• No results found

Earnings management en corporate governance : heeft een effectief corporate governance beleid invloed op de mate van earnings management?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Earnings management en corporate governance : heeft een effectief corporate governance beleid invloed op de mate van earnings management?"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EARNINGS MANAGEMENT EN CORPORATE GOVERNANCE

HEEFT EEN EFFECTIEF CORPORATE GOVERNANCE BELEID INVLOED OP DE MATE VAN EARNINGS MANAGEMENT? Sam van Bakel 10783628 Bachelor scriptie Accounting & Control 27 Juni, 2017 (Eindversie) Begeleider: drs E.M. van der Veer Universiteit van Amsterdam

(2)

Verklaring eigen werk

Hierbij verklaar ik, Sam van Bakel, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan.

Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan die welke in de tekst en in de referenties worden genoemd.

De faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud.

(3)

Samenvatting

In deze studie wordt, door middel van een literatuuronderzoek, de relatie tussen corporate governance en de mate waarin earnings management wordt toegepast onderzocht. Op dit gebied is er enkel onderzoek gedaan naar het effect van losse mechanismen van corporate governance. Het doel van dit onderzoek is om bij te dragen aan voorgaande literatuur door een completer beeld te geven van het effect van corporate governance op earnings management. In dit onderzoek worden vier mechanismen van corporate governance geanalyseerd. Ten eerste speelt de onafhankelijkheid en de grootte van de raad van het bestuur een significante rol in het verminderen van earnings management. Ten tweede is er bewijs gevonden voor een significant verband tussen de onafhankelijkheid en deskundigheid van het audit committee en earnings management. Ten derde leidt het belonen van managers door middel van een bonus of met aandelen tot een prikkel bij managers om de winst te sturen. Echter, dit is ook een effectief middel om het belang van managers en aandeelhouders op een lijn te krijgen. Een balans tussen de twee extremen is hier van belang in het verminderen van earnings management. Ten slotte is de wet- en regelgeving een belangrijk element in het verminderen van earnings management. Het beschermen van investeerders door middel van wetgeving maakt het lastiger voor managers om agressieve accountingmethodes toe te passen en zorgt voor een vermindering van agressieve earnings management. Dit onderzoek toont aan dat er een verband is tussen SOX en earnings management. Het is echter om lastig hier een definitieve conclusie aan te binden door een gebrek aan voorgaand onderzoek. Samengevat kan er worden geconcludeerd dat corporate governance en earnings management negatief zijn gecorreleerd. Dit impliceert dat corporate governance een effectief instrument is voor het verminderen van earnings management.

(4)

Inhoudsopgave

SAMENVATTING ... 3 INHOUDSOPGAVE ... 4 1 INLEIDING ... 5 2 EARNINGS MANAGEMENT ... 7 2.1 DEFINITIE EARNINGS MANAGEMENT ... 7 2.2 VORMEN EARNINGS MANAGEMENT ... 8 2.2.1 ACCRUAL EARNINGS MANAGEMENT ... 8 2.2.2 REAL EARNINGS MANAGEMENT ... 8 2.3 MOTIEVEN EARNINGS MANAGEMENT ... 9 2.3.1 KAPITAALMARKTMOTIEVEN ... 9 2.3.2 CONTRACTUELE MOTIEVEN ... 11 2.3.2.1 LEENCONTRACTEN ... 11 2.3.2.2 MANAGEMENTCONTRACTEN ... 11 3 CORPORATE GOVERNANCE ... 12 3.1 DEFINITIE CORPORATE GOVERNANCE ... 12 3.2 AGENT-PRINCIPAALTHEORIE ... 13 4 EFFECT VAN CORPORATE GOVERNANCE OP EARNINGS MANAGEMENT ... 14 4.1 DEFINITIE EARNINGS MANAGEMENT ... 14 4.1.1 BOARD SIZE ... 14 4.1.2 ONAFHANKELIJKHEID RAAD VAN BESTUUR ... 16 4.2 AUDIT COMMITTEE ... 17 4.3 COMPENSATIECONTRACTEN ... 19 4.3.1 BONUSSEN ... 19 4.3.2 AANDELENCOMPENSATIE ... 20 4.4 WET- EN REGELGEVING ... 22 4.4.1 BESCHERMING INVESTEERDERS ... 22 4.4.2 SARBANES-OXLEY ACT ... 23 5 CONCLUSIE ... 26 BIBLIOGRAFIE ... 28 BIJLAGE ... 32

(5)

1. Inleiding

De laatste decennia zijn er wereldwijd meerdere boekhoudschandalen in het nieuws geweest die het gevolg zijn van earnings management. Earnings management, ofwel winststuring, doet zich voor wanneer managers transacties sturen om op deze manier de financiële verslaggeving te manipuleren (Healy & Wahlen, 1999, p. 368). Het doel hiervan is het opzettelijk misleiden van stakeholders over de werkelijke economische prestaties van het bedrijf. Ook wordt het gebruikt om contractuele uitkomsten die afhankelijk zijn van de gerapporteerde boekhoudkundige cijfers te beïnvloeden. Dit kan verleidelijk zijn op het moment dat de mogelijkheid bestaat om bepaalde cijfers zo te kunnen sturen dat er bijvoorbeeld een betere creditrating wordt gegeven en vervolgens een lagere rente verkregen kan worden.

Naar aanleiding van de boekhoudschandalen is in Amerika de Sarbanes-Oxley Act (SOX) en in Nederland de code-Tabaksblat ontstaan. De wet, ontworpen door de Paul Sarbanes en Michael Oxley, is gericht op het beschermen van investeerders tegen frauduleuze accountingpraktijken door de juistheid en betrouwbaarheid van de financiële verslaggeving te verbeteren (Coates, 2007). Een onderdeel hiervan is het versterken van de corporate governance regelgeving door bestuurders in geval van wanbeleid persoonlijk aansprakelijk te stellen. Een zwakke governance structuur geeft managers de kans om zich te laten verleiden tot gedrag dat uiteindelijk resulteert in een lagere kwaliteit van de gerapporteerde financiële verslaggeving. Corporate governance is een term die wordt gebruikt om aan te duiden hoe een bedrijf efficiënt en verantwoord geleid moet worden en de wijze waarop er toezicht wordt gehouden op het bestuur (Larcker, Richardson & Tuna, 2007, p.964). Het is een systeem dat bestaat uit besturen, beheersen, toezicht houden en verantwoorden.

De onderzoeksvraag die hieruit volgt is: heeft een effectief corporate governance beleid invloed op de mate van earnings management binnen een bedrijf?

Het doel van dit onderzoek is om bij te dragen aan bestaande literatuur door een completer beeld te geven van het effect van corporate governance op earnings management. Op dit gebied is er enkel onderzoek gedaan naar het effect van losse mechanismen van corporate governance. In dit onderzoek is een combinatie van de volgende mechanismen geanalyseerd: raad van bestuur, audit committee, compensatiecontracten en de wet- en regelgeving. De uitkomst van dit onderzoek stelt bestuurders van een bedrijf in staat om een corporate governance beleid te vormen dat ervoor zorgt dat earnings management zoveel mogelijk wordt beperkt. Daarnaast geeft het standard setters de mogelijkheid om de regelgeving met betrekking tot corporate

(6)

governance aan te scherpen.

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden is er gebruik gemaakt van een literatuuronderzoek. Dit onderzoek is als volgt opgebouwd: in het tweede hoofdstuk is het begrip earnings management uiteengezet en zijn de vormen van earnings management besproken. In het derde hoofdstuk is het begrip corporate governance uiteengezet en wordt de agency theorie besproken. Vervolgens wordt in het vierde hoofdstuk het effect van de mechanismen van corporate governance op earnings management geanalyseerd. Tot slot zijn de bevindingen van het onderzoek verwoord in een conclusie in het vijfde hoofdstuk.

(7)

2. Earnings management

In dit hoofdstuk wordt in paragraaf één de definitie van het begrip earnings management uiteengezet. In paragraaf twee en drie worden de vormen accrual based en real based earnings management besproken. Aansluitend in paragraaf vier worden de motieven voor het gebruik van earnings management besproken.

2.1 Definitie earnings management

Het hoofddoel van een bedrijf is het maximaliseren van de aandeelhouderswaarde (Degeorge, Patel en Zeckhauser, 1994, p. 2). Om het vermogen van een bedrijf te vergroten, moeten aandeelhouders investeren. Dit gebeurt alleen wanneer er positieve prestaties worden verwacht. Daarom is het van belang voor een bedrijf om positieve winsten te rapporteren en de gestelde doelen te behalen. Het is onwaarschijnlijk dat bedrijven altijd in staat zullen zijn aan deze verwachtingen te voldoen, met als gevolg dat bedrijven de winsten gaan sturen om op deze manier aan de verwachtingen van de aandeelhouders te voldoen. Dit staat bekend als earnings management.

Ronen en Yari (2008, p. 25) introduceren een formele definitie van earnings management en vergelijken deze definitie met alternatieve definities. De formele definitie luidt: earnings management doet zich voor wanneer managers transacties sturen om op deze manier de financiële rapportages te manipuleren. Het doel hiervan is het misleiden van aandeelhouders over de onderliggende economische prestaties van het bedrijf. Ook wordt het gebruikt om contractuele uitkomsten, die afhankelijk zijn van de gerapporteerde boekhoudkundige cijfers, te beïnvloeden.

Daarnaast hebben Ronen en Yari (2008, p. 26) drie alternatieve definities van earnings management verzameld. Deze zijn onder te verdelen in drie categorieën: wit, grijs en zwart earnings management. Bij wit earnings management wordt er een voordeel behaald door gebruik te maken van de flexibiliteit met betrekking tot de keuze van boekhoudkundige methodes. Dit heeft als doel informatie over te brengen naar de belanghebbende over toekomstige kasstromen. Onder grijs wordt het kiezen van een boekhoudkundige behandeling verstaan die ofwel opportunistisch of economisch efficiënt is. Dit gebied van earnings management wordt ook wel gezien als earnings management binnen de richtlijnen van de financiële verslaggeving. Zwart houdt in dat er trucs worden gebruikt om de financiële verslaggeving te misleiden of de transparantie te verlagen met de intentie om er persoonlijk voordeel uit te halen. Deze vorm van earnings management maakt inbreuk op de richtlijnen voor verslaggeving en wordt ook wel gezien als fraude.

(8)

2.2 Vormen earnings management

2.2.1 Accrual-based earnings management

Het doel van accruals is om de werkelijke prestatie van het bedrijf weer te geven door opbrengsten en kosten te verwerken in de periode waarin ze zijn gemaakt. (FASB, 1985). Ondanks dat dit het hoofddoel is, wordt deze methode ook gebruikt voor het sturen van winst. Volgens Badertscher (2011, p. 1497) doet accruals management zich voor wanneer managers opbrengsten of kosten op een ander moment verwerken dan verwacht wordt dat de kasstromen vrijkomen. Op deze manier kunnen transacties worden gestuurd en kan de financiële verslaggeving worden gemanipuleerd. Het heeft niet direct effect op de kasstromen en de kans is daardoor kleiner om de waarde van het bedrijf te schaden op lange termijn. Daarnaast is dit allemaal mogelijk binnen de grenzen van GAAP.

Dechow, Sloan en Sweeney (1995, p. 201) stellen dat er drie verschillende aannames zijn met betrekking tot de componenten van accruals. Ten eerste expense manipulation, hierbij gaat het om het verwerken van kosten op een later tijdstip dan dat ze zich voordoen. De opbrengsten blijven gelijk, maar de kosten worden verschoven, waardoor er op dat moment een hogere winst is. Daarnaast is er revenue manipulation, hieraan ligt hetzelfde idee ten grondslag als bij expense manipulation maar dan met opbrengsten. Door de opbrengsten al eerder te verwerken, wordt ervoor gezorgd dat er op dat moment een hogere winst is, waardoor managers bijvoorbeeld hun gestelde doelen wel kunnen halen. Tenslotte margin manipulation. Dit houdt in dat de opbrengsten eerder worden verwerkt, maar dat de variabele kosten die hieraan ten grondslag liggen ook worden verwerkt. Hierdoor zal er meer moeten worden geschoven om het beoogde winstdoel te kunnen bereiken, aangezien een deel van de kosten ook wordt verwerkt.

2.2.2 Real earnings management

Roychowdhury (2006, p. 337) definieert real activities manipulation als het met opzet winst in een bepaalde richting sturen door het veranderen van de timing of structuur van operationele, investerings- of financieringsbeslissingen. Deze vorm van manipulatie draagt niet bij aan de waarde van het bedrijf, maar stelt managers in staat om de gestelde doelen te behalen. De reden dat managers zich bezighouden met deze vorm van manipulatie is dat ze vaak een persoonlijke beloning ontvangen bij het behalen van de doelen.

Consistent met de definitie van Roychowdhury blijkt uit het onderzoek van Graham, Harvey en Rajgopal (2005, p. 32) dat financiële managers veel waarde hechten aan het behalen van de gestelde winstdoelen. Ook zijn zij bereid om de werkelijke activiteiten te manipuleren

(9)

om deze doelen te behalen, zelfs als dit ten koste gaat van de waarde van het bedrijf. De waardevermindering kan worden veroorzaakt doordat er bij real activities management acties worden uitgevoerd om de winst in de huidige periode te verhogen. Dit kan vervolgens een negatief effect hebben op de kasstromen in toekomst.

Volgens Ge en Kim (2014, p. 642) zijn er drie soorten real activities manipulatie te onderscheiden. Sales manipulatie is de eerste soort. Hierbij verhogen financiële managers de omzet door het aanbieden van tijdelijke kortingen of door het verlenen van soepelere kredietvoorwaarden. De tweede soort is overproductie, het meer produceren dan noodzakelijk is. Hierdoor worden de overheadkosten verspreid over de grote hoeveelheid producten en krijg je uiteindelijk een lagere kostprijs. Dit resulteert vervolgens in een hogere gerapporteerde winst. De laatste soort is het snijden in discretionaire uitgaven. Hieronder vallen kosten zoals marketing, onderhoud en het trainen van personeel. Verlagen van deze uitgaven zorgt voor een lagere uitgaande kasstroom en heeft een positief effect op de abnormale kasstroom in de huidige periode.

Uit onderzoek van Graham et al. (2005, p. 32) blijkt dat financiële managers sneller bereid zijn om earnings te manipuleren door middel van real activities dan accruals. Hier geven Graham et al. twee mogelijke verklaringen voor. Ten eerste is accrual manipulatie makkelijker te detecteren dan real beslissingen over prijzen en productie. Dit komt doordat real manipulatie door de manager wordt gecontroleerd en accruals manipulatie door externe accountants wordt gecontroleerd. Ten tweede is het veiliger dan alleen te vertrouwen op accrual management. Er zijn geen opties meer op het moment dat de gerapporteerde earnings lager uitvallen dan het beoogde doel en alle mogelijkheden om te manipuleren met accruals verbruikt zijn. Aan het eind van het boekjaar kunnen real activities niet worden bijgesteld, daarom is het van belang dat managers niet alleen vertrouwen op accrual management.

2.3 Motieven voor gebruik van earnings management

In de vorige paragraaf is besproken welke vormen van earnings management er bestaan. De volgende stap is om te onderzoeken wat het motief is voor het toepassen earnings

management.

2.3.1 Kapitaalmarktmotieven

Bij het waarderen van aandelen door investeerders en financiële analisten wordt er gebruik gemaakt van de gepubliceerde cijfers van een bedrijf. Dit kan zorgen voor een stimulans bij managers om de cijfers te manipuleren en op deze manier te proberen de short-term

(10)

aandelenprijs te beïnvloeden (Healy & Wahlen, 1999, p. 371). Er is een aantal kapitaalmarktgerelateerde motieven om aan earnings management te doen.

Het eerste motief is management buyout offer. Perry en Williams (1994, p. 158) hebben onderzocht of er bewijs is dat earnings management voorgaand aan een management buyout offer plaatsvindt als vervolg op het onderzoek van DeAngelo (1986). Bij een management buyout offer worden alle aandelen van het bedrijf overgenomen door het management. Hierbij is de kans aanwezig dat er earnings management wordt toegepast doordat managers worden geconfronteerd met een belangenverstrengeling. Enerzijds zijn de managers verplicht als vertegenwoordiger van de aandeelhouders te zoeken naar de best mogelijke prijs. Anderzijds is het in hun eigen belang dat er een zo voordelig mogelijke prijs wordt gezocht voor de management buyout offer. Het eigenbelang kan het management motiveren om de winsten te drukken, waardoor er een slechter beeld van de prestaties van het bedrijf wordt weergegeven. Perry en Williams (1994, p.158) tonen aan dat er op deze manier earnings management wordt toegepast voor een management buyout offer.

Het tweede motief is initial public offer. Bij het uitgeven van nieuwe aandelen kunnen de laatst gerapporteerde cijfers invloed hebben op de prijs van de aandelen. Dit kan zorgen voor een stimulans bij managers om de cijfers opportunistischer voor te doen vlak voor de uitgifte van nieuwe aandelen zodat de aandeelprijs zal stijgen. Uit het onderzoek van Ducharme, Malateste en Sefcik blijkt dat er een relatie is tussen hoge abnormale accruals en de periode rondom de aandelenuitgifte (2004, p. 28). Hieruit kan worden geconcludeerd dat managers proberen de aandelenprijs te beïnvloeden door het gebruik van abnormale accruals. In dat onderzoek wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat een bedrijf aangeklaagd kan worden en verantwoordelijk kan worden gehouden voor schade die de investeerders hebben ondervonden door het manipuleren van de cijfers.

Het laatste motief is het voldoen aan de verwachtingen van analisten. Er zijn meerdere studies die aantonen dat cijfers worden gestuurd om aan de verwachtingen van de financiële analisten of managers te voldoen. Analisten kunnen een enorm effect hebben op investeerders en managers. Dechow en Skinner (2000, p. 245) stellen dat analisten de aandelenkoers kunnen beïnvloeden door aan te geven dat een bedrijf grote potentie heeft om te groeien en lovende rapporten te publiceren. Ook uit het onderzoek van Burgstahler en Eames (2006, p. 637) blijkt dat managers de winst omhoog sturen om te voorkomen dat de gerapporteerde winst lager zal zijn dan de door de analisten voorspelde winst. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de kapitaalmarkt gevoelig is voor de verwachtingen van de analisten.

(11)

2.3.2 Contractuele motieven

Financiële gegevens worden gebruikt voor het monitoren en reguleren van contracten tussen het bedrijf en de stakeholders. Contracten omtrent het belonen van management worden gebruikt om het management te motiveren de stakeholderswaarde te maximaliseren. Contracten omtrent het aangaan van leningen zijn opgesteld om grenzen te stellen aan het management en haar beslissingen om te voorkomen dat de stakeholderswaardewordt gemaximaliseerd ten koste van de schuldeiser.

2.3.2.1 Leencontracten

Bij het aangaan van een lening bij een externe instantie gaat een bedrijf akkoord met een contract (Ronen & Yari, 2008, p. 159). In dit contract zijn voorwaarden opgenomen die de schuldeiser in staat stelt haar belang veilig te stellen door bedrijven te beperken in het maken van beslissingen die tegenstrijdig zijn met hun belang. Een voorbeeld van deze voorwaarden is het voldoen aan overeengekomen ratio’s. Schuldeisers gebruiken deze voorwaarden als ‘’tripwires’’ die signaleren dat een bedrijf de voorwaarden schendt, waardoor ze in staat zijn om tijdig te reageren en maatregelen te treffen (Dichev & Skinner, 2002, p. 1093). Diverse studies hebben aangetoond dat bedrijven die neigen de voorwaarden van de lening te schenden vervolgens winst gaan sturen.

Er zijn meerdere redenen voor het management om de voorwaarden niet te schenden. Het schenden kan een signaal zijn voor buitenstaanders dat het niet goed gaat met het bedrijf. Dit kan vervolgens negatieve invloed hebben op de toekomstige prestaties en de aandelenkoers. Daarnaast stellen Dichev en Skinner (2002, p.1095) dat managers bang zijn dat de schuldeisers zullen ingrijpen op het moment dat de voorwaarden worden geschonden. Dit houdt in dat het bedrijf verplicht is meer inzicht te geven in de cijfers en de bedrijfsvoering. Het kost veel tijd en middelen om hierin te voorzien en daarnaast heeft het negatieve toekomstige gevolgen voor het aangaan van een lening.

2.3.2.2 Managementcompensatiecontracten

Bedrijven gaan compensatiecontracten met managers aan om managers te motiveren en te belonen voor behaalde prestaties. Managers streven ernaar om de bonus te maximaliseren en kunnen daarbij keuzes maken die persoonlijk een positieve uitkomst hebben, maar een negatief effect kunnen hebben voor het bedrijf. Uit het onderzoek van Healy (1985, p. 86) blijkt dat wanneer de winst zodanig laag is dat met geen mogelijkheid de gestelde doelen kunnen worden behaald, managers vervolgens de prikkel hebben om de winst nog verder te verlagen. Dit doen

(12)

ze door winst uit te stellen of sneller af te schrijven. Hierdoor worden opbrengsten uitgesteld en kosten vervroegd, waardoor de kans groter is dat de in de toekomst gestelde doelen en de daarbij behorende bonus wel zal worden behaald. Holthausen, Larcker en Sloan (1995, p. 37) hebben in tegenstelling tot Healy (1985) daar geen bewijs voor gevonden. Zij tonen wel aan dat managers winst uitstellen als de maximale bonus behaald is. Hierdoor stellen ze winst in de toekomst zeker en is de kans groter dat ze ook in de toekomst de bonus behalen.

Naast het behalen van een bonus is er nog een ander contract gerelateerd motief, namelijk baangarantie. Fudenberg en Tirole (1995, p.77) stellen dat managers earnings management toepassen om hun baan niet te verliezen. In tijden dat het slechter gaat met een bedrijf zullen managers geneigd zijn winst te verhogen om hun baan te behouden. In tijden dat het beter gaat, maar er mindere tijden aankomen zullen zij geneigd zijn winst naar een later tijdstip te verplaatsen.

3 Corporate governance

In het vorige hoofdstuk is het concept earnings management besproken. In dit hoofdstuk wordt besproken wat er in de literatuur is geschreven over het concept corporate governance. In de eerste paragraaf wordt de definitie corporate governance uiteengezet. Vervolgens wordt in de tweede paragraaf de relatie met het agency probleem benaderd.

3.1 Definitie corporate governance

Het aantal onderzoeken naar corporate governance is in de afgelopen decennia flink toegenomen en is een populair onderwerp geworden. Er is meer publieke en politieke interesse voor corporate governance ontstaan naar aanleiding van de ineenstorting van een aantal grote bedrijven, waar fraude vaak de oorzaak was.

Corporate governance is een begrip dat vaak wordt gebruikt maar weinig wordt gedefinieerd. Gillan en Starks (1998, p. 4) definiëren corporate governance als een systeem van regels, wetten en factoren dat activiteiten beheerst bij een bedrijf. Shleifer en Vishny (1997, p. 740) definiëren corporate governance als de manier waarop investeerders zich verzekeren van rendement op hun investering. Calder (2008, p.10) refereert naar corporate governance als het systeem van mechanismen, processen en regels waarmee een bedrijf wordt geleid en beheerst.

Ongeacht de specifieke definitie die wordt gehanteerd, kunnen de mechanismen van corporate governance in twee groepen worden onderverdeeld: interne en externe. Diagram 1 geeft de onderlinge relaties weer. De linkerkant van het diagram bevat de basis van het interne bestuur. Het management, als vertegenwoordiger van de aandeelhouder, bepaalt in welke

(13)

projecten wordt geïnvesteerd en hoe deze te financieren. De raad van bestuur heeft de taak het management te adviseren en te monitoren en de verantwoordelijkheid voor het aannemen, ontslaan en belonen van het senior managementteam. De rechterkant van het diagram bevat de externe elementen die voortkomen uit de vraag naar financiering vanuit het bedrijf. Daarnaast geeft het diagram duidelijk weer dat er een scheiding bestaat tussen kapitaalverstrekkers (eigendom) en degenen die het kapitaal beheren (zeggenschap). Deze scheiding creëert de vraag naar corporate governance structuur. Essentieel bij het concept van corporate governance is het vinden van een balans tussen de belangen van de vele stakeholders.

3.2 Agent-principaaltheorie

Jensen en Meckling (1976, p. 308) ontwikkelden de agent-principaaltheorie als uitleg voor hoe een bedrijf kan bestaan, gegeven de aannamedat managers uit eigenbelang handelen en in een context waarin managers niet de volledige baten en lasten dragen van hun beslissingen. De essentie van het agent-principaalprobleem is de scheiding tussen eigendom en zeggenschap. Een manager haalt geld op via investeerders om daarmee te kunnen investeren in projecten of om zijn aandeel in het bedrijf te verkopen (Sheifler & Vishny, 1997, p. 740). De manager heeft dat geld nodig omdat zij op dat moment niet genoeg geld hebben om zelf te investeren. Daartegenover staat dat de investeerders de expertise van de managers niet bezitten en de manager nodig hebben voor het behalen van rendement.

Jensen en Meckling (1976, p. 308) beschrijven de agent-principaalrelatie als een contract waaronder één of meerdere personen (de principaal) namens de ander (agent) optreedt en diensten verricht, waarbij de beslissingsbevoegdheid wordt overgedragen naar de agent. Hierbij gaan Jensen en Meckling (1976, p. 308) ervan uit dat in het geval dat beide partijen hun nut willen maximaliseren er een risico bestaat dat de agent niet altijd in belang van de principaal zal handelen. Het probleem is dat de principaal dit niet volledig kan controleren, omdat de principaal niet over dezelfde informatie beschikt als de agent. Hierdoor ontstaat er informatie asymmetrie. Dit stelt de agent in de positie om buiten het belang van de principaal te handelen en eigenbelang na te streven.

Jensen en Meckling (1976, p. 308) stellen dat de principaal een aantal opties heeft om ervoor te zorgen dat de belangen van de agent meer in overeenstemming komen met die van de principaal. Dat kan worden bereikt door de agent de juiste stimulans te geven en te belonen voor het maximaliseren van de aandeelhouderswaarde. Hierbij kan worden gedacht aan het belonen van managers door middel van aandelen tegen een lagere prijs, waardoor de belangen van de agent en principaal dichter bij elkaar komen. Daarnaast is het een optie om de agent

(14)

meer te gaan monitoren. Hierbij is het van belang dat er wordt gekeken of de voordelen opwegen tegen de kosten van het monitoren.

4 Effect of corporate governance on earnings management

In het vorige hoofdstuk is de achtergrond theorie van de concepten earnings management en corporate governance behandeld. In dit hoofdstuk wordt de relatie tussen deze twee concepten onderzocht op basis van bestaande literatuur. Deze analyse zal worden gedaan aan de hand van de volgende corporate governance mechanismes: raad van bestuur, audit committee, compensatiecontracten en wet- en regelgeving.

4.1 Raad van bestuur

Elk Amerikaans beursgenoteerd bedrijf is door de wet verplicht een raad van bestuur aan te stellen (Denis, 2001, p. 199). Het is echter onduidelijk uit hoeveel bestuurders de raad moet bestaan en wat de achtergrond van deze personen zou moeten zijn. Beide factoren bepalen de effectiviteit van de raad van bestuur.

De raad van bestuur wordt samengesteld door de aandeelhouders en heeft de taak om mensen aan te nemen, te ontslaan, te belonen en het adviseren van het management. In theorie is dit precies wat de aandeelhouders nodig hebben: een toeziend oog van een onafhankelijk orgaan dat het management controleert. Nochtans is het in de praktijk niet duidelijk of de raad genoeg stimulans heeft om de taken goed uit te voeren. Het komt vaak voor dat het management invloed heeft op de samenstelling en soms zelf in de raad van het bestuur zit. In de volgende subparagrafen worden twee elementen geanalyseerd die van belang zijn voor de effectiviteit van de raad van het bestuur.

4.1.1 Board size

Over het algemeen is de hypothese, die wordt gesteld bij onderzoek naar de grootte van het bestuur, dat een kleinere raad van bestuur effectiever is. De reden hiervoor is volgens Denis (2001, p. 200) dat een kleinere raad van bestuur meer openhartige discussies kan voeren, sneller beslissingen kan nemen en minder makkelijk te beïnvloeden is door het management dan een grote raad van bestuur.

Yermack (1996, p. 186) heeft onderzoek gedaan naar de relatie tussen een kleinere raad van bestuur en de effectiviteit van de raad van bestuur. Uit het onderzoek blijkt dat bedrijven het effectiefst zijn op het moment dat er een relatief kleine raad van bestuur is. Een onderdeel hiervan is dat een kleinere raad van bestuur sneller een CEO zal ontslaan op het moment dat er

(15)

slechte prestaties worden geleverd. Hieruit kan worden geconcludeerd dat een kleine raad van bestuur effectiever is in het monitoren van het management dan een middelgrote of grote raad van bestuur. Daarnaast stelt Yermack (1996, p. 187) dat de negatieve relatie afzwakt naarmate de raad van bestuur groter wordt. Hiermee impliceert hij dat de incrementele kosten stijgen als de raad van bestuur verandert van klein naar middelgroot.

Consistent met Yermack (1996) stelt Jensen (1993, p. 47) dat op het moment dat de raad van het bestuur meer dan zes of zeven personen behelst, de kans kleiner is dat de raad effectief functioneert en makkelijker te beïnvloeden is door het management. Ook Beasley (1996, p. 444) heeft onderzoek gedaan naar de verschillende karakteristieken van de raad van bestuur, waaronder board size, en de relatie met fraude in de financiële verslaggeving. Uit het onderzoek blijkt dat er een positieve en significante p-waarde is gevonden voor de variabele board size. Dit houdt in dat als de board size groter wordt, dat er een grotere kans op fraude is in de financiële verslaggeving. Uit het onderzoek van Yermack (1996) blijkt dat een kleiner bestuur effectiever is in het monitoren. Dit kan een verklaring zijn voor de resultaten die Beasley heeft gevonden. Doordat een grotere raad van bestuur minder effectief is in het monitoren, leidt dit tot een grotere kans op fraude in de financiële verslaggeving.

Daarentegen blijkt uit de meta-analyse van Dalton, Daily en Johnson (1999, p.676) dat er een positieve relatie is gevonden tussen de board size en de financiële prestaties. De meta-analyse bestaat uit 27 verschillende studies met in totaal 131 samples, bestaande uit 20.620 bedrijven. Dalton et al. (1999) stellen dat een grotere raad van bestuur zorgt voor meer ervaring, een beter en groter netwerk en meer expertise binnen de raad. Expertise en ervaring zijn ook belangrijke elementen in het verminderen van earnings management. Deze studie gaat verder niet in op het verband met earnings management of fraude in de financiële verslaggeving. In combinatie met onafhankelijkheid van de bestuursleden kunnen deze elementen een sterk front vormen tegen earnings management.

Door de tegenstrijdige resultaten is het lastig om hier een conclusie uit te trekken, het heeft namelijk beide voordelen. Voordeel van een kleine board size is dat er meer openhartige discussies worden gevoerd en het moeilijker is om beïnvloed te worden door het management. Daarnaast zijn zij in staat effectiever te monitoren en sneller beslissingen te nemen. Daarentegen zorgt een grotere board size voor meer ervaring en expertise binnen de raad. Ook dit kan van belang zijn, bijvoorbeeld bij het detecteren van en optreden tegen earnings management.

(16)

4.1.2 Onafhankelijkheid raad van het bestuur

Met betrekking tot de samenstelling van de raad van bestuur is voornamelijk het aantal onafhankelijke bestuursleden in de raad een veel onderzocht element. De hypothese die over het algemeen wordt gesteld is dat bestuursleden die ook onderdeel uitmaken van het management minder effectief zijn in het monitoren van het management.

Beasley (1996, p. 447) heeft empirisch getest of een grotere verhouding onafhankelijke bestuursleden in de raad van bestuur de kans significant verkleint op fraude in de financiële verslaggeving. Onder onafhankelijke bestuursleden verstaat Beasley een bestuurslid een bestuurslid zonder directe rol of verwante relaties met iemand binnen het bedrijf. Voor het onderzoek heeft hij gebruikt gemaakt van een sample van honderdvijftig beursgenoteerde bedrijven, waarvan vijfenzeventig de frauduleuze bedrijven representeren. Uit het onderzoek blijkt dat de raad van bestuur bij bedrijven waar fraude heeft plaatsgevonden uit minder externe bestuursleden en meer interne bestuursleden bestaat dan bij bedrijven waar geen fraude heeft plaatsgevonden.

Klein (2002, p. 7) stelt in haar onderzoek de hypothese dat onafhankelijke bestuursleden het best in staat zijn om toezicht te houden op het financiële proces. Door onafhankelijk te zijn van het management kunnen de bestuursleden meer weerstand bieden tegen earnings management binnen het bedrijf. Klein onderzoekt de relatie tussen onafhankelijkheid van het bestuur en earnings management door gebruik te maken van een sample van 687 grote beursgenoteerde Amerikaanse bedrijven. Uit het onderzoek blijkt, consistent met Beasley, dat earnings management minder voorkomt in bedrijven waar de raad van het bestuur grotendeels bestaat uit onafhankelijke bestuursleden. Daarnaast is er ook een negatieve relatie gevonden tussen abnormale accruals en de verhouding van onafhankelijke bestuursleden.

Ook Peasnell, Pope en Young (2004, p.1) focussen zich op de relatie tussen een onafhankelijk bestuur en de relatie met earnings management. Zij verschillen in hun onderzoek door gebruik te maken van data uit het Verenigd Konikrijk en te kijken naar earnings management dat valt binnen de regelgeving van GAAP. Daarnaast kijken ze, in tegenstelling tot Beasley en Klein, niet alleen naar winstverhogende earnings management, maar ook naar winstdrukkende earnings management. Uit het onderzoek blijkt dat er een negatieve relatie bestaat tussen de waarschijnlijkheid dat managers winstverhogende abnormal accruals toepassen en het aantal onafhankelijke leden binnen de raad van het bestuur. Dit houdt in dat wanneer de winst negatief of lager is dan het gestelde target, de abnormale accruals lager zijn als het aantal onafhankelijke bestuursleden relatief hoog is. Dit is consistent met de bevindingen van Beasley en Klein. Daarentegen is er beperkt bewijs gevonden voor de relatie tussen een

(17)

onafhankelijk raad van bestuur en de kans dat managers winstdrukkende accruals toepassen op het moment dat de winst hoger is dan het gestelde target.

Alles overziend kan er worden geconcludeerd dat de onafhankelijkheid van de raad van het bestuur en het aantal bestuursleden van buitenaf negatief gecorreleerd zijn met earnings management. Dit betekent dat, naarmate er meer onafhankelijke bestuursleden van buitenaf in de raad van het bestuur zitten, de kans kleiner is dat er earnings management wordt toegepast in het bedrijf. Dat heeft te maken met de taken die horen bij de raad van het bestuur en de eigenschappen die nodig zijn om die taken goed uit te kunnen voeren. Het doel van de raad van het bestuur is om een onafhankelijk orgaan te zijn dat toezicht houdt op het management. Bestuursleden die verwante relaties hebben binnen het bedrijf of zelf in een functie hebben in het management zijn niet in staat om onafhankelijk te monitoren.

4.2 Audit committee

In 1999 hebben de NYSE en NASDAQ de vereisten voor audit committees van beursgenoteerde bedrijven aangepast. Onder de nieuwe regelgeving moeten bedrijven voldoen aan de eis van een audit committee van minstens drie bestuurders. Geen van deze bestuursleden mogen een relatie hebben met het bedrijf die de onafhankelijkheid van het bedrijf en management in de weg staat. De nieuwe vereisten zijn ontstaan naar aanleiding van de vraag van Security Exchange Commision naar verbetering van de effectiviteit van corporate audit committees. Met name ongepast earnings management bij bedrijven was een belangrijk punt van de Security Exchange Commision. De functie van het audit committee is het overzien van de financiële verslaggeving van een bedrijf (Klein, 2002, p.6). Dit doel kan worden bereikt door regelmatig te overleggen met externe accountants en interne financiële managers om de jaarrekening, het audit proces en de interne beheersing te bespreken. Er is een aantal karakteristieken van het audit committee dat invloed heeft op de mate van earnings management.

Klein (2002, p. 3) heeft onderzoek gedaan naar een van deze karakteristieken. Er is gezocht naar de relatie tussen de onafhankelijkheid van het audit committee en earnings management. In dit onderzoek is er een significante relatie gevonden tussen abnormale accruals en de aanwezigheid van onafhankelijke bestuurders in het committee. Er is echter geen bewijs gevonden voor een significante relatie tussen abnormale accruals en een committee dat volledig bestaat uit onafhankelijke bestuurders.

Aangezien Klein geen significante relatie heeft gevonden voor een compleet onafhankelijk committee en de overige karakteristieken besloten Bedard, Chtourou en Courteau

(18)

(2003) om hier verder onderzoek naar te doen. In het onderzoek wordt gezocht naar een verband tussen aan de ene kant de deskundigheid, volledige onafhankelijkheid en de activiteiten van het committee en aan de andere kant agressief earnings management. Er is gebruikt gemaakt van een sample van driehonderd Amerikaanse bedrijven, opgedeeld in drie groepen. De eerste groep bestaat uit bedrijven met agressieve winstverhogende earnings management, de tweede groep met bedrijven waar agressieve winstdrukkende earnings management wordt toegepast en de derde groep bestaat uit bedrijven waar weinig earnings management heeft plaats gevonden. Bedard et al. (2003, p.14) hebben bewijs gevonden dat een audit committee, waarvan de bestuurders meer deskundigheid hebben, effectiever is in het beperken van earnings management. Deskundigheid kan vervolgens worden opgesplitst in financiële deskundigheid en bedrijfsspecifieke deskundigheid. Uit het onderzoek blijkt dat de aanwezigheid van minimaal een bestuurder met financiële deskundigheid samenhangt met een lagere kans op agressieve earnings management. Dit geldt ook voor bedrijfsspecifieke deskundigheid, echter geldt dit alleen voor de groep waar winstdrukkende earnings management wordt toegepast. Met betrekking tot de onafhankelijkheid van het committee tonen de resultaten van Bedard et al. consistent met de aanbevelingen van SOX aan dat alle bestuurders van het committee onafhankelijk moeten zijn. In tegenstelling tot de bevindingen van Klein (2002) blijkt uit het onderzoek dat er een significante vermindering is in de kans op agressieve earnings management op het moment dat de committee volledig uit onafhankelijke bestuurders bestaat. Ten slotte, de laatste onderzochte karakteristiek van het audit committee door Bedard et al. (2003) de activiteit. De activiteit van het audit committee bestaat uit drie aspecten, namelijk de omvang van het committee, de frequentie van bijeenkomsten en de verantwoordelijkheid voor het overzien van de financiële verslaggeving en het audit proces. Voor de eerste twee aspecten is er geen bewijs gevonden dat zij invloed hebben op de kans op agressieve earnings management. Voor het derde aspect is er een significant negatief verband gevonden met de kans op agressieve earnings management. Dit houdt in dat het van belang is dat het overzien van de financiële verslaggeving en het audit proces in het takenpakket van het audit committee moet zitten.

Carcello, Hollingsowrth, Klein en Neal (2006, p. 3) stellen in hun onderzoek dat alternatieve corporate governance mechanismen een effectief substituut kunnen zijn voor de financiële deskundigheid van het committee. Zij hebben onderzoek gedaan naar de relatie tussen enerzijds de deskundigheid van het audit committtee en alternatieve corporate governance mechanismen en anderzijds earnings management. Uit het onderzoek is gekomen dat er een significante relatie is tussen het hebben van iemand met financiële deskundigheid in

(19)

het committee en minder earnings management bij bedrijven waar de alternatieve mechanismen zwak zijn. Deze relatie is het sterkst aanwezig als een bestuurder met financiële deskundigheid al eerdere werkervaring heeft opgedaan in accounting. Daarnaast wordt deze relatie verder versterkt op het moment dat de persoon behalve financieel deskundig ook onafhankelijk is. Carcelle et al. stellen dat alternatieve mechanismen even effectief zijn in het verbeteren van de kwaliteit van de financiële verslaggeving als een bestuurslid met financiële deskundigheid, en geven aan dat bedrijven de flexibiliteit moeten krijgen om een eigen combinatie van corporate governance mechanismen samen te stellen die het best bij het bedrijf passen.

Alles overziend kan er worden geconcludeerd dat er een significante relatie bestaat tussen een volledig onafhankelijk audit committee en vermindering van earnings management. Uit de analyse blijkt dat een aantal onafhankelijke bestuurders ook al invloed heeft op de mate van earnings management. Echter, de kans op earnings management is het kleinst als het audit committee volledig onafhankelijk is. Naast onafhankelijkheid speelt ook deskundigheid een rol in de vermindering van earnings management. Het is van belang dat het audit committee bestaat uit bestuurders die beschikken over bedrijfsspecifieke en financiële kennis om effectief te kunnen monitoren en earnings management te kunnen verminderen. Deze karakteristieken spelen een belangrijke rol in het verminderen van earnings management en moeten daarom serieus genomen worden.

4.3 Compensatiecontracten

Beloningen zijn ook een onderdeel van corporate governance en doen zich voor in de vorm van een bonus en aandelen compensatie. Beloningen worden veelal gebruikt voor het motiveren van medewerkers en het compenseren voor goede presentaties.

4.3.1 Bonussen

Een van de prominente en meest geciteerde studies naar bonusplannen en earnings management is het onderzoek van Healy (1985). Healy veronderstelt dat managers een financiële prikkel hebben om de winst te manipuleren met het oog op het behalen van de bonus. Hierbij stelt Healy dat de verwachting van de manager een rol speelt in de mate en vorm van het manipuleren van de winst. De manager kan verwachten dat de winst lager is dan de te behalen winst om een bonus te ontvangen (LOW), dat de winst hoger is dan de grens van winst waarbij de maximale bonus mogelijk is (HIGH) of dat de winst daartussenin zit (MID). Het onderzoek toont aan dat bonusplannen prikkels creëren bij managers om voor bepaalde accounting procedures en accruals te kiezen die hun bonus maximaliseren. De kans is groter dat managers winstdrukkende accruals zullen toepassen wanneer er vaste ondergrenzen en bovengrenzen

(20)

gebonden zijn aan de bonus. In het geval dat er geen grenzen zijn, zullen managers eerder geneigd zijn om winstverhogende accruals toe te passen. Dit blijkt uit het vergelijken van accruals tussen bedrijven waar wel grenzen zijn gesteld en bedrijven zonder grenzen. Daarnaast stelt Healy (1985, p. 106) dat managers veelvuldig vrijwillig overstappen naar andere accounting procedures in tijden dat er bonussen zijn te behalen. Dit wordt gebruikt als indicatie voor de mate van discretionaire accounting beslissingen.

Holthausen et al. (1994, p. 32) hebben consistent met de hypothese van Healy bewijs gevonden dat managers de winst drukken op het moment dat de maximale bonus is bereikt. In tegenstelling tot Healy hebben zij echter geen bewijs gevonden dat managers winst drukken op het moment dat de winst lager is dan de minimaal te behalen winst om de bonus te ontvangen.

Guidry, Leone en Rock (1999, p. 140) hebben ook onderzoek gedaan naar het verband tussen bonussen en earnings management, maar verschillen in aanpak met eerdergenoemde onderzoeken. Guidry et al. maken, in tegenstelling tot voorgaand onderzoek, gebruik van een analyse op businessunits-niveau in plaats van het bedrijf als geheel. Deze insteek verschaft een aantal verfijningen bij het onderzoeken naar de relatie van op winst gebaseerde bonus plannen en earnings management. Ten eerste, er gaat belangrijke informatie verloren bij de opeenhoping van data wanneer er wordt gekeken naar discretionaire accruals van het bedrijf als geheel. Ten tweede, er wordt gebruikt gemaakt van de gebudgetteerde en de werkelijke data en bedrijfsspecifieke bonusformules om een verfijnde analyse uit te kunnen voeren en tot exactere resultaten te komen. Het bewijs suggereert dat managers van een businessunit de winst manipuleren om hun korte termijn bonussen te behalen. Daarnaast komt er uit het onderzoek dat managers die in de MID-portfolio van Healy zitten meer gebruik maken van winstverhogende accruals in verhouding tot de managers in de UPP- en LOW-portfolio’s.

Samengevat kan er worden geconstateerd dat het koppelen van bonussen aan het behalen van winst managers een prikkel geeft om winst te sturen. Er is echter met betrekking tot de resultaten van besproken artikelen geen eenstemmig geluid geconstateerd over de manier waarop earnings management wordt gebruikt. Door de studies te combineren met een eigen visie kan worden geconcludeerd dat managers winsten verhogen op het moment dat de target nog niet gehaald is maar wel in zicht is. En dat managers winst drukken in het geval dat de maximale bonus behaald is, om op deze manier ook een bonus in de toekomst veilig te stellen.

4.3.2 Aandelencompensatie

Naast het belonen van medewerkers voor hun prestaties in de vorm van geld kunnen medewerkers ook worden beloond door aandelen van het bedrijf te ontvangen. Vaak ontvangen

(21)

de medewerkers aandelen tegen een korting. Het doel van belonen door het uitgeven van aandelen is om managers te stimuleren in het belang van de aandeelhouders te handelen (Bergstresser & Philippon., 2006, p. 19). Daarnaast zullen zij op het moment dat het beter gaat met het bedrijf er ook van profiteren, doordat de aandelenprijs stijgt. Theoretisch is dit een goede oplossing voor managers die teveel handelen in eigen belang. Maar de vraag is of in de praktijk hiermee earnings management daadwerkelijk wordt verholpen. Het kan zo zijn dat managers de winsten zullen verhogen om ervoor te zorgen dat de aandelenprijs zal stijgen, waardoor zij zelf kunnen profiteren.

Burns en Kedia (2006, p.1) onderzoeken of en hoe de prikkels van een manager, die ontstaan door aandelencompensatiecontracten, effect hebben op de waarschijnlijkheid dat er ongebruikelijke accounting praktijken plaatsvinden. Als agressieve accountingmethodes de prijs van een aandeel veranderen, is het mogelijk dat er een prikkel ontstaat voor de manager om hun welvaart op deze manier te maximaliseren. Burns en Kedia geven aan dat, gegeven deze kans, het van belang is dat de relatie tussen compensatiecontracten in de vorm van aandelen en de keuze voor bepaalde accounting methodes wordt onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat er een relatie is. Dit heeft grote invloed op het ontwerpen van een compensatieplan. Jensen en Meckling (1976) stellen dat deze vorm van belonen ervoor zorgt dat de belangen van de manager meer op een lijn komen met die van de aandeelhouders. Hieruit kan worden geconcludeerd dat er een optimaal level is waarbij het belonen met aandelen effectief is, maar op het moment dat dit optimale level wordt gepasseerd er een prikkel ontstaat om eigen belang na te streven.

Ook Bergstresser en Philippon (2006, p. 7) hebben onderzoek gedaan naar de relatie tussen aandelen compensatie en earnings management. Het onderzoek toont aan dat het gebruik van discretionaire accruals om de winst te manipuleren meer aanwezig is bij bedrijven waarbij de beloningen van het management afhangen van de waarde van de aandelen. Uit het onderzoek blijkt ook dat periodes waarin er veel accruals zijn, managers ongebruikelijk veel opties schrijven en aandelen verkopen. Hier is duidelijk dat managers opzettelijk de winsten sturen om de aandelenprijs te laten stijgen en daar vervolgens optimaal van profiteren.

Cheng en Warfield (2005, p. 441) onderzoeken het verband tussen de prikkel die ontstaat door aandelencompensatie en earnings management. Zij stellen dat de kans groot is dat managers met een hoge prikkel om de aandelen in de toekomst te verkopen earnings management zullen toepassen. Door winstverhogende earnings management toe te passen, stijgt de aandelenprijs en kan er een hogere prijs worden verkregen bij de verkoop. Het onderzoek toont aan dat er een grotere kans is dat managers met een hoge prikkel de winst

(22)

zullen rapporteren die de verwachtingen van de analisten haalt of net overtreft. Het voldoen aan de verwachtingen van de analisten is van grote invloed op de aandelenprijs. Daarnaast toont het onderzoek aan dat managers met een hoge prikkel minder snel grote positieve verrassingen zullen rapporteren. Deze bevinding is consistent met het gegeven dat managers gevoelig zijn voor de toekomstige aandelenprijs. De verklaring hiervoor is dat managers deze positieve verrassingen achter de hand houden om eventuele tegenvallende toekomstige resultaten te compenseren. Op deze manier wordt de aandelenprijs constant gehouden.

Er kan worden geconcludeerd dat er een relatie bestaat tussen aandelencompensatie en het toepassen van agressieve accounting methodes. Het is echter ook een effectief middel om managers meer in het belang van aandeelhouders te laten handelen. Het is van belang dat er een balans wordt gevonden tussen deze twee uitkomsten en dat het optimale level niet wordt overschreden.

4.4 Wet- en regelgeving mechanismen

De basismechanismen van corporate governance die het bedrijf beheersen, bestaan buiten het bedrijf in het systeem van wet- en regelgeving. Dit aspect van corporate governance is in verhouding tot de andere mechanismen van corporate governance minder onderzocht. Een van de belangrijkste onderwerpen bij het mechanisme wet- en regelgeving is de bescherming van investeerders. Op het moment dat investeerders investeren in een bedrijf, verkrijgen zij bepaalde rechten en bevoegdheden (La Porta, Lopez-de-Silanes, Sheifler en Vishny, 1994, p. 5). Schuldeisers hebben het recht om in te grijpen als het bedrijf geen rente betaalt of de afgesproken regels overschrijdt. Aandeelhouders hebben het recht om mee te stemmen over belangrijke zaken en het selecteren van bestuurders. Daarnaast hebben alle externe investeerders het recht om financiële informatie te ontvangen van het bedrijf. Zonder deze rechten dragen de investeerders het risico dat zij bijvoorbeeld het rendement op de investering nooit kunnen materialiseren, omdat de managers dit voor zichzelf houden. Het is van belang dat deze rechten worden beschermd. De rechten van externe investeerders zijn over het algemeen beschermd door de handhaving van wet- en regelgeving.

La Porta et al. (1994, p. 4) stellen dat er op twee manieren kan worden gekeken naar de wetgeving omtrent het beschermen van investeerders. Aan de ene kant maakt de wetgeving het lastiger voor insiders om de investeerders voor te misleiden. Een ander extreme is dat als er geen bescherming is voor investeerders, dat de insiders geen enkele reden zien om aandeelhouders dividend te betalen en zich aan de vereisten van de schuldeiser te houden. Als hun rechten niet worden beschermd, zullen investeerders niet meer investeren in bedrijven.

(23)

Hieruit kan worden geconcludeerd dat de wet- en regelgeving een fundamenteel corporate governance mechanisme is. De mate waarin de wet- en regelgeving in een land investeerders beschermt en de wet- en regelgeving wordt gehandhaafd, geeft aan in hoeverre corporate governance zich ontwikkelt in een land. De uitkomst van deze studie heeft ertoe geleid dat er meer onderzoek wordt gedaan naar de verschillen in wet- en regelgeving in verschillende landen.

Een van de onderzoeken waarin earnings management en de wet- en regelgeving in verschillende landen is onderzocht is Leuz en Wysocki (2003, p. 506. Leuz en Wysocki kaarten aan dat insiders de prikkel hebben om de winst, die eigenlijk uitgekeerd moet worden aan aandeelhouders maar dit voor zichzelf houden, te manipuleren. Zij manipuleren de winst zodanig dat het niet is te zien dat zij er zelf van hebben geprofiteerd. De reden hiervoor is dat als het wordt waargenomen, het bedrijf kan worden aangeklaagd. Uit het onderzoek is gekomen dat sterke handhaving van de bescherming van de rechten van investeerders, de mogelijkheid voor insiders om te handelen in eigenbelang vermindert. Hierdoor neemt de prikkel om earnings management toe te passen vervolgens ook af omdat er niets te verbergen valt.

Uit de analyse van deze artikelen is duidelijk te concluderen dat het beschermen van investeerders effect heeft op de mate waarin earnings management wordt toegepast. De wet- en regelgeving en voornamelijk de handhaving omtrent het beschermen van investeerders is een belangrijk mechanisme van corporate governance. Daarnaast is het een fundamenteel element om te zorgen voor een transparante markt waarbij de markt optimaal werkt.

4.4.1 Sarbanes-Oxey Act

Het vertrouwen van investeerders in de kwaliteit van de financiële verslaggeving is flink afgenomen na een aantal grote accounting schandalen zoals Enron en WorldCom. Bij het grootste deel van deze schandalen werd er gebruikt gemaakt van agressieve accounting methodes. Deze schandalen hebben als versterking gewerkt voor de aanname van de Sarbanes-Oxley Act (SOX) in 2002. Een van de hoofddoelen van deze wet is het beschermen van investeerders door de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de bedrijfsinformatie te verbeteren. Het doel is dat hiermee het vertrouwen van de investeerders in de integriteit van de financiële verslaggeving wordt hersteld. Om dit doel te kunnen bereiken, heeft de SOX CEO’s en CFO’s van beursgenoteerde bedrijven verplicht gesteld om te verklaren dat de jaarrekening nauwkeurig en compleet is. SOX legt CEO’s en CFO’s strafrechtelijke sancties op die, met kennis van zaken, financiële cijfers rapporteren die niet voldoen aan de eisen van SOX. Boetes en strafrechtelijke sancties voor het rapporteren van een jaarrekening die niet aan de eisen

(24)

voldoet, kunnen oplopen tot een bedrag van vijf miljoen dollar en een gevangenisstraf van twintig jaar. Voorstanders van de regels stellen dat deze regels nodig zijn omdat de schandalen aangeven dat de corporate governance-mechanismen verbeterd moeten worden.

Cohen, Dey en Lys (2008, p. 758) onderzoeken de mate waarin zowel accrual en real earnings management voorkomt, voorafgaand aan de aanname van SOX en in de periode na de aanname van SOX. Het doel van dit onderzoek is om te bepalen of de periode die heeft geleid tot SOX werd gekenmerkt door een grootschalige stijging in earnings management of slechts door een paar gepubliceerde schandalen, enin hoeverre de aanname van SOX heeft geresulteerd in een afname van earnings management. Uit het onderzoek blijkt dat de periode voorafgaand aan SOX werd gekenmerkt door een stijging van accrual earnings management en een afname van real earnings management. Tevens stellen Cohen et al. dat de toename in accrual earnings management in de periode meteen na de aanname van SOX samenhing met een gelijktijdige stijging van op aandelen gebaseerde compensatie. In de periode na de aanname van SOX daalde het gebruik van accrual earnings management significant, terwijl real earnings management significant steeg. Een reden hiervoor zou kunnen zijn dat bedrijven waarschijnlijk overstappen op real earnings management accounting methodes, omdat het moeilijker is deze methode te detecteren. Het is lastig om hieruit een conclusie te trekken, is er sprake van een vermindering in earnings management of slechts een verschuiving van de vorm van earnings management die wordt gebruikt.

Lobo en Zhou (2006, p. 71) stellen consistent met de bevindingen van Cohen et al. dat bedrijven conservatiever zijn in de financiële verslaggeving in de periode na de aanname van SOX. Dit is geconcludeerd op basis van twee bevindingen. Ten eerste tonen zij aan dat bedrijven minder discretionaire accruals rapporteren. Ten tweede is er bewijs gevonden dat bedrijven sneller verlies verwerken dan winst bij het rapporten van de winst. Het wil echter niet altijd zo zijn dat conservatiever boekhouden beter is en betekent dat er sprake is van minder earnings management. Conservatief boekhouden kan worden gebruikt voor earnings smoothing. Dit houdt in dat er bijvoorbeeld reserves worden opgebouwd om deze te kunnen gebruiken in periodes dat het minder gaat met een bedrijf

Aangezien er tot nu toe relatief weinig onderzoek is gedaan naar de relatie tussen SOX en earnings management is het lastig om hier een conclusie uit te trekken. De regels en eventuele sancties bij het overtreden van deze regels zouden logischerwijs tot een vermindering van earnings management moeten leiden. Beide studies tonen aan dat er een relatie is tussen SOX en earnings management. Beide studies hebben echter hun beperkingen. Verder

(25)

onderzoek zal moeten uitwijzen wat het effect van SOX is op de mate waarin earnings management wordt toegepast.

(26)

Conclusie

In deze studie wordt onderzoek gedaan naar de relatie tussen corporate governance en de mate waarin earnings management wordt toegepast. Earnings management is een veelbesproken en onderzocht onderwerp. Na een reeks van financiële schandalen, waar fraude vaak de oorzaak van was, is er door de SEC een verbetering van corporate governance geëist om earnings management te verminderen. Bij voorgaande studies is er voornamelijk onderzoek gedaan naar losse mechanismes van corporate governance en de relatie met earnings management. Het doel van dit onderzoek is om een compleet beeld te geven van het effect van corporate governance op de mate van earnings management door middel van een literatuuronderzoek.

Om een compleet beeld te geven van corporate governance is er in de analyse gebruik gemaakt van vier mechanismen, waarvan een aantal sub-elementen bevatten. De vier behandelde mechanismen zijn: raad van bestuur, audit committee, compensatiecontracten en wet- en regelgeving. Het eerste mechanisme, raad van bestuur, is opgedeeld in de twee belangrijke karakteristieken onafhankelijkheid en boardsize. Voor beide karakteristieken is er een negatief verband gevonden met earnings management. Er is bewijs gevonden voor minder fraude in de financiële verslaggeving op het moment dat er een grote verhouding van onafhankelijke bestuurders binnen de raad is. Op het moment dat de raad van bestuur groter wordt dan zes a zeven bestuursleden is de raad van bestuur minder effectief. Bij het tweede mechanisme, audit committee, is er bewijs gevonden voor een significante relatie tussen een volledig onafhankelijk audit committee en earnings management. Daarnaast speelt ook deskundigheid een rol in het verminderen van earnings management. Financiële en bedrijfsspecifieke deskundigheid spelen een belangrijke rol in het effectief monitoren en verminderen van earnings management. Het derde mechanisme, compensatiecontracten, bestaat uit het belonen in de vorm van een bonus of in de vorm van aandelen. Het koppelen van een bonus aan winsttargets geeft managers een prikkel om winst te gaan sturen om vervolgens de bonus te kunnen behalen. Bij het belonen van managers door middel van het uitgeven van aandelen is de kans vergroot dat managers agressieve accounting methodes zullen toepassen. Het is echter ook een goed instrument om managers meer in het belang van aandeelhouders te laten handelen. Het is van belang dat hier een balans in wordt gevonden. Bij het vierde mechanisme, wet- en regelgeving, is het effect van bescherming van investeerders en de ingang van SOX besproken. Het beschermen van de rechten van investeerders is fundamenteel voor het verminderen van earnings management en voor een transparante markt. Naar het effect van SOX op earnings management is tot op heden nog weinig onderzoek naar gedaan. Dit bemoeilijkt het trekken van een definitieve conclusie. De besproken onderzoeken tonen beide

(27)

aan dat er een verband is tussen SOX en earnings management. Beide studies hebben echter hun kanttekeningen. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen wat het effect van SOX op earnings management is.

Alles overziend kan er worden geconcludeerd dat corporate governance negatief gecorreleerd is met earnings management. Dit impliceert dat corporate governance een effectief instrument is in het verminderen van earnings management. Het is van belang hierbij te vermelden dat een combinatie van deze mechanismes een sterk corporate governance beleid maakt. Daarnaast kan het per bedrijf verschillend zijn hoe een corporate governance beleid is ontworpen.

(28)

Bibliografie

Badertscher, B.A. (2011) Overvaluation and the Choice of Alternative Earnings Management Mechanisms. The Accounting Review, 86(5), 1491-1518.

Beasley, M. S. (1996). An empirical analysis of the relation between the board of director composition and financial statement fraud. Accounting review, 71(4), 443-465.

Bedard, J., Chtourou, S. M., & Courteau, L. (2004). The effect of audit committee expertise, independence, and activity on aggressive earnings management. Auditing: A Journal of Practice & Theory, 23(2), 13-35.

Bergstresser, D., & Philippon, T. (2006). CEO incentives and earnings management. Journal of financial economics, 80(3), 511-529.

Burgstahler, D., & Eames, M. (2006). Management of earnings and analysts' forecasts to achieve zero and small positive earnings surprises. Journal of Business Finance & Accounting, 33(5-6), 633-652.

Burns, N., & Kedia, S. (2006). The impact of performance-based compensation on misreporting. Journal of financial economics, 79(1), 35-67.

Coates, J. C. (2007). The goals and promise of the Sarbanes–Oxley Act. The Journal of Economic Perspectives, 21(1), 91-116.

Carcello, J. V., Hollingsworth, C. W., Klein, A., & Neal, T. L. (2006). Audit committee financial expertise, competing corporate governance mechanisms, and earnings management.

Cohen, D. A., Dey, A., & Lys, T. Z. (2008). Real and accrual-based earnings management in the pre-and post-Sarbanes-Oxley periods. The accounting review, 83(3), 757-787. Cheng, Q., & Warfield, T. D. (2005). Equity incentives and earnings management. The

(29)

Dalton, D. R., Daily, C. M., Johnson, J. L., & Ellstrand, A. E. (1999). Number of directors and financial performance: A meta-analysis. Academy of Management journal, 42(6), 674-686.

DeAngelo, L. E. (1988). Managerial competition, information costs, and corporate governance: The use of accounting performance measures in proxy contests. Journal of accounting and economics, 10(1), 3-36.

Dechow, P., Sloan, R., & Sweeney, A. (1995). Detecting Earnings Management. The Accounting Review, 70(2), 193-225.

Dechow, P. M., & Skinner, D. J. (2000). Earnings management: Reconciling the views of accounting academics, practitioners, and regulators. Accounting horizons, 14(2), 235-250.

DeFond, M. L., & Park, C. W. (1997). Smoothing income in anticipation of future earnings. Journal of accounting and economics, 23(2), 115-139.

Denis, D. K. (2001). Twenty-five years of corporate governance research… and counting. Review of financial economics, 10(3), 191-212.

Dichev, I. D., & Skinner, D. J. (2002). Large–sample evidence on the debt covenant hypothesis. Journal of accounting research, 40(4), 1091-1123.

DuCharme, L. L., Malatesta, P. H., & Sefcik, S. E. (2004). Earnings management, stock issues, and shareholder lawsuits. Journal of financial economics, 71(1), 27-49.

Degeorge, F., Patel, J. & Zeckhauser, R. (1999). Earnings management to Exceed Thresholds. Journal of Business, 72(1), 1-33

Fudenberg, D., & Tirole, J. (1995). A theory of income and dividend smoothing based on incumbency rents. Journal of Political economy, 103(1), 75-93.

Ge, W. & Jeong-Bon, K. (2013) Real Earnings Management and the Cost of New Corporate Bonds. Journal of Business Research, 67(4), 641-647.

(30)

Graham, J.R., Harvey, C.R. & Rajgopal, S. (2005). The economic implications of corporate financial reporting. Journal of Accounting and Economics, 40(1), 3–73. Gillan, S. L. (2006). Recent developments in corporate governance: An overview. Journal of

corporate finance, 12(3), 381-402.

Gillan, S.L., & Starks, L. T. (1998). A survey of shareholder activism: Motivation and empirical evidence. Journal of Financial Economics, 57(2), 275-305.

Guidry, F., Leone, A. J., & Rock, S. (1999). Earnings-based bonus plans and earnings management by business-unit managers. Journal of Accounting and Economics, 26(1), 113-142.

Healy, P. M., & Wahlen, J. M. (1999), A review of the earnings management literature and its implications for standard setting, Accounting Horizons, 13(4), 365-383.

Healy, P. M. (1985). The effect of bonus schemes on accounting decisions. Journal of accounting and economics, 7(1-3), 85-107.

Holthausen, R. W., Larcker, D. F., & Sloan, R. G. (1995). Annual bonus schemes and the manipulation of earnings. Journal of accounting and economics, 19(1), 29-74.

Jensen, M. C., & Meckling, W. H. (1997), Theory of the firm: Managerial behavior, agency costs and ownership structure. Journal of financial economics 3(4), 305-360. Klein, A. (2002). Audit committee, board of director characteristics, and earnings

management. Journal of accounting and economics, 33(3), 375-400.

Larcker, D. F., Richardson, S. A., & Tuna, I. (2007). Corporate governance, accounting outcomes, and organizational performance. The Accounting Review, 82(4), 963-1008. La Porta, R., Lopez-de-Silanes, F., Shleifer, A., & Vishny, R. (2000). Investor protection

(31)

Leuz, C., Nanda, D., & Wysocki, P. D. (2003). Earnings management and investor protection: an international comparison. Journal of financial economics, 69(3), 505-527.

Lobo, G. J., & Zhou, J. (2006). Did conservatism in financial reporting increase after the Sarbanes-Oxley Act? Initial evidence. Accounting Horizons, 20(1), 57-73.

Peasnell, K. V., Pope, P. F., & Young, S., (2000), Accrual management to meet earnings targets: UK evidence pre-and post-Cadbury. The British Accounting Review, 32(4), 415-445.

Perry, S. E., & Williams, T. H. (1994). Earnings management preceding management buyout offers. Journal of Accounting and Economics, 18(2), 157-179.

Ronen, J., & Yaari, V. (2008). Earnings management. Springer US.

Roychowdhury, S., (2006), Earnings Management Through Real Activities Manipulation. Journal of Accounting and Economics, 42(3), 335-370.

Shleifer, A., & Vishny, R. W. (1997). A survey of corporate governance. The journal of finance, 52(2), 737-783.

Yermack, D. (1996). Higher market valuation of companies with a small board of directors. Journal of financial economics, 40(2), 185-211.

(32)

Bijlage

Diagram 1 Interne en externe corporate governance-mechanismen. Herdrukt van Gillan, S. L. (2006). Recent developments in corporate governance: An overview. Journal of corporate finance, 12(3), 381-402.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Basically, a program respects SSPOD if (SSPOD-1) for any initial state, each public variable individually be- haves deterministically with probability 1, and (SSPOD-2) for any

Evaluation of influence of historical changes in land use along the middle Vistula river reach on flood risk.. Emilia Karamuz (1), Renata Romanowicz (1), and Martijn

Both the molecular and immunological mechanisms underlying cancer development and disease course are increasingly understood, offering novel possibilities for improved selection

For a low energy electron beam—needed to simultaneously optimize resolution and surface sensitivity in SEM—electron–electron scattering in the sample widens the beam dramatically in

A cohort study of 129 infants with skull deformation at age 6 months showed comparable results at age 4 years when the natural course was awaited: the improvement in

General political opportunity structure Issue specific opportunity structure The divestment movement in Ireland Policy making process and relevant actors Policy

Because of its legal personality and the power conferred by article 37 TEU, the EU can conclude international agreements with international organisations or with one or more states

De onafhankelijk variabelen (bron en CHV) zijn variabelen die gemanipuleerd kunnen worden en daarom wordt gebruik gemaakt van een experiment. De CHV kan functioneren als een