• No results found

Seksuele competentie van adolescenten : welke rol speelt ouder-adolescent communicatie over seks?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Seksuele competentie van adolescenten : welke rol speelt ouder-adolescent communicatie over seks?"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Seksuele Competentie van Adolescenten: Welke Rol speelt Ouder-Adolescent Communicatie over Seks?

Masterscriptie Preventieve Jeugdhulp en Opvoeding Pedagogische Wetenschappen en Onderwijskunde

Universiteit van Amsterdam Esmée M. Stammes, 10687203 Begeleiding: prof. G. Overbeek en A. M. Schrijvers

(2)

Abstract

One of the aspects that influences adolescents’ sexual well-being is their feeling of sexual competence. Sexual competence is the ability to refuse sexual acts, to have influence on what happens during sex and to have confidence in one’s performance. This cross-sectional study investigated the role of parent-adolescent communication about sex in adolescents’ feelings of sexual competence. In addition, it investigated whether this relationship between

communication and feelings of competence is moderated by adolescents’ gender, and their parents’ gender. Dutch adolescents (N = 518) between 13 and 17 years old (M = 14.51 years, SD = 0.64) filled in a questionnaire at four waves, of which the first wave (T1) was used. Results showed that girls talk more with their mother about sex, and boys talk more with their father about sex. These results are partly in line with the gender intensification theory.

Surprisingly, this study showed that for both boys and girls, more mother-adolescent communication about sex is a predictor of lower sexual competence experienced by

adolescents. Explanations, such as the message given in sexual education, and directions for further research are discussed.

Keywords: sexual competence, parent-adolescent communication, sexuality, gender differences

(3)

Seksuele competentie van adolescenten: Welke rol speelt ouder-adolescent communicatie over seks?

Jongeren maken tijdens de adolescentieperiode groei mee op allerlei vlakken, zo ook op het gebied van seksualiteit. De World Health Organization (WHO) geeft de volgende omschrijving van seksualiteit: “Seksualiteit is een centraal aspect van het leven van de mens. Het omvat seks, genderidentiteit en –rollen, seksuele oriëntatie, erotiek, plezier, intimiteit en voortplanting.” (WHO, 2010). Studies naar adolescenten en seksualiteit richten zich vaak uitsluitend op de leeftijd van de eerste geslachtsgemeenschap of op seksueel risicogedrag van adolescenten, zoals onveilig vrijen (De Graaf, Vanwesenbeeck, Woertman, & Meeus, 2009). Seksueel gedrag is echter niet het enige aspect van seksualiteit. Ook in onder meer gedachten, attituden, waarden en relaties wordt seksualiteit vormgegeven en ervaren. Deze aspecten van seksualiteit worden beïnvloed door allerlei factoren, waaronder biologische, wettelijke, psychologische, sociale en religieuze factoren (WHO, 2010). De invloed van deze factoren zie je terug in de (seksuele) opvoeding die iemand meekrijgt. Opvoeding hangt samen met het seksuele gedrag van adolescenten: zo zijn bijvoorbeeld kinderen van ouders die instemmen met anticonceptiegebruik, seksueel actiever (Jaccard & Dittus, 2000). Opvoeding beïnvloedt dus seksueel gedrag van jongeren, maar hoe opvoeding samenhangt met hoe een jongere seks ervaart is nog weinig onderzocht (De Graaf,

Vanwesenbeeck, Woertman, & Meeus, 2009).

Hoe jongeren seks ervaren wordt mede bepaald door hoe seksueel competent zij zich voelen. In huidig onderzoek worden jongeren als seksueel competent beschouwd als zij tijdens het vrijen het gevoel hebben invloed te hebben op wat er gebeurt, dingen durven te weigeren tijdens seks en tijdens het vrijen niet bang zijn dat ze het niet goed doen. Van de seksueel ervaren jongeren in Nederland geeft 94% van de jongens en 90% van de meisjes aan seks fijn te vinden (De Graaf, Van den Borne, Nikkelen, Twisk, & Meijer, 2017). Het gaat

(4)

hierbij om alle vormen van seks; van tongzoenen tot en met geslachtsgemeenschap. Anderzijds had in 2012 negen procent van de jongens en zes procent van de meisjes in Nederland tijdens het vrijen met de laatste partner naar hun ervaring weinig te zeggen over wat er gebeurt tijdens het vrijen. Tien procent van de jongens en acht procent van de meisjes laten nooit weten wat zij lekker vinden en drie procent van zowel de jongens als de meisjes doen vaak of altijd dingen die ze eigenlijk niet willen (De Graaf, Kruijer, Van Acker, & Meijer, 2012). In 2017 heeft 3% procent van de jongens en 14% van de meisjes seksuele grensoverschrijding meegemaakt. Dit is een daling ten opzichte van 2012, maar toch blijven bovenstaande cijfers een aandachtspunt (De Graaf, Van den Borne, Nikkelen, Twisk, & Meijer, 2017).

Dingen durven te weigeren tijdens het vrijen is een onderdeel van hoe seksueel competent iemand zich voelt.Hoe seksueel competenter adolescenten zich voelen, hoe beter hun

seksuele welzijn is (House, Bates, Markham, & Lesesne, 2010; Palmer et al., 2017). Maar welke factoren beïnvloeden de ontwikkeling van seksuele competentie in de adolescentie? Hierover is uit eerder onderzoek relatief weinig bekend (Palmer et al., 2017). Een mogelijk belangrijke factor in de seksuele socialisatie van jongeren is echter de ouder-kind relatie (Lefkowitz & Stoppa, 2006). Dit onderzoek gaat daarom in op de vraag of de hoeveelheid communicatie over seks tussen ouder en adolescent voorspellend is voor het gevoel van seksuele competentie van de adolescent. Ouder-adolescent communicatie gaat daarbij over verliefdheid en relaties, wat je leuk vindt en wat je (nog) niet wilt doen op seksueel gebied, geslachtsziekten, zwangerschap en voorbehoedmiddelen. In het bijzonder wordt hierbij ook bekeken of dit verband verschilt tussen jongens en meisjes, en naar verschillen in

communicatie over seks tussen vaders en moeders. Als blijkt dat ouder-adolescent

(5)

ingezet worden op het verbeteren van de ouder-adolescent communicatie om daarmee het seksuele welzijn van adolescenten te vergroten.

Seksuele Competentie en Seksuele Gezondheid

Seksuele competentie kan worden omschreven als het vermogen om seksuele activiteiten “succesvol” te laten zijn, oftewel zonder risico voor de seksuele gezondheid (Hirst, 2008). Seksuele gezondheid is volgens de WHO (2010) meer dan enkel de fysieke toestand van een persoon, dus de afwezigheid van ziekte, disfunctie of zwakte. Ook emotioneel, mentaal en sociaal welzijn is hierbij belangrijk. Seksueel competent zijn betekent dus niet enkel het voorkomen van ongewenste zwangerschappen, seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) en seksueel geweld, maar betekent ook een positieve en respectvolle benadering van seksualiteit en het kunnen aangaan van plezierige en veilige seksuele ervaringen, waarbij iemands seksuele rechten, zoals informatie over seksualiteit, toegang tot gezondheidszorg en seksuele relaties met wederzijdse instemming, niet worden geschonden (WHO, 2010; Hirst, 2008). Onderzoek laat zien dat seksueel competente adolescenten doorgaans later hun eerste geslachtsgemeenschap ervaren (Wellings et al., 2001), en dat zij zich geleidelijker aan ontwikkelen op seksueel gebied dan jongeren die seksueel minder competent zijn (De Graaf, Meijer, Vanwesenbeeck, & Poelman, 2005).

Ouder-Adolescent Communicatie over Seks

Volgens het multisysteem perspectief (Kotchick, Shaffer, Forehand, & Miller, 2001) moet men om de seksuele ontwikkeling van adolescenten te begrijpen niet alleen kijken naar de adolescent als individu, maar ook naar de context om de adolescent heen. Zowel

leeftijdsgenoten als ouders spelen een belangrijke rol in de seksuele ontwikkeling van de adolescent (Kotchick, Shaffer, Forehand, & Miller, 2001). De invloed van ouders op seksuele ontwikkeling van jeugd kan via twee mechanismen gaan. Ten eerste kan betrokkenheid van ouders en een niet (te) controlerende opvoeding zorgen voor het ontstaan van een interne

(6)

locus of control bij kinderen (Rotter, 1966). Dit houdt in dat kinderen het gevoel hebben dat zij over hun eigen leven beslissen, in plaats van dat andere personen of omgevingsfactoren dat doen. Dit gevoel van controle is een belangrijk onderdeel van seksuele competentie. Ten tweede kunnen ouders, naast het bevorderen of belemmeren van de ontwikkeling van een locus of control bij kinderen, via communicatie normen en waarden over seksualiteit overbrengen op kinderen (Lefkowitz & Stoppa, 2006; Taris & Semin, 1998). Dit is ook de verwachting op basis van de sociale leertheorie (Bandura, 1977). Een onderdeel van deze theorie is namelijk dat kinderen gedrag en attitudes van hun ouders overnemen via het modeling principe, waarbij in dit geval communicatie met ouders beïnvloedt hoe jongeren communiceren met hun sekspartners. Als je bijvoorbeeld met je ouders praat over wat je wel en niet wilt doen op seksueel gebied, zou je hier mogelijk ook met een toekomstige partner makkelijker over kunnen praten.

Eerder onderzoek laat zien dat een goede ouder-kind relatie samenhangt met minder seksueel (risico)gedrag van het kind (Dittus & Jaccard, 2000). Meer steun van de ouders hangt daarnaast samen met meer tevredenheid bij jongeren over hun seksleven, vooral bij meisjes (De Graaf, Meijer, Poelman, & Vanwesenbeeck, 2005). Een verband tussen meer steun en relatief weinig seksuele ervaring of laat seksueel actief worden, is eveneens sterker aanwezig bij meisjes dan bij jongens (McNeely, Shew, Beuhring, Sieving, Miller, & Blum, 2002). Het als kind ervaren van een warm opvoedklimaat en openheid over seks, leidt tot meer eigenwaarde, betere sociale vaardigheden en een hoger gevoel van competentie als volwassene (Vanwesenbeeck, van Zessen, Ingham, Jaramazoviĉ, & Stevens, 2007). Tot slot praten kinderen met affectieve, warme ouders makkelijker over seks met hun partners, zijn zij beter in staat om ongewenste contacten te weigeren en kunnen zij seksuele interacties beter sturen in een richting die door beide partners als prettig wordt ervaren dan kinderen met weinig affectieve ouders (De Graaf, Vanwesenbeeck, Woertman, & Meeus, 2009).

(7)

Naast steun en affectie speelt ook de communicatie tussen ouder en adolescent een rol in de seksuele ontwikkeling van adolescenten (Moore & Davidson, 1997; Somers & Paulson, 2000; Widman, Choukas-Bradley, Noar, Nesi, & Garrett, 2016). Ouder-adolescent

communicatie die gekenmerkt wordt door warmte, openheid en wederzijds begrip, zorgt ervoor dat de adolescent op latere leeftijd seksueel actief wordt en zorgt voor minder conflict over seksuele thema’s tussen ouder en adolescent. Het hebben van minder communicatieve ouders hangt daarentegen samen met schuldgevoelens rondom de eerste keer

geslachtsgemeenschap (Moore & Davidson, 1997). Hoe minder de ouder en adolescent communiceren over seks, hoe minder kennis over seks de adolescent heeft maar hoe seksueel actiever hij is. De communicatie tussen ouder en adolescent is hierbij meer bepalend dan de relatie tussen hen (Somers & Paulson, 2000). Tot slot bestaat er een positief verband tussen communicatie over seks tussen ouders en adolescenten en veiliger seksueel gedrag van adolescenten (Widman, Choukas-Bradley, Noar, Nesi, & Garrett, 2016).

Genderverschillen in Communicatie over Seks

Ouders communiceren over het algemeen meer over seks met dochters dan met zonen (Kapungu et al., 2010; Lefkowitz & Espinosa-Hernandez, 2007; Widman, Choukas-Bradley, Helms, Golin, & Prinstein, 2014; voor een uitzondering zie Hutchinson & Montgomery, 2007). Los van hoeveel ouder en adolescent communiceren over seks, verschillen ook de onderwerpen die worden besproken. Met meisjes wordt bijvoorbeeld vaker gepraat over wachten met seks, daten en opvattingen over seks, met jongens wordt vaker gepraat over condoomgebruik (Kapungu et al., 2010; Sneed, Somoza, Jones, & Alfaro, 2013). Het bespreken van verschillende onderwerpen zou voort kunnen komen uit verschillende verwachtingen ten aanzien van jongens en meisjes op het gebied van seksueel gedrag en genderrollen. Dit zou verklaard kunnen worden vanuit de social role theory (Eagly & Wood, 2012). Deze theorie gaat ervan uit dat een combinatie van biologische, psychologische en

(8)

sociale processen genderrollen beïnvloeden, wat doorwerkt op het gedrag van individuen. Geslacht van de adolescent is dan ook een modererende factor als je kijkt naar de samenhang tussen ouder-adolescent communicatie over seks en veiliger seksueel gedrag van jongeren. Deze samenhang is namelijk sterker voor meisjes dan voor jongens (Widman, Choukas-Bradley, Noar, Nesi, & Garrett, 2016). Ook geslacht van de ouder speelt hierbij een modererende rol: het verband tussen ouder-adolescent communicatie en veiliger seksueel gedrag is aangetoond voor communicatie met de moeder, maar niet voor communicatie met de vader (Widman, Choukas-Bradley, Noar, Nesi, & Garrett, 2016). Dat zou kunnen komen doordat over het algemeen vaders minder met hun kinderen over seks praten dan moeders (Heisler, 2005; Hutchinson, 2002).

Huidige Studie

De vraag die in huidig onderzoek centraal staat is: “Voorspelt communicatie over seks tussen ouder en adolescent het gevoel van seksuele competentie van de adolescent, verschilt dit tussen jongens en meisjes, en verschilt dit voor communicatie met de vader en de

moeder?”. Daarbij wordt gekeken naar moeder-dochter, moeder-zoon, vader-dochter en vader-zoon communicatie over seks. Er wordt ook onderzocht of leeftijd, etniciteit en seksuele oriëntatue van de adolescent modererende factoren zijn tussen ouder-adolescent communicatie over seks en gevoel van seksuele competentie. De verwachting is dat ouder-adolescent communicatie over seks het gevoel van seksuele competentie van ouder-adolescenten positief voorspelt, dus hoe meer ouder en adolescent communiceren over seks, hoe seksueel competenter de adolescent zich voelt. Daarnaast wordt verwacht dat communicatie met de moeder een sterkere voorspeller is dan communicatie met de vader en dat ouder-adolescent communicatie een sterkere voorspeller is bij meisjes dan bij jongens, omdat eerder onderzoek aantoont dat vooral communicatie met de moeder een rol speelt in het seksuele gedrag van adolescenten en dat dit sterker geldt voor meisjes dan voor jongens (Widman,

(9)

Choukas-Bradley, Noar, Nesi, & Garrett, 2016). We maken gebruik van een secundaire analyse van bestaande data, verzameld in het kader van het SEXY-project: een onderzoek naar de romantische en seksuele ontwikkeling van Nederlandse adolescenten. Het betreft een cross-sectioneel, kwantitatief design, waarbij de data zijn verzameld met behulp van een vragenlijst.

Methode Procedure

Er is goedkeuring verkregen voor de dataverzameling door de ethische commissie van de faculteit Sociale Wetenschappen van Universiteit Utrecht. Tien middelbare scholen in Nederland toonden interesse in deelname aan het onderzoek. Uiteindelijk zijn de data

verzameld op zeven Nederlandse middelbare scholen met behulp van papieren vragenlijsten. De adolescenten gaven zelf toestemming voor deelname en zij ontvingen hiervoor geen beloning. Hun ouders gaven toestemming door middel van passive consent. Drie ouders gaven geen toestemming voor deelname, de kinderen van deze drie ouders hebben niet deelgenomen aan het onderzoek. De vragenlijst werd afgenomen in de klas, onder toezicht van twee onderzoeksassistenten. De leerlingen werd verteld dat de antwoorden die zij gaven vertrouwelijk werden behandeld en met niemand gedeeld zou worden, en zij mochten op elk moment stoppen met het invullen van de vragenlijst. Er zijn in totaal vier metingen gedaan. Voor huidig onderzoek wordt alleen de eerste meting (T1) gebruikt, welke plaatsvond in oktober 2009.

Steekproef

De steekproef bestond uit adolescenten afkomstig van zeven middelbare scholen, die op T1 in de derde klas zaten. Op baseline (T1) hebben 518 adolescenten (49.8% meisjes, 50.2% jongens) de vragenlijst ingevuld. De gemiddelde leeftijd in de steekproef was 14.51 (n = 513, SD = 0.64; range 13–17). Ongeveer twee derde (66.5%) van de adolescenten volgde een vmbo-opleiding, een kwart havo en 8.2% vwo. De meeste adolescenten (83.1%) waren van

(10)

Nederlandse afkomst, 4.5% was van Turkse afkomst, 3.1% van Marokkaanse afkomst en de overige 9.3% had een andere afkomst. Het grootste deel van de adolescenten (81.7%) was heteroseksueel, 11.8% was homoseksueel, 0.8% had een biseksuele oriëntatie en 5.8% was er niet zeker over.

Instrumenten

Ouder-adolescent communicatie over seks (T1). Ouder-adolescent communicatie over

seks is gemeten met 10 items uit de vragenlijst, waarvan er vijf over communicatie met de moeder en vijf over communicatie met de vader gingen. Voorbeelditems waren: “Hoe vaak praat jij met je moeder over wat jij leuk vindt op seksueel gebied?” en “Hoe vaak praat jij met je vader over verliefdheid en relaties?”. De adolescenten gaven met behulp van een vijfpunts Likertschaal (1 = ‘heel vaak’ tot 5 = ‘nooit’) aan hoe vaak iets voorkomt. Met de som van de scores op de items werd een gemiddelde score voor ouder-adolescent communicatie berekend. Alle items zijn omgescoord, zodat een hoge score betekende dat de respondent veel met de ouder communiceerde. Er is een principale componenten analyse uitgevoerd om de construct validiteit te achterhalen. Cronbach’s alfa was 0.82 voor communicatie over seks met de moeder. De Cronbach’s alfa voor communicatie met de vader was 0.81. De betrouwbaarheid van beide schalen was daarmee ‘goed’ te noemen.

Seksuele competentie (T1). Het gevoel van seksuele competentie van de adolescent is

gemeten met drieitems. Hiervoor gaven de adolescenten met behulp van een vijfpunts Likertschaal (1 = ‘klopt helemaal’ tot 5 = ‘klopt helemaal niet’) aan in hoeverre zij het eens waren met de stelling. De gebruikte items waren: “Ik vind het moeilijk om dingen te weigeren tijdens seks”, “Bij het vrijen heb ik weinig invloed op wat er gebeurt” en “Bij het vrijen ben ik bang dat ik het niet goed doe”. Het item: “Bij het vrijen zeg ik wat ik lekker vind” zou ook worden toegevoegd aan de schaal, maar dit item had een negatieve correlatie met de andere items en zorgde voor een lagere betrouwbaarheid. Daarom is er gewerkt met een andere

(11)

schaal. Met de som van de scores op de items werd een gemiddelde score voor seksuele competentie berekend. Een hoge score betekende een hoog gevoel van competentie. Er is een principale componenten analyse uitgevoerd om de betrouwbaarheid van de schaal te

achterhalen. De Cronbach’s alfa van deze schaal was 0.69 en de betrouwbaarheid van deze schaal is daarmee ‘voldoende’ te noemen.

Statistische Analyses

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden werd gebruik gemaakt van een multipele regressieanalyse. Er werd getoetst of er een verband bestaat tussen ouder-adolescent communicatie over seks en het gevoel van seksuele competentie van de adolescent. Het geslacht van de adolescent en het geslacht van de ouder waren daarbij de

moderatorvariabelen, en de hoofd- en interactie-effecten werden gecontroleerd voor leeftijd, etniciteit en seksuele oriëntatie van de adolescent. Als eerste stap werd er een beschrijvende analyse gedaan. Hiermee onderzochten we de gemiddelden en standaard deviaties om te kijken in welke mate adolescenten zichzelf als seksueel competent beschouwden en hoe vaak zij met hun ouders praatten over seks. Met behulp van vier t-toetsen werd gekeken of de mate van communicatie met de ouders over seks verschilde voor jongens en meisjes, jongere of oudere adolescenten, adolescenten met een Nederlandse en niet-Nederlandse etniciteit, en adolescenten met een heteroseksuele en niet-heteroseksuele oriëntatie. Hiervoor zijn alle variabelen gedichotomiseerd, waarbij leeftijd in een groep van 13-14 jaar en een groep van 15-17 jaar werd gesplitst. Vervolgens werd een correlatieanalyse gebruikt om te toetsen of ouder-adolescent communicatie over seks samenhing met het gevoel van seksuele

competentie van adolescenten. Tot slot werd door middel van een regressieanalyse getoetst of ouder-adolescent communicatie over seks voorspellend was voor het seksuele

competentiegevoel van adolescenten, of dit verband verschilde tussen jongens en meisjes en of dit verschilde tussen communicatie met de moeder of de vader.

(12)

Resultaten Beschrijvende Analyses

De beschrijvende analyses lieten zien dat adolescenten over het algemeen weinig communiceerden over seks met zowel de moeder als de vader (zie Tabel 1). Daarnaast ervaarden de adolescenten over het algemeen een laag gevoel van seksuele competentie. Dat wil zeggen dat zij het moeilijk vinden om dingen te weigeren tijdens seks, het gevoel hebben weinig invloed te hebben op wat er gebeurt bij het vrijen en bang zijn om het niet goed te doen bij het vrijen. Met een t-toets voor gepaarde waarnemingen is het verschil tussen communicatie over seks met de moeder en communicatie over seks met de vader getoetst. Er werd over het algemeen meer gecommuniceerd over seks met de moeder (t (443) = -10.98, p < .01) dan met de vader. Daarna is met een t-toets voor onafhankelijke steekproeven het verschil tussen jongens en meisjes getoetst in hoeveel zij met hun ouders communiceren over seks. Uit de t-toets bleek dat meisjes meer met hun moeder over seks communiceerden dan jongens (t (451) = -5.00, p < .01). Jongens communiceerden daarentegen juist meer met hun vader over seks (t (414) = 2.73, p = .007) dan meisjes. Voor gevoel van seksuele competentie werd geen verschil tussen jongens en meisjes gevonden (t (101) = -.02, p = .987).

Daarnaast zijn leeftijd, etniciteit en seksuele oriëntatie van de adolescent als

controlevariabelen meegenomen (zie Tabel 2). Adolescenten van 15 tot en met 17 jaar communiceerden minder met hun vader dan adolescenten van 13 en 14 jaar (t (442) = 2.09, p = .037). Er is geen verschil gevonden tussen deze groepen voor communicatie met de moeder en gevoel van seksuele competentie. Adolescenten met een niet-Nederlandse etniciteit

communiceerden meer over seks met hun moeder dan adolescenten met een Nederlandse etniciteit (t (49.85) = -2.22, p = .031). Er is geen verschil gevonden tussen deze groepen voor communicatie met de vader en gevoel van seksuele competentie. Er is ook geen verschil gevonden tussen heteroseksuele respectievelijk niet-heteroseksuele adolescenten op hoeveel

(13)

zij met hun moeder en vader communiceerden over seks en hun gevoel van seksuele competentie.

Bivariate Verbanden: Pearson Correlaties

Uit de correlatieanalyse bleek dat adolescenten die meer met hun moeder praatten over seks, ook meer met hun vader praatten over seks (zie Tabel 3). Dit gold zowel voor jongens (r = .74, p < .01) als voor meisjes (r = .53, p < .01). Bij jongens hing hoeveel zij met hun ouders communiceerden over seks niet samen met het gevoel van seksuele competentie. Bij meisjes hing het gevoel van seksuele competentie ook niet samen met hoeveel zij met hun vader communiceerden over seks, maar wel met hoeveel zij met hun moeder communiceerden over seks (r = -.30, p < .05). Dit was een negatief verband, wat laat zien dat meer communicatie over seks met de moeder samenhing met een lager gevoel van seksuele competentie. Regressieanalyse: Voorspellers van Seksuele Competentie

Tot slot is er een regressieanalyse uitgevoerd. Er is voldaan aan de assumpties van

lineariteit, normaliteit en onafhankelijkheid van de regressievergelijking. De uitkomsten van de multipele regressieanalyse met gevoel van seksuele competentie als afhankelijke variabele en geslacht van de adolescent, geslacht van de ouder, leeftijd, etniciteit en seksuele oriëntatie van de adolescent als onafhankelijke variabelen zijn weergegeven in Tabel 4. De

regressieanalyse toonde aan dat 13% van de verschillen in gevoel van seksuele competentie van adolescenten voorspeld konden worden op grond van geslacht, leeftijd, etniciteit en seksuele oriëntatie van de adolescent en de frequentie van communicatie met de ouders over seks. Uit de analyse bleek dat na controle voor geslacht, leeftijd, etniciteit en seksuele oriëntatie van de adolescent, communicatie met de moeder over seks een negatieve voorspeller voor de mate van seksuele competentie van de adolescent was (ß = -.38, p = .009).

(14)

Er zijn twee interactievariabelen meegenomen in de regressieanalyse, namelijk geslacht van de adolescent × communicatie over seks met de moeder en geslacht van de adolescent × communicatie over seks met de vader. Dit bleken geen significante voorspellers, dus het verband tussen communicatie over seks met de vader of de moeder en gevoel van seksuele competentie, was niet afhankelijk van het geslacht van de adolescent. Dit betekent dat communicatie over seks tussen vader-zoon en moeder-dochter geen sterkere voorspeller van gevoel van seksuele competentie was dan vader-dochter en moeder-zoon communicatie over seks. Als de interactievariabelen werden meegenomen in de analyse was communicatie met de moeder over seks geen significante voorspeller meer. Communicatie over seks met de vader bleek in zowel de analyse zonder de interactievariabelen als met de interactievariabelen geen voorspeller voor gevoel van seksuele competentie van de adolescent te zijn.

Discussie

Als ouders en adolescenten meer communiceren over seks, laten adolescenten veiliger seksueel gedrag zien (Widman, Choukas-Bradley, Noar, Nesi, & Garrett, 2016). Daarnaast hangt een beter seksueel welzijn samen met een hoger gevoel van seksuele competentie (House, Bates, Markham, & Lesesne, 2010; Palmer et al., 2017). Er bestaat echter weinig onderzoek naar hoe adolescenten seksualiteit ervaren, of meer specifiek naar hun gevoel van seksuele competentie. In dit onderzoek werd verwacht dat meer communicatie met de ouders een hoger gevoel van seksuele competentie van adolescenten zou voorspellen, dat

communicatie met de moeder een sterkere voorspeller was dan communicatie met de vader en dat ouder-adolescent communicatie een sterkere voorspeller was bij meisjes dan bij jongens. De resultaten lieten zien dat meisjes meer over seks communiceerden met hun moeder, en dat jongens meer over seks communiceerden met hun vader. Daarnaast voorspelde meer

communicatie over seks met de moeder bij zowel jongens als meisjes, een lager, in plaats van hoger, gevoel van seksuele competentie van de adolescent.

(15)

De meeste studies laten zien dat zowel meisjes als jongens meer over seks communiceren met hun moeder dan met hun vader (Heisler, 2005; Hutchinson, 2002). In deze studie

communiceerden adolescenten over het algemeen ook meer met hun moeder, maar na de t-toets bleek dat meisjes meer met hun moeder en jongens meer met hun vader

communiceerden over seks. Dit is in overeenstemming met de bevindingen van Hutchinson & Montgomery (2007). Deze uitkomst kan verklaard worden vanuit de Gender-Intensification Hypothesis (Hill & Lynch, 1983). Deze theorie gaat ervan uit dat jongens en meisjes zich in de adolescentieperiode anders ontwikkelen, vanwege socialisatieprocessen die voortkomen uit traditionele genderrollen. Er wordt verwacht dat jongens zich mannelijk gedragen, en meisjes vrouwelijk. Vanuit deze theorie ziet de adolescent de ouder met hetzelfde geslacht als

identificatiefiguur, en dat kan verklaren waarom jongens meer over seks praten met hun vader, en meisjes meer met hun moeder.

Daarnaast bleek dat oudere adolescenten minder met hun vader communiceren over seks dan jongere adolescenten. Dit verschil is niet gevonden voor communicatie met de moeder. Hieruit blijkt dat communicatie met vaders afneemt naarmate adolescenten ouder worden, maar moeders gedurende een langere periode van belang blijven als gesprekspartners over seks. Een verassende uitkomst was dat adolescenten met een niet-Nederlandse etniciteit meer met hun moeder over seks praatten dan adolescenten met een Nederlandse etniciteit. Dit is in tegenstelling tot bijvoorbeeld het onderzoek van De Graaf (2013), waaruit bleek dat ouders met een Marokkaanse of Turkse afkomst seksualiteit minder met hun kinderen bespreken dan ouders met een andere afkomst. In huidig onderzoek ligt echter een focus op de frequentie van communicatie over seks en niet op de inhoud van de communicatie. Een van de items betreft hoe vaak ouder en adolescent praten over verliefdheid en relaties, en mogelijk bespreken ouders en adolescenten met een niet-Nederlandse etniciteit die onderwerpen vanuit cultureel

(16)

perspectief veel vaker dan ouders en adolescenten met een Nederlandse etniciteit (Van Lee & Mouthaan, 2007). Dit zou deze uitkomst kunnen verklaren.

Tegen de verwachting in bleek meer communicatie met de moeder een lager gevoel van seksuele competentie bij zowel meisjes als jongens te voorspellen. Dit was ongeacht leeftijd, etniciteit en seksuele oriëntatie van de adolescent. Deze bevinding komt niet overeen met de vooraf opgestelde hypothese dat hoe meer ouder en adolescent communiceren over seks, hoe seksueel competenter de adolescent zich voelt. Dat meer moeder-adolescent communicatie over seks een lager gevoel van seksuele competentie voorspelde, wordt mogelijk verklaard door een protectieve seksuele opvoeding door de moeder. Dit komt in onderzoek vooral bij meisjes naar voren: er wordt met dochters bijvoorbeeld vaak gepraat over redenen om te wachten met seks en wat de voordelen daarvan zijn (Kapungu et al., 2010). Het kan voor moeders lastig zijn om te accepteren dat hun dochters seksueel actief worden, wat zich uit in een restrictieve en moralistische manier van communiceren tussen moeder en dochter (O’Sullivan, Meyer-Bahlburg, & Watkins, 2001). Als ouders met jongens praten over seks gaat het echter ook vooral over anticonceptiemiddelen en het wachten met seks, terwijl seks-gerelateerde onderwerpen die jongens met leeftijdsgenoten bespreken en die vanuit de media worden overgebracht een veel positievere insteek hebben (Epstein & Ward, 2007). Mogelijk zorgt deze manier van communiceren over seks door ouders voor onzekerheid rondom seks bij adolescenten, wat een lager gevoel van seksuele competentie zou kunnen verklaren (Averett, Benson, & Vaillancourt, 2008). Communicatie met de vader over seks bleek voor zowel jongens als meisjes geen voorspeller te zijn voor gevoel van seksuele competentie. Dit zou kunnen komen doordat de vader-adolescent relatie traditioneel gezien meer over de cognitieve en taakstellende facetten van het leven gaat, waar de moeder-adolescent relatie meer aan de emotionele en relationele kant zit (Kohnstamm, 2009). Ook door mogelijk betere communicatievaardigheden van vrouwen en doordat moeders over het algemeen meer tijd

(17)

doorbrengen met hun kinderen dan vaders (Kirkman, Rosenthal, & Feldman, 2002), zou het kunnen dat moeders een grotere rol spelen bij het seksuele competentiegevoel van hun kinderen. Er werden geen interactie-effecten tussen geslacht van de adolescent en

communicatie met de ouders over seks gevonden, dus communicatie over seks tussen vader-zoon en moeder-dochter was geen sterkere voorspeller van gevoel van seksuele competentie dan vader-dochter en moeder-zoon communicatie over seks. Communicatie met de moeder over seks bleek geen rol meer te spelen bij het gevoel van seksuele competentie van de

adolescent als de interactievariabelen werden meegenomen in de analyse. De regressieanalyse toonde aan dat 13% van de verschillen in gevoel van seksuele competentie van adolescenten voorspeld konden worden op grond van geslacht, leeftijd, etniciteit en seksuele oriëntatie van de adolescent en de frequentie van communicatie met de ouders over seks. Mogelijke andere voorspellers van het seksuele competentiegevoel van adolescenten zouden eerdere seksuele ervaringen of communicatie over seks met leeftijdsgenoten kunnen zijn. Adolescenten praten namelijk meer over seks met leeftijdsgenoten dan met ouders (Heisler, 2005; Lefkowitz & Espinosa-Hernandez, 2007).

Dit onderzoek kent een aantal sterke punten. Allereerst draagt dit onderzoek bij aan een relatief nieuw onderzoeksgebied, waar pas sinds kort steeds meer aandacht voor is (Palmer et al., 2017). Er ligt nu nog vaak een focus op (onveilig) seksueel gedrag van adolescenten, terwijl ook de mate waarin adolescenten zich seksueel competent voelen invloed heeft op hun seksuele welzijn (Palmer et al., 2017). De bevindingen zijn om die reden vernieuwend en relevant. Daarnaast verschillen eerdere studies in hun bevindingen over de rol van geslacht van zowel de adolescent als de ouder op hoeveel er wordt gecommuniceerd over seks. Het meeste onderzoek laat zien dat vooral moeders met hun kinderen communiceren over seks, maar uit huidig onderzoek blijkt dat meisjes meer met hun moeder communiceren, maar

(18)

jongens meer met hun vader communiceren over seks. Dit laat zien dat aandacht voor de rol van de vader binnen seksuele opvoeding belangrijk is.

Een beperking van huidig onderzoek is dat vooral de frequentie van communicatie over seks tussen ouder en adolescent is meegenomen en minder uitgebreid navraag is gedaan over de inhoud van de communicatie. Bekend is dat er over het algemeen vooral op een

informatieve manier over seks gecommuniceerd tussen ouder en adolescent, bijvoorbeeld over SOA’s of seksuele oriëntatie. Persoonlijke onderwerpen die meer te maken hebben met het seksuele gedrag en seksuele ervaringen van de adolescent, worden minder besproken (Sneed, Somoza, Jones, & Alfaro, 2013). Het zou kunnen dat de inhoud van de communicatie tussen ouder en adolescent meer bepalend is voor het gevoel van seksuele competentie dan hoeveel zij met elkaar communiceren over seks. Daarnaast is deze studie cross-sectioneel van aard. Het zou waardevol zijn om vergelijkbaar onderzoek longitudinaal uit te voeren, omdat dan kan worden meegenomen hoe het gevoel van seksuele competentie van adolescenten

verandert over tijd. Tot slot zijn de items over gevoel van seksuele competentie door minder jongeren ingevuld dan de vragen over frequentie van communicatie over seks met de ouders. Dit maakt de resultaten lastiger te generaliseren, dus een vergelijkbaar onderzoek met een grotere steekproef behoort ook tot de aanbevelingen.

Er wordt over het algemeen weinig gecommuniceerd met ouders over seks, terwijl meer communicatie over seks tussen ouders en adolescenten samenhangt met veiliger seksueel gedrag van adolescenten (Widman, Choukas-Bradley, Noar, Nesi, & Garrett, 2016). Er wordt vaak enkel op een informatieve manier over seks gepraat (Sneed, Somoza, Jones, & Alfaro, 2013) en daarnaast is er vaak nog niet met de jongere gepraat voordat zij hun eerste seksuele ervaring meemaken (Beckett, Elliott, Martino, Kanouse, Corona, Klein, & Schuster, 2010). Ouders voelen vaak obstakels om over seks te praten met hun kinderen, ze zijn bijvoorbeeld bang hun kind in verlegenheid te brengen of vragen te krijgen waar ze geen antwoord op

(19)

weten. Daarom blijft het belangrijk om ouders het belang van praten over seksualiteit uit te leggen en hen hiervoor handvaten te bieden (Guzmán, Schlehofer-Sutton, Villanueva, Stritto, Casad, & Feria, 2003; Jaccard, Dittus, & Gordon, 2000).

Er is zowel op academisch als op praktisch niveau steeds meer aandacht voor het vergroten van het seksueel welzijn van jongeren. De adolescenten in deze studie ervaren over het

algemeen een laag gevoel van seksuele competentie. Dit is een belangrijk gegeven, omdat bekend is dat het gevoel van seksuele competentie het seksueel welzijn van adolescenten kan beïnvloeden. Daarnaast laat dit onderzoek zien dat meisjes meer met hun moeder, en jongens meer met hun vader praten over seks, en dat meer communicatie met de moeder een lager gevoel van seksuele competentie voorspelt. Aanvullend onderzoek is nodig om de

onderliggende mechanismen van het gevoel van seksuele competentie, de rol die seksuele opvoeding hierbij speelt en hoe ouders hierin het beste ondersteund kunnen worden meer te begrijpen.

(20)

Referenties

Averett, P., Benson, M., & Vaillancourt, K. (2008). Young women's struggle for sexual agency: The role of parental messages. Journal of Gender Studies, 17, 331-344. doi:10 .1080/09589230802420003

Bandura, A. (1977). Social learning theory. New Jersey: Prentice-Hall

Beckett, M. K., Elliott, M. N., Martino, S., Kanouse, D. E., Corona, R., Klein, D. J., & Schuster, M. A. (2010). Timing of parent and child communication about sexuality relative to children's sexual behaviors. Pediatrics, 125, 34-42. doi:10.1542/peds.2009-0806

De Graaf, H. (2013). Bloemetjes en bijtjes of zaadjes en eitjes? (Opvattingen over) seksuele opvoeding in Nederland. Pedagogiek, 33, 21–36. doi:10.5117/ped2013.1.graa

De Graaf, H., Kruijer, H., Van Acker, J., & Meijer, S. (2012). Seks onder je 25e: Seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2012. Delft: Eburon.

De Graaf, H., Meijer, S., Poelman, J., & Vanwesenbeeck, I. (2005). Seks onder je 25e : Seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2005. Delft: Eburon.

De Graaf, H., Vanwesenbeeck, W.M.A., Woertman, L., & Meeus, W. (2009).

Opvoeding en seksuele ontwikkeling van adolescenten: Een literatuurstudie. Pedagogiek, 29, 10–31. Geraadpleegd op: https://dspace.library.uu.nl/handle/1874/204983

De Graaf, H., Van den Borne, M., Nikkelen, S., Twisk, D., & Meijer, S. (2017). Seks onder je 25e: Seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2017. Delft: Eburon. Dittus, P. J., & Jaccard, J. (2000). Adolescents’ perceptions of maternal disapproval of sex: Relationship to sexual outcomes. Journal of Adolescent Health, 26, 268-278. doi:10.1016 /S1054-139X(99)00096-8

Eagly, A. H., & Wood, W. (2012). Social role theory. In P. Van Lange, A. Kruglanski, & E. T. Higgins: Handbook of theories in social psychology. (pp. 458–476). doi:10.4135 /9781446249222.n49

(21)

Epstein, M., & Ward, L. M. (2008). “Always use protection”: Communication boys receive about sex from parents, peers, and the media. Journal of youth and adolescence, 37, 113-126. doi:10.1007/s10964-007-9187-1

Guzmán, B. L., Schlehofer-Sutton, M. M., Villanueva, C. M., Stritto, M. E. D., Casad, B. J., & Feria, A. (2003). Let's talk about sex: How comfortable discussions about sex impact teen sexual behavior. Journal of Health Communication, 8, 583-598. doi:10.1080

/10810730390250425

Heisler, J. M. (2005). Family communication about sex: Parents and college-aged

offspring recall discussion topics, satisfaction, and parental involvement. The Journal of Family Communication, 5, 295-312. doi:10.1207/s15327698jfc0504_4

Hill, J. P., & Lynch, M. E. (1983). The intensification of gender-related role expectations during early adolescence. In J. Brooks-Gunn, & A. C. Petersen (Eds.): Girls at puberty: Biological and psychosocial perspectives (pp. 201-228). Geraadpleegd op 13 juni 2018, van https://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=aRfrBwAAQBAJ

Hirst, J. (2008). Developing sexual competence? Exploring strategies for the provision of effective sexualities and relationships education. Sex Education, 8, 399–413. doi:10.1080 /14681810802433929

House, L. D., Bates, J., Markham, C. M., & Lesesne, C. (2010). Competence as a

predictor of sexual and reproductive health outcomes for youth: A Systematic Review. Journal of Adolescent Health, 46, 7-22. doi:10.1016/j.jadohealth.2009.12.003

Hutchinson, M. K. (2002). The Influence of Sexual Risk Communication Between Parents and Daughters on Sexual Risk Behaviors. Family Relation, 51, 238-247. doi:10.1111 /j.1741-3729.2002.00238.x

(22)

Among African Americans. Western Journal of Nursing Research, 29, 691-707. doi:10 .1177/0193945906297374

Jaccard, J., & Dittus, P. J. (2000). Adolescent perceptions of maternal approval of birth control and sexual risk behavior. American Journal of Public Health, 90, 1426-1430. doi:10.2105/AJPH.90.9.1426

Jaccard, J., Dittus, P. J., & Gordon, V. V. (2000). Parent-teen communication about

premarital sex: Factors associated with the extent of communication. Journal of Adolescent Research, 15, 187-208. doi:10.1177/0743558400152001

Kapungu, C. T., Baptiste, D., Holmbeck, G., McBride, C., Robinson-Brown, M., Sturdivant, A., … & Paikoff, R. (2010). Beyond the “Birds and the Bees”: Gender differences in sex‐related communication among urban African‐American adolescents. Family process, 49, 251-264. doi:10.1111/j.1545-5300.2010.01321.x

Kirkman, M., Rosenthal, D. A., & Feldman, S. S. (2002). Talking to a tiger: fathers reveal their difficulties in communicating about sexuality with adolescents. New directions for child and adolescent development, 2002, 57-74. doi:/10.1002/cd.50

Kohnstamm, R. (2009). Kleine ontwikkelingspsychologie III. doi:10.1007/978-90-313-7589-9 Kotchick, B. A., Shaffer, A., Forehand, R., & Miller, K. S. (2001). Adolescent sexual risk

behavior: a multi-system perspective. Clinical Psychology Review, 21, 493-519 doi:10 .1016/S0272-7358(99)00070-7

Lefkowitz, E. S., & Espinosa-Hernandez, G. (2007). Sex-related communication with mothers and close friends during the transition to university. Journal of Sex Research, 44, 17-27. doi:10.1080/00224490709336789

Lefkowitz, E. S., & Stoppa, T. M. (2006). Positive sexual communication and socialization in the parent‐adolescent context. New directions for child and adolescent development, 112, 39-55. doi:10.1002/cd.161

(23)

McNeely, C., Shew, M. L., Beuhring, T., Sieving, R., Miller, B. C., & Blum, R. W. (2002). Mothers’ influence on the timing of first sex among 14- and 15-year-olds. Journal of Adolescent Health, 31, 256-265. doi:10.1016/S1054-139X(02)00350-6 Moore, N. B., & Davidson Sr, J. K. (1997). Guilt about first intercourse: An antecedent of

sexual dissatisfaction among college women. Journal of Sex & Marital Therapy, 23, 29-46. doi:10.1080/00926239708404415

O’Sullivan, L. F., Meyer-Bahlburg, H. F., & Watkins, B. X. (2001). Mother-daughter communication about sex among urban African American and Latino families. Journal of Adolescent Research, 16, 269-292. doi:10.1177/0743558401163002

Palmer, M. J., Clarke, L., Ploubidis, G. B., Mercer, C. H., Gibson, L. J., Johnson, A. M., Copas, A. J., & Wellings, K. (2017). Is “sexual competence” at first heterosexual

intercourse associated with subsequent sexual health status? The Journal of Sex Research, 54, 91-104. doi:10.1080/00224499.2015.1134424

Rotter, J. B. (1966). Generalized expectancies for internal versus external locus of control of reinforcement. Psychologicul Monographs, 80,1-28. doi:10.1037/h0092976

Sneed, C. D., Somoza, C. G., Jones, T., & Alfaro, S. (2013). Topics discussed with mothers and fathers for parent–child sex communication among AfricanAmerican adolescents. Sex Education, 13, 450-458. doi:10.1080/14681811.2012.757548 Somers, C. L., & Paulson, S. E. (2000). Students’ perceptions of parent-adolescent

closeness and communication about sexuality: Relations with sexual knowledge, attitudes, and behaviors. Journal of Adolescence, 23, 629–644. doi:10.1006/jado.2000.0349

Taris, T. W., & Semin, G. R. (1998). How mothers’ parenting styles affect their children’s sexual efficacy and experience. Journal of Genetic Psychology, 159, 68-81. doi:10.1080 /00221329809596135

(24)

(2007). Factors and processes in heterosexual competence and risk: An integrated review of the evidence, Psychology & Health, 14, 25-50. doi:10.1080/ 08870449908407312 Van Lee, L., & Mouthaan, I. (2007). Ouders en de seksuele opvoeding van kinderen:

Marokkaanse en Turkse moeders aan het woord. Tijdschrift voor Seksuologie, 31, 3- 10. Geraadpleegd op: https://www.tijdschriftvoorseksuologie.nl

Widman, L., Choukas-Bradley, S., Helms, S. W., Golin, C. E., & Prinstein, M. J. (2014). Sexual Communication Between Early Adolescents and Their Dating Partners, Parents, and Best Friends. Journal of Sex Research, 51, 731–741. doi:10.1080/00224499

.2013.843148

Widman, L., Choukas-Bradley, S., Noar, S. M., Nesi, J., & Garrett, K. (2016). Parent- Adolescent Sexual Communication and Adolescent Safer Sex Behavior: A Meta- Analysis. JAMA Pediatrics, 170, 52-61. doi:10.1001/jamapediatrics.2015.2731 World Health Organization (2010). Standards for sexuality education in Europe. A

framework for policy makers, educational and health authorities and specialists. Keulen: WHO Regional Office for Europe and BZgA.

(25)

Tabel 1

Beschrijvende statistieken voor ouder-adolescentcommunicatie over seks en gevoel van seksuele competentie van adolescenten

Totaal Meisjes Jongens 13-14 jaar 15-17 jaar

Variabele n M SD n M SD n M SD n M SD n M SD t df

Communicatie over Seks Moeder Vader 457 445 1.67 1.37 0.68 0.53 236 229 1.82 1.31 0.71 0.47 221 216 1.51 1.45 0.60 0.58 261 257 1.67 1.42 0.64 0.54 195 187 1.67 1.31 0.73 0.51 -0.04 2.09* 454 442 Seksuele competentie 103 2.23 0.86 48 2.24 0.96 55 2.23 0.77 45 2.26 0.92 57 2.23 0.83 0.16 100 Noot. * p < .05.

(26)

Tabel 2

Beschrijvende statistieken voor ouder-adolescentcommunicatie over seks en gevoel van seksuele competentie van adolescenten

Variabele Nederlandse etniciteit Niet-Nederlandse etniciteit Heteroseksueel Niet-heteroseksueel n M SD n M SD t df n M SD n M SD t df

Communicatie over Seks

Moeder 380 1.64 0.63 46 1.96 0.95 -2.22* 49.85 402 1.68 0.67 44 1.52 0.64 1.56 444 Vader 370 1.37 0.50 45 1.46 0.80 -0.71 48.29 392 1.37 0.51 42 1.35 0.54 0.30 432 Seksuele competentie 88 2.29 0.87 7 1.86 0.50 1.29 93 94 2.26 0.87 6 1.94 0.80 0.85 98

(27)

Tabel 3 Pearson correlaties Variabele 1 2 3 1. Communicatie moeder 2. Communicatie vader 3. Seksuele competentie — .74** -.15 .53** — -.06 -.30* .04 —

Noot. De correlaties linksonder geven de verbanden weer voor jongens, de correlaties rechtsboven voor meisjes.

(28)

Tabel 4

Multipele regressieanalyse voor gevoel van seksuele competentie van adolescenten

Variabele

Stap 1 Stap 2 Stap 3

b SE b ß b SE b ß b SE b ß 1. Geslacht adolescent 2. Leeftijd 3. Etniciteit 4. Seksuele oriëntatie 5. Communicatie moeder 6. Communicatie vader 7. Geslacht adolescent × communicatie moeder 8. Geslacht adolescent × communicatie vader R2 F -.11 .08 -.51 -.45 .19 .18 .34 .39 .04 .94 -.06 .05 -.17 -.13 .22 .13 -.35 -.57 -.43 .30 .22 .18 .33 .38 .16 .19 .12 1.86 .13 .08 -.12 -.16 -.38* .21 .30 .13 -.34 -.57 -.48 .37 .06 -.13 .59 .19 .34 .38 .31 .32 .37 .42 .13 1.37 .18 .08 -.11 -.16 -.43 .26 -.09 -.12 Noot. N = 103. * p < .01.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ze vinden het belangrijk dat seksuele diversiteit genormaliseerd wordt, maar twijfelen of dit gebeurt als je er zelf een apart/speciaal thema van maakt dat vaak besproken moet

Be- strijding van deze plaag vormt een bottleneck in de geïntegreerde bestrijding, omdat middelen moeten worden ingezet die schadelijk zijn voor natuurlijke vijanden.. Onder in

9.4 What impact will natural gas infrastructure development have on Indonesian energy security and economy; and what are the viable policy options for financing

Deze schandalen hebben als versterking gewerkt voor de aanname van de Sarbanes- Oxley Act (SOX) in 2002. Een van de hoofddoelen van deze wet is het beschermen van

In dit onderzoek binnen de gezondheidszorg wordt er gekeken naar het boundary work tussen verschillende beroepsgroepen zoals de zorgmanagers, laboratoriummanagers

To wit, our goal is to develop and test a Hamiltonian discontinuous Galerkin finite element method (DGFEM) for inertial-wave dynamics of the linear, incompressible,

Richtlijn (EU) 2015/2302, artikel 9 lid 1 spreekt namelijk slechts van: ‘reizigers die binnen een redelijke termijn…’, waarmee de Richtlijngever lijkt aan te geven dat het

Het schept bovendien voorwaarden voor seksueel plezier en respect voor de ander, en zorgt ervoor dat kinderen en jongeren leren wat hun wensen en grenzen zijn en hoe ze