• No results found

Integraal meten is optimaal weten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Integraal meten is optimaal weten"

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

2 Isabelle Vente

500545403 Klas: 4 sport

Hogeschool van Amsterdam

Domein bewegen, sport en voeding

24 Juni 2013 Onderzoeksverslag 2e inlevermogelijkheid Begeleider: Mirka Janssen Thema: Gezondheid

(2)

3

Samenvatting

Het aantal kinderen met overgewicht is de laatste jaren sterk toegenomen. De oorzaak hiervan is en een disbalans tussen energie-inname en energieverbruik. Bij het energieverbruik speelt het beweeggedrag van kinderen een grote rol. Om het beweeggedrag van kinderen in beeld te brengen zijn er verschillende meetinstrumenten. Er is onderzocht of er een verschil is tussen de meetinstrumenten; standaardvraagstelling, beweegdagboekje en de Actigraph beweegmeter, gemeten bij kinderen in de leeftijd 10-12 jaar. Beweeggedrag werd uitgedrukt in het gemiddeld aantal minuten matig intensief bewegen per dag en het wel of niet voldoen aan de NNGB.

In totaal hebben 20 kinderen met de leeftijd 10 – 12 jaar 6 dagen de versnellingsmeter

gedragen en het beweegdagboekje bijgehouden en aan het einde van die week een vragenlijst ingevuld over de afgelopen week. Er is een verschil tussen het aantal minuten bewegen gemeten met het beweegdagboekje en de beweegmeter (p=0,028). Er is geen verschil tussen het aantal minuten bewegen tussen het beweegdagboekje en de vragenlijst (p=0,684) of tussen de beweegmeter en de vragenlijst (p=0,050). Er is geen verschil in het wel of niet behalen van de NNGB tussen de verschillende meetinstrumenten (p=0,146).

Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat het wel uitmaakt welk meetinstrument wordt gebruikt als er wordt gekeken naar het gemiddeld aantal minuten lichamelijke activiteit per dag, maar dat het niet uit maakt welk meetinstrument er wordt gebruikt om te bepalen of kinderen voldoen aan de NNGB.

(3)

4

Voorwoord

Als student van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding aan de HVA, wordt mij gevraagd om een onderzoek uit te voeren als aanvulling op mijn toekomstig beroep. Als toekomstig leraar bewegingsonderwijs word ik geacht in staat te zijn om vorderingen van het beweeggedrag van kinderen in kaart te brengen.

Het is vaak in het nieuws dat kinderen steeds dikker worden en minder bewegen. Men zegt dat kinderen steeds meer achter de computer en tv zitten en minder bewegen. Als docent lichamelijke opvoeding ben ik geïnteresseerd naar het beweeggedrag van kinderen. Als docent wil je graag met je lessen bereiken dat kinderen ook buiten school gaan bewegen. Om een goed beeld te krijgen over het beweeggedrag van kinderen is het belangrijk om zo veel mogelijk eigenschappen van beweeggedrag in beeld in kaart te brengen. Hiervoor zijn er verschillende meetmethoden beschikbaar.

Graag wil ik de volgende mensen bedanken die hebben geholpen dit onderzoeksverslag te maken zoals het nu voor u ligt; Mirka Janssen voor het begeleiden van mijn hele onderzoekstraject en het verzorgen van kritische maar nuttige feedback. Leah Schoffelmeer voor haar adviezen bij de statische berekeningen mijn moeder Geertrui Looze voor het kritisch doorlezen van mijn concept.

(4)

5

Inhoud

pagina Inleiding 5 Onderzoeksvraag 8 Hypothese 8 Methode 9 Proefpersonen 9 Meetinstrumenten 9 Meetprocedure 12 Statistiek 15 Resultaten 16 Discussie 18 Conclusie 21 Literatuur 22 Bijlagen:

Bijlage 1 Toestemmingsbrief aan de ouders 25

Bijlage 2 Algemene instructiebrief 27

Bijlage 3 Instructie meetinstrument vragenlijsten 29

Bijlage 4 Lokale en nationale monitor jeugdgezondheid vragenlijst 30 Bijlage 5 Scoreformulier lokale en nationale monitor jeugdgezondheid vragenlijst 33

Bijlage 6 Instructie beweegdagboekje 35

Bijlage 7 Beweegdagboekje 36

Bijlage 8 Scoreformulier beweegdagboekje 45

Bijlage 9 Instructie Actigraph ActiTrainer 46

Bijlage 10 Scoreformulier Actigraph ActiTrainer 49

(5)

6

Inleiding

Het aantal kinderen met overgewicht is de laatste jaren opvallend en zorgwekkend snel gestegen. In 2011 werd er bij 12,7% van kinderen van 4 tot 12 jaar overgewicht geconstateerd (Centraal Bureau voor de Statistiek[CBS], 2012). Overgewicht is een van de belangrijkste voorspellers van gezondheidsrisico’s, zoals diabetes type 2 en hart- en vaatziektes (de Wilde, Middelkoop, van Buuren, & Verkerk, 2003). Daarom is het van belang om dit probleem aan te pakken. Overgewicht kan ontstaan als het lichaam meer energierijke stoffen binnen krijgt dan dat er verbruikt wordt en er dus een onbalans is tussen voeding en beweging (van Wouwe, Renders, Bruil, & Hirasing, 2004). Uit onderzoek is gebleken dat de laatste jaren het beweeggedrag van kinderen is verminderd. Slechts 21,8% van de kinderen voldoet aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) (CBS, 2012). Dit heeft vooral te maken met het feit dat kinderen minder buitenspelen en het computer- en tv-kijk gedrag van kinderen sterk is toegenomen (Bronzwaer-Prick & Rameckers, 2005).

De NNGB geeft aan dat er per week minstens 60 minuten per dag bewogen moet worden op een matig intensief niveau, waarbij minimaal twee maal per week de activiteiten gericht zijn op het verbeteren of handhaven van lichamelijke fitheid (coördinatie, kracht en lenigheid) (Kemper, Ooijendijk, & Stiggelbout, 2000). Een ander veel gebruikte maatstaaf voor beweeggedrag is de fitnorm. De vereisten van de fitnorm zijn: tenminste drie keer per week, gedurende minimaal 20 minuten, zwaar intensieve lichamelijke activiteit verrichten (Kemper et al., 2000). Om inzicht te krijgen in de mogelijkheden om beweeggedrag te bevorderen, moeten de verschillende facetten van het bewegen in kaart gebracht worden, zoals het energieverbruik, de frequentie, intensiteit, duur en type activiteit.

Er is een breed scala aan meetinstrumenten om deze facetten van het beweeggedrag van kinderen te registreren. Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt in subjectieve en objectieve meetmethoden. Subjectieve meetmethoden zijn onder andere: vragenlijsten, beweegdagboekjes, directe observatie, en interviews. Bij deze meetmethoden wordt er uitgegaan van de betrouwbaarheid van de deelnemer en de observator. Een van de voordelen van subjectieve meetinstrumenten is dat deze vaak goedkoop zijn en bruikbaar zijn voor grootschalig epidemiologisch onderzoek (de Vries, Hildebrandt, Engbers, Hekkert, & Bakker, 2009). Factoren die van invloed zijn op de betrouwbaarheid van subjectieve methoden zijn

(6)

7 bijvoorbeeld het onbewust laten beïnvloeden door sociale wenselijkheid van bijvoorbeeld ouders of docenten (Duncan, Duncan, Strycker, Chaumeton, & Chaumeton, 2007). Daarnaast is recall bias van invloed op deze meetmethoden. Hierbij is de betrouwbaarheid afhankelijk van de herinnering, omdat de deelnemers vaak vragen moeten beantwoorden over hun beweeggedrag in het (recente) verleden (de Vries et al., 2009) (Haren, 2008). Ook de mate van validiteit is een punt van discussie, omdat subjectieve meetmethoden geen inzicht geven in de intensiteit van het beweeggedrag of het energieverbruik (de Vries et al., 2009).

Bij de objectieve meetmethoden zijn versnellingsmeters, stappentellers, en hartslagmeters veel gebruikte meetinstrumenten. Deze meetmethoden zijn gebaseerd op fysiek gemeten gegevens. Hiermee kan de intensiteit van bewegen en het energieverbruik in beeld worden gebracht (Corder, Ekelund, Steele, Wareham, & Brage, 2008). Nadelen van objectieve meetmethoden zijn dat er vaak veel registratiewerk gedaan moet worden, wat veel tijd kost en dat de instrumenten vaak kostbaar zijn (de Vries, Pronk, Hopman-Rock, & Jongert, 2004). Bovendien zijn niet alle meetinstrumenten waterbestendig en kunnen daarom niet gedragen worden tijdens activiteiten zoals zwemmen. De keuze voor een meetinstrument kan van grote invloed zijn op de gevonden resultaten en de conclusie die daaraan verbonden wordt. Daarom is het belangrijk om goed inzicht te krijgen in de eigenschappen van de verschillende meetinstrumenten zodat er een onderbouwde keuze gemaakt kan worden voor het gebruik van een meetinstrument of een combinatie van meetinstrumenten in verschillende situaties.

Het gebruik van vragenlijsten is een van de subjectieve meetmethoden die kan worden gebruik als meetinstrument bij een onderzoek. Er zijn verschillende vragenlijsten voor de monitoring van het beweeggedrag van kinderen, bijvoorbeeld de lokale en nationale monitor jeugdgezondheid, Nationale Scholieren Onderzoek (NSO) en Health behavior in school-aged children. Een voordeel aan vragenlijsten is dat er gemakkelijk in een korte tijd bij grote groepen afgenomen kunnen worden (Ooijendijk, Wendel-Vos, & de Vries, 2007). Een factor die invloed kan hebben op de betrouwbaarheid van vragenlijsten, is dat de antwoorden afhangen zijn van het desbetreffende seizoen waarin de monitoring wordt uitgevoerd. Ook kan de sociale wenselijkheid een rol spelen bij het invullen van de vragen (Jago, Fox, Page, Brockman, & Thompson, 2009).Daarnaast zijn er factoren van invloed op de validiteit van de vragenlijsten, zoals het feit dat er vaak geen onderscheid gemaakt wordt tussen week- een weekenddagen (Ooijendijk et al., 2007). Tevens wordt er met deze methode geen inzicht verworven over een dagpatroon en is dus onduidelijk of bijvoorbeeld de NNGB wel per dag

(7)

8 gehaald wordt (Ooijendijk et al., 2007).

Een andere genoemde subjectieve meetmethode is het beweegdagboekje. Kinderen moeten daarbij een dagboekje bijhouden, waarin zeven dagen lang wordt opgeschreven welke lichamelijke (in)activiteiten er zijn verricht, zoals naar school fietsen, sporttraining, de hond uitlaten en hoe lang de activiteit werd uitgevoerd (de Vries, Bakker, van Overbeek, Boer, & Hopman-Rock, 2005). Een voordeel van het beweegdagboekje is dat er inzicht wordt verkregen in het dagpatroon (van Wouwe et al., 2004). Nadelen zijn dat het beweegdagboekje wel afhankelijk zijn van wat kinderen zich nog herinneren. Belangrijk is ook dat er discipline is om het beweegdagboekje elke dag in te vullen. Als deze discipline aanwezig is, kunnen kinderen door het opschrijven van alle activiteiten ook extra gemotiveerd raken om extra te gaan bewegen. Hiermee kan het beeld van het standaard beweegpatroon van het kind verstoord worden (Dieleman & Schreuder, 2010). Een ander nadeelvan een beweegdagboekje is dat het over een week gemeten wordt. Zo kan er een meting gedaan worden met meer of minder activiteiten dan dat de kinderen gemiddeld doen.

Een van de meest gebruikte objectieve meetmethoden is de versnellingsmeter. Een groot voordeel van versnellingsmeters is dat hiermee de intensiteit, duur en frequentie van de activiteit gemeten kunnen worden (Oliver et al., 2011). Dit wordt gedaan op basis van versnellingen in het verticale vlak. De versnellingsmeter wordt daarbij om het middel bevestigd. Deze versnellingen worden uitgedrukt in ‘counts’ per minuut. Hoe hoger de intensiteit, hoe hoger de versnelling en hoe hoger het aantal counts per minuut. (Bakker et al., 2008). Wat de versnellingsmeter betrouwbaar maakt, is dat de monitoring wordt gemeten in natuurlijke omstandigheden (de Vries et al., 2009). De versnellingsmeter geeft een goed inzicht in de intensiteit van de activiteiten, en is vooral geschikt voor het meten van het energieverbruik tijdens lopen en rennen maar is minder geschikt bij het meten van andere activiteiten zoals klimmen, fietsen en springen (Bakker et al., 2008). Ook geeft de versnellingsmeter geen inzicht in het type activiteit.

Om het totale beweeggedrag (duur, frequentie en intensiteit per dag) in beeld te brengen, is een combinatie van meetinstrumenten ideaal. Ook in eerder onderzoek naar het verschil in beweeggedrag van kinderen in verschillende stadswijken, is succesvol gebruik gemaakt van een combinatie van een subjectieve methode (beweegdagboekje) en een objectieve methode (versnellingsmeter) (Brian et al., 2003). Het TNO adviseert ook om een combinatie te

(8)

9 gebruiken van een vragenlijst en een versnellingsmeter (de Vries et al., 2004). Er is echter nog weinig onderzoek gedaan waarin deze verschillende meetmethoden naast elkaar zijn gelegd. In dit onderzoek worden de resultaten van een versnellingsmeter, een vragenlijst en een beweegdagboekje bij kinderen van 10-12 jaar met elkaar vergeleken.

Dit heeft geleid tot de volgende onderzoeksvraag:

Is er een verschil tussen de meetinstrumenten; standaard vragenlijst, het beweegdagboekje en een versnellingsmeter gemeten kinderen van 10-12 jaar? Geoperationaliseerd in;

1. Het gemiddeld aantal minuten matig intensief bewegen per dag 2. Het wel of niet voldoen aan de NNGB

Hypothese:

Verwacht wordt dat er een significant verschil is tussen de uitkomsten per meetinstrument. Het gemiddelde aantal minuten matig intensief bewegen per dag geeft een verschil tussen de meetinstrumenten, waardoor de NNGB bij het ene meetinstrument wel gehaald wordt en bij een ander meetinstrument niet. Hierbij wordt verwacht dat bij de beweegmeter het minste aantal deelnemers de NNGB halen en bij het beweegdagboekje de meeste deelnemers de norm behalen.

(9)

10

Methode

Proefpersonen

De deelnemers aan dit onderzoek waren leerlingen van basisschool De Horizon. De deelnemers zijn 10 tot en met 12 jaar en zitten in groep 7. De groep bestond uit 20 deelnemers (N=20), waarvan 12 jongens en 8 meisjes. Alle deelnemers hebben een willekeurig een ID nummer toegewezen gekregen. Over de groepsindeling wordt nader uitleg gegeven bij de toestemming voor deelname. Alle deelnemers krijgen 1,5 uur per week gym op school. De Horizon maakt geen gebruik van interventies met betrekking tot meer bewegen op school. De Horizon is een brede school gevestigd in Amsterdam de Aker. De kinderen van deze school komen ook voornamelijk uit Amsterdam de Aker en Slotervaart.

De ouders zijn via een brief benaderd of de kinderen mee mochten doen met dit onderzoek, (zie bijlage 1). De kinderen hebben de brief een week voordat het onderzoek werd uitgevoerd mee naar huis gekregen. In de brief is gebruik gemaakt van een passieve manier van toestemming vragen, wat betekent dat de ouders minimaal twee dagen van te voren bezwaar moesten maken als de ouders niet wilden dat hun kind mee zou doen aan dit onderzoek. Het onderzoek is afgenomen bij een groep van 20 personen, omdat er 20 versnellingsmeters ter beschikking waren voor het onderzoek.

Meetinstrumenten

In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van drie verschillende meetinstrumenten(de standaardvraagstelling, beweegdagboekje en versnellingsmeter). Twee zelfgerapporteerde methoden; de vragenlijst van de lokale en nationale monitor jeugdgezondheid en het beweegdagboekje dat gebruikt is voor het onderzoek naar lichamelijke activiteit in prioriteitswijken (de Vries et al., 2005). Als derde meetinstrument is er gebruik gemaakt van een fysieke meting met de versnellingsmeter Actigraph ActiTrainer.

Standaardvraagstelling

Er werd gebruik gemaakt van de lokale en nationale monitor jeugdgezondheid vragenlijst, zie bijlage 3. Deze vragenlijst is vastgesteld door College JGZ van de landelijke vereniging thuiszorg en de projectgroep jeugd van de GGD Nederland. Deze vragenlijst is ontwikkeld voor het project lokale en nationale jeugdgezondheid ontwikkeling, als de indicator voor bewegen. “de standaardvraagstelling bewegen dient ter beschrijving van de mate van de

(10)

11

lichamelijke (in)activiteit voor 2-4 en 4-12 jarigen.” (Ooijendijk et al., 2007). De vragen zijn

vooral gericht op de frequentie en duur van de activiteiten.

De vragenlijst is vrijgegeven op het internet voor het gebruik voor onderzoek. De vragenlijst bevat 12 vragen en het invullen duurt ongeveer 10 minuten. De vragenlijst werd schriftelijk onder begeleiding ingevuld. Het is belangrijk dat de vragen individueel ingevuld werden, anders konden de vragen ingevuld worden naar sociale wenselijkheid van bijvoorbeeld de ouders of klasgenootjes (Jago et al., 2009). Het scoreformulier waar de antwoorden in verwerkt zijn, is bijgevoegd in bijlage 4 en is ingevuld op basis van de normering in bijlagen 10.

In een rapport van de RIVM wordt geadviseerd om gebruik te maken van de vragenlijst van de JGZ voor een valide monitoring naar beweeggedrag van kinderen van 4-12 jaar. Er wordt ook aangegeven dat er nog nader onderzoek gedaan moet worden naar de betrouwbaarheid en validiteit van de vragenlijsten om adequaat te kunnen monitoren (de Vries et al., 2009). Tevens wordt er in het onderzoek naar verschillen tussen vragenlijsten en versnellingsmeters ook geadviseerd om gebruik te maken van de standaardvraagstelling (Schokker, Hekkert, Kocken, van den Brink, & de Vries, 2012). De vragenlijst wordt landelijk gebruikt door de GGD, maar is nog niet gevalideerd. Om de meting zo betrouwbaar mogelijk te maken zijn de vragenlijsten individueel en onder begeleiding afgenomen.

Beweegdagboekje

Er is gebruik gemaakt van een beweegdagboekje dat al in een eerder onderzoek naar lichamelijke (in)activiteit en overgewicht in prioriteitswijken is gebruikt, zie bijlage 5 (de Vries et al., 2005).

Het dagboekje moest 6 dagen bijgehouden worden. Het dagboekje moest maar 6 dagen bijgehouden worden in plaats van 7, omdat de andere meetinstrumenten ook maar 6 dagen konden gemeten worden vanwege het aantal beschikbare meetinstrumenten. In het dagboekje moesten alle activiteiten van die dag genoteerd worden. Over de activiteit moest genoteerd worden; hoe laat de activiteit is uitgevoerd, hoe lang, categorie en wat voor activiteit er is gedaan. Het beweegdagboekje is kosteloos te downloaden van het internet.

(11)

12 zelfrapportagemethoden goed onderzocht is op validiteit en betrouwbaarheid voor het gebruik bij kinderen (de Vries et al., 2005). In dit onderzoek is gebruikt gemaakt van het beweegdagboekje van de TNO. Dit beweegdagboekje is nog niet gevalideerd. Het beweegdagboekje is wel gebaseerd op de criteria die zijn gesteld voor het gebruiken van een beweegdagboekje. Om de metingen zo betrouwbaar mogelijk te maken zijn er instructies gegeven en instructies meegegeven naar huis. Ouders konden hun kinderen helpen met het invullen van het beweegdagboekje.

Actigraph ActiTrainer versnellingsmeter

Actigraph is een van de meest gebruikte versnellingsmeters. De Actigraph wordt onder andere gebruikt voor het monitoren van beweeggedrag. In dit onderzoek is er gebruik gemaakt van de Actigraph ActiTrainer. Dat is de laatst uitgebrachte versnellingsmeter. De ActiTrainer geeft informatie over activiteiten als: het telt de activiteiten en vector magnitude, het energieverbruik, aantal stappen, verbrande calorieën, intensiteit niveaus (Oliver et al., 2011). De ActiTrainer heeft 4 MB geheugen en heeft een batterijcapaciteit van 14 dagen en is binnen 3 uur weer opgeladen. De versnellingsmeter is 8.6cm x 3.3cm x 1.5cm en weegt 53.03 gram. Er zijn 20 Actigraph ActiTrainer beschikbaar gesteld door de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO).

In eerder gedaan onderzoek (Rothney, Schaefer, Neumann, Choi, & Chen, 2008; Slootmaker, Chin A Paw, Schuit, van Mechelen, & Koppes, 2007; Tryon, 2005), is gebleken dat de Actigraph een valide meetinstrument is voor het meten van lichamelijke activiteit. De onderzoeken waren in verschillende leeftijdscategorieën uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn gedaan in verschillende leeftijdscategorieën tussen de 10-21 jaar. Om de metingen zo betrouwbaar mogelijk te maken is er instructie gegeven aan de deelnemers. Het dragen van een versnellingsmeter kan uitdagen om meer te bewegen dan dat de deelnemer normaal doet.

In de instructie is duidelijk aangegeven dat de deelnemers hetzelfde beweeggedrag moeten voortzetten als elke andere week. Er is een instructiebrief aan de ouders mee gegeven. De ouders konden de deelnemers begeleiden in het gebruik van de Actigraph.

(12)

13 Meetprocedure

Het onderzoek konden er slechts 20 personen tegelijkertijd worden afgenomen, vanwege het aantal beschikbare versnellingsmeters.

De deelnemers kregen op een dinsdag ochtend de versnellingsmeter en het beweegdagboekje mee naar huis. Vanaf dat moment moesten de deelnemers de versnellingsmeter dragen en ook het dagboekje invullen. De maandag een week later moesten de deelnemers de versnellingsmeter en het beweegdagboekje inleveren. Die zelfde dag hebben de deelnemers de standaardvraagstelling ingevuld over de afgelopen week.

Instellingen Actigraph ActiTrainer

Voordat de kinderen de versnellingsmeters konden gebruiken moesten er bij de versnellingsmeters een aantal gegevens ingesteld worden met het programma Actilife 5.0. De volgende gegevens moesten worden ingevuld; ID nummer, startdatum, einddatum, geboortedatum, jongen/meisje, lengte en gewicht. Omdat er van te voren nog geen informatie was over de geboortedatum, gewicht en lengte van de kinderen, zijn de versnellingsmeters ingesteld op het landelijk gemiddelde (CBS, 2012). In tabel 1 zijn de instellingen weegegeven.

Tabel 1 instellingen Atigraph Actitrainer

Uitvoering meting en hantering meetinstrumenten.

De kinderen kregen op dinsdag het boekje en de Actigraph ActiTrainer aangereikt. Over beide meetinstrumenten werd er een instructie gegeven. Hoe de kinderen zelf thuis het boekje moesten invullen en wanneer de versnellingsmeter gedragen moest worden. Aan de ouders werd gevraagd om de kinderen hierbij te begeleiden. In de instructie staat hoe de meetinstrumenten gebruikt moeten worden. In bijlage 5 (de Vries et al., 2005), is het ID nummer: 1-24 Reserve 1-4

Startdatum: dinsdag 14 mei 10:00 Einddatum: maandag 20 mei 10:00 Jongen/meisje: 01-06- 2002

Lengte jongen: 143.2 cm = 56,38 inch Gewicht jongen: 31 kg = 68,34 pound Lengte meisje: 143.3 cm = 56,42 inch Gewicht meisje: 35 kg = 77,16 pound

(13)

14 instructieformulier voor het beweegdagboekje en in bijlage 8 (de Vries et al., 2005) is het instructieformulier voor het gebruiken van de ActiGraph ActiTrainer toegevoegd.

De standaardvraagstelling werd aan het einde van de meetperiode(maandag) afgenomen. Bij elke deelnemer werd de vragenlijst individueel afgenomen door de instructeur/ onderzoeksbegeleider.

Dataverzameling

Voor de standaardvraagstelling, beweegdagboekje en ActiTrainer zijn er steeds twee uitkomstmaten bepaald. De Standaardvraagstelling actief (beweegdagboekje actief, ActiTrainer Actief), hierin wordt het gemiddeld aantal minuten berekend dat kinderen op een dag matig intensief actief waren. Dit is de som van de frequentie maal de duur van de activiteiten en dan gedeeld door het aantal dagen. Daarnaast is de maatstaaf; Standaardvraagstelling NNGB behaald/niet behaald (beweegdagboekje NNGB behaald/niet behaald, ActiTrainer NNGB behaald/niet behaald). Deze analyse wees uit of de kinderen wel of niet gemiddeld 60 minuten matig intensief actief waren per dag (Schokker et al., 2012).

Bij de Actigraph werden alleen de kinderen meegenomen in de dataverwerking die minimaal vier dagen de versnellingsmeter hebben gedragen. Minimaal 1 weekenddag en 3 weekdagen. De indeling van de dagen in het weekend en door de week zijn vaak verschillend. Uit onderzoek is gebleken dat er minimaal vier dagen gemeten moet worden, waarvan 1 dag in het weekend om een betrouwbaar beeld te geven van het beweeggedrag van kinderen (Trost, Pate, Freedson, Sallis, & Taylor, 2000). ActiTrainer Actief is berekend door alle perioden waarin de intensiteit van bewegen tenminste moderate (5-8 METs) is gemeten gedurende 15 sec bij elkaar op te tellen (Schokker et al., 2012). Het aantal minuten dat het niveau moderate (matig intensief), vigorous (intensief) en very vigorous (hoog intensief) zijn behaald (zie tabel 2), zijn bij elkaar opgeteld en gedeeld door het aantal dagen dat de versnellingsmeter is gedragen.

Tabel 2 intensiteit actigraph(counts/minute)

Min max Light 100 759 Lifestyle 760 1951 Moderate 1952 5724 Vigorous 5725 9498 Very Vigorous 9499 ∞

(14)

15 Bij het beweegdagboekje zijn alle activiteiten gekoppeld aan een MET waarde, zie tabel 3 (Ainsworth et al., 2011). Alle activiteiten met een MET waarde van 5 of hoger worden als matig intensief beschouwd. Het aantal minuten matig intensief of hoger zijn bij elkaar opgeteld en gedeeld door de 6 dagen dat de kinderen het beweegdagboekje hebben ingevuld.

Tabel 3 MET-waarde (Ainsworth et al., 2011).

Activiteit MET-waarde

Slapen 1,0

Zitten (boek lezen, krant lezen, etc) 1,3

Strijken 1,8

Piano spelen (zitten) 2,3

Wandelen met de hond 3,0

Ramen schoonmaken, ramen wassen, algemeen 3,2 Wandelen, 4,5 - 5,2 km per uur, geen helling, gemiddeld tempo, stevige ondergrond

3,5 Onkruid wieden, aarde losmaken, lichte tot matige inspanning 3,5 Nordic walking, 5,6 - 6,4 km per uur, geen helling, gemiddeld tempo 4,8

Golf, algemeen 4,8

Skateboarden, algemeen, matige inspanning 5,0 Fietsen, vrije tijd, 15 km per uur 5,8 Volleybal, competitie, in sportzaal 6,0 Gras maaien, lopend, met een handmaaier 6,0 Zwemmen, voor plezier, geen baantjes, algemeen 6,0

Basketbal, algemeen 6,5

Roeien op een roeimachine, 100 Watt, matige inspanning 7,0

Schaatsen, algemeen 7,0

Tennis, algemeen 7,3

Step aerobic met stephoogte 15-20 cm 7,5

Hockey, veld 7,8

Voetbal, competitie 10,0

Hardlopen, 15 km per uur 12,8

De codering die is gebruikt voor de dataverwerking in Excel, is terug te vinden in bijlagen 10. De antwoorden van de standaardvraagstelling zijn ingevuld worden op de antwoorden-formulier in bijlagen 4.

De metingen werden afgenomen door de onderzoeker zelf. Hierbij zijn de instructies gevolgd die in de bijlagen 2, 5 en 8 zijn toegevoegd. Deze instructies zijn gebaseerd op de gebruiks-aanwijzingen.

(15)

16 Statistiek

Alle data zijn verzameld in een Excelbestand. De verzamelde data werden verwerkt met het computerprogramma SPSS statics 21 (Statistical Package for the Social Sciences). Voor alle analyses wordt een significantie niveau van p<0,05 aangehouden. Bij SPSS kan er voor verschillende designs gekozen worden. Bij dit onderzoek was er sprake van 1 groep waarbij er 3 metingen werden afgenomen. Uit Statistics in Kinesiology bleek dat er gebruik gemaakt moest worden van het design: Paired Sample T-test, om het verschil in het gemiddeld aantal minuten actief per dag tussen de drie verschillende meetmethoden te analyseren. Daarnaast is er ook nog een Chi-kwadraat uitgevoerd, om het verschil in wel of niet behalen van de NNGB te bepalen tussen de meetinstrumenten.

In de Paired Sample T-test is er gekeken of er een verschil tussen het gemiddeld aantal minuten matig intensief bewegen per dag. Hierbij kunnen maar 2 groepen met elkaar vergeleken worden dus zijn de meetinstrumenten op de volgende manier met elkaar vergeleken; beweegdagboekje- beweegmeter, beweegdagboekje -vragenlijst en beweegmeter – vragenlijst

Bij de Chi-kwadraattoets is er gekeken naar het verschil tussen de meetinstrumenten in het wel en niet behalen van de NNGB.

De volgende nulhypothesen worden getoetst:

Nulhypothese: Er is geen verschil tussen de meetmethoden in aantal minuten bewegen per dag.

Nulhypothese: Er is geen verschil tussen de meetinstrumenten of de NNGB wel of niet wordt behaald.

Zoals eerder genoemd zal er gekeken worden naar een significantieniveau van: p<0,05 . Als het significantieniveau wordt overschreden (p-waarde groter dan 0,05), zal de nulhypothese geaccepteerd worden en dan is er dus geen verschil tussen de 3 meetinstrumenten. Als het significantieniveau niet wordt overschreden (p-waarde is kleiner dan 0.05), zal de nulhypothese worden verworpen en de alternatieve hypothese worden geaccepteerd, dat er een significant verschil is tussen de meetinstrumenten.

(16)

17

Resultaten

Aan het onderzoek hebben 20 deelnemers mee gedaan met de gemiddelde leeftijd van 10,82 jaar. De deelnemers moesten aan een aantal criteria voldoen om te gebruiken voor de analyse. Uiteindelijk hebben 3 deelnemers niet voldaan aan de criteria van het dragen van de versnellingsmeter. 17 deelnemers zijn meegenomen in de analyse, waarvan 7 meisjes en 10 jongens. De deelnemers hebben 6 dagen een beweegmeter gedragen en een beweegdagboekje ingevuld en aan het einde van die week een vragenlijst ingevuld over beweeggedrag. Van elke deelnemer is per meetinstrument het gemiddeld aantal minuten matig intensief bewegen per dag berekend, evenals het aantal kinderen dat voldoet aan de NNGB per meetinstrument.

Bij vergelijking tussen de meetinstrumenten ten aanzien van het aantal minuten bewegen per dag is er een significant verschil te zien tussen het beweegdagboekje en de beweegmeter (p=0,028). Er is geen verschil tussen het beweegdagboekje en de vragenlijst (p=0,684) of de beweegmeter en de vragenlijst (p=0,050). In tabel 4 is het gemiddeld aantal minuten bewegen per dag per meetinstrument weergegeven.

Tabel 4. Het aantal deelnemers van het onderzoek, het gemiddeld aantal minuten bewogen per dag en de standaarddeviatie. Sd; standaarddeviatie.

N Gemiddeld aantal minuten matig intenief bewegen per dag (sd) Beweegdagboek 17 99,65 (25.40)

Beweegmeter 17 75,19 (31,72) Vragenlijst 17 104,11 (41,11)

Figuur 1 geeft het aantal kinderen dat wel of niet voldoet aan de NNGB per meetinstrument weer.

(17)

18 Uit de statistische analyse blijkt dat er geen verschil is tussen de meetinstrumenten in het aantal kinderen dat aan de NNGB voldoet (p=0,146).

0 2 4 6 8 10 12 14 16 1 2 3 15 12 16 2 5 1 aa n ta l d ee ln em ers meetinstrumenten

NNGB wel/niet gehaald per meetinstrument

NNGB behaald NNGB niet behaald

Beweegdagboekje versnellingsmeter vragenlijst

Figuur 1 wel of niet behalen van de NNGB per meetinstrument

(88,2%) (94,1%) (70,6%) (29,4%) (11,8%) (5,9%)

(18)

19

Discussie

In dit onderzoek is geanalyseerd of er een verschil is in het gemiddeld aantal minuten bewegen per dag en het wel of niet voldoen aan de NNGB tussen de meetmethoden beweegdagboekje, vragenlijst en de beweegmeter. Bij gebruik van het beweegdagboekje en de beweegmeter is er een significant verschil (p=0,028) in het aantal minuten matig intensief bewegen per dag. Dit betekent dat de nulhypothese wordt verworpen en de alternatieve hypothese wordt geaccepteerd. Er is echter geen verschil tussen het beweegdagboekje en de vragenlijst (p=0.684) en bij de beweegmeter en de vragenlijst (=p0,050). De nulhypothese voor het wel of niet voldoen aan de NNGB wordt geaccepteerd (p=0,146), omdat er geen verschil geconstateerd is tussen de verschillende meetinstrumenten in het wel of niet voldoen aan de NNGB bij gebruik van.

Bij eerder gedaan onderzoek is er vaker een combinatie van meetinstrumenten gebruikt om een compleet beeld te krijgen van het beweeggedrag van kinderen (Brian et al., 2003; Stuij et al., 2011). Ook is er onderzoek gedaan naar het verschil tussen de standaardvraagstelling en de Actigraph versnellingsmeter, met als maatstaaf de NNGB en is aangetoond dat er een groot verschil is in het behalen van de norm tussen de standaardvraagstelling (88%) en de Actigraph versnellingsmeter (2%) (Schokker et al., 2012). Net als in het onderzoek van Schokker is in dit onderzoek ook een verschil tussen de meetinstrumenten in aantal bewogen minuten aangetoond. In dit onderzoek is geen verschil gevonden tussen de meetinstrumenten als er wordt gekeken naar het behalen van de NNGB. Dit kan te maken hebben met een aantal discussiepunten die hieronder worden besproken, zoals het aantal deelnemers aan het onderzoek.

Ondanks het feit dat er geprobeerd is het betrouwbaarheidsgehalte van dit onderzoek zo hoog mogelijk te houden, kunnen er altijd factoren zijn geweest die invloed hebben gehad op de resultaten. Een aantal factoren hadden vooraf bij het onderzoek al voorkomen kunnen worden, maar door een aantal plotselinge wijzigingen in de onderzoeksopzet tijdens de voorbereidingen waren een aantal dingen niet te voorzien zoals; het aantal deelnemers, het aantal dagen dat er is gemeten en ouders die onvoldoende Nederlands spreken om de instructiefolder te lezen.

(19)

20 Zoals eerder genoemd in de inleiding zijn de meetinstrumenten het beweegdagboekje en de vragenlijst subjectieve meetinstrumenten (de Vries et al., 2009). Er wordt uit gegaan van de herinneringen en eerlijkheid van de kinderen. Wel is er gehandeld om de metingen zo betrouwbaar mogelijk te maken door goede instructies te geven en de vragenlijsten persoonlijk af te nemen. Een aantal kinderen hebben toch achteraf het beweegdagboekje ingevuld en tijdens het invullen van de vragenlijst wisten ze vaak niet meer precies wat ze gedaan hadden. Bij vragenlijsten is er dan ook sprake van recall bias (Haren, 2008). Daarnaast zijn het beweegdagboekje en de vragenlijst niet valide meetinstrumenten. Deze meetinstrumenten zijn wel al eerder voor onderzoek gebruikt (Ooijendijk et al., 2007), maar daarbij werd aangeraden om nog wel kritisch naar de meetinstrumenten te kijken door de testen op validiteit (Schokker et al., 2012).

Met het gebruik van enquête is er altijd sprake van recall bias. Dit is niet te voorkomen. Wel zou in een volgend onderzoek de enquête uitbreid kunnen worden, waardoor de betrouwbaarheid wordt verhoogd door meer specifieke vragen te stellen. Men zou er voor kunnen kiezen om bij het onderzoek valide meetinstrumenten te gebruiken. Op dit moment zijn er echter nog geen valide meetinstrumenten beschikbaar voor een dergelijk onderzoek.

Het verschil in aantal bewogen minuten tussen de beweegmeter en de subjectieve meetinstrumenten kan voortkomen uit het feit dat de versnellingsmeter niet altijd gedragen kan worden. Tijdens een aantal activiteiten zoals; zwemmen en contactsporten kan de beweegmeter niet gedragen worden. Deze activiteiten vallen onder matig intensief bewegen. Hierdoor kan een verschil in het gemiddeld aantal gemeten bewogen minuten per dag ontstaan. De deelnemers hebben deze activiteiten wel in hun beweegdagboekje en in de vragenlijst genoteerd. Het verschil gemeten en genoteerde minuten kan ook veroorzaakt zijn door de overschatting van het kind. Het is goed denkbaar dat ze de tijd niet goed kunnen inschatten hoelang ze met een activiteit zijn bezig geweest. Dat blijkt uit het voorbeeld dat kinderen hebben ingevuld dat ze 8 uur hebben buitengespeeld, terwijl dit erg onwaarschijnlijk is als er wordt gekeken naar hun tijdsindeling van die dag.

Een oplossing hiervoor bij volgend onderzoek zou kunnen zijn dat kinderen de activiteiten waarbij de versnellingsmeter niet wordt gedragen opschrijven. Dan kan er door middel van de MET-waarde berekend worden of er nog minuten moeten worden opgeteld bij het totaal aantal gemeten minuten door de versnellingsmeter.

(20)

21 In het onderzoek werd gekeken of de kinderen voldoen aan de NNGB. Naast de NNGB zijn er meerdere normen als het gaat over het beweeggedrag van kinderen zoals de fitnorm en de combinorm. Beide normen worden bij onderzoek naar beweeggedrag gebruikt. Er is wel een verschil tussen deze twee normen. De normen verschillen zo, dat kinderen wel voldoen aan de fitnorm en de combinorm, maar niet aan de NNGB (TNO, 2011). Bij deze normen wordt er naar verschillende elementen van beweeggedrag gekeken. Als voor het onderzoek de fitnorm of combinorm was gebruikt, zou dit invloed kunnen hebben op de uitkomsten en het verschil tussen de meetinstrumenten.

In eerste instantie zou het onderzoek uitgevoerd worden door meerdere studenten. Door omstandigheden bleef er nog maar 1 student over om het onderzoek uit te voeren. Dit is ten koste gegaan van het aantal deelnemers. Hierdoor moesten het aantal deelnemers beperkt worden tot 20 deelnemers. Dit is een minimaal aantal om daadwerkelijk een conclusie over de meetinstrumenten te trekken. In vervolgonderzoek is het aan te raden meer deelnemers te gebruiken. Hiermee wordt de betrouwbaarheid van het onderzoek groter. Er kunnen namelijk ook een aantal deelnemers afvallen voor de analyse, omdat de meetinstrumenten niet op de juiste manier zijn gebruikt of een aantal dagen niet zijn gebruikt.

Wegens het gebrek aan tijd en beperking van het aantal meetinstrumenten zijn de metingen 6 dagen gedaan in plaats van een volledige week. De metingen van de versnellingsmeter en het beweegdagboekje zijn over 6 dagen gedaan terwijl de vragenlijst een periode van7 dagen gemeten is. Er zou een verschil in de metingen kunnen zitten doordat een kind op de 7e dag nog veel heeft bewogen. Bovendien, als een kind maar 1 keer in de week op de maandag sport, zijn die minuten niet meegenomen in de metingen met de versnellingsmeter en het beweegdagboekje. Voor volgend onderzoek wordt aangeraden om alle meetinstrumenten 7 dagen te laten gebruiken. Hierdoor wordt het verschil tussen de metingen verkleind. Zo zijn de resultaten beter met elkaar te vergelijken.

De school waar de metingen zijn gedaan zitten veel kinderen met buitenlandse ouders. De docent van de klas had aangegeven dat veel ouders van de kinderen geen Nederlands spreken. Voor het onderzoek was gevraagd of de ouders hun kinderen zouden willen begeleiden bij het onderzoek en het gebruiken van de meetinstrumenten. Achteraf bleek dat veel ouders geen Nederlands spreken en de kinderen weinig tot niet geholpen zijn door de ouders. Bijna alle

(21)

22 kinderen hadden de bijgevoegde registratieformulieren niet ingevuld. Om de betrouwbaarheid zo hoog mogelijk te maken, is het belangrijk dat de kinderen begeleid worden bij het gebruik van de meetinstrumenten. Er zou bij een vervolg onderzoek een school gekozen kunnen worden waar de kinderen Nederlandse ouders hebben of eventueel de instructiebrief in een andere taal mee te geven om de begeleiding te stimuleren. Bij dit onderzoek was er in eerste instantie ook gerekend op Nederlandse ouders, maar door het op het laatste moment afzien van medewerking, moest er naar een andere school worden uitgeweken.

Voor het werkveld wordt aangeraden dat als er onderzoek gedaan wordt naar het gemiddeld aantal minuten bewegen per dag, dat er het best gebruik gemaakt kan worden van de versnellingsmeter: Een objectief meetinstrument dat niet afhankelijk is van het geheugen van kinderen. Weliswaar is het een kostbaar meetinstrument en kost het veel tijd om de gegevens te registreren, maar het geeft wel een objectief en nauwkeurig beeld. Als er gekeken wordt of de NNGB wel of niet behaald wordt, is er geen verschil in welk meetinstrument daarvoor wordt gebruikt. De vragenlijst is een goedkoop meetinstrument en kan bij veel leerlingen tegelijk worden afgenomen en het afnemen van de vragenlijst kost niet veel tijd. Dit is een snelle manier om een beeld te krijgen of leerlingen aan de NNGB voldoen. Mochten leerlingen niet voldoen aan de NNGB dan kan het beweeggedrag verder worden gespecificeerd door het gebruiken van de versnellingsmeter en het beweegdagboekje.

Conclusie

Uit de resultaten kan geconcludeerd worden dat, bij kinderen van 10 – 12 jaar, er wel een verschil is welk meetinstrument er wordt gebruikt bij het meten van het gemiddeld aantal minuten bewegen per dag, waarbij wordt aangeraden de versnellingsmeter te gebruiken omdat het een objectief en gevalideerd meetinstrument is. Als er wordt gekeken naar het behalen van de NNGB, maakt het geen verschil welk meetinstrument er wordt gebruikt.

(22)

23

Literatuur

Ainsworth, B.E., Haskell, W.L., Herrmann, S.D., Meckes, N., Bassett, J.R., Tudor-Locke, C. (2011). Camoendium of physical activities: a second undate of codes and MET values.

Medicine and Science in Sports and Exercise ,43, 1575-81

Bakker, I., de Vries, S., van den Boogaard, C., van Hirtum, W., Joore, J., & Jongert, M. (2008). Playground van de Toekomst: succesvolle speelplekken voor basisscholieren. Leiden: TNO kwaliteit van leven.

Brian, E., Saelens, P., James, F., Sallis, P., Jennifer, B., Black, B., & Chen, B. (2003, 1 september). Neighborhood-Based Differences in Physical Activity. American Journal

of Public Health, 93, 1552-1558.

Bronzwaer-Prick, M., & Rameckers, E. (2005). Meer bewegen voor kinderen met overgewicht. Stimulus, 24(3), 146–154.

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2012, 21 oktober). statline cbs. From www.statline.cbs.nl:

http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=81175ned&D1=48-62&D2=a&D3=a&D4=0&D5=l&VW=T

Centraal Bureau voor de Statistiek. (2012, 31 oktober). statline cbs. From www.statline.cbs.nl:

http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=81177ned&D1=39-43&D2=0-13,26-27,30,33-37&D3=0&D4=l&VW=T

Corder, K., Ekelund, U., Steele, R. M., Wareham, N. J., & Brage, S. (2008, 17 juli). Assessment of physical activity in youth. J Appl Physiol, 94, 977-987.

Dieleman, H., & Schreuder, J. (2010). KIDZ FIT&JOY. Amsterdam: Hogeschool van Amsterdam.

Duncan, S. C., Duncan, D. T., Strycker, L. A., Chaumeton, M., & Chaumeton, N. R. (2007). A cohort-sequential latent growth model of physical activity from ages 12 to 17 years.

Annals of Behavioral Medicine, 33(1), 80-89.

Haren, J.C.H. (2008) Recall bias bij astma- en COPdpatienten en de invloed van emotie op

klachten. Amsterdam: gezondheidspsychologie

Jago, R., Fox, K. R., Page, A. S., Brockman, R., & Thompson, J. L. (2009). Development of scales to assess children's perceptions of friend and parental influences on physical

(23)

24 activity. International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity, 67(6), 1-10.

Kemper, H., Ooijendijk, W., & Stiggelbout, M. (2000). Consensus over de Nederlandse Norm voor gezond bewegen. sociale gezondheidszorg, 78, 180-183.

Nationaal Kompas Volksgezondheid. (2007, 13 december). RIVM. From www.rivm.nl: http://www.rivm.nl/vtv/object_document/o2978n19464.html

Nationaal Kompas Volksgezondheid. (2012, 27 september). nationaalkompas. From www.nationaalkompas.nl:

http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/leefstijl/lichamelijke-activiteit/normen-van-lichamelijke-in-activiteit/

Oliver, M., Witten, K., Kearns, R. A., Mavoa, S., Badland, H. M., Carroll, P., . . . Barn, H. (2011, 24 juli). Kids in the city study: research design and methodology. BMC Public

Health, 11, 1-12.

Ooijendijk, W., Wendel-Vos, W., & de Vries, S. (2007). Consensus vragenlijsten sport en

bewegen. Leiden: TNO kwaliteit van leven.

Rothney, M. P., Schaefer, E. V., Neumann, M. M., Choi, L., & Chen, K. Y. (2008, 16 augustus). Validity of physical activity intensity predictions by ActiGraph, Actical, and RT3 accelerometers. Obesity, 16(8), 1946–1952.

Schokker, D., Hekkert, K., Kocken, P., van den Brink, C., & de Vries, S. (2012). Meten van lichamelijke activiteit van kinderen: vragenlijsten vergeleken met versnellingsmeter.

Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen, 90(7), 434-441.

Slootmaker, S. M., Chin A Paw, M. J., Schuit, A. J., van Mechelen, W., & Koppes, L. L. (2007, 13 september). Concurrent validity of t0he PAM accelerometer relative to the MTI Actigraph using oxygen consumption as a reference. scandinavian journal of

medicine & science in sports, 19(1), 1-8.

Trost, S., Pate, R., Freedson, P., Sallis, J., & Taylor, W. (2000). Using objective physical activity measures with youth: how many days of monitoring are needed? Med Science

Sports Exerc, 32(2), 426-31.

Tryon, W. W. (2005). The reliability and validity of two Ambulatory Monitoring Actigraphs.

Behavior Research Methods, 37(3), 492-497.

de Vries, S., Bakker, I., van Overbeek, K., Boer, N., & Hopman-Rock, N. (2005). Kinderen in

prioriteitswijken: lichamelijke (in)activiteit en overgewicht. Leiden: TNO Kwaliteit

van Leven.

(24)

25 bewegen gemeten: verschillende cijfers door gebrek aan goude standaard. Forum,

87(5), 103-104.

de Vries, S., Pronk, M., Hopman-Rock, M., & Jongert, M. (2004). Assessing physical activity

in children and adolescents. A review of different methods. Leiden: TNO gezondheid

en leven.

de Wilde, J., Middelkoop, B., van Buuren, S., & Verkerk, P. (2003, 1 janari). Overgewicht bij Haagse schoolkinderen. epidemiologisch bulletin, 38(4), 12-23.

van Wouwe, J., Renders, C., Bruil, J., & Hirasing, R. (2004, 1 juli). Overgewicht bij kinderen.

Bijblijven, 20(9), 370-376.

(25)

26

Bijlage 1

Toestemmingsbrief aan de ouders

Amsterdam, 14 mei 2013

Aan de ouders / verzorgers van de kinderen van OBS De Horizon,

Ik ben een student van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding aan de HVA. Vanuit mijn opleiding wordt mij gevraagd om een onderzoek uit te voeren als aanvulling op mijn toekomstig beroep. Als toekomstig leraar bewegingsonderwijs wordt ik geacht in staat te zijn om vorderingen, zoals het beweeggedrag van kinderen in kaart te brengen. Op basis van die gegevens kan er bijvoorbeeld gekeken worden kinderen voldoen aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen en wat ik vanuit mijn beroep daaraan kan bijdragen.

In de groep van uw kind willen wij de volgende 3 metingen uitvoeren: het invullen van een vragenlijst over bewegen en sporten, zes dagen lang een beweegdagboekje bijhouden en zes dagen uw kind de versnellingsmeter laten dragen. Een versnellingsmeter is een klein apparaatje dat met een riempje gedragen moet worden. Het dragen levert verder geen hinder op. Als uw kind mee wil en mag doen aan het onderzoek, ziet de planning er als volgt uit: Van dinsdag 12 mei tot en met maandag 20 mei moet de Actigraph ActiTrainer gedragen worden. Daarnaast moet elke dag van die week bijgehouden worden in het beweegdagboekje welke activiteiten elke dag zijn uitgevoerd. Op maandag 20 mei, wanneer het beweegdagboekje en de versnellingsmeter worden ingeleverd, wordt er nog een vragenlijst ingevuld over de activiteiten van afgelopen week. Bij de meetinstrumenten worden instructies meegegeven. Ik wil vragen of u deze goed wil doorlezen en uw kind te begeleiden met het gebruiken van de meetinstrumenten.

Alle gegevens worden anoniem verwerkt voor een opdracht op mijn opleiding. Als u op de hoogte gesteld wil worden van het resultaat van het onderzoek en het beweeggedrag van uw kind, dan kunt u contact met mij opnemen.

(26)

27 Mocht u bezwaar hebben om mee te werken het onderzoek of mag uw kind niet meedoen aan het onderzoek, dan kunt u dit aangeven bij de contactpersoon voor donderdag 4 april. Zie voor de contactgegevens onder aan de brief. Uw kind zal dan niet deelnemen het onderzoek.

Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben,

Met vriendelijke groet,

Isabelle Vente, Tel: 0640405325

Email: isabellevente@hotmail.com

Studenten aan de Hogeschool van Amsterdam Academie voor Lichamelijke Opvoeding

(27)

28

Bijlage 2

Algemene instructiebrief

Amsterdam, 14 mei 2013

Aan de ouders / verzorgers van de kinderen van OBS De Horizon,

De komende week zal uw kind meedoen aan een onderzoek naar meetinstrumenten van beweeggedrag. In de groep van uw kind worden de volgende 3 metingen uitgevoerd:

1. zes dagen lang een beweegdagboekje bijhouden.

2. zes dagen een beweegmeter dragen (de Actigraph ActiTrainer). 3. het invullen van een vragenlijst over bewegen en sporten.

Een beweegmeter is een klein apparaatje dat met een riempje gedragen moet worden. Het dragen levert verder geen hinder op.

Van dinsdag 12 mei tot en met maandag 20 mei moet de Actigraph ActiTrainer gedragen worden. Daarnaast moet elke dag van die week worden bijgehouden welke activiteiten elke dag zijn uitgevoerd in het beweegdagboekje. Op dinsdag 21 mei, wanneer het beweegdagboekje en de beweegmeter moeten worden ingeleverd, wordt er nog een vragenlijst ingevuld over de activiteiten van afgelopen week.

Bij deze brief zijn de instructieformulieren van het beweegdagboekje en de Actigraph beweegmeter toegevoegd. Ik wil u vragen om deze goed door te lezen en uw kind te begeleiden met het gebruik hiervan. Daarnaast is het beweegdagboekje toegevoegd. Ik raad aan om deze samen met uw kind voor het slapen gaan in te vullen. Als het goed is heeft uw kind al de hele dag de beweegmeter gedragen. Dit is ook gelijk de eerste meetdag.

Nogmaals, alle gegevens worden anoniem verwerkt voor een opdracht op mijn opleiding. Als u op de hoogte gesteld wil worden van het resultaat van het onderzoek en het beweeggedrag van uw kind, dan kunt u contact met mij opnemen.

(28)

29 Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben,

Met vriendelijke groet,

Isabelle Vente, Tel: 0640405325

Email: isabellevente@hotmail.com

Studenten aan de Hogeschool van Amsterdam Academie voor Lichamelijke Opvoeding

(29)

30

Bijlage 3

Instructie meetinstrument vragenlijsten

Instructie voor de standaardvraagstelling bewegen kinderen 8-12 jaar

De deelnemers vullen de standaardvraagstelling samen in met een testbegeleider van de Academie Lichamelijk Opvoeding aan de Hogeschool van Amsterdam. De testleider kan onduidelijkheid wegnemen bij een proefpersoon door extra uitleg te geven op het moment dat een vraag onduidelijk is voor de deelnemer. De testleider kan herinneringen oproepen bij de testpersoon door specifieke vragen te stellen omtrent de betreffende vraag. Door het 1 op 1 afnemen van de vragen kunnen de testpersonen ook niet beïnvloed worden door vriendjes, ouders of anderen. Om de standaardvraagstelling op deze wijze af te nemen wordt geprobeerd de test zo betrouwbaar mogelijk te maken.

Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben, mocht u nog vragen hebben kan u contact opnemen met Isabelle Vente.

Isabelle Vente, Tel: 0640405325

Email: isabellevente@hotmail.com

Studenten aan de Hogeschool van Amsterdam Academie voor Lichamelijke Opvoeding

(30)

31

Bijlage 4

Lokale en nationale monitor jeugdgezondheid vragenlijst

(31)

32

(32)
(33)

34

Bijlage 5

(34)
(35)

36

Bijlage 6

Instructie beweegdagboekje

Instructie beweegdagboekje

Heeft u er wel eens bij stil gestaan: Hoe vaak uw kind gym heeft op school? Hoe lang uw kind tv kijkt per dag?

Wat uw kind doet in de pauzes op school?

In dit dagboek kunt u samen met uw kind bijhouden wat uw kind allemaal doet: hoeveel uw kind beweegt. Het is de bedoeling dat u dit dagboekje elke dag samen met uw kind invult. Bijvoorbeeld vlak voor het naar bed gaan. Elke dag ziet er weer een beetje anders uit. Daarom willen we u vragen het 6 dagen vol te houden. Vul het dagboekje daarom gedurende vier doordeweekse dagen en twee weekenddagen in. In de brief die u hierbij heeft gekregen, staat de dag waarop u moet beginnen. Vul deze dag en de andere dagen die u bijhoudt in boven de tabellen. Dit is voor uw en mijn duidelijkheid.

Als er wordt gekeken naar de dagindeling van kinderen en de beweegactiviteiten die kinderen hebben, dan kunnen die in vijf categorieën worden ingedeeld, die u als volgt aan kunt geven: - activiteiten thuis/ binnenshuis = THUIS

- activiteiten op school = SCHOOL

- transport (fietsen, lopen, gebracht) = TRANSPORT - sporten = SPORT

- buiten spelen = BUITEN

In het dagboekje kunt u aangeven wat uw kind ‘s ochtends, ‘s middags en ‘s avonds heeft gedaan. Vraag het ook aan uw kind!

Op de volgende pagina’s staat een voorbeeld waarin wordt aangegeven: - Wat het kind die dag precies gedaan heeft; het soort activiteiten. - Binnen welke categorie die activiteiten vallen.

- Hoe lang de activiteiten duurden.

(36)

37

Bijlage 7

Beweegdagboekje

Voornaam:

Leeftijd:

jongen/meisje:

ID nummer:

(37)

38

Voorbeeld!!!

Door de week maandag

datum:

5 april

tijd

categorie

Soort activiteit

Hoe lang?(min)

08:00 transport fietsen 10 10:00 school buitenspelen 15 12:00 transport fietsen 10 12:15 Thuis buitenspelen 15 12:30 Transport Fietsen 10 15:30 Transport Fietsen 10 17.00 thuis buitenspelen 20 19:00 sport voetbal 60 Aanvullingen of opmerkingen: ... ...

(38)

39

Dinsdag

datum: ….. Mei

tijd

categorie

Soort activiteit

Hoe lang?(min)

Aanvullingen of opmerkingen:

... ...

(39)

40

Woensdag

datum: ….. Mei

tijd

categorie

Soort activiteit

Hoe lang?(min)

Aanvullingen of opmerkingen:

... ...

(40)

41

Donderdag

datum: ….. Mei

tijd

categorie

Soort activiteit

Hoe lang?(min)

Aanvullingen of opmerkingen:

... ...

(41)

42

Vrijdag

datum: ….. Mei

tijd

categorie

Soort activiteit

Hoe lang?(min)

Aanvullingen of opmerkingen:

... ...

(42)

43

Zaterdag

datum: ….. mei

tijd

categorie

Soort activiteit

Hoe lang?(min)

Aanvullingen of opmerkingen:

... ...

(43)

44

Zondag

datum: ….. Mei

tijd

categorie

Soort activiteit

Hoe lang?(min)

Aanvullingen of opmerkingen:

... ...

(44)

45 Hiermee zijn we aan het eind gekomen van het beweegdagboek. Indien u nog aanvullingen of opmerkingen heeft, kunt u die hieronder vermelden.

Aanvullingen of opmerkingen: ... ... ... ... ... ... ... ... ...

Ik willen u hartelijk danken voor het invullen van het beweegdagboek. Het beweegdagboek kan worden ingeleverd op dinsdag 21 mei bij de leerkracht van uw kind. De antwoorden zullen strikt anoniem worden verwerkt en gerapporteerd.

Mocht u nog vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met:

Isabelle Vente, Tel: 0640405325

Email: isabellevente@hotmail.com

Studenten aan de Hogeschool van Amsterdam Academie voor Lichamelijke Opvoeding

(45)

46

Bijlage 8

Scoreformulier beweegdagboekje

Invullen door onderzoeksbegeleider.

Dag

Totaal aantal bewogen minuten

Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag Aanvullingen of opmerkingen: ... ... ... ...

ID nummer:

(46)

47

Bijlage 9

Instructie Actigraph ActiTrainer

Instructie Actigraph ActiTrainer

Hoe gebruikt u de beweegmeter?

Wat is de beweegmeter?

De beweegmeter registreert alle bewegingen van uw kind. De beweegmeter

registreert hoe lang uw kind rent, fietst of sport, maar ook hoe lang uw kind stilzit. Op die manier krijgen wij een beeld van de dagelijkse lichamelijke activiteiten van uw kind.

Hoe wordt de beweegmeter gedragen?

De beweegmeter wordt op de rechterheup gedragen, net iets voor de zijnaad van de broek of rok. De beweegmeter zit vast aan een riem die u makkelijk kan vastklikken. Doe deze riem om de middel van uw kind. Zorg ervoor dat de riem goed vast zit (niet te los, maar ook niet te strak) en het plakkertje met het nummer er op aan de bovenkant zit. Wanneer uw kind de beweegmeter om heeft, valt er niets te zien of af te lezen, maar hij meet wel alle bewegingen die uw kind maakt.

Doe de beweegmeter ‘s ochtends direct na het opstaan/ douchen om en laat uw kind de beweegmeter de hele dag dragen, totdat uw kind naar bed gaat. Uw kind kan de beweegmeter de hele dag omhouden, ook als hij/ zij niet zo actief is.

Waarmoet u op letten?

- Draag de beweegmeter niet los in de broekzak.

- Zorg ervoor dat de beweegmeter goed op de rechterheup zit.

Pas op!

- Probeer de beweegmeter nooit open te maken.

(47)

48 het douchen, wassen en/of zwemmen. Een beetje regen is niet erg.

- Gebruik geen schoonmaakmiddelen om de beweegmeter schoon te maken.

Lever de beweegmeter en het registratieformulier op dinsdag 21 mei weer in bij de groepsleerkracht.

Wilt u tijdens de dagen dat uw kind de beweegmeter draagt, de vragen op het bijgeleverde registratieformulier invullen?

Heeft u nog vragen of is iets onduidelijk? Neem dan contact op met:

Isabelle Vente, Tel: 0640405325

Email: isabellevente@hotmail.com

Studenten aan de Hogeschool van Amsterdam Academie voor Lichamelijke Opvoeding

Laat uw kind de beweegmeter de hele dag dragen!

(48)

49

Registratieformulier beweegmeter

Op welke dagen heeft uw kind de beweegmeter gedragen?

De dag waarop uw kind de beweegmeter heeft gekregen, hoeft u niet te noteren.

Door de week

_ dinsdag … -… - 2013 (vul de datum in) _ woensdag … -… - 2013 (vul de datum in) _ donderdag … -… - 2013 (vul de datum in) _ vrijdag … -… - 2013 (vul de datum in)

In het weekend

_ zaterdag … -… - 2013 (vul de datum in) _ zondag … -… - 2013 (vul de datum in)

(49)

50

Bijlage 10

Scoreformulier Actigraph ActiTrainer

In te vullen door de onderzoeker

Dag Gedragen ja/nee Aantal minuten MET 5>

Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag Totaal/gemiddelde:

ID nummer:

(50)

51

Bijlagen 11

Codering standaardvraagstelling, Beweegdagboekje, ActiTrainer

(51)

52 Beweegdagboekje

Het beweegdagboekje wordt beoordeeld volgens de normering van de activiteiten bij de vragenlijsten. De activiteiten zijn gekoppeld aan de lijst met MET-waarden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

systeem). Op een later tijdstip kunnen dan de mogelijkheden voor een op zichzelf staand informatiesysteem bekeken worden. De benodigde meetgegevens voor het bepalen van

tussen de respons van consumenten op de marketing van een merk met merkwaarde en een fictief, onbekend merk. Als de consumenten gebaseerde merkwaarde positief is dan

Het college kiest er niet voor om in Eelde één gebouw in te zetten als cultuurhuis.. Dat doet afbreuk aan de

Naar aanleiding van de probleemstelling is het doel van ons onderzoek als volgt geformuleerd: “Het uitvoeren van een analyse die de oorzaken in kaart brengt waardoor

Zij zijn aan het eind van hun carrière en waren erg verheugd dat de AIMS in Nederland zo veel wordt gebruikt en uitgebreid wetenschappelijk onderzocht. Moderne

Politiecijfers kunnen zonder duiding niet zonder meer gebruikt worden als indicator voor alle mogelijke vormen van criminaliteit.. Zo zijn politiecijfers over de omvang en

De redactie van de bepaling behoeft er echter niet toe te leiden dat bij de beoordeling van de vraag of de ontvanger redelijkerwijs rekening had te houden met de

Alsem een onderzoek gehouden naar de marktkansen van Sport 7.2 Uit dit onderzoek bleek dat de kijkdichtheid zeer sterk bepaald werd door het al dan niet betalen, van een