• No results found

De expert (m) versus de gewone burger (v): De rol van vrouwen in Nederlandse latenighttalkshows

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De expert (m) versus de gewone burger (v): De rol van vrouwen in Nederlandse latenighttalkshows"

Copied!
81
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De expert (m) versus de gewone burger (v)

De rol van vrouwen in Nederlandse latenighttalkshows

Masterscriptie

Door Leon van Wijk (10018409)

December 2017

Begeleider: dr. Pauline van Romondt Vis

Tweede lezer: prof. dr. Mark Deuze

Journalistiek en Media

Faculteit Geesteswetenschappen

Universiteit van Amsterdam

(2)

1

Inhoudsopgave

Journalistiek verslag 2

1. Inleiding 4

2. Theoretisch kader 7

2.1. Het genre talkshow: middag versus avond 7

2.2 Theorieën rond representatie 10

2.2.1 Symbolic annihilation en sociaal leren 10

2.2.2 Cultivatie 14

2.3 Symbolic annihilation in praktijk 15

2.3.1 Omission 15

2.3.2 Trivialization 19

2.3.3 Condemnation 23

2.4. Verklaringen voor annihilation 24

2.5 Conclusie 26

3. Context 27

3.1 Mediagebruik in Nederland 27

3.2 Onderzochte talkshows in een notendop 27

3.3 Waarom deze talkshows? 28

3.3.1 Waarden van journalistiek 29

4. Methode 32 4.1 Methode en steekproef 32 4.2 Codeerproces 32 4.3 Analyses 36 5. Resultaten 40 6. Conclusie en discussie 49 7. Literatuur 57 Bijlagen I Codeboek 73

II Lijst met bekeken afleveringen 78

Aantal woorden: 19.607

Fotocredits voorblad:

Jeroen Pauw: BNNVARA / Annemieke van der Togt | Eva Jinek: KRO / Hermien Lam | Humberto Tan: RTL / William Rutten Logo’s: BNNVARA / KRO-NCRV / RTL

(3)

2

Journalistiek verslag

In talkshows is hij een deskundige, zij gewoon een vrouw

Talkshows op de late avond hebben niet alleen weinig vrouwelijke gasten, maar hun rol is ook nog minder belangrijk dan die van mannen. Waar mannelijke gasten meestal aanschuiven als deskundige, zijn vrouwen vaak te gast als gewone burgers.

Daarnaast komen ze korter aan het woord en vaak over stereotypisch vrouwelijke onderwerpen rond lifestyle en uiterlijk. Over serieuze zaken als politiek en economie spreken ze juist veel minder. Dat blijkt uit het afstudeeronderzoek van journalist Leon van Wijk.

Voor dat onderzoek zijn gesprekken bekeken in 60 afleveringen van Pauw, Jinek en RTL Late Night van de afgelopen drie jaar, met in totaal 425 gasten. Slechts 32 procent van hen was vrouw. Daarmee vormen de talkshows geen goede afspiegeling van de maatschappij, waarin vrouwen volgens het CBS met 50,4 procent nipt in de meerderheid zijn. De

representatie is de afgelopen tien jaar bovendien niet verbeterd; eerder onderzoek laat zien dat ook in Pauw & Witteman, Knevel & Van den Brink en Barend & Van Dorp zo’n 30 procent van de gasten vrouw was.

Dat is opmerkelijk, aangezien de publieke omroep een evenwichtige beeldvorming al jaren als kernwaarde zegt te hebben. Bovendien is een betere representatie onderdeel van de prestatieafspraken tussen de NPO en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en

Wetenschap. Zo werd in 2014 afgesproken dat de representatie in 2019 moet zijn verbeterd. Maar wat betreft de talkshows heeft de NPO dus nog een lange weg te gaan.

Het onderzoek naar Pauw, Jinek en RTL Late Night laat bovendien zien dat de representatie niet alleen tekortschiet qua aantal, maar ook inhoudelijk. Vrouwen spraken immers meestal over stereotypisch vrouwelijke onderwerpen rond lifestyle en lichamelijke gezondheid, terwijl mannen het woord mochten voeren over harde onderwerpen als politiek en economie. Dat deden ze meestal als deskundige vanuit hun beroep of expertise, terwijl vrouwelijke gasten vaak gewone burgers of ervaringsdeskundigen waren. Vrouwen kwamen daarnaast niet alleen korter aan het woord, ze hadden ook minder tijd om te praten zonder dat de presentator hen onderbrak.

Toch is er ook een lichtpuntje. De verwachting was dat in de talkshows vooral vrouwen te gast zouden zijn met een stereotypisch vrouwelijk beroep, zoals model of juffrouw. Dat was echter niet zo; er kwamen meerdere vrouwen voorbij die traditionele

(4)

3

stereotypes doorbreken. Denk aan politievrouw Manon Bodoux in RTL Late Night of voormalig minister van Defensie Jeanine Hennis-Plasschaert in Pauw.

Vrouwen kunnen, zo wordt vaak gedacht, zulke rolmodellen goed gebruiken. Als meisjes bijvoorbeeld nooit een politievrouw zien, kunnen ze de indruk krijgen dat vrouwen kennelijk geen agent kunnen worden. Maar zolang zulke vrouwen uitzonderingen zijn aan de verder vooral mannelijke talkshowtafels, hebben vrouwen nog “geen plek die gelijkwaardig is aan die van mannen”, zoals NPO-baas Shula Rijxman in NRC schreef dat vrouwen

verdienen.

(5)

4

1. Inleiding

“In Hilversum verdienen vrouwen een plaats die gelijkwaardig is aan die van mannen. (…) De eerste prioriteit lijkt mij te liggen bij de nieuws- en opinieprogramma’s waar vrouwen in beeld zwaar ondervertegenwoordigd zijn, en als ze acte de présence geven dan nog te vaak over ‘vrouwenonderwerpen’. Om als omroep het venster op de wereld te zijn, moeten we zorgen dat iedereen zich gehoord voelt.” Dat schreef Shula Rijxman, voorzitter van de raad van bestuur van de Nederlandse Publieke Omroep (NPO), afgelopen juni in NRC

Handelsblad.

Rijxman noemt twee soorten representatie, namelijk het aantal vrouwen in programma’s enerzijds en de inhoud waarover zij spreken anderzijds. In de categorie nieuws- en opinieprogramma’s waarover Rijxman schrijft, werden vooral latenighttalkshows de afgelopen jaren een “mannenbolwerk” genoemd (Ruigrok & De Boer, 2015, p. 1). Zo laat een analyse van gastenlijsten op de websites van Pauw en Jinek zien dat respectievelijk 28 en 27 procent van de gasten in 2015 vrouw was (Ruigrok & De Boer, 2015). In het

commerciële RTL Late Night was het percentage weliswaar iets hoger (32 procent), maar waren vrouwen eveneens in de minderheid. Daarin is geen verschil door de tijd heen. Zo was bij Pauw & Witteman, de voorganger van Pauw, tussen 2008 en 2012 27 procent van de gasten vrouw (Ruigrok et al., 2012b). Bij het commerciële Barend & Van Dorp ging het tussen 1999 en 2006 om ongeveer 30 procent (Boeschoten, 2014).

Het bestaande onderzoek naar vrouwen in Nederlandse talkshows gaat echter alleen over het aantal vrouwelijke gasten, de eerste soort representatie van Rijxman. Van

Nederlandse primetimeprogramma’s en non-fictieprogramma’s in het algemeen, waarvan talkshows een voorbeeld zijn, is bekend dat vrouwen vooral spreken over cultuur, relaties en gezondheid en mannen juist over politiek en sport (Daalmans & Ter Horst, 2017;

Pennekamp, 2011; Segijn, Bartholomé, Pennekamp & Timmers, 2014). Maar onderzoek naar de inhoudelijke representatie van vrouwen in het specifieke kader van talkshows ontbreekt.

Juist die inhoudelijke representatie is belangrijk. Van evenwichtige beeldvorming is tenslotte geen sprake als bijvoorbeeld de helft van de gasten vrouw is, maar zij alleen mogen praten over stereotypisch vrouwelijke zaken als opvoeding en mannen alle ‘harde’ zaken als politiek bespreken (Sterk & Van Dijck, 2003). Zulke gesprekken bevestigen het traditionele stereotype van de vrouw als huismoeder, dat in werkelijkheid helemaal niet van toepassing is op veel vrouwen. Zij zullen zich daarom waarschijnlijk nauwelijks in de gesprekken

herkennen en gaan denken dat er voor hen geen plek is aan de talkshowtafels, terwijl de mening van vrouwen er bij de actuele maatschappelijke thema’s in zulke programma’s

(6)

5

evenveel toe doet als die van mannen.

De non- of onderrepresentatie van vrouwen in niet-stereotypische posities wordt door Tuchman (1978) symbolic annihilation (symbolische tenietdoening) genoemd. Die kan bij vrouwen leiden tot het onderschatten van hun talenten en beroepsmogelijkheden (o.a. Morgan, 1982). Als sprake is van symbolic annihilation, hebben vrouwen geen of weinig vrouwelijke rolmodellen die buiten de stereotypische man-/vrouwverdeling treden en hen inspireren dat ook te doen (Fourie, 2001). Zo kunnen ze het idee krijgen dat een carrière binnen een stereotypisch mannelijke branche als ict voor hen niet is weggelegd.

Gezien de mogelijke nadelige gevolgen van symbolic annihilation en het gebrek aan kennis hierover wat betreft Nederlandse latenighttalkshows, is het interessant om zulke programma’s inhoudelijk onder de loep te nemen. Daarmee wordt de volgende hoofdvraag beantwoord:

In hoeverre was de afgelopen drie jaar sprake van symbolic annihilation van vrouwen in Nederlandse latenighttalkshows?

Deze vraag wordt beantwoord middels een kwantitatieve inhoudsanalyse van afleveringen van drie dagelijkse latenighttalkshows; twee publieke (Pauw en Jinek van NPO1) en één commerciële (RTL Late Night van RTL4). Er is gekozen voor een periode van drie jaar, omdat de jongste talkshow Pauw in 2014 begon. Daarmee is het mogelijk uitspraken te doen over de meest actuele stand van zaken rond symbolic annihilation in de latenighttalkshows die op dit moment te zien zijn.

Het huidige, grotendeels exploratieve onderzoek is het eerste over de representatie van vrouwen in Nederlandse talkshows waarin de programma’s inhoudelijk worden bekeken en vergeleken. Talkshows krijgen al jaren veel media-aandacht als het gaat om

beeldvorming (o.a. Bronzwaer, 2015), maar zowel de berichtgeving als het bestaande onderzoek blijven beperkt tot getalsmatige representatie. Dankzij dit onderzoek krijgt de discussie over vrouwen in talkshows eindelijk meer inhoudelijke diepgang. Het onderzoek is in dat kader ook relevant voor de NPO en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en

Wetenschap (OCW). De NPO noemt een evenwichtige beeldvorming van vrouwen in haar programma’s immers ‘noodzakelijk’ (NPO, 2015). Daarom sprak de organisatie in 2014 met het ministerie van OCW af dat de representatie in 2019 zichtbaar moet zijn verbeterd (NPO, 2014). Precies dezelfde afspraak uit 2010 voor het jaar 2015 werd niet gehaald; vooral in nieuwsprogramma’s bleek het percentage vrouwen te zijn gedaald (NPO, 2016). Daarom is dit onderzoek ook relevant voor de redacties van zulke programma’s en specifiek voor die van talkshows. Zij krijgen voor het eerst een beeld van de representatie van vrouwen dat verder gaat dan aantallen alleen.

(7)

6

In hoofdstuk twee wordt allereerst besproken wat wordt verstaan onder talkshows, waarna een overzicht wordt gegeven van het relevante onderzoek naar verschillende soorten symbolic annihilation op televisie in praktijk. In het derde hoofdstuk wordt kort het Nederlandse mediagebruik beschreven, met een verantwoording van de keuze voor de drie talkshows. Na uitleg over de steekproef en de gehanteerde variabelen bij de inhoudsanalyse in hoofdstuk vier volgt in hoofdstuk vijf een overzicht van de resultaten. Op basis daarvan wordt in hoofdstuk zes besproken in hoeverre in Nederlandse latenighttalkshows sprake is van symbolic annihilation, met daarbij vergelijkingen met andere programmasoorten. Tot slot worden aanbevelingen gegeven.

(8)

7

2. Theoretisch kader

In dit hoofdstuk wordt allereerst het genre talkshow besproken, met specifieke aandacht voor verschillen tussen middagtalkshows (gezien als vrouwelijk) en latenighttalkshows (gezien als meer mannelijk). Vervolgens komt de relevante literatuur over de representatie van vrouwen op televisie aan bod, in het licht van theorieën over de mogelijke nadelige gevolgen van non- of onderrepresentatie. Het hoofdstuk sluit af met een concluderende samenvatting.

2.1. Het genre talkshow: middag versus avond

Talkshows zijn programma’s op radio of televisie waarin mensen met elkaar praten (Munson, 1993; Timberg, 2002). Het genre vindt zijn oorsprong op de radio, maar in het huidige

onderzoek wordt gekeken naar talkshows op televisie. Zulke programma’s hebben volgens Timberg (2002, pp. 3-6) vrijwel allemaal vier kenmerken gemeen:

“[television talk shows are] 1) host-centered and defined, 2) forged in the present tense, 3) [apparently] spontaneous but [actually] highly structured, churned out within … measured segments of costly network time and 4) designed to air topics appealing to the widest possible audience”.

Onder deze brede definitie van Timberg vallen allerlei programma’s; van politieke talkshows tot entertainmenttalkshows. Maar er zijn ook grote verschillen tussen de talkshows die onder deze definitie vallen. Aangezien dit onderzoek gaat over de representatie van mannen en vrouwen in talkshows, is vooral het verschil relevant tussen middagtalkshows en

latenighttalkshows. Dat verschil heeft namelijk met die representatie te maken: talkshows op de late avond worden in de literatuur een “mannenbolwerk” genoemd (Ruigrok & De Boer, 2015, p. 1), terwijl middagtalkshows juist als typisch vrouwelijk worden bestempeld (o.a. Shattuc, 1997). Vooral de late talkshows zouden dus tekortschieten als het gaat om een evenwichtige representatie van vrouwen, zoals NPO-baas Rijxman (2016) nastreeft. Juist daarom wordt in dit onderzoek specifiek gekeken naar latenighttalkshows. In de alinea’s hieronder zet ik de verschillen tussen latenight- en middagtalkshows uiteen om die keuze te illustreren.

Het verschil begint bij de presentatie; net als Sonja Barend en Mies Bouwman vroeger is Eva Jinek tegenwoordig een uitzondering met haar late talkshow. De meeste latenighttalkshows in Nederland en daarbuiten worden immers gepresenteerd door mannen (Houghtailing, 2014), zoals Jeroen Pauw en Humberto Tan. De meeste middagtalkshows daarentegen worden al decennialang gepresenteerd door vrouwen. Denk aan Oprah Winfrey

(9)

8

in Amerika en Tineke de Nooij en Catherine Keyl in Nederland (Abrahams, 1995). Dit verschil kan voortkomen uit de doelgroep van de verschillende talkshows. Het uitzendtijdstip van middagtalkshows past bij de vroeger vaak veronderstelde dagindeling van huisvrouwen: naast werk in huis is er tijd om tv te kijken (Méier, 1997, in: Wetschanow, 1999). Werkende mannen kunnen overdag juist geen tv kijken, maar wél op de late avond als latenighttalkshows te zien zijn.

Het is denkbaar dat deze traditionele dagindeling tegenwoordig minder voorkomt, aangezien steeds meer vrouwen betaald werken (Sociaal en Cultureel Planbureau [SCP] & Centraal Bureau voor de Statistiek [CBS], 2017) en dus geen tijd hebben om overdag

televisie te kijken. Tegelijkertijd werken zowel jonge als oudere vrouwen vaker in deeltijd dan mannen (Merens, Bucx & Meng, 2017) en zijn ze dus mogelijk vaker thuis en in de

gelegenheid de tv aan te zetten. Het genre van de middagtalkshow voor vrouwen is in Nederland dan ook nog springlevend. RTL lijkt zich met zijn nieuwste middagtalkshow 5 Uur Live bijvoorbeeld wederom op vrouwen te richten, net als met de vroegere 5 Uur Show. Het programma fungeert immers als voortzetting van Koffietijd, dat ’s ochtends te zien is met dezelfde vrouwelijke presentatoren en zich eveneens duidelijk richt op vrouwen (o.a. Koreman, 2012). 5 Uur Live is mijns inziens dan ook een voorbeeld van een typische middagtalkshow die, zoals Squire (1994, p. 66) beargumenteert, sterk gericht is op vrouwen en onderwerpen die traditioneel gezien bij hen passen:

“the predominantly female audience listens to a female talk show host, her many female guests and her largely female studio audience discuss how to improve your looks, marriage and parenting”.

Ook qua gasten wijken middagtalkshows af van de late variant. Latenighttalkshows

ontvangen vaak beroemde gasten of deskundigen, terwijl middagtalkshows als het vroegere Nederlandse Catherine ook veel onbekende mensen ontvangen (Abrahams, 1995). Dat is volgens onder meer Squire (1994) en Shattuc (1997) typisch vrouwelijk. Die typering komt vooral voort uit de gelijkheid van de veelal vrouwelijke gasten, de presentator en het publiek. In middagtalkshows spreken bij een onderwerp namelijk vaak meerdere gasten die gelijk aan elkaar zijn, terwijl bij onderwerpen in latenighttalkshows vaker één autoriteit spreekt die meer aanzien geniet dan andere gasten en uitlegt hoe iets zit. Daarnaast stellen presentatoren van middagtalkshows zich meestal op als gelijke aan het publiek, terwijl presentatoren in

latenighttalkshows vaak fungeren als kritische autoriteit en gespreksleider. Zulke ongelijkheid is naar mijn idee de mannelijke tegenhanger van de gelijkheid die Shattuc (1997) vrouwelijk noemt.

(10)

9

delen in ervaringen uit het leven van (gelijke) anderen (Rapping, 2000). Dat komt doordat kijkers zich beter herkennen in mensen die op hen lijken dan in mensen die niet op hen lijken. Vrouwelijke kijkers zullen zich bijvoorbeeld meer herkennen in de gewone vrouwen binnen middagtalkshows dan in de bekende autoriteiten in latenighttalkshows. Met andere woorden: de gewone gasten in middagtalkshows representeren en weerspiegelen de vrouwelijke kijkers voor hun gevoel waarschijnlijk beter (Hall, 1997). Het zien van zulke gewone vrouwen in talkshows kan vrouwelijke kijkers het idee geven dat vrouwen als zijzelf gehoord worden. Dat maakt middagtalkshows volgens meerdere onderzoekers zelfs

feministisch (Rapping, 2000; Shattuc, 1997; Squire, 1994). In bijvoorbeeld The Oprah Winfrey Show kon dankzij de ervaring van één gast (bijvoorbeeld met huiselijk geweld) de aandacht worden gevestigd op een groter maatschappelijk probleem, waarvoor vervolgens een oplossing kon worden gezocht (Shattuc, 1997; Squire, 1994). Vrouwen kunnen zich dankzij zo’n programma met elkaar verbonden voelen; zowel door ervaringen, als door de gedeelde wens iets tegen bijvoorbeeld onderdrukking te doen (Squire, 1994). In

middagtalkshows ligt de nadruk dan ook op de mogelijkheid jezelf te overstijgen, schrijft Shattuc (1997). Zulke empowerment was volgens Oprah Winfrey (1989, in: Squire, 1994, p. 64) de voornaamste reden om haar talkshow te maken. Die intentie, samen met de

overwegend ‘vrouwelijke’ onderwerpen als opvoeden, maakten The Oprah Winfrey Show volgens Squire (1994, p. 64) “televisual feminism”.

Over die typering bestaan overigens meningsverschillen. Volgens Wetschanow (1999) zijn de aspecten die Squire (1994) en Shattuc (1997) noemen namelijk niet genoeg om dagtalkshows feministisch te noemen. Volgens haar is van feminisme pas sprake als shows bijdragen aan daadwerkelijke veranderingen in de maatschappij. Dat is volgens Wetschanow niet het geval, omdat de gesprekken plaatsvinden binnen een vermakelijk tv-programma en niet in de context van een serieus debat. Het bespreken van problemen in een ‘vrouwelijk’ programma met een vrouwelijke presentator en een overwegend vrouwelijk publiek op een vrouwelijke manier (oftewel: met veel emotie) is volgens Wetschanow geen empowerment, maar een versterking van traditionele stereotypes van de vrouw als

(bijvoorbeeld) slachtoffer. Hoewel ik ook denk dat middagtalkshows geen aantoonbare veranderingen teweegbrengen in de maatschappij als geheel, ben ik het niet helemaal met Wetschanow (1999) eens. Middagtalkshows kunnen namelijk wel de aandacht vestigen op problemen van vrouwen en kijkers kunnen al enigszins geholpen zijn als ze weten dat ze niet de enige mensen zijn met een bepaald probleem.

Het is overigens belangrijk op te merken dat niet alle middagtalkshows te typeren zijn als vrouwelijk of feministisch. Terugkijkend op het werk van Shattuc (1997) en Rapping (2000) stelt Cragin (2010) terecht dat shocktalkshows als The Jerry Springer Show, die ook vaak ’s middags te zien zijn, helemaal niet vrouwelijk of feministisch zijn. De kern van zulke

(11)

10

trashy programma’s is volgens haar dat makers proberen kijkers te vermaken en shockeren met gasten die anders zijn dan het grootste deel van de bevolking wat betreft hun ras, klasse of geaardheid, zoals Afro-Amerikaanse homo’s. Het is daarbij volgens Cragin bijzaak of iemand man of vrouw is. Ik ben het met Cragin eens dat shocktalkshows niet vrouwelijk of feministisch zijn; ze vormen naar mijn idee een genre op zich, dat heel anders is dan de talkshows die Shattuc (1997) en Rapping (2000) beschreven. De shocktalkshows komen in dit onderzoek verder niet aan bod.

Concluderend kan worden gezegd dat middagtalkshows veelal het domein van vrouwen zijn, bijvoorbeeld vanwege de vrouwelijke presentatoren, de vrouwelijke doelgroep en de gelijkheid tussen de gewone burgers die te gast zijn, de presentator en het publiek. Latenighttalkshows daarentegen zijn, om met publiciteitsdeskundige Janneke van Heugten te spreken, veeleer een “mannenarena” (Bronzwaer, 2015). Ze hebben vaak een mannelijke doelgroep, bekende mensen en deskundigen als gasten en een man als presentator en leider van de gesprekken. Juist daarom is het interessant te bekijken wat de rol van vrouwen is binnen zo’n mannelijke omgeving.

2.2 Theorieën rond representatie

In het kader van de representatie van vrouwen op televisie in het algemeen en in talkshows specifiek is een aantal theorieën van belang, die in deze paragraaf worden besproken. Daarbij ligt de nadruk op de mogelijke nadelige gevolgen van de onderrepresentatie van vrouwen. Voordat deze theorieën aan bod komen, is het belangrijk op te merken dat een evenwichtige representatie ook los van die gevolgen wenselijk is. Vrouwen zijn met 50,4 procent nipt in de meerderheid binnen de samenleving (CBS, 2017) en idealiter is het percentage vrouwen op televisie daar een afspiegeling van. Wie de helft van de bevolking vormt, dient op televisie immers geen minderheid te zijn. Zowel de mannelijke als de vrouwelijke helft van de bevolking verdient het om zich in het media-aanbod te herkennen, zo vinden ook de publieke omroep en de grootste commerciële zendergroep RTL (Vermeij, 2017). Dat lukt niet als de man-vrouwverhouding op televisie scheef is, aangezien mensen zich zoals besproken meer herkennen in mensen die op hen lijken dan in mensen die niet op hen lijken. Een scheve representatie kan bovendien mogelijk allerlei nadelige gevolgen hebben, zoals in de rest van deze paragraaf wordt besproken aan de hand van een aantal theorieën. Allereerst komen symbolic annihilation (Tuchman, 1978) en de sociale leertheorie (Bandura, 1962) aan bod, daarna de cultivatietheorie (Gerbner & Gross, 1976).

2.2.1 Symbolic annihilation en sociaal leren

De Amerikaanse sociologe Tuchman (1978) noemt de non- of onderrepresentatie van vrouwen in aanzienlijke, niet-stereotypische posities in de media symbolic annihilation,

(12)

11

oftewel symbolische tenietdoening. Dit verschijnsel kent volgens haar drie vormen: omission, trivialization en condemnation. Bij omission zijn weinig of helemaal geen vrouwen te zien of horen in programma’s. Als wel vrouwen te zien zijn, maar zij worden gereduceerd tot bijvoorbeeld een zorgende huisvrouw of lustobject, is sprake van trivialization. Bij condemnation ligt de nadruk op strafbaar of immoreel gedrag van vrouwen en het veroordelen daarvan.

Symbolic annihilation op televisie kan nadelige gevolgen hebben, vooral voor vrouwen en meisjes. Om dat te verklaren, is de sociale leertheorie van Bandura (1962) relevant. Volgens die theorie kunnen mensen gedrag aanleren als ze andere mensen het gedrag zien vertonen. Dat kunnen ook fictieve personen zijn, zoals filmkarakters. Mensen kunnen ook leren van gedetailleerde beschrijvingen van gedrag van andere mensen. Als er, toegepast op het huidige onderwerp, sprake is van symbolic annihilation (specifiek omission en trivialization op het gebied van beroep), hebben vrouwen geen vrouwelijke rolmodellen die buiten de stereotypische man-/vrouwverdeling treden en hen inspireren ambitieus te zijn (Fourie, 2001). Het hebben van zulke rolmodellen helpt (jonge) vrouwen, vooral als ze willen werken in beroepsgebieden die traditioneel mannelijk zijn, zoals ict (Steinke, 2003). Zonder zulke voorbeelden kunnen meisjes volgens Steinke (2012) gaan denken dat een carrière in de ict voor hen onmogelijk is of ‘niet hoort’. En als jongens het idee krijgen dat (bijvoorbeeld) wetenschap een typisch mannelijk werkveld is, kunnen ze de indruk krijgen dat meisjes kennelijk geen goede onderzoekers zijn (Steinke et al., 2006, in: Steinke, 2012, p. 15).

Desalniettemin merkt Collins (2011) terecht op dat er geen onderzoek is dat dit waterdicht aantoont in het kader van vrouwen op televisie. Dat kan ermee te maken hebben dat vrouwen zich eerder identificeren met mannelijke hoofdrolspelers in verhalen dan

mannen doen met vrouwelijke (Oatley, 1996). Vrouwen zouden gewend kunnen zijn aan hun onderrepresentatie en zich daarom makkelijker identificeren met mannen (Collins, 2011). Daarnaast is in praktijk geen sprake van een totale afwezigheid op tv van vrouwen met niet-stereotypische beroepen; dat aantal is de afgelopen decennia waarschijnlijk alleen maar gegroeid. Kijkers zullen volgens de theorie dan ook niet ‘leren’ dat zulke vrouwen helemaal niet bestaan.

Daarnaast dient te worden opgemerkt dat media lang niet de enige mogelijke invloed zijn op het beeld dat mensen van de wereld hebben. Zo hebben kinderen op driejarige leeftijd al een idee van de stereotypische rollen van mannen en vrouwen binnen hun cultuur, concluderen Banse, Gawronski, Rebetez, Gutt en Morton (2009) op basis van het bestaande onderzoek. Naast media zijn ook ouders, leraren en leeftijdsgenoten als zogenoemde

socializers van invloed op de sekseopvattingen van mensen (Chalabaev, Sarrazin,

(13)

12

Hoewel weinig bekend is over de specifieke rol van talkshows als socializers, is wel onderzoek gedaan naar de invloed van media in het algemeen. Een meta-analyse van tientallen experimentele onderzoeken laat zien dat negatieve stereotypische weergave van vrouwen in onder meer nieuwsartikelen en reclames duidelijk gevolgen heeft voor vrouwen (Appel & Weber, 2017). De gevolgen hebben betrekking op cognitieve prestaties, oftewel: na het waarnemen van negatieve stereotypes over vrouwen, presteerden vrouwen slechter bij bijvoorbeeld een intelligentietest.

Hierbij is het fenomeen stereotype threat (Steele & Aronson, 1995) van belang. Stel, vrouwen hebben het idee dat in de samenleving de stereotypische opvatting ‘vrouwen zijn slechter in ict-werk dan mannen’ bestaat. Volgens het idee van stereotype threat willen vrouwen dan, al of niet bewust, voorkomen dat ze dit vooroordeel bevestigen. Doordat ze daar zo mee bezig zijn, presteren ze slechter. Hoewel Ganley et al. (2013) met een omvangrijk (n = 931) experiment geen bewijs vonden voor het effect, blijkt uit een meta-analyse van 33 experimenten dat dit fenomeen, weliswaar niet in grote mate, wel bestaat (Appel & Weber, 2017). Het verschil komt waarschijnlijk voort uit de afhankelijke variabelen in de onderzoeken. Waar Ganley et al. keken naar de effecten van stereotype threat op de prestaties van kinderen bij een wiskundetoets, bestudeerden Appel en Weber de effecten bij verschillende cognitieve toetsen, waaronder intelligentie- en geheugentests.

Bovenstaande ging over de mogelijke gevolgen van omission en trivialization op het gebied van beroep. De sociale leertheorie van Bandura (1962) is eveneens relevant als het gaat om de weergave van vrouwen als lustobjecten, oftewel een andere trivialization-vorm van symbolic annihilation. Meerdere onderzoeken laten zien dat mediainhoud waarin vrouwen als lustobject te zien zijn de seksuele opvattingen en het seksuele gedrag van jongvolwassenen kan beïnvloeden (Martino et al. 2006; Ward, 2002). Als vrouwen als lustobject te zien zijn in de media, kan dit een negatief effect hebben op het zelfvertrouwen, (lichamelijk) zelfbeeld en de emotionele gesteldheid van meisjes en vrouwen (o.a. Grabe, Ward & Hyde, 2008; Hargreaves & Tiggemann, 2002; Zurbriggen et al., 2010). En daardoor kunnen vrouwen mogelijk depressief worden (Durkin & Paxton, 2002), naar eetstoornissen gaan neigen (Lucas, Beard, O’Fallon & Kurland, 1991), meer gaan roken (Stice & Shaw, 2003) en (meer) cosmetische operaties overwegen (Zurbriggen et al., 2010). Daarnaast worden vrouwen die als lustobject in de media komen door kijkers of lezers vaak gezien als weinig competent in hun werk (Heflick & Goldenberg, 2009). Hierbij dient wederom te worden opgemerkt dat media slechts één van de mogelijke invloeden zijn op het beeld dat mensen van de wereld hebben. Naast media zijn tenslotte ook ouders, leraren en

leeftijdsgenoten belangrijke invloeden wat betreft de sekseopvattingen van mensen (Chalabaev et al., 2013; Gunderson et al., 2012). Een zuiver causaal verband tussen beeldvorming in de media als oorzaak en sekseopvattingen van mensen als gevolg is dan

(14)

13

ook vrijwel niet aantoonbaar.

Daarnaast is er sowieso geen onderzoek gedaan naar de mogelijke gevolgen van de objectificatie van vrouwen in talkshows specifiek. Het gaat meestal om onderzoek naar televisiekijken in het algemeen, of naar het kijken van bijvoorbeeld muziekvideo’s. Zulk onderzoek gaat niet alleen over objectificatie, maar ook over het kleineren van vrouwen. Het is denkbaar dat objectificatie van vrouwen in veel sterkere mate plaatsvindt in muziekvideo’s dan in talkshows, oftewel meer binnen entertainment dan in programma’s over actualiteit. Daarnaast laat geen enkel onderzoek zien dat vrouwen worden gekleineerd in talkshows. De derde en laatste vorm van symbolic annihilation is condemnation, oftewel een nadruk op strafbaar of immoreel gedrag van vrouwen en het veroordelen daarvan. Naar de mogelijke gevolgen van condemnation in de media of in talkshows is nauwelijks onderzoek gedaan. Dat komt naar mijn mening mogelijk doordat condemnation meer gebeurt bij beroemde vrouwen dan bij onbekende, ‘gewone’ vrouwen. Strafbaar gedrag van bekende vrouwen is wellicht meer nieuwswaardig; ik kan me bijvoorbeeld voorstellen dat burgers willen weten of iemand met een publieke functie bij de overheid ooit de wet heeft overtreden. Bekende vrouwen zijn voor onderzoekers echter meestal niet toegankelijk en onderzoek beschrijft dan ook meestal alleen de inhoud van de condemnation met minder aandacht voor effecten.

Een voorbeeld is onderzoek naar vrouwelijke politici, wier vermeend discutabel gedrag in de media meestal breed wordt uitgemeten (Adcock, 2010; Kroon Lundell & Ekström, 2008). Zo werden van politica Laila Freivalds in Zweedse kranten vaak foto’s geplaatst waarop ze onder invloed leek te zijn. Lezers konden haar daarna volgens Kroon Lundell en Ekström (2008) bijna onmogelijk nog sympathiek vinden, maar het is onduidelijk of dat effect daadwerkelijk bestond. Ook eventuele effecten op bijvoorbeeld het zelfbeeld van vrouwen of de politica zelf zijn onduidelijk.

Het gebrek aan onderzoek naar condemnation kan overigens ook een

methodologische verklaring hebben. Een telling van vrouwen voor onderzoek naar omission is vrij eenvoudig, maar het lijkt me lastiger te bepalen wanneer immoreel gedrag van

vrouwen in de media wordt veroordeeld. Hiertoe is mogelijk kwalitatief onderzoek nodig dat verder gaat dan het bestuderen van gesproken woorden en ook gaat over bijvoorbeeld non-verbale communicatie, zoals schudden met het hoofd als het gedrag wordt besproken. Samenvattend kan worden gezegd dat bij representatie - naast het aantal vrouwen op televisie - vooral belangrijk is hoe vrouwen te zien zijn (Collins, 2011). Als meer vrouwen zichtbaar zijn, maar op een trivialization-manier, zijn eventuele negatieve gevolgen tenslotte omvangrijker (Collins, 2011).

(15)

14

2.2.2 Cultivatie

De non- of onderrepresentatie van vrouwen kan, naast binnen de sociale leertheorie (Bandura, 1962), ook nadelig zijn in het licht van de cultivatietheorie van Gerbner en Gross (1976). Die houdt in dat televisiekijken van invloed is op hoe kijkers de sociale werkelijkheid zien. Simpel gezegd krijgen mensen die veel televisiekijken het idee dat het beeld van de werkelijkheid dat zij op televisie zien toont hoe de wereld echt is. Dat is volgens Gerbner en Gross meer het geval bij mensen die veel televisiekijken dan bij mensen die minder

televisiekijken. Toegepast op dit onderzoek zouden mensen die veel talkshows kijken waarin weinig vrouwen aan tafel mee discussiëren bijvoorbeeld het idee kunnen krijgen dat er weinig prominente vrouwen met interessante meningen zijn of dat hun meningen er minder toe doen. Ik bespreek de cultivatietheorie hier, omdat deze veelvuldig wordt genoemd in recent onderzoek naar de representatie van vrouwen in de media (o.a. Daalmans & Ter Horst, 2017). Maar in het huidige onderzoek laat ik de theorie links liggen, omdat er allerlei kanttekeningen bij noodzakelijk zijn. Die kanttekeningen maken het eerdere onderzoek van bijvoorbeeld Daalmans en Ter Horst (2017) overigens niet minder waardevol voor de huidige studie, aangezien zij de theorie slechts gebruiken als context. In het huidige onderzoek komt de theorie hierna echter helemaal niet meer aan bod en in de alinea’s hieronder leg ik uit waarom.

Een eerste kanttekening bij de theorie gaat over de sterkte van cultivatieverbanden. Talloze onderzoekers vonden de afgelopen veertig jaar verbanden die op cultivatie duiden, zoals tussen televisiekijken en angstgevoelens bij mensen (Potter, 2014). Maar de

verbanden waren vrijwel altijd erg zwak, concluderen Shanahan en Morgan (1999) en meer recent Potter (2014) terugkijkend op het bestaande onderzoek. En zulke verbanden werden meestal pas gevonden nadat mensen zeer vaak urenlang televisie hadden gekeken. Er is dan ook al decennialang kritiek op de cultivatietheorie (Hirsch, 1980, 1981; Potter, 1993, 2014).

Zo veronderstellen Gerbner en Gross (1976) in hun theorie dat mensen altijd non-selectief televisiekijken, oftewel als ritueel op vaste tijdstippen in plaats van naar specifieke programma’s. Dat was volgens Potter (1993) in de jaren negentig al niet meer waarschijnlijk, gezien de populariteit van videobanden om specifieke programma’s op te nemen. Vandaag de dag is het mijns inziens zeker niet meer aannemelijk, kijkend naar de opkomst van het on demand bekijken van specifieke programma’s waar en wanneer de kijker wil.

Bovendien veronderstellen Gerbner en Gross (1976) dat cultivatie-effecten

asymmetrisch zijn, oftewel dat televisiekijken voorafgaat aan het beeld dat mensen hebben van de werkelijkheid. Dat is volgens onder meer Rossmann en Brosius (2004) en Potter (1993) lang niet altijd waar, want mensen kunnen ook een bepaald beeld van de wereld hebben en televisieprogramma’s uitkiezen die daarbij passen. Een voorbeeld: volgens de

(16)

15

cultivatietheorie zouden mensen die veel televisiekijken als gevolg daarvan meer

angstgevoelens hebben. Maar het is volgens Rossmann en Brosius (2004) waarschijnlijk (ook) zo dat mensen die bang zijn voor de wereld vaker thuisblijven en dan meer tv kijken. Er kan dus sprake zijn van een wisselwerking. Daarnaast besteden mensen volgens de

cognitieve dissonantie-theorie van Festinger (1957) vaak vooral aandacht aan elementen uit programma’s die aansluiten bij wat ze al denken of vinden. Wat betreft het voorbeeld zou het gaan om redenen waarom de wereld een enge plek is. Die redenen ‘willen’ mensen als het ware geloven en onthouden, om te voorkomen dat ze er meningen op na houden die met elkaar in strijd zijn. Het hebben van tegenstrijdige meningen zou mensen namelijk een oncomfortabel gevoel geven, dat ze zo snel mogelijk kwijt willen raken. Gezien de twijfels over de waarde van de cultivatietheorie richt het huidige onderzoek zich veeleer op symbolic annihilation van Tuchman (1978), gerelateerd aan de sociale leertheorie van Bandura (1962).

2.3 Symbolic annihilation in praktijk

2.3.1 Omission

In de volgende paragrafen wordt op basis van eerder onderzoek besproken in hoeverre de drie vormen van symbolic annihilation (omission, trivialization en condemnation) voorkomen in de praktijk. Van omission, waarbij weinig of geen vrouwen te zien zijn op televisie, is zowel in Nederland als daarbuiten al jaren sprake.

Veruit het meeste onderzoek naar representatie van vrouwen op televisie (in kwantitatieve zin) is Amerikaans en gaat over fictieve televisieprogramma’s (zoals soapseries, o.a. Signorielli, 1989), kinderprogramma’s (o.a. Browne, 1998),

sportprogramma’s (o.a. Cooky, Messner & Hextrum, 2013) en reclames (o.a. Paek, Nelson & Vilela, 2011). Uit vrijwel alle onderzoeken naar deze genres blijkt dat vrouwen minder

zichtbaar zijn dan mannen, een vorm van omission.

Voor het huidige onderzoek is vooral de mate van omission relevant in (1)

primetimeprogramma’s, (2) actualiteitenprogramma’s en (3) talkshows. Dit onderzoek heeft tenslotte betrekking op talkshows over actualiteit (zie het hoofdstuk context) die worden uitgezonden op primetime; oftewel het tijdvak tussen 18:00 en 00:00 uur, waarop de meeste mensen tv kijken (“prime time”, n.d.).

Primetime

In Nederland is al sprake van omission in primetimeprogramma’s sinds de eerste grote meting in 1991 (Nederlandse Omroepprogramma Stichting, 1991, in: Pennekamp, 2011, p. 116). Het percentage vrouwen is de afgelopen decennia gestegen, maar vrouwen blijven

(17)

16

duidelijk in de minderheid:

Tabel 2.1: Percentage zichtbaar sprekende vrouwen in primetimeprogramma's op publieke en commerciële zenders

Meetjaar Percentage vrouwen Bron

1991 34 Nederlandse Omroepprogramma Stichting

(1991, in: Pennekamp, 2011, p. 116)

1998 28,9 Eie (1998, in: Sterk & Van Dijck, 2003, p. 8)

2005 32,9 Koeman, Peeters & D’Haenens (2007)

2010 39,1 Pennekamp (2011)

2013 39,1 Daalmans & Ter Horst (2017)

De omission is bij de publieke omroep overigens groter dan bij de commerciële (Daalmans & Ter Horst, 2017; Koeman et al., 2007; Pennekamp, 2011). Zowel in 2005, 2010 als 2013 waren bij de commerciëlen meer vrouwen (respectievelijk 34, 39,9 en 40,8 procent) te zien dan bij de publieken (33, 37,4 en 36,7 procent). Onderzoek van Sterk en Van Dijck (2003) laat overigens zien dat het percentage vrouwen in 2002 gelijk was bij publieke en

commerciële omroepen (35 procent), maar in die analyse zijn programma’s van de hele dag meegenomen.

De omission van vrouwen bij de publieke omroep was in 2010 reden voor de NPO met het ministerie van OCW af te spreken dat de representatie van vrouwen in 2015 zichtbaar moest zijn verbeterd (NPO, 2010). Die zogenoemde prestatieafspraak heeft de NPO niet gerealiseerd. De NPO houdt daarbij om onduidelijke redenen alleen rekening met het percentage vrouwen in programma’s waarin Nederlands wordt gesproken, het ‘NPO-aanbod’ genoemd. Dat lag in 2010 op 37,6 procent (Pennekamp, 2011) en in 2015 op 35,4 procent (NPO, 2016). Tussen 2010 en 2015 steeg alleen het percentage vrouwen in

fictieprogramma’s bij de NPO (van 44 naar 53 procent). In sportprogramma’s halveerde het percentage (van 12 naar 6 procent) en ook in nieuws- en opinieprogramma’s daalde het (van 33 naar 30 procent). In 2015 sprak de NPO dan ook met het ministerie van OCW af dat de representatie van vrouwen in 2019 wederom moet zijn verbeterd.

De NPO gaf overigens twee verklaringen voor het niet halen van haar doel. Er was, ten eerste, door bezuinigingen te weinig personeel dat zich met de representatie bezig kon houden. Daarnaast zou het lastig zijn prominente vrouwen in programma’s te krijgen, omdat er in de maatschappij nog steeds minder vrouwen dan mannen zijn met topfuncties. In paragraaf 2.4 komen deze en andere mogelijke verklaringen voor symbolic annihilation uitgebreid aan bod.

(18)

17

in Amerika. Zo laat een inhoudsanalyse van Elasmar, Hasegawa en Brain (1999) zien dat in 1992-1993 38,8 procent van de sprekende mensen in Amerikaanse primetimeprogramma’s vrouw was. Dat is negen procent meer dan in het begin van de jaren zeventig (Turow, 1974). In de periode 2000-2008 lag het percentage vrouwen wederom hoger, namelijk op 42

procent (Signorielli, 2009).

Actualiteitenprogramma’s

Net als in primetimeprogramma’s is in Nederlandse actualiteitenprogramma’s, zoals nieuwsbulletins, al jaren onmiskenbaar sprake van omission. Zo telde televisierecensent Beerekamp in 2008 onder in totaal 296 sprekers in nieuwsprogramma’s ruim 25 procent vrouwen. In 2010 ging het volgens Pennekamp (2011) om 34,1 procent. Ook hier bleef de publieke omroep (33,6 procent) achter bij de commerciële (34,8 procent). Drie jaar later was de omission nog sterker; toen telden Daalmans en Ter Horst (2017) 29,6 procent vrouwen. Daarmee ligt het percentage vrouwen in Nederlandse actualiteitenprogramma’s iets hoger dan het wereldwijde gemiddelde. Voor het Global Media Monitoring Project wordt sinds 1995 elke vijf jaar op één dag gekeken naar de man-vrouwverdeling in het nieuws. 21 procent van de sprekende mensen in televisienieuws was in 1995 vrouw (Seydegart & Spears, 1995). In zowel 2000 als 2005 ging het om 22 procent, in 2010 en 2015 om 24 procent (Gallagher, 2005; Macharia, 2015; Macharia, O’Connor & Ndangam, 2010; Spears, Seydegart & Gallagher, 2000).

Talkshows

Wat betreft omission in Nederlandse talkshows zijn er weinig wetenschappelijke

onderzoeken beschikbaar, maar wel enkele niet-wetenschappelijke inventarisaties. Die gaan veelal over talkshows die tegenwoordig niet meer worden uitgezonden, maar laten allemaal zien dat vrouwen binnen die programma’s in de minderheid waren. Zo blijkt dat ongeveer dertig procent van de gasten in het vroegere Pauw & Witteman door de jaren heen vrouw was:

Tabel 2.2: Percentage vrouwelijke gasten in Pauw & Witteman 2006-2013

Periode Percentage vrouwen Bron

2006-2013 31 Boeschoten (2014)

2008-2012 27 Ruigrok et al. (2012b)

2011 24 Ruigrok et al. (2012a)

2013 (september-december) 28 Beerekamp & Veerman (2013)

(19)

18

Ook bij het vroegere Knevel en Van den Brink was ongeveer 30 procent van de gasten vrouw, concludeert data-analist Boeschoten (2014) op basis van gastenlijsten uit de periode 2007-2013. Er lijkt geen verschil te zijn door de tijd heen; bij Barend & Van Dorp lag het percentage ook op ongeveer 30 procent (Boeschoten, 2014; periode 1999-2006). Over de drie talkshows die tegenwoordig te zien zijn en die centraal staan in dit onderzoek is de beschikbare informatie fragmentarisch. Het lijkt er wel op dat bij het commerciële RTL Late Night minder sprake is van omission dan bij de commerciële talkshows Pauw en Jinek. Bij RTL Late Night was volgens journalist Keulemans (2013) 40 procent van de gasten in het eerste seizoen vrouw. Voor de periode september-december 2013 kwamen journalisten Beerekamp en Veerman (2013) op 34 procent. Dat percentage lag in het seizoen van 2015 op 32 procent (Ruigrok & De Boer, 2015). In datzelfde jaar was 28 procent van de gasten in het publieke Pauw vrouw, tegenover 27 procent in het eveneens publieke Jinek.

Ook in buitenlandse talkshows is overigens sprake van omission. Zo was in Israël in 2012 36,8 procent van alle experts in talkshows vrouw (Hetsroni & Lowenstein, 2014). Zo’n tien jaar eerder - in 2003, 2004 en 2005 - waren vrouwen in Israëlische talkshows ook al in de minderheid (Avraham & First, 2010). Uit de inhoudsanalyse van Wahab (2011) blijkt dat ook in Maleisische talkshows meer mannen dan vrouwen te gast zijn, hoewel percentages onbekend zijn.

De Israëlische percentages zijn hoger dan de Amerikaanse. In de Verenigde Staten is vrijwel geen onderzoek gedaan naar vrouwelijke gasten in latenighttalkshows, maar wel naar representatie in zondagochtendtalkshows. Gezien hun gerichtheid op actualiteit en politiek zijn deze in mijn optiek enigszins vergelijkbaar met bijvoorbeeld het Nederlandse Pauw & Witteman (te zien tussen 2006 en 2014 op NPO1). Dat was in de periode 1999-2013 tenslotte de talkshow met de meeste gasten uit de politiek (Boeschoten, 2014). De meeste latenighttalkshows in Amerika zijn daarnaast komisch van aard (Niven, Lichter & Amundson, 2003) en in die zin anders dan de meer serieuze late talkshows in Nederland. Het

percentage vrouwelijke gasten in ochtendtalkshows in Amerika is tussen 2000 en 2017 gestaag gestegen:

Tabel 2.3: Percentage vrouwelijke gasten in Amerikaanse ochtendtalkshows 2000-2017

Periode Percentage vrouwelijke gasten Bron

2000-2001 10 The White House Project (2001)

2002 13 The White House Project (2002)

(20)

19

2012 21,7 Women’s Media Center (2012)

2013 25,3 Women’s Media Center (2013)

2014 26 Women’s Media Center (2014)

2015 26 Women’s Media Center (2015)

2017 29,9 Women’s Media Center (2017)

In 2005 had de helft van de Amerikaanse ochtendtalkshows geen enkele vrouw te gast, een sprekend voorbeeld van volledige omission (The White House Project, 2005). Vrouwelijke gasten waren goed voor 10 procent van de gesproken woorden in de shows en waren meestal te zien in minder belangrijke delen van de talkshows dan mannen. Interessant genoeg bevatte de onderzoeksperiode van deze inventarisatie de weken na de aanslagen van 11 september. In die weken waren nog minder vrouwen te gast (9 procent).

Het grote aantal voorbeelden van omission in zowel primetime- als actualiteitenprogramma’s en talkshows leidt tot de volgende hypothese voor het huidige onderzoek:

H1: Vrouwen waren de afgelopen drie jaar ondervertegenwoordigd in Nederlandse

latenighttalkshows in vergelijking met het percentage vrouwen in de maatschappij

2.3.2 Trivialization Onderwerp

Een tweede vorm van symbolic annihilation is trivialization. Daarbij zijn wel vrouwen te zien op televisie, maar zijn ze bijvoorbeeld ‘slechts’ een lustobject of mogen ze alleen praten over stereotypisch vrouwelijke onderwerpen. Voordat onderzoek naar trivialization op basis van onderwerp aan bod komt, is het nuttig te bespreken welke onderwerpen eigenlijk

stereotypisch vrouwelijk zijn. In de literatuur zijn mode en uiterlijk veruit de meest genoemde vrouwelijke onderwerpen (o.a. Allan, 1998, in: Ross & Carter, 2011; Chambers, Steiner & Fleming, 2004; Gauntlett, 2002; Palomares, 2009; Peirce, 1990; Van de Voorde, 2014). Ook opvoeding, liefde, persoonlijke relaties en huishouden worden gezien als typisch vrouwelijk (Lindholm, 2006; Gauntlett, 2002; Van de Voorde, 2014; Chambers, Steiner & Fleming, 2004). Meerdere onderzoekers noemen ook persoonlijke gezondheid en gezondheidszorg als vrouwelijke onderwerpen (Allan, 1998; Gauntlett, 2002; Grabe & Samson, 2011; Van de Voorde, 2014). Maar volgens Len-Rios, Hinnant en Yeon Jeong (2012) zijn er ook

mannelijke aspecten aan persoonlijke gezondheid en gezondheidszorg. Beleid daaromtrent zou mannelijk zijn (en is wellicht ook politiek), terwijl lichamelijke oefening en voeding vrouwelijk zijn. Mogelijk komt dit meningsverschil voort uit de verschillende culturen waarin de onderzoekers leven en van waaruit zij de beroepen typeren.

(21)

20

Wat betreft stereotypisch mannelijke onderwerpen zijn meerdere onderzoekers het met Warren (2002) eens dat politiek en veiligheid mannelijke onderwerpen zijn (o.a. Beam & Di Cicco, 2010; Chambers, Steiner & Fleming, 2004). Warren spreekt niet over sport, terwijl andere onderzoekers dit een typisch mannelijk onderwerp vinden (Chambers, Steiner & Fleming, 2004). Sussman en Tyson (2000) nuanceren dat; volgens hen zijn sommige sporten mannelijk (zoals vissen en honkbal) en andere vrouwelijk (zoals ballet en kunstschaatsen). Verder worden het zakenleven en misdaad gezien als mannelijke onderwerpen (Beam & Di Cicco, 2010; Chambers, Steiner & Fleming, 2004).

De genoemde onderwerpen komen duidelijk naar voren in het bestaande onderzoek naar trivialization op basis van onderwerp. Specifiek onderzoek naar trivialization in

talkshows, zoals de huidige studie, bestaat nog niet. Maar algemener onderzoek naar brede programmagenres (hieronder voor de duidelijkheid cursief aangeduid) laat zien dat in Nederland al jaren sprake is van trivialization op basis van onderwerp. Zo waren vrouwen in 2005 volgens Koeman et al. (2007) binnen non-fictieprogramma’s in de meerderheid bij onderwerpen over opvoeding, familie en relaties en meer dan gemiddeld vaak aan het woord bij thema’s als gezondheid, onderwijs, kunst, cultuur en entertainment. Pennekamp (2011) en Segijn et al. (2014) vonden in respectievelijk 2010 en 2013, eveneens voor

non-fictieprogramma’s, dezelfde trivialization. Zo kwamen vrouwen in beide jaren vooral aan het woord over zaken als cultuur, entertainment, opvoeding, relaties en gezondheid. Mannen kwamen vaker aan het woord bij onderwerpen als politiek en sport. Deze bevindingen lijken op die van Daalmans en Ter Horst (2017) voor primetimeprogramma’s in het algemeen. Vrouwen kwamen daarin in 2013 met name aan het woord bij onderwerpen die Daalmans en Ter Horst (2017) ‘zacht’ noemen; familie, romantiek en vriendschap.

Trivialization op basis van onderwerp komt overigens niet alleen in Nederland voor. Zo waren in 2012 in Israëlische talkshows niet alleen minder vrouwen dan mannen te zien (omission), ze kwamen ook alleen aan het woord bij onderwerpen die volgens Warren (2002) stereotypisch vrouwelijk zijn. Het gaat om opvoeden, onderwijs en uiterlijke verzorging. Ook in Maleisië was in 2011 sprake van trivialization. Wahab (2011) concludeert dat vrouwen daar alleen te gast waren bij onderwerpen waarbij emoties centraal staan. Bij mannelijke gasten lag de nadruk juist op hun intellect en vermogen om discussies te voeren. Zoals beschreven bestaat er geen vergelijkbaar onderzoek dat specifiek gaat over talkshows in Nederland; het huidige onderzoek is een eerste stap om die leemte op te vullen.

Gezien het grote aantal voorbeelden van trivialization op basis van onderwerp in bredere programmagenres, wordt de tweede hypothese geformuleerd voor het huidige onderzoek:

(22)

21

latenighttalkshows de afgelopen drie jaar oververtegenwoordigd bij stereotypisch vrouwelijke onderwerpen

Hoedanigheid

Trivialization kan mijns inziens, naast over het onderwerp, ook gaan over de hoedanigheid waarin vrouwen op tv aan het woord komen. Hierbij staat een triviale rol (oftewel een

alledaagse, onbeduidende rol) tegenover een meer betekenisvolle en hoger aangeschreven rol, bijvoorbeeld als deskundige (“triviaal”, n.d.). Meerdere onderzoeken over verschillende soorten programma’s laten zien dat vrouwen op tv vaak aan het woord komen in een meer triviale rol en in de minderheid zijn onder deskundigen.

Zo was van alle deskundigen in Nederlandse informatieve programma’s in 2002 24 procent vrouw (Sterk & Van Dijck, 2003), tegenover 16 procent in 1998 (Eie, 1998, in: Sterk & Van Dijck, 2003, p. 9). Onderzoek van Koeman et al. (2007) laat zien dat mannen in 2005 in de bredere categorie van zowel fictie- als non-fictieprogramma’s vaker aan het woord kwamen als deskundige, terwijl vrouwen meestal spraken als gewone burger. Overigens kwamen mannen en vrouwen wel nagenoeg even vaak aan het woord.

Dat was in 2010, specifiek in non-fictieprogramma’s, ook het geval (Pennekamp, 2011). Alleen bij de commerciële omroepen spraken vrouwen iets minder vaak. Wat betreft de deskundigheid was de trivialization in 2010 bij de commerciële omroepen (27,5 procent vrouwelijke deskundigen) minder sterk dan bij de publieke (23,9 procent). Ook in 2013 was volop sprake van trivialization, laten Segijn et al. (2014) zien voor non-fictieprogramma’s. Vrouwen kwamen vaak aan het woord als voxpop (‘gewone burger’) en

ervaringsdeskundige, terwijl mannen vaker naar voren kwamen als deskundige op basis van expertise.

Net als trivialization op basis van onderwerp, komt ook trivialization op basis van hoedanigheid dus vaak voor. Daarom wordt de derde hypothese geformuleerd:

H3: Vrouwelijke gasten waren (vergeleken met mannelijke) in Nederlandse

latenighttalkshows de afgelopen drie jaar oververtegenwoordigd in stereotypisch vrouwelijke hoedanigheden

Beroep

Trivialization kan, ten derde, ook te maken hebben met het beroep van vrouwen op televisie. Als op tv niet of nauwelijks vrouwen te zien zijn met niet-stereotypische beroepen, kunnen kijkers volgens de hierboven besproken sociale leertheorie (Bandura, 1962) gaan denken dat er kennelijk geen vrouwen met zulke beroepen zijn of dat zij zulke beroepen niet ‘horen’ te hebben. Vrouwen en meisjes kunnen hun eigen talenten daardoor onderschatten.

(23)

22

Voordat wordt besproken in hoeverre trivialization op basis van beroep voorkomt, is het nuttig te bespreken welke beroepen stereotypisch vrouwelijk en mannelijk zijn. Zulke typeringen zijn schaars, maar de auteurs die beroepen zo typeren, zijn het met elkaar eens. De meest genoemde vrouwelijke beroepen zijn zuster, secretaresse, schoonheidsspecialiste, basisschoollerares, sociaal werkster, kinderdagverblijfmedewerkster, caissière, masseuse, huisvrouw en stewardess (o.a. Haccoun & Stacy, 1980; Harris & Satter, 1981; Hoffman, 1974; Liben, Bigler & Krog, 2002; Maleta, 2009; Neff, Cooper & Woodruff, 2007; Popovich et al., 1997). Meer algemeen kan over vrouwelijke beroepen worden gezegd dat ze minder goed betalen dan mannelijk werk, minder prestigieus en invloedrijk zijn, meer gevoeligheid en behulpzaamheid vereisen en vaak met kinderen te maken hebben (Crosby, Williams & Biernat, 2004; Gill, 2004; Hoffman, 1974; Neff et al., 2007).

Typisch mannelijke beroepen zijn onder meer politieman, brandweerman,

bouwwerker, arts, boer, militair, beveiliger en advocaat (o.a. Eagly, 2007; Harris & Satter, 1981; Liben et al., 2002; Nieva & Gutek, 1980; Perry & Vance, 2010; Popovich et al., 1997; Powell, Butterfield & Parent, 2002). Hierbij zijn overigens nuanceringen mogelijk. Waar sommige auteurs advocaat zijn in het algemeen een mannelijk beroep vinden, stellen Sutton, Douglas en McClellan (2011) dat bedrijfsadvocaat een mannelijk beroep is en

familieadvocaat een vrouwelijk.

De genoemde voorbeelden komen duidelijk terug in het bestaande onderzoek. Zo waren vrouwelijke gasten in informatieve programma’s in 2002 volgens Sterk en Van Dijck (2003) meestal te zien als moeder, huisvrouw of verpleegkundige. Sterk en Van Dijck noemen de rolverdeling stereotypisch, want mannen kwamen vaak naar voren als politieagent of brandweerman en vrijwel nooit als (huis-)vader.

Voor 2005 vonden Koeman et al. (2007) dezelfde trivialization, maar dan in zowel fictie- als non-fictieprogramma’s. Daarin waren mannen zowel bij de publieke als de commerciële omroep vaak te zien in ‘harde’ functies als politicus, zakenman of politie- of brandweerman en vrouwen in ‘zachte’ rollen als studente, kunstenaar of huisvrouw. Dat was in 2013 in non-fictieprogramma’s niet anders. Zo werden mannen vaak afgebeeld in functies waarvoor een hoge opleiding nodig is, terwijl vrouwen te zien waren in een vrij beroep of als scholier of student (Segijn et al., 2014). Van vrouwen wordt bovendien vaker helemaal niet vermeld of ze werken en welk beroep ze hebben. Op basis van het bovenstaande wordt de vierde hypothese geformuleerd:

H4: Vrouwelijke gasten met een stereotypisch vrouwelijk beroep waren (vergeleken met

mannelijke gasten) in Nederlandse latenighttalkshows de afgelopen drie jaar oververtegenwoordigd

(24)

23

Aangezien de literatuur duidelijk laat zien dat bij de publieke omroep meer sprake is van zowel omission als trivialization dan bij de commerciële omroepen, wordt de vijfde hypothese geformuleerd:

H5: De representatie van vrouwen (vergeleken met die van mannen) in Nederlandse

latenighttalkshows bij de publieke omroep verschilde de afgelopen drie jaar van die bij de commerciële omroep

Spreektijd en onderbrekingen

In de literatuur over trivialization in Nederlandse programma’s mis ik daarnaast twee zaken die mijns inziens wel onderzoek verdienen: spreektijd en onderbrekingen. Hoewel Koeman et al. (2007) bijvoorbeeld lieten zien dat vrouwen en mannen in 2005 in fictie- en

non-fictieprogramma’s even vaak aan het woord kwamen, is onduidelijk hoe lang ze precies spraken en of daarin verschillen zijn tussen mannen en vrouwen. Een korte spreektijd maakt de rol van een gast mijns inziens trivialer, aangezien de gast weinig tijd krijgt om zijn of haar verhaal te vertellen. Daarom is het interessant dit te bekijken.

Hetzelfde geldt voor het aantal onderbrekingen van gasten door de presentator. Daarnaar is voor zover mij bekend helemaal geen onderzoek gedaan in het kader van talkshows. Het is mijns inziens wel interessant te weten in hoeverre gasten mogen uitpraten, aangezien een gast die niet vaak mag uitpraten mogelijk een meer triviale rol heeft. Dit leidt tot de volgende onderzoeksvragen:

RQ1: In hoeverre was er de afgelopen drie jaar een verband tussen het geslacht van gasten

in Nederlandse latenighttalkshows en de spreektijd die zij daarin kregen?

RQ2: In hoeverre was er de afgelopen drie jaar een verband tussen het geslacht van gasten

in Nederlandse latenighttalkshows en hoe vaak zij door de presentator werden onderbroken?

2.3.3 Condemnation

De derde en laatste vorm van symbolic annihilation is condemnation, waarbij de nadruk ligt op strafbaar of immoreel gedrag van vrouwen. In de context die voor het huidige onderzoek het meest relevant is (televisie, non-fictieprogramma’s, actualiteitenprogramma’s en

latenighttalkshows) is hiernaar vrijwel geen onderzoek gedaan, een uitzondering van Birmingham (2000) daargelaten. Uit dat onderzoek blijkt dat in Amerika in 2000 tien procent van de verhalen in talkshows over immoreel seksueel gedrag van vrouwen ging, een duidelijk geval van condemnation.

(25)

24

veelal informatieve karakter van actualiteitenprogramma’s en latenighttalkshows, maar meer bij programma’s rond shownieuws, entertainment(praat-)programma’s en dagtalkshows. Het laatstgenoemde genre, met onder meer The Jerry Springer Show, heeft volgens meerdere onderzoekers (o.a. Cragin, 2010) tenslotte een sterk trashy imago met de nadruk op confrontaties en bekentenissen van mensen over hun gedrag. Dat is in

actualiteitenprogramma’s en talkshows over actualiteit mijns inziens minder het geval.

2.4. Verklaringen voor annihilation

De vorige paragrafen maakten duidelijk dat in Nederland en daarbuiten volop sprake is van symbolic annihilation. Het lijkt mij nuttig dit hoofdstuk af te sluiten met mogelijke verklaringen daarvoor. Toen eind 2014 duidelijk werd dat de NPO er niet in was geslaagd het percentage vrouwen in haar primetimeprogramma’s tussen 2010 en 2015 te verhogen, kwam de

publieke omroep met een uitleg. De NPO had naar eigen zeggen niet genoeg personeel dat zich voor een betere representatie in kon zetten. Dat kwam door “bezuinigingen,

reorganisaties en fusies” (NPO, 2016, p. 87), zoals verschillende omroepen die samen verder gingen. De eindredacteur van Pauw, Herman Meijer, noemde dezelfde reden

(Bronzwaer, 2015): “We hebben de mankracht niet om een positief discriminerend beleid te voeren.” Van een gebrek aan geld zal de komende twee jaar waarschijnlijk minder sprake zijn. De NPO gaat samenwerken met het commerciële RTL en mediabedrijf Vice om de representatie van vrouwen te verbeteren (Vermeij, 2017). Specifieke plannen zijn nog niet bekend, maar het ministerie van OCW heeft alvast 150.000 euro uitgetrokken om het initiatief te steunen.

Naast een gebrek aan geld en personeel noemde Pauw-eindredacteur Meijer ook ontwikkelingen in de maatschappij als reden voor de scheve representatie, net als de NPO (2016, p. 87):

“(…) Ontwikkelingen binnen de NPO [vormen] een weerspiegeling van die in de samenleving, waar bijvoorbeeld de doorstroom van vrouwen (…) naar topposities in bedrijfsleven, politiek en wetenschap vooralsnog traag verloopt”.

Daar heeft de NPO gelijk in. Hoewel het aantal vrouwen in topfuncties binnen de meeste branches de afgelopen jaren is gegroeid, blijven vrouwen sterk in de minderheid (SCP & CBS, 2016). En meerdere onderzoekers zijn het erover eens dat de representatie van vrouwen op televisie een afspiegeling is van de maatschappij (o.a. Rahbani, 2010). Zo bezien is het logisch dat er meer prominente mannen dan vrouwen te gast zijn in talkshows. Presentator Jeroen Pauw verwoordt het als volgt: “[Er komen pas meer vrouwen aan tafel] als ze langzamerhand iets in onze samenleving gaan betekenen, [wat nu] feitelijk niet zo is”

(26)

25

(Van Rhee, 2014). Vanuit zijn optiek is die mening begrijpelijk. De presentator ontvangt vaak politieke gasten zoals ministers en daarvan zijn er in Nederland nu eenmaal al jaren meer man dan vrouw. Logischerwijs zitten er dus ook meer mannelijke dan vrouwelijke ministers aan talkshowtafels.

Tegelijkertijd is aan vrouwelijke deskundigen, zoals politiek commentatoren, naar mijn idee geen gebrek. Denk aan journaliste Wouke van Scherrenburg of columniste Sheila Sitalsing. Met het oog op een meer evenwichtige representatie kunnen zij (ook) worden uitgenodigd. Dat lijkt Jeroen Pauw ook te vinden, want hij zegt “het zoveel mogelijk in vrouwen te zoeken” wat betreft deskundigen in zijn show (Van Rhee, 2014). Maar het is onduidelijk of hij daadwerkelijk vrouwelijke deskundigen vindt.

De NPO erkent trouwens dat dit niet alleen een verantwoordelijkheid is van redacties, maar ook van de publieke omroep zelf. Daarom organiseerde de NPO in 2013 ontmoetings- en brainstormsessies waarin vrouwen onderwerpen konden voorstellen aan onder meer de redactie van De Wereld Draait Door (NPO, 2014). Dat project kreeg echter geen vervolg en er deden geen latenighttalkshows aan mee. Dat is opvallend; er was allerminst reden om te denken dat zulke sessies overbodig waren, aangezien het aantal vrouwen in

NPO-programma’s vaker af- dan toenam. Daarnaast is onduidelijk of deelnemers aan de sessies daadwerkelijk te gast zijn geweest in programma’s of een band met redacties hebben. De ontmoetingssessies van de NPO onderstrepen overigens de verantwoordelijkheid van vrouwen zelf. Zij zijn volgens de vroegere redactie van Pauw & Witteman vaak minder geschikt voor televisie omdat ze minder uitgesproken zijn in hun meningen dan mannen (Van Heugten, 2012; Van Heugten & Van Henningen, 2009). Om waardevoller te zijn als

(potentiële) gast zouden vrouwen hun mediavaardigheden kunnen verbeteren en zich

kunnen verdiepen in de werkwijze van journalisten om relaties met hen te kunnen opbouwen (Avraham & First, 2010). In dat kader richtte publiciteitsdeskundige Janneke van Heugten de website vidm.nl op, waarop vrouwen zich kunnen aanmelden als deskundigen en redacties aanvragen kunnen doen. Op de website geeft Van Heugten ook tips, bijvoorbeeld over

manieren waarop vrouwen zich als professional helder en zelfverzekerd kunnen presenteren. Enige zelfverzekerdheid is tenslotte erg belangrijk. Vrouwen zeggen vaker ‘nee’ tegen uitnodigingen van talkshows dan mannen en dat heeft vooral te maken met onzekerheid en perfectionisme (Bronzwaer, 2015; Van Heugten, 2012). Mannen zeggen, gechargeerd, eerst ‘ja’ en gaan daarna pas bedenken of ze eigenlijk wel verstand hebben van het onderwerp (Bronzwaer, 2015). Vrouwen willen volgens Pauw-eindredacteur Meijer juist “beter beslagen ten ijs komen”. Daarnaast zijn vrouwen, meer dan mannen, bang te blokkeren tijdens een interview (Van Heugten, 2012).

Samenvattend kan worden gezegd dat symbolic annihilation van vrouwen op tv vooral voort lijkt te komen uit een gebrek aan tijd en personeel bij omroepen en redacties,

(27)

26

onevenwichtige man-vrouwverhoudingen in de maatschappij en terughoudendheid van vrouwen bij uitnodigingen. Bovendien moet worden geconcludeerd dat de bereidheid om te streven naar een meer evenwichtige representatie van twee kanten moet komen. Dat gebeurt vooralsnog te weinig, vindt Van Heugten. Redacties kunnen via haar site makkelijk in contact komen met vrouwelijke deskundigen, maar de grote talkshows gebruiken de site nauwelijks omdat ze de representatie “niet [zien] als een probleem” (Bronzwaer, 2015). Hoewel ik niet op redactievloeren kan kijken, kan ik me voorstellen dat Van Heugten gelijk heeft. De NPO en programmaredacties zeggen weliswaar hun best te doen en moeten dat vanwege de beleidsafspraken ook, maar dit hele hoofdstuk laat wel zien dat de zichtbare resultaten al jaren zeer minimaal lijken te zijn.

2.5 Conclusie

In dit hoofdstuk werden de relevante theorieën en bestaande onderzoeken besproken over de representatie van vrouwen op televisie in het algemeen en in talkshows specifiek. Een evenwichtige representatie van vrouwen is belangrijk; ze vormen de helft van de bevolking en verdienen het dus om zich even goed als mannen te kunnen herkennen in het media-aanbod. De onderrepresentatie of stereotypische beeldvorming van vrouwen in de media, door Tuchman (1978) symbolic annihilation genoemd, kan voor vrouwen en meisjes bovendien nadelige gevolgen hebben. Volgens de sociale leertheorie van Bandura (1962) kunnen vrouwen bij een gebrek aan rolmodellen bijvoorbeeld hun talenten onderschatten (Fourie, 2001). Talloze onderzoeken laten zien dat zowel in Nederland als daarbuiten al jaren sprake is van twee vormen van symbolic annihilation (omission en trivialization) in verschillende soorten programma’s. Maar onderzoek naar omission (geen of weinig vrouwen in beeld) en trivialization (vrouwen op stereotypische wijze in beeld) ontbreekt in het kader van Nederlandse latenighttalkshows. Met dit onderzoek wordt een belangrijk begin gemaakt die leemte op te vullen.

(28)

27

3. Context

In dit hoofdstuk wordt, na een korte schets van het mediagebruik in Nederland, besproken welke talkshows zijn geanalyseerd. Omdat het journalistieke gehalte van de programma’s bij de keuze leidend was, wordt besproken waarom de shows journalistiek zijn.

3.1 Mediagebruik in Nederland

In dit onderzoek wordt bekeken in hoeverre sprake is van symbolic annihilation (Tuchman, 1978) in Nederlandse latenighttalkshows. Die vraag is, zoals besproken in het vorige hoofdstuk, onder meer relevant in het licht van de sociale leertheorie (Bandura, 1962). Op basis daarvan kan worden verwacht dat vrouwen bij een gebrek aan rolmodellen die stereotypische man-vrouwverdelingen doorbreken niet of nauwelijks het idee krijgen dat zij dit ook kunnen doen. Met het aanhalen van deze theorie in dit onderzoek naar

tv-programma’s veronderstel ik dat Nederlanders regelmatig tv kijken en dat de televisie, naast bijvoorbeeld ouders, daarom een belangrijke mogelijke invloed is op het beeld dat mensen van de wereld hebben. Om die mening te ondersteunen, schets ik hier kort het mediagebruik in Nederland.

Nederlanders besteedden in 2015 dagelijks gemiddeld 8 uur en 33 minuten aan media, waarvan de meeste tijd (3 uur en 4 minuten) aan televisiekijken (Wennekers, De Haan & Huysmans, 2016). In 2016 ging het concreet om 183 minuten televisie per dag, ofwel drie uur en drie minuten (Stichting KijkOnderzoek [SKO], 2017). Hoewel uitgesteld

televisiekijken en kijken via bijvoorbeeld streams op internet in opmars zijn, keken

Nederlanders zowel in 2013 als in 2015 nog het meest lineair, oftewel op het moment van uitzending (Sonck & De Haan, 2015; Wennekers et al., 2016). Tussen mannen en vrouwen is wat dat betreft nauwelijks verschil. Bij het lineair televisiekijken waren

non-fictieprogramma’s in 2015 het populairst; vooral de shows op het gebied van nieuws, actualiteiten en opinievorming. Ik kan me voorstellen dat dit vooral geldt voor de

latenighttalkshows die in dit onderzoek centraal staan, aangezien deze bij uitstek gaan over het nieuws van de dag en dus een dag later al achterhaald kunnen zijn.

3.2 Onderzochte talkshows in een notendop

In dit onderzoek worden afleveringen van drie Nederlandse latenighttalkshows onderzocht, namelijk Pauw, Jinek en RTL Late Night. Dit zijn de programma’s in een notendop:

Pauw

(29)

28

zien op NPO1, meestal om 23:00 uur met herhalingen na 00:00 uur en overdag. Naamgever Jeroen Pauw presenteert het programma. Gemiddeld keken de afgelopen jaren dagelijks tussen de 400.000 en 900.000 kijkers naar het programma (SKO, n.d.).

Jinek

Jinek wordt sinds september 2013 live uitgezonden op NPO1; de eerste twee jaar gebeurde dat eens per week en sinds januari 2015 vijf dagen in de week. Het programma is

tegenwoordig minimaal zes maanden per jaar te zien, meestal beginnend tussen 22:20 en 23:00 uur. Herhalingen zijn te zien na 00:00 uur en overdag. De presentatie is in handen van Eva Jinek; de vaste (politieke) verslaggever op locatie is Jaïr Ferwerda. Met kijkcijfers tussen de 800.000 en 1,1 miljoen is Jinek momenteel de best bekeken talkshow van Nederland (SKO, n.d.).

RTL Late Night

RTL Late Night is sinds augustus 2013 minimaal negen maanden per jaar vijf dagen per week (vrijwel altijd live) te zien om 22:30 uur op RTL4, met herhalingen na 00:00 uur en overdag. De presentatie is in handen van Humberto Tan. In het huidige seizoen heeft hij geen sidekick meer; eerder presenteerden Luuk Ikink (2013-2016) en Marieke Elsinga (2016-2017) mee. Het programma was de eerste seizoenen met 900.000 á 1,1 miljoen kijkers per uitzending de best bekeken latenighttalkshow in Nederland (SKO, n.d.). Tegenwoordig hebben zowel Pauw als Jinek gemiddeld meer kijkers (Jansen, 2017).

3.3 Waarom deze talkshows?

Om de geanalyseerde talkshows enigszins te kunnen vergelijken, zijn alleen

latenighttalkshows meegenomen die minimaal de helft van het jaar te zien zijn. Daarom is vooravondtalkshow De Wereld Draait Door bijvoorbeeld niet meegenomen. Dat geldt ook voor de kortstondige en uitzonderlijke samenwerking Pauw & Jinek: De Verkiezingen, die geheel in het teken stond van politiek.

De talkshows zijn bovendien gekozen omdat ze in bepaalde mate journalistiek zijn. Om dat standpunt te beargumenteren, is het onderscheid relevant dat journalist Fudge (2006) maakt tussen journalism en journalistic. Talkshows zijn niet altijd journalism; de programma’s zijn namelijk vaak live en de tijd per gast is beperkt, waardoor verifiëring van feiten en hoor- en wederhoor soms lastig zijn (Fudge, 2006). Maar omdat talkshows wel actuele onderwerpen kunnen behandelen en daarbij zo objectief en accuraat mogelijk kunnen zijn, kunnen talkshows in hun werkwijze wel journalistic zijn. Dat is bij de drie genoemde talkshows mijns inziens het geval, zoals ik in de volgende subparagrafen zal toelichten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Met de gegevens van 1990 en 2000 in figuur 1C is het mogelijk twee berekeningen uit te voeren die tot verschillende conclusies leiden over het gemiddeld uurloon van vrouwen

− waarom de adviezen van de Gezondheidsraad mensen niet voldoende helpen af te vallen en welke twee verklaringen er zijn voor de. hardnekkigheid van

Jezus verliest werkelijk alles: zijn vrijheid, zijn goede naam en zelfs zijn trouwste leer- lingen.. Dat Jezus de twaalf apostelen ziet afhaken, moet voor Hem een bijzonder pijnlijke

[r]

Mannen zijn de laat- ste vijf jaar iets minder gaan wer- ken (-1u), ze besteden iets minder tijd aan ‘persoonlijke verzorging, eten & drinken’ (-27’), ze doen iets

De klap op 58-jarige leeftijd vindt zijn oorsprong voor een belangrijk deel bij het brugpensioen en de daling op 60-jarige leeftijd is een gevolg van de mogelijkheid om op

Dus, hoewel de oor- zaken van stress meer aanwezig zijn in jobs en sec- toren waar vrouwen oververtegenwoordigd zijn en hoewel vrouwen naast hun job ook nog vaak in- staan voor de

In tegenstelling tot de verschillen tussen mannen en vrouwen in ervaren hulp vanuit gemeenten, zijn er tussen mannen en vrouwen in de WW geen significante verschil- len in