• No results found

De invloed van perceptual fluency en affect op subjectieve tijdswaarneming

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van perceptual fluency en affect op subjectieve tijdswaarneming"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

De Invloed van Perceptual Fluency en Affect op

Subjectieve Tijdswaarneming

Product: Bachelorthese Sociale Psychologie Naam: Jasmijn (J. I.) van Veggel

Studentnr.: 10316892

Universiteit: Universiteit van Amsterdam Begeleider: Dr. Mark Rotteveel

Datum: 25-05-2015

Aantal woorden: 4894

(2)

2 Inhoudsopgave 1. Abstract 3 2. Inleiding 4 3. Methode 8 3.1 Deelnemers 8 3.2 Design 9 3.3 Materialen en Apparatuur 9 3.4 Procedure 10 4. Resultaten 11 5. Discussie 14 6. Literatuurlijst 18 7. Appendices 20 7.1 Woordgroepen (A) 20 7.2 Versies (B) 22 7.3 Informed Consent (C) 23 7.4 Informatiebrochure (D) 24

7.5 Taak instructies (E) 26

7.6 Exit Interview (F) 27

(3)

3 Abstract

Zowel fluency als affect zijn niet-temporele factoren die invloed lijken te hebben op tijdsperceptie, waarbij de combinatie van beide factoren interessant is om te onderzoeken. Op basis van de neural coding efficiency hypothese en de correspondentietheorie, wordt verwacht dat fluency en positief affect leiden tot een onderschatting van tijdsduur en dat disfluency en negatief affect leiden tot een overschatting van tijdsduur. Dit onderzoek keek daarom naar de invloed van fluency (makkelijk vs. moeilijk leesbaar lettertype), affect (positieve, neutrale en negatieve woorden) en tijdsaanbieding (vijf verschillende aanbiedingstijden) op subjectieve tijdswaarneming. Uit de resultaten bleek dat fluency zorgde voor een overschatting van tijdsduur. Affect bleek echter geen effect te hebben. Hiermee lijkt er ondersteuning te zijn gevonden voor de misattributiehypothese.

(4)

4 Inleiding

Er zullen weinig mensen zijn die zich dagelijks bewust zijn van hun eigen tijdswaarneming, laat staan hoe dit kan wisselen per situatie. Toch zijn er een aantal

voorbeelden te noemen uit het dagelijks leven waarbij tijdswaarneming beïnvloed kan worden en die bovendien voor veel mensen herkenbaar zullen zijn. Zo lijkt het vaak alsof mensen die een vreemde taal spreken veel sneller praten dan mensen die dezelfde taal spreken. Zinnen lijken voorbij te schieten in een ononderbroken golf van woorden (Witherspoon & Allan 1985). Daarnaast lijken de leuke momenten voorbij te vliegen, zoals ook naar voren komt in de Engelse uitspraak ‘Time flies when having fun’ (Lui, Penney & Schirmer, 2011). Dit is een voorbeeld waarbij een positieve gebeurtenis leidt tot een verkorte tijdswaarneming, oftewel iets positiefs laat de tijd versnellen. Daar staat tegenover dat mensen die ervaring hebben met een ongeluk dit vaak beschrijven alsof de tijd vertraagd was. Alsof het ongeluk in slow-motion werd afgespeeld. Dit is een voorbeeld van iets negatiefs wat juist de waarneming van tijd laat vertragen. Bepaalde gebeurtenissen kunnen dus tot verschillende subjectieve

tijdswaarnemingen leiden en daaruit blijkt dus dat tijdswaarneming beïnvloed kan worden door niet-temporele factoren. Een voorbeeld van zo’n niet-temporele factor is perceptual fluency.

Perceptual fluency, ook wel kort gezegd als fluency, is het gemak waarmee mensen informatie verwerken. Fluency wordt gebruikt als informatiebron bij het maken van

beoordelingen over de wereld, oftewel een heuristische cue die informatie overzichtelijk en makkelijk beschikbaar maakt (Oppenheimer & Frank, 2008). Dit heeft als gevolg dat fluency vaak wordt ‘verward’ met een positieve affectieve evaluatie, dus een toename in liking. Een ander standpunt hierover is dat fluency en positieve affectieve evaluatie gelijkwaardige processen zijn, waardoor fluency automatisch leidt tot liking. Dit kwam bijvoorbeeld naar voren in het onderzoek van Reber, Winkielman en Schwarz (1998) die fluency op drie verschillende manieren gemanipuleerd hadden, namelijk de stimulus vooraf laten gaan door een matching prime, het gebruik van figure-ground contrast (de stimulus heeft hoog contrast met de achtergrond) en de stimulus langer aanbieden. Alle manipulaties van fluency zorgden voor een toename in liking. Daarnaast bleek uit het onderzoek van Weisbuch, Mackie en Garcia-Marques (2003) dat fluency een boodschap overtuigender kan laten lijken. Dit principe werd ook teruggevonden in het onderzoek van Carr, Rotteveel en Winkielman (submitted) waarbij fluency voor een toegenomen spanning in de lachspier zorgde, maar echter alleen als er sprake was van een affectieve evaluatie.

(5)

5

Daarnaast lijkt het ook mogelijk te zijn dat fluency een onderliggende verklaring is voor de vertekening in tijdswaarneming. Dit kan uitgelegd worden aan de hand van de onderzoeken van Matthews (2011) en Witherspoon en Allan (1985). Fluency kan mogelijk voor zowel een onderschatting als een overschatting bij tijdswaarneming zorgen. Matthews (2011) draagt een hypothese aan die zegt dat herhaling leidt tot een verkorte tijdsperceptie, namelijk de ‘neural coding efficiency’ hypothese. In dit onderzoek wordt gesproken van herhaling in plaats van fluency, maar de neural coding efficiency hypothese lijkt een

gelijkwaardig proces als fluency te beschrijven. Op basis hiervan kan verwacht worden dat de herhaling zoals gebruikt in dit onderzoek (Matthews, 2011) hetzelfde proces is als fluency en zal dus ook zo geïnterpreteerd worden. De verkorte tijdsperceptie in de hypothese van

Matthews (2011) komt dan dus waarschijnlijk doordat er door fluency minder hersenactiviteit nodig is, waardoor de cognitieve bronnen bespaart kunnen blijven (Pariyadath & Eagleman, 2007) en informatieverwerking dus meer fluent verloopt. Zo kan er meer aandacht uitgaan naar nieuwe dingen wat een evolutionair voordeel had bij overleving (Grill-Spector, Henson & Martin, 2006).

Een andere hypothese is de misattributiehypothese van Witherspoon en Allan (1985) die zegt dat fluency juist kan leiden tot een verlengde tijdsperceptie (overschatting van tijdsduur). Fluency zorgt voor een gemakkelijkere verwerking die vervolgens onjuist toegeschreven wordt aan een langere tijdswaarneming. Waarom het echter onjuist wordt toegeschreven aan een langere tijdswaarneming in plaats van een kortere tijdswaarneming, wordt niet uitgelegd door Witherspoon en Allan (1985). Er zijn daarnaast ook nog andere gevallen te noemen van de misattributie van fluency. Zo kwam uit het onderzoek van Weisbuch, Mackie en Garcia-Marques (2003) naar voren dat fluency onjuist toegeschreven werd aan de kracht van een boodschap, oftewel deze was overtuigender als er sprake is van fluency. Uit het onderzoek van Lee (2001) kwam naar voren dat fluency onjuist toegeschreven werd aan liking. Dit sluit aan bij het idee dat fluency gebruikt wordt als heuristiek om te wereld te kunnen beoordelen op een overzichtelijke manier (Oppenheimer & Frank, 2003). Dit is dus tegengesteld aan de neural coding efficiency hypothese waarbij een onderschatting van tijdsduur wordt verwacht.

Naast de niet-temporele factor fluency, is ook affect (emotie) een niet-temporele factor die in tegenstelling tot fluency, wel veel aandacht gekregen in het onderzoek naar subjectieve tijdswaarneming. Hierbij zijn veel verschillende hypotheses aangevoerd, maar er zijn twee bekende hypotheses die vaak tegenover elkaar werden gezet in het onderzoeksveld van tijdsperceptie. Dit zijn de aandachthypothese en de pacemaker account (arousal) hypothese

(6)

6

welke onder andere worden gebruikt in het onderzoek van Lui, Penney en Schirmer (2011) en Droit-Volet, Brunot en Niedenthal (2004). De aandachthypothese zegt dat hoe minder

aandacht er is gericht op het verstrijken van tijd, des te korter de inschatting van tijd is. De pacemaker account hypothese zegt dat arousal de hartslag laat toenemen, waardoor de toegenomen hartslagen per eenheid van tijd worden geïnterpreteerd als een langere

subjectieve tijdswaarneming (Droit-Volet, Brunot & Niedenthal, 2004). Uit deze onderzoeken (Droit-Volet, Brunot & Niedenthal, 2004; Lui, Penney & Schirmer, 2011; Droit-Volet & Meck, 2007) komt naar voren dat affect net zoals fluency een effect lijkt te hebben op tijdsperceptie.

Er lijkt alleen echter een andere manier te zijn om te kijken naar het effect van emotie (affect) op tijdsperceptie, omdat er aanwijzingen zijn dat fluency en affect vergelijkbare processen zijn. Dit wordt verklaard door de correspondentietheorie (Phaf & Rotteveel, 2005). Deze dient als toevoeging op de twee hypotheses van Matthews (2011) en Witherspoon en Allan (1985), die een brug slaat tussen fluency en affect. De correspondentietheorie zegt namelijk dat fluency intrinsiek correspondeert met positieve valentie en dat disfluency correspondeert met negatieve valentie. Het is waarschijnlijk dat fluency en positief affect dezelfde processen zijn, net zoals disfluency en negatief affect. Uit het onderzoek van Lui, Penney & Schirmer (2011) bleek dat het presenteren van een positieve afbeelding tussen twee neutrale stimuli in (dus ná S1, maar vóór S2), ervoor zorgde dat de tweede neutrale stimulus als korter werd waargenomen. Het omgekeerde effect werd gevonden voor negatieve

afbeeldingen; hierbij werd de stimulus namelijk als langer waargenomen. Het ging dus om een beoordeling van tijd van de tweede neutrale stimulus, maar deze beoordeling werd beïnvloed door het presenteren van een emotioneel geladen stimulus (tussen S1 en S2). Deze resultaten zijn in lijn met de neural coding efficiency hypothese (Matthews, 2011) en de correspondentietheorie (Phaf & Rotteveel, 2005), aangezien de neural coding efficiency hypothese een onderschatting van tijdsduur verwacht voor herhaling (fluency) en de

correspondentietheorie zegt dat fluency en positief affect een soortgelijk effect zullen hebben op tijdsperceptie. Kortom, een onderschatting van tijdsduur door het aanbieden van een positieve stimulus, zoals werd gevonden door Lui, Penney en Schirmer (2011).

Er zijn veel tegenstrijdige resultaten gevonden in het onderzoek naar tijdsperceptie, maar dit komt mogelijk door de vele verschillende taken die er gebruikt zijn. Ook Matthews (2011) en Witherspoon en Allan (1985) maken gebruik van een taak die op een aantal relevante punten van elkaar verschillen, waarvoor ook voordelen en nadelen te noemen zijn. De bisection taak zoals deze is gebruikt in het onderzoek van Witherspoon en Allan (1985)

(7)

7

heeft als nadeel dat woorden gelezen en geleerd moeten worden, voordat de echte taak begint. Door de tijd die erover heen gaat, kan het zijn dat veel woorden alweer vergeten zijn en bovendien dat sommige deelnemers mogelijk meer talent hebben om in dit korte tijdsbestek zoveel woorden te leren. Dit kan mogelijk zorgen voor een vertekening van de resultaten. Het voordeel van de taak van Matthews (2011) is dat het oordeel direct na de (wel of niet)

herhaalde stimulus plaatsvindt. Zodoende zal in dit onderzoek een variatie op de taak van Matthews (2011) gebruikt worden om vertekening te voorkomen, met als consequentie dat de neural coding efficiency hypothese de basis zal vormen voor de verwachtingen.

Zowel Matthews (2011) als Witherspoon en Allan (1985) deden een manipulatie van herhaling wat geïnterpreteerd kan worden als een vorm van fluency. Het kan echter ook op een andere manier, namelijk door de duidelijkheid (clarity) te manipuleren. Reber,

Winkielman en Schwarz (1998) deden dit onder andere door figure-ground contrast en Greifeneder et al. (2010) keken naar verschillende handschriften bij essays. Oppenheimer en Frank (2008) en Carr, Rotteveel en Winkielman (submitted) deden dit specifiek door

verschillende lettertypes te gebruiken om zo woorden fluent en disfluent te maken. In dit onderzoek zal eenzelfde manipulatie gedaan worden om te kijken of resultaat uit het

onderzoek van Matthews (2011) dan ook gevonden wordt, namelijk een kortere subjectieve tijdswaarneming bij herhaling en wellicht dus fluency. Daarnaast lijkt affect nog van invloed te zijn op subjectieve tijdswaarneming die bovendien veel overeenkomsten met fluency lijkt te hebben zoals blijkt uit de correspondentietheorie. Daarom zal er in dit onderzoek gekeken worden naar een combinatie van de beide factoren, namelijk de invloed van fluency en affect op de subjectieve tijdswaarneming.

Op basis van de neural coding efficiency hypothese (Matthews, 2011) en de

correspondentietheorie (Phaf & Rotteveel, 2005), kunnen een aantal verwachtingen opgesteld worden voor dit onderzoek. In dit onderzoek zullen verschillende lettertypes gebruikt worden voor de manipulatie van fluency waarbij het ene lettertype makkelijker leesbaar (fluent) zal zijn dan de ander (disfluent; moeilijk leesbaar). De eerste verwachting die hieruit volgt is dat fluency zal zorgen voor een verkorte tijdswaarneming (onderschatting) en dat disfluency zal zorgen voor een verlengde tijdswaarneming (overschatting). Daarnaast zegt de

correspondentietheorie dat fluency en positieve valentie vergelijkbare processen zijn en dus eenzelfde effect zullen hebben op tijdsperceptie, oftewel deze zorgen beide voor neural coding efficiency. Hetzelfde geldt voor disfluency en negatieve valentie. De tweede

verwachting die volgt uit deze informatie is dat fluency en positieve woorden zullen zorgen voor een verkorte tijdswaarneming en dat disfluency en negatieve woorden een verlengde

(8)

8

Onderschatting Tijd Overschatting

tijdswaarneming tot gevolg zullen hebben. Uit deze twee verwachtingen samen volgt de laatste verwachting waarbij iets gezegd kan worden over de combinatie van fluency en affect (Figuur 1). Fluency gecombineerd met positief affect zijn congruente processen en zullen zorgen voor de meest korte tijdswaarneming. Zo ook voor disfluency en negatief affect, deze combinatie zal zorgen voor de meest lange tijdswaarneming. Doordat disfluency - positief affect en fluency – negatief affect tegenstrijdige processen zijn, zullen ze elkaar uitwegen waardoor de tijdsperceptie weinig zal veranderen. De combinatie van neutraal (geen affect) met fluency en disfluency zal daar tussen in komen wat betreft de tijdsperceptie, oftewel een kleine onderschatting of overschatting.

Figuur 1. Verwachtingen voor tijdswaarneming, affect en fluency op een graduele as.

Methode

Deelnemers

Er hebben 34 deelnemers meegedaan aan het onderzoek. Er zijn hiervan twee deelnemers uitgesloten. Eén deelnemer is uitgesloten in verband met dyslexie en één deelnemer omdat deze er als uitschieter (outlier) uitkwam. De uiteindelijke steekproef

bestond uit 32 deelnemers (M = 22.06, SD = 2.30) waarvan 23 vrouwen (71.9%) en 9 mannen (28.1%). De steekproef bestond voornamelijk uit studenten waarvan het merendeel

psychologiestudenten. De eerstejaars psychologiestudenten konden voor deelname 1 proefpersoon punt ontvangen. Bovendien was het vereist dat de deelnemers Nederlands als moedertaal hadden. In het geval de deelnemer hier niet aan voldeed, werd deze uitgesloten van het onderzoek.

Positief x Fluent Neutraal x Fluent Negatief x Disfluent Neutraal x Disfluent Negatief x Fluent Positief x Disfluent

(9)

9 Design

De taak was gemaakt in het programma Inquisit. Er waren drie onafhankelijke variabelen, namelijk perceptual fluency (fluency vs. disfluency), affect (positief, negatief of neutraal) en tijdsaanbieding (400, 447, 506, 565 of 612 ms). Er was daarom sprake van een 2 x 3 x 5 within-subjects repeated-measures design. De afhankelijke variabele was subjectieve tijdswaarneming die dichotoom werd gemeten (0 is langer, 1 is korter).

Materialen en Apparatuur

Perceptual fluency was gemanipuleerd aan de hand van het lettertype, namelijk

makkelijk versus moeilijk leesbaar. Voor fluency was gekozen voor Arial, grootte 18, bold, in

het zwart (

voorbeeld

), voor disfluency is Script MT Bold, grootte 14 in het grijs (

voorbeeld

) gebruikt (Carr, Rotteveel & Winkielman, submitted). De manipulatie van affect was gedaan door het gebruik van 96 positieve woorden (voorbeelden zijn ‘aardig’, ‘beloning’ en ‘creatief’), 96 negatieve woorden (voorbeelden zijn ‘donker’, ‘fataal’ en ‘giftig’) en 96 neutrale woorden (voorbeelden zijn ‘jonker’, ‘klok’ en ‘lied’). De 288 woorden (Zeelenberg, Wagenmakers & Rotteveel, 2006)werden allemaal gebruikt in het onderzoek en geen enkel woord werd herhaald. De woorden waren op basis van intensiteit en emotionele betekenis gematcht en verdeeld over tien groepen, namelijk 2 (fluent en disfluent) x 5 (tijdsaanbieding). Zie Appendix A voor een overzicht van de woordgroepen en Appendix B voor het

bijpassende rotatieschema. Het begon met een oefenronde bestaande uit 18 trials zodat de deelnemers bekend zou raken met de taak. Vervolgens begon het echte onderzoek bestaande uit 9 blokken van 30 trials, oftewel 270 trials in totaal. Tussen de blokken kon de

proefpersoon een korte pauze nemen als dat nodig was. Er werd echter wel verwacht van de proefpersoon dat deze op de plek bleef zitten. Woorden werden in het midden van het scherm aangeboden.

Elk trial begon met een wit scherm (1 s) gevolgd door een standaardstimulus ‘XXXXX’ die 506 ms werd aangeboden. Daarna werd opnieuw een wit scherm (306 ms) aangeboden met daaropvolgend de target-stimulus (een positief, negatief of neutraal woord) die 5 verschillende aanbiedingstijden kon hebben (400, 447, 506, 565 of 612 ms). Alle tijdsaanbiedingen (5) kwamen 54 keer voor en alle combinaties van perceptual fluency en affect (2 x 3) kwamen 45 keer voor in het onderzoek. De deelnemer moest vervolgens de keuze maken of de target-stimulus korter (letter ‘S’, gemarkt met een blauwe sticker) of

(10)

10

langer (letter ‘L’, gemarkt met een gele sticker) was in vergelijking met de standaardstimulus. Dit keuzescherm bleef staan totdat de deelnemer een keuze had gemaakt. De

aanbiedingstijden waren een selectie van de aanbiedingstijden zoals ze zijn gebruikt in het onderzoek van Matthews (2011), waarbij de twee kortste en de langste aanbiedingstijden waren weg gelaten als versimpeling, omdat er anders te weinig waarnemingen per aanbiedingstijd zouden zijn. Zie figuur 2.

Figuur 2. Overzicht van de taak met invulling van het scherm en bijbehorende aanbiedingstijd.

Procedure

Het onderzoek werd gedaan in een lab ruimte van de UvA, namelijk L2.22 op de locatie Roeterseiland. Voordat het onderzoek werd gestart, moest de deelnemer informed consent tekenen (zie Appendix C en D). De deelnemer werd achter een computer gezet en kreeg vervolgens een korte instructie van de proefleider. Vervolgens kreeg de deelnemer nogmaals de instructies op de computer te zien voordat de taak begon. Er werd verteld dat er in het onderzoek gekeken werd naar tijdswaarneming. Het doel daarbij was om te kijken hoe goed de deelnemer tussen verschillende tijdsaanbiedingen kon discrimineren. Er werd verteld dat de woorden een emotionele betekenis konden hebben en dat deze ook in verschillende verschijningsvormen konden staan (zie Appendix E voor de taak instructies). Het onderzoek duurde maximaal een uur. Er werden 2 proefleiders gebruikt bij het leiden van het onderzoek. Aan het einde werden er nog een aantal vragen gesteld over leeftijd, studie en brilgebruik en moest de deelnemer een exit-vragenlijst invullen (zie Appendix F voor de exit-vragenlijst).

(11)

11

Hierin werd bijvoorbeeld de vraag gesteld als ‘Zijn er nog dingen opgevallen tijdens het onderzoek?’. Ook kon de deelnemer nog vragen stellen als dat nodig was en kreeg de deelnemer de mogelijkheid zijn of haar e-mailadres op te schrijven om op de hoogte gehouden te worden van de onderzoeksresultaten.

Resultaten

Zoals al werd genoemd in de methode, is er een deelnemer uitgesloten van het onderzoek op basis van de data, naast de andere deelnemer die is uitgesloten in verband met dyslexie. In drie van de zes groepen (2 fluency x 3 affect) komt deze deelnemer eruit als uitschieter. Bovendien was de data erg extreem in vergelijking met de data van de andere deelnemers. Uit een vooranalyse bleek dat deze deelnemer onterecht het effect van fluency versterkte, wat er toe heeft geleid deze deelnemer uit te sluiten van het onderzoek.

De afhankelijke variabele is een dichotome variabele, namelijk korter of langer. Deze is omgezet naar gemiddelden met de waarde tussen 0 en 1. De waarde 1 staat voor ‘korter’ en 0 voor ‘langer’. Dit betekent dat een waarde boven .50 een kortere subjectieve

tijdswaarneming aanduidt en een waarde onder .50 een langere subjectieve tijdswaarneming aanduidt. De waarde van de afhankelijke variabele kan daarom gezien worden als een proportie kortresponsen.

Er is een repeated-measures ANOVA uitgevoerd. Hieruit bleek dat er een hoofdeffect is van fluency (F(1, 31) = 8.19, p = .007, η² = .21). Fluency (M = .52, SD = .02) heeft een langere subjectieve tijdswaarneming dan disfluency (M = .62, SD = .02). De proportie

kortresponsen van de algehele data (M = .58, SD = .10) verschilt significant van kans niveau (t (33) = 4.51, p < .001), namelijk dat er ondanks het effect van fluency en disfluency een sterkere neiging was naar de keuze voor korter in plaats van langer.

Verder is er geen significant hoofdeffect gevonden voor affect (F (2, 62) = .09, p = .916, n.s.). Zie Tabel 1 voor de gemiddelden en standaarddeviaties van de proportie

kortresponsen van fluency en affect. Ook is er geen interactie-effect gevonden voor fluency en affect (F (2,62) = 2.28, p = .111, n.s.). In Appendix G is nog een grote overzichtstabel te vinden gemiddelden en standaarddeviaties van de proportie kortresponsen van fluency, affect en tijdsaanbieding.

(12)

12 Tabel 1

Proportie Kortresponsen Gemiddelden en Standaarddeviaties van Fluency en Affect

Fluency Affect Gemiddelde (M) Standaarddeviatie (SD)

Fluency Positief .502 .156 Neutraal .531 .134 Negatief .522 .151 Disfluency Positief .632 .136 Neutraal .609 .137 Negatief .621 .149

Voor de tijdsaanbieding is de assumptie van sfericiteit geschonden (Mauchly’s W (9) = .05, p < .001). Om die reden werd er gekeken naar Greenhouse-Geisser, waaruit een

hoofdeffect van tijd is gebleken (F (4, 124) = 93.90, p < .001, η² = .75). “Tijdsaanbieding 1” (M = .80, SD = .02) werd als kortst waargenomen en “tijdsaanbieding 5” (M = .33, SD = .03) werd als langst waargenomen, met de andere tijdsaanbiedingen hier tussen in. Zie Tabel 2 voor de gemiddelden en standaarddeviaties van de proportie kortresponsen van alle

tijdsaanbiedingen en Figuur 1A en 1B voor het overzicht in een grafiek. Dit is een logische uitkomst gezien het feit dat “tijdsaanbieding 1” 400 ms. duurde en “tijdsaanbieding 5” 612 ms.

Uit het exit-interview kwam naar voren dat de manipulatie van fluency door 17 deelnemers (50.0%) werd genoemd als hetgene wat was opgevallen in het onderzoek. Hierbij werd voornamelijk het kleurverschil genoemd (zwart-grijs) en af en toe ook het verschil in grootte van de letters. Ook de manipulatie van affect, namelijk positieve, negatieve en neutrale woorden, werd hier genoemd. Dit was echter bij beduidend minder deelnemers opgevallen, namelijk 7 deelnemers (20.0%) waarbij voornamelijk werd benoemd dat er emotioneel geladen woorden gezien waren.

(13)

13 Tabel 2

Proportie Kortresponsen Gemiddelden en Standaarddeviaties van de Verschillende Tijdsaanbiedingen

Tijd Gemiddelde (M) Standaarddeviatie (SD)

Tijd 1 (400 ms) .799 .024 Tijd 2 (447 ms) .712 .022 Tijd 3 (506 ms) .575 .021 Tijd 4 (565 ms) .431 .025 Tijd 5 (612 ms) .330 .025

Figuur 1A en 1B. De invloed van tijd op subjectieve tijdswaarneming (1A) en de invloed van tijd en fluency op subjectieve tijdswaarneming (1B).

Uit deze resultaten kan geconcludeerd worden dat de verwachting voor fluency niet is uitgekomen. De verwachting was dat fluency zou zorgen voor een kortere subjectieve

tijdswaarneming dan disfluency, terwijl juist is gebleken dat fluency voor een langere subjectieve tijdswaarneming zorgt. Oftewel het omgekeerde effect is eruit gekomen. Voor affect is helemaal geen significant effect gevonden, terwijl de verwachting was dat positief affect voor een kortere subjectieve tijdswaarneming en negatief affect voor een langere subjectieve tijdswaarneming zou zorgen. Dit betekent dus ook dat de verwachting dat fluency en positief affect elkaar zouden versterken, niet werd teruggevonden. Hetzelfde geldt voor de verwachting van negatief affect en disfluency.

(14)

14

Discussie

In dit onderzoek is gekeken naar de invloed van perceptual fluency en affect op subjectieve tijdswaarneming. Uit de resultaten kwam naar voren dat er een effect is van fluency, namelijk fluency leidt tot een langere subjectieve tijdswaarneming dan disfluency. Er werd echter geen effect gevonden voor affect; dit bleek dus geen invloed te hebben op de subjectieve tijdswaarneming. Tegen de verwachtingen in werd er geen ondersteuning

gevonden voor de neural coding efficiency hypothese (Matthews, 2011), want deze hypothese voorspelde namelijk een onderschatting van tijdsduur terwijl in dit onderzoek juist een

overschatting van tijdsduur werd gevonden. De resultaten ondersteunen daarentegen wel de misattributiehypothese van Witherspoon en Allan (1985). Volgens deze hypothese werd juist een langere subjectieve tijdswaarneming verwacht, namelijk dat fluency onjuist wordt

toegeschreven aan een langere tijdsperceptie. Doordat er geen effect gevonden werd van affect in het huidige onderzoek, werd er nu ook geen ondersteuning gevonden voor de

correspondentietheorie, die voorspelde dat fluency en affect eenzelfde invloed zouden hebben op de subjectieve tijdswaarneming. Fluency en positief affect zouden daarbij ongeveer gelijke processen zijn en hetzelfde geldt voor disfluency en negatief affect.

Het effect van fluency kan dus mogelijk verklaard worden aan de hand van de

misattributiehypothese (Witherspoon & Allan, 1985). Het onjuist toeschrijven van fluency aan een langere subjectieve tijdswaarneming, sluit ook aan bij het idee van een heuristische verwerking (Oppenheimer & Frank, 2008). Hierbij wordt fluency gebruikt als informatiebron om een beoordeling van tijdsduur te maken. Rhodes en McCabe (2009) vonden een

vergelijkbaar resultaat zoals werd gevonden in het huidige onderzoek alleen manipuleerden zij fluency door expertise. Ze vonden dat bij mensen met een hoge domeinkennis (experts), de woorden uit het domein (expertwoorden) als langer werden waargenomen dan

niet-gerelateerde woorden. Oftewel de woorden uit het expertdomein zijn fluent, omdat deze vaak gebruikt worden en om die reden wordt daarbij een overschatting van tijdsduur gemaakt.

Welk mechanisme er bij de misattributiehypothese voor zorgt dat er sprake is van een overschatting van tijdsduur in plaats van een onderschatting, wordt niet duidelijk gemaakt door Witherspoon en Allan (1985). Rhodes en McCabe (2009) dragen daarbij een mogelijke verklaring aan voor het effect van fluency, namelijk de aandachthypothese (Lui, Penney & Schirmer, 2011; Droit-Volet, Brunot & Niedenthal, 2004). Zij zeggen dat het verwerken van expertwoorden (fluent) de kans geeft om meer aandacht te geven aan de tijdsbeoordeling, wat leidt tot overschatting van tijdsduur bij woorden die fluent zijn. Dit is in lijn met de

(15)

15

aandachthypothese (Droit-Volet, Brunot & Niedenthal, 2004), waarbij het gaat om de verdeling van aandacht. Als er meer aandacht is gericht op het verstrijken van tijd in plaats van op de stimulus, zal dat ervoor zorgen dat de tijdsduur als langer wordt waargenomen. Kortom, stimuli die fluent zijn hebben minder aandacht nodig dan stimuli die disfluent zijn met als gevolg dat de aandacht naar tijd gaat, waardoor een overschatting van tijdsduur wordt gemaakt. Het zou dus mogelijk kunnen zijn dat aandacht het mechanisme is dat lijkt te ontbreken in de redenering van Witherspoon en Allan (1985). Door aandacht toe te voegen zou het ervoor kunnen zorgen dat de misattributiehypothese een sluitende verklaring kan zijn voor de overschatting van tijdsduur bij fluency, zoals terug werd gevonden in het huidige onderzoek.

De manipulatie van herhaling, geïnterpreteerd als fluency, (Matthews, 2011; Witherspoon & Allan, 1985) heeft een klein gebrek, namelijk dat er een alternatieve verklaring genoemd zou kunnen worden voor het effect van herhaling. Dit is het oddball effect, ook wel het presenteren van een ‘nieuwe’ (oddball) stimulus in een serie van herhaalde stimuli waardoor de oddball langer lijkt te duren dan de herhaalde stimuli (Eagleman & Pariyadath, 2009). In het onderzoek van Matthews (2011) kan het zijn dat fluency voor een onderschatting van tijdsduur zorgt, maar het is ook mogelijk dat de oddball (nieuwe stimulus) voor een overschatting van tijdsduur zorgt. Matthews (2011) geeft hierbij ook zelf aan dat het effect niet alleen door herhaling (ook wel fluency), maar mogelijk ook door het oddball effect verklaard kan worden. Bij Matthews (2011) wordt het dus niet duidelijk of het fluency of de oddball is die het effect teweeg brengt. Alhoewel een oddball over het algemeen veel minder vaak voorkomt dan de herhaalde stimuli in een reeks aanbiedingen, is er in het onderzoek van Matthews (2011) echter wel sprake van een nieuwe stimulus. Hierdoor krijgt een nieuwe stimulus waarschijnlijk toch meer aandacht dan een herhaalde stimulus, ondanks het feit dat ze beide maar één keer worden aangeboden wat dus waarschijnlijk leidt tot een overschatting van de aanbiedingstijd van de oddball in het onderzoek van Matthews (2011). In het huidige onderzoek is fluency gemanipuleerd door middel van leesbaarheid en dus niet door middel van herhaling, waardoor een mogelijk oddball effect kan worden uitgesloten. Het oddball effect komt namelijk door het aanbieden van een nieuwe stimulus in een serie herhaalde stimuli en in dit onderzoek worden er geen stimuli herhaald aangeboden. Het voordeel hiervan is dat het oddball effect voor dit onderzoek geen alternatieve verklaring kan zijn en dus dat het gevonden effect zeer waarschijnlijk komt door fluency.

Hoewel er een effect is gevonden van fluency, was dit echter niet het geval voor affect. Hierdoor werd er dus ook geen ondersteuning gevonden voor de correspondentietheorie (Phaf

(16)

16

& Rotteveel, 2005). Het is dus mogelijk dat affect geen invloed heeft op tijdsperceptie als er bijvoorbeeld ook een manipulatie van fluency gedaan wordt en dus dat er terecht geen effect gevonden is. Het lijkt echter toch te voorbarig om de correspondentietheorie direct uit te sluiten, omdat het mogelijk is dat de afwezigheid van het effect bijvoorbeeld komt door een te zwakke manipulatie. Bij de taak gebeurde er waarschijnlijk teveel in een zeer korte tijd, waardoor de aandacht voornamelijk is uit gegaan naar de manipulatie van fluency in plaats van naar de affectieve betekenis van de woorden. Achteraf werd door de meeste

proefpersonen ook aangegeven dat ze het verschil tussen fluency en disfluency woorden hadden opgemerkt, maar dat de presentatie van affectieve woorden beduidend minder opvallend was geweest. Het kan ook mogelijk zijn dat affect alleen onbewust is verwerkt en dat bewuste waarneming van affectieve woorden een vereiste is om een effect te vinden. In beide gevallen zou het misschien beter zijn om een sterkere manipulatie van affect te doen, zodat het genoeg aandacht krijgt en bewust wordt waargenomen.

Het onderzoek van Carr, Rotteveel en Winkielman (submitted) biedt mogelijk een oplossing. Uit hun onderzoek kwam naar voren dat er alleen meer liking werd ervaren bij fluency als er sprake was van een affectieve evaluatie. Het zou mogelijk kunnen zijn dat als er een affectieve evaluatie was toegevoegd voor de affectief geladen woorden, dat er meer nadruk zou komen te liggen op affect. Bovendien worden de affectieve woorden dan

misschien bewust verwerkt in plaats van onbewust. Het lijkt dus misschien overbodig om een affectieve evaluatie aan affectief geladen stimuli toe te voegen, maar wellicht is dat nodig om affect meer saillant en toegankelijk te maken. De mogelijke zwakke manipulatie van affect is daarom een beperking van dit onderzoek, maar kan in vervolgonderzoek mogelijk opgelost worden door bijvoorbeeld een affectief evaluatie component toe te voegen. Een andere optie is het gebruik maken van een geheel andere manipulatie van affect, zoals afbeeldingen, die wellicht krachtiger zijn voor het saillant maken van affect.

Naast de beperking van een mogelijk te zwakke manipulatie van affect, is er mogelijk ook een puntje van kritiek te noemen op de manipulatie van fluency. Het is namelijk zo dat fluency gemanipuleerd is op meerdere aspecten van de leesbaarheid van een woord. De fluency en disfluency woorden verschilden op basis van kleur, grootte, lettertype en dikte. Waarschijnlijk heeft de manipulatie bestaande uit vier verschillende stimulus aspecten er toe geleid dat de manipulatie sterk genoeg was om een effect van fluency te vinden, maar

hierdoor is het onduidelijk of een losstaand aspect, bijvoorbeeld alleen kleur (zwart-grijs), ook een fluency effect teweeg kan brengen. Ondanks de onduidelijkheid die er bestaat over deze verschillende stimulus aspecten, is het wel bekend uit voorgaand onderzoek (Carr, Rotteveel

(17)

17

& Winkielman, submitted) dat alle aspecten gerelateerd zijn aan fluency. Voor toekomstig onderzoek zou het interessant kunnen zijn om te kijken welk aandeel de stimulus aspecten van fluency hebben als ze afzonderlijk worden gemanipuleerd.

Er zijn dus kritiekpunten te noemen voor dit onderzoek waar in vervolgonderzoek aandacht aan besteed moet worden. Daarnaast zijn er punten van aandacht te noemen, waarmee rekening mee gehouden dient te worden bij de interpretatie van resultaten in het onderzoeksveld. Dit zijn dus niet zozeer beperkingen als wel dingen waar men bewust van moet zijn. Om te beginnen wordt er bij het doen van analyses geen rekening gehouden met individuele verschillen, terwijl deze er wel zijn (Matthews & Meck, 2014). Vaak worden verschillen tussen personen als ruis gezien, maar in dit geval kan het mogelijk een betekenis hebben die over het hoofd gezien wordt bij het kijken naar een globaal effect. Het kan zijn dat de ene persoon beter is in het discrimineren tussen verschillende aanbiedingstijden dan de andere persoon. In het geval een persoon moeite heeft met het zien van deze verschillen, oftewel temporele informatie lijkt ambigu te zijn, zal deze persoon eerder geneigd zijn terug te vallen op non-temporele informatie. In dit onderzoek zou het betekenen dat er

teruggevallen kan worden op fluency als heuristische informatiebron voor het beoordelen van tijd. Het komt er dus op neer dat als er (temporele) informatie ontbreekt of dat als deze niet wordt herkend, er eerder gebruik wordt gemaakt van niet-temporele factoren als fluency om een oordeel te maken. De ene persoon zal dus eerder beïnvloed worden door fluency dan de andere persoon.

Er kan geconcludeerd worden dat ondanks de beperkingen, dit onderzoek toch een meerwaarde heeft voor het onderzoeksveld van tijdsperceptie. Er is namelijk nog geen eerder onderzoek gedaan naar de invloed van fluency op subjectieve tijdswaarneming. Hierbij blijkt er een effect van fluency te zijn op subjectieve tijdswaarneming dat niet verklaard kan worden door het oddball effect, anders dan het onderzoek van Matthews (2011) waarbij gebruik wordt gemaakt van herhaling. Bovendien kan er in toekomstig onderzoek goed worden verder gebouwd op de inzichten die dit onderzoek gedaan zijn. De resultaten lijken de

misattributiehypothese (Witherspoon & Allan, 1985) te ondersteunen met aandacht als mogelijk verklarend mechanisme uit de aandachthypothese (Droit-Volet, Brunot & Niedenthal, 2004). Niet-temporele factoren zoals fluency, en waarschijnlijk ook affect, kunnen dus de tijdsperceptie beïnvloeden, maar vooral als andere informatie lijkt te ontbreken.

(18)

18 Literatuurlijst

Carr, E. W., Rotteveel, M., & Winkielman, P. (submitted). Easy moves: perceptual fluency facilitates approach action-tendencies.

Droit-Volet, S., Brunot, S., & Niedenthal, P. M. (2004). Perception of the duration of emotional events. Cognition and Emotion, 18, 849-858.

Droit-Volet, S., & Meck, W. H. (2007). How emotions colour our perception of time. Cognitive Sciences, 11, 504-513.

Eagleman, D. M., & Pariyadath, V. (2009). Is subjective duration a signature of coding efficiency? Philosophical Transactions of the Royal Society B, 364, 1841-1851.

Greifeneder, R., Alt, A., Bottenberg, K., Seele, T., Zelt, S., & Wagener, D. (2010). On writing legibly: Processing fluency systematically biases evaluations of handwritten material. Social Psychological and Personality Science, 1, 230-237.

Grill-Spector, K., Henson, R., & Martin, A. (2006). Repetition and the brain: neural models of stimulus-specific effects. Cognitive Sciences, 10, 14-23.

Jacoby, L. L., & Whitehouse, K. (1989). An illusion of memory: false recognition influenced by unconscious perception. Journal of Experimental Psychology, 118, 126-135.

Lui, M. A., Penney, T. B., & Schirmer, A. (2011). Emotion effects on timing: Attention versus pacemaker accounts. Plos One, 6, 1-9.

Matthews, W. J. (2011). Stimulus repetition and the perception of time: the effects of prior exposure on temporal discrimination, judgment, and production. Plos One, 6, 1-7.

Matthews, W. J., & Meck, W. H. (2014). Time perception: the bad news and the good. Wires Cognitive Science, 5, 429-446.

(19)

19

sweet: Effects of perceptual fluency on categorization. Cognition, 106, 1178-1194.

Pariyadath, V., & Eagleman, D. (2007). The effect of predictability on subjective duration. Plos one, 11, 1-6.

Phaf, R. H., & Rotteveel, M. (2005). Affective modulation of recognition bias. Emotion, 5, 309-318.

Reber, R., Winkielman, P., & Schwarz, N. (1998). Effects of perceptual fluency on affective judgments. Psychological Science, 9, 45-48.

Rhodes, M. G., & McCabe, D. P. (2009). Expertise makes the world slow down: judgements of duration are influenced by domain knowledge. The Quarterly Journal of

Experimental Psychology, 62, 2313-2319.

Shen, L., & Urminsky, O. (2013). Making sense of nonsense: the visual salience of units determines sensitivity to magnitude. Psychological Science, 24, 297-304.

Weisbuch, M., Mackie, D. M., & Garcia-Marques, T. (2003). Prior source exposure and persuasion: further evidence for misattributional processes. Personality and Social Psychology, 29, 691-700.

Witherspoon, D., & Allan, L. G. (1985). The effect of a prior presentation on temporal judgment in a perceptual identification task. Memory & Cognition, 13, 101-111.

Zeelenberg, R., Wagenmakers, E., & Rotteveel, M. (2006). The impact of emotion on perception. Psychological Science, 17, 287-291.

(20)

20 Appendix A

Woordgroepen*

Groep A Groep B Groep C Groep D Groep E

beroerd kanker moord haat fataal

verraad duivel stikken dwang triest

kapot akelig bedrog vijandig dreigend

schelden woest tragisch klagen smerig

falen verdomme nood lelijk janken

leugen puin plaag stress monster

zonde plagen pech saai weduwe

pistool star lawaai doof kaal

koud berucht duister donderen hongerig

fragment opzoeken persen oppakken brij

kudde casino ronde pijl toezien

klappen gamma vloeien lijn meten

drietal reeks comité laken fractie

beetje ontlenen broek fungeren kalk

bizar cent premier feit aard

verblijf meeuw gloeien bellen piloot

thee totaal dialoog rivier duizend

orkest mythe ruiken zuurstof smaak

schat klasse plus guitig braaf

best luxe juweel troost aaien

baat trots gunnen gerust speels

beleefd winst glorie handig gewonnen

populair schoon welkom knap triomf

slim goed vredig gaaf held

zalig perfect pret dapper hoop

hoera succes trouw engel briljant

gezond wijsheid lach humor lief

Groep Z (oefenblok) slaaf arbeid driftig werkend zielig evolutie boos gratie rotzooi beroemd stomp knus zoek makker zender leuk fles geliefd

(21)

21

Groep F Groep G Groep H Groep I Groep J

wanhoop ziekte agressie ramp kwellen

dode kwetsen schoft ruzie geslagen

crisis gevangen kwaal verrot afgang

hopeloos zeuren wraak fout nijdig

dief jammeren grauw bang schade

giftig schande sleur bitter ontslaan

onrust piekeren blind zinloos vuil

klap bloed herrie idioot kwalijk

schim donker dilemma raar drama

natie inwendig delven stof dronk

buitenaf marine gewicht economie klok

sultan cijfer wetgever aspect context

code schema kauwen wetboek tijdperk

cabine lopend linnen lade smidse

straks jeep tent media tijdig

jonker rugzak prompt tempo tante

mens oosters conditie sparen aanbod

blinken drankje piano stijl lied

kermis applaus verzot keurig deugd

fraai jolig geschikt fris correct

jong verzorgd gratis cadeau ijverig

beloning waardig royaal elegant voldaan

geschenk charmant bloei bekwaam moedig

prima strelen begaafd zoen teder

oprecht aardig volmaakt grappig opgewekt

feest kameraad ideaal creatief hemels

zonnig geluk paradijs vreugde vriend

* De woorden zijn aan elkaar gekoppeld op basis van intensiteit en emotionele betekenis. In elke groep zijn dus evenveel positieve, neutrale en negatieve woorden aanwezig, maar ook ongeveer evenveel woorden met lage, gemiddelde en hoge intensiteit.

(22)

22 Appendix B Versies* 1 fl_1** 2 fl_2 3 fl_3 4 fl_4 Groep 5 fl_5 6 disfl_1 7 disfl_2 8 disfl_3 9 disfl_4 10 disfl_5 Versie 1 A B C D E F G H I J Versie 2 J A B C D E F G H I Versie 3 I J A B C D E F G H Versie 4 H I J A B C D E F G Versie 5 G H I J A B C D E F Versie 6 F G H I J A B C D E Versie 7 E F G H I J A B C D Versie 8 D E F G H I J A B C Versie 9 C D E F G H I J A B Versie 10 B C D E F G H I J A

* Op basis van de variabele fluency (2) en tijd (5) kunnen 10 groepen gemaakt worden. In het schema hierboven is terug te vinden hoe de groepen woorden (a, b, c etc.) zijn geroteerd in de groepen van fluency x tijd. Op deze manier zijn er 10 versies van de taak gemaakt waarbij alle woordgroepen één keer in elke groep van fluency en tijd heeft gezeten. Alle versies zijn ongeveer even vaak gebruikt bij de deelnemers.

** Namen van de groepen uitgeschreven.

Groep 1 Fluency x tijd 1 Groep 6 Disfluency x tijd 1 Groep 2 Fluency x tijd 2 Groep 7 Disfluency x tijd 2 Groep 3 Fluency x tijd 3 Groep 8 Disfluency x tijd 3 Groep 4 Fluency x tijd 4 Groep 9 Disfluency x tijd 4 Groep 5 Fluency x tijd 5 Groep 10 Disfluency x tijd 5

(23)

23 Appendix C

Informed consent

Ik verklaar hierbij op voor mij duidelijke wijze te zijn ingelicht over de aard en methode van het onderzoek, zoals uiteengezet in de informatiebrochure

‘Tijdwaarneming is een kunst’. Mijn vragen zijn naar tevredenheid beantwoord. Ik stem geheel vrijwillig in met deelname aan dit onderzoek. Ik behoud daarbij het recht deze instemming weer in te trekken zonder dat ik daarvoor een reden hoef op te geven en besef dat ik op elk moment mag stoppen met het experiment. Indien mijn onderzoeksresultaten gebruikt zullen worden in wetenschappelijke publicaties, dan wel op een andere manier openbaar zullen worden gemaakt, zal dit volledig

geanonimiseerd gebeuren. Mijn persoonsgegevens zullen niet door derden worden ingezien zonder mijn nadrukkelijke toestemming.

Als ik nog verdere informatie over het onderzoek zou willen krijgen, nu of in de toekomst, kan ik mij wenden tot Jasmijn van Veggel

(jasmijn_van_veggel@hotmail.com; 06-44113994). Voor eventuele klachten over dit onderzoek kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam: Femke ten Velden

(F.S.tenVelden@uva.nl; 020 5256755).

Aldus in tweevoud getekend:

………. ……….

Naam proefpersoon Handtekening

‘Ik heb toelichting verstrekt op het onderzoek. Ik verklaar mij bereid nog opkomende vragen over het onderzoek naar vermogen te beantwoorden.’

(24)

24 Appendix D

Informatiebrochure ‘Tijdwaarneming is een kunst’

U gaat deelnemen aan het onderzoek ‘Tijdwaarneming is een kunst’. Voordat het onderzoek begint, is het belangrijk dat u kennis neemt van de procedure die in dit onderzoek gevolgd wordt. Leest u daarom het onderstaande zorgvuldig door.

Doel van het onderzoek

In dit experiment onderzoeken wij hoe goed u kunt discrimineren tussen

verschillende tijdsaanbiedingen. Het gaat hierbij om de snelheid en juistheid waarin dit gedaan wordt.

Instructie

Tijdens het experiment zit u voor een computerscherm waarop woorden zullen worden aangeboden. We vragen u te beoordelen hoe lang de tijdsaanbieding van een woord is geweest in vergelijking met een standaard stimulus die kort voor het woord zal worden aangeboden. De gebruikte woorden kunnen een emotionele betekenis hebben. Daarnaast zullen de woorden worden aangeboden in verschillende verschijningsvormen. U krijgt eerst een aantal oefentrials, om

vertrouwd te raken met de experimentele procedure en de verschillende woorden en verschillende verschijningsvormen van de woorden.

Metingen

Tijdens het experiment zal uw reactietijd en uw accuratesse gemeten worden.

Vrijwilligheid

Uw deelname is geheel vrijwillig, het zal op geen enkele wijze gevolgen voor u hebben als u nu of tijdens het onderzoek afziet van deelname aan dit onderzoek. U kunt ook tot 24 uur na het onderzoek nog uw toestemming voor het gebruiken van uw gegevens intrekken. U kunt uw medewerking dus te alle tijden staken; U bent vrij om dit te doen zonder opgave van redenen. In dat geval zullen uw gegevens uit onze bestanden verwijderd worden en vernietigd.

Veiligheid en verzekering

Omdat dit onderzoek geen risico’s voor uw gezondheid of veiligheid met zich

meebrengt, gelden de voorwaarden van de reguliere aansprakelijkheidsverzekering van de UvA.

Vertrouwelijkheid van de onderzoeksgegevens

De gegevens van dit onderzoek zullen door de onderzoekers alleen worden gebruikt voor wetenschappelijke doeleinden. Hierbij wordt geen gebruik gemaakt van uw persoonsgegevens en blijft de anonimiteit gewaarborgd. De gegevens kunnen

(25)

25

eventueel ter beschikking worden gesteld aan andere onderzoekers, maar dan wel in volstrekt anonieme vorm.

Vergoeding

De deelnemer krijgt een vergoeding van één proefpersoonpunt per uur voor deelname aan het onderzoek.

Nadere inlichtingen

Voor eventuele extra informatie over het onderzoek, kunt u zich wenden tot Jasmijn van Veggel (jasmijn_van_veggel@hotmail.com; 06-44113994). Voor eventuele klachten over dit onderzoek, kunt u zich wenden tot het lid van de Commissie Ethiek van de afdeling Psychologie van de Universiteit van Amsterdam: Femke ten Velden (F.S.tenVelden@uva.nl; 020-5256755).

(26)

26 Appendix E

Taak instructies Welkom,

In dit onderzoek wordt er gekeken naar de tijdswaarneming. Wij zijn geïnteresseerd in hoe goed jij bent in het onderscheiden van verschillende aanbiedingstijden. Het is belangrijk dat je niet afgeleid raakt tijdens dit onderzoek en dat je je goed blijft concentreren. Tussendoor is de mogelijkheid tot het nemen van een pauze, maak daar gebruik van als dat nodig is. Het is verder de bedoeling dat je telefoon uit is en in je tas zit.

Druk op de spatie om verder te gaan.

De taak ziet er als volgt uit, we beginnen met een oefenblok bestaande uit 18 trials. Dit wordt gedaan om bekendheid met de taak te creëren, zodat duidelijk is wat er van je verwacht wordt. Na dit oefenblok volgt het echte onderzoek.

Druk op de spatie om verder te gaan.

Allereerst zie je een standaardstimulus (XXXXXXXXX), deze heeft een bepaalde aanbiedingstijd. Daarna volgt het target-woord, deze tijdsaanbieding kan enigszins verschillen ten opzichte van de standaardstimulus. We vragen aan jou om aan te geven of het target-woord (de tweede stimulus), korter of langer wordt aangeboden dan de standaardstimulus. Dit wordt gedaan door op de blauwe toets te drukken als het korter is en op de gele toets als het langer is.

Druk op de spatie om verder te gaan.

De oefenronde begint nu. Succes!

Druk op de spatie om verder te gaan.

Dit was de oefenronde, hopelijk is de taak nu duidelijk. Als er nu nog vragen zijn, stel ze aan de proefleider. Hierna gaat het echte onderzoek beginnen. Er zijn 9 blokken van 30 trials. Zorg dat je geconcentreerd blijft en wanneer nodig tussen de blokken een korte pauze neemt.

Druk op de spatie om verder te gaan.

Nu gaat het onderzoek echt beginnen. Op de volgende pagina begint de eerste trial. Succes!

Druk op de spatie om verder te gaan.

Dit was het onderzoek, bedankt voor je deelname. Je kunt nu naar de proefleider gaan. Wil je op de hoogte gehouden worden van de resultaten, dan kan je bij de proefleider je e-mailadres opschrijven.

(27)

27 Appendix F

Exit interview bij: “ Tijdswaarneming is een kunst” Proefpersoonnummer:

1. Zijn er dingen die je zijn opgevallen tijdens het onderzoek (maakt niet uit wat)? ---

2. Hoe ging de taak voor je eigen gevoel?

---

3. Is het gelukt om geconcentreerd te blijven tijdens het uitvoeren van de gehele taak? Zo niet, van welk moment af aan lukt het niet meer om je goed te concentreren? ---

4. Heb je emotioneel geladen woorden gezien en zoja, welke?

(28)

---28

---

5. Is het je opgevallen dat de woorden in verschillende fonts (eventueel uitleggen) werden aangeboden? ---

6. Is het je opgevallen dat de woorden ook in verschillende kleuren werden aangeboden? ---

7. Had je het idee dat er een relatie bestond tussen de emotionele betekenis van de woorden en het font waarin ze werden aangeboden?

---

8. Had je het idee dat er een relatie bestond tussen de emotionele betekenis van de woorden en de kleur waarin ze werden aangeboden?

(29)

29 ---

9. Is het je opgevallen dat de woorden verschillende aanbiedingstijden hadden?

---

10. Had je het idee dat er een relatie bestond tussen de verschillende aanbiedingstijden en de emotionele betekenis van de woorden?

---

11. Had je het idee dat er een relatie bestond tussen de verschillende aanbiedingstijden en de kleur van de woorden?

(30)

---30

---

12. Had je het idee dat er een relatie bestond tussen de verschillende aanbiedingstijden en het font waarin de woorden werden aangeboden?

---

(31)

31 Appendix G

Tabel x.

Overzicht Gemiddelden en Standaarddeviaties van Fluency, Affect en Tijdsaanbieding.

Fluency Affect Tijd Gemiddelde (M) Standaarddeviatie (SD)

Fluency Positief 1 .72 .23 2 .63 .23 3 .51 .24 4 .40 .24 5 .26 .18 Neutraal 1 .78 .22 2 .65 .21 3 .54 .23 4 .39 .20 5 .28 .23 Negatief 1 .76 .24 2 .70 .21 3 .53 .22 4 .37 .22 5 .25 .20 Disfluency Positief 1 .86 .14 2 .75 .18 3 .65 .26 4 .50 .21 5 .40 .23 Neutraal 1 .83 .18 2 .75 .22 3 .63 .17 4 .48 .26 5 .36 .22 Negatief 1 .85 .16 2 .79 .18 3 .60 .22 4 .45 .25 5 .42 .23

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The goal of this live study is to evaluate our instrument (the checklist) and its effect on the validation process of a given SRS.. The live study will most notably help

Komplekse strukture, byvoorbeeld ’n kanon in die tenoor met ’n omgekeerde kanon in die pedale terwyl die gospel-melodie daaroorheen gehoor word, maak van ’n prelude soos Just as I am

The perceived review relevance and persuasiveness of positive and negative reviews were used as within-subject variables and the purchase decision phase was used as

our model where the X-ray source is the star itself, the scattering surface moves to deeper layers in the disk as the radial column density seen by stellar X-rays is reduced (see

“We are prepared to take collective action, in a timely and decisive manner, through the Security Council, in accordance with the Charter, including Chapter VII, on a

Beskikbaar byhttp://wwwJinestquotes.com/select_quote- category-Globalization-page-O.htm (oopgemaak op 2010-09-13). 1998.New strategies in emerging markets.5loan Management

The required endocardial mapping procedure with NOGA prior to injections, leads to a significantly longer total procedure time (p &lt; 0.001) with NOGA.. Procedures with CARTBox2

Arrested at Liliesleaf, along with key leaders of the liberation movements, Rusty Bernstein stood trial in the Rivonia Trial, together with his comrades.. Bernstein experienced