• No results found

De rol van seksisme in verkrachting, een cross-cultureel perspectief

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van seksisme in verkrachting, een cross-cultureel perspectief"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De rol van seksisme in verkrachting, een cross-cultureel

perspectief

- Ruby Smits -

Studentnummer: 10002327 Begeleider: Mark Spiering

Bachelorthese Klinische Psychologie 23 Juni 2014

(2)

Abstract

Dit literatuuroverzicht brengt de rol van seksisme in verkrachting over meerdere culturen in beeld. Twee vormen van seksisme tegen vrouwen worden onderscheiden. Goedwillend seksisme is ogenschijnlijk positief van toon, maar ondermijnend van aard. Vijandig seksisme is een ‘klassieke’ negatieve evaluatie van de vrouw. Oorzaken en gevolgen van seksisme zijn onderzocht. Religiositeit en fundamentalisme blijken van invloed te zijn op goedwillend seksisme. Geslacht en culturele omstandigheden dragen echter bij aan de sterkte van dit effect. Ondanks de verschillen in toon van de twee vormen van seksisme, blijken zij aanvullende vormen van elkaar te zijn van seksisme en van de instandhouding van een traditioneler rolverdeling. Vijandig seksisme kan namelijk gezien worden als een straf naar vrouwen die zich niet op een traditionele manier gedragen, goedwillend seksisme een beloning voor hen die dit wel doen. Uit angst voor die negatieve beloning door seksistische mannen, uiten vrouwen zelf ook meer goedwillend seksisme en gedragen vrouwen zich in een seksistische cultuur ook daadwerkelijk in een meer traditionele rol. Vrouwen die dit niet doen maken meer kans om schuldig te worden bevonden in een verkrachting door goedwillend seksistische mannen, terwijl vijandig seksisme in een man juist de neiging tot verkrachting voorspelde. Het onderzoeken van de invloed van seksisme op het daadwerkelijk voor komen van verkrachting tussen landen, blijkt grote uitdagingen te kennen door verschillen in wetgeving en stigmatisering.

Desalniettemin lijken midden en zuid Afrika risicogebieden te zijn voor het voor komen van seksisme en verkrachting.

(3)

Inhoudsopgave

1. Inleiding………..1

2. Paragraaf 1: De invloed van religie op seksisme……….5

3. Paragraaf 2: De invloed van seksisme op de gedachtes en het gedrag van vrouwen………...…...………...………...…………10

4. Paragraaf 3: De rol van seksisme in verkrachting……….18

5. Conclusie en Discussie………..25

(4)

Inleiding

In India heeft recentelijk (December, 2012) een groepsverkrachting plaats gevonden van een meisje in een stadsbus met dodelijke afloop. “Slachtoffer verkrachting India zelf schuldig” kopte de

Volksrant die de advocaat van de verdachten citeerde (Volkskrant.nl, 9 Januari 2013). “Een

verkrachting vindt namelijk niet plaats bij een respectabele dame”, was zijn uitleg. Opvallend is dat ook een Indiase politica van de Nationale Congrespartij zijn mening deelde; “sommige vrouwen hebben een verkrachting volledig aan zichzelf te wijten” (Ashra Mirje, Volkskrant.nl, 29 Januari, 2014). Pas na dit incident werd er een anti-verkrachting wet aangenomen (Nos.nl). De uitspraak van de advocaat reflecteert een mening die in India en zo veel meer landen heersende is. Verkrachting wordt vaak onterecht beschouwd als een misdrijf waarbij een onbekende dader de controle zou hebben verloren na het zien van de verlokking van een vrouw (Koss et al., 1994). Estrich (1986) haalt zaken aan waar deskundigen een onderscheid maken tussen echte en een onechte verkrachting, “zoals bij vrouwen die er om vragen en krijgen wat ze verdienen”. In gevallen waarbij de verkrachting niet ‘echt ’is, niet overduidelijk, bijvoorbeeld wanneer het gebeurt door een vreemde of zonder veel fysiek geweld schiet het juridisch systeem vaak tekort. Zo is er vaak bewijs nodig van fysiek letsel om het ontbreken van toestemming aan te tonen. In Arabische landen zijn deze tekortkomingen vaak (bewust) nog groter (Abdalla, 1996). Zo stelt het Sudanese recht dat verkrachting alleen aan te tonen is door middel van vier mannelijke getuigen (Samuels & Feldmeth, 2010). Daarnaast is de

stigmatisering van verkrachting in deze gebieden groot, vrouwen die verkracht zijn worden als onrein gezien en verafschuwt (Heise et al., 1994). Hierdoor is de onderrapportage groot.

De cijfers zijn zo dat ongeveer één op de zeven vrouwen in de Verenigde Staten ooit in haar leven verkracht is (Tjaden & Thoennes, 2000). Slechts 16 tot 20 procent van de vrouwen meldt dit bij de politie (Kilpatrick et al., 1992, aangehaald in Wolitzky et al., 2011). Uit onderzoek in Zuid-Afrika bleek dat 37 procent van de Zuid-Afrikaanse mannen ooit iemand verkracht heeft (Jewkes, 2013). Er zitten 1.500 Pakistaanse vrouwen in de gevangenis, omdat ze seks buiten hun huwelijk hebben

(5)

gehad, onder andere wegens verkrachting (Human Rights Watch, 1992). Verkrachting wordt ook in oorlog massaal ingezet, als teken van macht en dominantie, zo werd onder en door het Pol Pot regime in Cambodja 53 procent van de destijds inwonende vrouwen verkracht (Koss et al., 1994). Dit zijn zaken die nog steeds spelen in de wereld.

Verkrachting is niet afgebakend als slechts een incidenteel juridisch misdrijf. Feministische groeperingen dragen bij aan het verschuiven van het perspectief op verkrachting als een geïsoleerde kwestie naar een kwestie van gezondheid en mensenrechten (Bunch, 1991, aangehaald in Koss et al., 1994). Verkrachting is een uiting van een dieper, onderliggend construct, namelijk

genderongelijkheid, ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, waarin de vrouw vaak structureel een ondergeschikte rol bekleedt. Het global gender gap report (GGGR, Hausmann, 2008) rapporteert dat er in geen enkel land ter wereld gelijkheid is tussen mannen en vrouwen (Hausmann, Tysen & Zahidi, 2008). Onderzoeken publiceren cijfers waarin blijkt dat vrouwen twee-derde van alle werkuren ter wereld werken, maar slechts 10% van het wereldinkomen bezitten (United Nations Human Rights, www.ohchr.org). De ongelijkheid is het grootst in de politieke sector, in veel landen is de politieke bekleding door vrouwen laag, blijkt uit de GGGR. De genderongelijkheid in het algemeen blijkt het grootst in Arabische en sub-Saharische landen (niet Arabische landen in Afrika, voornamelijk midden en zuid Afrika) (GGGR, Hausman, 2008). Meer dan de helft van de Arabische vrouwen is analfabetisch en deze regio bevat werelds laagste aantal in de beroepsbevolking participerende vrouwen (DeJong, et al., 2005). Vaak komt dit voort uit de traditionele opvatting dat vrouwen toegewijd moeten zijn aan hun huis en kinderen (Abdalla, 1996).

De gevonden ongelijkheid op verschillende vlakken reflecteert de ondergeschikte positie van de vrouw. Ideologieën over het vrouwelijke geslacht als ondergeschikt blijken inderdaad

genderongelijkheid in stand te houden en te reflecteren (Glick et al., 2000). Verschillende culturen en religies houden verschillende traditionele ideologieën aan. Zo stellen Bedouin waardes dat de familie eer afhankelijk is van de kuisheid van de vrouw, waardoor zij vaak op een manier fysiek afgezonderd

(6)

worden (Abdalla, 1996). Een verslag van UN Human Rights (2009) geeft weer dat deze verstoorde verhoudingen vaak zelfs wettelijk zijn vastgelegd. In sommige landen hebben vrouwen, in

tegenstelling tot mannen, niet de vrijheid te dragen wat ze willen of auto te rijden. Daarnaast toont de UN Human Rights dat de meeste wetten in diverse landen met betrekking op het gezinsleven, het ontnemen van vrouwelijke rechten betreffen. Met als extreme vormen geen recht hebben om een huwelijk te weigeren in geval van uithuwelijking, geen eigen recht op echtscheiding en het recht van de man op polygamie. Wetten die expliciet ‘Gehoorzaamheid van de vrouw’ stellen zijn nog steeds van kracht in vele staten. Dit alles weerspiegelt mannelijk dominantie.

Bovengenoemde ongelijkheid is een vorm van seksisme te noemen, discriminatie op grond van geslacht (Van Dale), in dit geval de vrouw. Glick en Fiske (1996) brengen echter een nuance aan in deze definitie van seksisme. Zij stellen namelijk dat seksisme vaak geconceptualiseerd wordt als een reflectie van vijandigheid naar vrouwen en vonden dat hiermee een ander aspect van seksisme genegeerd werd, namelijk uitspraken en gedragingen die subjectief positief van toon zijn, maar uiteindelijk ook een vorm van ondermijning van de vrouw zijn. Zodoende ontwikkelden zij een multidimensionale definitie van seksisme. Aan de ene kant het ‘klassieke’ vijandig seksisme, deze bevat negatieve evaluaties en definities over de vrouw (“vrouwen zijn inferieur aan mannen”). Aan de andere kant goedwillend seksisme, attitudes tegen over vrouwen die stereotypisch zijn en de vrouw in een bepaalde rol neerzetten die ogenschijnlijk positieve toon hebben, maar ondermijnend van aard zijn (“vrouwen moeten door mannen beschermd en onderhouden worden” en “vrouwen zijn seksueel puur” “Een goede vrouw moet op een voetstuk geplaatst worden door een man”). Glick en Fiske (1996) vonden dat deze twee vormen sterk met elkaar samenhangen en zien het als

aanvullingen van elkaar. Het houden van deze twee standaarden, vijandig en goedwillend seksisme wordt ambivalent seksisme genoemd. Hoewel seksisme in de algemene definitie zowel tegenover vrouwen als tegenover mannen kan zijn, definiëren Glick en Fiske seksisme alleen als seksisme tegenover vrouwen. Aangezien in dit literatuuroverzicht deze vorm van seksisme van belang is, wordt vanaf nu de term seksisme gehanteerd voor seksisme tegenover vrouwen.

(7)

Het blijkt dat genderongelijkheid over de hele wereld bestaat. Het is echter wel zichtbaar dat dit in sommige landen extremere vormen aanneemt dan in andere landen. Een belangrijk verschil tussen culturen en landen is religie. Sommige delen van religieuze teksten dragen bij aan een traditionele rolverdeling voor mannen en vrouwen (Meghan, Burn en Busso, 2005). Het is mogelijk dat de mate van religiositeit invloed heeft op het seksisme van de mens. Om te bekijken welke rol seksisme kan spelen in verkrachting is het van belang te onderzoeken wat een mogelijke oorzaak is van het ontstaan van seksisme in een cultuur. Om deze reden staat in dit literatuuroverzicht in de eerste paragraaf beschreven welke bijdrage religie levert aan seksisme.

Volgens Glick en Fiske (1996) draagt goedwillend seksisme bij aan de instandhouding van genderongelijkheid. Goedwillend seksisme heeft echter vaak een subjectief positieve toon. Door veel mensen wordt deze vorm van seksisme dan ook geaccepteerd of zelfs als positief ervaren.

Goedwillend seksisme kan zelfs gezien worden als een beloning voor de vrouw. Eerder onderzoek heeft namelijk aangetoond dat goedwillend seksistische attitudes ontstaan tegenover het ‘juiste’ type vrouw, de traditionele vrouw (e.g., huisvrouwen, seksueel zuivere vrouwen) en vijandig seksistische attitudes tegen niet traditionele of dominante vrouwen (e.g., feministen of carrière vrouwen) (Glick et al., 1997). Het is denkbaar dat vrouwen beïnvloedt worden door dit idee en zich traditioneler gedragen om op een dergelijke manier beloond te worden. Om te onderzoeken of seksisme kan verschillen in zijn uiting op verschillende type vrouwen wordt in dit literatuuroverzicht in paragraaf 2 onderzocht of bepaalde type vrouwen, traditioneel versus niet traditioneel, inderdaad anders geëvalueerd worden door mensen met seksistische attitudes. Daarnaast staat beschreven wat het effect is van deze evaluatie op het gedrag en attitudes van de vrouwen zelf.

Sommige vrouwen dragen zelf ook seksistische ideeën over vrouwen uit (Fischer, 2006). De

systeem-rechtvaardigingshypothese van Jost en Banaji (1994) kan een mogelijke verklaring bieden

voor het accepteren van seksisme van de vrouw zelf. Deze stelt dat men bestaande sociale regelingen (vaak die van de dominante groep) legitimeert, zelfs ten koste van persoonlijk of

(8)

groepsbelang. Dit gebeurt om de bestaande orde te behouden. Met andere woorden, tegen de stereotypen en negatieve evaluaties in gaan zorgt voor minder opschudding, iets wat voor sommige vrouwen misschien niet opweegt tegen de voordelen er van. Glick et al. (2000) suggereren echter dat het accepteren van seksisme van de vrouw een manier van zelfbescherming is tegen het seksisme van de man, de zelfbeschermingshypothese. Vrouwen, waaronder feministen, hebben grotere kans op een negatieve beoordeling dan traditionele vrouwen. Dit literatuuroverzicht onderzoekt deze

zelf-beschermingstheorie en de systeem-rechtvaardigingstheorie.

Zoals hierboven vermeld, wordt gesuggereerd dat verkrachting een uiting is van een dieper liggend construct, seksisme. Seksisme kent echter vele uitingen die allen tegen gegaan zouden moeten worden. Aangezien seksisme zo in een cultuur en maatschappij verworven is en het zoveel uitingen kent is het niet mogelijk alle mogelijke gevolgen van seksisme in dit literatuuroverzicht te onderzoeken. Verkrachting in verschillende landen is recentelijk enorm in opspraak gekomen en is een onderwerp waarvoor steeds meer aandacht komt. Daarnaast is de impact die verkrachting heeft op een persoon en de maatschappij enorm. Om deze reden zal in dit literatuuroverzicht uiteindelijk de invloed van seksisme op verkrachting over landen heen worden besproken.

In dit literatuuroverzicht wordt de vraag beantwoordt welke rol seksisme speelt in

verkrachting, waarbij aandacht wordt besteed aan culturele aspecten. Aangezien religie een grote rol speelt in verschillen tussen landen en binnen het individu wordt in paragraaf 1 de invloed van religie op seksisme beschreven. Na het in kaart brengen van mogelijke oorzaken van seksisme, wordt in paragraaf 2 de invloed van seksisme op de attitudes en het gedrag van de vrouw beschreven. Tot slot staat in paragraaf 3 beschreven wat de invloed is van seksisme op verkrachting.

Paragraaf 1: De invloed van religie op seksisme

Landen over de hele wereld verschillen sterk in de mate van ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Zoals in de inleiding beschreven, blijken Arabische en sub-Saharische landen de meeste

(9)

ongelijkheid weer te geven. De meeste landen in deze regio’s staan er om bekend erg religieus te zijn. Arabische landen zijn over het algemeen Islamitisch georiënteerd, sub-Saharische landen Christelijk (Brodd, 2003). Het land met de meeste geslachtsongelijkheid is Yemen geeft het GGGR weer, wat niet geheel toevallig tot één van de meest religieuze landen ter wereld behoort (Crabtree & Pelham, Gallup Poll, 2009). Noorwegen bevat de minste geslachtsongelijkheid, een land dat op zijn beurt tot één van de minst religieuze landen behoort. Daarnaast dragen verschillende religieuze teksten bij aan een patroon van dominantie van de man over de vrouw (Meghan, Burn en Busso, 2005). Om deze reden is het mogelijk dat religie een invloed heeft op het seksisme van de mens. In deze paragraaf wordt de invloed van religie op seksisme onderzocht. Er wordt verwacht dat een sterkere mate van religiositeit leidt tot meer seksisme.

Uit de inleiding bleek dat seksisme op te splitsen is tussen goedwillend en vijandig seksisme (Glick & Fiske, 1996). Het uitdragen van deze twee vormen van seksisme tegelijk wordt ambivalent seksisme genoemd. Om dit genuanceerde construct te kunnen onderzoeken, ontwikkelden Glick en Fiske (1996) de Ambivalent Sexism Inventory (ASI) (1996), een vragenlijst die de mate van ambivalent seksisme meet, gesplitst in de mate van goedwillend seksisme en de mate van vijandig seksisme. De vragenlijst bestaat uit 140 stellingen, waarvan respondenten aan kunnen geven in hoeverre ze het er mee eens of oneens zijn, op een schaal van 0 (sterk oneens) tot 5 (sterk eens). De vragenlijst bevat stellingen als “een vrouw hoort niet succesvoller te zijn in haar carrière dan haar man” (een

voorbeeld waarin vijandig seksisme gemeten wordt) en “elke vrouw zou een man moeten hebben op wie zij kan steunen in moeilijke momenten” (een voorbeeld van goedwillend seksisme). Aangezien de ASI de enige vragenlijst is dusver die goedwillend seksisme onderscheidt van vijandig, is dit een veelgebruikt meetinstrument in de besproken onderzoeken in dit literatuuroverzicht.

Dat het geloven in een religie van invloed kan zijn op seksisme blijkt uit onderzoek van Glick, Lamerias en Castro (2002). In deze studie vulden 1003 deelnemers de ASI in, die de mate en vorm van seksisme mat. Daarnaast werd gemeten of de deelnemers gelovig waren of niet. Uit de

(10)

resultaten bleek dat mensen die religieus waren een hogere mate van goedwillend seksisme lieten zien, dan niet religieuze mensen. Opvallend was dat voor het vijandig seksisme geen effect werd gevonden. Later in deze paragraaf wordt hier een verklaring voor gegeven. Uit dit onderzoek blijkt dat religie een voorspellers is voor de mate van goedwillend seksisme.

In het bovenstaande onderzoek is slechts gekeken naar het geloven in een religie, geen schaal in de sterkte van dit geloof. Het is echter denkbaar dat niet zozeer het geloven ja of nee bepalend is voor de mate van seksisme, maar eerder het fundamentalisme van een geloof.

Fundamentalisme wordt gedefinieerd als een strenge geloofsovertuiging, waarbij teruggegaan wordt naar het fundament, de bron (www.encyclo.nl). Het blijkt namelijk dat enkele passages uit

verschillende religieuze teksten suggestief zijn voor seksisme en het uitdragen van traditionele rollen voor mannen en vrouwen (Meghan, Burn en Busso, 2005). Dit blijkt bijvoorbeeld uit verschillende passages uit de Bijbel; “Dat Christus het Hoofd is eens iegelijken mans, en de man het hoofd der

vrouw” (Korintiërs 11:3, www.online-bijbel.nl), “Desgelijks gij vrouwen, zijt uw eigenen mannen onderdanig…” (Petrus 3:1, www.online-bijbel.nl) en uit de Koran: “De mannen zijn de toezichthouders over de vrouwen omdat Allah de één boven de ander bevoorrecht heeft en omdat zij van hun

eigendommen uitgeven (aan de vrouwen). En de oprechte vrouwen zijn de gehoorzame vrouwen en zij waken (over zichzelf en de eigendommen) in de afwezigheid (van haar man), zoals Allah ook waakt. En wat betreft hen (echtgenotes) waarvan jullie ongehoorzaamheid vrezen: vermaant hen, (als dat niet helpt) negeert hen (in bed) en (als dat niet helpt) slaat hen (licht). Indien zij jullie dan gehoorzamen: zoek dan geen voorwendsel (om hen lastig te vallen)” (An-Nisā 4:34, Koran.nl).

Klaarblijkelijk dragen delen van deze geschriften bij aan het patroon van de dominantie van de man over de vrouw.

Burn en Busso (2005) onderzochten de invloed van religie en dit fundamentalisme op seksisme. In dit onderzoek werd bij 504 studenten de mate van godsdienstigheid en hun

fundamentalisme gemeten. Het fundamentalisme werd gemeten aan de hand van een vragenlijst, de

(11)

Bijbelse Letterlijkheid Schaal. Vervolgens werd de mate en vorm van seksisme gemeten aan de hand van de ASI. Uit de resultaten bleek dat deelnemers die meer religieus waren meer goedwillend seksisme lieten zien. Daarnaast bleek de mate van fundamentalisme hierbij een rol te spelen. Deelnemers met een grotere mate van Bijbelse letterlijkheid lieten meer goedwillend seksisme zien dan mensen die de Bijbel minder letterlijk namen. Opvallend was dat er hier opnieuw geen relatie met vijandig seksisme gevonden werd. Deze studie laat zien dat het sterker geloven in een religie en meer fundamentalisme voorspellers zijn van goedwillend seksisme.

Fundamentalisme blijkt dus inderdaad van invloed te zijn op goedwillend seksisme.

Opvallend is dat hier opnieuw geen effect was van religie op vijandig seksisme. Het is mogelijk dat dit goedwillende seksisme een effectieve manier is om traditionele geslachtsrollen uit te dragen, gesteund door een religie, zonder veel weerstand op te roepen. In een westerse cultuur wordt vijandig seksisme namelijk inmiddels als zeer politiek incorrect gezien word en kan goedwillend seksisme onopgemerkt blijven (Glick, Lameiras & Castro, 2002). Bovenstaande onderzoeken zijn echter gebaseerd op deelnemers van redelijk westerse culturen, uit Spanje en uit de Verenigde Staten. Daarnaast waren zij allen Christelijk. Aangezien dit literatuuroverzicht seksisme over culturen heen bekijkt is het van belang te onderzoeken of het effect van fundamentalisme anders is wanneer er aandacht wordt besteed aan verschil in cultuur en religie.

De invloed van fundamentalisme op seksisme tussen verschillende culturen én religies blijkt uit het onderzoek van Hunsberger, Owusu en Duck (1999). Zij onderzochten 372 studenten uit Ghana en 817 studenten uit Canada. De deelnemers hadden verschillende religieuze achtergronden,

waarvan de meesten christelijk of moslim waren. De mate van fundamentalisme werd gemeten door middel van de religious fundamentalism (RF) scale. Daarnaast werd de mate van seksisme gemeten door de Sexist Attitutes Toward women (SATW) scale. De correlatie tussen deze twee werd bekeken. Resultaten lieten zien dat fundamentalisme van alle religies in zowel Canada als Ghana significant correleren met een seksistische attitude tegenover vrouwen. Opmerkelijk is echter dat in Ghana de

(12)

correlatie tussen fundamentalisme en seksisme hoger was voor Moslims dan voor Christenen, waar de correlatie zwak was. Deze specifieke correlatie in Canada is niet bekeken. Dit onderzoek toont dat fundamentalisme inderdaad invloed heeft op seksisme, maar dat dit effect kan variëren door andere factoren, zoals het soort religie en de culturele omstandigheden.

Dit onderzoek toont een opvallend resultaat van een sterkere correlatie tussen fundamentalisme en seksisme onder Moslims dan onder Christenen in een ontwikkelingsland, Ghana. Wellicht is de invloed van religie op seksisme afhankelijk van culturele omstandigheden. Glick et al. (2000) vonden de hoogste mate van seksisme ter wereld in drie Afrikaanse landen, Botswana, Nigeria en Zuid-Afrika. Hiervan is bekend dat er een grote economische en sociale instabiliteit heerst. Dit kan naast religie ook van invloed zijn op het seksisme. Het volgende onderzoek toont dat religie inderdaad niet in elk land en elke cultuur hetzelfde effect op seksisme heeft.

Kucinskas (2010) onderzocht de invloed van religie op seksisme in Egypte en Saoedi-Arabië. Beide landen werden gezien als traditionele Islamitische landen, die laag gerangschikt worden wat betreft genderemancipatie (UN Human Development 2005). Egypte werd echter gezien als duidelijk meer progressief dan Saoedi-Arabië, met een meer levendige sociale sfeer. Alle deelnemers waren Moslim en de mate van religiositeit werd bij hen gemeten. Daarnaast werd de mate van seksisme gemeten door een aantal vragen. Resultaten lieten opmerkelijk zien dat religieuze Egyptische

vrouwen minder seksistisch waren dan niet religieuze vrouwen, terwijl bij Saoedi-Arabische vrouwen er geen verschil werd gevonden tussen religie en seksisme. Het is opvallend dat religiositeit van de Egyptische vrouwen een negatief effect had op seksisme. Een reden hiervoor zou kunnen zijn dat een wat progressiever land, Egypte in vergelijking met Saoedi-Arabië, meer openheid en vrijheid

uitdraagt zodat vrouwen hun stem durven laten te horen en zich openlijker tegen seksisme durven uit te spreken. De onderzoeker weet dit effect in dit specifieke geval aan de opkomende vrouwen en vrouwen moskee bewegingen in Egypte. Een kanttekening hierbij zou kunnen zijn dat de deelnemers van het onderzoek geselecteerd waren als Moslim jongeren. In het onderzoek rapporteerden de

(13)

deelnemers echter hun zelf-vastgestelde religiositeit, door aan te geven of ze gelovig of niet

gelovig/overtuigd atheïst waren. Aangezien de deelnemers vooraf geselecteerd waren op hun religie, is het mogelijk dat de deelnemers die aangaven niet gelovig of atheïst te zijn, wel degelijk een religieuze achtergrond hebben en om die reden niet goed representatief zijn voor niet-gelovigen. Wellicht zou er een minder sterk effect gevonden worden tussen religie en seksisme wanneer de Egyptische vrouwen vergeleken werden met niet-religieuze Egyptische vrouwen. Hoewel in dit onderzoek bij de vrouwen geen of een omgekeerd effect werd gevonden, toonden gelovigere mannen zoals verwacht in beide landen meer seksisme dan niet gelovige mannen. Dit is

verklaarbaar, aangezien mannen op een manier baat kunnen hebben van deze schuine man/vrouw verhouding. De onderzoeker concludeerden dat er een invloed is van religie op seksisme, maar dat dit afhankelijk is van meerdere factoren, zoals geslacht en land. Een punt dat ter discussie gesteld kan worden bij dit onderzoek is dat in dit onderzoek de mate van seksisme gemeten is aan de hand van slechts een aantal vragen, in tegenstelling tot het gebruik van de ASI. Hierdoor is het mogelijk dat seksisme niet als hetzelfde construct gemeten is, wat ook een verklaring zou kunnen zijn voor het niet verwachte resultaat.

Het lijkt erop dat een religieuze achtergrond degelijk kan bijdragen aan seksistische opvattingen. Het blijkt echter dat veel meer factoren bijdragen aan de intensiteit van dit effect, de sterkte van het geloof, geslacht, het land en de cultuur waarin de persoon leeft. Naast mogelijke oorzaken van seksisme te onderzoeken, is het van belang te kijken naar de gevolgen die seksisme kan hebben. In de volgende paragraaf staat beschreven wat de invloed is van seksisme op de gedachten en het gedrag van de vrouw.

Paragraaf 2: De invloed van seksisme op de gedachten en het gedrag van de vrouw Zoals beschreven staat in paragraaf 1 hebben goedwillend en vijandig seksisme een andere werking. Er wordt gesuggereerd dat goedwillend seksisme een uiting is van vijandig seksisme zonder te veel

(14)

weerstand op te roepen. Deze paragraaf toont dat goedwillend seksisme vaak onopgemerkt blijft, geaccepteerd wordt en zelfs overgenomen wordt door vrouwen zelf, terwijl het een aanvullende vorm is van vijandig seksisme. Dat goedwillend en vijandig seksisme twee andere constructen zijn, die wel sterk met elkaar samen hangen blijkt uit het volgende omvangrijke cross-culturele

onderzoek.

Click et al. (2000) onderzochten grootschalig vijandig en goedwillend seksisme tussen culturen. Ten eerste werd in deze studie onderzocht of vijandig en goedwillend seksisme over culturen heen met elkaar samen hangen. Ten tweede werd onderzocht of vrouwen vaker

goedwillend seksistisch waren dan vijandig seksistisch, in vergelijking met mannen. Ten derde werd over culturen heen onderzocht of vrouwen meer goedwillend seksistisch waren in een cultuur waar de man zijn seksisme meer uitgesproken is. Tenslotte is in deze studie onderzocht of over culturen heen, goedwillend seksisme zowel als vijandig seksisme gerelateerd is aan objectieve maten van onderdrukking van vrouwen.

In deze studie onderzochten Glick et al. (2000) 15.000 personen uit 19 landen (alle continenten). Aan de hand van de ASI werd de mate en vorm van seksisme van de deelnemers gemeten. Daarnaast is gekeken naar de UN indexen van geslachtongelijkheid van de desbetreffende landen, door middel van de Gender-Related Development index (GDI) en de Human Development Index (HDI).

Uit de resultaten bleek ten eerste dat de hoogste mate van seksisme gevonden werd in Botswana, Nigeria , Zuid-Afrika en Cuba, (Glick et al., 2000). Drie van de vier landen met de hoogste mate van seksisme werden dus gevonden in midden en zuid Afrika. Dit komt overeen met de hoge ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in deze gebieden, beschreven in de inleiding. Ook de invloed van sociale en economische stabiliteit op seksisme beschreven in paragraaf 1 komt hierin naar voren, aangezien bovengenoemde landen een sterke mate van instabiliteit kennen. Uit de resultaten van het onderzoek van Glick et al. (2000) bleek daarnaast dat vijandig en goedwillend

(15)

seksisme over culturen heen met elkaar correleren. De onderzoekers concludeerden dat vijandig en goedwillend seksisme aanvullende vormen zijn van seksisme. Op welke manier zij elkaar aanvullen staat later in deze paragraaf beschreven. Verder bleek dat vrouwen vaker goedwillend seksistisch waren dan vijandig seksistisch in vergelijking met mannen. Dit verschil bleek nog sterker te zijn in een cultuur waar de man zijn seksisme meer uitgesproken is. De onderzoekers suggereerden dat het uitdragen van goedwillend seksisme van de vrouwen zelf een vorm van zelf bescherming is in een cultuur waar seksisme hoogtij viert. Ten slotte lieten de resultaten zien dat een stijging van de mate van vijandig én goedwillend seksisme in een land meer geslachtsongelijkheid in dat land voorspelde. De onderzoekers concludeerden dat de mate van seksisme een voorspeller is voor de onderdrukking van vrouwen.

Uit dit onderzoek komt naar voren dat goedwillend en vijandig seksisme aanvullende vormen van seksisme zijn. Daarnaast staat beschreven dat dit seksisme een effect heeft op de vrouw. In deze paragraaf wordt ten eerste beschreven op welke manier goedwillend en vijandig seksisme elkaar aanvullen. Vervolgens wordt beschreven welk effect dit seksisme heeft op de gedachten en gedrag van de vrouw.

Hoewel goedwillend seksisme een positieve ondertoon heeft en vaak ook als zodanig wordt opgevat, blijken goedwillend en vijandig seksisme aanvullende vormen van seksisme te zijn en keuren ze beide ongelijkheid tussen mannen en vrouwen goed te keuren. Glick en Fiske (1996) suggereren dat dit komt doordat goedwillend seksisme gezien kan worden als een beloning voor vrouwen die zich conformeren aan een traditionele rol (e.g., huisvrouwen, seksueel pure vrouwen) en vijandig seksisme als straf voor het verzetten tegen deze rol (e.g., feministen, carrière vrouwen). Sibley en Wilson (2004) lieten zien dat mannen inderdaad minder negatieve attitudes hebben tegenover vrouwen die zich conformeren aan de traditionele rol. Zij onderzochten de invloed van een vrouwelijk seksueel subtype op het seksisme van de man. De mannen lazen over een vrouw die beschreven werd als zijnde seksueel puur, niet genietende van vluchtige seks en weinig seksueel

(16)

partners te hebben gehad, óf als seksueel niet puur, genietend van vluchtige seks en een aantal verschillende bedpartners te hebben gehad. Vervolgens werd het seksisme van de man gemeten. De resultaten lieten zien dat mannen meer vijandige seksisme vertonen in de negatieve ideologie conditie dan in de positieve ideologie conditie. Aanvullend lieten mannen meer goedwillend seksisme zien in de positieve ideologie conditie dan in de negatieve conditie. De onderzoekers concludeerden dat goedwillend seksisme een beloning is voor traditionele vrouwen en vijandig seksisme een straf voor hen die zich hier niet aan houdt.

Het kan echter ter discussie gesteld worden of alleen een seksueel subtype van de vrouw generaliseerbaar is voor het zijn van een traditionele versus niet traditionele vrouw. Promiscuïteit is niet uitsluitend rol overschrijdend gedrag voor de vrouw. Het is goed mogelijk dat dergelijk gedrag van mannen ook afgekeurd zou worden. Traditionele genderrollen gaan daarnaast verder dan seksueel traditioneel gedrag. Het volgende onderzoek toont dat seksistische mannen vrouwen überhaupt sneller in delen in gepolariseerde groepen, de goede of slechte vrouw, en dat de vorm van seksisme inderdaad afhankelijk is van het conformeren van de vrouw aan traditionele rollen.

Glick et al. (1997) onderzochten de rol van de vrouwelijke rol in het seksisme van de man. In de eerste studie werd onderzocht of ambivalent seksistisch mannen vrouwen onderverdelen in meer gepolariseerde groepen dan niet seksistische mannen. Dit bleek inderdaad zo te zijn, ambivalent seksistische mannen deelden vrouwen meer op in gepolariseerde groepen, de ‘goede vrouw’ of de ‘slechte vrouw’. In de tweede studie onderzochten de onderzoekers of de vorm van seksisme invloed had op de evaluatie van de vrouw in een traditionele (huisvrouw) al dan niet niet-traditionele

(carrièrevrouw). Het bleek dat vijandig seksistische mannen de carrière vrouwen negatiever

beoordeelden, terwijl de goedwillend seksistische mannen de huisvrouwen positiever beoordeelden. De mate en vorm van seksisme werd gemeten aan de hand van de ASI. Onderzoekers concludeerden dat seksistische mannen vrouwen meer in gepolariseerde groepen plaatsten en dat vijandig

(17)

seksistisch mannen de niet traditionele vrouw negatief beoordeelden en de goedwillend seksistische mannen de traditionele positief beoordeelden.

Voorheen werd gesuggereerd dat goedwillend seksisme een effectieve manier kan zijn om goedkeuring van traditionele geslachtsrollen uit te dragen zonder te veel weerstand te krijgen, zoals bij vijandig seksisme. Dit lijkt bevestigd te zijn. Uit bovenstaande onderzoeken kan namelijk

geconcludeerd worden dat vrouwen die weigeren te conformeren aan een dergelijke traditionele rol, weerstand kunnen verwachten van de vijandig seksistische man. Traditionele vrouwen worden beloond door goedwillend seksistische mannen. Dit is te verklaren, aangezien deze rolverhoudingen vaak voordelig zijn voor de man, deze bezit namelijk de dominante positie. Vijandig seksisme kan gezien worden als een bliksemafleider voor kritiek en is het doel van emancipatie en sociale verbetering (Glick et al. 2000), terwijl goedwillend seksisme onopgemerkt blijft en juist extra

geaccepteerd wordt. Dit is paradoxaal, aangezien goedwillend seksisme net zo belangrijk blijkt te zijn in het in stand houden en goedpraten van geslachtsongelijkheid en een traditionele rolverdeling

Het is denkbaar dat dergelijke opvattingen een effect hebben op de gedachtes en het gedrag van de vrouw. De sociale identiteitstheorie van Tajfel en Turner (1985) toont dat het zelfconcept van een individu onder andere afgeleid wordt van de sociale identiteit; het bewustzijn van het behoren tot een voor de persoon waardevolle groep. Als mens wil je dus bij die groep horen die de meest positieve beoordeling krijgt. Uit het onderzoek van Glick et al. (2000) kwam naar voren dat vrouwen meer goedwillend seksisme lieten zien in een cultuur waar vijandig seksisme hoogtij viert. Een reden hiervoor zou dus kunnen zijn dat vrouwen die zelf ook goedwillend seksisme uitdragen, sneller worden gezien als het traditionele type vrouw, niet de feminist, om zodoende meer gewaardeerd te worden door seksistische mannen. In het onderzoek van Click et al. (2002) bleef het echter bij een suggestie van het effect dat het seksisme van de man op de vrouw heeft. Fischer (2006) deed experimenteel onderzoek naar dit effect. Hij onderzocht de invloed van vijandig seksisme van mannen op het goedwillende seksisme van vrouwen. Er namen 105 vrouwen deel aan het

(18)

onderzoek. Zij werden ingedeeld in drie groepen, waarin hen verteld werd over

onderzoeksbevindingen van attitudes van mannen over vrouwen. Eén groep kreeg positieve

attitudes over vrouwen te horen, gelinkt aan goedwillend seksisme, de ander negatieve, gelinkt aan vijandig seksisme, en de andere groep kreeg geen informatie. De mate en vorm van hun seksisme werd gemeten aan de hand van de ASI. Uit de resultaten bleek dat vrouwen hoger scoorden op goedwillend seksisme, in de negatieve attitude conditie dan in de positieve of geen attitude conditie. De mate van vijandig seksisme veranderde in geen enkele conditie. Dit is in overeenstemming met het idee dat goedwillend seksisme vaak onopgemerkt blijft als een vorm van seksisme en vijandig seksisme te bliksemafleider. Het goedwillend seksisme van de vrouw gaat onopgemerkt omhoog, terwijl het vijandig seksisme van de vrouw gelijk blijft, aangezien dit té duidelijk onacceptabel is. De onderzoeker concludeerde dat vrouwen meer goedwillend seksistisch waren in een omgeving waar mannen meer vijandig seksisme uit dragen. Zij suggereerden hiermee dat het uitdragen van

goedwillende seksisme door vrouwen een vorm kan zijn van zelfbescherming uit angst voor het vijandig seksisme.

Ook vrouwen zelf blijken goedwillend seksisme uit te dragen in een vijandig seksistische omgeving. Het is echter nog niet duidelijk of deze goedkeuring van een traditionele rolverdeling ook daadwerkelijk leidt tot een meer traditioneel rolpatroon. Dit laat het volgende onderzoek zien.

Del Prado Silván-Ferrero en López (2007) onderzochten of seksisme gerelateerd is aan gender-stereotiep gedrag. Er namen 139 mensen deel aan het onderzoek. De mate en vorm van seksisme van de proefpersonen werd gemeten door middel van de ASI en door middel van de Ambivalent Toward Men Inventory (AMI). Ook werd bij hen hun aandeel in het huishouden gemeten door middel van een vragenlijst. De relatie tussen het aandeel in het huishouden en de ASI en AMI werd gemeten. Resultaten lieten zien dat bij vrouwen een hogere mate van goedwillend seksisme tegen vrouwen en een hogere mate van goedwillend en vijandig seksisme tegen mannen significant correleerde met het aandeel in het huishouden. Er werd dus gevonden dan vijandig seksisme geen groter aandeel in het huishouden voorspelde bij vrouwen. Ook dit lijkt in overeenstemming te zijn

(19)

met het idee dat vijandig seksisme té duidelijk negatief is om traditionele rollen uit te dragen, in tegenstelling tot goedwillend seksisme. Het seksisme van mannen voorspelde geen verandering in het aandeel in het huishouden. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat over het algemeen de vrouw een onderdanige positie heeft op de wereld en dit geheel is op genomen door ze, waardoor vrouwen snel beïnvloedt worden door seksistische ideeën. Mannen zijn wellicht minder vatbaar hiervoor, aangezien zij hier over het algemeen minder mee geconfronteerd worden. In dit onderzoek zijn echter alleen middelbare school studenten onderzocht, het kan zijn dat het resultaat daarom minder goed generaliseerbaar is naar de gehele bevolking. Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op de invloed van seksisme op een traditionele rol verdeling tussen volwassen mannen en vrouwen.

Bovenstaande onderzoeken tonen dat vrouwen meer geneigd zijn goedwillend seksisme te accepteren en zelfs zich er naar te gedragen in een omgeving waar vijandig seksisme hoogtij viert. Dat de onderliggende gedachte van het goedwillende seksisme van de vrouw inderdaad gebaseerd is op zelfbescherming uit angst, laat het volgende onderzoek zien.

Expósito et al. (2010) onderzochten of een goedwillend seksistische vrouw eerder verwacht dat haar man zich bedreigt voelt door zijn vrouw ’s succes en dat haar man gewelddadig zal zijn naar haar dan een vijandig seksistische vrouw. De vrouwen lazen een verhaal over een man die met zijn echtgenoot ruziet over haar promotie op het werk. Vervolgens werd gemeten in hoeverre de vrouwen verwachtten dat de man zich bedreigd voelde door het succes van zijn echtgenoot en in hoeverre zij verwacht dat haar man gewelddadig naar haar zal zijn. De mate en vorm van seksisme van de vrouwen werd gemeten aan de hand van de ASI. De resultaten lieten zien dat vrouwen die hoger scoorden op goedwillend seksisme eerder verwachtten dat de man zich bedreigd voelde én dat hij gewelddadig zou reageren. Beiden effecten golden niet voor het vijandig seksisme van de vrouw. De onderzoekers concludeerden dat wanneer een vrouw meer goedwillend seksisme accepteert zij verwacht dat de man zich meer bedreigd voelt wanneer zijn partner zich niet conformeert aan haar traditionele rol.

(20)

Dit onderzoek bevestigt het idee dat het goedwillend seksisme van de vrouw een vorm van zelfbescherming is uit angst voor het seksisme van de man. Systeem-rechtvaardiging ( Jost & Banaji, 1994) kan daarbij een aanvullende verklaring bieden voor het seksisme van de vrouw. Hierin worden bestaande sociale regels geaccepteerd ondanks dat het nadelig kan zijn voor het individu. Het

volgende onderzoek laat zien dat er inderdaad ook sprake is van systeem-rechtvaardiging van vrouwen in een seksistische omgeving.

Jost en kay (2005) onderzochten het effect van seksisme op systeem-rechtvaardiging. Er namen 215 studenten deel aan het onderzoek. De studenten werden ingedeeld in vier condities; de goedwillend-conditie waarin ze goedwillend seksistische uitspraken lazen, de vijandig-conditie waarin ze vijandig seksistische uitspraken lazen, de ambivalent-conditie waarin proefpersonen zowel goedwillende als vijandige uitspraken lazen, een neutrale-conditie waarin ze gender-neutrale

uitspraken lazen en tenslotte een controle conditie waarin de proefpersonen geen enkele uitspraken lazen. Vervolgens werd de mate van algemene systeem rechtvaardiging gemeten door middel van items die maten of proefpersonen het eens of oneens waren met het systeem, voornamelijk overheid gerelateerd. Uit de resultaten bleek dat vrouwen in de goedwillend-conditie en in de ambivalent conditie meer systeem rechtvaardiging lieten zien dan in de andere condities. Ook bleek dat vrouwen na activering van goedwillend en ambivalent seksisme meer systeem rechtvaardiging lieten zien dan mannen in alle condities. Onderzoekers concludeerden dat goedwillend seksisme systeem rechtvaardiging van vrouwen doet toenemen.

Met dit onderzoek lijkt er bewijs te zijn voor de systeem-rechtvaardiging bij vrouwen. De systeem-rechtvaardigingshypothese en de zelf-beschermingshypothese kunnen aanvullende

theorieën zijn van elkaar. De systeem-rechtvaardigingstheorie stelt namelijk dat mensen orde in hun leven willen behouden. Door aan de traditionele rol te voldoen krijgen vrouwen het minst te maken met weerstand van mannen en worden ze over het algemeen meer geaccepteerd. Dit is ook uit zelfbescherming.

(21)

Deze paragraaf toont aan dat seksisme de gedachten en het gedrag van vrouwen beïnvloedt. In een omgeving waar vijandig seksisme hoogtij viert, heeft de vrouw zelf meer goedwillend

seksistische gedachten. Dit blijkt uit zelfbescherming te zijn, aangezien er tegenin gaan namelijk weerstand op roept. Niet traditionele vrouwen kunnen sneller vijandig seksisme tegen zich verwachten, vrouwen die zich gedragen in een traditionele manier worden hiervoor ‘beloond’ en kunnen zodoende dus rekenen op goedwillend seksisme naar hen. Het blijkt dat vrouwen dan ook daadwerkelijk meer traditionele rollen aannemen in een omgeving waar seksisme een grotere rol speelt. Naast de invloed die seksisme heeft op de gedachten en het gedrag van de vrouw, wordt in dit literatuuroverzicht ook aandacht besteed aan de mogelijke invloed van seksisme op verkrachting. Dit staat in de volgende paragraaf beschreven.

Paragraaf 3: De invloed van seksisme op verkrachting

Zoals in de inleiding beschreven kan de rolverdeling van mannen en vrouwen bijdragen aan de manier waarop er naar verkrachting wordt gekeken en het voorkomen van verkrachting. Een manier om delinquent gedrag te verklaren is door middel van de theorie van neutralisatie (Sykes & Matza, 1957). Delinquenten gebruiken verschillende technieken om hun norm overschrijdend gedrag goed te keuren, waaronder het ontkennen van het slachtoffer (e.g. “Hij verdiende het”) en het ontkennen van verantwoordelijkheid (“Ik was geprovoceerd”) (Aangehaald in Bohner et al., 1998). Als oorzaak van seksueel geweld wordt vaak eenzelfde soort mechanisme genoemd, de acceptatie van verkrachtingsmythes. Verkrachtingsmythes zijn schade veroorzakende, stereotype of valse overtuigingen over verkrachting, slachtoffers van verkrachting en verkrachters (Burn, 1980). Hier vallen leuzen onder als ‘alleen slechte meisjes worden verkracht’ en ‘ze vroeg er om’. Scully en Marolla (1984) vonden in hun studie dat maar liefst 31 procent van de veroordeelde verkrachters een extreem beeld had van het slachtoffer, ze wilde het niet alleen, ze was de agressor en een verleidster. Zoals in paragraaf 2 beschreven lijkt er in een seksistische cultuur een beeld te heersen

(22)

van het ‘goede meisje’, die traditioneel is, en het ‘slechte meisje’, die hier tegen in gaat. Dit suggereert dat in een seksistische cultuur sommige meisje meer kans maken om verkracht te worden, door de manier waarop ze zich gedragen. In deze paragraaf staat om die reden de invloed van seksisme op verkrachting beschreven. Ten eerste wordt bekeken op meisjes die zich niet conformeren aan een traditionele rol meer kans maken slachtoffer te zijn van verkrachtingsmythes en verkrachting. Ten tweede wordt beschreven wat de invloed is van seksisme op het accepteren van verkrachtingsmythes en de neiging tot verkrachting. Neiging tot verkrachting houdt in dat een persoon zich op dezelfde manier zou gedragen zoals een verkrachter in een gegeven situatie. Aangezien acceptatie van verkrachtingsmythes en neiging tot verkrachting nog niet per definitie wat zegt over het daadwerkelijk voor komen van verkrachting wordt er tenslotte een link gelegd met seksisme en het voorkomen van verkrachting wereldwijd.

Viki en Abrams (2002) vonden dat goedwillend seksistische mannen meer schuld toewijzen aan slachtoffers van verkrachting (een verkrachtingsmythe), wanneer de vrouw zich niet traditioneel gedroeg. Deelnemers lazen een verhaal over een vrouw die met een vreemde man naar huis ging en daar verkracht werd door hem. De deelnemers waren ingedeeld in twee condities, waarin in één conditie werd verteld dat de vrouw getrouwd was en alsnog de vreemde man mee naar huis nam, dit werd gezien als het overtreden van geschikt gedrag voor vrouwen. In de andere conditie was de vrouw vrijgezel en overtrad zodoende geen sociale regel. De mate en vorm van seksisme werd gemeten door middel van de ASI. De acceptatie van verkrachtingsmythes door middel van het toewijzen van schuld aan het slachtoffer werd gemeten aan de hand van de Rape Myths Acceptance

Scale. De resultaten lieten zien dat goedwillend seksistische mannen meer acceptatie van

verkrachting lieten in de conditie waarin de vrouw getrouwd was. Het vijandig seksisme van de man had geen effect op de acceptatie van verkrachtingsmythes. Het effect van vijandig seksisme komt later in deze paragraaf naar voren. De onderzoekers concludeerden dat een vrouw die zich niet traditioneel gedraagt meer schuld toegewezen kreeg voor de verkrachting van de goedwillend seksistische mannen.

(23)

In dit onderzoek zagen de auteurs vreemd gaan als ongepast gedrag voor een vrouw. Dit gedrag geldt echter niet uitsluitend als ongepast of stereotiep gedrag voor vrouwen. Het is goed denkbaar dat mannen die vreemdgaan op een soortgelijke manier negatief beoordeeld zouden worden. Het volgende onderzoek bekijkt daarom of dit effect ook op gaat, wanneer een vrouw zich op een ander vlak niet conformeert aan de traditionele rol.

Masser, Lee en McKimmie (2010) onderzochten de rol van goedwillend seksisme en het conformeren aan een traditionele rol op slachtoffer schuldaanwijzing. Er namen 121 deelnemers deel aan het onderzoek. De deelnemers werden verdeeld in twee condities, de traditionele conditie en de niet-traditionele conditie. Alle deelnemers lazen een scenario waarin een traditionele vrouw of een niet-traditionele vrouw verkracht werd. Mate van traditionaliteit was in dit onderzoek

gemanipuleerd door middel van een voorbeeld van een vrouw die de avond goed achter liet voor haar kinderen en een oppas regelde, de traditionele vrouw, en een niet-traditionele vrouw die de kinderen onbeheerd achter liet thuis. Vervolgens werd de mate van seksisme gemeten, door middel van de ASI. Het aanwijzen van schuld aan het slachtoffer werd gemeten door een vragenlijst over slachtoffer schuld. Uit de resultaten bleek dat goedwillend seksistische deelnemers meer schuld aan wijzen aan het slachtoffer bij de niet-stereotiepe vrouw dan bij de stereotiepe vrouw. Voor vijandig seksisme werd opnieuw geen effect gevonden. Onderzoekers concludeerden dat goedwillend seksistische mannen meer schuld aanwijzen aan slachtoffers van verkrachting die zich minder conformeren aan stereotiep gedrag van een vrouw. Het kan ter discussie gesteld worden of bovenstaand onderzoek het beste de mate van traditioneel versus niet traditioneel gedrag heeft weerspiegelt. Er werd echter bij een dergelijk vorm van traditionaliteit al een verschil gevonden in effect, waardoor het denkbaar is dat het effect nog sterker zou zijn bij een andere vorm van traditionaliteit (e.g. carrière versus huisvrouw).

Goedwillend seksisme draagt bij aan meer schuld aanwijzing van het slachtoffer van

verkrachting. Dit gebeurt nog meer wanneer de vrouw zich niet gedraagt op een traditionele manier.

(24)

Voor vijandig seksisme werd opnieuw geen effect gevonden op de acceptatie van

verkrachtingsmythes. Aangezien goedwillend en vijandig seksisme aanvullende vormen zijn van elkaar is het denk baar dat vijandig seksisme ook invloed heeft op verkrachting, maar op een andere manier. Het volgende onderzoek toont dat vijandig seksisme invloed heeft op de neiging tot

verkrachting.

Onderzoek van Abrams et al. (2003) laat een verschil zien in de invloed van goedwillend en vijandig seksisme in verkrachting. Zij onderzochten de invloed van seksisme op de acceptatie van verkrachtingsmythes en de neiging tot verkrachting. Deelnemers lazen allen een verkrachting scenario. In studie 1 onderzochten de onderzoekers in hoeverre seksisme de acceptatie van

verkrachtingsmythes beïnvloedt. De mate en vorm van seksisme werd gemeten aan de hand van de ASI. De mate van de acceptatie van verkrachtingsmythes werd gemeten door middel van de Rape

Myth Acceptance Scale. Er werd gemeten in hoeverre deelnemers het eens waren met uitspraken

zoals ‘Vrouwen lokken verkrachting vaak uit door hun uiterlijk of gedrag’. Resultaten lieten zien dat goedwillend seksistische mannen meer acceptatie van verkrachtingsmythes lieten zien, waarin ze meer schuld toewezen aan het slachtoffer dan vijandig seksistische mannen. Studie 2 onderzocht welke rol seksisme heeft in de neiging tot daadwerkelijke verkrachting. De neiging tot verkrachting werd gemeten aan de hand van de Rape Proclivity Scale, die mat in hoeverre deelnemers zich hetzelfde zouden gedragen als de verkrachter in het scenario. De schaal bevatte stellingen als ‘Hoe groot is de kans dat jij je zoals Jason (de verkrachter) zou gedragen in deze situatie?’. Uit deze resultaten bleek dat vijandig seksistische mannen juist meer neiging tot verkrachting lieten zien dan goedwillend seksistische mannen. Onderzoekers concludeerden dat goedwillend seksisme meer acceptatie van verkrachtingsmythes voorspelt en vijandig seksisme meer neiging tot verkrachting voorspelt.

Dit onderzoek laat een verschil zien in de invloed van goedwillend ten opzichte van vijandig seksisme op verkrachting. Dit suggereert onafhankelijkheid van de acceptatie van

(25)

verkrachtingsmythes en de neiging tot verkrachting bij seksistische mannen. Echter vonden Bohner et al. (1998) dat acceptatie van verkrachtingsmythes ook de neiging tot verkrachting voorspelde. Zij onderzochten de neiging tot verkrachting na het lezen van een verkrachting scenario. De mate van acceptatie van verkrachtingsmythes werd ook onderzocht. Het bleek dat een hogere mate van acceptatie van verkrachtingsmythes leidde tot een hogere neiging tot verkrachting. Deze studie onderzocht dit effect in een experimentele studie, echter om uitspraken te kunnen doen over

daadwerkelijke verkrachting is het van belang te kijken naar zaken waarin verkrachting daadwerkelijk is voor gekomen. Malamuth (1981) voerde een meta-analyse uit van verschillende studies die

veroordeelde verkrachters met geen delict plegers vergeleek. Zijn conclusie hieruit was dat

veroordeelde verkrachters vaker acceptatie van verkrachtingsmythes lieten zien dan de mannen die geen delict hadden gepleegd.

Er lijkt een tegenstrijdigheid gevonden te zijn in het effect dat seksisme kan hebben op verkrachting. Er werd gevonden dat goedwillend seksisme de acceptatie van verkrachtingsmythes voorspelde en vijandig seksisme de neiging tot verkrachting voorspelde. De acceptatie van

verkrachtingsmythes bleek echter zelf ook de neiging tot verkrachting te accepteren. Er werd zelfs gevonden dat veroordeelde verkrachters meer acceptatie van verkrachtingsmythes lieten zien dan mannen die geen vrouwen verkracht hadden. Aangezien goedwillend seksistische mannen geen grotere neiging tot verkrachting laten zien, is acceptatie van verkrachtingsmythes niet noodzakelijk een voorbode van neiging tot verkrachting. Het zou kunnen dat vijandig seksisme én een hoge mate van verkrachtingsmythes samen een sterke voorspeller zijn voor neiging tot of daadwerkelijke verkrachting.

Tot slot bekijkt deze paragraaf het daadwerkelijk voorkomen van verkrachting wereldwijd, om een link te leggen met het effect van seksisme hierop. Het is echter erg moeilijk vat te krijgen op de daadwerkelijke prevalentie van verkrachting per land of regio. Zoals in de inleiding beschreven schiet het juridisch systeem immers vaak te kort in het veroordelen van verkrachting en verkrachters.

(26)

Daarnaast worden incidenten vaak niet gerapporteerd, vooral niet in landen waar er een sterk stigma op verkrachting ligt. Het volgende onderzoek bracht desalniettemin de prevalentie van verkrachting in verschillende regio’s van de wereld in kaart.

Yount (2014) gaf een overzicht van de prevalentie van non-partner seksueel geweld wereldwijd. De auteur bracht 7231 studies samen, die in totaal 56 landen dekten. De hoogste schatting van de prevalentie van seksueel geweld werd gevonden in de sub-Sahara, centraal Afrika, en de sub-Sahara, zuidelijk Afrika. De laagste schatting werd gevonden in zuid-Azië. De auteur bracht echter een kanttekening aan in zijn bevindingen. Zo representeerde slechts één land de regio sub-Sahara centraal en stelde hij dat de mate van onderrapportage van het geweld enorm is. Verder is het van belang in ogenschouw te nemen dat in deze studie non-partner seksueel geweld onderzocht is, terwijl seksueel geweld binnen het huwelijk juist veel voorkomt. Partner verkrachting is in veel landen niet strafbaar is en wordt niet gerapporteerd. Desalniettemin lijkt in deze studie de gevonden hoge mate van seksisme in midden en zuid Afrika (Glick et al., 2000), beschreven in paragraaf 2, gereflecteerd te zijn in het seksuele geweld tegen vrouwen.

Zoals te zien zijn correcte cijfers van de prevalentie van verkrachting lastig weer te geven. Zo rapporteerde het United Nations Office on Drugs and Crime (United Nations) bijvoorbeeld in 2008 Lesotho in zuid Afrika als het land met de hoogste prevalentie van verkrachting. Daaropvolgend Zweden en Nieuw-Zeeland. Egypte had het laagste aantal verkrachtingen dat jaar. De verschillen in stigmatisering van verkrachting, het juridische systeem en het rapporteren van verkrachting spelen mee in de gevonden prevalentie verschillen. Egypte toonde het laagste aantal verkrachtingen, echter is daar verkrachting binnen het huwelijk bijvoorbeeld niet strafbaar, zijn vrouwen erg angstig

verkrachting te melden en is pas in 1999 de wet afgeschaft die bepaalde dat mannen niet strafbaar waren als ze de vrouw die ze verkracht hadden dwongen te trouwen (Norman, 2005). Het land dat na Egypte het minste aantal verkrachtingen liet zien is Azerbeidzjan. Volgens het rapport van

Reproductive Health Survey Azerbaijan (2008), rapporteerde echter slechts één procent van de

(27)

Azerbeidjaanse vrouwen seksueel geweld door een partner (www.stopvaw). Opvallend is het gevonden hoge aantal verkrachtingen in Zweden. Dit is deels te verklaren door veranderingen in de wet die de definitie van verkrachting veel breder maakte en een hoge mate van het melden van verkrachting, aangezien er in Zweden veel bewustzijn is omtrent gender gelijkheid (Alexander, 2012). Desalniettemin zijn de gevonden aantallen toch zorgwekkend te noemen (Amnesty International Report, 2010). Ondanks het hoge gevonden aantal in Zweden, lijken centraal en zuid Afrika de grootste risico gebieden te zijn. Dit zijn ook gebieden waar de mate van seksisme het groots is. Om deze reden kan er een link bestaan tussen de mate van seksisme in een land en het voorkomen van verkrachting, echter is dit enkel speculatief. Daarnaast spelen in midden en zuid Afrikaanse landen meerdere factoren een rol die de hoge mate van seksueel geweld kunnen verklaren. De landen in deze gebieden kennen over het algemeen een grote instabiliteit, weinig welvaart, een grote kloof tussen arm en rijk, slechte voorzieningen en kennen deze landen überhaupt veel geweld (Un Human Development Index, 2005). Het zou kunnen dat dergelijke factoren mediëren tussen de invloed van seksisme op verkrachting.

In deze paragraaf staat de invloed van seksisme op verkrachting beschreven. Het bleek dat goedwillend seksisme leidde tot meer acceptatie van verkrachtingsmythes. Dit effect bleek sterker te zijn wanneer de vrouw gezien werd als niet traditioneel en zich weigerde te conformeren aan de stereotiepe sekse rol. Vijandig seksisme bleek een voorspeller te zijn voor de neiging tot

verkrachting. De invloed van seksisme op het daadwerkelijk voorkomen van verkrachting in een land kon in deze studie niet goed onderzocht worden. Er lijkt een samenhang gevonden te zijn tussen de mate van seksisme en seksueel geweld, echter werden hier ook tegenstrijdigheden in gevonden en spelen meerdere factoren een rol binnen een land in de invloed van seksisme op verkrachting. Vervolgonderzoek zou zich kunnen richten op dit verband.

(28)

Conclusies en discussie

Uit dit literatuuroverzicht kwam aan de hand van meerdere onderzoeken naar voren dat seksisme hoogstwaarschijnlijk een rol speelt in verkrachting. Religie speelt een grote rol in verschillen tussen regio’s wereldwijd. Het blijkt dat het aanhangen van een geloof kan bijdragen aan het seksisme van een persoon (Glick, Lameiras & Castro, 2002). Echter blijkt de sterkte van het geloof, geslacht, het land en de cultuur waarin de persoon leeft de intensiteit van dit effect te beïnvloeden (Burn & busso, 2005; Hunsberger, Owusu & Duck, 1999; Kucinskas, 2010). Daarnaast bleek er alleen een invloed van religie op de mate van goedwillend seksisme, niet op vijandig seksisme. Het kan zijn dat dit een manier is om ongelijkheid tussen mannen en vrouwen te ondersteunen, zonder veel weerstand op te roepen. Aangezien vijandig seksisme vaak het doelwit is van protest, maar goedwillend seksisme vaak onopgemerkt blijft (Glick, Lameiras & Castro, 2002). Het blijkt echter dat goedwillend en vijandig seksisme elkaar aanvullen doordat beiden uitingen zijn van het goedkeuren van ongelijkheid tussen mannen en vrouwen (Glick et al., 2000). Goedwillend seksisme kan gezien worden als een beloning voor vrouwen die zich gedragen op de ‘juiste’ manier, namelijk in een traditionele vrouwen rol (e.g., huisvrouw, seksueel puur) (Sibley & Wilson, 2004; Jost & Kay, 2005). Vijandig seksisme is een uiting naar vrouwen die zich weigeren te conformeren aan deze rol (e.g., carrière vrouwen, feministen). Om die reden is het opvallend dat sommige vrouwen zelf ook goedwillend seksisme uiten. Dit blijkt zelfs nog sterker te zijn in een cultuur waar vijandig seksisme van de man hoogtij viert (Fischer, 2006). Deze vrouwen verzetten zich minder tegen het seksisme van de man uit angst om negatief beoordeeld te worden, waardoor vrouwen ook daadwerkelijk meer traditionele rollen aannemen in een cultuur waar meer seksisme heerst (del Prado Silván-Ferrero & Lopez, 2007). De vrouwen die zich minder conformeren aan deze traditionele rollen delven ook het onderspit wat betreft seksueel geweld. Deze vrouwen maken meer kans om door goedwillend seksistische mannen als de schuldige van verkrachting te worden aangewezen (Viki & Abrams, 2002; Masser, Lee & McKimmie, 2010). Het vijandig seksisme van de man bleek niet van invloed te zijn op deze

zogenaamde acceptatie van verkrachtingsmythes, maar bleek invloed te hebben op de neiging tot

(29)

verkrachting (Abrams et al., 2003). De acceptatie van verkrachtingsmythes bleek zelf ook de neiging tot verkrachting te voorspellen (Bohner et al. 1998), waardoor de suggestie ligt dat vijandig seksisme én een sterke acceptatie van verkrachtingsmythes samen een sterke voorspeller voor verkrachting zou kunnen zijn. Het blijkt echter erg lastig uitspraken te doen over de verhouding tussen seksisme en het daadwerkelijk voorkomen van verkrachting over landen heen. Het lijkt dat de sub-Sahara (midden en zuid Afrika) de regio is waar de prevalentie van verkrachting het hoogst is (United Nations , 2008) hier bleek ook een hoge mate van seksisme gevonden te zijn (Glick et al, 2000). Om deze reden lijkt er een verband te zijn tussen seksisme en het daadwerkelijk voorkomen van verkrachting.

Er kunnen echter een aantal kanttekeningen geplaatst worden bij deze conclusie. Ten eerste worden er in dit literatuuroverzicht conclusies getrokken over de rol die seksisme speelt in

verkrachting. Deze conclusies zijn gebaseerd op factoren zoals het accepteren van

verkrachtingsmythes en de neiging tot verkrachting. Daarnaast is een link gelegd tussen seksisme in een land en het prevalentie cijfers van verkrachting. De verbanden blijven echter speculatief van aard, is er simpelweg niet genoeg onderzoek naar gedaan en blijven betrouwbare cijfers van daadwerkelijke cijfers van verkrachting achter. Een verband tussen een seksistische cultuur en verkrachting zal moeilijk wetenschappelijk te bewijzen zijn. Dit literatuuroverzicht biedt daarentegen door gevonden resultaten aannemelijke conclusies van verbanden tussen seksisme in een cultuur en verkrachting. Ook biedt het suggesties voor vervolgonderzoek. Zo zou vervolgonderzoek grootschalig en cross-cultureel onderzoek kunnen verrichten van veroordeelde verkrachters, om uitspraken te kunnen doen over het daadwerkelijke verband tussen seksisme en verkrachting. Wanneer

veroordeelde verkrachters over meerdere landen onderzocht worden op factoren, zoals mate van seksisme, religie, culturele omstandigheden kan er een uitspraak worden gedaan over de bijdrage die seksisme levert aan het plegen van verkrachting, met culturele verschillen in ogenschouw genomen.

(30)

Een ander punt dat ter discussie gesteld kan worden is het voor komen van meerdere

onderzoeken van dezelfde auteur. Peter Glick introduceerde de splitsing van seksisme in goedwillend en vijandig seksisme (Glick & Fiske, 1996). Vervolgens heeft deze auteur hier meerdere malen

onderzoek naar gedaan. Enkele van deze onderzoeken komen terug in dit literatuuroverzicht. Wanneer er een splitsing werd gemaakt tussen goedwillend en vijandig seksisme in een onderzoek was dit op basis van de ASI van o.a. Glick (Glick & Fiske, 1996). Het kan zijn dat verschillende

onderzoeken van dezelfde onderzoeker de interne validiteit negatief beïnvloeden. Het is mogelijk dat de onderzoeker bevooroordeeld is in zijn observatie en interpretatie, waardoor een effect

bijvoorbeeld als sterker word aangezien dan het daadwerkelijk is. Hierdoor kunnen gevonden verbanden in dit literatuuroverzicht ook beïnvloed zijn. Er zijn in dit onderzoek echter ook een ruime hoeveelheid onderzoeken bekeken van andere onderzoekers. Ook deze lieten soortgelijke beelden zien, waardoor de kans klein is dat de gevonden resultaten en conclusies gekleurd zijn door ene grotere hoeveelheid onderzoeken van dezelfde auteur. Daarnaast is het ook een pluspunt te noemen, dat haast alle onderzoeken de ASI hadden gehanteerd voor het meten van de mate en vorm van seksisme. Hierdoor is de inhoudsvaliditeit hoog, aangezien seksisme steeds op dezelfde manier gemeten werd en de betekenis van seksisme per onderzoek dus niet kon afhangen van verschillende meetinstrumenten en scoring. Desalniettemin kan het zeer nuttig zijn wanneer seksisme en het onderscheid van goedwillend en vijandig seksisme onderzocht zou worden door andere onderzoekers. Dit zou de betrouwbaarheid van het bestaan van verschillende vormen van seksisme vergroten. Daarnaast zouden er betrouwbaardere resultaten gevonden kunnen worden van de invloed van seksisme op het gedrag en gedachtes van vrouwen en uiteindelijk op verkrachting.

Tot slot is het van belang in ogenschouw te nemen dat dit literatuuroverzicht gericht is op seksisme tegen vrouwen. Echter bestaat seksisme ten aanzien van vrouwen én mannen. Ook seksisme tegen mannen draagt bij aan de instandhouding van ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Seksisme tegen mannen en tegen vrouwen beïnvloeden ook elkaar. Het is goed mogelijk dat opvattingen over hoe de man zich ‘zou moeten gedragen’ het daadwerkelijke gedrag van de man

(31)

bepaalt en zo invloed heeft op het seksisme van de man. Zo heerst er bijvoorbeeld vaak de gedachte dat mannen ‘stoer moeten zijn’ en ‘minder emotie moeten tonen’. Deze opvattingen nodigen gedachten uit over de dominantie van de man. Zo werd in het onderzoek van Del Prado Silván-Ferrero en López (2007) gevonden dat seksisme tegen mannen van vrouwen óók een meer traditioneel rolpatroon voorspelde. Deze seksistische opvattingen worden gevormd door velen factoren, religie draagt hier aan bij, maar zeker ook zaken zoals media, educatie en welvaart in een land. Om deze reden moet het algemene seksisme in een maatschappij aangepakt worden. Om dit te ondersteunen is het van belang dat vervolgonderzoek zich richt op seksisme tegen vrouwen én mannen.

Dit literatuuroverzicht brengt suggesties voor het ontstaan van een seksistische cultuur, de gevolgen hiervan op vrouwen, gedachtes van mannen en zelfs de mogelijke invloed op seksueel geweld. Bewezen causale verbanden zijn lastig te leggen in een onderwerp zoals deze. Het is echter van belang te onthouden welke impact seksisme in een cultuur kan hebben. Vaak wordt gezegd dat ongelijkheid tussen mannen en vrouwen tegenwoordig bijna weg is. Niets blijkt minder waar. Om deze reden is het van groot belang dat er gestreden blijft worden tegen seksisme in alle culturen, want alleen op deze manier kunnen mannen en vrouwen op alle vlakken hetzelfde gewaardeerd worden.

Literatuurlijst

Abdalla, I. A. (1996). Attitudes towards women in the Arabian Gulf region.Women in Management

Review, 11, 29-39.

Abrams, D., Viki, G. T., Masser, B., & Bohner, G. (2003). Perceptions of stranger and acquaintance rape: the role of benevolent and hostile sexism in victim blame and rape proclivity. Journal of

personality and social psychology, 84, 111.

Bijbelboeken, geraadpleegd op 16 Mei 2014. http://www.online-bijbel.nl/bijbelboek/1Petrus/3/

(32)

Bijbelboeken, geraadpleegd op 16 mei 2014. http://www.online-bijbel.nl/bijbelboek/1Korintiers/11/

Bohner, G., Reinhard, M. A., Rutz, S., Sturm, S., Kerschbaum, B., & Effler, D. (1998). Rape myths as neutralizing cognitions: evidence for a causal impact of anti-victim attitudes on men's self-reported likelihood of raping. European Journal of Social Psychology, 28, 257-268.

Brodd, J. (2003). World Religions: A Voyage of Discovery. Saint Mary's Press.

Burt, M. R. (1980). Cultural myths and supports for rape. Journal of Personality and Social

Psychology, 38, 217.

Burn, S. M., & Busso, J. (2005). Ambivalent sexism, scriptural literalism, and religiosity. Psychology of

Women Quarterly, 29, 412-418.

Case Closed. Rape and Human Right in het Nordic countries Summer Report. Amnesty International. http://www.amnesty.org/en/library/asset/ACT77/001/2010/en/5ba7f635-f2c3-4b50-86ea-e6c3428cf179/act770012010eng.pdf

Combating discrimination against women. United Nation Human Rights, 2009.

Http://www.ohchr.org/EN/ABOUTUS/Pages/DiscriminationAgainstWomen.aspx

Crabtree, S., & Pelham, B. (2009). What Alabamians and Iranians Have in Common: A Global Perspective on Americans’ Religiosity Offers a Few Surprises. Gallup.com.

DeJong, J., Jawad, R., Mortagy, I., & Shepard, B. (2005). The sexual and reproductive health of young people in the Arab countries and Iran. Reproductive Health Matters, 13, 49-59.

del Prado Silván-Ferrero, M., & López, A. B. (2007). Benevolent sexism toward men and women: Justification of the traditional system and conventional gender roles in Spain. Sex Roles, 57, 607-614.

Encyclopedie, geraadpleegd op 16 Mei 2014. Http://www.encyclo.nl/2013/begrip/fundamentalisme

(33)

Estrich, S. (1986). Rape. Yale Law Journal, 1087-1184.

Expósito, F., Herrera, M. C., Moya, M., & Glick, P. (2010). Don't rock the boat: Women's benevolent sexism predicts fears of marital violence. Psychology of Women Quarterly, 34, 36-42. Fischer, A. R. (2006). Women's benevolent sexism as reaction to hostility. Psychology of Women

Quarterly, 30, 410-416.

Frenken, J. (2002). Strafbare seksualiteit en seksueel deviant gedrag: definities en prevalenties. Tijdschrift Klinische Psychologie, 32, 6-12

Glick, P., & Fiske, S. T. (1996). The Ambivalent Sexism Inventory: Differentiating hostile and benevolent sexism. Journal of Personality and Social Psychology, 70, 491.

Glick, P., Diebold, J., Bailey-Werner, B., & Zhu, L. (1997). The two faces of Adam: Ambivalent sexism and polarized attitudes toward women. Personality and Social Psychology Bulletin, 23(12), 1323-1334.

Glick, P., Diebold, J., Bailey-Werner, B., & Zhu, L. (1997). The two faces of Adam: Ambivalent sexism and polarized attitudes toward women. Personality and Social Psychology Bulletin, 23(12), 1323-1334.)

Glick, P., Fiske, S. T., Mladinic, A., Saiz, J. L., Abrams, D., Masser, B., ... & López, W. L. (2000). Beyond prejudice as simple antipathy: hostile and benevolent sexism across cultures. Journal of

personality and social psychology, 79(5), 763.

Hausmann, R., Tyson, L. D. A., & Zahidi, S. (2008). The global gender gap report 2008. World Economic Forum.

Heise, L. L., Raikes, A., Watts, C. H., & Zwi, A. B. (1994). Violence against women: a neglected public health issue in less developed countries. Social Science & Medicine, 39), 1165-1179.

(34)

Hunsberger, B., Owusu, V., & Duck, R. (1999). Religion and Prejudice in Ghana and Canada: Religious Fundamentalism, Right-Wing. The International Journal for the Psychology of Religion, 9(3), 181-194.

Human Rights Watch (1992). Police abuse of women in Pakistan. New york: Author.

India heeft nu verkrachtingswet. Nos, 21 Maart 2013. http://nos.nl/artikel/487181-india-heeft-nu-antiverkrachtingswet.html.

Jewkes, R., Fulu, E., Roselli, T., & Garcia-Moreno, C. (2013). Prevalence of and factors associated with non-partner rape perpetration: findings from the UN Multi-country Cross-sectional Study on Men and Violence in Asia and the Pacific. The Lancet Global Health, 1(4), e208-e218.

Jost, J. T., & Banaji, M. R. (1994). The role of stereotyping in system-justification and the production of false consciousness. British Journal of Social Psychology, 33(1), 1-27.

Jost, J. T., & Kay, A. C. (2005). Exposure to benevolent sexism and complementary gender

stereotypes: consequences for specific and diffuse forms of system justification. Journal of

personality and social psychology, 88(3), 498.)

Klooster, W. G., & Luif, J. H. J. (1997). Beknopte grammatica van het Nederlands. Kramers

compactwoordenboek, 525-563.

Koss, M. P., Heise, L., & Russo, N. F. (1994). The global health burden of rape.Psychology of Women

Quarterly, 18(4), 509-537.

Kucinskas, J. (2010). A research note on islam and gender egalitarianism: An examination of Egyptian and Saudi Arabian youth attitudes. Journal for the Scientific Study of Religion, 49(4), 761-770. Kuran. Geraadpleegd op 16 Mei 2014. http://www.kuran.nl/kuran/kuran_index.htm

Malamuth, N. M. (1981). Rape proclivity among males. Journal of social issues,37(4), 138-157.

(35)

Masser, B., Lee, K., & McKimmie, B. M. (2010). Bad woman, bad victim? Disentangling the effects of victim stereotypicality, gender stereotypicality and benevolent sexism on acquaintance rape victim blame. Sex Roles, 62(7-8), 494-504

Norman, J. (2005, April). Rape Law in Islamic Societies: Theory, Application and the Potential for Reform. In CSID Sixth Annual Conference, Washington, DC.

Samuels, B., & Feldmeth, M. G. (2010). White Paper Policy Analysis: Sexual Violence against Girls and Women in Darfur.

Scully, D., & Marolla, J. (1984). Convicted rapists' vocabulary of motive: Excuses and justifications. Social Problems, 530-544.

Sibley, C. G., & Wilson, M. S. (2004). Differentiating hostile and benevolent sexist attitudes toward positive and negative sexual female subtypes. Sex Roles, 51(11-12), 687-696.)

Slachtoffer verkrachting zelf schuldig. Volkrant, 19 Januari 2012.

Http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2664 /Nieuws/article/detail/3374330/2013/ 01/09/Slachtoffer-verkrachting-India-zelf-schuldig.dhtml

Smith, T. W. (2012). Beliefs about God across time and countries. NORC, University of Chicago. Sykes, G. M., & Matza, D. (2002). Techniques of neutralization. Criminological Theories: Bridging the

Past to the Future, 144.

Tajfel, H., & Turner, J. C. (1985). The social identity theory of intergroup behavior. Psychology of

intergroup relations, 2, 7-24

Tjaden, P., & Thoennes, N. (2000). Full Report of the Prevalence, Incidence, and Consequences of Violence Against Women Series: Research Report. Atlanta, GA: Centers for Disease Control

and Prevention.

United Nations. United Nations Office on Drugs and Crime (2008). http://www.unodc.org/ Van Dale, geraadpleegd op 14 Mei 2014.

Http://www.vandale.nl/opzoeken?pattern=seksismelang=nn#.U3S6G_l_s_Y&

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een ander voorbeeld: de aanval op christelijke missionarissen in 1900 te Shandong (de directe aanleiding, maar niet de oorzaak voor de Bokser Opstand), was oorspronkelijk gericht op

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

In het eerste deel, dat zes hoofdstukken bevat, wordt weergegeven wat er bekend is op het gebied van de kernconcepten die aan de orde zijn bij deze vraagstelling, namelijk

At all points, there is wide variation in the stories, but it is clear that incest strongly damaged especially the relational dimension of the God images and vice versa that stringent

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

’Representation of God’ wordt door Rizzuto (1979) in ob- jectrelationele termen benoemd als een intrapsychisch proces waarbij kennis, herinnerin- gen, gevoelens en ervaringen

Of: 'Vertrouw nooit een vrouw, zelfs al heeft ze je zeven zonen gegeven' (Japan)? Ook de visie dat ze met harde hand geregeerd moet worden maakt duidelijk wie hier als subject en