkheid van een accountant invloed op

de acceptatie van earnings management?

3.2.3.A Begrip

Brown et al. (2007, p. 44) beschrijven onafhankelijkheid als een externe openbaring; zij zien onafhankelijkheid als een regel die stelt dat accountants geen betrokken relaties met cliënten mogen hebben die de objectiviteit van hun functie kan schaden. Zij stellen dat

onafhankelijkheid het belangrijkste aspect is voor een integere financiële verslaggeving, waarop het publiek moet kunnen rekenen. Een accountant moet volgens hen niet alleen onafhankelijk in werkelijkheid zijn, maar ook in schijn (2007, p. 43).

Heinz, Patel en Hellmann (2013, p. 304) stellen dat onafhankelijkheid geen externe openbaring is, maar juist een interne, ethische waarde. Onafhankelijkheid is volgens hen een

(17)

16 | P a g i n a

component van het ‘Construal of Self’. Dit is een manier om aan te geven hoe een individu zichzelf in relatie tot anderen ziet (Heinz et al., 2013, p. 300). Zij beschrijven een

onafhankelijk persoon als iemand die zich richt op autonomie en zijn individuele eigenschappen (Heinz et al., 2013, p. 304). Volgens hen zal een onafhankelijk persoon zichzelf doelen stellen om zich te onderscheiden van anderen.

Brown et al. (2007, p. 41) stellen dat de onafhankelijkheid van een accountant de basis is voor de kwaliteit van de financiële informatie als gevolg van het besluitvormingsproces. Volgens hen is earnings management een onderdeel van dit besluitvormingsproces, derhalve heeft onafhankelijkheid invloed op de acceptatie van earnings management.

3.2.3.B Methodologie

Voor de beantwoording van de deelvraag of de mate van onafhankelijkheid invloed heeft op de acceptatie van earnings management, zijn twee onderzoeken gebruikt. Beide onderzoeken werden getoond toen werd gezocht naar het verband tussen deze ethische waarde en het begrip earnings management.

Het onderzoek van Badolato, Donelson en Ege (2014) toont niet direct aan of

onafhankelijkheid invloed heeft op de acceptatie van earnings management. In hun onderzoek hebben ze ervoor gekozen om de status van accountants te onderzoeken. Twee onderdelen van deze status, onafhankelijkheid en financiële kennis, zijn in het onderzoek niet los van elkaar onderzocht. Daarentegen heeft het onderzoek van Bedard, Chtourou en Courteau (2004) wel direct onderzocht of de onafhankelijkheid van een accountant effect heeft op de beoordeling van earnings management.

3.2.3.C Analyse

Badolato, Donelson en Ege (2014, p. 211) hebben onderzocht of de status van

auditcommissies invloed heeft op het bestaan van onregelmatigheden in de financiële verslaggeving. De status van een auditcommissie hangt volgens hen onder andere af van de grootte en de onafhankelijkheid van de commissie. De status wordt vastgesteld door deze te vergelijken met het top management team. Zij hebben deze status gekoppeld aan het

verschijnsel earnings management. Naast de algemene onregelmatigheden hebben zij zich ook gefocust op een specifieke vorm van earnings management: abnormale overlopende posten. Deze post hebben zij als proxy gebruikt, omdat auditcommissies bij deze vorm de grootste mogelijkheid hebben om pogingen van earnings management te beperken. Voor hun

(18)

17 | P a g i n a

onderzoek hebben Badolato et al. (2014, p. 212) gebruik gemaakt van 29.073 observaties. De data komen uit de jaren 2001 tot en met 2008, waarbij een observatie een jaar is van een bedrijf. Deze data hebben zij verzameld via BoardEx, een professionele businessnetwerk database. Via deze database hebben zij informatie verkregen over de status van

auditcommissies.

Een hypothese uit hun onderzoek luidt: De relatieve status van auditcommissies en de financiële kennis van de auditcommissies verlagen de kans op onregelmatigheden in de financiële verslaggeving (Badolato et al., 2014, p. 211). Uit het onderzoek blijkt dat

auditcommissies met een relatief hoge status en veel financiële kennis minder kans hebben op onregelmatigheden in de financiële verslaggeving (Badolato et al., 2014, p. 219). De

onafhankelijkheid van de commissieleden heeft volgens Badolato et al. (2014, p. 215) een groot aandeel in de status van de commissie. Uit hun onderzoek blijkt dat toezichthouders en aandeelhouders dit ook vinden, zij hebben ervoor gezorgd dat het percentage onafhankelijke commissieleden gedurende de jaren is gestegen. Het deelonderzoek van Badolato et al. (2014, p. 226) naar de abnormale overlopende posten bevestigt de hypothese. Auditcommissies met een hoge status verlagen het niveau van abnormale overlopende posten. Derhalve kan

geconcludeerd worden dat commissies met een hoge status, waarbij onafhankelijkheid het belangrijkste is, earnings management vaker opsporen en minder accepteren (Badolato et al., 2014, p. 226).

Daarnaast hebben Bedard, Chtourou en Courteau (2004, p. 16) onderzoek gedaan naar de relatie tussen onafhankelijkheid en de acceptatie van earnings management. Zij melden dat earnings management positief kan werken, indien privé-bedrijfsinformatie wordt aangepast zodat het bruikbaar is voor de belanghebbenden. Maar in hun onderzoek gebruiken ze de negatieve kant van earnings management; het manipuleren van de cijfers om de

belanghebbenden te misleiden. Volgens hen moeten de accountants binnen de auditcommissie zulke opportunistische earnings management pogingen verminderen. Zij stellen dat er drie factoren zijn die het voor accountants mogelijk maken om earnings management te

verminderen; de onafhankelijkheid van accountants is daar een van. Als onafhankelijk accountant mag je volgens Bedard et al. (2004, p. 17) geen enkele relatie hebben met/bij het bedrijf. Voor hun onderzoek is gebruik gemaakt van de data van Amerikaanse bedrijven, verkregen via Compustat. De steekproef bestond uit 100 bedrijven met hoge inkomens-verhogende overlopende posten, 100 bedrijven met hoge inkomens-verlagende overlopende posten en 100 bedrijven met lage overlopende posten (Bedard et al., 2004, p. 19). Bij de eerste twee categorieën is er sprake van agressieve earnings management, terwijl bij de derde

(19)

18 | P a g i n a

categorie sprake is van zwakke earnings management. De auditcommissies worden in twee groepen van mate van onafhankelijkheid verdeeld. Een deel van de auditcommissies is 100% onafhankelijk, terwijl het andere deel voor 50-99% uit onafhankelijke accountants bestaat.

De hypothese over onafhankelijkheid luidt: Bedrijven met een onafhankelijke

auditcommissie hebben minder kans om deel te nemen aan agressieve earnings management (Bedard et al., 2004, p. 16). Uit het onderzoek van Bedard et al. (2004, p. 25) blijkt dat van alle bedrijven die in de categorie van zwakke earnings management zitten, 65% een

auditcommissie heeft die geheel onafhankelijk is. Hiertegenover staat dat 22% van de bedrijven in deze categorie een auditcommissies heeft waarin niet geheel onafhankelijke accountants zitten. Bij de bedrijven met agressieve earnings management pogingen (met inkomens-verhogende overlopende posten), zijn de verhoudingen omgedraaid; minder 100% onafhankelijke auditcommissies dan 50-99% onafhankelijke auditcommissies behoren tot deze categorie. Derhalve kan worden geconcludeerd dat hoe beter de onafhankelijkheid van accountants is, hoe zwakker de pogingen van earnings management zijn. Dit leidt vervolgens tot minder acceptatie van earnings management. (Bedard et al., 2004, p. 27).

3.2.3.D Conclusie

Aan de hand van deze twee onderzoeken kan geconcludeerd worden dat er een relatie bestaat tussen de onafhankelijkheid van accountants en het wel of niet accepteren van

earnings management. Beide onderzoeken tonen aan dat zeer onafhankelijke accountants earnings management minder accepteren. Badolato et al. stellen dat dit komt doordat volledig onafhankelijke accountants earnings management vaker opsporen. Daarentegen concluderen Bedard et al. dat dit komt doordat bedrijven met volledig onafhankelijke accountants

automatisch al zwakkere pogingen doen.

3.2.4 Heeft de mate van integriteit van een accountant invloed op de

acceptatie van earnings management?

3.2.4.A Begrip

Volgens Noelliste (2013, p. 476) beschrijft de Academy of Human Resource Development integriteit als een combinatie van eerlijkheid, respect naar anderen, bewustzijn van de persoonlijke waarden en het vermijden van mogelijk conflicterende relaties. Zij omschrijft een onderverdeling van het begrip integriteit in morele integriteit, professionele integriteit en

(20)

19 | P a g i n a

persoonlijke integriteit. Morele integriteit is de kern van morele principes van een persoon die iemands identiteit vormgeven (Noelliste, 2013, p. 478). Professionele integriteit wordt

volgens Noelliste (2013, p. 483) omschreven als verantwoordelijkheid en het hebben van de vaardigheden om ambigue morele kwesties te kunnen behandelen. Persoonlijke integriteit is de overeenstemming tussen iemands persoonlijke waarden en zijn gedrag (Noelliste, 2013, p. 486). Volgens haar kan professionele integriteit worden gezien als een regel, terwijl morele en persoonlijke integriteit als ethisch worden omschreven.

Brown et al. (2007, p. 43) beschrijven integriteit in het accountantsberoep, zodoende als professionele integriteit, als een regel waarbij het publiekelijk vertrouwen belangrijker moet zijn dan het persoonlijke voordeel. Zij combineren professionele integriteit met persoonlijke integriteit; integere mensen leven volgens Brown et al. (2007, p. 42) namelijk gedisciplineerd en zijn moreel vasthoudend.

Accountants hebben volgens Brown et al. (2007, p. 43) te maken met tegenstrijdige belangen van verschillende partijen. Om deze morele kwesties op te lossen, moet een accountant volgens hen altijd integer handelen. Zij stellen daarom dat integriteit een belangrijk element is voor het creëren en behouden van het publiekelijk vertrouwen. Dit publiekelijk vertrouwen kan worden aangetast door het accepteren van earnings management (Tariverdi, Moradzadehfard & Rostami, 2012, p. 4603), derhalve is de relatie tussen integriteit en de acceptatie van earnings management van belang.

3.2.4.B Methodologie

Voor de beantwoording van de vraag of de integriteit van een accountant invloed heeft op de acceptatie van earnings management, is gezocht naar onderzoeken die hier (deels) antwoord op geven. Tijdens het zoeken zijn er geen onderzoeken gevonden die direct en specifiek antwoord geven op deze vraag.

Het onderzoek van Fischer en Rosenzweig (1995) is gebruikt om een beeld te schetsen van de mate van integriteit bij accountants. In hun onderzoek blijkt dat integriteit van belang is voor de acceptatie van earnings management. Daarom is er vervolgens gezocht naar een onderzoek dat beschrijft welk verband er is tussen integriteit en earnings management. Hier is niet specifiek onderzoek naar gedaan. Het begrip earnings management is daarom verbreed tot fraude. Het onderzoek van Chen, Cumming, Hou en Lee (2013) is gebruikt om te analyseren welke invloed integriteit op het voorkomen van fraude heeft. Zij geven earnings management

(21)

20 | P a g i n a

als voorbeeld van fraude, zodoende is dit onderzoek nuttig geweest voor de beantwoording van deze deelvraag.

Voor een betere beantwoording van de vraag of integriteit effect heeft op de acceptatie van earnings management, is nog verder gezocht naar andere onderzoeken. Hierbij is het begrip earnings management verbreed tot het besluitvormingsproces, aangezien earnings management hier een onderdeel van is. Hieruit kwam het onderzoek van O’Leary en Stewart (2007).

3.2.4.C Analyse

Fischer en Rosenzweig (1995, p. 433) hebben onderzoek gedaan naar ethische acceptatie van earnings management. Zij stellen dat de belangrijkste functie van accountants is om de financiële verslaggeving eerlijk weer te geven. Daarom is het van groot belang dat

accountants zich volkomen integer gedragen (Fischer & Rosenzweig, 1995 p. 434). Volgens hen kan bij het besluit om earnings management te gebruiken, zowel de integriteit van accountants als managers in twijfel worden getrokken. In hun onderzoek hebben ze

onderzocht of bachelor accountancystudenten, master accountancystudenten en accountants het belang van de ethische beslissingen, waaronder integriteit, begrijpen en naleven. Dit hebben Fischer en Rosenzweig (1995, p. 435) gedaan door de respondenten situaties voor te leggen waarbij een manager zich bezighoudt met earnings management acties. De

respondenten moesten aangeven of zij deze handelingen ethisch of onethisch vonden. Uit de resultaten bleek dat voornamelijk accountancystudenten, maar in sommige gevallen ook accountants, meer nadruk moeten leggen op de ethische verantwoordelijkheid voor een eerlijke weergave van de financiële verslaggeving. De respondenten hielden vaak alleen maar rekening met de nadrukkelijke beperkingen van de wet en niet met de “creativiteit binnen de regelgeving” van de managers. Derhalve moeten zij volgens Fischer en Rosenzweig (1995, p. 440) hun integriteit verhogen. Dit kan volgens hen door hier meer nadruk op te leggen tijdens de accountancystudie. Door een meer integer oordeel over earnings management te geven, zal earnings management minder vaak worden geaccepteerd.

Chen, Cumming, Hou en Lee (2013, p. 75) hebben in China onderzoek gedaan naar de relatie tussen integriteit en het voorkomen van fraude. Zij stellen dat integriteit van groot belang is om het management te controleren. Integriteit is volgens hen ook belangrijk voor andere problemen, een crisis zou met integer handelen deels opgelost kunnen worden. Daarnaast leidt een gebrek aan integriteit volgens Chen et al. tot het uitvoeren van earnings

(22)

21 | P a g i n a

management. Zonder integriteit denken managers alleen maar aan het behalen van de doelen, soms zonder hierbij rekening te houden met de regelgeving. Het gebrek aan integriteit van de managers gaat derhalve ten koste van de investeerders en andere belanghebbenden. In hun onderzoek hebben ze earnings management als proxy van integriteit genomen, omdat earnings management ertoe leidt dat managers liegen tegen de investeerders en andere

belanghebbenden. De managers behoren een verantwoordelijke band te hebben met deze partijen, in geval van earnings management verliezen de managers derhalve hun integriteit (Chen et al., 2013, p. 76). Voor het onderzoek hebben Chen et al. (2013, p. 78) gebruik gemaakt van 10.317 observaties, waarbij een observatie het einde van een jaar van een bedrijf is. De cijfers waarnaar gekeken werd, zijn de ratio’s niet-operationele inkomsten ten opzichte van de verkopen van de Chinese bedrijven. De observaties bestaan uit alle Chinese

beursgenoteerde bedrijven in Shanghai en Shenzhen in de periode 2001-2008. Met behulp van deze observaties hebben Chen et al. (2013, p. 76) de volgende hypothese getoetst: Het gebrek aan uitvoerende integriteit is positief gerelateerd aan het optreden van fraude. Door middel van een regressieanalyse hebben ze onderzocht of het uitvoeren van earnings management, wat is ontstaan door een gebrek aan integriteit, leidt tot het frauderen van financiële gegevens (Chen et al., 2013, p. 78). Derhalve kan gezegd worden dat integriteit in relatie staat met het uitvoeren van earnings management. De coëfficiënten van het model zijn significant, daarmee stellen Chen et al. (2013, p. 81) dat de hypothese wordt bevestigd. Daarom concluderen zij dat het gebrek aan integriteit bij

managers leidt tot het toestaan en uitvoeren van earnings management. De bedrijven waarbij dit gebeurt, hebben volgens hen in de toekomst meer kans op fraudegevallen. Het gebrek aan integriteit leidt zodoende niet alleen tot een lichte vorm van misleiding, earnings

management, maar ook tot frauderen.

In het onderzoek hebben Chen et al. (2013, p. 80) ook onderzocht hoeveel accountants een wijziging aanbrengen/eisen in de financiële verslaggeving. In 2001 werd volgens hen zo’n 12% van de jaarverslagen gewijzigd, in 2008 is dit gedaald tot ongeveer 7,5%. Zij

concluderen hieruit dat het oordeel van de accountants in China steeds belangrijker en kwalitatiever is geworden. Dit onderzoek was geschikt om in China uit te voeren, omdat in het begin van de onderzoeksperiode China een opkomende economie was (Chen et al., 2013, p. 88). In die periode waren accountants een van de weinige betrouwbare bronnen die het opportunistisch handelen van managers konden ontmoedigen.

Vervolgens hebben zij onderzocht of het oordeel van accountants effect heeft op het uitvoeren van earnings management door de managers (Chen et al., 2013, p. 81). Dit kan door

(23)

22 | P a g i n a

middel van de resultaten worden bevestigd. Zij stellen daarom dat door de betere controles door accountants, waarbij integriteit bij de accountants van groot belang is, de managers ook integerder gaan handelen. Als gevolg hiervan daalt het aantal bedrijven dat fraudeert en earnings management toepast.

O’Leary en Stewart (2007, p. 787) hebben onderzoek gedaan naar het

besluitvormingsproces van interne accountants. Zij hebben vijf ethische situaties geanalyseerd om te bepalen welke situatie(s) invloed hebben op het besluitvormingsproces. Integriteit is een van de onderdelen die zij onderzocht hebben. Volgens hen is dit van groot belang, omdat integriteit tot de ethische regelgeving van het accountantsberoep behoort. Zodoende kunnen interne accountants de bedrijfsethiek en bedrijfsintegriteit verbeteren.

In het onderzoek is onder andere vastgesteld of het management hun integriteit door middel van druk op de interne accountant over kunnen brengen op de desbetreffende accountant (O’Leary & Stewart, 2007, p. 794). Hierbij hebben zij gebruik gemaakt van interne accountants met werkervaring. De respondenten kregen vijf ethische dilemma’s met twee bijbehorende vragen voorgelegd. Daarnaast werd aan de hand van een vragenlijst achtergrondinformatie van de accountant verkregen. Aan de hand van de resultaten concluderen O’Leary en Stewart (2007. P. 803) dat indien het management zijn integriteit door middel van druk probeert over te brengen, de interne accountant zijn

besluitvormingsproces niet anders gaat uitvoeren.

3.2.4.D Conclusie

De onderzoeken van Fischer en Rosenzweig en van Chen et al. tonen aan dat de integriteit van een accountant belangrijk is voor zijn beslissing over earnings management. Uit de resultaten van Fischer en Rosenzweig blijkt dat de integriteit van accountants vaak te laag is, waardoor earnings management nog te veel geaccepteerd wordt. Zij stellen dat accountancystudenten hier meer over geïnformeerd moeten worden. Dit zal leiden tot betere integriteit van

accountants en minder acceptatie van earnings management. Daarnaast stellen Chen et al. dat accountants met een integer oordeel de uitvoering van earnings management door managers kunnen verminderen. Dit doen zij door hun integriteit over te brengen op de mate van integriteit van managers. Echter, O’Leary en Stewart concluderen dat een poging van het management om haar integriteit op de interne accountant over te brengen, niet leidt tot een verandering in het besluitvormingsproces van de desbetreffende accountant.

(24)

23 | P a g i n a

3.2.5 Heeft de mate van sociale verantwoordelijkheid van een accountant

invloed op de acceptatie van earnings management?

3.2.5.A Begrip

Sociale verantwoordelijkheid, ofwel maatschappelijk verantwoord ondernemen, kan volgens Goldberg, Gist en Lindquist (2011, p. 51) worden omschreven als een concept waarbij organisaties de verantwoordelijkheid nemen over de impact die hun activiteiten hebben op de samenleving en het milieu. Zij melden daarbij dat de organisaties hun activiteiten aanpassen aan de sociale, economische en ecologische verwachtingen van de stakeholders.

Robin en Reidenbach (1987, p. 45) beschrijven sociale verantwoordelijkheid als een verzameling van algemeen aanvaarde relaties, verplichtingen en taken die betrekking hebben op de invloed die organisaties hebben op het welzijn van de samenleving.

Sociale verantwoordelijkheid wordt door steeds meer organisaties gebruikt om competitief voordeel te verkrijgen ten opzichte van hun concurrenten (Goldberg et al., 2011, p. 51). Dit komt volgens hen doordat consumenten en investeerders steeds bewuster worden van het milieu en de daarbij behorende sociale verantwoordelijkheid van organisaties. Als gevolg hiervan stellen zij dat accountants zich ook bewust moeten zijn van dit

maatschappelijk verantwoord ondernemen.

Volgens Goldberg et al. (2011, p. 51) is het doel van organisaties om door middel van sociale verantwoordelijkheid hun winsten te verhogen. Organisaties willen dit volgens hen binnen de regels en wetten doen, met open concurrentie en zonder gebruik te maken van fraude. Echter, volgens Dichev et al. (2013, p. 3) krijgen veel werknemers toch te maken met de druk om winsten te behalen. Zoals eerder is vermeld, wordt daarom geregeld gebruik gemaakt van earnings management. Zodoende is de relatie tussen de sociale

verantwoordelijkheid van een accountant en het accepteren van earnings management van belang.

3.2.5.B Methodologie

Voor het onderzoek naar het verband tussen de sociale verantwoordelijkheid van een accountant en de acceptatie van earnings management is wederom gebruik gemaakt van het onderzoek van Elias (2002). Hierin geeft hij direct antwoord op de vraag welke invloed de sociale verantwoordelijkheid heeft.

(25)

24 | P a g i n a

Vervolgens is gezocht naar een ander onderzoek om deze deelvraag sterker te

beantwoorden. Zodoende is het onderzoek van Shafer (2015) gebruikt. Hij heeft niet specifiek onderzoek gedaan naar earnings management, maar naar het bredere begrip agressieve acties. Als voorbeeld hiervan noemt hij earnings management, wat ertoe heeft geleid dat het

onderzoek van Shafer (2015) nuttig is geweest voor dit onderzoek.

3.2.5.C Analyse

Zoals eerder genoemd heeft Elias (2002) onderzoek gedaan naar de relatie tussen business ethische waarden en het oordeel over earnings management. Naast relativisme en idealisme, stelt Elias (2002, p. 33) dat de sociale verantwoordelijkheid van accountants van belang is bij de beoordeling van earnings management. Met zijn onderzoek geeft hij aan waarom

accountants verschillende meningen hebben over het earnings managent gedrag. Volgens Elias (2002, p. 37) is het van belang om sociale verantwoordelijkheid te onderzoeken. Hij stelt namelijk dat de bedrijven een onderdeel vormen in het afhankelijke sociale systeem, waarbij de bedrijven met hun activiteiten en producties andere delen in dit systeem kunnen

beïnvloeden.

In zijn onderzoek maakt hij onderscheid tussen drie factoren waarop sociale verantwoordelijkheid invloed kan hebben: winstgevendheid, lange termijn succes van het bedrijf en de korte termijn succes van het bedrijf. Hij koppelt sociale verantwoordelijkheid aan earnings management, omdat dit tot nadelige gevolgen voor belanghebbenden kan leiden. Om de relatie tussen sociale verantwoordelijkheid en earnings management te onderzoeken, maakt Elias (2002, p. 38) gebruik van de ‘Perceived Role of Ethics and Social Responsibility (PRESOR) van Singhapakdi. Dit bestaat uit dertien vragen waaruit blijkt hoe belangrijk een individu de sociale verantwoordelijkheid vindt. Daarnaast worden er scores toegekend aan de drie factoren waar sociale verantwoordelijkheid effect op heeft. De respondenten moeten per vraag/situatie aangeven hoe belangrijk zij elke factor vinden. De respondenten zijn dezelfde 796 beroepsaccountants, accountancydocenten en accountancystudenten als degene die werden gebruikt voor het onderzoek naar relativisme en idealisme.

Voor dit deelonderzoek heeft Elias (2002, p. 37) de volgende hypotheses onderzocht: - Personen die denken dat de sociale verantwoordelijkheid belangrijk is voor het

verbeteren van de winstgevendheid, zullen earnings management strenger beoordelen dan mensen die dit niet vinden.

(26)

25 | P a g i n a

- Personen die denken dat de sociale verantwoordelijkheid belangrijk is voor het lange termijn succes van het bedrijf, zullen earnings management strenger beoordelen dan mensen die dit niet vinden.

- Personen die denken dat de sociale verantwoordelijkheid belangrijk is voor het korte termijn succes van het bedrijf, zullen earnings management soepeler beoordelen dan mensen die dit niet vinden.

Door middel van een regressieanalyse zijn deze hypotheses getoetst. Uit de resultaten van het onderzoek van Elias (2002, p. 40) blijkt dat accountants die vinden dat sociale

verantwoordelijkheid van belang is voor de winstgevendheid van bedrijven, earnings

management strenger beoordelen dan accountants die dit niet vinden. Ook accountants die het lange termijn succes van bedrijven als belangrijke factor zien, hebben een strenger oordeel over earnings management. Alleen de accountants die vinden dat sociale

verantwoordelijkheid van belang is voor het korte termijn succes van bedrijven, beoordelen earnings management soepeler. Alle drie de hypotheses van Elias worden derhalve bevestigd. Zodoende kan er geconcludeerd worden dat de mate van sociale verantwoordelijkheid van groot belang is bij het oordeel over earnings management. In de meeste gevallen zorgt het belang van sociale verantwoordelijkheid voor een strenger oordeel.

Daarnaast heeft Shafer (2015, p. 43) onderzocht of er een verband is tussen de sociale verantwoordelijkheid van accountants en hun oordeel over earnings management

beslissingen. Hij stelt dat indien er binnen een organisatie een sterk besef van sociale verantwoordelijkheid is, dit invloed heeft op de manier waarop werkzaamheden worden uitgevoerd. Managers kunnen van werknemers verwachten dat ze onethische en “agressieve” acties, bijvoorbeeld earnings management, uitvoeren. Dit kunnen zij eisen om ervoor te zorgen dat de winstgevendheid verbetert. De werknemers zullen dit volgens Shafer (2015, p. 48) proberen te rationaliseren. Accountants kunnen hierin meegaan omdat zij het belang van het bedrijf belangrijker vinden dan de sociale verantwoordelijkheid.

Om te onderzoeken of de sociale verantwoordelijkheid daadwerkelijk invloed heeft op het wel of niet accepteren van earnings management heeft hij op vier manieren data

verworven. Ten eerste moesten de respondenten van vier earnings management situaties aangeven hoe ethisch ze dit vonden. Vervolgens werd de Ethical Climate Questionnaire van Cullen gebruikt om onder andere te onderzoeken hoe individualistisch iemand is. Daarnaast moesten de vragen van de PRESOR van Singhapakdi worden beantwoord. Ten slotte werden er demografische vragen gesteld. Er deden 206 respondenten mee die allen ervaring hadden in het accountancyvakgebied.

(27)

26 | P a g i n a

Met behulp van de gegevens van deze respondenten heeft Shafer (2015, p. 50) antwoord gegeven op de hypothese: Meer support voor het belang van bedrijfsethiek en sociale verantwoordelijkheid zal ertoe leiden dat accountants agressieve acties als onethisch beoordelen en de kans dat zij in zulke agressieve acties meedoen zal afnemen. Door de correlatie tussen de verschillende variabelen te meten, wordt geanalyseerd of deze hypothese juist is. De resultaten van het onderzoek van Shafer (2015, p. 54) geven aan dat deze

hypothese correct is. Als voorbeeld van agressieve acties noemt Shafer earnings management. Zodoende kan er uit dit onderzoek geconcludeerd worden dat hoe groter het belang van de sociale verantwoordelijkheid bij een accountant, hoe strenger en onethischer de accountant een poging tot earnings management zal beoordelen.

3.2.5.D Conclusie

Uit deze onderzoeken kan worden afgeleid dat de mate waarin een accountant sociale verantwoordelijkheid belangrijk vindt, invloed heeft op de acceptatie van earnings

management. In de meeste gevallen leidt een sterke drang tot sociale verantwoordelijkheid tot het strenger beoordelen van earnings management. Echter, wanneer wordt gekeken naar de korte termijn prestatie van een bedrijf, beoordelen accountants met een sterke sociale verantwoordelijkheid earnings management soepeler.

3.3 Conclusie ethische waarden

De onderzoeken die zijn gebruikt om het effect van relativisme op de acceptatie van earnings management te bepalen, tonen allemaal aan dat relativisme van belang is voor het oordeel van de accountant. De onderzoekers stellen dat sterk-relativerende accountants earnings

management relatief soepel beoordelen. Echter, hierbij moet worden genuanceerd dat dit volgens Nelson et al. (2002) alleen geldt in situaties met ongestructureerde earnings management pogingen waarbij de regels en standaarden onnauwkeurig zijn.

De mate van idealisme heeft ook invloed op de acceptatie van earnings management. Over het algemeen kan gesteld worden dat sterk-idealistische accountants earnings

management pogingen strenger beoordelen en relatief minder vaak accepteren. Alleen in het geval van gestructureerde earnings management pogingen waarbij de regels en standaarden nauwkeurig zijn, accepteren sterk-idealistische accountants earnings management relatief vaker.

(28)

27 | P a g i n a

De twee onderzoeken die zijn gebruikt om het effect van onafhankelijkheid op het oordeel van de accountant over earnings management te bepalen, wijzen allebei hetzelfde uit. De resultaten tonen aan dat zeer onafhankelijke accountants earnings management pogingen relatief minder vaak accepteren. Slechts de reden waarom dit het geval is, is in de twee onderzoeken verschillend.

De vierde ethische waarde, integriteit, is ook van belang voor het besluit van de accountant om earnings management wel of niet te accepteren. Volgens Fischer en

Rosenzweig (1995) zorgt een verbeterde integriteit bij accountants voor minder acceptatie van earnings management. Chen et al. (2013) concluderen dat integere accountants hun integriteit over kunnen brengen op managers, met als gevolg dat er minder earnings management

pogingen gedaan worden. O’Leary en Stewart (2007) stellen daarentegen dat de integriteit van het management niet leidt tot een verandering van het besluitvormingsproces van de interne accountant.

Ten slotte kan worden geconcludeerd dat de mate waarin een accountant sociale verantwoordelijkheid belangrijk vindt, de beoordeling van earnings management beïnvloedt. Over het algemeen kan worden gesteld dat een hoge mate van sociale verantwoordelijkheid ertoe leidt dat earnings management pogingen strenger beoordeeld worden. Alleen indien de korte termijn prestatie van een bedrijf moet worden gemaximaliseerd, accepteren accountants met een sterke sociale verantwoordelijkheid earnings management relatief vaker.

In tabel 1 is weergegeven hoeveel effect elke ethische waarde van de accountant heeft op de acceptatie van earnings management. Een plusteken geeft aan dat de ethische waarde leidt tot meer acceptatie van earnings management en een minteken duidt op minder acceptatie van de accountant.

(29)

28 | P a g i n a

Ethische waarde Nuancering (indien van toepassing) Mate van acceptatie Relativisme Mate van acceptatie geldt alleen bij

ongestructureerde pogingen met onnauwkeurige regels

++

Idealisme Mate van acceptatie geldt niet bij gestructureerde pogingen met nauwkeurige regels

--

Onafhankelijkheid / ---

Integriteit Geen invloed van integriteit management op besluitvormingsproces accountant

-

Sociale

verantwoordelijkheid

Mate van acceptatie geldt niet bij maximalisatie korte termijn prestatie

--

Tabel 1: Samenvatting van het effect van de ethische waarden op de acceptatie van earnings management.

Figuur 1 Weegschaal conclusie: De vier ethische waarden (integriteit, sociale

verantwoordelijkheid, idealisme en onafhankelijkheid) wegen zwaarder dan de ethische waarde relativisme.

In figuur 1 is te zien dat uit de conclusies valt af te leiden dat de ethische waarden onafhankelijkheid, idealisme, sociale verantwoordelijkheid en integriteit van een accountant ervoor moeten zorgen dat earnings management minder vaak wordt geaccepteerd. Hierbij heeft de mate van onafhankelijkheid de meeste invloed, en de mate van integriteit het minst. Alleen relativisme zal ervoor zorgen dat accountants earnings management vaker accepteren.

Meer acceptatie earnings management

Minder acceptatie earnings management

(30)

29 | P a g i n a

4 Conclusie en discussie

Het vertrouwen van de maatschappij in de werkzaamheden van de accountants is de laatste jaren flink afgenomen. Volgens de maatschappij gaat de kwaliteit van de jaarverslagen achteruit, waardoor er geen waarheidsgetrouw beeld voor de belanghebbenden wordt gegeven. Earnings management is een belangrijke factor die zorgt voor deze onjuiste weergave. Deze manier van manipuleren wordt vaak door bedrijven toegepast.

Uit onderzoek is gebleken dat de omgeving, waaronder de ethische waarden, van een accountant invloed heeft op zijn oordeel over het gebruik van earnings management. Daarom is in dit onderzoek geanalyseerd wat de invloed is van de ethische waarden van een

accountant op de acceptatie van earnings management. De ethische waarden waarvoor dit onderzocht is, zijn: relativisme, idealisme, onafhankelijkheid, integriteit en sociale

verantwoordelijkheid. Aan de hand van een literatuuronderzoek zijn verschillende onderzoeken naar deze ethische waarden gecombineerd om tot een antwoord te komen.

Met de bevindingen uit dit literatuuronderzoek is het mogelijk om de veelbesproken kwaliteit van de jaarverslagen te verbeteren. Volgens Ronen en Yaari (2008, p. 279) heeft earnings management over het algemeen een negatief effect op de kwaliteit. Door meer nadruk te leggen op de vier ethische waarden, idealisme, sociale verantwoordelijkheid, integriteit en onafhankelijkheid, worden in de toekomst minder earnings management pogingen getolereerd. Zodoende gaat de kwaliteit van de jaarverslagen omhoog.

Echter, deze conclusie moet iets genuanceerd worden. Ten eerste zijn enkele onderzoeken Europees, terwijl andere gebruikte onderzoeken Amerikaans of Chinees zijn. Europese onderzoekers bekijken earnings management vanuit een negatiever perspectief, terwijl Amerikaanse onderzoekers earnings management minder “slecht” vinden. Dit komt deels doordat Europeanen over het algemeen principle-based zijn, en Amerikanen rule-based. Daarnaast is in het onderzoek van Badolato et al. (2014) de status, en daarmee de

onafhankelijkheid, direct gekoppeld aan de financiële kennis. Voor hun conclusie worden deze twee begrippen niet los gezien. Zodoende is de invloed van alleen de onafhankelijkheid niet bepaald. Ten derde is in verschillende onderzoeken, bijvoorbeeld van Greenfield et al. (2008), gebruik gemaakt van accountancystudenten als respondenten. Het is mogelijk dat accountants, mede door hun ervaring, andere antwoorden hadden gegeven dan deze studenten. De conclusie had dan wellicht anders geweest. Ten vierde moet de conclusie van integriteit genuanceerd worden. Het onderzoek van O’Leary en Stewart (2007) gaat uit van het totale besluitvormingsproces van de interne accountant. Terwijl dit onderzoek heeft geanalyseerd of

(31)

30 | P a g i n a

integriteit effect heeft op het besluit wat betreft earnings management. Het is mogelijk dat er een verschil is tussen de reactie op het besluitvormingsproces en het besluit van wel of geen acceptatie van earnings management. Ten slotte wordt er bij de ‘ethische’ waarden

onafhankelijkheid, integriteit en sociale verantwoordelijkheid soms geen scheiding gemaakt tussen ethische waarde of regel. Het kan zijn dat de invloed van onafhankelijkheid, integriteit of sociale verantwoordelijkheid op earnings management anders is indien gekeken wordt vanuit een volledig ethisch- of regelgevingsoogpunt.

In de toekomst kan dit onderzoek worden uitgebreid door de actie, die na het oordeel wordt ondernomen, te onderzoeken. Het oordeel en de actie zijn onderdeel van het

besluitvormingsproces (Nelson, 2005, p. 9). Zodoende kan er worden geanalyseerd of de ethische waarden ook invloed hebben op de uiteindelijke actie die de accountant uitvoert. Daarnaast kan vervolgonderzoek aantonen of er factoren zijn die invloed hebben op

relativisme, idealisme, onafhankelijkheid, integriteit en sociale verantwoordelijkheid. Deze factoren kunnen ook effect hebben op de beoordeling van earnings management.

(32)

31 | P a g i n a

Bibliografie

Arens, A. A., Elder, R. J., & Beasley, M. S. (2014). Auditing and assurance services: An integrated approach. Harlow, Engeland: Pearson Education Limited.

Badolato, P. G., Donelson, D. C., & Ege, M. (2014). Audit committee financial expertise and earnings management: The role of status. Journal of Accounting and Economics, 58(2-3), pp. 208-230.

Bedard, J., Chtourou, S. M., & Courteau, L. (2004). The effect of audit committee expertise, independence, and activity on aggressive earnings management. Auditing: A Journal of Practice & Theory, 23(2), pp. 13-35.

Boone, J. P., Khurana, I. K., & Raman, K. K. (2012). Audit market concentration and auditor tolerance for earnings management. Contemporary Accounting Research, 29(4), pp. 1171-1203

Brown, P., Stocks, M., & Wilder, W. (2007). Ethical exemplification and the AICPA Code of Professional Conduct: An empirical investigation of auditor and public perceptions. Journal of Business Ethics, 71(1), pp. 39-71.

Carmichael, D. R. (2004). The PCAOB and the social responsibility of the independent auditor. Accounting Horizons, 18(2), pp. 127-133.

Chen, J., Cumming, D., Hou, W., & Lee, E. (2013). Executive integrity, audit opinion, and fraud in Chinese listed firms. Emerging Markets Review, 15(1), pp. 72-91.

Dichev, I. D., Graham, J. R., Harvey, C. R., & Rajgopal, S. (2013). Earnings quality: Evidence from the field. Journal of Accounting and Economics, 56(2-3), pp. 1-33. Dienhart, J. (1995). Rationality, ethical codes, and an egalitarian justification for ethical

expertise. Business Ethics Quarterly, 5(3), pp. 419-450.

Duncan, J. R. (2001). Twenty pressures to manage earnings. The CPA Journal, 71(7), pp. 33- 37.

Elias, R. (2002). Determinants of earnings management ethics among accountants. Journal of Business Ethics, 40(1), pp. 33-45.

Fischer, M., & Rosenzweig, K. (1995). Attitudes of students and accounting practitioners concerning the ethical acceptability of earnings management. Journal of Business Ethics, 14(6), pp. 433-444.

Forsyth, D. (1992). Judging the morality of business practices: The influence of personal moral philosophies. Journal of Business Ethics, 11(5), pp. 461-470.

(33)

32 | P a g i n a

responsibility. Journal of Corporate Accounting & Finance, 22(4), pp. 51-59. Greenfield, A., Norman, C., & Wier, B. (2008). The effect of ethical orientation and

professional commitment on earnings management behavior. Journal of Business Ethics, 83(3), pp. 419-434.

Healy, P. M., & Wahlen, J. M. (1999). A review of the earnings management literature and its implication for standard setting. Accounting Horizons, 13(4), pp. 365-383.

Heinz, P., Patel, C., & Hellmann, A. (2013). Some theoretical and methodological suggestions for studies examining accountants’ professional judgments and earnings management. Advances in Accounting, incorporating Advances in International Accounting, 29(2), pp. 299-311

Huss, H. & Patterson, D. (1993). Ethics in accounting: values education without indoctrination. Journal of Business Ethics, 12(3), pp. 235-243.

Kung, F. H., & Huang, C. L. (2013). Auditors’ moral philosophies and ethical beliefs. Management Decision, 51(3), pp. 479-500.

Libby, R., & Luft, J. (1993). Determinants of judgment performance in accounting settings: Ability, knowledge, motivation, and environment. Accounting Organizations and Society, 18(5), pp. 425-450.

Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants, 2014. In het publiek belang.

Geraadpleegd van https://www.nba.nl/Documents/Nieuws/2014/pdfs/In%20het%20 publiek%20belang%20rapport%20WG%20Toekomst%20Acc%2025sep14.pdf Nelson, M. W., Elliott, J. A., & Tarpley, R. L. (2002). Evidence from auditors about

managers’ and auditors’ earnings management decisions. The Accounting Review, 77(1), pp. 175-202.

Nelson, W. A. (2005). An organizational ethics decision-making process. Healthcare executive, 20(4), pp. 8-14.

Noelliste, M. (2013). Integrity: An intrapersonal perspective. Human Resource Development Review, 12(4), pp. 474-499.

O’Leary, C., & Stewart, J. (2007). Governance factors affecting internal auditors’ ethical decision-making; an exploratory study. Managerial Auditing Journal, 22(8), pp. 787-808.

Robin, D. P., & Reidenbach, R. E. (1987). Social responsibility, ethics, and marketing strategy: closing the gap between concept and application. Journal of Marketing, 51(1), pp. 44-58.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

door Beekers beschreven proces zich ook binnen de Amsterdamse huurdersbeweging heeft voltrokken: van de vrijwillig en associatieve actiecomités gebundeld in OBASA

To achieve this aim, the following objectives were set: to determine the factors that play a role in the pricing of accommodation establishments; to determine

Voor het uitgiftebeleid in de IJselmeerpolders is het van belang te weten hoe de bedrijfsresultaten en de bedrijfsvoering zullen zijn bij verschillen- de bedrijfsoppervlakten.

Voor het goed functioneren van een sproeiinstallatie is het nodig dat b r o n , pomp, leidingen en sproeiers op elkaar zijn afgestemd.. Eventueel kan men wel de prijs van het

Bij het op zaaivoor ploegen van een perceel aardappelland op zavelgrond werd de grond goed gekeerd en voldoende verkruimeld.. Het geploegde land kwam goed vlak

Omdat het doel van deze filetmonsters primair de vergelijking met de gehalten in de gehele sub- adulte vis was zijn alleen filet monsters geproduceerd voor soorten en

Met STRELIN zijn voor 12 tweemaandelijkse tijdvakken in de periode 1985/1986 berekeningen uitgevoerd voor de bestaan- de situatie en voor een scenario met wateraanvoer naar het

Het ligt voor de hand bij deze draagvlakcampagne gebruik te maken van de kennis over de redenen die mensen noemen als ze gevraagd wordt waarom ze zich niet