• No results found

De eicel als hoeksteen van de samenleving : een kwalitatief onderzoek naar de samenhang van het medicaliseren van de vruchtbaarheid van het vrouwelijke lichaam en de argumenten en motieven die vrouwen gebruiken in het o

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De eicel als hoeksteen van de samenleving : een kwalitatief onderzoek naar de samenhang van het medicaliseren van de vruchtbaarheid van het vrouwelijke lichaam en de argumenten en motieven die vrouwen gebruiken in het o"

Copied!
60
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De eicel als hoeksteen van de

samenleving

Een kwalitatief onderzoek naar de samenhang van het medicaliseren van de

vruchtbaarheid van het vrouwelijke lichaam en de argumenten en motieven die

vrouwen gebruiken in het overwegen van eicelvitrificatie

Figuur 1. Een familie die aan het barbecueën zijn. Overgenomen uit Matthew's Island of Misfit Toys van Matthew, 2012

(https://mattsko.wordpress.com/2012/11/15/hot-dog-bbq-1950s/). copyright 2012, Matthew.

Sanne Laouari

Emailadres: sannelaouari@hotmail.com Studentnummer: 10533559

Studie: Sociologie

Faculteit Maatschappij- en Gedragswetenschappen Universiteit van Amsterdam

Begeleider en eerste beoordelaar: Christian Bröer Tweede beoordelaar: Anna Aalten

Datum: 27 juni 2018 Aantal woorden: 14990

(2)

Voorwoord

Ik kan het zelf nog niet helemaal geloven, maar hier ligt mijn scriptie voor u. Als ik heel eerlijk ben, zag ik ontzettend tegen mijn afstudeerscriptie op. Desondanks is het mij enorm meegevallen. Ja, soms waren er diepe dalen maar er waren ook heel veel leerzame momenten. Ik kijk er dan ook met veel plezier op terug.

Als eerste wil ik de respondenten bedanken die zonder mij persoonlijk te kennen de tijd hebben genomen om mijn enquête in te vullen. Ten tweede wil ik mijn ouders bedanken die mij altijd gesteund hebben tijdens mijn studieperiode aan de UvA. Daarnaast wil ik mijn medestudenten bedanken voor de adviezen en hulp. Zonder jullie was mijn afstudeertijd veel minder leuk geweest!

Ten slotte wil ik graag mijn begeleider Christian Bröer bedanken voor het vertrouwen dat hij in mij had om mijn onderzoeksopzet alsnog goed te keuren, voor de begeleiding, de snelle respons op mijn soms wat onduidelijke mailtjes en de gezellige, leerzame bijeenkomsten.

(3)

Inhoudsopgave

1. INLEIDING ... 4

2. THEORETISCHE ONDERBOUWING ... 5

-2.1DISCIPLINERING VAN HET LICHAAM ... 6

-2.3HET GEZIN ... 10

-2.4RELATIE TUSSEN GENDER EN SOCIALE NORMEN ... 11

3. METHODE ... 14 -3.1FOUCAULT ... 14 -3.2MATERIAALSELECTIE ... 14 -3.2.1 Viva Forum ... 15 -3.2.2 Survey ... 15 -3.2.3 Interviews respondenten ... 15 -3.2.4 Dagboeken ... 16 -3.3ANALYSE-BESCHRIJVING ... 16 -3.4ETHISCHE VERANTWOORDING ... 17 -3.5REFLECTIE ... 18 4. RESULTATEN ... 18

-4.1VERWETENSCHAPPELIJKING VAN HET LICHAAM VAN DE VROUW ... 18

-4.1.1 Wetenschappelijke kennisoverdracht op macro- en microniveau... 23

-4.2MEDICALISERING VAN TIJD ... 25

-4.3DE WANKELING VAN HET MEDISCHE DISCOURS ... 28

-4.4HET VERBEELDEN VAN DE TOEKOMST ... 29

-4.5KINDERWENS ... 31

-4.5.1 De kinderwens als ‘biologisch gevoel’ ... 32

-4.5.2 De kinderwens als culturele druk ... 33

-4.5.3 De kinderwens als maatschappelijke druk ... 33

-4.6MOTIVATIE EN ARGUMENTATIE VAN EICELVITRIFICATIE ... 35

-4.6.1 Partnerschap ... 35

-4.6.3 Eerst carrière, dan baby ... 39

-4.6.4 morele bezwaren... 40

-4.7VROUWEN IN HUN KRACHT ZETTEN ... 40

5. CONCLUSIE ... 43

6. BIBLIOGRAFIE... 46

7. BIJLAGEN ... 50

-7.1TOPICLIST SURVEY ... 50

-7.2VIVA FORUM TOPICLIST ... 51

-7.3TABEL LITERATUURLIJST DATA ... 51

-7.4TABEL LEEFTIJDSDIVERSITEIT ... 51

(4)

-1. Inleiding

Op een maandagochtend liep ik een kringloopwinkel in en zag een bak met dvd’s staan met toevallig een van mijn favoriete speelfilms: Mona Lisa Smile (Johanson & Newell, 2003). Dit is een film die zich afspeelt in de jaren ’50 (Johanson & Newell, 2003). Katherine Watson is de hoofdpersoon van de film: een progressieve vrouw die verhuist van Los Angeles naar Massachusetts om les te gaan geven aan het conservatieve Wellesley college (Johanson & Newell, 2003). De meisjes die hier studeren zijn bijzondere jonge vrouwen die zeer intelligent zijn, maar ze studeren niet aan de universiteit om een diploma te behalen en te gaan werken (Johanson & Newell, 2003). Deze studentes zitten hun tijd uit (Johanson & Newell, 2003). In 1953 worden jonge, intelligente vrouwen namelijk geen dokter of tandarts maar huisvrouw en baren ze kinderen (Johanson & Newell, 2003). Het favoriete fragment van de onderzoeker is het moment waarop Katherine het huis bezoekt van haar meest intelligente student (Johanson & Newell, 2003). Deze jonge vrouw genaamd Joan heeft de mogelijkheid gekregen om te studeren aan Yale (Johanson & Newell, 2003). Ze slaat het aanbod af want in een andere stad studeren, 250 kilometer verwijderd van haar verloofde, is onhandig aangezien ze een huisvrouw is. Katherine komt met een oplossing:

“7 lawschools within 45 minutes from Philadelphia, you can study and get dinner on the table by five. You can bake your cake and eat it too, it’s wonderful” (Johanson & Newell, 2003).

In de wereld van Joann en Katherine in 1953 was het niet mogelijk om huisvrouw te zijn, kinderen op te voeden én een carrière op te bouwen (Johanson & Newell, 2003). De maatschappij bepaalde toentertijd hoe een vrouw in de jaren ’50 haar leven mocht indelen (Johanson & Newell, 2003). Dit gold ook voor de Nederlandse vrouw (Rensman, 2003). In Nederland was in de jaren ’50 het gezin de hoeksteen van de samenleving (Rensman, 2003). Een Nederlandse vrouw in de jaren ’50 bleef als goede huisvrouw thuis om voor het gezin te zorgen (Rensman, 2003). Het burgerlijke en kneuterige jaren ’50 waarin alle en ook echt alle vrouwen in Nederland thuis op de kinderen wachtte met een heerlijk kopje thee en manlief rond 6.00 uur thuiskwam en een warme maaltijd voor hem en zijn gezin klaarstond is gelukkig een tijd die nu ver van ons af staat (Rensman, 2003). Sindsdien zijn vrouwen meer opgekomen voor gelijke vrouw-manverhoudingen in de maatschappij (Nieuwenhuis, 2017). Een belangrijk moment voor vrouwenemancipatie is het beschikbaar komen van ‘de pil’ in 1962, waardoor het voor vrouwen mogelijk werd om de kinderwens uit te stellen (Rensman, 2003). Vrouwen

(5)

werden baas in eigen buik en konden uit het traditionele rolpatroon stappen om te gaan studeren of te werken (Nieuwenhuis, 2017).

De emancipatie van de vrouw van tegenwoordig gaat nog een stapje verder: de moderne vrouw is niet alleen baas in eigen buik maar ook baas over het oogsten en invriezen van eicellen (Klundert, 2015). De nog vrij nieuwe voortplantingstechniek eicelvitrificatie assisteert vrouwen bij het tijdelijk stilzetten van de vruchtbaarheid van de vrouw om een kind te krijgen op het door de vrouw gewenste moment (Klundert, 2015). Sommige onderzoekers zoals Neyer en Bernardi (2011) stellen dat eicelvitrificatie een bevrijdend effect heeft op vrouwen. Door deze techniek aan vrouwen met een sociale indicatie aan te bieden, krijgen ze als het ware de ‘tijd’ om zichzelf te ontplooien en bijvoorbeeld de focus te plaatsen op hun carrière (Neyer & Bernardi, 2011). Niet iedereen is het eens met deze visie. Klundert (2015) en Cattapan, Hammond, Haw & Tarasoff (2014) beargumenteren dat vrouwen die kiezen voor eicelvitrificatie juist niet in hun kracht worden gezet. Sterker nog, Klundert (2015) stelt dat het invriezen van eicellen door vrouwen niet een autonome handeling is maar dat andere praktijken een rol spelen in het besluitvormingsproces.

Om te kunnen begrijpen waarom vrouwen eicelvitrificatie overwegen, wordt in dit onderzoek een discourse-analyse uitgevoerd waarin de argumenten en motieven worden onderzocht, evenals de samenhang met het medicaliseren van de vruchtbaarheid van de vrouw.

2. Theoretische onderbouwing

In 2018 onderzocht het Centraal Bureau voor de statistieken (CBS) dat vrouwen steeds later kinderen nemen. Vrouwen krijgen gemiddeld hun eerste kind als ze 29,8 jaar oud zijn (Centraal Bureau voor de Statistieken, 2018). Het uitstellen van het moederschap is een trend onder jonge vrouwen (Centraal Bureau voor de Statistieken, 2018). Een aantal van deze vrouwen kiezen voor 1eicelvitrificatie om sociale redenen om de kinderwens te behouden (Centraal Bureau voor

de Statistieken, 2018). In 2009 heeft het Academisch medisch Centrum (AMC) vrouwen met een medische indicatie de mogelijkheid aangeboden om eicellen te vitrificeren en sinds 2012 gebeurt dit ook met sociale indicatie. Uit de cijfers van het AMC is bekend dat gemiddeld rond de 85 vrouwen per jaar zich aanmelden bij het AMC (Rijs, 2016). Uit het jaarverslag van Voortplantingsgeneeskunde uit het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG) uit 2015 is bekend dat in 2015 in totaal 27 fertiliteitspreservatiebehandelingen zijn uitgevoerd.

(6)

Daarnaast zijn beperkte cijfers bekend met betrekking tot vrouwen die specifiek alleen kiezen voor eicelvitrificatie. In totaal zijn 12.545 cellen geplaatst in een koelcel in landelijke ziekenhuizen om op het gewenste moment deze terug te laten plaatsen voor bevruchting in het lichaam van de vrouw (Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie, 2017). Volgens de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie & Gynaecologie (2017) bestaat een deel van deze cellen uit embryo’s maar ook uit follikelpuncties (eicellen). Hoeveel eicelvitrificatiebehandelingen gegeven zijn is onbekend. Er zijn geen statistieken waarin een duidelijk algemeen beeld wordt geschetst over het aantal vrouwen dat eicellen laat invriezen. Gezien de documenten kan dit eventueel te maken hebben met het feit dat ziekenhuizen eicelvitrificatie niet als een aparte behandeling registeren maar onder de noemer in- Vitrofertilisatie (ivf)plaatsen.

2.1 Disciplinering van het lichaam

Om de ontwikkelingen rondom vrouwen en het uitstellen van de kinderwens te kunnen begrijpen, is vanuit een Foucaultiaans oogpunt empirisch bestudeerd hoe vrouwen meebewegen met de structuren van de maatschappij en gestuurd worden in het overwegen van vitrificatie van eicellen om hiermee de kinderwens uit te stellen.

Volgens Foucault (1966) is de mens een product van de westerse samenleving. Niet alleen het gedrag maar ook het lichaam van de mens is het resultaat van dominante machtsstructuren van de maatschappij. Foucault (1966) stelt dat een machtsstructuur niet alleen een fysieke vorm van macht uitoefent op mensen, maar dat het disciplineren van het lichaam van de mens volgens bepaalde ‘waarheden’ gebeurt, waarin het individu tot in zijn meest intieme, lichamelijke functies wordt gesubjectiveerd door de samenleving.

If those arrangements were to disappear as they appeared, if some event of which we can at the moment do no more than sense the possibility – without knowing either what its form will be or what it promises – were to cause them to crumble, as the ground of Classical thought did, at the end of the eighteenth century, then one can certainly wager that man would be erased, like a face drawn in sand at the edge of the sea. (Foucault, 1966, p.422)

Hoewel in de afgelopen eeuwen grote stappen voorwaarts zijn gemaakt op het gebied van wetenschap, kennis, moraal en de rede van het individu, stelt Foucault dat mensen an sich een uitvinding van de samenleving zijn (Foucault, 1966). Vanwege de continue bewegingen en

(7)

ontwikkelingen die interveniëren in het lichaam van de mens, is er geen sprake van zelfbeschikking maar worden mensen volledig gesubjectiveerd door de maatschappij en in een kort tijdsbestek tot een nieuw mens geconstrueerd die kenmerkend is voor de huidige samenleving (Foucault, 1966). Foucault beschrijft dit als een proces van eenzijdige ideeën en opvattingen over wetenschappelijke kennis die onder bepaalde omstandigheden worden vastgesteld in de vorm van taal. Deze dominante manier van wetenschappelijke kennis die als enige echte waarheid wordt beschouwd, heeft de absolute macht gekregen van de maatschappij om het lichaam van mensen te disciplineren en ongewenst gedrag van mensen aan te kunnen passen (Foucault, 1966). Klundert (2015) sluit met haar visie op eicelvitrificatie aan bij de theorie van Foucault. Zij stelt dat wetenschappelijke kennis door dominante discoursen wordt gesubjectiveerd in het lichaam van de vrouw. Er is een normaliseringsproces gaande waarin ideeën over vruchtbaarheid of gender als normaal en abnormaal worden beschouwd. (Klundert, 2015, pp. 92).

2.2 Medicaliseren van de vruchtbaarheid van de vrouw

Van de Wiel (2014) beschrijft in haar theorie dat er een ontwikkeling geweest is waarin vrouwen een toekomst verbeelden waarin ze volledig onvruchtbaar zijn, om zodoende potentiële leeftijdsgerelateerde onvruchtbaarheid bespreekbaar te maken en vervolgens te kunnen anticiperen op het uitstellen van moederschap, de vruchtbaarheid te verlengen en het lichaam biomedisch voor te bereiden op de toekomst.

Rather, it reconfigures the reproductive life span, and future reproductive health, as variables over which women can exert agency, instead of only a given, if uncertain, “fact of life.” Consequently, with the possibility of circumventing age-related infertility may emerge an increased individual responsibility for maintaining reproductive ability within culturally specific age ranges. (Van de Wiel, 2014 p. 123)

Om de theorie van Van de Wiel (2014) beter uit te leggen komt de filosofie van Lewis (1986) van pas. Hij heeft het over ‘possible worlds’ (Lewis, 1986). Vrouwen die eicelvitrificatie overwegen, verbeelden een andere wereld. In die andere wereld zijn ze bijvoorbeeld 40 jaar oud en lijden ze aan kinderloosheid. Om dit mogelijke scenario te voorkomen wordt ingespeeld op toekomstige kinderloosheid.

Daarnaast laat Van de Wiel zien (2014) dat eicelvitrificatie als variabele is ingebed in de samenleving. Ze stelt dat het invriezen van eicellen vrouwen de mogelijkheid biedt om de

(8)

vruchtbaarheid als het ware te verlengen voor een x aantal jaren (Van de Wiel, 2014). Wanneer de vruchtbaarheid geconstrueerd wordt als variabele, kan precies uitgerekend worden hoe lang een vrouw nog vruchtbaar is en welke stappen ze moet ondernemen om de kinderwens in de toekomst te kunnen realiseren (Van de Wiel, 2014). De variabele ‘eicelvitrificatie’ kan volgens Van de Wiel (2014) omschreven worden als een statistisch gegeven dat agency kan uitoefenen op vrouwen. Swaan (2004) omschrijft dit proces met het begrip protoprofessionalisering. De medische wereld socialiseert als het ware burgers in wetenschappelijke kennis (Swaan, 2004). Het medicaliseren van het lichaam heeft weer invloed op het handelen, het alledaags denkpatroon en de identiteit van de burger (Swaan, 2004). Van de Wiel (2014) beargumenteert dat een sociale dimensie vrouwen kan sturen in de argumentatie en overwegingen van eicelvitrificatie en het uitstellen van de kinderwens. Ze stelt dat vrouwen die afwijken van de normatieve levenskoers vrijgezel–partner-reproductie het idee opgelegd krijgen van de maatschappij dat ze geen vordering in het leven hebben gemaakt en hierop moeten anticiperen door hun eicellen in te vriezen (Van de Wiel, 2014). De ware reden voor eicelvitrificatie is volgens Van de Wiel achter dat zij de tijdsspanne van hun vruchtbaarheid willen onderhouden, zodat het ‘kinderloos’ zijn een tijdelijk karakter heeft in plaats van een definitief karakter (Van de Wiel, 2014). Vrouwen die ouder zijn dan 35 jaar met een sterke kinderwens ervaren vaak veel stress en angst. Volgens Van de Wiel (2014) helpt eicelvitrificatie deze emoties onder controle te houden. De manier waarop Van de Wiel (2014) het reproductieproces van het vrouwelijk lichaam reconstrueert als een ziekte sluit aan bij de visie van Adams, Murphy & Clarke (2009):

“Differences between prevention and preparedness matter in these anticipatory times. Anticipatory preparedness is speculative and reactive, in ‘preparation for’ the event and the trauma as if it were already here, rather than offering ‘prevention of’ it so that it never happens” (Adams et al., 2009, p.257).

Zij stellen dat leeftijdsgerelateerde verminderde vruchtbaarheid als een aandoening wordt gediagnosticeerd bij vrouwen die een bepaalde leeftijdsgrens hebben bereikt. Het onderzoek van Adams et al. (2009) toont aan dat een ‘veronderstelde’ vruchtbaarheid van een vrouw plaatsmaakt voor een ‘verwachte’ vruchtbaarheid. De diagnostisering van de vruchtbaarheid van de vrouw verloopt als volgt: de vruchtbaarheid van het lichaam van de vrouw wordt vastgesteld, vervolgens beslist de vrouw ruimschoots voor het einde van de vruchtbare reproductieve fase of ze haar eicellen laat invriezen (Adams et al., 2009). De auteurs omschrijven het bovengenoemde proces als een regime dat de biologische klok van gezonde

(9)

vrouwen activeert en mobiliseert om ten koste van het eigen lichaam, in verband met de grote risico’s, over te gaan tot eicelvitrificatie. Het voorkomen van leeftijdsgerelateerde onvruchtbaarheid door eicelvitrificatie ervaren vrouwen met een kinderwens als een grote verantwoordelijkheid (Adams et al, 2009). Het anticiperen op toekomstige onvruchtbaarheid wordt volgens hen gezien als een verantwoordelijkheid die elke individuele vrouw op zich moet nemen, anders is ‘zij’ geen goede burger van de maatschappij. Het is een morele verplichting van de ‘vrouw’ om als burger van de natie goed geïnformeerd te zijn over eventuele toekomstige mogelijkheden zoals moederschap. Deze ontwikkelingen leiden volgens Adams et al. (2009) tot politiek van ‘tijdelijkheid’. Zij bespreken in de theorie de term ‘biopreparatie’. Adams et al. (2009) beargumenteren dat deze term gebruikt wordt door overheidsinstellingen om de volksgezondheid van de burgers te bewaken (Adams et al., 2009). Het lichaam van de burger wordt geprepareerd wanneer sprake is van nationale infectieziektes (Adams et al., 2009). Deze logica van preventie is ook terug te zien in het invriezen van eicellen door vrouwen (Adams et al., 2009). Er is sprake van biomedische interventie door de overheid om vrouwen te motiveren en voor te bereiden op eventuele toekomstige medische gezondheidsproblemen betreffende onvruchtbaarheid (Adams et al, 2009).

Klundert (2015) concludeert in recent onderzoek dat de meeste onderzoekers eicelvitrificatie percipiëren als een wetenschappelijk technologisch instrument dat slechts fertiliteitspreservatie bewerkstelligt. Dit is gedeeltelijk correct, want Klundert (2015) stelt dat het benaderen van eicelvitrificatie vanuit een instrumentele visie te eenzijdig is. Naast het technische element van eicelvitrificatie is er ook sprake van een relatie tussen het individu en de techniek. Het toepassen van de techniek eicelvitrificatie geeft vrouwen de mogelijkheid om een andere vorm en betekenis te geven aan het eigen leven (Klundert, 2015). Vrouwen worden volgens Klundert (2015) geconfronteerd met veroudering van het lichaam, de baarmoeder die niet gebruikt wordt en het doel van iedere vrouw, namelijk moeder worden. Het verlangen naar een kind vanuit de normatieve ideologie van moederschap wordt bewerkstelligd met behulp van eicelvitrificatie (Klundert, 2015). Klundert (2015) concludeert daarmee dat de kinderwens altijd in relatie staat tot de techniek.

(10)

2.3 Het gezin

Amir (2007) laat zien dat de techniek eicelvitrificatie intervenieert in het gezinsleven. Het traditionele gezin waarin een vrouw en een man alleen verantwoordelijk waren voor het produceren van een nieuwe generatie heeft zijn plaats moeten delen met de staat en de wetenschap. Volgens Amir (2007) hebben deze twee instituten veel invloed op de ontwikkelingen rondom reproductie in het lichaam van de vrouw. De overheid die invloed heeft op de academische agenda beschikt dan ook over behoorlijk veel invloed (Amir, 2007, p. 57). Amir beschrijft het reproductieve proces vrij symbolisch. Hij beschrijft de vruchtbaarheid van een vrouw als een tikkende biologische klok (Amir, 2007) Deze representeert het leven van een vrouw zonder kinderen waarvan de vruchtbaarheid sterk gedaald is (Amir, 2007, p. 57). Volgens de heersende dominante levenskoers wordt ze door de maatschappij ervaren als afwijkend omdat ze niet haar potentie ‘het krijgen van kinderen’ heeft bereikt. Amir (2007) stelt dat de wetenschap het mogelijk heeft gemaakt om de vruchtbaarheid en detail uit te rekenen en hiermee in te kunnen schatten tot welke leeftijd zwangerschap mogelijk is. Het nadeel van deze ontwikkeling is dat het conceptualiseren van leeftijdsgerichte onvruchtbaarheid vrouwen reguleert op cultureel en sociaal niveau (Amir, 2007, p. 57). De wetenschap bepaalt in samenwerking met de overheid de lengte van de vruchtbaarheid van de vrouw en tot welke leeftijd het acceptabel is om kinderen te krijgen (Amir, 2007). De biologische klok is dan ook niet definitief, maar is afhankelijk van de dominante norm die heerst in de maatschappij (Amir, 2007, p. 57). Zodra er een algemene acceptatie is van oudere moeders verandert de biologische klok automatisch mee (Amir, 2007, p.57). Er is dus sprake van een biologische tijdelijkheid die wordt gereguleerd door de maatschappij en bepaald onder welke voorwaarden vrouwen kinderen ‘mogen’ krijgen (Amir, 2007, pp. 64-66).

Ook bespreekt hij de nadelen van de invloed van de sturing van de maatschappij op het traditionele gezin. Dit biedt weinig ruimte voor andere vormen van moederschap zoals alleenstaand moederschap, moeders die op oudere leeftijd kinderen willen en het adopteren van kinderen (Amir, 2007, pp. 64-66).

Uit het onderzoek van Purewal & Akker (2007) blijkt dat de kinderwens op verschillende manieren wordt gemotiveerd door ouders. Ten eerste wordt het verlangen naar een kind door ouders vanuit genetisch perspectief gemotiveerd (Purewal & Akker, 2007, pp. 81). Ouders stellen dat de emotionele band sterker is met een kind dat biologisch-genetisch verwant is. Ten tweede ervaren ouders het krijgen van een kind als een symbool van de liefde

(11)

die ze voor elkaar voelen. Het kind is genetisch verbonden tussen de vrouw en de man, en dit creëert een sterkere band in de relatie van de ouders (Purewal & Akker, 2007, pp. 84).

Ten derde beargumenteren vrouwen ouderschap vanuit een meer romantisch perspectief dan mannen (Purewal & Akker, 2007, pp. 81-84). Zij ervaren moederschap als een deel van de identiteit van de vrouw die volledig is wanneer ze moeder wordt. Volgens het onderzoek van Langdrigde, Connolly en Sheeran (2000) zorgen kinderen voor welzijn, geluk en vreugde in het leven van hun ouders. Dit verklaart ook het belang van het vormen van een familie: het is een constructie van liefde en geluk die alleen behaald kan worden wanneer een familie wordt gevormd (Langdrigde et al., 2000, pp. 334).

2.4 Relatie tussen gender en sociale normen

Amir (2007), Adams et al. (2009) en Van de Wiel (2014) bespreken de overwegingen van eicelvitrificatie vanuit een kritisch, medisch perspectief. Dit staat haaks op de theorie van Bhatia en Campo - Engelstein (2018). Bhatia et al. (2018) beschrijven in hun onderzoek dat media een belangrijke factor kunnen vormen in de invloed op vrouwen die eicelvitrificatie overwegen:

Furthermore, unlike “deviant” women who have children outside of marriage or long- term partnerships, the single professional women discussed in the news- paper articles were trying to uphold the heteronormative arrangement outlined in the nursery rhyme “first comes love, then comes marriage, then comes a baby in the baby carriage.” Apart from their professional class status, it is their desire for heteronormative and genetic relatedness in family forms that renders them legitimate users of EF deserving of public sympathy. (Bhatia & Campo- Engelstein, 2018, p.18)

Zo stellen Bhatia et al. (2018) dat de media veel aandacht besteden aan het framen van hoogopgeleide vrouwen als gemarginaliseerde groep die vanwege oneerlijke concurrentie met de mannelijke collega’s genoodzaakt is om de kinderwens uit te stellen. Daarentegen worden laagopgeleide vrouwen die ervoor kiezen om de kinderwens uit te stellen als deviant gelabeld door de media en de maatschappij (Bhatia & Campo - Engelstein, 2018). Klundert (2015) sluit aan bij Bhatia et al. (2018) en stelt dat het eenzijdige beeld dat de media schetsen van hoogopgeleide, kapitaalkrachtige vrouwen in het algemeen leidt tot culturele verarming. Zij stelt dat eicelvitrificatie niet per se een verrijking is voor de autonome vrouw van deze maatschappij (Klundert, 2015). Het is mogelijk dat nieuwe gendernormen zullen ontstaan die nog sterker worden gehanteerd en die de zelfbeschikking van vrouwen en de mogelijkheden tot

(12)

het zelf bepalen van de vorm van moederschap beperken (Klundert, 2015). Cattapan et al. (2014) sluiten aan bij het gedachtegoed van Klundert (2015). De aanname dat vrouwen alles kunnen krijgen door een carrière op te bouwen om vervolgens aan de kinderwens te voldoen door gebruik te maken van ingevroren eicellen is volgens Cattapan et al. (2014) te eenvoudig en komt niet overeen met de realiteit. Zij stellen namelijk dat er te weinig aandacht gegeven wordt aan sociale en culturele structuren die vrouwen beperken in hun reproductieve keuzes. Cattapan et al. (2014) gaat een stapje verder dan Klundert (2015) en beargumenteert dat de bovengenoemde argumenten als redenen gezien moeten worden om vrouwen juist niet te adviseren om eicellen in te vriezen. Volgens Cattapan et al. (2014) worden vrouwen niet in hun kracht gezet wanneer ze gestuurd worden in het invriezen van eicellen omdat eicelvitrificatie als reproductieve keuze niet de oplossing is voor datgene wat vrouwen nodig hebben (Cattapan et al., 2014, pp. 244).

Becker en Nachtigall (1992) stellen dat cultuur een belangrijke rol speelt bij het medicaliseren. Vrouwen worden door een culturele, normatieve norm gedisciplineerd in het dragen van de verantwoordelijkheid om kinderen te baren. Wanneer vrouwen onvrijwillig kinderloos zijn ervaren ze dit als deviant gedrag en zullen ze medische behandelingen willen ondergaan om toch te voldoen aan de culturele, normatieve norm (Becker & Nachtigall, 1992). De medische wereld speelt hierop in en construeert onvrijwillige kinderloosheid als een ziekte (Becker & Nachtigall, 1992). De artsen worden als het ware de sociale en culturele, morele bewakers van kinderloosheid en voeren interventies uit om vruchtbaarheidsproblemen bij vrouwen te genezen (Becker & Nachtigall, 1992). De biomedische industrie maakt gebruik van de culturele norm en duidt ‘onvruchtbaarheid’ aan als abnormaal en als negatief cultureel gedrag (Becker & Nachtigall, 1992). Het gevolg hiervan is dat mensen steeds meer moeite krijgen met het niet medicaliseren van het eigen lichaam (Becker & Nachtigall, 1992). Het idee dat gender niet alleen een biologisch aspect van de mens is, maar ook een sociaal construct, is een concept van De Beauvoir (1993). Zij stelt dat het lichaam een concept van de samenleving is die betekenis en symbolen van de dominante cultuur in het lichaam van de mens internaliseert (De Beauvoir, 1993). De gendernormen van de vrouw en man zijn dan ook geen biologisch gegeven (De Beauvoir, 1993). Het vrouw-zijn is een continu proces van het reguleren van de cultuur die het meest dominant is in de maatschappij (De Beauvoir, 1993). Het socialiseren van gendernormen hoeft niet per se onderdrukkend te zijn. Dit verklaart ook het feit dat er van generatie op generatie gendernormen zijn overdragen waarin de masculiniteit en het intellect van de man tegenover de vrouw als zwakker geslacht worden benadrukt (De Beauvoir, 1993). De erfenis van deze genderrollen is nog steeds terug te zien in onze samenleving.

(13)

Butler (1988) stelt als aanhanger van De Beauvoir (1993) dat gender in de vorm van een tweedeling man en vrouw niet bestaat.

Het begrip gender bestaat volgens Butler uit sociale feiten, het is een vorm van taal gedrag en handelingen:

Because there is neither an ‘essence’ that gender ex-presses or externalizes nor an objective ideal to which gender aspires; because gender is not a fact, the various acts of gender creates the idea of gender, and without those acts, there would be no gender at all. Gender is, thus, a construction that regularly conceals its genesis (Butler, 1988, pp. 522).

Vrouwen spreken op een bepaalde manier, wat resulteert in het zijn van een ‘vrouw’. Gender is volgens Butler (1988) dan ook een sociaal fenomeen dat constant wordt gereproduceerd. Vanuit de visie van Butler (1988) kan gesteld worden dat gender een sociale tijdelijkheid heeft en het ‘vrouw-zijn’ ook continu verandert binnen het sociaal dominante, culturele frame van de maatschappij.

Dit onderzoek beoogt meer inzicht te geven in de argumenten en overwegingen van vrouwen om te kiezen voor vitrificatie van eicellen om de kinderwens uit te stellen. Ook is het doel om duidelijk te maken welke factoren daarbij een rol spelen, zoals het medicaliseren van het lichaam van de vrouw, ideeën over moederschap, culturele tradities en gender.

Hoofdvraag:

Vormen wetenschappelijke kennis en daarmee samenhangende praktijken een sturende factor in de motivatie en argumentatie van vrouwen tussen de 25 en 45 jaar die overwegen eicellen te laten invriezen?

Deelvragen:

Welke argumenten gebruiken Nederlandse vrouwen tussen de 25 en 45 jaar die eicelvitrificatie overwegen?

(14)

Zijn de argumenten en motieven die vrouwen tussen de 25 en 45 jaar gebruiken in het overwegen van eicelvitrificatie te begrijpen vanuit een medisch discours?

Welke betekenis(sen), verwachtingen en ideeën geven vrouwen aan ‘moederschap’?

Welke normen en verwachtingen over gezinsvormen komen tot uiting in de hedendaagse betekenis van moederschap?

In hoeverre kan gesteld worden dat een vrouw die eicelvitrificatie overweegt een autonome handeling verricht?

3. Methode

3.1 Foucault

Voor dit onderzoek is de theorie van Foucault (2012) gebruikt als middel om te kijken naar de diepere betekenis van de argumenten die vrouwen gebruiken bij het overwegen van eicelvitrificatie.

De betekenis die Foucault (2012) verleent aan een discours is: een verzameling van taaluitingen binnen een bepaald domein. Deze taaluitingen zijn niet slechts een begrip. Foucault (2012) stelt dat taaluitingen daadwerkelijk ingrijpen in de sociale werkelijkheid van de wereld. Taaluitingen van actoren maar ook zoals eerder vernoemd literatuur, geschriften en wetenschappelijke uitspraken zijn geen passieve determinaties binnen een domein (Foucault, 2012). Foucault (2012) stelt dat ‘taaluitingen’ een actieve functie hebben, ze vormen het gedrag en de handelingen van mensen. Foucault (2012) is dan ook kritisch tegenover andere wetenschappers. Hij stelt dat taal niet slechts een linguïstiek element is, maar behandeld moet worden vanuit een veel bredere visie, namelijk dat een discours een strategische functie heeft en metaforisch gezien moet worden als een wedstrijd waarin een strategische strijd wordt gevoerd om een plek in de samenleving te bemachtigen (Foucault, 2012).

3.2 Materiaalselectie

Er zijn drie soorten data geselecteerd voor dit onderzoek. Als eerste zijn data verzameld op internet, via forum.viva.nl. Ten tweede zijn data verzameld via onlinesurvey. Daarop zijn

(15)

respondenten benaderd die onder de populatie van het onderzoek vallen. Ten derde zijn data verzameld van een aantal respondenten die hun eicelvitrificatietraject in dagboekvorm hebben beschreven. Een overzicht van de variatie van de leeftijd van de respondenten staan vermeld in de bijlagen onder het kopje ‘7.2 Tabel leeftijdsdiversiteit’.

3.2.1 Viva Forum

Het Viva Forum is een onlinegemeenschap van vrouwen die allerlei onderwerpen met elkaar bespreken. Voor het selecteren van de topics is gebruikgemaakt van de zoekfilters van het forum, vervolgens zijn de topics die aansluiten bij het onderwerp ‘eicelvitrificatie’ geselecteerd. De data zijn verzameld tussen 9 en 17 april 2018. Er zijn alleen topics geselecteerd met minstens 10 of meer discussieantwoorden, om de kwaliteit van de analyse te behouden (Charmaz, 2014, pp. 192-224). Een totaal van n=51respondenten zijn er gebruikt. Om de data te kunnen analyseren zijn de gegevens van de website in een Word-document geplaatst voor analysegebruik in atlas.ti. De respondenten maken op het Viva Forum geen gebruik van persoonlijke gegevens, er is dus al sprake van volledige anonimiteit.

3.2.2 Survey

Voor dit onderzoek is een survey opgesteld om respondenten online te benaderen om twaalf open vragen in te vullen. Het doel van deze online survey was om meer brede kennis te vergaren en om respondenten te benaderen voor een interview. De survey heeft vanaf 12 tot en met 16 april op de Facebookpagina Noord-Holland en omgeving online gestaan. Een totaal van n= 39 hebben de survey ingevuld. Het gaat om een breed scala aan vrouwen tussen de 14 en 65 jaar. Bewust is niet gekozen voor een specifieke leeftijdscategorie, in de hoop dat een sneeuwbaleffect zou ontstaan en respondenten die eicelvitrificatie overwegen mee zouden willen werken aan een interview. Veel respondenten wilden weliswaar meewerken aan mijn onderzoek, maar zij waren niet geschikt om uit te nodigen voor een interview. Wel hebben de data van de respondenten in het algemeen en met name de vragen over de kinderwens en moederschap tot belangrijke inzichten geleid.

3.2.3 Interviews respondenten

Tijdens het verzamelen van de data is geprobeerd ook op een andere manier respondenten te werven. Op verschillende forums zijn potentiële respondenten benaderd voor een interview.

(16)

Ook is via Facebook een moeder-/vrouwgerelateerde community benaderd, maar dit leverde geen mensen voor de interviews op.

3.2.4 Dagboeken

Een respondent vertelt in haar online dagboek over het eicelvitrificatietraject dat ze heeft afgerond. Haar dagboek is als pdf-bestand in de week van 17 april gedownload. Een deel van haar dagboek waarin ze haar overwegingen, argumenten en gedachtegangen over eicelvitrificatie verwoordt, is gebruikt voor analyse. Daarnaast zijn data gebruikt van een andere respondent, die op een vergelijkbare manier haar eicelvitrificatietraject bespreekt.

3.3 Analyse-beschrijving

Tijdens het verzamelen van de data ontstond de behoefte aan een meer gestructureerde vorm van analyseren. Ter ondersteuning van het analyseren is gebruikgemaakt van Atlas. Ti en de theorie Charmaz (Charmaz, 2014).

1. Open coderen: gekozen is om in eerste instantie woord voor woord en zin voor zin de data open te coderen, om als onderzoeker de data te verkennen en ermee te interacteren. Het doel hiervan is om de betekenis en handelingen van respondenten te begrijpen en nieuwe fenomenen te ontdekken (Charmaz, 2014 pp. 214-216).

2. Axiaal coderen: in deze fase zijn grotere delen van data geconceptualiseerd in categorieën (Charmaz, 2014 pp. 214-216).

3.Selectief coderen: tijdens dit proces zijn codes verwijderd en toegevoegd aan andere codes die dezelfde betekenis hebben. Vervolgens zijn negen kleurgecodeerde smartcodes aangemaakt ter ondersteuning van het analyseproces (Charmaz, 2014 pp. 214-216).

Tijdens het proces van analyseren is geconstateerd dat het genereren van nieuwe data geen meerwaarde meer toevoegde aan het onderzoek, want in de nieuwe data werden identieke patronen gevonden. Daarom is verondersteld dat sprake was van saturatie van de categorieën en dat het proces daarmee afgerond kon worden (Charmaz, 2014 pp. 214-216).

(17)

3.4 Ethische verantwoording

In dit onderzoek is gekozen om materiaal te verzamelen van het Viva Forum. Dit materiaal bevindt zich in de digitale, publieke ruimte waarin bezoekers online participeren in discussies (Burger, 2014). Bij dit onderzoek is het van belang om de privacy van respondenten te waarborgen. Burger (2014) stelt dat onder bepaalde voorwaarden data verzameld mogen worden in digitale, publieke ruimtes. Burger maakt onderscheid tussen een open en een gesloten gemeenschap. Een gesloten gemeenschap betekent dat een registratieproces plaatsvindt waarin verwacht wordt dat de gebruiker bepaalde gegevens overdraagt aan de beheerder van het forum, waarbij sprake is van strikte toegankelijkheid en de anonimiteit van de bezoeker wordt gewaarborgd (Burger, 2014, pp. 108-120). Een open gemeenschap is volgens Burger een community waar ieder persoon online mee kan lezen met de discussies van de bezoekers en geen persoonsgegevens worden vereist van de bezoekers.

Aan de hand van de bovengenoemde regels is bepaald onder welke omstandigheden het Viva Forum zijn ruimte openstelt voor het publiek. Ten eerste maakt het Viva Forum gebruik van een privacyreglement, waarin staat aangegeven dat bezoekers die actief willen participeren in discussies geen persoonsgegevens hoeven te verstrekken (Burger, 2014, pp. 108-120).

Ten tweede zijn geen inloggegevens vereist wanneer gebruikers alleen het forum willen bekijken; elk topic en alle discussies zijn volledig toegankelijk voor gebruikers (Burger, 2014, pp. 108-120). Ten derde zijn gebruikers van het Viva Forum volledig anoniem aangezien het Viva Forum bezoekers een gebruikersnaam aan laat maken om de anonimiteit te waarborgen (Burger, 2014, pp. 108-120). Bovendien staan de gegevens van de topics op Google en zijn ze openbaar voor iedere internetgebruiker. Het forum presenteert zichzelf als een vrij openbare ruimte, is toegankelijk voor iedere internetgebruiker en vindbaar door Google (Burger, 2014, pp. 108-120).

De respondenten die de survey hebben ingevuld, hebben geen persoonlijke gegevens verstrekt behalve indien ze mee wilden werken aan een interview. Deze gegevens zullen uiteraard niet aan derden verstrekt worden. De data die de respondenten via hun dagboeken openbaar hebben gesteld, mogen gebruikt worden indien verwezen wordt naar de auteur in de literatuurlijst. Om de privacy van de respondenten volledig te waarborgen, zijn alle namen in dit onderzoek gefingeerd.

(18)

3.5 Reflectie

De vraagstellingen van deze survey waren vrij breed en algemeen. Het voordeel hiervan was dat het voor vrouwen heel laagdrempelig was om antwoord te geven op de vragen. Het nadeel was dat er wellicht nog betere vragen omtrent moederschap, vruchtbaarheid en gender gesteld hadden kunnen worden. Omdat vrouwen op internet vrij luchtig spreken over het onderwerp eicelvitrificatie is ervan uitgegaan dat ze ook gemakkelijk benaderbaar zouden zijn voor interviews. Dit bleek dus niet het geval. In principe heeft dit echter niet veel nadelen gehad voor de kwaliteit van het onderzoek aangezien juist veel data gegenereerd zijn via de surveys, het online forum en de dagboeken van vrouwen die eicelvitrificatie hebben ondergaan. Echter, het was een mooie aanwinst geweest voor dit onderzoek als er vragen gesteld hadden kunnen worden aan respondenten om nog meer kennis te kunnen genereren over de gevonden patronen en concepten uit de data.

De respondenten uit de survey variëren in leeftijd maar wonen met name in Noord- Holland. Uit de data komen verschillende patronen naar voren die een beter inzicht geven in de argumentatie en motivatie van vrouwen die eicelvitrificatie overwegen. Vanwege het beperkte aantal respondenten is dit onderzoek echter niet generaliseerbaar.

4. Resultaten

4.1 Verwetenschappelijking van het lichaam van de vrouw

In de citaten in deze paragraaf bespreken vrouwen in een discussie op een online internetplatform hun persoonlijke besluitvorming rondom eicelvitrificatie. In de discussie komt naar voren dat vrouwen in wetenschappelijke kennis zijn gesocialiseerd. Ze hebben met name kennis over het effect van leeftijd op de vruchtbaarheid van het eigen lichaam maar doen ook uitspraken over het lichaam van andere vrouwen.

In het verhaal van Melissa komt naar voren dat ze kennis heeft over haar eigen vruchtbaarheid. Ze heeft duidelijk inzicht in de afname van haar vruchtbaarheid, veroorzaakt door haar leeftijd. Ze reflecteert op haar eigen ervaringen en het proces dat ze heeft ondergaan om de kinderwens uit te stellen.

(19)

Melissa:

“Tja, persoonlijk zou ik het niet meer doen als de tijd nu al dringt, gebaseerd met mijn ervaring met zwanger worden in de periode tussen 36 en net 39. Drie keer gelukt, waarvan 2 miskramen. Ik zou dus vrezen dat de ingevroren eicellen relatief grote kans op miskramen geven. Daarvoor dan eerst hormoonbehandeling voor het oogsten en later dan dus eventueel weer behandelingen voor de ivf en dan de matige kansen vanwege je toch wel oudere eicellen. Persoonlijk was me dat te veel geweest. Maar goed, als je kinderwens enorm is, heb je het er misschien wel voor over. Maar als de tijd dringt, dan weet je toch inmiddels wel of je een kind wil en hoe dan?” (aikidoka, 2017, p. 1 ).

Melissa spreekt niet alleen over kansen en de vermindering van haar vruchtbaarheid maar ook over de kwaliteit van haar eicellen. In haar verhaal verbindt ze haar eigen leeftijd met kwaliteitsvermindering van haar eicellen. Ze vertelt uit eigen ervaring dat op de leeftijd van 36 de kans groter is op het krijgen van miskramen. Ze maakt gebruik van de geïnternaliseerde wetenschappelijke kennis om vervolgens tot een uitspraak te komen of het wel verstandig is om over te gaan tot eicelvitrificatie. Ook in het verhaal van Chyntia is te zien dat ze wetenschappelijke kennis heeft over haar eigen lichaam.

Chyntia (40):

“Sinds vorig jaar heb ik een relatie met een lieve man die kort daarvoor uit een scheiding kwam met 2 kleine kinderen. We zijn dol op elkaar, alleen is hij qua verwerking nog niet zover dat hij al voelt eraan toe te zijn om nog/weer vader te worden, wat ik volledig begrijp. Hij heeft daar echt meer tijd voor nodig en ik leg ook geen druk bij hem, alleen dringt ondertussen mijn tijd echt heel hard; vandaag over precies een half jaar word ik 40. 
De situatie is behoorlijk onmogelijk kan ik je vertellen aangezien ik weinig tot keus heb; de rust proberen te bewaren is een hele kunst. 
Ik overweeg daarom nu toch heel serieus om alsnog mijn eicellen in te vriezen nu het nog kan/mag, waarmee ik hopelijk wat tijd koop en wat druk wegneemt” (Jones78, 2017, p.5)

Ze reflecteert op de vermindering van de vruchtbaarheid van het lichaam. Het getal ‘40’ betekent voor Chyntia dat de ‘tijd’ om de kinderwens in de toekomst te voltooien schaars is en dat hierop geanticipeerd moet worden. De uitspraken die ze doet komen dicht bij wetenschappelijke kennis die door artsen wordt gebruikt. In officiële statistieken die

(20)

geautoriseerd zijn door de wetenschap wordt een duidelijk beeld geschetst van 0,2 kans om zwanger te raken wanneer vrouwen 40 jaar oud zijn (Broekmans et al., 2007). De resultaten in Figuur 1 laten zien dat de wetenschappelijke kennis van Chyntia overeenkomt met de data uit de grafiek (Broekmans et al., 2007). Dit is volgens de statistieken een zeer lage kans om zwanger te raken (Broekmans et al., 2007). Als hiernaar kritisch wordt gekeken, kan gezegd worden dat deze respondenten intensief bezig zijn met hun kinderwens en dat zij zelf wetenschappelijke kennis aanhalen om een duidelijk beeld te kunnen schetsen met betrekking tot hun vruchtbaarheid. De vraag is in hoeverre vrouwen de wetenschappelijke kennis geïnternaliseerd hebben en wat voor invloed dit heeft bij het overwegen van vitrificatie van eicellen? Om deze reden is gekeken of andere vrouwen thuis zijn in wetenschappelijke kennis, namelijk vrouwen die al kinderen hebben en al hebben voldaan aan de kinderwens, en vrouwen die wel een kinderwens hebben maar er nog niet mee bezig zijn. Uit de data kwam naar voren dat vrouwen die nog niet bezig zijn met de kinderwens of al voldaan hebben aan de kinderwens gesocialiseerd zijn in algemene wetenschappelijke kennis. In het verhaal van Bregtje is dan ook te zien dat ze kennis heeft over eicelvitrificatie.

Noot. Herdrukt van “Female reproductive ageing: cuurent knowledge and future trends”, door Broekmans, F. J., Knauff, E. A. H., te Velde,

E. R., Macklon, N. S., & Fauser, B. C., 2007, Trends Endocrinol Metab 18 (2), pp. 58-65

Bregtje (37):

“Voor mij is het niet meer van belang maar als er een ziekte wordt geconstateerd en je kan op tijd invriezen vindt ik het een geweldige mogelijkheid. Invriezen omdat je te druk bent of uitstel voor carriere zeg daar nee tegen”.

Bregtje heeft medische kennis over eicelvitrificatie. Ze geeft antwoord op de vraag en past de gesocialiseerde wetenschappelijke kennis over eicelvitrificatie toe op een eigen verbeelde

(21)

situatie van eventuele ziekte die kan plaatsvinden in de toekomst. Ook Frieda heeft wetenschappelijke kennis.

Frieda (52):

“Dat de mogelijkheid er is vind ik goed. Om na je vruchtbare periode moeder te wordn raad ik af, zo na je 45e jaar”.

Frieda weet wanneer de vruchtbare periode is afgelopen en kan zich daarom zich inleven in vrouwen die eicelvitrificatie overwegen. Ook bij respondent Denise is wetenschappelijke kennis gesocialiseerd.

Denise (48):

“Vanuit de moeder bekeken snap ik het wel, als het maar niet lukt om de juiste partner te vinden bijvoorbeeld. Het stelt de acceptatie uit van de huidige situatie. Het kan wel gezondheidsrisico’s geven om het lichaam klaar te maken voor eiceldonatie middels inname hormonen. En daarnaast weten we nog weinig over de effecten op het kind als het via een bevroren eicel is bevrucht en ter wereld is gekomen.”

Denise beschrijft in haar verhaal de volledige medische procedure die vrouwen moeten ondergaan. Ze krijgen eerst een aantal dagen hormonen toegediend en vervolgens, wanneer het lichaam gereed is, worden de eicellen geoogst. Zij is zich bewust van de risico’s die het lichaam moet ondergaan wanneer vrouwen ervoor kiezen follikels (eicellen) in te vriezen.

Over het algemeen kan gesteld worden dat de respondenten wetenschappelijk taalgebruik overnemen en spreken in termen van kansen, statistieken en vruchtbaarheid. Het is niet het geval dat vrouwen die een bepaalde leeftijd bereiken abrupt openstaan voor wetenschappelijke kennis en deze toepassen op hun eigen persoonlijke situatie. De kennis over leeftijdsgerelateerde vruchtbaarheidsproblematiek wordt breed gedeeld door vrouwen van diverse leeftijden, die ofwel een kinderwens hebben maar er nog niet mee bezig zijn ofwel geen kinderen hebben en geen leeftijdsgerelateerde vruchtbaarheidsproblemen hebben ervaren. Vrouwen hanteren wetenschappelijke kennis als middel om zelf te anticiperen op de kinderwens. Hier zit meer een vorm van agency aan verbonden. Vrouwen nemen als het ware een protoprofessionele taak op zich waarin ze een actieve rol spelen in het

(22)

medicaliseringsproces van hun eigen lichaam maar ook dat van andere vrouwen (Swaan, 2004, pp. 252-259). Deze groep vrouwen neemt het taalgebruik over van de wereld van de wetenschap en heeft een nieuwe identiteit verworven als pseudoarts met medische kennis die in een netwerk van vrouwen circuleert (Swaan, 2004, pp. 252-259). Bij deze respondenten kan worden geconcludeerd dat wetenschappelijke kennis ervoor zorgt dat vrouwen geen passieve receptor zijn en hierdoor meer te weten komen over het eigen lichaam. Dit geldt niet voor alle respondenten. Vrouwen zoals respondent Vicki worden in hun eigen kracht gezet om eicelvitrificatie te overwegen.

Vicki (28):

“Een maand later had ik een adviesgesprek in de kliniek. Ik hoopte dat het bevriezen van eicellen me meer tijd zou geven, maar ik liep de deur uit met een nieuwe openbaring: bij het bevriezen worden embryo's genetisch getest om zeker te zijn dat alleen de gezondste, vooraf onderzochte eicel wordt bevrucht. De dokter vertelde me over een 33-jarige vrouw die haar eicellen bevroor. Van de dertien geteste embryo's bleken twaalf chromosomale afwijkingen te hebben. Het lukte ze om de gezonde embryo te isoleren en te bevruchten. Ik was volledig overtuigd en maakte een paar weken later een afspraak voor mijn operatie.” (Vice & Rox, 2015, par.2)

Bij de meeste vrouwen in de data is sprake van een indirecte manier van sturing van wetenschappelijke kennis, op een aantal uitzonderingen na. Bij Vicki is te zien dat ze op een directe manier gestuurd wordt door haar dokter die haar overtuigd heeft om over te gaan tot eicelvitrificatie. Ten slotte toont de analyse aan dat de meeste vrouwen gebruikmaken van metaforen om de argumenten om eicelvitrificatie te overwegen meer kracht bij te zetten en om een duidelijke situatie te kunnen schetsen zodat andere vrouwen die meedoen in de discussie direct begrijpen wat ze bedoelen en hoe ze zich voelen. Een voorbeeld hiervan is Alisa, die de metafoor ‘5 voor 12’ gebruikt om haar verhaal over te brengen aan de anderen.

Alisa:

“Het kost kneiterveel geld en als het al '5 voor 12' is, heb je een grotere kans op het moederschap als je besluit er in je uppie voor te gaan” (Friezin 71, 2017, p.1).

Ze maakt ook gebruik van een metafoor die vaker door andere vrouwen wordt gebruikt om hun verhaal te vertellen. Nergens in de data wordt navraag gedaan op bepaalde metaforische

(23)

uitspraken die vrouwen doen in de discussies op online platforms. Er is dus een algemene consensus waarin vrouwen een gemeenschappelijke taal hebben geconstrueerd die gefundeerd is op wetenschappelijke kennis.

4.1.1 Wetenschappelijke kennisoverdracht op macro- en microniveau

Er zijn vier manieren waarop de vrouwen uit dit onderzoek wetenschappelijke kennis verinnerlijken.

Via het beroep:

De respondenten in dit onderzoek genereren niet alleen wetenschappelijke kennis over eicelvitrificatie via een medisch beroep maar ook via een juridisch beroep.

Frieda (52):

“Ja, via medische informatie die beroepsmatig tot mij kwam”. Tess (55):

“Ja, ben daarmee bekend omdat ik verpleegkundige ben”. Sophie (36):

“Ja, ik ben spoedeisende hulp verpleegkundige, dus daarom weet ik dat het bestaat”. Anna (32):

“Ja, vanuit mijn werk als advocaat familierecht is dat hee interssant vanwege

de vraag wie juridisch ouder is van het kind dat vervolgens geboren zou kunnen worden”.

Via de media:

Tv is een vaak benoemd medium door de respondenten die aangeven gesocialiseerd te worden in wetenschappelijke kennis over eicelvitrificatie.

Sara (48):

(24)

Eva (36):

“Ik weet van het bestaan af, grotendeels door de media”.

Lotte (48):

“Ja, ik heb er gisteravond toevallig een tv-programma over gezien, dit speelde zich af in de VS.”

Via persoonlijke ervaring:

Persoonlijke ervaringen zijn ook vaak benoemd door de respondenten die aangeven gesocialiseerd te worden in wetenschappelijke kennis over eicelvitrificatie.

Liv (35):

“Heb zelf mijn kinderen gekregen dmv icsi. Dus heb me toen compleet verdiept in alles op medisch gebied”.

Fleur (40):

“We hebben zelf embryo's in laten vriezen, dus we weten hoe dit proces gaat”.

Olivia (39):

“Ja. Bekend mee omdat zelf bexig zijn met icsitraject”.

Via het netwerk:

Sandra:

“Zelf heb ik er wel eens aan gedacht om eicellen te doneren en besproken met mijn partner”.

Noor (39):

(25)

Lynn (39):

“Onderwerpen zijn dan de kinderwens en mogelijkheden om zwanger te kunnen raken als 1 van de 2 niet of niet volledig vruchtbaar is, en ook waarom ik bijvoorbeeld zoveel kinderen heb”.

Samantha (35):

“Ja alle variaties komen langs. Bv miskramen of ongewest zwanger of adoptie tot gehandicapt. Er heerst geen taboe bij ons in de familie of vrienden op”.

Nicolette (30):

“Ja. Vooral het krijgen van kinderen. Een lesbisch stel heeft een kind van een donor gekregen, een alleenstaande vriendin is zwanger van een donor”.

Wetenschappelijke kennis infiltreert op een indirecte manier in het lichaam van de vrouw. Door discussies en gesprekken te voeren met familie en vrienden ontstaat een netwerk van kennisoverdracht van brede kennis over het reproductieve lichaam van de vrouw. Het lichaam van vrouwen in het algemeen wordt onbewust geïnternaliseerd met biomedische kennis die op verschillende niveaus wordt overgebracht, bijvoorbeeld beroepsmatig, via de media als cognitieve leervorm, door een persoonlijk medisch proces en in dialoog met familie en vrienden.

4.2 Medicalisering van tijd

Uit de data komt naar voren dat het lichaam van vrouwen met verschillende soorten tijdsdiscoursen in aanraking kan komen. Volgens de data speelt ‘tijd’ een belangrijke rol ongeacht of vrouwen al voldaan hebben aan de kinderwens of dat zij een kinderwens hebben maar deze nog niet verzegeld hebben. In het verhaal van Susanne is te lezen dat ze op een indirecte manier vanuit een medisch discours spreekt.

Susanne (27):

“Ik heb het nooit overwogen omdat ik nog jong ben en ervan uitga dat het niet nodig zal zijn Nee. Maar als ik jong kanker had gekregen had ik het gedaan voordat de behandelingen zouden beginnen (en ik het kon financieren)”.

(26)

Susanne spreekt over ‘jong’, ze is nog maar 27. Ze heeft nog niet een leeftijdsgrens bereikt waarop Susanne zichzelf omschrijft als ‘oud’. Respondent ‘Anne’ sluit naadloos aan op Susanne, alleen gebruikt ze andere termen, namelijk ‘laat’ en ‘de tijd rijp leek’. Anne is nu nog jong en wil niet ‘laat’ moeder worden. Er is dus sprake van een tijdsbesef over reproductiviteit van het eigen lichaam.

Anne:

“Nee. Ik wilde niet pas laat moeder worden en had gewoon een partner toen de tijd rijp leek.”

Susanne en Anne ervaren geen druk om eicelvitrificatie te overwegen omdat bij hen geen sprake is van leeftijdsgerelateerde onvruchtbaarheid. Geen van deze respondenten wijkt af van de normatieve wetenschappelijke levenskoers. Susanne zit midden in deze levensfase, Anne zat op koers vanwege partnerschap en heeft in de eindfase aan ‘reproductie’ kunnen voldoen. Gesteld kan worden dat deze vrouwen zich gedragen volgens de chronologische leeftijd. Er is nog geen sprake van leeftijdsgerelateerde verminderde vruchtbaarheid waardoor de respondenten niet vanuit wetenschappelijke ideologieën een diagnose stellen over het eigen lichaam (Van de Wiel, 2014).

De twee volgende citaten laten zien dat gemedicaliseerde tijd een groot effect kan hebben op bewustwording van het eigen lichaam en dat het vrouwen aanzet om over te gaan tot eicelvitrificatie. Danielle zegt dat toen ze 34 jaar oud was ‘tijd’ geen rol speelde in haar leven; ze was niet bezig met de vruchtbaarheid van haar lichaam en sprak ook niet vanuit een medisch discours. Danielle zit op het huidige moment van dit citaat nog in de fase waarin zij haar eigen vruchtbaarheid nog niet als problematisch ervaart (Van de Wiel, 2014).

Danielle (34):

“In die mindset kwam ik mijn huidige lief tegen; zomaar in Argentinie trof ik Bart met wie ik net zo goed in Utrecht samen had kunnen komen aangezien we daar allebei gewoond hadden. Hij was net een maand in Argentinië met nog zeven maanden te goed. Er brak een onvergetelijke en onbezorgde tijd aan van zeven maanden lang dansen, reizen en genieten, samen. We hoefden niets, hadden geen idee van tijd of

(27)

noties van tikkende biologische klokken. Tijd was gewoon geen factor in ons vrije leven” (Van Grieken, 2017, p. 22).

In het vorige citaat gaf ze aan dat er geen biologische klok bij haar tikte. In het volgende citaat is Danielle 1 jaar ouder en is sprake van een volledige omslag in haar gedrag en handelingen. Een jaar later is de opinie van Danielle veranderd: ze erkent dat statistieken een belangrijke indicator zijn om te bepalen in hoeverre de vruchtbaarheid van haar lichaam is gedaald en of haar kinderwens een urgente zaak is waarop ze moet anticiperen.

Danielle (35):

“Ik ben net 35 geworden en me zeer bewust van mijn sterk afnemende vruchtbaarheid. Mijn 35e verjaardag vorige week, zorgde voor een omslag. Als een donderslag bij heldere hemel werd ik ‘s nachts overvallen door de urgentie van mijn sluimerende kinderwens. Ineens realiseerde ik me dat die eerder nietszeggende statistieken over vruchtbaarheid nu ineens wél op mij sloegen; op mij. Ik schrok me dood. Om de een of andere reden zijn de leeftijden 30 en 35 magische grenzen in de vruchtbaarheidsstatistieken. Het feit dat ik nu zelfs die tweede grens over ben gegaan deed allerlei alarmbellen in mijn lijf afgaan.” (Van Grieken, 2017, p. 23).

Het is belangrijk om de leeftijd van Danielle te benoemen. Ze stelt namelijk dat ze voor haar 35ste verjaardag zich al bewust was van leeftijdsgerelateerde verminderde vruchtbaarheid, maar

dat dit niet op haar van toepassing was aangezien ze nog in de chronologische wetenschappelijke levensfase zat. Bij Danielle is vast te stellen dat de wetenschappelijke kennis geïnternaliseerd is in haar lichaam maar deze is pas ontwaakt na haar 35ste verjaardag en

functioneert als hulpmiddel om vast te stellen in welke mate haar vruchtbaarheid daalt en hoe urgent haar kinderwens is. De magische grens waar Danielle over heeft is een wetenschappelijke uitspraak. De wetenschap heeft bepaald dat de leeftijd van 35 een tweede grens betekent waarbij sprake is van een sterke daling van de vruchtbaarheid van het lichaam van de vrouw. Danielle spreekt vanuit een wetenschappelijke ideologie, ze heeft de volgens de wetenschap de tweede grens bereikt van leeftijdsgerelateerde verminderde vruchtbaarheid en reflecteert vanuit deze kennis op haar eigen kinderwens. De magische grens die Danielle benoemt is een mengeling van wetenschap en beleid, verinnerlijkt door vrouwen in het algemeen. Danielle diagnosticeert met behulp van geïnternaliseerde wetenschappelijke kennis haar eigen lichaam als een medisch probleem. Het medicaliseren van haar eigen lichaam leidt tot activering van gedrag en handelingen (Van de Wiel, 2014). In de wereld van de wetenschap

(28)

wordt onvruchtbaarheid bestempeld als een ziekte, abnormaal, een atypisch lichaam dat weer gezond gemaakt moet worden. Het medicaliseren van onvruchtbaarheid leidt tot het reguleren van en het beheersen van onvruchtbaarheid (Becker & Nachtigall, 1992, pp.456-471). De meeste respondenten in dit onderzoek hebben de wetenschappelijke taal overgenomen waardoor ze leeftijdsgerelateerde verminderde vruchtbaarheid labelen als een aandoening, een diagnose aan het lichaam verlenen en vervolgens hierop anticiperen.

4.3 De wankeling van het medische discours

In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan respondenten die afwijken van het dominante discours. Er zijn een aantal respondenten die aangeven dat ze eicelvitrificatie vanuit een medisch discours overwegen en die zich afzetten tegen het dominante discours.

De vrouwen in dit onderzoek zijn niet alleen vrouwen die vanuit leeftijdsgerelateerde verminderde vruchtbaarheid het lichaam medicaliseren. Zowel Annika als Mandy zijn zich bewust van hun lichamelijke gezondheid en overwegen eicelvitrificatie vanwege medische indicatie.

Annika (35):

“Heb rugklachten waardoor ik mij op dit moment geen kind zie opvoeden en hoop met het invriezen op vijf jaar uitstel en een betere rug.” (Rana, 2012, p.1)

Mandy (26):

“Heb er wel eens over nagedacht omdat mijn lichamelijke gezondheid steeds minder word. Ik zou het dan wel fijn vinden als er een andere manier is om een 'eigen' kindje te krijgen”.

(29)

Bij Klaartje is te zien dat de wetenschap leidt tot bekritisering van dominante kennis.

Klaartje:

“Ik kom uit een familie waar veel vrouwen na hun 40e nog gezonde baby's baarden, als je fysiek in orde bent kan dat zeker!”(Syvon, 2017, p.1).

De leeftijdsgerelateerde verminderde vruchtbaarheid die volgens de wetenschap drastisch afneemt na het 35ste levensjaar wordt door Klaartje niet als volledige waarheid

beschouwd (Broekmans et al., 2007). Bij Klaartje zou vastgesteld kunnen worden dat er sprake is van een reductie van machtsverhoudingen tussen de besluitvorming van de vrouw en het uitstellen van haar kinderwens, en de ideologie van waarheid die de wetenschap wil interveniëren in het lichaam van de vrouw (Foucault, 2012). De reactie van Klaartje is anders dan die van de andere respondenten; deze vrouwen bekritiseren de wetenschappelijke kennis niet. Gesteld kan worden dat de wetenschap vrouwen socialiseert in wetenschappelijke kennis en vrouwen stuurt in het reflecteren op de kinderwens vanuit een wetenschappelijke ideologie (Foucault, 2012). Er is een patroon in de data te vinden dat aantoont dat het merendeel van de vrouwen gestuurd wordt op een directe en indirecte manier door het wetenschapsdiscours. Deze vrouwen ervaren wetenschappelijke kennis (herproduceren van ideeën en gedragsregels rondom vruchtbaarheid) als vanzelfsprekend en wantrouwen de wetenschap niet. Dit zou te maken kunnen hebben met het feit dat het wetenschapsdiscours wordt ervaren als subjectieve regels die als natuurlijk worden ervaren maar wel het reproductieve lichaam reguleert en controleert. Dit verklaart waarom veel vrouwen meegaan met het wetenschapsdiscours. Desalniettemin verhoudt Klaartje zich niet tot het wetenschapsdiscours, zij wijkt af van het dominante discours. Zij is echter in dit onderzoek de enige en daarom is het onwaarschijnlijk dat bekritisering van het dominante wetenschapsdiscours effect zal hebben op vrouwen en kennis over het vruchtbare lichaam (Foucault, 2012).

4.4 Het verbeelden van de toekomst

In dit hoofdstuk komt eicelvitrificatie aan bod als instrument voor vrouwen om een toekomstbeeld te kunnen scheppen dat ondersteuning biedt in het overwegen van eicelvitrificatie. Deze manier van anticiperen op kinderloosheid is vaak terug te zien in de data. Een voorbeeld is Danielle. Uit haar verhaal valt op te maken dat er een proces gaande is van

(30)

anticiperen op eventuele leeftijdsgerelateerde verminderde vruchtbaarheid in de toekomst. Danielle maakt gebruik van de geïnternaliseerde wetenschappelijke kennis. Zij is zich bewust van de reducering van de vruchtbaarheid van haar lichaam. Nu ze 35 is, vindt ze het belangrijk om actie te ondernemen om de kinderwens te kunnen behouden.

Danielle (35):

“Ik weet niet hoe vruchtbaar ik op dit moment ben, laat staan of en hoe vruchtbaar ik ben in de komende jaren. Omdat ik alleen kinderen zou willen vanuit een liefdevolle relatie en alleenstaand moederschap nu geen optie voor mezelf vind, ben ik in het krijgen van kinderen automatisch afhankelijk van mijn partner en zijn mening. Geen fijn gevoel voor een moderne vrouw als ik, die zelfstandigheid en onafhankelijkheid in een hoog vaandel heeft staan. Wat nu als we tegen de tijd dat ik 37 ben uit elkaar gaan? Mijn lief kan nog gemakkelijk jaren vooruit met zijn kinderwens, maar tegen die tijd zijn mijn kansen inmiddels danig verminderd op het tijdig vinden van een partner (die ook kinderen met mij wil), elkaar leren kennen én vervolgens eigen kinderen krijgen. Ik zou mezelf voor mijn hoofd slaan als ik nu, op mijn 35e, niet in actie was gekomen om mijn eigen wens (redelijk) veilig te stellen door mijn nu nog gezonde eicellen in te vriezen.” (Van Grieken, 2017, p. 20).

Danielle plaatst zichzelf in een verhaal dat zich afspeelt in de toekomst (Van de Wiel, 2014). Ze reflecteert op de huidige stand van zaken wat betreft de vruchtbaarheid van het lichaam, ze analyseert het lichaam en heeft vastgesteld dat ze op dit moment geen moeder kan of wil worden om persoonlijke redenen. Danielle beeldt zich verschillende scenario’s in, ze beeldt zich een toekomst in waarin ze niet meer samen is met haar partner en een toekomst met een andere partner (Van de Wiel, 2014). Op basis van deze scenario’s maakt ze een beslissing in het overwegen van vitrificatie van eicellen. Maartje verbeeldt verschillende versies van de toekomst in haar besluitvormingsproces bij het overwegen van eicelvitrificatie.

Maartje:

“Gek op kinderen, altijd al geweest, maar geen man en geen acute kinderwens. Ik begin voor de zekerheid te sparen voor invriezen van eicellen, zodat ik wanneer ik een man heb nog met hem een kind zou kunnen krijgen” (shaye, 2012, p.1).

(31)

“Nog steeds geen partner en ook geen acute kinderwens. Ik meld me aan bij het AMC voor het invriezen van eicellen” (shaye, 2012, p.1).

“Ik word voor het eerst in mijn leven verliefd op een vrouw. Dit brengt me totaal van mijn stuk en ik ben blij dat ik mijn eicellen laat invriezen omdat ik nu niet eens weet of ik wel met een man zal zijn in de toekomst ” (shaye, 2012, p.1).

“Hoewel ik nu eigenlijk wil onderzoeken of ik beter bij een vrouw pas en uitga in een vrouwenbar, moet ik me ineens goed beraden of het niet verstandiger is om niet te lang te wachten en dan maar alleen (met donor) moet proberen zwanger te worden. Terwijl die acute kinderwens er dus niet is, maar ik ook bang ben er later spijt van te gaan krijgen als ik geen kind zal hebben omdat ik te lang gewacht heb. DILEMMA” (shaye, 2012, p.1).

Bij Maartje is hetzelfde handelingsgedrag te zien. In een bepaalde periode van haar leven gaat ze door verschillende fases heen, ze is niet zeker meer of ze alleen gevoelens heeft voor het andere geslacht of ook voor het eigen geslacht. In de verschillende fases verbeeldt Maartje zich verschillende scenario’s die zich kunnen gaan afspelen (Van de Wiel, 2014). De techniek eicelvitrificatie is niet alleen een hulpmiddel om eicellen in te vriezen, de wetenschappelijke techniek functioneert ook als middel om de toekomstige tijd in te kunnen beelden (Van de Wiel, 2014). De techniek eicelvitrificatie bewerkstelligt dat vrouwen in staat zijn om de kinderwens uit te stellen en te kunnen nadenken over de toekomst (Van de Wiel, 2014). Vrouwen maken dus gebruik van medicalisering van het lichaam en het verbeelden van de toekomst, waarbij het lichaam biomedisch wordt voorbereid om te handelen en te anticiperen op de toekomstige tijd (Van de Wiel, 2014).

4.5 Kinderwens

Uit de data komt naar voren dat de respondenten de kinderwens op verschillende manieren ervaren. Het gaat om een tweedeling van biologische argumentatie en culturele annex maatschappelijke argumentatie.

(32)

4.5.1 De kinderwens als ‘biologisch gevoel’

Rachel en Emma spreken over hun kinderwens in termen van een natuurlijk gevoel, een natuurlijke innerlijke drang om het eigen DNA door te geven aan een nieuwe generatie. Dit patroon is vaker terug te zien in de data. Verschillende respondenten hebben een drang naar een kind dat genetisch verwant is (Purewal & Akker, 2007, pp.79-86). Daarnaast is het willen ‘zorgen’ ook een belangrijk aspect van de kinderwens.

Rachel (58):

“Ik denk dat het belangrijk voor vrouwen is om een kind te krijgen, er voor te zorgen en er van te houden omdat het in de natuur zit.”

Emma (37):

“Naast het instinctief en evolutionair aspect, is voor mij persoonlijk de ouderrol de mooiste 'rol' die ik zou kunnen Vervullen.”

De meeste vrouwen die het woord ‘zorgen’ gebruiken, beargumenteren deze term als een eigenschap van de vrouw om als biologisch wezen voor het kind te willen zorgen (Langdrigde et al., 2000, pp.321-338). Sammy omschrijft de kinderwens op een andere manier, bij haar spelen geluk en liefde een rol met betrekking tot haar kinderwens.

Sammy (50):

“De ontwikkeling van je kind, het zien opgroeien, dingen van jezelf ‘doorgeven’ en het plezier geluk en de liefde die je krijgt en kan geven maken de zorgen (waar je onherroepelijk mee te maken krijgt) meer dan waard!”

Een kind draagt middels haar of zijn affectie liefde en geluk over aan de moeder. Het verlangen naar een kind is verbonden aan het welzijn van de vrouw (Langdrigde et al., 2000, pp. 321-338). Een ander voorbeeld is het antwoord van Frieda. Zij vertelt dat wanneer een persoon overlijdt vanwege ouderdom deze een nabestaande heeft die altijd nog aan zijn of haar ouder zal denken.

(33)

Frieda (52):

“-Ik denk dat veel vrouwen willen zorgen, liefde willen geven. -Het idee om “door te leven”, dat er iemand is om over jou te praten en te blijven herinneren als je er niet meer bent, je “genen leven voort” -Als een soort bekroning van de liefde tussen man en vrouw”

Deze respondenten beargumenteren de kinderwens vanuit een individualistisch perspectief waarin het vervullen van de eigen wens om een kind te krijgen centraal staat.

4.5.2 De kinderwens als culturele druk

Eén respondent beargumenteert haar kinderwens vanuit een culturele traditie.

Malina:

“Dat hebben ze zo bepaald in mijn cultuur. Een vrouw zonder kinderen is minder waard”.

Malina spreekt over een culturele druk van buitenaf die bepaalt voor haar dat ze kinderen moet krijgen. Het is belangrijk voor Malina om te voldoen aan de culturele tradities zoals het genereren van nieuwe generaties. Malina stelt dat een vrouw die kinderloos is ook minder waard is dan een vrouw met kinderen. In Malina’s argumentatie is een duidelijke culturele, regulerende macht te zien die vrouwen disciplineert in moederschap. Een vrouw die niet voldoet aan de verwachtingen en tradities van een cultuur wordt bestempeld als een persoon die deviant gedrag vertoont (Becker & Nachtigall, 1992, pp. 456-471). Volgens de theorie van Becker et al. (1992) ervaren vrouwen vanuit een cultureel perspectief kinderloosheid als een vorm van falen en proberen ze alles in werking te stellen om alsnog te voldoen aan de culturele traditie van ‘moederschap’. Dit is niet te zien in de data, dus hier kunnen hier geen verdere uitspraken over gedaan worden.

4.5.3 De kinderwens als maatschappelijke druk

Verschillende respondenten hebben aangegeven dat ze maatschappelijke druk ervaren om te voldoen aan de kinderwens. Een voorbeeld is Kim, die stelt dat er invloed is buiten haar om. Dit zou de maatschappij kunnen betekenen die invloed uitoefent op Kim of haar netwerk.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

Veel van dit materiaal is heden ten dage voor de bouw in- teressant; tras, gemalen tuf is zeer geschikt als specie voor waterdicht metselwerk.. Bims, puimsteenkorrels tot

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

In het eerste deel, dat zes hoofdstukken bevat, wordt weergegeven wat er bekend is op het gebied van de kernconcepten die aan de orde zijn bij deze vraagstelling, namelijk

At all points, there is wide variation in the stories, but it is clear that incest strongly damaged especially the relational dimension of the God images and vice versa that stringent

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

’Representation of God’ wordt door Rizzuto (1979) in ob- jectrelationele termen benoemd als een intrapsychisch proces waarbij kennis, herinnerin- gen, gevoelens en ervaringen