• No results found

Hoe verloopt de communicatie tussen ouders en leerkrachten bij probleemgedrag van een kind in de klas?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Hoe verloopt de communicatie tussen ouders en leerkrachten bij probleemgedrag van een kind in de klas?"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hoe verloopt de communicatie tussen

ouders en leerkrachten bij probleemgedrag

van een kind in de klas?

Naam: Marian Janssen Studiejaar: 2008-2009 Studentennummer: 534176 Naam begeleider: dr. E. H. Hooge Eindscriptie Master Pedagogiek Hogeschool Amsterdam

(2)

Inhoudsopgave

1 Inleiding ... 3

1.1 Aanleiding ... 3

1.2 Probleemstelling ... 4

1.3 Doel van het onderzoek ... 4

1.4 De precieze vraagstelling ... 4 1.5 Onderzoeksschema ... 5 1.6 Theoretisch kader ... 6 2 Methoden ... 10 2.1 Onderzoeksontwerp ... 10 2.2 Instrumentatie ... 11 2.3 Betrouwbaarheid en validiteit ... 12 3 Dataverzameling en –analyse ... 14

3.1 Welke verwachtingen hebben ouders in het algemeen van leerkrachten/school? ... 15

3.2 Welke verwachtingen hebben leerkrachten in het algemeen over ouders? ... 21

3.3 Hoe ervaren ouders en leerkrachten de inhoud van een gesprek over probleemgedrag bij leerlingen? ... 24

3.4 Hoe ervaren ouders en leerkrachten de sfeer en elkaars opstelling tijdens een gesprek over probleemgedrag bij leerlingen? ... 26

3.5 Hoe ervaren ouders en leerkrachten de sfeer en elkaars opstelling tijdens een gesprek, wat niet over probleemgedrag bij leerlingen gaat? ... 28

3.6 Welke verbeterpunten zijn er voor communicatie tussen ouders en leerkrachten? ... 29

3.7 Welke condities dragen bij aan samenwerking tussen ouders en leraren op het punt van communicatie? ... 30

4 Resultaten ... 31

4.1 Welke verwachtingen hebben ouders over leerkrachten/school? ... 31

(3)

4.3 Ervaringen van ouders en leerkrachten over de inhoud van het gesprek over

het probleemgedrag ... 32

4.4 Hoe ervaren ouder en leerkracht de sfeer en elkaars opstelling tijdens hun gesprek over probleemgedrag? ... 32

4.5 Hoe ervaren ouderen leerkracht het gesprek wat niet over probleemgedrag gaat? ... 33

4.6 Verbeterpunten voor de communicatie tussen ouders en leerkrachten ... 33

5 Conclusie... 35

5.1 Conclusie onderzoek ... 35

5.2 Aanbevelingen voor de school ... 37

5.3 Kritische doorlichting onderzoek en aanbeveling verder onderzoek ... 38

6 Samenvatting... 39

7 Literatuurlijst... 41

8 Bijlage ... 42

(4)

1 Inleiding

In dit hoofdstuk beschrijf ik, in de eerste 3 paragrafen, wat de aanleiding is geweest voor dit onderzoek, welke probleemstelling daaruit is voortgevloeid en wat het doel is van dit onderzoek. In paragraaf 2.4 staat hoe de precieze vraagstelling luidt en wat de deelvragen zijn. In de daarop volgende paragraaf, 2.5, is het conceptueel model uitgewerkt en het theoretisch kader in paragraaf 2.6 sluit dit hoofdstuk af.

1.1 Aanleiding

Aan het begin van het schooljaar is er een nieuwe directeurop onze school gekomen. Na een half jaar op deze school gewerkt te hebben heeft zij een aantal

probleemgebieden in kaart gebracht die volgens haar aangepakt moeten worden. Een van die gebieden is het adequaat aanpakken van probleemgedrag van kinderen. Op het gebied van probleemgedrag speelter een aantal zaken in school. In groep 8 is momenteel een aantal kinderen met zeer moeilijk gedrag. Ze hebben grote moeite met het aanvaarden van het gezag van de leerkracht, stellen zich verbaal agressief op, hebben een intimiderende houding naar medeklasgenoten en komen daardoor onvoldoende aan leren toe. Dit heeft een heel negatief effect heeft op de sfeer en het leerklimaat in de groep. Ouders van andere kinderen uiten hun klachten over de sfeer in de klas en het effect wat dat heeft op hun kind.

De huidige directeur was voorheen jarenlang werkzaam als intern begeleider op een andere basisschool. Zij heeft gedurende de afgelopen maanden met veel ouders en leerkrachten gesproken. In de gesprekken met ouders in het algemeen en ook met die ouders waarvan de kinderen in de klas probleemgedrag vertonen, viel het haar op dat er grote weerstand ontstaat wanneer het idee geopperd werd om hulp te zoeken om met het probleemgedrag op een constructieve manier te leren omgaan. Ouders ervaren dit advies als diskwalificeren van hun opvoedingscapaciteiten. Ze hebben vaak geen juist en/of een negatief beeld over opvoedingsondersteuning. Dit verontrust haar. Zij heeft in haar vorige baan de ervaring dat kinderen en ouders juist veel baat kunnen hebben bij ondersteuning in het opvoedingsproces. Daarnaast geven de problemen in diverse klassen aanleiding om daar in samenwerking met de ouders adequate zorg op te zetten. In samenwerking met ouders is gedrag van kinderen beter bij te stellen. Wanneer ouders en school op een lijn zitten is het voor kinderen duidelijker wat er van hen verwacht wordt.

Hoe komt het dat ouders zo terughoudend zijn in het zoeken naar hulp? Hoe

communiceren leerkrachten daarover met ouders? Hoe is het gedrag van leerkrachten bij probleemgedrag in de klas? Hoe ondersteunen leerkrachten ouders? Welke

informatie geven ze ouders? Wat wordt er wederzijds van elkaar verwacht wanneer probleemgedrag zich voordoet? Is er sprake van samenwerking om het probleem aan te pakken?

Naar aanleiding van deze vragen is de opdracht ontstaan om onderzoek te doen naar hoe ouders en leerkrachten over dit onderwerp met elkaar communiceren. De opdrachtgever hecht grote waarde aan het verbeteren van het gedrag van leerlingen.

(5)

Ze verwacht dat dat een gunstig effect heeft op de leerprestaties die momenteel niet hoog zijn en verbeterd moeten worden. Daarnaast ziet ze het belang van

betrokkenheid van ouders bij scholen en de noodzaak van samenwerking tussen ouders en leerkrachten. Een goede communicatie is essentieel voor een effectieve samenwerking.

1.2 Probleemstelling

Bij de opdrachtgever van dit onderzoek vertonen leerlingen van groep 8

probleemgedrag. Dit speelt ook maar in mindere mate in andere klassen. Daarnaast is er veel onrust in de gangen en op het schoolplein, leerlingen accepteren daar soms geen gezag van leerkrachten die niet hun eigen leerkracht is. De samenwerking tussen ouders en school om dit gedrag aan te pakken laat te wensen over. De vraag van de opdrachtgever luidt: Hoe kan de communicatie tussen ouders en leerkrachten bij probleemgedrag van leerlingen zodanig verbeteren dat het probleemgedrag van leerlingen vermindert? Om dit te kunnen onderzoeken wordt m.b.v. dit onderzoek die communicatie in beeld gebracht.

1.3 Doel van het onderzoek

Het doel van dit onderzoek is om er achter te komen of er binnen de communicatie tussen leerkrachten en ouders over probleemgedrag bij leerlingen misvattingen, hiaten, verschillende verwachtingen en/of onduidelijkheden zitten waardoor er wederzijds onbegrip ontstaat. Wanneer er onbegrip heerst, is er geen vertrouwen en dit belemmert een constructieve samenwerking. Dit heeft tot gevolg dat het

probleemgedrag waar behalve het kind zelf ook anderen last van hebben, blijft voortduren.

Wanneer duidelijk is hoe de communicatie over probleemgedrag bij leerlingen verloopt, kan bekeken worden op welke punten verbeteringen kunnen worden aangebracht. Adviezen en aanbevelingen hiertoe worden in de conclusie van het onderzoek gegeven.

Op deze verbeterpunten kan de directie beleid maken. Dit nieuwe beleid heeft als einddoel samenwerking tussen ouders, kinderen en school te verbeteren om probleemgedrag te verminderen en een beter sociaal klimaat te verkrijgen.

1.4 De precieze vraagstelling

Hoe verloopt de communicatie tussen ouders en leerkrachten bij probleemgedrag van leerlingen?

De vraagstelling is opgedeeld in de volgende deelvragen:

1. Welke verwachtingen hebben ouders in het algemeen van leerkrachten/school? 2. Welke verwachtingen hebben leerkrachten in het algemeen van ouders?

3. Hoe ervaren ouders en leerkrachten de inhoud van een gesprek over probleemgedrag bij leerlingen?

(6)

4. Hoe ervaren ouders en leerkrachten de sfeer en elkaars opstelling tijdenseen gesprek over probleemgedrag bij leerlingen?

5. Hoe ervaren ouders en leerkrachten de sfeer en elkaars opstelling tijdens een gesprek dat niet over probleemgedrag bij leerlingen gaat?

6. Welke verbeterpunten zijn er voor de communicatie tussen ouders en leerkrachten? 7. Welke condities dragen bij aan samenwerking tussen ouders en leerkrachten op het punt van communicatie?

1.5 Onderzoeksschema

Communicatie in het algemeen Verwachtingen i.h.a. van

ouders t.a.v. leerkrachten.

1. Ouderparticipatie 2. Communicatie tussen

school en ouders 3. Optimaal lesgeven 4. Goed sociaal klimaat 5. Pedagogische verantwoordelijkheid 6. Bewustzijn verschil school/thuis Communicatie tussen leerkrachten en ouders met een kind met probleemgedrag. 1. Opbouwen vertrouwensband 2. Empathie 3. Objectiverende houding Luisterhouding 4. Samenwerkingsinstelling lkr/ouder

5. Aanspreken eigen kracht van ouders

Verwachtingen i.h.a. van leerkrachten t.a.v. ouders.

1. Ouderparticipatie 2. Communicatie tussen

school en ouders 3. Optimaal lesgeven 4. Goed sociaal klimaat 5. Pedagogische verantwoordelijkheid 6. Bewustzijn verschil school/thuis Communicatie tussen leerkrachten en ouders met een kind zonder probleemgedrag. 1. Opbouwen vertrouwensband 2. Empathie 3. Objectiverende houding Luisterhouding 4. Samenwerkingsinstelling lkr/ouder

5. Aanspreken eigen kracht van ouders

(7)

In dit onderzoek wordt gezocht naar hoe de communicatie verloopt tussen ouders en leerkrachten (de onderzoekseenheden). Ouderavonden, nieuwsbrieven, huisbezoeken, rapporten en telefonisch contact zijn communicatievormen op school. In dit

onderzoek wordt het gesprek tussen ouders en leerkracht onderzocht in bijzonder het gesprek over probleemgedrag bij een leerling. Onder probleemgedrag wordt gedrag verstaan dathet sociaal- en leerklimaat in de klas zo verstoort, dat de leerkracht het zelf niet ten positieve kan keren en hij de ouder vraagt om samen te zoeken naar een oplossing.

Wanneer de communicatie in kaart is gebracht wordt bekeken welke mogelijkheden ( aanpak, adviezen, condities) een rol kunnen spelen om de samenwerking tussen ouders en leerkrachten op gang te brengen om probleemgedrag van leerlingen aan te pakken en te verminderen.

1.6 Theoretisch kader

Honderd jaar geleden waren er ouders, scholen met juffen en bovenmeesters en kinderen die niet wilden luisteren. Van het bevorderen van participatie van ouders bij school was toen geen sprake (Smit, 2007). Er waswel sprake van communicatie. De richting was echter veel eenzijdiger en de informatie veel geringer dan nu. De

bovenmeester gaf zijn kennis gevraagd dan wel ongevraagd aan de ouder over hoe het kind aan te pakken. Die deed wat er gezegd werd, een eigenzinnige daar gelaten en dat was dat. Natuurlijk werd er lesgegeven maar of er aandacht werd besteed aan een goed sociaal klimaat of aan pedagogische aspecten was onduidelijk en lag

waarschijnlijk aan de visie en kunde van de bovenmeester zelf. De ouder van 100 jaar geleden dacht niet na of hij tevreden was over het onderwijs en over de begeleiding van zijn kind, zijn verwachtingen lagen heel anders. Er is veel veranderd vergeleken met 100 jaar geleden.

Uit onderzoek blijkt dat een goede samenwerking tussen ouder en leerkracht een positief effect heeft op de leerprestaties van de leerling (Seitsinger, 2007). Schoolleiders op scholen met achterstandsleerlingen zien ouders minder vaak als partner dan schoolleiders op scholen met weinig of geen achterstandsleerlingen. Volgens hen hebben ouders niet altijd de vaardigheden om op een gelijkwaardig niveau te communiceren over opvoeding en onderwijs én voelen zij zich niet altijd verantwoordelijk om thuis een bijdrage te leveren aan de ontwikkelingskansen van hun kinderen (Smit, 2007). Volgens het zelfde onderzoek van Smit blijkt dat bij ruim de helft van de schoolleiders die het beleid gericht heeft op het verbeteren van de relatie tussen ouders en school dit heeft geresulteerd in een of meer positieve effecten voor leerlingen (Smit, 2007).

Inzetten op ouderparticipatie is niet alleen effectvol voor leerlingen maar ook voor ouders en leerkrachten. Beide partijen krijgen meer inzicht en begrip voor elkaars achtergronden. Het vergroot het begrip van ouders over wat er in het onderwijs gebeurt en het vergroot de kracht van de individuele ouder om meer betrokken te raken bij de maatschappij (Cairney, 2000). Daarnaast krijgen leerkrachten meer zicht

(8)

op welke behoeften ouders hebben op het gebied van het begeleiden van hun kinderen.

Samenwerking op school en inbreng van ouders bij opvoeding en onderwijs hangt samen met een positieve visie van schoolleiders op de rol van ouders als (mogelijke) partners van leerkrachten (Smit, 2007). Ook inzet van leerkrachten om de

betrokkenheid bij ouders te bewerkstelligen is van belang. Er moet sprake zijn van partnership, van wederkerige communicatie en respect voor ieders deskundigheid en vaardigheden. Ouders en school moeten er beiden van overtuigd zijn dat succes op school een gezamenlijke verantwoordelijkheid is (Acker, 2005).

Bij samenwerking is communicatie essentieel. Communicatie heeft vele kanten waaronder de papieren informatie zoals de schoolgids, het wekelijkse nieuws, de website en rapporten. Daarnaast zijn er de gesprekken tussen ouders en leerkrachten waar over allerlei zaken wordt gesproken. Van Es en Dumasy (in Smit, 2007)

benadrukken het belang van een zorgvuldige communicatie. Volgens hen dient daar van meet af aan werk van gemaakt te worden en niet pas nadat er zich problemen hebben voorgedaan. In een onderzoek van Schacht en Sonntag (in Akkerman, 2002) komt naar voren dat een meerderheid van de ouders actiever zou meewerken als zij meer

informatie zouden krijgen over de mogelijkheden voor hulp en als zij beter op de hoogte waren van de manier waarop het zorgsysteem werkt. Met name allochtone ouders dienen persoonlijk te worden uitgenodigd via huisbezoek of telefoon en niet via brieven, omdat die anoniem zijn (Smit, 2007). Van Acker (2005) stelt dat ouders op de hoogte moeten worden gebracht van de regels en de verwachtingen die de school heeft.

Naast de vorm van de communicatie, het moment waarop het plaats heeft en de inhoud van de communicatie zijn communicatieve vaardigheden van met name de leerkracht van groot belang. Deze vaardigheden kunnen het verschil maken in de positieve afloop bij een dreigend conflict tussen ouders en school. Het is in een eerste contact over probleemgedrag van het grootste belang dat ouders zich begrepen voelen. In zo’n gesprek worden hoge eisen gesteld aan empathie en technische

gespreksvaardigheden (Tak, 2008). Ros (2006) stelt in haar onderzoek dat

leerkrachten op de basisschool de aangewezen personen zijn die op laagdrempelige wijze tijdig vragen van ouders over opvoeden zouden kunnen achterhalen.

Leerkrachten hebben dus een belangrijke rol wat betreft signalering maar ook en misschien nog wel belangrijker, wat betreft de toon zetten in het gesprek hierover (Ros, 2006). De leerkracht is mogelijk de eerste professional waarmee een ouder praat over het gedrag van het kind en hoe hiermee om te gaan. Het is van groot belang dat de leerkracht zich dit realiseert en zorgvuldig hiermee omgaat.

De Ruijter (in Smit, 2007) stelt dat leerkrachten wel zicht hebben op de diversiteit en complexiteit van de contacten met ouders en daar ook niet alleen een negatief beeld over hebben. Omdat ze echter de nuances onderling te weinig bespreken staat het eenzijdige, normatieve beeld dat ouders tekort schieten in hun opvoeding op de voorgrond. Het niet bespreken van deze normativiteit die gepaard gaat met het

toeschrijven van kenmerken aan ouders en leerkrachten leidt volgens de Ruijter tot de instandhouding van de problematische contacten met ouders. Je zou kunnen zeggen

(9)

dat dit een pleidooi is voor meer kritisch kijken van de leerkracht naar zijn eigen beelden van ouders.

Zaat (1999) belicht de communicatie vanuit nog een andere hoek. Zij beschrijft de theorie van de socioloog Luhmann die verschillende communicatiecontexten onderscheidt: de context van het onderwijs waarin de leerstof belangrijk is en de context van het gezin waarin de totale persoonlijkheid van het kind van belang is. De invalshoeken van het onderwijs en het gezin zijn verschillend en stelt Luhmann, dat verwachten ze ook van elkaar. Dus ouders worden geacht het kind goed op te voeden waardoor de voorwaarden aanwezig zijn om het kind te laten leren. De leerkracht wordt geacht het kind op een bepaald niveau af te leveren aan het eind van een leerjaar. Conflicten kunnen ontstaan als een van de partijen niet aan de verwachting voldoet. Dat falen wordt vanuit het eigen perspectief bekeken maar wordt niet duidelijk uitgesproken. Er kan dan binnen de communicatie een sfeer ontstaan van: “ Wat heeft dat er nou mee te maken?”. Inzicht in deze theorie zou helderheid kunnen geven voor de leerkracht over zijn invalshoek en dievan de ouder bij een gesprek. Ook in het onderzoek van Winterbottom komt naar voren dat ouders en leerkrachten vanuit een ander perspectief naar het kind kijken (Winterbottom, 2008). Er worden op school andere dingen van het kind gevraagd en verwacht dan thuis. Door de andere situatie en andere eisen kan een kind gedrag vertonen wat een ouder niet kent. Het omgekeerde kan ook het geval zijn. De leerkracht kent het gedrag van het kind in de thuissituatie niet. Dit kan in de communicatie voor problemen zorgen, er is geen herkenning van het genoemde gedrag. Het is in het belang van een goede

communicatie dat een leerkracht zich dit realiseerten ook aan ouders kan aangeven. Bij de theorie van Luhmann komt naar voren wat de primaire taak van de leerkracht is namelijk zorgen dat het kind leert. Daar is vergeleken met 100 jaar geleden geen verandering in gekomen. Het takenpakket is echter wel uitgebreid. Sommige leerkrachten menen dat ze door de vergroting van hun takenpakket te weinig

toekomen aan hun primaire taak namelijk lesgeven en kennisoverdracht. (Smit, 2007). Het plaatsen van een kind in een groep heeft invloed op zijn ontwikkeling. De school draagt hierin een pedagogische verantwoordelijkheid en moet zorgen voor een goed sociaal klimaat en positieve interacties tussen kinderen (Acker, 2005). Het omgaan met kinderen met onaangepast gedrag vraagt veel van een leerkracht maar ook van zijn medeleerlingen. Een goed sociaal klimaat en aangepast gedrag van kinderen op school wordt ook bevorderd door een goede samenwerking tussen leerkrachten en ouders (Acker, 2005).

Samenwerking met anderen disciplines buiten het onderwijs om, om dit gedrag aan te pakken is niet altijd succesvol (Spratt, 2006). Er bestaan dusdanige cultuurverschillen waardoor overdracht van kennis vaak niet slaagt en leerlingen in verwarring worden gebracht. Leerkrachten blijken daarnaast het liefst van andere leerkrachten te leren. Partnership vraagt tijd (Tett, 2003). Mensen met sociale- en inter-persoonlijke vaardigheden en een uitgebreid netwerk zijn nodig om vertrouwen, begrip en samenwerking tot stand te brengen (Tett, 2003).

Als ik bovenstaande samenvat kom ik tot de volgende aspecten die van belang zijn bij de communicatie tussen ouders en leerkrachten. Ten eerste de ouderparticipatie. Ten

(10)

tweede de informatievoorziening van school naar ouders. Als derde de

communicatieve- en gespreksvaardigheden van de leerkracht. Het normatieve beeld wat leerkrachten van ouders is het volgende aspect wat een rol speelt in de

communicatie tussen ouders en leerkrachten. Ook het perspectief van waar uit beide partijen naar het kind kijken is een aspect wat zijn invloed heeft. De pedagogische verantwoordelijkheid van álle kinderen speelt een rol en als laatste aspect de transfer van kennis vanuit externe disciplines.

(11)

2 Methoden

Dit hoofdstuk bestaat uit 3 paragrafen. In paragraaf 3.1 is het onderzoeksontwerp beschreven. In pararaaf 3.2 wordt aangegeven voor welke instrumentatie bij dit onderzoek is gekozen. In de laatste paragraaf wordt de betrouwbaarheid en validiteit van dit onderzoek besproken.

2.1 Onderzoeksontwerp

Dit onderzoek kent twee delen een beschrijvend deel namelijk de deelvragen 1 t/m 6 en een ontwerpend deel, deelvraag 7.

In het beschrijvende gedeelte is er voor gekozen twee soorten situaties te

onderzoeken. Ten eerste een situatie waar sprake is van probleemgedrag van een leerling en ten tweede een situatie waarin dat niet het geval is. Dit is gedaan om de communicatie in beide situaties te kunnen vergelijken.

De respondenten die voor dit onderzoek geselecteerd zijn, zijn drie leerkrachten en zes ouders. De leerkrachten geven les in groep 2, 6 en 8. Uit iedere groep zijn twee ouders geselecteerd, een ouder met een kind met probleemgedrag en een ouder met een kind zonder probleemgedrag.

Als onderzoeksinstrument is het interview gekozen omdat de communicatie tussen ouder en leerkracht over een kind met probleemgedrag een gevoelig onderwerp is en om er achter te komen wat het voor de respondenten betekent (Baarda, 2005). Baarda en de Goede maken een onderscheid tussen het open interview, het half- of

gedeeltelijk gestructureerde interview en het gestructureede interview. Hier is gekozen voor het half- of gedeeltelijk gestructureerde interview.

Binnen het interview hebben de respondenten de mogelijkheid om op informele wijze reageren op de gestelde vragen. Ieder interview start met een brede beginvraag. Er zijn half open vragen, gesloten vragen met een antwoordschaal en aan het einde van het interview is er nog een open slotvraag.

Het interview duurt een uur en is op tape opgenomen. De teksten zijn uitgeschreven, dit zijn de kwalitatieve data. Om uit de grote hoeveelheid informatie van het interview tot het beantwoorden van de vraagstelling te komen wordt in dit kwalitatief onderzoek met labels gewerkt. Labels zijn geselecteerde tekstfragmenten voorzien van een betekenis. In dit onderzoek zijn positieve en negatieve labels onderscheiden. Een tekstfragment is positief gelabeld wanneer er een positieve ervaring is aangegeven en negatief als er een negatieve ervaring is aangegeven. De labels zijn op inhoudelijke verwantschap samen gebracht tot thema’s (Baarda, 2005). De thema’s komen overeen met de dimensies van de genoemde variabelen van tabel 3-1. Van hieruit is

geanalyseerd waar de positieve- en knelpunten binnen de communicatie tussen ouders en leerkrachten zitten.

In het ontwerpend gedeelte (hoofdstuk 6,2) is een aanbeveling geschreven voor de directeur. Uit de data analyse zijn knelpunten in de communicatie tussen ouders en leerkrachten naar voren gekomen. Aan de hand van het theoretisch kader is gezocht

(12)

naar mogelijkheden om de communicatie te verbeteren. Er is bekeken wat toepasbaar is in de onderzochte situaties en in het algemeen voor de school. Hierop is de

aanbeveling geschreven.

2.2 Instrumentatie

Er worden over 5 variabelen vragen gesteld. De eerste 5 deelvragen van de precieze vraagstelling van dit onderzoek corresponderen met deze variabelen. Deelvraag 1 gaat dus over variabele 1, deelvraag 2 over variabele 2 etc. De variabelen worden in

dimensies onderscheiden en via de vragenlijsten geoperationaliseerd. Verwachtingen van ouders over leerkrachten bijvoorbeeld kent er 6. Ieder van die dimensies is gestoeld op literatuur, de auteur staat erachter vermeld. De dimensies zijn allemaal geoperationaliseerd (meetbaar gemaakt) en via vragen in de vragenlijsten opgenomen. In tabel 3-1 is te zien hoe dit is gebeurd. De vragenlijsten zijn te lezen in de bijlage. Er zijn vragen voor ouders met kinderen met probleemgedrag, ouders met kinderen zonder probleemgedrag en voor leerkrachten. De eerste vraag is voor alle ouders. Vraag 2 voor alle leerkrachten. Deelvraag 3, over de inhoud van het gesprek over probleemgedrag, voor de ouders met kinderen met probleemgedrag en de

leerkrachten. Ook deelvraag 4 is voor deze respondenten. Vraag 5 is voor ouders met kinderen zonder probleemgedrag en voor leerkrachten. De laatste vraag, ideeën voor verbeterpunten in de communicatie, is voor alle respondenten.

Tabel 2-1

Variabelen Dimensie Operationalisaties

1.Verwachtingen (in het algemeen) van ouders over leerkrachten

1.Ouderparticipatie (Seitsinger)

2.Communicatie tussen school en ouders (Smit, de Acker)

3.Optimaal lesgeven ( de Krieger) 4.Goed sociaal klimaat (de Acker) 5.Pedagogische verantwoordelijkheid ( de Krieger)

6.Bewustzijn verschil thuis/school situatie (Winterbottom)

Zie vragenlijst deelvraag 1

2.Verwachtingen (in het algemeen) van leerkrachten over ouders

1.Ouderparticipatie (Seitsinger)

2.Communicatie tussen school en ouders (Smit, de Acker)

3.Goed sociaal klimaat (de Acker) 4.Pedagogische verantwoordelijkheid (de Krieger)

5.Bewustzijn verschil thuis/schoolsituatie (Winterbottom)

(13)

3. Ervaringen over de inhoud van het gesprek over probleemgedrag van het kind

(ouder en leerkracht)

1.Heldere formulering van probleem ( Zaat) 2.Frequentie gedrag (Zaat)

3.Gevolgen gedrag (Zaat)

4.Ondernomen acties leerkracht (Zaat) 5.Reacties kind (Zaat)

6.Herkenning gedrag door ouders (Tak) 7.Zoeken naar samenwerking in aanpak probleem (Akkerman)

8.Oplossing voor gedrag (Tak) 9.Tijdbesteding gesprekken (Tak)

Zie vragenlijst deelvraag 3

4.Ervaringen met het gesprek over probleemgedrag van het kind? (ouder en leerkracht)

1.Opbouwen vertrouwensband (Tak) 2.Empathie (Tak)

3.Objectiverende houding (Tak) 4.Luisterhouding (Tak)

5.Motiverende gesprekstechniek (NJI) 6.Samenwerkingsinstelling lkr/ouder (Akkerman)

7.Aanspreken eigen kracht van ouders (Tak)

Zie vragenlijst deelvraag 4

5. Ervaringen met het gesprek wat niet over probleemgedrag gaat. (ouder en leerkracht)

1.Opbouwen vertrouwensband (Tak) 2.Empathie (Tak)

3.Objectiverende houding (Tak) 4.Luisterhouding (Tak)

5.Motiverende gesprekstechniek (NJI) 6.Samenwerkingsinstelling lkr/ouder (Akkerman)

7.Aanspreken eigen kracht van ouders (Tak)

Zie vragenlijst deelvraag 5

2.3 Betrouwbaarheid en validiteit

Betrouwbaarheid wordt gedefinieerd als de mate waarin metingen onafhankelijk zijn van toeval (Baarda, 2005). Wanneer het meetinstument het interview is, is dat niet mogelijk. Ieder interview zal weer anders zijn. Ieder interviewer heeft zijn eigen aanpak. Ook in dit onderzoek zal het resultaat van de interviews anders zijn als een

(14)

ander persoon, op een ander moment aan andere respondenten de in dit onderzoek gebruikte vragen stelt en is er dus sprake van intersubjectieve beoordeling. Twee van de uitgewerkte interviews zijn door een collega en een docent bekeken en gelabeld. Een aantal labels waren het zelfde maar er waren ook verschillen. De overeenkomst tussen de collega en de onderzoeker waren groter dan tussen de docent en de

onderzoeker. Voor een kwalitatief onderzoek moet duidelijk zijn waar een onderzoeksconclusie op gebaseerd is. De conclusies moeten controleerbaar en inzichtelijk zijn. Dat is in dit onderzoek wel het geval. Alle uitgewerkte interviews zijn in de bijlage opgenomen. De data zijn uitgewerkt en geanalyseerd en de resultaten waarop de conclusie zijn gebaseerd, staan in het onderzoeksverslag. Validiteit heeft te maken met de juistheid van de onderzoeksbevindingen (Baarda, 2005). Het gaat dan om de vraag in hoeverre de bevindingen van het onderzoek een weergave zijn van de werkelijkheid. In dit onderzoek zijn aan de hand van de

variabelen op grond van theorieën, dimensies geoperationaliseerd. Met behulp van de theorie en de antwoorden van de geïnterviewden zijn de onderzoeksbevindingen weergegeven en kun je zeggen dat dit een weergave van de werkelijkheid is.

(15)

3 Dataverzameling en –analyse

In dit hoofdstuk zijn de kwalitatieve data weergegeven en geanalyseerd. De opbouw van dit hoofdstuk is als volgt. Per paragraaf wordt een deelvraag van de precieze vraagstelling besproken. De deelvragen bestaan uit een aantal subvragen die

corresponderen met de dimensies die genoemd worden in tabel 3-1 in hoofdstuk 3. De antwoorden zijn via het labellen (zie paragraaf 3.1) ondergebracht bij onderdelen van de subvraag.

In de tabellen behorende bij deelvraag 1 en 2 staan op de horizontale balk de

onderdelen van de subvragen. De onderdelen zijn aangegeven met hoofdletters (A, B, C, etc.). Op de verticale balk staan de respondenten. Wanneer een respondent een onderdeel heeft genoemd wordt de corresponderende hoofdletter genoteerd. Wanneer het onderdeel niet of negatief genoemd is staat er geen hoofdletter. Onder iedere tabel staat de analyse.

Er is in dit onderzoek bij deelvraag 3, 4 en 5 voor gekozen om alle data van de

subvragen in één tabel te zetten. De ouder en de leerkracht die een gesprek met elkaar hebben gevoerd staan naast elkaar. Zo is één oogopslag duidelijk of er veel verschil zit in hoe de gesprekpartners het gesprek hebben ervaren. De respondenten konden antwoorden met: ja, redelijk, een beetje, nee.

In de tabellen worden de respondenten met kinderen zonder probleemgedrag vermeld als “ouders (zonder)”. De ouders met kinderen met probleemgedrag als “ouders (met)”. Daarbij wordt steeds de groep vermeld waarin het kind zit. In iedere tabel wordt via een voetnoot nogmaals aangegeven wat er met ouders (zonder) en ouders (met) wordt bedoeld.

In paragraaf 4.6 zijn de antwoorden en analyses van deelvraag 6 weergegeven. De antwoorden zijn uitgesplitst in 3 delen. Eerst de ouders met kinderen met

probleemgedrag, dan de ouders met kinderen zonder probleemgedrag en als laatste de leerkrachten.

In de laatste paragraaf van dit hoofstuk worden de condities beschreven die kunnen bijdragen aan de communicatie tussen beide gesprekspartners.

(16)

3.1 Welke verwachtingen hebben ouders in het algemeen van

leerkrachten/school?

Tabel 3-1 Thema ouderparticipatie

A. Welkom voelen B. Meehelpen met activiteiten C. Duidelijkheid over regels en beleid school D. Medezeggen-schapsraad Ouder gr. 2 (zonder) 1 A B C Ouder gr. 6 (zonder) A B C D Ouder gr. 8 (zonder) A B C Ouder gr. 2 (met) A B C Ouder gr. 6 (met) A C Ouder gr.8 (met) A C

Analyse tabel 4-1. Deze tabel geeft de data weer van wat respondenten belangrijk vinden in de samenwerking met school.

Alle respondenten geven bij onderdeel A aan dat ze het belangrijk vinden zich welkom te voelen op school. Bij onderdeel B geven de meeste respondenten aan dat ze betrokken willen worden bij school en zijn activiteiten: “Ik wil wel betrokken

worden, je moet het wel samen doen.” Sommigen zeggen dat ze zelf jammer genoeg

geen tijd hebben om een actieve bijdrage te leveren. Bij onderdeel C in tabel 4-1 geven alle respondenten aan dat ze prijs stellen op duidelijkheid over de regels/ beleid van de school: “Dat de ouders weten wat de regels zijn op school en ook dat de regels

duidelijk zijn.” Opvallend is dat bij onderdeel D slechts eenmaal de medezeggenschap

wordt genoemd en dan niet als mogelijkheid om samen beleid te maken: “Ik denk

toch het wordt niet voor niks zo gedaan dus dat heeft heus wel een functie.”

Bij onderdeel A en C is geen verschil tussen de de ouders met kinderen zonder probleemgedrag en de ouders met kinderen met probleemgedrag. Bij onderdeel B is dat wel het geval. Alle ouders met kinderen zonder probleemgedrag geven aan meehelpen bij aktiviteiten belangrijk te vinden in de samenwerking met school, bij ouders met kinderen met probleemgedrag is dat er maar één van de drie.

(17)

Tabel 3-2 Thema communicatie tussen leerkrachten/school en ouders A. Informatie over leerprestaties en gedrag B. Informatie over wat er op school gebeurt C. Laagdrem-peligheid lkr. D. Informatie over bijdrage thuis aan leerpresta-ties E. Vertrouwen in ouder Ouder gr. 2 (zonder)2 A B C D E Ouder gr. 6 (zonder) A B C D E Ouder gr. 8 (zonder) A B C D E Ouder gr. 2 (met) A B C D E Ouder gr. 6 (met) A B C D E Ouder gr. 8 (met) A B C D E

Analyse tabel 4-2. Deze tabel geeft de data weer van wat respondenten belangrijk vinden in de communicatie tussen school en ouders.

Er bestaat onder de ouders grote eensgezindheid bij dit thema zoals te zien is in tabel 4-2. Alle respondenten hebben bij alle onderdelen van dit thema aangegeven dat ze deze belangrijk vinden bij de communicatie tussen ouders en school: “Ik vind het

belangrijk dat je met een leerkracht overal over kan praten.” Een andere respondent

zegt over onderdeel A: ”De leerprestaties en het gedrag, dat vind ik heel belangrijk

en dat verwacht ik ook van de leraar.”

Twee van de drie ouders met een kind met probleemgedrag hebben spontaan aangegeven dat ze eerder geïnformeerd hadden willen worden over wat er gaande was: ”Ze heeft nou problemen met haar gedrag en pas op het moment dat ze

professionele hulp voor haar gaan zoeken horen wij iets. Ik wil eerder geïnformeerd worden.” Een ouder met kinderen met probleemgedrag heeft aangegeven niet

tevreden te zijn met de manier waarop ze werd aangesproken over het

probleemgedrag van haar kind: “Maar als je aan juf vraagt om de andere kant van

het verhaal en je dan zodanig een uitbrander krijgt omdat juf het niet meer aan kan omdat er zoveel dingen gebeuren, dat vind ik best hinderlijk.” Een ouder met

kinderen met probleemgedrag geeft aan dat ze bang is dat een meningsverschil tussen ouder en leerkracht zijn weerslag heeft op het kind: ”De leerkracht gaat ook je kind

(18)

anders aankijken, anders mee om.” Twee ouders met kinderen zonder

probleemgedrag gaven spontaan aan dat ze betere informatie wilden over het plotselinge vertrek van een leerkracht en over de overdracht van zorgleerlingen bij een nieuwe leerkracht. Drie ouders geven spontaan aan dat ze belang hechten aan de samenwerking met de school.

Zowel ouders met kinderen met probleemgedrag als ouders met kinderen zonder probleemgedrag maken kritische kanttekeningen bij de communicatie tussen ouders en school. Ouders met kinderen met probleemgedrag willen eerder en ouders met kinderen zonder probleemgedrag beter geïnformeerd worden.

Tabel 3-3 Thema taak leerkracht

A. Lesgeven

B.

Zorgen voor goede sfeer in de klas C. Medeopvoeder D. Contact en ondersteunen ouders Ouder gr. 2 (zonder)3 A B D Ouder gr. 6 (zonder) A B D Ouder gr. 8 (zonder) A B C D Ouder gr. 2 (met) A B D Ouder gr. 6 (met) A B D Ouder gr. 8 (met) A B C D

Analyse tabel 4-3. Deze tabel geeft de data weer over wat ouders de belangrijkste taak van de leerkracht vinden.

In tabel 4-3 valt op dat bij onderdeel C de minderheid van de ouders mede-opvoeder noemt. De twee ouders die dat wel doen zijn ouders met kinderen uit groep 8. Er is geen verschil in ouders met kinderen met probleemgedrag en ouders met kinderen zonder probleemgedrag. Bij de onderdelen A, B en D zijn de respondenten weer eensgezind en noemen deze allemaal. Het contact en het ondersteunen van de ouders wordt als belangrijk ervaren: “Ik vind het heel fijn dat ze op school hebben ontdekt

dat L. autisme heb maar dat de I.B. me ook ondersteunt, dat als ik in de gang loop dat ze me dan altijd ook even een schouderklopje geeft en vraagt: gaat het, want af en toe

(19)

heb ik het natuurlijk best zwaar.” Een ander: “En de leerkracht heeft ook nog met haar gepraat dat ze het wel kan dus hij steunt ons daar wel in, we doen het wel samen.”

Tabel 3-4 Thema goed sociaal klimaat

A.

Het goede voorbeeld geven B.

Kinderen aanspreken op hun gedrag

C.

Werken aan positieve interacties tussen kinderen

Ouder gr. 2 (zonder)4 A B C Ouder gr. 6 (zonder) B C Ouder gr. 8 (zonder) A B C Ouder gr. 2 (met) A B C Ouder gr. 6 (met) B C Ouder gr. 8 (met) B C

Analyse tabel 4-4. Deze tabel geeft de data weer van wat respondenten belangrijk vinden in wat de leerkracht doet om een goed sociaal klimaat te creeëren.

Bij deze tabel valt op dat alleen bij onderdeel A bij de respondenten verschil van mening is. De helft van de ouders noemt het goede voorbeeld geven als een manier om een goed sociaal klimaat te creeëren. Er is hierbij geen groot verschil tussen ouders met kinderen met probleemgedrag en ouders met kinderen zonder

probleemgedrag. Wat ook opvalt is dat er geen verschil bestaat tussen ouders met kinderen met probleemgedrag en ouders met kinderen zonder probleemgedrag t.a.v. onderdeel B van deze tabel. Alle ouders vinden dat de leerkracht ten behoeve van het sociaal klimaat in de klas, het kind kan aanspreken op zijn gedrag: “Je moet ze wel

leren wat ze niet goed doen en ook wat ze wel goed doen, dat is ook belangrijk." .

Ouders uit de hogere klassen geven aan dat ze dit belangrijk vinden omdat hun kind deze vaardigheden ook in de maatschappij nodig heeft.

(20)

Tabel 3-5 Thema pedagogische verantwoordelijkheid

A.

Met het kind praten B.

Met de ouders een oplossing zoeken

C.

Extern hulp zoeken D.

Van school sturen

Ouder gr.2 (zonder)5 A B C Ouder gr. 6 (zonder) A B Ouder gr. 8 (zonder) A B C Ouder gr. 2 (met) A B C Ouder gr. 6 (met) A B C Ouder gr. 8 (met) A B C

Analyse tabel 4-5. Deze tabel geeft de data weer van wat ouders vinden dat de leerkracht moet doen als gedrag van leerlingen voortdurend problemen geeft in de klas.

Ook bij deze subvraag zijn de respondenten vrij eensgezind. Alle respondenten zien onderdeel A en B als een mogelijkheid het gedrag ten goede te keren. Opvallend duidelijk zijn de ouders over hun wens dat de leerkracht de leerling aanspreekt op zijn gedrag. Dit geldt ook weer voor ouders met kinderen met probleemgedrag: “Je moet

ze aanspreken op die regels als ze ze overtreden, tuurlijk anders leren ze het niet” en “Aanpakken, aanpakken! Ze moeten hun eigen gedragen!” Bij onderdeel C geeft

slechts één respondent aan, een ouder met kinderen zonder probleemgedrag, het inschakelen van externe hulp niet als mogelijkheid te zien. Geen van de respondenten noemt het van school sturen, onderdeel D, als optie.

Opmerkelijk is dat bij het aanpakken van storend probleemgedrag 4 respondenten ( 2 ouders met kind met- en 2 ouders met kind zonder probleemgedrag, allemaal uit de bovenbouw) spontaan aangeven dat ze dit ook belangrijk vinden voor de hele groep:

“Als de klas daar onder gaat leiden dat vind ik niet echt de bedoeling.” Een ander; “Net zover gaan tot het kind zich beseft goh, ik moet me toch wel anders gaan opstellen of ik moet me toch anders gedragen want het is toch niet bevoordelijk voor de groep of de hele klas”

(21)

Tabel 3-6 Thema bewustzijn verschil thuis/school situatie A. Uitgestelde aandacht B. Zelfstandigheid C.

Hoe je met elkaar omgaat D. Qua luisteren Ouder gr. 2 (zonder)6 A B D Ouder gr.6 (zonder) B D Ouder gr. 8 (zonder) A C D Ouder gr. 2 (met) Ouder gr. 6 (met) B* Ouder gr. 8 (met) B C D

Analyse tabel 4-6. Deze tabel geeft de data weer over wat ouders denken op welke gebieden er op school andere eisen aan de kinderen worden gesteld dan thuis. Bij de antwoorden op deze subvraag is er grote diversiteit. Wat opvalt is dat ouders met kinderen met probleemgedrag veel minder vaak dan ouders met kinderen zonder probleemgedrag denken dat er op school andere eisen aan kinderen worden gesteld dan thuis.

Bij onderdeel A noemen twee ouders met kinderen zonder probleemgedrag dat op gebied van uitgestelde aandacht verschil is, ouders met kinderen met probleemgedrag noemen dit geen van allen. Bij onderdeel B zijn de meningen gelijk verdeeld. Een ouder van een leerling uit gr. 6 met probleemgedrag zei met betrekking tot gewenste zelfstandigheid: “Laat dat dan aan ouders weten want die denken daar niet aan. Als

je niets zegt houden die ouders daar ook geen rekening mee dus laat het weten. Je moet het wel melden.” Bij onderdeel C denken alleen de ouders uit groep 8 dat er

verschil is tussen de eisen die op school en thuis gesteld worden. Bij onderdeel D, op het gebied van luisteren, denken alle ouders met kinderen zonder probleemgedrag dat er verschil is tussen de eisen die school en thuis stellen. Bij de ouders met kinderen met probleemgedrag is dat slechts één ouder.

(22)

3.2 Welke verwachtingen hebben leerkrachten in het algemeen over

ouders?

Tabel 3-7 Thema ouderparticipatie

A.

Uitstralen dat we het samen moeten doen

B. Meehelpen met aktiviteiten C. Duideljkheid regels/beleid school D. Medezeggenschap Leerkracht gr.2 A B C Leerkracht gr.6 A C Leerkracht gr.8 A B C

Analyse van tabel 4-7. Deze tabel geeft de data weer over wat leerkrachten belangrijk vinden in de samenwerking met ouders.

Alle respondenten spreken bij onderdeel A uit dat ze verwachten van ouders dat er een houding is van samenwerken. Er wordt door alle 3 de respondenten gesteld dat ze zonder die samenwerking zelfs niets kunnen bereiken: “Ik zeg altijd ik kan heel goed

werken met moeilijke kinderen als ik maar een goed contact met de ouder heb daarover. Dat je weet, dat je het samen doet.” Onderdeel B wordt door 2 van de 3

leerkrachten genoemd. Over het naleven van de regels en het beleid van school, onderdeel C, zijn de respondenten het eens en hechten daar erg aan voor een goede samenwerking: “Ik vind dat de ouders de regels van school moet respecteren.” en “Ik

verwacht dat ouders de regels van school naleven.” Er wordt door een respondent het

volgende gezegd: “Ik verwacht onvoorwaardelijke steun van een ouder aan de

leerkracht. Er zal heus wel eens iets zijn waar je over moet praten maar de leerkracht heeft de steun van de ouder nodig”. Opvallend is dat onderdeel D over

medezeggenschap door geen van de leerkrachten wordt genoemd.

Tabel 3-8 Thema communicatie tussen school en ouders

A. Betrokkenheid over leerprestatie en gedrag B. Betrokkenheid over gebeuren op school C. Laagdrempelig-heid t.o.v. ouders

D.

Bijdrage thuis aan leerprestatie E. Vertrouwen in school Lkr. gr. 2 A B C D E Lkr. gr. 6 A C D E Lkr. gr.8 A B C D E

Analyse van tabel 4-8. Deze tabel geeft de data weer op de vraag wat leerkrachten belangrijk vinden in de communicatie tussen ouders en school.

(23)

Op bijna alle punten m.b.t. de communicatie, onderdeel A, C, D en E, verwachten de respondenten hetzelfde van ouders namelijk betrokkenheid. Leerkrachten vinden dat belangrijk en werken daar hard aan. Ze proberen op diverse manieren informatie te verstrekken. Bijvoorbeeld door in de weekfolder te schrijven wat er in de klas gebeurt: ”Dat zo die betrokkenheid een beetje vergroot wordt dat ze ook eens in de

klas komen kijken van hoe ziet het eruit en wat doen de kinderen.” Of door het

houden van informatie avonden. Tijdens deze informatieavond wordt ook aan laagdrempeligheid gewerkt: “In die zin van mensen is er wat, loop er niet mee rond,

ga er niet bij het hek over praten maar kom naar me toe. Ik kan ook iets verkeerd gedaan hebben, loop even binnen maak een afspraakje.” Wat opvalt is dat een

respondent verwacht dat ouders er gewoon zijn bij de informatieavond: “Als ze niet

komen, het is niet de bedoeling dat ik een rondje ga bellen”. Er wordt aan vertrouwen

gewerkt: “Dat ze je ook zodanig vertrouwen dat als zij denken dat je er als leerkracht

volledig naast zit met hun kind dat ze dan ook bij je komen om daar over met je te praten. We willen conflicten voorkomen.”

Tabel 3-9 Thema goed sociaal klimaat.

A.

Het goede voorbeeld geven B.

Kinderen aanspreken op hun gedrag

C.

Werken aan positieve houding jegens regels van school

Leerkracht gr. 2 A B C

Leerkracht gr. 6 B C

Leerkracht gr. 8 A B C

Analyse van tabel 4-9. Deze tabel geeft de data weer op de vraag wat de leerkracht belangrijk vindt in de bijdrage van ouders aan een goed sociaal klimaat op school. De meeste leerkrachten verwachten van ouders dat ze het goede voorbeeld geven: “Niet al blèrend binnenkomen.” Ze verwachten allemaal dat ouders hun kinderen aanspreken op hun gedrag: “Ik verwacht dat de ouders me supporten als ik kinderen

op hun gedrag heb aangesproken.” Alle respondenten zien het positief ondersteunen

door ouders van de regels van school als mogelijkheid om mee te werken aan een goed sociaal klimaat. Leerkrachten verwachten deze houding van ouders.

(24)

Tabel 3-10 Thema pedagogische verantwoordelijkheid

A.

Samen met lkr. een oplossing zoeken

B.

Kind thuis aanspreken op gedrag

C.

Samen extern hulp zoeken

Leerkracht gr. 2 A C

Leerkracht gr. 6 A B C

Leerkracht gr. 8 A B C

Analyse van tabel 4-10. Deze tabel geeft de data weer op de vraag wat de leerkracht belangrijk vindt in de bijdrage van ouders bij voortdurend probleemgedrag van hun kind.

Alle respondenten geven bij onderdeel A aan dat ze verwachten dat ouders samen met de leerkracht zoeken naar een oplossing bij probleemgedrag in de klas: “Het is een

gezamelijk probleem dus samen zoeken wat een plan is om het probleem op te

lossen.” Respondenten van groep 6 en 8 vinden onderdeel B belangrijk. De leerkracht

van groep 2 heeft onderdeel B niet aangegeven wat opvallend is. Wanneer de school samen met de ouders niet tot een oplossing van het probleemgedrag komt, vinden respondenten het belangrijk en verwachten ze ook medewerking van de ouders om met behulp van externe hulp een oplossing te zoeken: “En blijkt dat er gewoon echt

iets is en we er niet uitkomen, dat we verder willen kijken, dat ouders dan meewerken.”

Tabel 3-11 Thema bewustzijn verschil thuis/schoolsituatie

A. Betreffende uitgestelde aandacht

B.

Op het gebied van zelfstandigheid

C.

Op de manier hoe je met elkaar omgaat

D.

Op het gebied van luisteren

Leerkracht gr. 2 A B C D

Leerkracht gr. 6 A B D

Leerkracht gr. 8 A B C

Analyse van tabel 4-11. Deze tabel geeft de data weer op de vraag of leerkrachten verwachten dat ouders zich bewust zijn dat er op school andere eisen aan het kind worden gesteld dan thuis.

Bij onderdeel A en B hebben alle respondenten aangegeven dat ze verwachten dat ouders zich bewust zijn dat op het gebied van uitgestelde aandacht en zelfstandigheid er op school andere eisen worden gesteld dan thuis: “Ik vind wel dat ouders zich

moeten realiseren dat je meerdere kinderen in de klas hebt en dat de kinderen bv. wel zichzelf een beetje moeten kunnen aankleden als ze op school komen.” Op de 2 andere

(25)

onderdelen geven 2 van de 3 leerkrachten aan te denken dat ouders zich dit bewust zijn.

Een respondent geeft bij onderdeel C het volgende aan over bewustzijn over de manier hoe je met elkaar omgaat: “Sommige ouders die kijken zo naar hoe het kind

thuis is en willen zich niet voorstellen dat er in een groep met andere kinderen ander gedrag bij hun kind naar boven komt en dat er op school andere verwachtingen aan gedrag gesteld worden. Dat geeft lastige gesprekken.”

3.3 Hoe ervaren ouders en leerkrachten de inhoud van een gesprek

over probleemgedrag bij leerlingen?

Tabel 3-12 Antwoord ouder (met) groep 27 Antwoord lkr. groep 2 Antwoord ouder (met) groep 6 Antwoord lkr. groep 6 Antwoord ouder (met) groep 8 Antwoord lkr. groep 8 1.Heldere formule-ring van probleem

Ja Ja Ja Ja Ja Ja

2. Frequentie gedrag

Ja Ja Ja Ja Ja Ja

3. Gevolgen gedrag Ja Redelijk Ja Ja Ja Ja

4. Helderheid ondernomen akties door lkr. Ja Redelijk, nog niet genoeg handvatten

Ja Ja Ja, maar wrok Ja

5. Reakties kind Ja Redelijk, nog niet genoeg handvatten

Ja Ja Ja Ja

6. Herkenning gedrag bij ouder

Ja, eerst helemaal van he ? Ja, eerst overdonderd, nu steeds meer

Ja, absoluut Ja Ja Ja,

uiteinde-lijk wel 7. Samen zoeken naar oplossing Ja Ja, onderzoek gestart Ja, er is gestart Ja, er is een begin gemaakt. Ja Ja 8. Oplossing gevonden

Ja, mee bezig Nog niet duidelijk

Nog niet Nog niet Ja, wel laat Ja

9. Voldoende tijd voor gesprek

Ja Ja Ja Ja Ja Ja

(26)

Analyse tabel 4-12.

De algemene indruk van deze tabel is dat er veel dezelfde ervaringen zijn omtrent de inhoud van de gevoerde gesprekken.

Bij groep 2 zitten er tussen de respondenten bij item 3, 4,5 en 8 verschillen. Bij item 3 gaf de leerkracht als reden voor haar antwoord aan dat ze nog niet kon overzien wat dit gedrag voor consequenties had voor de verdere schoolloopbaan van het kind. Bij item 4 en 5 gaf de leerkracht aan dat ze redelijk heeft geantwoord omdat ze nog niet genoeg handvatten heeft om adequaat op het gedrag te reageren. Wat opvalt is dat de ouder dit niet zo ervaart. De leerkracht van groep 2 gaf daarnaast aan dat de ouder overdonderd was door wat de leerkracht over het gedrag vertelde. De ouder gaf het zelfde antwoord en vertelde dat ze later steeds meer herkende van het gedrag wat de leerkracht had beschreven. De leerkracht geeft bij item 7 aan dat er een onderzoek loopt. De ouder ervaart dit blijkbaar al als een oplossing want die geeft ja als antwoord. Voor de ouder is alles duidelijk. Dat geldt niet voor de leerkracht, zij zit nog met vragen.

Bij groep 6 zijn de respondenten het helemaal met elkaar eens.

Er zitten verschillen tussen deze respondenten. De ouder van groep 8 was niet

helemaal tevreden en heeft kritische kanttekeningen gemaakt. Zij heeft ja geantwoord bij item 4 en geeft daarbij aan dat ze teleurgesteld is in de leerkracht omdat die haar afspraken niet genoeg is nagekomen. Uit het interview met deze ouder blijkt dat de leerkracht daar excuus voor heeft aangeboden. De leerkracht van groep 8 gaf bij item 6 aan dat de ouder uiteindelijk wel inzicht had in het gedrag van het kind, de ouder had op deze vraag meteen met ja geantwoord. Bij groep 8 hebben ouder en leerkracht wel een oplossing gevonden, de ouder geeft echter aan dat ze eerder aandacht had willen hebben voor het probleem en dat de oplossing wel laat is.

Het valt op dat alle ouders het probleemgedrag van hun kind herkennen (item 6). Bij item 7 geven alle respondenten aan dat ze in samenwerking hebben gezocht naar een oplossing voor het probleemgedrag. Ook deze data vallen op. Het effect van de gesprekken is dus positief. Men is het met elkaar eens dat er probleemgedrag is en er bestaat bij alle ouders bereidheid om mee te werken aan een oplossing.

(27)

3.4 Hoe ervaren ouders en leerkrachten de sfeer en elkaars

opstelling tijdens een gesprek over probleemgedrag bij

leerlingen?

Tabel 3-13 Antwoord ouder (met)8 groep 2 Antwoord lkr. groep 2 Antwoord ouder (met) groep 6 Antwoord lkr. groep 6 Antwoord ouder (met) groep 8 Antwoord lkr. groep 8 1. Ging opbouwen vertrouwensband goed

Ja Ja Ja Redelijk Ja Redelijk, niet

makkelijk 2. Kon de leerkracht empathie opbrengen Ja Ja Ja Ja Een beetje Ja 3. Objectiverende houding Ja Ja Ja Ja Een beetje, mijn dochter zat fout. Ja 4. Luisterhouding Ja Ja Ja Ja Ja Ja 5. Leerkracht: Motiverende gesprekstechniek kunnen toepassen Ouder: heeft leerkracht belang van aanpakken probleem aangegeven

Ja, ik was eerst van wat gebeurt me nou?! Ja Ja Ja Ja Ja 6. Samenwer-kingsinstelling naar lkr/ouder Ja Ja Ja Ja Ja Ja 7. Aanspreken eigen kracht ouders Ja Ja Ja Een beetje Ja Ja Analyse tabel 4-13.

Ook bij deze tabel is de algemene indruk dat er veel overeenkomsten zijn tussen de ervaringen van de respondenten.

Dit geldt helemaal voor de respondenten van groep 2. De leerkracht, pas 2 jaar afgestudeerd, geeft spontaan aan dat ze vindt dat er op school blijvend aandacht moet worden besteed aan communicatieve vaardigheden.

Wat opvalt bij de respondenten van groep 6 is dat de leerkracht aangeeft dat het opbouwen van de vertrouwensband redelijk verliep maar dat de ouder daar blijkbaar

(28)

niets van heeft gemerkt, de ouder antwoordde dat het goed verliep. Bij het gesprek over probleemgedrag had de leerkracht, bleek in het interview wat reserve t.o.v. de ouder vanwege informatie die de leerling hem had toevertrouwd. Ook bij item 7 is er verschil. De ouder heeft aan dat de leerkracht geloof had in hem als ouder. De leerkracht gaf aan dat dit hem moeite kostte. De leerkracht heeft het gesprek zo gevoerd dat de ouder tevreden is over het gesprek.

Bij het gesprek tussen de respondenten van groep 8 is het minste overeenstemming. De start van het gesprek lijkt moeizaam te zijn geweest: “Ze gaven me toen niet een

preek maar het is een schreeuw van de leeuw geweest. Ze hebben echt een schreeuw van de leeuw uit gegeven en denk maar dat je het moeilijk hebt als je 16 van die draken hebt. Ik neem het ze ook niet kwalijk, absoluut niet”. De ouder geeft bij item 2

aan dat de leerkracht weinig empathie voor het kind kan opbrengen omdat zoals bij item 3 naar voren komt, het gedrag van het kind negatief was. De ouder had hier begrip voor maar vond dat er ook naar het gedrag van andere kinderen moest worden gekeken. “Maar als je aan juf vraagt om de andere kant van het verhaal en je dan zo

danig een uitbrander krijgt omdat juf het niet meer aan kan omdat er zoveel dingen gebeuren , vind ik best hinderlijk”. In de loop van het gesprek zijn de partijen tot

elkaar gekomen. Wat opvalt is dat de respondent wel aangeeft vertrouwen te hebben in de leerkracht (item 1) en dat de leerkracht aangeeft vertrouwen te hebben in de kracht van de ouder (item 7).

Wat opvalt is dat alle ouders vertrouwen hadden in de leerkrachten, dat er goed naar elkaar geluisterd is en dat het voor alle ouders duidelijk was wat het belang was van het aanpakken van het probleemgedrag. De samenwerkingsinstelling was goed. De respondenten hebben de sfeer en elkaars opstelling hoofdzakelijk positief

(29)

3.5 Hoe ervaren ouders en leerkrachten de sfeer en elkaars

opstelling tijdens een gesprek, wat niet over probleemgedrag bij

leerlingen gaat?

Tabel 3-14 Antwoord ouder groep 2 Antwoord lkr. groep 2 Antwoord ouder groep 6 Antwoord lkr. groep 6 Antwoord ouder groep 8 Antwoord lkr. groep 8 Ging opbouwen vertrouwensband goed Ja Ja Ja Redelijk Ja Ja Kon de leerkracht empathie opbrengen

Ja Ja Redelijk Een beetje Ja Ja

Objectiverende houding Ja Ja Ja Ja ja Ja

Luisterhouding Ja Ja Ja Ja Ja Ja

Vraag alleen voor lkr. Motiverende gesprekstechniek kunnen toepassen Ja Ja Ja Samenwerkingsinstelling naar lkr/ouder

Ja, wil eigen idee inbrengen

Ja Ja Ja Ja Ja

Aanspreken eigen kracht ouders

Ja Ja Ja Ja Ja Ja

Analyse van tabel 4-14.

Ook bij deze vragen zitten er grote overeenkomsten tussen de respondenten. De respondenten van groep 2 zijn het helemaal met elkaar eens. De ouder geeft spontaan aan, op de vraag hoe de samenwerkingsinstelling is, dat ze meer inbreng op school wil voor ideeën van ouders.

Wat opvalt bij de respondenten van groep 6 is dat de leerkracht aangeeft dat het opbouwen van de vertrouwensband redelijk verliep maar dat de ouder daar blijkbaar niets van heeft gemerkt want hij antwoordt dat het goed ging. Het feit dat de

leerkracht niet volledige empathie had voor de ouder is de ouder niet ontgaan. Zij gaf in het interview aan dat zij misschien te gevoelig was voor de dingentjes waar haar kind mee zat en dat de leerkracht wat relativerender was. Voor de rest is het gesprek naar tevredenheid verlopen.

De respondenten van groep 8 hebben beiden dezelfde positieve ervaringen over het gesprek.

(30)

3.6 Welke verbeterpunten zijn er voor communicatie tussen ouders

en leerkrachten?

Een van de ouders met kinderen met probleemgedrag, uit groep 2, vindt de overdracht van informatie over het kind een verbeterpunt. De ouder uit groep 6 vindt dat de leerkracht meer informatie aan ouders moet geven over wat ze van de ouders

verwachten bijvoorbeeld op het gebied van zelfstandigheid. Als tweede verbeterpunt geeft deze ouder aan dat ouders eerder geïnformeerd moeten worden als er problemen zijn met het gedrag van het kind. De ouder van groep 8 geeft dit ook als verbeterpunt aan. Daarnaast vindt deze ouder dat leerkrachten, ook bij stress, ouders respectvol moeten blijven benaderen en dat leerkrachten zich ook aan gemaakte afspraken moeten houden. Als laatste geeft deze ouder aan dat leerkrachten zich bewust moeten zijn dat als ze niets van zich laten horen over problemen, ze ook niet kunnen

verwachten dat ouders daarvan weet hebben.

Bij het analyseren van deze verbeterpunten valt op dat 2 van de ouders met kinderen met probleemgedrag als verbeterpunt aangeven eerder geïnformeerd te willen worden over het probleemgedrag: “ Het was eerder niet aan de orde, tenminste nu is het dan

een klassenprobleem geworden”. Tevens valt op dat ouders van leerkrachten

verwachten dat ze aan de bel trekken als er iets is: “ Als ouders niets horen gaan ze

ervan uit dat alles goed gaat.” Een ouder geeft aan dat leerkrachten meer hun

verwachtingen naar ouders moeten uitspreken dat ouders zich niet altijd bewust zijn van wat er van hen verwacht wordt. Daarnaast wordt als verbeterpunt aangegeven dat leerkrachten zich respectvol moeten opstellen en net als ouders zich aan afspraken moeten houden. Dit laatste is een ernstige opmerking. Uit het interview blijkt dat de leerkracht excuses heeft aangeboden voor de foute gang van zaken en dat de

verhoudingen nu weer goed zijn.

De ouder van een kind zonder probleemgedrag uit groep 2 vindt meer inbreng voor eigen ideeën van ouders een verbeterpunt. Zij vindt dat beide partijen hierdoor nader tot elkaar komen en zich meer bewust worden dat samenwerking belangrijk en waardevol is. Deze ouder signaleert ontkenning van negatief gedrag van een kind, door de eigen ouder. Zij vindt dat ouders door dit gedrag de communicatie met de leerkracht verstoren. Ook de ouder van groep 6 heeft kritiek op ouders. Zij vindt dat ouders te vaak kletsen bij het hek wat niet zorgt voor oplossingen en vindt dat ouders meer naar de leerkracht moeten gaan met hun vragen en/of opmerkingen. Deze ouder vindt dat betere informatie, in dit geval over een vertrekkende leerkracht, de

communicatie tussen ouders en school verbeterd. De ouder van groep 8 geeft ook aan dat ouders door verandering in hun gedrag kunnen bijdragen aan een betere

comunicatie. Zij heeft ervaren dat ouders zich ook niet altijd aan de regels van school houden. Als laatste verbeterpunt wordt het tijdig signaleren van problemen en het beter luisteren en samenwerken met ouders door deze ouder genoemd.

Wat bij de analyse van verbeterpunten die ouders met kinderen zonder

probleemgedrag aangeven opvalt, is dat alle respondenten de opstellingen van ouders noemen: “Sommige ouders hebben zoiets van mijn kind doet dat niet, nou, alle

kinderen doen wel eens wat en ze moeten het toch ook leren”. Dit is een verschil met

de respondenten van ouders met kinderen met probleemgedrag, bij die groep werd geen kritiek geuit op ouders. Twee ouders vinden dat er beter naar ouders geluisterd

(31)

moet worden en dat de samenwerking kan verbeteren. Wat opvalt is dat ook een ouder met kind zonder probleemgedrag aangeeft dat problemen op tijd gesignaleerd en gemeld moeten worden.

De leerkracht van groep 2 vindt dat collega’s positiever zouden moeten staan t.o.v. ouders die iets in willen brengen op school. Ze vindt dat school aktiever ouders zou kunnen informeren op welk vlak zij een positieve inbreng kunnen leveren. Er zou ook eenplek gecreeërd moeten worden waar ouders met elkaar kunnen praten over hun ideeën. Als laatste punt om de communicatie te verbeteren geeft ze aan dat er blijvende aandacht moet zijn voor het oudergesprek en de communicatieve

vaardigheden. De leerkracht van groep 6 denkt dat het kennen van de regels en het beleid van school de communicatie kan verbeteren. Hij stelt voor om bij het begin van de schoolcarrière de regels en het beleid te laten ondertekenen. Deze leerkracht ziet het meeparticiperen van ouders als mogelijkheid om de communicatie te verbeterenen en ook hij noemt het oudergesprek als verbeterpunt. Hij wil graag een lijst met punten ter voorbereiding van een “moeilijk” gesprek. De leerkracht van groep 8 die tevens intern begeleidster is zoekt de verbeterpunten in de attitude van de leerkracht. Zij noemt aandacht voor het behouden van respect voor ouders waar een meningsverschil mee is en collega’s aanspreken op negatieve uitingen over ouders. Ze noemt daarnaast een goede verslaglegging van belang zodat er gesproken wordt vanuit feiten. Ook zij noemt de aandacht voor oudergesprekken.

Wanneer ik deze verbeterpunten analyse valt op dat door alle 3 de leerkrachten wordt aangegeven dat ze aandacht voor het oudergesprek willen. Door 2 leerkrachten wordt aandacht voor de inbreng van ouders genoemd als verbeterpunt. Er zou meer

informatie moeten komen over wat ouders kunnen inbrengen en leerkrachten zouden meer open moeten staan voor die inbreng. Interessant is dat een respondent oproept tot in contact blijven en respect blijven hebben voor ouders waar een meningsverschil mee is. Daarnaast geeft deze leerkracht als verbeterpunt aan dat collega’s elkaar zouden moeten aanspreken op negatief praten over ouders: “We kunnen heel goed met

elkaar benoemen wat die ouders verkeerd doen als je dat bv. hoort aan de lunchtafel. Daar moeten we voor waken met elkaar, het is zo makkelijk om te wijzen, he”.

3.7 Welke condities dragen bij aan samenwerking tussen ouders en

leraren op het punt van communicatie?

Vanuit bovenstaande analyses zijn de volgende condities te noemen. Allereerst aandacht en tijd voor ouders. Ouders hebben behoefte aan veel informatie en aan steun. Leerkrachten moeten zich hier bewust van zijn. Ten tweede willen ouders graag meedenken en meedoen op school. Een open samenwerkingsinstelling van beide partijen is hiervoor noodzakelijk. Ouders zijn zich weinig bewust van het verschil tussen eisen en verwachtingen in de thuis- en school situatie, men praat vanuit verschillende werelden. Meer informatie van leerkrachten hierover kan een derde conditie zijn die bijdraagt. Wanneer er sprake is van probleemgedrag willen ouders dit snel horen. Snel signaleren en melden aan ouders is een vierde en belangrijke

conditie. Als laatste de aanspreekcultuur. Wanneer de aanspreekcultuur binnen het leerkrachtenteam over ouders en hun opvoedvaardigheden open is heeft dat een positieve invloed op het beeld van ouders en de houding van leerkrachten. Dit verbeterd de participatie en communicatie met ouders.

(32)

4 Resultaten

In dit hoofdstuk geef ik de resultaten weer als opbrengst van de analyses die in het vorige hoofdstuk zijn gedaan. Ik doe dit aan de hand van de onderzoeksvragen (*zie hoofdstuk 2.4). De resultaten van een onderzoeksvraag worden per paragraaf

weergegeven.

4.1 Welke verwachtingen hebben ouders over leerkrachten/school?

Ouders verwachten dat ze welkom zijn op school en hechten aan duidelijkheid over het beleid en de regels van school. Ze willen graag meeparticiperen op school en verwachten dat ze worden betrokken. Ouders met een kind met probleemgedrag geven minder vaak aan dat ze meehelpen met aktiviteiten belangrijk vinden. Door één ouder wordt de medezeggenschapraad genoemd als vorm van ouderparticipatie. Alle respondenten verwachten m.b.t. het thema communicatie dat ze veel informatie krijgen en betrokken worden bij de school en de leerprestaties van hun kind. Goede communicatie met de leerkracht vinden de ouders waardevol. Lesgeven wordt door alle respondenten gezien als de belangrijkste taak van de leerkracht. Ouders

verwachten ook dat de leerkracht zorg draagt voor een goede sfeer in de klas. Contact onderhouden met ouders wordt door iedereen gezien als een belangrijke taak. Slecht 2 van de 6 ouders, één met kinderen met probleemgedrag en één met kinderen zonder probleemgedrag zien de leerkracht als medeopvoeder. Alle ouders verwachten dat de leerkracht werkt aan een goed sociaal klimaat. Ouders verwachten dat leerkrachten kinderen aanspreken op hun gedrag en werken aan hoe je met elkaar omgaat. Er is hierin geen verschil tussen ouders met kinderen met probleemgedrag en ouders met kinderen zonder probleemgedrag. Dat de leerkracht hierin een taak heeft door het goede voorbeeld te geven wordt door de helft van de respondenten genoemd, 2 ouders met kinderen zonder probleemgedrag en 1 ouder met kinderen met probleemgedrag. Bij het thema pedagogische verantwoordelijkheid hebben alle respondenten

aangegeven dat ze verwachten dat de leerkracht over probleemgedrag met het kind en zijn ouders praat. Alle ouders met kinderen met probleemgedrag hebben aangegeven steun en advies van de leerkracht belangrijk en waardevol te vinden. Externe hulp wordt door alle ouders met kinderen met probleemgedrag en door 2 van de 3 ouders met kinderen zonder probleemgedrag genoemd als middel om een oplossing te vinden voor het probleemgedrag. De mogelijkheid het kind van school te sturen wordt door geen enkele respondent genoemd. Opmerkelijk is dat bij het aanpakken van storend probleemgedrag 4 respondenten, allen uit de bovenbouw, 2 ouders met kinderen met probleemgedrag en 2 ouders met kinderen zonder probleemgedrag, spontaan

aangeven dat ze dit ook belangrijk vinden voor de hele groep. Ten aanzien van het thema bewustzijn van verschil in thuis en school situatie zijn zitten er verschillen in verwachtingen tussen ouders met kinderen met probleemgedrag en met kinderen zonder probleemgedrag. Ouders met kinderen met probleemgedrag denken minder vaak dan ouders met kinderen zonder probleemgedrag dat er op school andere eisen aan kinderen worden gesteld dan thuis. Dit geldt in het bijzonder bij het onderdeel uitgestelde aandacht en luisteren. Uitgestelde aandacht wordt door ouders met kinderen met probleemgedrag geen enkele keer genoemd, door ouder met kinderen zonder probleemgedrag 2 keer. Ouders met kinderen zonder probleemgedrag zijn zich

(33)

allemaal bewust van het feit dat er op school andere eisen aan luisteren wordt gesteld dan thuis. Bij de ouders met kinderen met probleemgedrag is dat er één.

4.2 Welke verwachtingen hebben leerkrachten van ouders?

Alle respondenten geven bij het thema ouderparticipatie aan dat ze willen

samenwerken met ouders. Ze verwachten hierin een positief houding van ouders. Hulp bij aktiviteiten als onderdeel van de participatie wordt door de meeste leerkrachten genoemd. Leerkrachten hechten erg aan onderschrijving en ondersteuning door ouders van de regels en het beleid van school. De

medezeggenschapsraad als vorm van ouderparticipatie wordt door geen enkele leerkracht genoemd. Alle leerkrachten verwachten op alle genoemde onderdelen van het thema communicatie, betrokkenheid van ouders. Zij doen hun best om d.m.v. het verstrekken van informatie en het winnen van vertrouwen die betrokkenheid te bewerkstelligen. Twee respondenten verwachten dat ouders bijdragen aan een goed sociaal klimaat door zelf het goede voorbeeld te geven. Ze verwachten allemaal dat ouders hun kind op negatief gedrag aanspreekt. Leerkrachten vinden het belangrijk en verwachten dat ouders de regels van school positief ondersteunen en op deze manier bijdrage aan een goed sociaal klimaat. Wanneer gedrag van kinderen probleemgedrag wordt, verwachten 2 respondenten dat ouders het kind hierop aanspreken. De

leerkracht van groep 2 noemt dit niet. Wanneer het gedrag voortduurt verwachten alle leerkrachten dat ouders met hen samenwerken om het gedrag ten positieve te keren, zij zien het als een probleem voor beide partijen. Wanneer hierbij externe hulp nodig is verwachten alle respondenten dat ouders daar hun medewerking aan verlenen. De respondenten verwachten allemaal dat ouders zich bewust zijn dat er op school andere eisen aan de kinderen worden gesteld. Alle leerkrachten noemen hierbij de onderdelen uitgestelde aandacht en zelfstandigheid.

4.3 Ervaringen van ouders en leerkrachten over de inhoud van het

gesprek over het probleemgedrag

De ervaringen over de inhoud zijn bij de respondenten op veel vlakken hetzelfde. De respondenten van groep 2 zijn het niet helemaal met elkaar eens. De ouder lijkt wat optimistischer dan de leerkracht. Voor de leerkracht is de oorzaak van het probleem nog niet duidelijk en daardoor de aanpak ook niet. Er is bij de respondenten van groep 6 op alle gebieden overeenstemming. Bij de respondenten van groep 8 is er op een paar punten wrijving. De ouder van groep 8 heeft kritische kanttekeningen gemaakt. Bij alle drie de gesprekken is het wel helder wat het gespreksonderwerp is. Ouders hebben een goed beeld gekregen van het probleemgedrag en herkennen dit en willen samen met de leerkracht een oplossing zoeken. Alle drie de gesprekken waren constructief.

4.4 Hoe ervaren ouder en leerkracht de sfeer en elkaars opstelling

tijdens hun gesprek over probleemgedrag?

Wat opvalt bij deze gesprekken is dat ondanks dat er verschillen in beleving zijn dit geen invloed heeft gehad op het doel van het gesprek. Er is in alle gevallen gezocht naar een oplossing voor het probleemgedrag van het kind.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

David en Shelly voeren een gesprek over hun relatie en Shelly komt tot de conclusie dat ze met David geen relatie meer wil. In versie 1 en versie 2 waren de eerste negen

doorbrengen, kinderen met andere kinderen kunnen samen spelen en/ of ouders andere ouders kunnen ontmoeten in de. aanwezigheid van

As the small outer radii of the mirrors suppress the higher order modes by increasing the diffraction losses, also the TE 11 mode will experience diffraction losses and these losses

rende cluster en betreft gedrag waarin de leidinggevende zich onzeker toont over de rol als leider, slecht is geor- ganiseerd en gestructureerd, en on- duidelijke instructies

Table 4 (on page 38) presents a univariate analysis of the cumulative abnormal returns (CARs) for each of the three sub-samples in my research – deals where acquirer is

For example, liposomes with anionic surface charge showed better penetration than those with cationic surface charge.18, 19 A similar phenomenon has been observed for gold nanorods

The involvement of the national level (the EA and DEFRA) in coastal and flood erosion management projects often depends on whether the project applies for national funding (Flood

Objective Objectives of this study were to determine (1) reference maximum standardized uptake values (SUVmax) for normal adrenal 18 F-DOPA tracer uptake and (2) the optimal