• No results found

Vergrijzing en toekomstige ziektelast. Prognose chronische ziektenprevalentie 2005-2025

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vergrijzing en toekomstige ziektelast. Prognose chronische ziektenprevalentie 2005-2025"

Copied!
98
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RIVM rapport 260401004/2007

Vergrijzing en toekomstige ziektelast

Prognose chronische ziektenprevalentie 2005-2025. A. Blokstra, W.M.M. Verschuren (red.)

C.A. Baan, H.C. Boshuizen, T.L. Feenstra, R.T. Hoogenveen, H.S.J. Picavet, H.A. Smit,

A.H. Wijga

Contact A. Blokstra

Centrum voor Preventie- en Zorgonderzoek

a.blokstra@rivm.nl

Dit onderzoek werd uitgevoerd in opdracht en ten laste van het Ministerie van

Volksgezondheid, Welzijn en Sport in het kader van het project Prioritaire Chronische Ziekten, V/260401/01/KB.

(2)

Rapport in het kort

Vergrijzing en toekomstige ziektelast

Prognose chronische ziektenprevalentie 2005-2025

Door de groei en vergrijzing van de Nederlandse bevolking zal het aantal chronisch zieken de komende twintig jaar sterk toenemen. Vooral het aantal diabeten en mensen met

botontkalking (osteoporose) zal stijgen.

Naar schatting is het aantal diabeten over twintig jaar met 300.000 toegenomen. Als de huidige toename van het aantal mensen met overgewicht doorzet, zal het aantal diabeten in die periode met 100.000 patiënten extra toenemen. Ook wordt een sterke toename verwacht van het aantal mensen met osteoporose met ongeveer 350.000 personen. De stijging van aan roken gerelateerde ziekten (COPD en longkanker) zal naar verwachting bij vrouwen groter zijn dan op grond van de demografische toename wordt verwacht, en kleiner bij mannen. Dat komt doordat vrouwen de afgelopen decennia meer zijn gaan roken en mannen juist minder. Dit zijn enkele prognoses voor het aantal chronisch zieken tussen 2005 en 2025. Deze prognoses geven meer inzicht in de mate waarin het aantal zieken zal stijgen. Die kennis is van belang om te kunnen anticiperen op de toekomstige vraag naar zorg, en de daarmee gepaard gaande kosten.

De prognoses zijn op drie manieren berekend, afhankelijk van de beschikbare informatie. Ten eerste is alleen uitgegaan van de veranderende omvang van de bevolking en de vergrijzing. Vervolgens zijn berekeningen met het Chronische Ziekten Model (CZM), een wiskundig simulatiemodel, uitgevoerd. In deze berekeningen zijn, behalve gegevens over groei en vergrijzing, trends in het aantal patiënten met de onderzochte ziekten verdisconteerd. Ten slotte is, ook met het CZM, berekend wat de invloed is van toekomstige ontwikkelingen van overgewicht en roken.

De in dit rapport besproken ziekten zijn: hart- en vaatziekten (hartinfarct, beroerte, hartfalen), diabetes, kanker (long-, borst-, en dikke darmkanker), astma, COPD en osteoporose.

(3)

Abstract

Impact of the ageing population on burden of disease

projections of chronic disease prevalence for 2005-2025.

Due to ageing and growth of the population, the number of persons with a chronic disease will increase in the next twenty years, with the largest increase expected in the number of persons with diabetes and osteoporosis. In the next twenty years, 300,000 additional cases of diabetes are expected, with a further 100,000 cases of diabetes expected if the increase in the prevalence of obesity continues at the present rate. 350,000 additional cases of osteoporosis are expected in the next twenty years. In the past decades, smoking has declined in men, while it has increased in women, resulting in future patterns of smoking-related diseases (COPD and lung cancer) that are different for men and women: a smaller increase in men, and a larger increase in women than expected on the basis of demographic changes alone. These are some of the results drawn from projections of the chronic disease burden for 2005 up to 2025. Projections − for cardiovascular diseases (myocardial infarction, stroke and heart failure), diabetes mellitus, cancer (lung, colon, breast), asthma, COPD and osteoporosis − were made for anticipating future health-care needs and costs. Different methods employed here were: simple demographic projections, using present age-specific prevalence combined with future population numbers; projections using the Chronic Diseases Model, in which trends in diseases observed in the past are taken into account, and projections using the Chronic Diseases Model in which also future trends in obesity and smoking are taken into account.

Keywords: burden of disease; projections; ageing; chronic diseases

(4)
(5)

Voorwoord

De Nederlandse bevolking vergrijst. Over twintig jaar is het aantal 65-plussers in Nederland met de helft toegenomen: van 14% in 2005 tot 21% in 2025. Deze vergrijzing brengt een toename van het aantal mensen met een chronische ziekte met zich mee. Inzicht in de omvang van deze toename is van belang, om te kunnen anticiperen op de toekomstige vraag naar zorg, en daarmee gepaard gaande kosten.

In de huidige rapportage is zowel een eenvoudige demografische projectie uitgevoerd, als een modelmatige projectie met het Chronische Ziekten Model. Bij deze modelmatige projectie worden ontwikkelingen in het verleden in het vóórkomen van de ziekte meegenomen. Dit beïnvloedt met name de projecties van ziekten die een stijgende of dalende trend hebben laten zien, en daarnaast de rookgerelateerde ziekten, omdat de rookpatronen bij mannen en

vrouwen de afgelopen decennia sterk zijn veranderd. De resultaten laten zien, dat het voor de meeste ziekten van belang is deze ontwikkelingen mee te nemen, en dus een modelmatige projectie te doen. Ook is een projectie gedaan waarin een verdere daling van het aantal rokers en een stijging van het aantal mensen met overgewicht is gesimuleerd.

In dit rapport worden de projecties over de periode 2005-2025 in de incidentie en prevalentie van hart- en vaatziekten (hartinfarct, beroerte, hartfalen), kanker (long-, colon-, en

borstkanker), diabetes, astma, COPD en osteoporose gepresenteerd. Monique Verschuren

(6)
(7)

Inhoud

Samenvatting 9

1. Inleiding 11

2. Methode 13

2.1 Projecties 13

2.1.1 Ruwe demografische projectie 13

2.1.2 Demografische projectie inclusief trends 13 2.1.3 Epidemiologische projectie 13

2.2 Het Chronische Ziekten Model 14

2.3 Gebruikte scenario’s voor trends in roken en overgewicht 15

2.3.1 Overgewichtscenario’s 15 2.3.2 Rookscenario 16 3. Resultaten 19 3.1 Hart- en vaatziekten 19 3.1.1 Hartinfarct 19 3.1.2 Beroerte 22 3.1.3 Hartfalen 24

3.1.4 Totaal hart- en vaatziekten 27

3.2 Diabetes 27 3.3 Kanker 31 3.3.1 Colonkanker 32 3.3.2 Longkanker 34 3.3.3 Borstkanker 37 3.4 Astma 38

3.5 Chronische obstructieve longziekten (COPD) 41 3.6 Osteoporose 44

3.7 Samenvattend: absolute en relatieve veranderingen in de prevalentie van verschillende ziekten 45

4. Discussie en conclusie 49

Literatuur 53

Bijlage 1 CBS bevolkingsprognoses 2005-2025 55

Bijlage 2 Gegevensbronnen 57

Bijlage 3 Relatieve risico’s voor BMI en roken 59

Bijlage 4 Ruwe demografische projecties 65

Bijlage 5 Demografische projecties inclusief trends 75

(8)
(9)

Samenvatting

Achtergrond

De Nederlandse bevolking vergrijst. Over twintig jaar is het aantal 65-plussers in Nederland met de helft toegenomen: van 14% in 2005 tot 21% in 2025. Deze vergrijzing brengt een toename van het aantal mensen met een chronische ziekte met zich mee. Inzicht in de omvang van deze toename is van belang, om te kunnen anticiperen op de toekomstige vraag naar zorg, en de daarmee gepaard gaande kosten.

Methoden

In de huidige rapportage wordt op een drietal manieren een schatting gemaakt van de toekomstige ziektelast door groei en vergrijzing van de bevolking:

1. een eenvoudige demografische projectie, rekening houdend met groei en vergrijzing; 2. een demografische projectie met het Chronische Ziekten Model (CZM), rekening

houdend met groei, vergrijzing en trends in prevalentie van de ziekte in het verleden; 3. een epidemiologische projectie met het CZM, rekening houdend met groei, vergrijzing,

trends in prevalentie van de ziekte in het verleden en daarbij nog met toekomstige veranderingen in overgewicht of roken.

Eerstgenoemde methode gaat uit van gelijkblijvende leeftijdspecifieke prevalenties van ziekte in toekomstige generaties. Deze methode wordt vaak toegepast, en wordt daarom voor alle ziekten gepresenteerd. Omdat de aanname van gelijkblijvende leeftijdspecifieke prevalenties vaak niet opgaat, levert de tweede methode, waarbij rekening wordt gehouden met trends uit het verleden, vaak een betere schatting. De derde methode, waarbij ook toekomstige trends in overgewicht zijn meegenomen, levert met name bij diabetes hogere schattingen op door de veronderstelde verdere stijging van de prevalentie van overgewicht. Afhankelijk van de ontwikkelingen in overgewicht, zal methode 2 of 3 de beste schatting voor diabetes

opleveren. Projecties zijn gedaan voor hart- en vaatziekten (hartinfarct, beroerte en hartfalen), diabetes, kanker (long-, colon-, en borstkanker), astma, COPD en osteoporose.Voor

colonkanker en osteoporose kon alleen een schatting worden gemaakt volgens methode 1, omdat het CZM voor deze ziekten nog niet voldoende is toegerust.

Resultaten

Tenzij anders vermeld, wordt hierna de stijging in de prevalentie van de ziekten over de periode 2005-2025 besproken, berekend volgens methode 2, voor mannen en vrouwen gecombineerd. Binnen de groep hart- en vaatziekten wordt voor de prevalentie van een doorgemaakt hartinfarct een toename verwacht met 55.000 gevallen (+18%), voor beroerte met 105.000 gevallen (+57%) en voor hartfalen met 90.000 gevallen (+54%). De relatief geringe stijging in het aantal doorgemaakte hartinfarcten is het gevolg van de dalende trend in deze ziekte in het verleden. Voor diabetes wordt een toename met ongeveer 320.000 gevallen verwacht (+58%) en wanneer de prevalentie van overgewicht in het huidige tempo door blijft stijgen, wordt zelfs een toename met 390.000 gevallen verwacht (+71%) (methode 3). Binnen de groep kanker valt met name de relatief grote stijging van longkanker met 3.500 gevallen (+81%) bij vrouwen op, tegenover een stijging met 6.000 gevallen (+38%) bij mannen. Dit wordt veroorzaakt door de veranderde rookpatronen bij vrouwen ten opzichte van mannen: de rookprevalentie is bij mannen de afgelopen decennia gedaald, terwijl deze bij vrouwen is gestegen. De prevalentie van borstkanker bij vrouwen stijgt met 34.000 gevallen (+30%). Voor colonkanker wordt een toename met bijna 20.000 gevallen verwacht (volgens

methode 1) (+45%). Voor astma is de toename naar verwachting ongeveer 12%. Voor COPD wordt een stijging met bijna 90.000 gevallen verwacht (+19%), waarbij de stijging bij

(10)

vrouwen relatief groot is (+31%) ten opzichte van die bij mannen (+12%). Dit is wederom het gevolg van de veranderde rookpatronen bij vrouwen ten opzichte van mannen. Voor osteoporose wordt, volgens methode 1, een sterke toename met ongeveer 350.000 gevallen verwacht (+41%) bij mannen en vrouwen van 55 jaar en ouder.

Conclusie

Demografische ontwikkelingen zijn de dominante factor in de sterke stijging van de toekomstige chronische ziektelast. In zowel absolute als relatieve zin, is de stijging in de prevalentie van diabetes en osteoporose het grootst. Daarnaast valt op, dat het verschil in de ontwikkeling van de rookgewoonten tussen mannen en vrouwen in de afgelopen decennia, zijn weerslag zal hebben op de toekomstige ziektelast. De prevalentie van rookgerelateerde ziekten stijgt bij vrouwen sterker, en bij mannen juist minder sterk, dan op grond van demografische ontwikkelingen alleen zou worden verwacht. Dit geldt met name voor longkanker en COPD. De invloed van leefstijlfactoren op toekomstige ziektelast wordt duidelijk uit het berekende effect van een verdere toename in de prevalentie van overgewicht, waarbij met name een effect op het aantal toekomstige diabeten wordt gezien.

(11)

1.

Inleiding

Het aantal mensen dat lijdt aan een chronische ziekte zal de komende jaren sterk toenemen, door groei en vergrijzing van de bevolking. Het percentage 65-plussers in de Nederlandse bevolking stijgt van 14% in 2005 naar 21% in 2025. Deze toename gaat gepaard met een toename in de zorgvraag en zorgkosten (De Hollander, 2006). Om te kunnen anticiperen op toekomstige zorgbehoeften, is inzicht nodig in de omvang van deze stijging. Het effect van de demografische veranderingen op de omvang van de ziektelast verschilt per ziekte. Ook spelen naast vergrijzing andere factoren een rol. Soms is er een dalende trend in het optreden van de ziekte, waarvan verwacht kan worden dat deze zich de komende jaren voortzet. Dit zal de stijging ten gevolge van vergrijzing ten dele teniet doen. Soms zijn er ongunstige trends in risicofactoren van de ziekte, waardoor de toename sterker zal zijn dan alleen op grond van vergrijzing wordt verwacht. Dit is bijvoorbeeld het geval bij overgewicht en diabetes. In dit rapport wordt inzicht gegeven in de toekomstige ziektelast, waarbij op een drietal manieren een doorrekening wordt gemaakt. Daarbij wordt het effect op de toekomstige ziektelast in kaart gebracht ten gevolge van respectievelijk groei en vergrijzing alleen (demografie), demografie inclusief trends uit het verleden in het optreden van de ziekte, en demografie inclusief trends waarbij ook nog toekomstige ontwikkelingen in rookgedrag en in het vóórkomen van overgewicht worden meegenomen.

De berekeningen zijn uitgevoerd voor de prioritaire chronische ziekten, zoals benoemd in de Nota Langer Gezond Leven (VWS, 2003). We rapporteren over een aantal vormen van hart- en vaatziekten (hartinfarct, beroerte, hartfalen), een aantal vormen van kanker (long-, borst- en colonkanker), diabetes mellitus, osteoporose, astma en COPD. De resultaten van de verschillende manieren van projecteren worden gepresenteerd, waarbij wordt aangegeven welke projectie naar onze mening de beste schatting geeft van de toekomstige ziektelast.

(12)
(13)

2.

Methode

2.1

Projecties

Er zijn projecties gemaakt op drie manieren:

1. een eenvoudige demografische projectie, waarbij alleen rekening wordt gehouden met de effecten van groei en vergrijzing van de bevolking;

2. een demografische projectie met het Chronische Ziekten Model (CZM), waarbij naast demografische ontwikkelingen ook rekening wordt gehouden met de ontwikkelingen in de prevalentie van de ziekte in het verleden;

3. een epidemiologische projectie met het CZM waarbij ook rekening wordt gehouden met de invloed van toekomstige veranderingen in roken en overgewicht op ziekte en sterfte.

2.1.1 Ruwe demografische projectie

De ruwe demografische projectie is de simpelste manier om het toekomstig aantal ziektegevallen te schatten. Deze methode zal verder in dit rapport worden aangeduid als ‘ruwe demografische projectie’. Uitgangspunt is dat de prevalentie van de ziekte voor alle leeftijdsklassen hetzelfde blijft. Wat verandert is het aantal mensen in de verschillende leeftijdsklassen: in 2025 zijn de bevolkingsaantallen in de oudere leeftijdsklassen groter dan in 2005, voor de jongere leeftijdsklassen zijn ze juist kleiner. Uitgangspunt hierbij is de CBS bevolkingsprognose (zie Bijlage 1) voor de periode 2005-2025. Deze geschatte toekomstige bevolkingsaantallen in combinatie met de huidige prevalentie van de ziekte in de

verschillende leeftijdsgroepen, leidt tot een schatting van het toekomstig aantal

ziektegevallen. Deze methode wordt vaak toegepast, en wordt daarom voor alle ziekten gepresenteerd. Wanneer het aannemelijk is dat de toekomstige leeftijdsspecifieke prevalenties vergelijkbaar zijn met de huidige, leidt deze simpele methode tot een goede schatting.

Wanneer er echter trends in het vóórkomen van de ziekte zijn, volstaat deze methode niet.

2.1.2 Demografische projectie inclusief trends

Wanneer verwacht wordt dat de leeftijdsspecifieke prevalentie van de ziekte niet stabiel is, doordat er de afgelopen jaren ontwikkelingen zijn geweest in het vóórkomen van de ziekte, volstaat een ruwe demografische projectie niet, en zal een meer modelmatige projectie nodig zijn. Deze methode zal verder in dit rapport worden aangeduid als ‘demografische projectie inclusief trends’. De modelmatige projectie is uitgevoerd met het Chronische Ziekten Model (CZM) (Hoogenveen et al., 2005). In het model wordt, naast groei en vergrijzing, rekening gehouden met de waargenomen trend in prevalentie van de ziekte in het verleden. De

prevalentie van risicofactoren wordt over de periode 2005-2025 constant verondersteld op het niveau van 2005. Het toekomstig aantal ziektegevallen is gebaseerd op grond van de

aantallen in 2005, vermeerderd met het geschatte aantal nieuwe gevallen over de periode 2005-2025 en verminderd met de uitstroom (sterfte) over dezelfde periode.

2.1.3 Epidemiologische projectie

Naast groei en vergrijzing, en trends in het verleden in de prevalentie van de ziekte, worden soms in de nabije toekomst ook nog veranderingen in het vóórkomen van risicofactoren voor

(14)

de ziekten verwacht. Dit is bijvoorbeeld het geval voor overgewicht en roken. Met het Chronische Ziekten Model kan een aantal verschillende scenario’s worden doorgerekend, waarbij verschillende toekomstige prevalenties van overgewicht of roken worden

verondersteld, wat invloed heeft op de schattingen van het toekomstig aantal ziektegevallen. Deze methode zal verder in dit rapport worden aangeduid met ‘epidemiologische projectie’. Hierbij worden dus trends in prevalentie van de ziekte uit het verleden, en een toekomstige ontwikkeling in overgewicht of roken meegenomen. De gebruikte scenario’s worden beschreven in paragraaf 2.3.

2.2

Het Chronische Ziekten Model

Het Chronische Ziekten Model is een dynamisch populatiemodel dat is ontwikkeld om de effecten te berekenen van demografische veranderingen in de bevolking en van

veranderingen in risicofactoren op ziekte en sterfte voor verschillende chronische

aandoeningen in Nederland. De belangrijkste ziekten in het model zijn diabetes, een aantal vormen van hart- en vaatziekten (hartinfarct, overige coronaire hartziekten, hartfalen, beroerte), astma, COPD en verschillende vormen van kanker (onder andere long-, colon- en borstkanker). De belangrijkste risicofactoren in het model zijn roken, Body Mass Index (BMI), systolische bloeddruk en lichamelijke activiteit. Het CZM is een zogenaamd multi-state transitiemodel. Dit betekent dat elke persoon ingedeeld is in meerdere klassen, zowel van ziekten (het al dan niet hebben van een bepaalde ziekte) als van risicofactoren. Zo zijn er bijvoorbeeld voor de risicofactor BMI drie klassen: normaal gewicht (BMI < 25 kg/m2), matig overgewicht (BMI 25-30 kg/m2) en obesitas (BMI ≥ 30 kg/m2). In het CZM is

opgenomen dat mensen van risicofactorklasse (in dit geval BMI-klasse) kunnen veranderen. Er is bijvoorbeeld een kans om van ‘normaal gewicht’ over te gaan naar ‘matig overgewicht’. Deze kansen om van klassen te veranderen worden transitiekansen of overgangskansen genoemd. Afhankelijk van de risicofactorklasse waarin een persoon zich bevindt heeft iemand een bepaalde kans om een ziekte te krijgen of te overlijden. Bij de berekeningen met het model wordt rekening gehouden met demografische ontwikkelingen, zoals groei en vergrijzing van de bevolking. De belangrijkste invoergegevens van het model zijn:

• de beginverdeling van de bevolking (van het CBS) • geboortecijfers en migratiecijfers

• beginprevalentie-, incidentie-, remissie- en sterftecijfers voor alle ziekten (sterftecijfers voor kanker gebaseerd op 5-jaars overlevingscijfers) • beginprevalentiecijfers en overgangskansen voor alle risicofactoren • relatieve risico's van alle risicofactoren op gerelateerde ziekten

Alle invoergegevens zijn gespecificeerd naar geslacht en leeftijdsklasse, met 85+ als restgroep. Het model rekent met tijdstappen van één jaar. In Bijlage 2 is aangegeven welke gegevensbronnen zijn gebruikt. In Bijlage 3 zijn, voor BMI en roken, de relatieve risico’s (RR) op de gerelateerde ziekten weergegeven per risicoklasse. Een uitgebreide beschrijving van het Chronische Ziekten Model is te vinden in het rapport ‘A conceptual framework for budget allocation in the RIVM Chronic Disease Model- A case study of Diabetes Mellitus’ (Hoogenveen et al., 2005).

(15)

2.3

Gebruikte scenario’s voor trends in roken en

overgewicht

In overleg met inhoudelijk deskundigen is per ziekte gekeken of er ontwikkelingen verwacht worden in belangrijke risicofactoren van de betreffende ziekte. Om de invloed van

veranderingen in leefstijl- en risicofactoren te kwantificeren, zijn vervolgens voor roken en overgewicht, één respectievelijk twee scenario’s gedefinieerd. Overgewicht levert met name een verhoogd risico op diabetes op, maar verhoogt tevens het risico op hart- en vaatziekten en borst-, en colonkanker. Roken verhoogt met name het risico op longkanker en COPD, maar ook op hart- en vaatziekten en diabetes. Bij astma zijn er geen duidelijke determinanten bekend die een effect hebben op de toekomstige prevalentie.

2.3.1 Overgewichtscenario’s

Voor overgewicht zijn drie scenario’s uitgewerkt, gebaseerd op eerdere berekeningen over toekomstige prevalenties van overgewicht (Bemelmans et al., 2004)1:

• Basisscenario of ‘status quo’ scenario: de leeftijdsspecifieke prevalentie van matig overgewicht (Body Mass Index (BMI) 25-30 kg/m2) en obesitas (BMI ≥ 30 kg/m2) blijft in de komende twintig jaar gelijk aan het niveau van 2005

• Trendscenario: de stijgende trend van de afgelopen jaren zet zich voort

• Amerikaans scenario: over twintig jaar is de prevalentie van matig overgewicht en obesitas gestegen tot de huidige situatie in de Verenigde Staten

Het percentage mannen en vrouwen van 20 jaar en ouder dat in 2025 matig overgewicht respectievelijk obesitas heeft volgens de verschillende scenario’s staat weergegeven in Tabel 1.

Tabel 1. Prevalentie (%) van matig overgewicht en obesitas in 2025 volgens de verschillende toekomstscenario’s1.

Mannen Vrouwen

Matig

overgewicht Obesitas Matig overgewicht Obesitas

Basisscenario 40 13 32 15

Trendscenario 43 19 37 21

Amerikaans scenario 35 32 32 32

1 Aangezien inmiddels een nieuwe versie van het Chronische Ziekten Model in gebruik is genomen, wijken de scenario’s in de huidige projecties iets af van die in het eerdergenoemde rapport.

De ontwikkeling in het aantal mensen met matig overgewicht en obesitas over de periode 2005-2025 is weergegeven in onderstaande figuren (Figuur 1a en 1b).

(16)

0 1.000.000 2.000.000 3.000.000 4.000.000 5.000.000 6.000.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar aan ta ll en BMI < 25, basis BMI < 25, trend BMI < 25, Amerikaans BMI 25-30, basis BMI 25-30, trend BMI 25-30, Amerikaans BMI >= 30, basis BMI >= 30, trend BMI >= 30, Amerikaans

Figuur 1a. Aantal mannen met normaal gewicht (BMI < 25 kg/m2), matig overgewicht (BMI 25-30 kg/m2) en obesitas (BMI 30 kg/m2) voor de verschillende overgewichtscenario’s

0 1.000.000 2.000.000 3.000.000 4.000.000 5.000.000 6.000.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar aan ta ll en BMI < 25, basis BMI < 25, trend BMI < 25, Amerikaans BMI 25-30, basis BMI 25-30, trend BMI 25-30, Amerikaans BMI >= 30, basis BMI >= 30, trend BMI >= 30, Amerikaans

Figuur 1b. Aantal vrouwen met normaal gewicht (BMI < 25 kg/m2), matig overgewicht (BMI 25-30 kg/m2) en obesitas (BMI 30 kg/m2) voor de verschillende overgewichtscenario’s In het Amerikaanse scenario zijn er in 2025 in totaal (mannen en vrouwen) 4,3 miljoen obesen ten opzichte van 2,0 miljoen obesen in het basisscenario.

2.3.2 Rookscenario

Voor roken heeft er de afgelopen jaren, in tegenstelling tot overgewicht, juist een gunstige ontwikkeling plaatsgevonden. Voor roken is één scenario bekeken, waarbij de dalende trend van de afgelopen jaren zich de komende twintig jaar voortzet (zie Figuur 2). Dit scenario is vergeleken met een basisscenario, waarbij het percentage rokers constant blijft op het huidige niveau. Bij mannen, daalt in dit scenario zowel het percentage rokers als het percentage ex-rokers, en stijgt het percentage nooit-ex-rokers, dus een gunstige ontwikkeling in alle

rookklassen. Bij vrouwen daalt het percentage rokers, maar het percentage ex-rokers neemt toe en het percentage nooit-rokers blijft gelijk. De ontwikkeling bij vrouwen is dus minder gunstig dan bij mannen, wat door zal werken in de toekomstige ziektelast.

(17)

0 1.000.000 2.000.000 3.000.000 4.000.000 5.000.000 6.000.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar a a n ta lle n

nooit roken mannen nu roken mannen ex-roken mannen nooit roken vrouwen nu roken vrouwen ex-roken vrouwen

Figuur 2. Aantal rokers, ex-rokers en nooit-rokers in de periode 2005-2025 bij het rookscenario

(18)
(19)

3.

Resultaten

In dit hoofdstuk worden per projectie de prevalentiecijfers gepresenteerd. De incidentiecijfers zijn te vinden in de bijlagen.

3.1

Hart- en vaatziekten

Hart- en vaatziekten is een verzamelnaam voor een aantal aandoeningen, waarvan coronaire hartziekten (CHZ) de meest voorkomende zijn, gevolgd door cerebrovasculaire aandoeningen (CVA), ook wel beroertes genoemd. Onder de groep ‘overige hartziekten’ vallen ziekten als hartfalen en perifeer arterieel vaatlijden. Het meest kenmerkende van coronaire hartziekten zijn vernauwingen in de kransslagaders, die leiden tot een verminderde bloedtoevoer naar het hart. Een beroerte is een stoornis van de hersenfunctie door onvoldoende bloedvoorziening. Bij de overlevende patiënten zijn lichamelijke beperkingen de meest voorkomende gevolgen. Coronaire hartziekten en beroertes vormen samen meer dan de helft van de hart- en

vaatziekten. De afgelopen decennia is de overleving van coronaire hartziekten sterk

verbeterd, met als gevolg dat meer patiënten in leven blijven met chronische aandoeningen, zoals hartfalen. Bij hartfalen is de pompfunctie van het hart verminderd, met klachten als moeheid en kortademigheid tot gevolg (Feskens en Deckers, 2002; Siepman en Koudstaal, 2004; Hoes en Mosterd, 2004).

In dit rapport worden projecties gepresenteerd voor het acuut hartinfarct (één van de coronaire hartziekten), beroerte en hartfalen.

3.1.1 Hartinfarct

Ruwe demografische projectie

Op basis van groei en vergrijzing van de bevolking wordt verwacht dat het aantal mannen met een doorgemaakt hartinfarct in de komende twintig jaar met 40% zal stijgen naar bijna 305.000 in 2025 (Figuur 3; Bijlage 4, Tabel 4.1). In dezelfde periode stijgt het aantal

vrouwen met een doorgemaakt hartinfarct met 34% naar 128.000 in 2025. Het aantal mannen met een doorgemaakt hartinfarct is meer dan twee keer zo groot als het aantal vrouwen.

(20)

0 50.000 100.000 150.000 200.000 250.000 300.000 350.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e mannen vrouwen

Figuur 3. Prevalentie van doorgemaakt hartinfarct naar geslacht in de periode 2005-2025: ruwe demografische projectie

Demografische projectie inclusief trends

Eind jaren tachtig is de incidentie van het hartinfarct met name bij vrouwen gedaald en daarna gestabiliseerd. Wanneer rekening gehouden wordt met deze dalende trend in het verleden, is de stijging van het aantal personen met een doorgemaakt hartinfarct minder groot (Bijlage 5, Tabel 5.1): bij mannen neemt de prevalentie dan toe van 215.000 in 2005 naar 255.000 in 2025 (een toename van 19%) en bij vrouwen van 95.000 in 2005 naar 109.000 in 2025 (een toename van 16%) (Figuur 4).

0 50.000 100.000 150.000 200.000 250.000 300.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e mannen vrouwen

Figuur 4. Prevalentie van doorgemaakt hartinfarct naar geslacht in de periode 2005-2025: demografische projectie inclusief trends

De toename in het aantal personen met een doorgemaakt hartinfarct treedt vooral op bij 65-plussers, terwijl er in de jongere leeftijdsgroepen een daling of stabilisatie optreedt (zie Figuur 5a en 5b).

(21)

0 20.000 40.000 60.000 80.000 100.000 120.000 140.000 160.000 180.000 200.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e 0-44 45-64 65+

Figuur 5a. Prevalentie van doorgemaakt hartinfarct naar leeftijd bij mannen in de periode 2005-2025: demografische projectie inclusief trends

0 20.000 40.000 60.000 80.000 100.000 120.000 140.000 160.000 180.000 200.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e 0-44 45-64 65+

Figuur 5b. Prevalentie van doorgemaakt hartinfarct naar leeftijd bij vrouwen in de periode 2005-2025: demografische projectie inclusief trends

Epidemiologische projectie

Overgewichtscenario’s

De scenario’s zijn beschreven in paragraaf 2.3. In de figuren en tabellen wordt de demografische projectie met het CZM (inclusief trends uit het verleden) aangeduid met basisscenario. Het hebben van overgewicht is één van de risicofactoren voor het krijgen van een hartinfarct. Wanneer de trend in de prevalentie van matig overgewicht en obesitas van de afgelopen jaren zich in de komende twintig jaar zou voortzetten (het trendscenario), zou dit een extra stijging van 1 à 2 procentpunt veroorzaken in het aantal mannen en vrouwen met een doorgemaakt hartinfarct in 2025 ten opzichte van het basisscenario (Bijlage 6, Tabel 6.1). Het Amerikaans scenario leidt tot een extra stijging van 3 à 4 procentpunt ten opzichte van het basisscenario. Het effect van een stijgende prevalentie van obesitas op de prevalentie van

(22)

een hartinfarct is dus relatief klein in vergelijking met het effect van groei en vergrijzing (demografische ontwikkelingen).

Rookscenario

Wanneer rekening wordt gehouden met een verder dalende trend in rookprevalentie, dan leidt dit bij mannen tot een iets kleinere toename in de prevalentie van het hartinfarct ten opzichte van het basisscenario (gelijkblijvende rookprevalentie): 249.000 in plaats van 255.000 in 2025 (Bijlage 7, Tabel 7.1). Bij vrouwen is er nauwelijks verschil tussen het basisscenario en het rookscenario.

3.1.2 Beroerte

Ruwe demografische projectie

In tegenstelling tot het hartinfarct, is het aantal mannen en vrouwen met een doorgemaakte beroerte vergelijkbaar. De toename in prevalentie, op grond van groei en vergrijzing van de bevolking in de komende twintig jaar, ligt in dezelfde orde van grootte als die van het hartinfarct, namelijk ongeveer 46% bij mannen (naar 141.000 in 2025) en 31% bij vrouwen (naar 117.000 in 2025) (Figuur 6; Bijlage 4, Tabel 4.3).

0 50.000 100.000 150.000 200.000 250.000 300.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e mannen vrouwen

Figuur 6. Prevalentie van doorgemaakte beroerte naar geslacht in de periode 2005-2025: ruwe demografische projectie

Demografische projectie inclusief trends

Sinds halverwege de jaren negentig is er een lichte stijging in de incidentie van beroerte. Op basis van deze trends uit het verleden, wordt een sterkere toename van de prevalentie van beroerte verwacht, dan op grond van alleen groei en vergrijzing, namelijk een stijging van de prevalentie bij mannen van 96.000 in 2005 naar 152.000 in 2025 (een toename van 58%) en bij vrouwen van 89.000 in 2005 naar 138.000 in 2025 (een toename van 55%) (Figuur 7; Bijlage 5, Tabel 5.2).

(23)

0 50.000 100.000 150.000 200.000 250.000 300.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e mannen vrouwen

Figuur 7. Prevalentie van doorgemaakte beroerte naar geslacht in de periode 2005-2025: demografische projectie inclusief trends

Evenals bij het hartinfarct wordt de grootste stijging verwacht bij personen boven de 65 jaar (Figuur 8a en 8b): 83% bij mannen en 69% bij vrouwen.

0 20.000 40.000 60.000 80.000 100.000 120.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e 0-44 45-64 65+

Figuur 8a. Prevalentie van doorgemaakte beroerte naar leeftijd bij mannen in de periode 2005-2025: demografische projectie inclusief trends

(24)

0 20.000 40.000 60.000 80.000 100.000 120.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e 0-44 45-64 65+

Figuur 8b. Prevalentie van doorgemaakte beroerte naar leeftijd bij vrouwen in de periode 2005-2025: demografische projectie inclusief trends

Epidemiologische projectie

Een stijging in de prevalentie van obesitas of een dalende rookprevalentie heeft slechts weinig effect op de prevalentie van beroerte, vergeleken met het effect van demografische ontwikkelingen (Bijlage 6, Tabel 6.3; Bijlage 7, Tabel 7.2).

3.1.3 Hartfalen

Ruwe demografische projectie

Hartfalen komt iets vaker voor bij vrouwen dan bij mannen. De toename op grond van groei en vergrijzing van de bevolking is echter bij mannen hoger dan bij vrouwen: 58% bij mannen (naar 118.000 in 2025) en 35% bij vrouwen (naar 122.000 in 2025) (Figuur 9; Bijlage 4, Tabel 4.5). Het verschil in prevalentie tussen mannen en vrouwen wordt daardoor kleiner.

0 50.000 100.000 150.000 200.000 250.000 300.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e mannen vrouwen

Figuur 9. Prevalentie van hartfalen naar geslacht in de periode 2005-2025: ruwe demografische projectie

(25)

Demografische projectie inclusief trends

Rekening houden met trends uit het verleden, leidt voor hartfalen bij mannen tot een grotere stijging van de prevalentie in de komende twintig jaar dan alleen op grond van groei en vergrijzing wordt verwacht, namelijk een stijging van 81% naar 133.500 gevallen in 2025 (Figuur 10; Bijlage 5, Tabel 5.3). Voor vrouwen is er weinig verschil tussen de beide projectiemethoden. De verwachte prevalentie van hartfalen is hierdoor in 2025 bij mannen hoger dan bij vrouwen.

0 50.000 100.000 150.000 200.000 250.000 300.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e mannen vrouwen

Figuur 10. Prevalentie van hartfalen naar geslacht in de periode 2005-2025: demografische projectie inclusief trends

Hartfalen is met name een probleem op oudere leeftijd. In 2005 is het aantal vrouwen van 65 jaar en ouder met hartfalen veel hoger dan het aantal mannen (78.500 vrouwen versus 57.500 mannen). Het aantal mannen van 65 jaar en ouder met hartfalen verdubbelt echter bijna naar 113.000 in 2025 (een stijging van 96%), terwijl de stijging bij oudere vrouwen lager is (34%) (Figuur 11a en 11b). Het verschil tussen mannen en vrouwen is in 2025 daardoor kleiner dan in 2005 (105.000 vrouwen versus 113.000 mannen).

(26)

0 20.000 40.000 60.000 80.000 100.000 120.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e 0-44 45-64 65+

Figuur 11a. Prevalentie van hartfalen naar leeftijd bij mannen in de periode 2005-2025: demografische projectie inclusief trends

0 20.000 40.000 60.000 80.000 100.000 120.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e 0-44 45-64 65+

Figuur 11b. Prevalentie van hartfalen naar leeftijd bij vrouwen in de periode 2005-2025: demografische projectie inclusief trends

Epidemiologische projectie

Overgewichtscenario’s

Voor hartfalen leidt het trendscenario (voortzetting van de trend in overgewicht van de

afgelopen jaren) zowel bij mannen als bij vrouwen tot een extra stijging van twee procentpunt ten opzichte van het basisscenario (ongeveer 2.000 mannen en 2.000 vrouwen extra). Bij het Amerikaans scenario (stijging naar de huidige situatie in de Verenigde Staten) bedraagt de extra stijging ten opzichte van het basisscenario vijf procentpunt (ongeveer 3.500 mannen en 4.500 vrouwen extra) (Bijlage 6, Tabel 6.5). Het effect van overgewicht op hartfalen loopt onder andere via het effect op diabetes. Een stijging van de prevalentie van overgewicht leidt

(27)

tot een stijging van het aantal diabetespatiënten en diabetes is één van de risicofactoren voor het ontstaan van hartfalen (Hoes en Mosterd, 2004).

Rookscenario

Evenals voor het hartinfarct en beroerte is het effect van een verdere daling in de rookprevalentie klein vergeleken met het effect van demografische ontwikkelingen (Bijlage 7, Tabel 7.3).

3.1.4 Totaal hart- en vaatziekten

Coronaire hartziekten, beroerte en hartfalen vormen samen ongeveer 75% van het totaal aan hart- en vaatziekten. Om een schatting te kunnen maken van de totale toekomstige ziektelast ten gevolge van hart- en vaatziekten zijn de aantallen van de demografische projecties, rekening houdend met trends uit het verleden, van deze afzonderlijke ziektes bij elkaar opgeteld. Naar schatting bedraagt het totaal aantal gevallen van hart- en vaatziekten in 2025 bijna 1,5 miljoen, een stijging van ruim 40% ten opzichte van 2005. Let wel, het gaat hierbij om gevallen en niet om personen, aangezien meerdere ziektes bij één persoon kunnen vóórkomen. Bij de projecties voor de ziekten afzonderlijk, zijn de getallen wel te vertalen naar personen.

3.2

Diabetes

Diabetes is een chronische stofwisselingsziekte die gepaard gaat met een te hoog

glucosegehalte in het bloed. De meest voorkomende vorm van diabetes is type 2 diabetes (ook wel ouderdomsdiabetes genoemd). Diabetes gaat vaak gepaard met ernstige

complicaties zoals hart- en vaatziekten, oogaandoeningen, nierziekten en voetafwijkingen, waaronder amputaties. De ziekte heeft een grote invloed op de kwaliteit van leven en op de levensverwachting van patiënten (Baan et al., 2005a; Baan et al., 2005b).

Ruwe demografische projectie

Op basis van groei en vergrijzing van de bevolking, wordt verwacht dat het aantal mannen met diabetes stijgt van ruim 265.000 in 2005 naar ruim 360.000 in 2025, een toename van 36% (Figuur 12; Bijlage 4, Tabel 4.7). Het aantal vrouwen met diabetes neemt toe van 287.000 in 2005 naar 376.000 in 2025, een stijging van 31%.

(28)

200.000 250.000 300.000 350.000 400.000 450.000 500.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e mannen vrouwen

Figuur 12. Prevalentie van diabetes naar geslacht in de periode 2005-2025: ruwe demografische projectie

Demografische projectie inclusief trends

Een actieve diabetesscreening eind jaren negentig in één van de voor de projectie gebruikte gegevensbronnen (huisartsenregistratie CMR-Nijmegen, zie ook Bijlage 2

‘Gegevensbronnen’) heeft bijgedragen aan de hogere incidentie-en prevalentiecijfers in het verleden (Baan et al., 2005a). Uit de meest recente cijfers van de genoemde gegevensbron lijkt de incidentie de laatste jaren weer te stabiliseren of zelfs te dalen. Wanneer rekening wordt gehouden met de toegenomen prevalentie van diabetes in het verleden door actieve opsporing van niet-ontdekte diabeten, is de stijging in het aantal diabeten hoger dan bij een ruwe demografische projectie, namelijk 60% bij mannen (van 264.000 in 2005 naar 421.500 in 2025) en 56% bij vrouwen (van 285.000 in 2005 naar 446.000 in 2025) (Figuur 13 en Bijlage 5, Tabel 5.4). In een situatie waarin de incidentie van de ziekte ‘in beweging is’, zijn de projecties omgeven met meer onzekerheden. Zo is het nog onduidelijk of de trend die gezien wordt in de eerder genoemde huisartsenregistratie in Nijmegen representatief is voor de Nederlandse bevolking. Sinds de jaren negentig wordt er op landelijke schaal wel meer aandacht geschonken aan opsporing van ongediagnosticeerde diabetes, maar dit gebeurt niet zo systematisch als in Nijmegen het geval was. Wanneer de incidentie inderdaad weer stabiliseert of daalt, levert deze modelmatige manier van projecteren een overschatting op.

(29)

200.000 250.000 300.000 350.000 400.000 450.000 500.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e mannen vrouwen

Figuur 13. Prevalentie van diabetes naar geslacht in de periode 2005-2025: demografische projectie inclusief trends

De grootste toename van het aantal diabeten zien we in de leeftijdsgroep van 65 jaar en ouder (Figuur 14a en 14b). Daarnaast is de relatief grote toename bij vrouwen jonger dan 44 jaar opvallend, bijna een verdubbeling van 21.000 in 2005 naar 41.500 in 2025 (+96%).

0 50.000 100.000 150.000 200.000 250.000 300.000 350.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e 0-44 45-64 65+

Figuur 14a. Prevalentie van diabetes naar leeftijd bij mannen in de periode 2005-2025: demografische projectie inclusief trends

(30)

0 50.000 100.000 150.000 200.000 250.000 300.000 350.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e 0-44 45-64 65+

Figuur 14b. Prevalentie van diabetes naar leeftijd bij vrouwen in de periode 2005-2025: demografische projectie inclusief trends

Epidemiologische projectie

Overgewichtscenario’s

Een verdere toename in de prevalentie van matig overgewicht en obesitas zal het aantal diabeten in de komende twintig jaar nog verder doen toenemen. Overgewicht is namelijk een sterke risicofactor voor het ontstaan van diabetes (Bijlage 3). Figuur 15a en 15b laten zien wat het effect is van het doorzetten van de huidige stijgende trend in overgewicht

(trendscenario), en wat het effect zou zijn als we in een situatie zouden belanden die vergelijkbaar is met de huidige situatie in de Verenigde Staten (Amerikaans scenario). Het basisscenario leidt tot een stijging van het aantal diabetespatiënten met 60% voor mannen en met 56% voor vrouwen. Het trendscenario leidt tot een stijging in het aantal diabetespatiënten met 74% bij mannen (tot bijna 460.000 diabetespatiënten in 2025) en met 68% bij vrouwen (tot bijna 480.000 diabetespatiënten in 2025). Volgens het Amerikaans scenario zou het aantal diabetespatiënten nog verder stijgen tot bijna 514.000 bij mannen en 525.000 bij vrouwen, wat bijna een verdubbeling is ten opzichte van 2005 (+ 95% bij mannen en +84% bij vrouwen) (zie ook Bijlage 6, Tabel 6.7).

Rookscenario

Roken geeft een lichte verhoging van het risico op diabetes. Wanneer rekening wordt gehouden met een verdere dalende trend in rookprevalentie in de komende twintig jaar (het rookscenario), dan heeft dit echter niet of nauwelijks effect op het aantal diabetespatiënten in 2025, vergeleken met het basisscenario (zie Bijlage 7, Tabel 7.4). De invloed van de

(31)

200.000 250.000 300.000 350.000 400.000 450.000 500.000 550.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al en ti e basisscenario trendscenario Amerikaans scenario

Figuur 15a. Prevalentie van diabetes bij mannen in de periode 2005-2025 voor de overgewichtscenario’s 200.000 250.000 300.000 350.000 400.000 450.000 500.000 550.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al en ti e basisscenario trendscenario Amerikaans scenario

Figuur 15b. Prevalentie van diabetes bij vrouwen in de periode 2005-2025 voor de overgewichtscenario’s

3.3

Kanker

Projecties zijn uitgevoerd voor een aantal veel voorkomende kankersoorten, te weten

colonkanker, longkanker en borstkanker (voor vrouwen). Colonkanker of dikke darmkanker is één van de meest voorkomende vormen van kanker in Nederland. Samen met

endeldarmkanker is het, na borstkanker, de meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen, en, na prostaat- en longkanker, de meest voorkomende kanker bij mannen. Colonkanker ontwikkelt zich bijna altijd uit een darmpoliep en manifesteert zich in het algemeen door krampende darmpijn die verergert bij bewegen en lopen, en problemen met de ontlasting (veranderd ontlastingspatroon tot continue aandrang, slijmafscheiding en

bloedverlies) (Kampman en Cats, 2004). Longkanker is een kwaadaardig gezwel van het longweefsel met abnormaal groeiende cellen. Die cellen kunnen in nabijgelegen weefsels en

(32)

organen ingroeien en zich later uitzaaien. Symptomen van longkanker zijn onder andere veranderd hoestpatroon, bloed ophoesten en toenemende kortademigheid. Longkanker is een kankersoort met een zeer slechte overleving (Van Zandwijk en Van Leeuwen, 2005). Bij

borstkanker is sprake van kwaadaardige (maligne) tumoren van de borst. Borstkanker komt

met name voor bij vrouwen, maar ook mannen kunnen borstkanker krijgen. Onder vrouwen van 30-59 jaar is het één van de belangrijkste doodsoorzaken. De prognose van borstkanker is sinds 1955 sterk verbeterd. Dit is vooral het gevolg van eerdere opsporing door de invoering van het bevolkingsonderzoek op borstkanker (borstkankerscreening) (Voogd et al., 2005).

3.3.1 Colonkanker

Ruwe demografische projectie

Colonkanker komt bij mannen en vrouwen ongeveer even vaak voor. Op basis van groei en vergrijzing van de bevolking wordt verwacht dat de prevalentie van colonkanker in de komende twintig jaar toeneemt tot 31.500 gevallen bij mannen (een stijging van 57%) en tot 30.500 bij vrouwen (een stijging van 35%) (Figuur 16; Bijlage 4, Tabel 4.9).

0 5.000 10.000 15.000 20.000 25.000 30.000 35.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e mannen vrouwen

Figuur 16. Prevalentie van colonkanker naar geslacht in de periode 2005-2025: ruwe demografische projectie

(33)

0 5.000 10.000 15.000 20.000 25.000 30.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e 0-44 45-64 65+

Figuur 17a. Prevalentie van colonkanker naar leeftijd bij mannen in de periode 2005-2025: ruwe demografische projectie

0 5.000 10.000 15.000 20.000 25.000 30.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e 0-44 45-64 65+

Figuur 17b. Prevalentie van colonkanker naar leeftijd bij vrouwen in de periode 2005-2025: ruwe demografische projectie

Demografische projectie inclusief trends

Het CZM is op dit moment niet geschikt om projecties voor colonkanker te doen. Dit komt omdat de sterftecijfers voor kanker in het CZM zijn afgeleid van de vijf-jaars overleving. Deze sterftecijfers worden vervolgens de gehele simulatieperiode (twintig jaar) toegepast. Omdat de overlevingscurve voor colonkanker in de eerste vijf jaar daalt en daarna

stabiliseert, levert deze methode te hoge sterftecijfers op, en daardoor te lage prevalentiecijfers

Epidemiologische projectie

Vanwege de onbetrouwbaarheid van de uitkomsten van de projecties met het CZM (zie boven) zijn geen epidemiologische projecties uitgevoerd voor colonkanker.

(34)

3.3.2 Longkanker

Ruwe demografische projectie

Longkanker komt bij mannen vier tot vijf keer zo vaak voor als bij vrouwen. Voor

longkanker geldt dat het aantal patiënten, op grond van groei en vergrijzing van de bevolking, zal stijgen met 54% bij mannen (naar bijna 25.000 in 2025) en met 28% bij vrouwen (naar 5.500 in 2025) (Figuur 18; Bijlage 4, Tabel 4.11).

0 5.000 10.000 15.000 20.000 25.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e mannen vrouwen

Figuur 18. Prevalentie van longkanker naar geslacht in de periode 2005-2025: ruwe demografische projectie

Demografische projectie inclusief trends

Het probleem van een te hoge sterfte in het CZM, zoals voor colonkanker (3.3.1), geldt voor longkanker niet, aangezien longkanker slechte overlevingskansen heeft: de

vijfjaarsoverleving is gering. Een demografische projectie met het CZM, dus rekening houdend met trends in het verleden, laat voor longkanker in de komende twintig jaar voor mannen een minder sterke stijging zien, dan op grond van groei en vergrijzing wordt

verwacht (een stijging van 38% naar 22.000 gevallen in 2025), terwijl voor vrouwen juist een sterkere stijging wordt verwacht (een stijging van 81% naar 7.800 gevallen in 2025)

(Figuur 19; Bijlage 5, Tabel 5.5).

Dit komt doordat voor mannen het effect van de dalende prevalentie van roken merkbaar wordt, waardoor de incidentie van longkanker in de toekomstige oudere generaties mannen (die minder gerookt hebben) lager is. Toekomstige generaties oudere vrouwen hebben juist meer gerookt dan de huidige generaties ouderen, waardoor het aantal gevallen van

(35)

0 5.000 10.000 15.000 20.000 25.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e mannen vrouwen

Figuur 19. Prevalentie van longkanker naar geslacht in de periode 2005-2025: demografische projectie inclusief trends

Bij vrouwen van 65 jaar en ouder zal het aantal gevallen met longkanker naar verwachting in de komende twintig jaar meer dan verdubbelen (van 2.000 gevallen in 2005 naar 4.500 gevallen in 2025) terwijl de stijging bij mannen in deze leeftijdsgroep ongeveer 45% is (van 11.500 in 2005 naar bijna 17.000 in 2025) (Figuur 20a en 20b). Absoluut gezien is het aantal mannen met longkanker echter nog steeds veel groter dan het aantal vrouwen.

0 2.000 4.000 6.000 8.000 10.000 12.000 14.000 16.000 18.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e 0-44 45-64 65+

Figuur 20a. Prevalentie van longkanker naar leeftijd bij mannen in de periode 2005-2025: demografische projectie inclusief trends

(36)

0 2.000 4.000 6.000 8.000 10.000 12.000 14.000 16.000 18.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e 0-44 45-64 65+

Figuur 20b. Prevalentie van longkanker naar leeftijd bij vrouwen in de periode 2005-2025: demografische projectie inclusief trends

Epidemiologische projectie

Rookscenario

Roken is de belangrijkste risicofactor voor het ontstaan van longkanker. Wanneer de dalende trend in rookprevalentie van de afgelopen jaren verder wordt doorgetrokken (het

rookscenario), dan leidt dit bij mannen tot een stijging van het aantal longkankergevallen in de periode 2005-2025 van 21% (naar 19.500 gevallen in 2025), vergeleken met een stijging van 38% in het basisscenario (gelijkblijvende rookprevalentie in de komende twintig jaar) (Figuur 21, Bijlage 7, Tabel 7.5). Voor vrouwen is er niet of nauwelijks verschil tussen het rookscenario en het basisscenario. Voor vrouwen is de dalende trend in rookprevalentie minder sterk dan bij mannen en neemt bovendien het aantal ex-rokers nog toe (zie ook subparagraaf 2.3.2, Figuur 2). Aangezien ex-rokers nog steeds een vrij grote kans hebben op het krijgen van longkanker is het effect van de dalende rookprevalentie bij vrouwen minder groot dan bij mannen.

0 5.000 10.000 15.000 20.000 25.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e basisscenario mannen rookscenario mannen basisscenario vrouwen rookscenario vrouwen

Figuur 21. Prevalentie van longkanker in de periode 2005-2025 voor het rookscenario versus het basisscenario

(37)

3.3.3 Borstkanker

Ruwe demografische projectie

Groei en vergrijzing van de bevolking leiden voor borstkanker tot een stijging van de prevalentie met ongeveer 27% naar 146.500 in 2025 (Figuur 22; Bijlage 4, Tabel 4.13).

0 20.000 40.000 60.000 80.000 100.000 120.000 140.000 160.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e vrouwen

Figuur 22. Prevalentie van borstkanker bij vrouwen in de periode 2005-2025: ruwe demografische projectie

Demografische projectie inclusief trends

De demografische projectie inclusief trends in het verleden levert voor borstkanker resultaten die vergelijkbaar zijn met de ruwe demografische projectie: een stijging van ongeveer 30% naar 149.000 vrouwen met borstkanker in 2025 (Figuur 23; Bijlage 5, Tabel 5.6).

0 20.000 40.000 60.000 80.000 100.000 120.000 140.000 160.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e vrouwen

Figuur 23. Prevalentie van borstkanker bij vrouwen in de periode 2005-2025: demografische projectie inclusief trends

De toename wordt met name verwacht bij oudere vrouwen (65 jaar en ouder), terwijl het aantal vrouwen met borstkanker van 45-64 jaar slechts een lichte stijging laat zien (9% versus 51% bij 65 jaar en ouder) (Figuur 24).

(38)

0 10.000 20.000 30.000 40.000 50.000 60.000 70.000 80.000 90.000 100.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e 0-44 45-64 65+

Figuur 24. Prevalentie van borstkanker naar leeftijd bij vrouwen in de periode 2005-2025: demografische projectie inclusief trends

Epidemiologische projectie

Overgewichtscenario’s

Bij vrouwen na de menopauze is overgewicht een van de risicofactoren voor borstkanker. Het effect van overgewicht is echter klein vergeleken met het effect van demografische

ontwikkelingen: in het trendscenario is er een extra stijging van het aantal vrouwen met borstkanker te verwachten van twee procentpunt ten opzichte van het basisscenario (ongeveer 2.000 extra gevallen), terwijl het Amerikaans scenario leidt tot een extra toename van drie procentpunt (ruim 3.500 borstkankergevallen) ten opzichte van het basisscenario (Bijlage 6, Tabel 6.9).

3.4

Astma

Astma wordt gekenmerkt door chronische ontsteking en verhoogde prikkelbaarheid van de luchtwegen. Klachten - kortademigheid, benauwdheid, piepend ademhalen en hoesten - treden op in de vorm van aanvallen van korte of langere duur. Astma is niet met medicijnen te genezen. De behandeling is erop gericht om klachtenvrije perioden te maximaliseren en een zo goed mogelijke conditie en functie van de luchtwegen te behouden.

Bij de beoordeling van de prevalentie en incidentie van astma hebben we te maken met een aantal onzekerheden (Boezen en Postma, 2003). Veranderende diagnostische gewoontes hebben de afgelopen jaren geleid tot een zeer sterke toename in de prevalentie van astma. Een ander gevolg van de veranderde diagnostische praktijk is dat tegenwoordig bij kinderen onder de vijf jaar relatief vaak, op grond van astma-achtige klachten, een diagnose astma wordt geregistreerd. In meer dan de helft van de gevallen blijkt één of twee jaar na de diagnose dat het kind niet werkelijk astma (meer) heeft (Wijga et al., 2004). Bij het maken van projecties met het CZM vormen de veranderingen in de diagnostiek een belangrijk probleem. Er is als het ware een ‘inhaalslag’ gemaakt in de diagnostiek, waardoor onderdiagnostiek nu minder voorkomt dan twintig jaar geleden. De trend in de periode 1984-1999 weerspiegelt – naast een werkelijke toename in ziekte - deze inhaalslag en kan daarom niet zonder meer naar de toekomst worden doorgetrokken. De laatste jaren is er geen sprake meer van een toename en

(39)

lijkt er zelfs, vooral bij kinderen, een daling te zijn in het aantal astmadiagnoses (Smit en van Schayck, 2006). Het is nog onduidelijk of deze daling de komende tijd zal doorzetten. Het is daarom moeilijk om een prognose te geven voor de toekomstige prevalentie van astma.

Ruwe demografische projectie

Op grond van groei en vergrijzing van de bevolking, blijft de prevalentie van astma in de komende twintig jaar min of meer stabiel (circa 210.000 mannen en 255.000 vrouwen (Figuur 25; Bijlage 4, Tabel 4.14). Dit komt doordat astma het meest voorkomt bij jonge kinderen en de komende twintig jaar de groei van de bevolking zich met name voordoet in de oudere leeftijdsgroepen, terwijl de omvang van de jongere leeftijdsgroepen afneemt.

0 50.000 100.000 150.000 200.000 250.000 300.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e mannen vrouwen

Figuur 25. Prevalentie van astma naar geslacht in de periode 20005-2025: ruwe demografische projectie

Het grootste aantal astmapatiënten vinden we in de jongste leeftijdsgroep (< 45 jaar), en in de komende twintig jaar leidt de demografische verandering tot een lichte daling in het aantal astmapatiënten in deze groep. De laagste prevalentie vinden we bij 65-plussers, maar door de toename van het aantal 65-plussers in de komende 25 jaar zal het aantal astmapatiënten in deze leeftijdsgroep wél iets stijgen (Figuur 26a en 26b).

(40)

0 20.000 40.000 60.000 80.000 100.000 120.000 140.000 160.000 180.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e 0-44 45-64 65+

Figuur 26a. Prevalentie van astma naar leeftijd bij mannen in de periode 20005-2025: ruwe demografische projectie 0 20.000 40.000 60.000 80.000 100.000 120.000 140.000 160.000 180.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e 0-44 45-64 65+

Figuur 26b. Prevalentie van astma naar leeftijd bij vrouwen in de periode 20005-2025: ruwe demografische projectie

Demografische projectie inclusief trends

Aangezien het Chronische Ziekten Model uitgaat van de trend in het verleden en nog onvoldoende rekening houdt met de onzekerheden in de geregistreerde diagnoses en

eventuele remissie van ziekte, is het op dit moment niet mogelijk een betrouwbare projectie voor astma uit te voeren met de huidige versie van het CZM. Er is daarom voor gekozen om dit voor dit rapport niet te doen. Met een eerdere, speciaal voor astma aangepaste versie van het CZM is in 2004 wél een demografische projectie uitgevoerd, waarbij de sterk stijgende prevalentie in het verleden in het model is afgezwakt, ondermeer door wel rekening te houden met remissie (Hoogendoorn et al., 2004). Bij deze projectie werd geschat dat het aantal astmapatiënten in de periode 2005 tot 2025 zou stijgen met 13% voor mannen en 12% voor vrouwen.

(41)

3.5

Chronische obstructieve longziekten (COPD)

Chronische obstructieve longziekten (COPD) worden gekenmerkt door een vernauwing van de luchtwegen (luchtwegobstructie) die de ademhaling beperkt. De luchtwegvernauwing is bij COPD permanent aanwezig en grotendeels onomkeerbaar. Chronische bronchitis en emfyseem zijn de belangrijkste aandoeningen die tot COPD worden gerekend. COPD komt vooral vóór op oudere leeftijd en leidt tot klachten zoals regelmatig hoesten met slijm opgeven en kortademigheid (Boezen en Postma, 2003).

Ruwe demografische projecties

Op grond van groei en vergrijzing van de bevolking, neemt de prevalentie van COPD in de komende twintig jaar toe van 285.000 naar bijna 395.000 bij mannen (een stijging van 38%) en van 173.000 naar 213.000 bij vrouwen (een stijging van 23%) (Figuur 27; Bijlage 4, Tabel 4.16). 0 50.000 100.000 150.000 200.000 250.000 300.000 350.000 400.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e mannen vrouwen

Figuur 27. Prevalentie van COPD naar geslacht in de periode 20005-2025: ruwe demografische projectie

Demografische projectie inclusief trends

Roken is één van de belangrijkste risicofactoren voor het ontstaan van COPD. Het effect van roken op COPD is pas na tientallen jaren merkbaar. De dalende trend in roken bij mannen en de stijging van de rookprevalentie in het verleden bij vrouwen begint langzamerhand door te werken op de prevalentie van ziekte. Rekening houden met de veranderingen in ziekte en rookpatronen in het verleden, leidt bij mannen tot een minder grote stijging in het aantal gevallen van COPD, namelijk een stijging van 12% naar 317.500 gevallen in 2025 (Figuur 28; Bijlage 5, Tabel 5.7). Bij vrouwen vindt naar verwachting juist een sterkere toename plaats dan verwacht op grond van alleen demografie, namelijk een stijging van ruim 30% naar circa 225.000 gevallen van COPD in 2025.

(42)

50.000 100.000 150.000 200.000 250.000 300.000 350.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e mannen vrouwen

Figuur 28. Prevalentie van COPD naar geslacht in de periode 2005-2025: demografische projectie inclusief trends

De stijging bij vrouwen treedt in alle leeftijdsgroepen op, maar met name bij de oudere vrouwen. Bij mannen wordt alleen in de oudste leeftijdgroep (65+) nog een stijging verwacht, terwijl het aantal COPD-patiënten bij jongere mannen zal afnemen (Figuur 29a en 29b).

0 50.000 100.000 150.000 200.000 250.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e 0-44 45-64 65+

Figuur 29a. Prevalentie van COPD naar leeftijd bij mannen in de periode 2005-2025: demografische projectie inclusief trends

(43)

0 20.000 40.000 60.000 80.000 100.000 120.000 140.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e 0-44 45-64 65+

Figuur 29b. Prevalentie van COPD naar leeftijd bij vrouwen in de periode 2005-2025: demografische projectie inclusief trends

Epidemiologische projectie

Rookscenario

Wanneer we er vanuit gaan dat de dalende trend in rookprevalentie van de afgelopen jaren in de komende jaren wordt voortgezet, is de stijging in het aantal mannelijke COPD-patiënten in de periode 2005-2025 nog maar 5% (Figuur 30; Bijlage 7, Tabel 7.6), terwijl dit in het

basisscenario (met gelijkblijvende rookprevalentie) 12% is. Bij vrouwen treedt zelfs bij een verdere daling in de rookprevalentie, nog een extra stijging in het aantal COPD-patiënten op vergeleken met het basisscenario (33% versus 31%). Dit komt onder andere doordat bij vrouwen de daling in rookprevalentie kleiner is dan bij mannen en bovendien het aantal ex-rokers nog toeneemt. Ook voor ex-ex-rokers is het risico op het ontstaan van COPD nog vrij groot (zie ook Bijlage 3). In Figuur 30 is goed te zien dat door de sterkere stijging van COPD bij vrouwen dan bij mannen, het verschil in COPD-prevalentie tussen mannen en vrouwen kleiner wordt. 50.000 100.000 150.000 200.000 250.000 300.000 350.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e basisscenario mannen rookscenario mannen basisscenario vrouwen rookscenario vrouwen

Figuur 30. Prevalentie van COPD in de periode 2005-2025 voor het rookscenario versus het basisscenario

(44)

3.6

Osteoporose

Osteoporose is een aandoening van het skelet, waarbij de botten steeds brozer worden en er een verhoogd risico is op fracturen. Vooral inzakkingen van de wervels, heupfracturen en polsfracturen worden met osteoporose in verband gebracht. Ingezakte wervels kunnen tot ernstige rompafwijkingen leiden en heupfracturen gaan gepaard met een hoog risico op sterfte of blijvende beperkingen (Van der Klift et al., 2003).

Ruwe demografische projectie

Prevalentiecijfers voor osteoporose zijn alleen beschikbaar voor de bevolking van 55 jaar en ouder (zie ook Bijlage 2, waarin de gegevensbronnen worden beschreven). De projectie is dan ook alleen van toepassing op mannen en vrouwen vanaf 55 jaar (zie Bijlage 4, Tabel 4.18).

Uitsluitend op grond van demografische ontwikkelingen is de verwachting dat het totaal aantal vrouwen met osteoporose stijgt van 640.000 in 2005 tot bijna 880.000 in 2025, een toename van 37% (Figuur 31). Bij de mannen stijgt het aantal in die periode van ruim 210.000 tot ruim 325.000, een toename van ruim 50%.

0 100.000 200.000 300.000 400.000 500.000 600.000 700.000 800.000 900.000 1.000.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e mannen vrouwen

Figuur 31. Prevalentie van osteoporose vanaf 55 jaar naar geslacht in de periode 2005-2025: ruwe demografische projectie

(45)

0 100.000 200.000 300.000 400.000 500.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e 55-64 65-74 75+

Figuur 32a. Prevalentie van osteoporose naar leeftijd (vanaf 55 jaar) bij mannen in de periode 2005-2025: ruwe demografische projectie

0 100.000 200.000 300.000 400.000 500.000 2005 2010 2015 2020 2025 jaar p rev al e n ti e 55-64 65-74 75+

Figuur 32b. Prevalentie van osteoporose naar leeftijd (vanaf 55 jaar) bij vrouwen in de periode 2005-2025: ruwe demografische projectie

Demografische projectie inclusief trends

Aangezien er in het Chronische Ziekten Model nog geen betrouwbare gegevens over

osteoporose zitten, kan voor osteoporose geen doorrekening worden gemaakt, waarbij trends in ziekte worden meegenomen.

3.7

Samenvattend: absolute en relatieve veranderingen in de

prevalentie van verschillende ziekten

Vanuit het oogpunt van de volksgezondheid, is zowel de relatieve als de absolute verandering in de toekomstige prevalentie van ziekte van belang. In onderstaande figuren worden deze per ziekte getoond, op basis van de, naar onze mening, beste schatting. Dit is voor alle ziekten, behalve colonkanker en osteoporose, de demografische projectie waarbij de trends in prevalentie van de betreffende ziekte uit het verleden zijn meegenomen. Voor astma betreft

(46)

dit een projectie met een eerdere versie van het model (zie paragraaf 3.4). Voor osteoporose en colonkanker wordt de ruwe demografische projectie getoond, terwijl voor diabetes ook nog de projectie wordt gepresenteerd, waarbij de huidige stijging in de prevalentie van matig overgewicht/obesitas zich voortzet.

Ziekten die eruit springen op grond van de relatieve toename (Figuur 33), met stijgingen van meer dan 50%, zijn bij zowel mannen als vrouwen diabetes en beroerte en daarnaast bij vrouwen longkanker en bij mannen hartfalen, colonkanker en osteoporose. Een grote relatieve verandering is een indicatie van een sterke verslechtering ten aanzien van de betreffende ziekte. Echter, een grote relatieve stijging zegt nog niks over het totaal aantal extra gevallen dat er in de toekomst zal zijn. Bijvoorbeeld: de relatief grote stijging van longkanker bij vrouwen (+80%), levert ‘slechts’ 3.500 extra prevalente gevallen op in 2025.

0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 Diabe tes Diab +BMI (*) Hartinf arct Bero erte (C VA) Hartfal en Colo nkanke r Longka nker Borst kanke r Astm a COPD Osteop oros e % Mannen Vrouwen

Figuur 33. Relatieve toename in de prevalentie van verschillende ziekten over de periode 2005-2025, gebaseerd op berekeningen met het Chronische Ziekten Model (met uitzondering van colonkanker en osteoporose, waarvoor de ruwe demografische projectie is gebruikt). (*): projectie van diabetes op grond van het trendscenario waarbij de prevalentie van overgewicht de komende jaren blijft toenemen.

Het is daarom van belang ook de absolute aantallen te bekijken (Figuur 34). Hierbij springt diabetes er wederom uit, met een toename van ruim 150.000 nieuwe gevallen bij zowel mannen als vrouwen (bij een stabilisatie van de overgewicht prevalentie), of zelfs een

toename van bijna 200.000 extra gevallen bij zowel mannen als vrouwen, wanneer de huidige stijgende trend in overgewicht zich voortzet. Daarnaast blijkt de toename in osteoporose tot een enorme stijging van het aantal mensen met osteoporose te leiden in de toekomst: een toename van zo’n 240.000 gevallen bij vrouwen en 110.000 extra gevallen bij mannen. Een aantal andere ziekten laat een kleinere, maar nog altijd aanzienlijke, stijging zien van zo’n 50.000 extra gevallen. Dit geldt voor beroerte (CVA), hartfalen bij mannen en COPD bij vrouwen.

(47)

0 50.000 100.000 150.000 200.000 250.000 Diab etes Diab +BM I (*) Harti nfarct Bero erte (CVA ) Hartf alen Colon kanke r Long kank er Borstk anke r Astma COPD Osteo poros e Mannen Vrouwen

Figuur 34. Absolute toename in de prevalentie van verschillende ziekten over de periode 2005-2025, gebaseerd op berekeningen met het Chronische Ziekten Model (met uitzondering van colonkanker en osteoporose, waarvoor de ruwe demografische projectie is gebruikt). (*): projectie van diabetes op grond van het trendscenario waarbij de prevalentie van overgewicht de komende jaren blijft toenemen.

(48)

Afbeelding

Figuur 2. Aantal rokers, ex-rokers en nooit-rokers in de periode 2005-2025 bij het  rookscenario
Figuur 3. Prevalentie van doorgemaakt hartinfarct naar geslacht in de periode 2005-2025:
Figuur 6. Prevalentie van doorgemaakte beroerte naar geslacht in de periode 2005-2025:
Figuur 8a. Prevalentie van doorgemaakte beroerte naar leeftijd bij mannen in de periode  2005-2025: demografische projectie inclusief trends
+7

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De uitspraak dat er overleg moet zijn met de externe accountant en dat deze betrokken moet worden bij het werkplan van de internal auditor is een uiterst logische consequentie

De medische groep die dat op het terrein moet waarmaken, moet iets beter worden begeleid zodat ze zich geruster kunnen voelen als ze zo'n handeling stellen. Meteen in de

vacatures voor de overige beroepen (zie tabel 2), dan blijkt dat bij de knelpuntberoepen enerzijds de mediaan (in dagen) van zowel de vervullingstijd als van de looptijd bij

Voor het bijwerken of dichten van de ingang op de hoek vooraan werden vervangen gevel- ornamenten gebruikt (Stad Gent, De Zwarte Doos, Stadsar-

The paradigm has shifted somewhat, unfortunately, with today's nurses capable of leaving their death-bed-ridden patients in hospital wards, to take to the streets in

Akademiese sukses word beskryf as die bemeestering van studie materiaal soos vereis aan 'n hoëronderwysinstelling, aktiewe betrokkenheid by jou eie leerproses en dat die program

De therapieën die eerder zijn besproken werken effectief voor de aandoening waarvoor ze bedoeld zijn – hartfalen dan wel depressie – maar de effecten die de

Het ging tenslotte om een afscheiding uit een bestaand en door Nederland erkend staatsverband, het Indone- sische: welnu, zo liep de redenering, dan is het de