• No results found

Duurzame ondernemers in de energietransitie : een inzicht in de bijdrage van niche innovaties op het gebied van water en energie in Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Duurzame ondernemers in de energietransitie : een inzicht in de bijdrage van niche innovaties op het gebied van water en energie in Nederland"

Copied!
69
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Duurzame ondernemers in de energietransitie:

Een inzicht in de bijdrage van niche innovaties op

het gebied van water en energie in Nederland

Masterscriptie van Morris Ebbing morris.ebbing@gmail.com

(10362568)

Graduate School of Social Sciences

Master Economic Geography

Supervisor: Dr. Michaela Hordijk Second assessor: Yves van Leynseele

(2)
(3)

3

Inhoudsopgave

1) Introductie 5

1.2) Problem statement 6

1.3) Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie 6

1.4) Opbouw van scriptie 6

2) Theoretisch kader 7

2.1) Sustianability transition 7

2.2) Multi-level perspective 9

2.3) De rol van kleine bedrijven in transities 13

Typologieën 13

2.4) Waarom duurzame ondernemers 15

2.5) Hoe werkt die invloed: marktaandeel 16

2.6) Sustainable institutional entrepreneurship 17

2.7) Verbindingen 21 Intermediaire organisaties 21 2.8) Barrières 23 3) Methodologie 26 3.1) Onderzoeksstrategie 27 3.2) Research design 29 3.3) Onderzoekseenheden 29 3.4) Sampling 29

3.5) Analyseren van de data 30

3.6) Limiteringen 31

3.7) Ethische overwegingen 31

4) Bredere context van de casus 32

4.1) Ontwikkelingen op het landschap niveau 32

4.2) Energie uitdagingen 33

4.3) Water-energie nexus 34

4.4) Regime 34

4.5) Beschrijving van niche experimenten 35

4.6) Productie 36

4.7) Opslag 36

(4)

4 4.9) Conversie 38 5) Barrières 40 5.1) Regelgeving en regulering 40 5.2) Financiële barrières 41 5.3) Cognitief-cultureel 42 5.4) Normatief 43 5.6) Andere barrières 45

6) Tactieken voor doorbreken barrières en regime verandering. 46

6.1) Theoretiseren 46

6.2) Nieuwe metingen 49

6.3) Business modellen 50

6.4) Nieuwe symbolen 51

7) Nieuwe samenwerkingen en verbindingen 51

7.1) Samenwerkingen met regime actoren 51

7.2) Verbindingen met intermediaire organisaties 54

7.3) Samenwerking met andere niche actoren 56

8) Conclusies 58

8.1) Empirische conclusies 58

8.2) Relatie met de theorie 62

9) Literatuur 64

10) Appendix 67

(5)

5

1) Introductie

Nederland maar ook de rest van de wereld staat voor enorme uitdagingen op het gebied van water en energie. Grote stappen lijken nodig te zijn om de klimaatveranderingen binnen de perken te houden en om andere energie uitdagingen aan te pakken. Voorbeelden hiervan zijn het doel om Nederland van het gas af te krijgen voor het jaar 2050 maar ook extreme

weersomstandigheden worden steeds relevanter. Deze ontwikkelingen en doelen zijn onderdeel van de sustainability transition of duurzaamheid transitie die is ingezet in Nederland. Maar dit zal niet vanzelf gaan en individuele actie van actoren zal hierbij niet genoeg zijn om de uitdagingen op het gebied van water en energie op te kunnen lossen. Geen individuele actor kan de transitie in zijn eentje sturen, maar alle actoren tezamen beïnvloeden de snelheid en richting van de transitie in meer of mindere mate (Bürch et al. 2016).

Bedrijven worden hierbij veelal gezien als degenen die verantwoordelijk zijn voor veel sociale en milieu problemen, maar dit is niet altijd het geval. Zo is er bijvoorbeeld een potentieel transformerende rol weggelegd voor kleine ondernemingen die actief zijn op het gebied van productie, opslag, transport, conversie en consumptie van energie in combinatie met water. In Nederland is dit nog een kleine sector maar heeft wel al interessante

voorbeelden voortgebracht die het waard zijn om verder te onderzoeken. Dit onderzoek is een eerste exploratie van deze kleine groep bedrijven, waarin hun potentie wordt geanalyseerd vanuit het theoretisch perspectief van het transitiedenken.

Om een beter beeld te geven van welk type bedrijven het onderwerp zijn van dit onderzoek is het handig om een paar voorbeelden te geven. Als het gaat om de opslag van energie waarbij gebruik gemaakt wordt van de thermische en chemische eigenschappen van water zijn bedrijfjes bezig om het mogelijk te maken om op slimme manieren warmte voor langere tijd op te slaan. Maar ook door gebruik te maken van de chemische reactie tussen zoet en zout water het mogelijk te maken om elektriciteit op te kunnen slaan en te kunnen onttrekken uit water. Verder zijn bedrijfjes bezig met het proberen van het verminderen van de consumptie van water en energie door het op de markt zetten van circulaire douches die gebruikt douche water hergebruiken en hierdoor duurzamer zijn.

(6)

6 1.2) Problem statement

Er wordt in grote mate gekeken naar publieke partijen als verantwoordelijke actoren voor het aanzwengelen en het sturen van de duurzaamheid transitie en in mindere maten naar welke rol de marktpartijen hierin hebben. Maar deze marktpartijen vormen zowel een substantieel deel van de maatschappij, en zijn als zodanig zowel onderdeel van het probleem als van de mogelijke oplossing. Daarom is de mogelijke transformerende potentie van deze actoren belangrijk. Zeker de rol van innovaties in de niche sector is een onderbelicht aspect in de huidige visie op duurzaamheid transities en het waard om te onderzoeken. Dit onderzoek probeert hier verandering in te brengen en de rol van marktpartijen, met een focus op kleinere ondernemingen, verder te onderzoeken en de potentiele rol en transformerende kracht te analyseren.

1.3) Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie

De maatschappelijke relevantie van dit onderzoek is het in kaart brengen en analyseren van de mogelijke potentie van de relatief kleine en innovatieve bedrijfjes die actief zijn in de

Nederlandse duurzaamheidstransitie op het gebied van energie en water. Dit onderzoek zou een rol kunnen spelen in het opzetten en stimuleren van samenwerkingen tussen de

verschillende actoren die actief zijn in de energietransitie en het belang van verbindingen te benadrukken tussen de gevestigde actoren en de kleine innovatieve bedrijfjes. Dit komt overeen met de academische relevantie in het feit dat de rol van duurzame ondernemers nog een onderbelicht aspect is in combinatie met onderzoek naar duurzame transities. Dit

onderzoek hoopt hier een waardevolle bijdrage aan te leveren.

1.4) Opbouw van scriptie

In het volgende hoofdstuk zal het theoretische kader worden ontwikkeld en zullen de

belangrijkste theoretische concepten behandeld worden. Hierna zullen de onderzoeksvragen die leidend zijn geweest voor dit onderzoek genoemd worden en zullen de methodologische overwegingen behandeld worden. Deze bestaan uit het onderzoek ontwerp en strategie, keuzes in de steekproef methode, methode van data analyse, de beperkingen van het onderzoek en de ethische overwegingen. Hoofdstuk 4 en 4.5 beschrijven vervolgens de bredere maatschappelijke context en de nich-innovaties. Hoofdstuk 5 beschrijft de barriѐres waar de duurzame ondernemers tegenaan lopen. Verder beschrijft hoofdstuk 6 de tactieken voor het slechten van de barriѐres en het opgang van regime veranderingen. Hoofdstuk 7 gaat daar hierna verder op in en beschrijft de samenwerkingen en verbindingen die duurzame ondernemers aangaan. In het laatste hoofdstuk zullen de onderzoeksvragen beantwoord

(7)

7

worden en de relatie tussen de empirische resultaten en de literatuur uit het theoretisch kader behandeld worden.

2) Theoretisch kader

2.1) Sustianability transition

Er is zonder twijfel een noodzaak voor een meer duurzaam systeem voor het gebruik van water, energie en grondstoffen in de watercyclus. Dit onderzoek kijkt naar de manier waarop de transitie naar een meer duurzaam gebruik van energie en water in de watercyclus tot stand kan komen en wat de (potentiele) rol is van kleine bedrijven en ondernemers die in deze sector actief zijn.

Er is al veel onderzoek gedaan naar het verloop en structuren van transities in het algemeen en duurzame transities in het bijzonder (Geels, 2002; van der Brugge & Rotmans, 2006;

Loorbach, Frantzeskaki & Avelino, 2017). Ook de toepassingen die nodig zijn voor, en de veranderingen naar een meer circulair en efficiënter water en energie gebruik zijn onderdeel van een transitie. De structurele veranderingen gericht op het creëren van een duurzamere wereld is een geleidelijk proces en worden sustainability transitions of duurzame transities genoemd. Het concept duurzame transities refereert in verschillende disciplines naar een non-lineaire verschuiving van het ene dynamische evenwicht naar het andere evenwicht

(Loorbach, Frantzeskaki & Avelino, 2017). Het bevat ook disruptieve veranderingen op grote schaal die langzaam tot uiting komen en onder andere maatschappelijke systemen veranderen. Duurzame transities hebben uiteindelijk de potentie en mogelijkheid tot het veranderen van het huidige dynamisch stabiele evenwicht of ‘regime’ en komen voort uit radicale, versnelde en systemische veranderingen (Loorbach, Frantzeskaki & Avelino, 2017). Deze

veranderingen ontstaan buiten het bestaande systeem en worden maar in een beperkte mate veroorzaakt door actoren die al deel uitmaken van het bestaande systeem. Daarom richt dit onderzoek zich op actoren die zich buiten het gevestigde systeem bevinden en dat zijn in dit geval voornamelijk kleinere bedrijven en ondernemers. Het gevestigde systeem en de actoren die dit systeem vormen worden in dit onderzoek het regime genoemd. Het regime refereert aan de semi-coherente regels die activiteiten van de actoren en groepen die de verschillende elementen van het systeem in stand houden (Geels, 2011). Bestaande regimes worden verder gekarakteriseerd door lock-in, waarbij eerder gemaakt keuzes de mogelijkheden in de

(8)

8

toekomst beperken. Innovaties ontstaan incrementeel en met kleine aanpassingen zich opbouwend in stabiele richtingen.

Het is verder ook belangrijk om te benoemen dat deze duurzame transities vaak meer zijn dan een verandering in alleen het gebruik van technieken. Duurzame transities zijn een

machtsstrijd en een socio-culturele verandering die een vergaand effect heeft op betrokken instituties, routines en gedachtegoed (Loorbach, Frantzeskaki & Avelino, 2017). Voor ondernemers zou dit dus ook het geval kunnen zijn en van belang kunnen zijn, namelijk dat het niet alleen een kwestie is van het ontwikkelen van een duurzame techniek of systeem maar dat het ook gaat om het veranderen van de bestaande denkwijze en instituties. Andere

kenmerken van duurzame transities ten opzichte van andere transities is dat deze doelgericht zijn in plaats van een open einde hebben (Hörisch, 2015). Verder is het doel van duurzame transities het maatschappelijk belang, waarbij niet alleen de individuele gebruikers er voordeel uithalen maar ook de maatschappij als geheel.

Duurzame transities kunnen dus een grote impact hebben op verschillende aspecten van de maatschappij. Voornamelijk op de manieren waarop dingen worden gedaan (practices), de manieren hoe mensen over dingen denken (culture) en de manier waarop dingen zijn georganiseerd (structures) (Ehnert, 2018). Zoals al eerder werd vermeld, ontstaan deze veranderingen niet uit het niets maar ontvouwen zich in fases met verschillende

karakteristieken. Deze verschillende fases worden beschreven in het multi-phase concept als de predevelopment phase, the take-off phase, de acceleration phase en de stabilization phase welke ook te zien zijn in figuur 1 (Ehnert, 2018; van der Brugge & Rotmans, 2006).

(9)

9

De predevelopment phase wordt gekarakteriseerd door verminderde weerstand en veerkracht van de bestaande regime structuren. Dit betekent dat regime actoren beginnen open te staan voor invloeden van actoren buiten de regime structuren. Een ander kenmerk is dat innovaties nog steeds geïsoleerd en gefragmenteerd zijn maar ook niet goed genoeg ingebed en

ontwikkeld zijn om te kunnen concurreren met de bestaande regime actoren (van der Brugge & Rotmans, 2006: p. 254). De take-off phase zet verandering in gang en leidt tot de opbouw van een nieuw regime. Innovaties beginnen de status quo aan te tasten maar blijven beperkt en lokaal wanneer het systeem niet kritisch is. Dus als het systeem niet noodzakelijk is of verandering aan het systeem niet noodzakelijk is zal de transitie en de overdracht beperkt blijven wat verklaart waarom het moeilijk kan zijn om hier uit te breken. Regime structuren moeten zich verder eerst openen voordat innovaties een kans hebben om in het regime door te dringen. Ook is er in deze fase vaak sprake van een opbouw van innovatienetwerken

gebaseerd op alternatieve ideeën, concepten, theorieën en technologieën die voor een verandering in het gedrag kunnen zorgen. Deze innovaties moeten elkaar versterken en samenvallen in innovatienetwerken, wat nodig is voor gedragsverandering (van der Brugge & Rotmans, 2006: p. 255). Voor duurzame ondernemers is het in deze fase dus belangrijk om zich aan te sluiten bij bestaande innovatienetwerken of zelf een netwerk te vormen met gerelateerde organisaties om zo een grotere impact te kunnen hebben op het bestaande regime systeem.

De volgende fase is de acceleration phase en wordt gekenmerkt door structurele verandering van het systeem. Nieuwe patronen van systeemdynamieken zullen zich namelijk gaan vormen als gevolg van het opbouwen van socio-culturele, economische, ecologische en institutionele veranderingen en innovaties die elkaar versterken. In deze fase moeten dus veranderingen in verschillende sectoren en facetten van de samenleving in dezelfde richting komen te staan waardoor veranderingen snel kunnen plaatsvinden. In de stabilization phase vormen die nieuwe patronen van de systeemdynamieken een nieuw evenwicht en vormen het nieuwe regime (van der Brugge & Rotmans, 2006: p. 255).

2.2) Multi-level perspective

Het Multi-level perspective (MLP) gaat dieper in op de verschillende invloeden en andere niveaus dan het regime niveau die effect hebben op het veranderen van het bestaande regime en heeft ook het multi-phase model in het perspectief geïncorporeerd. Dit multi-level

(10)

10

verlopen en zich ontwikkelen. De kern van de theorie beschrijft dat transities het resultaat zijn van interactie processen tussen drie verschillende levels zoals te zien is in figuur 2 (Geels, 2002). Het MLP maakt het mogelijk om de bijdrage van die verschillende actorgroepen aan de duurzaamheidstransitie te analyseren (Hörisch, 2015)

Figuur 2: (Geels, 2002) De verschillende niveaus als geneste hiërarchie.

De drie levels vormen een geneste hiërarchie, bestaande uit micro-level niches, meso-level

regimes en macro-level landscapes. Duurzame ondernemers, die het onderwerp zijn van dit

onderzoek, bevinden zich in de micro-level niches en hebben voornamelijk een interactie met meso-level regimes maar worden ook beïnvloed door externe invloeden vanuit het landschap level zoals te zien is in figuur 3. Hoe deze interacties werken en wat er nodig is om deze interactiewerkingen te versterken is een kern onderdeel van dit onderzoek. Binnen het niche level worden dus nieuwe en innovatieve werkwijzen en technologieën ontwikkeld die anders zijn dan de bestaande werkwijzen en technologieën die gebruikt worden binnen het bestaande regime level (Geels, 2002; Hörisch, 2015).

(11)

11

Figuur 3: model van MLP multiphase concept (Loorbach, Frantzeskaki & Avelino, 2017).

Zoals al eerder gezegd is het multi-level perspectief een framework dat op verschillende transitiecontexten kan worden toegepast. Hörisch (2015) stelt dat eerdere literatuur wel de belangrijkste actoren op het regime level identificeren en conceptualiseren, namelijk producer

networks, suppliers, user groups, societal groups, public authorities, research networks en financial networks maar dat actoren op het niche niveau niet worden inbegrepen in het

multi-level perspective framework. Geels (2011) noemt wel dat verwacht wordt dat start-ups, innovatieafdelingen en spin-offs van grotere bedrijven kunnen worden verwacht op het niche niveau. Alleen worden deze actoren vaak niet inbegrepen in de meeste MLP frameworks. Hörisch (2015) heeft deze actoren wel toegevoegd aan het MLP framework zoals te zien is in figuur 3. Op duurzaamheid georiënteerde startups worden dus vooral verwacht in de micro-level niches, maar kunnen ook opereren op regime niveau bijvoorbeeld wanneer zij

samenwerken met of input geven aan grotere bedrijven. Maar de innoverende, creatieve en transformerende rol van duurzame ondernemers/SMEs komt vooral voort uit het niche niveau (Hörisch, 2015).

Het landschap niveau beschrijft de bredere context die niche en regime dynamieken beïnvloeden (Geels, 2011). Dit niveau beschrijft niet alleen de technische en materiele achtergrond die de samenleving in stand houden, maar ook demografische veranderingen, politieke ideologieën, maatschappelijke waarden, en macro-economische patronen. Deze

(12)

12

verschillende factoren kunnen in een categorie worden geplaatst omdat zij een externe context vormen die actoren op het niche en regime niveau niet in de korte termijn kunnen

beïnvloeden.

Zoals te zien is in figuur 4 beïnvloeden actoren, waaronder startups, vanuit de niche de regime actoren doormiddel van transformerende sustainability oriented innovations (SOIs). Gasbarro et al. (2018) beschrijft SOIs als een proces waar overwegingen op het gebied van

duurzaamheid (milieu, sociaal en financieel) worden geïntegreerd in het systeem van het bedrijf vanaf het ontstaan van ideeën maar ook in de research en development en de

commercialisatie. Dit is van toepassing op technologieën, producten en diensten maar ook op de inrichting en organisatie van bedrijfsmodellen en de mate van het verspreiden en leveren van informatie aan klanten door de ondernemers (Gasbarro et al., 2018). Klewitz & Hansen (2014: 58) stellen verder dat de term innovatie is gekozen omdat aangeeft dat het relatieve verbeteringen zijn in vergelijking met de eerdere situatie. Het gaat dus om het proces of de richting naar duurzaamheid en heeft geen einde en heeft directe begeleiding/management nodig om het in de goede richting de sturen (Klewitz & Hansen, 2014). SOIs kunnen verdeeld worden in 3 verschillende categorieën; proces innovatie, organisatorische innovatie en

product innovatie. Proces innovatie refereert naar de productie van goederen en diensten met

(13)

13

als doel het verhogen van de eco-efficiëntie. Dus bedrijven zoeken dan naar een efficiëntere manier om producten te produceren of diensten te leveren waardoor uiteindelijk voordelen gehaald worden op het gebied van duurzaamheid. Organisatorische innovatie bevat de reorganisatie van routines en structuren binnen het bedrijf en nieuwe manieren van

management. Product innovaties zijn verbeteringen of het helemaal opnieuw ontwikkelen van producten en diensten op het gebied van de duurzaamheidsprestaties. Producten kunnen bijvoorbeeld verbeterd worden op het gebied van het gebruik van milieu vriendelijkere materialen, duurzamere materialen en een lager energie verbruik van het product.

De wisselwerking tussen de verschillende levels en actoren in de eerder genoemde modellen blijft nog vaag, daarom gaat het volgende deel van het theoretisch kader hier dieper op in en kijkt naar wat de literatuur tot nu toe zegt over de rol van duurzame ondernemers op de transities.

2.3) De rol van kleine bedrijven in transities

Typologieën

In de academische literatuur worden in verschillende onderzoeksrichtingen die met ongeveer hetzelfde onderwerp bezig zijn voornamelijk drie namen gegeven aan kleine bedrijven met een duurzame oriëntatie. Deze zijn: sustainable entrepreneurs (Hoogendoorn et al., 2017; Bergset & Fichter, 2015; Hörisch, 2015; Gibbs, 2009), ecopreneurs (Schaltegger, 2002) en

sustainability oriented small-medium sized enterprises (Klewitz & Hansen, 2014; Rizos et al.,

2016). Voor dit onderzoek is er dus wel een noodzaak om duidelijk te krijgen wat de

kenmerken zijn van de verschillende termen en welke term er gebruikt zal worden in de rest van dit onderzoek.

De term sustianability oriented medium sized enterprises (s-o SMEs) of alleen small-medium sized enterprises is een vaak gebruikte manier om kleine bedrijven aan te duiden in de academische literatuur. SMEs worden vooral gedefinieerd door het aantal werknemers die de organisatie heeft (Klewitz & Hansen, 2014). In de Nederlandse context heeft dit betrekking tot bedrijven met 250 werknemers of minder. Met sustianability oriented small-medium sized enterprises worden dus bedrijven bedoeld met 250 of minder werknemers die georiënteerd zijn op duurzaamheid. In figuur 5 is een uitgebreidere typologie te zien van SMEs en het de strategieën die daarbij horen.

(14)

14

Figuur 5: Een geïntegreerd framework van SOI toepassingen in SMEs (Klewitz & Hansen, 2014)

Voor dit onderzoek zijn eigenlijk alleen bedrijven benaderd die vallen binnen de labels

innovation-based en sustainability-rooted. Dit omdat verondersteld wordt dat deze bedrijven

het meeste invloed hebben op mogelijke regime veranderingen en institutionele veranderingen. De relaties met de eerder beschreven innovaties types is hierbij verder interessant. Innovation-based ondernemingen zijn proactief opzoek naar innovatieve oplossingen op uitdagingen op sociaal en milieu gebied om een competitief voordeel te realiseren. De overwegingen van de ondernemers op het gebied van sociale en milieu kwesties kan zorgen voor succes op de markt doormiddel van differentiatie. Verder is de interactie van innovation-based SMEs met externe actoren aanzienlijk (Klewitz & Hansen, 2014). Sustainability-rooted SMEs dragen bij aan de duurzame ontwikkeling van markten en maatschappij door het verspreiden van SOIs in niche en massa (regime) markten. Deze SMEs veranderen verder het innovatie proces door nieuwe vormen van innovatie en door sterke interacties met externe actoren.

(15)

15

Ecopreneneurship wordt gedefinieerd als ondernemers die op de markt gerichte activiteiten die de oplossingen op milieu problemen in de kern van hun bedrijfsactiviteiten hebben geplaatst en streven aan marktleiderschap (Hörisch, 2015). Schaltegger (2002;46) beschrijft ecopreneurship verder als de meest consequente vorm van milieu management wanneer ecopreneur bedrijven en actoren nieuwe producten, diensten, technieken en manieren van organiseren creëren die substantieel de impact op het milieu verminderen en de kwaliteit van leven vergroten. Ecopreneurs gaan dus verder dan incrementele verbeteringen die vaak kenmerkend zijn voor milieu management in grotere bedrijven. Ecopreneurs combineren verder een hoge mate van gericht zijn op het oplossen van milieu problemen met de ambitie om een grote impact te hebben op de markt (Schaltegger, 2002).

De laatste term die gebruikt wordt is sustainable entrepreneurship en is een breder gebruikt label en is ook breder in zijn beschrijving. Ondernemerschap alleen al is een complex concept en verwijst naar gedrag dat geconcentreerd is op het ontdekken en het creëren van

economische kansen maar ook naar het eigenaarschap en management van iemand die een bedrijf heeft en de risico’s die dit met zich meebrengt (Hoogendoorn, van der Zwan & Thurik, 2017). Sustainable entrepreneurship (SE) of duurzaam ondernemerschap is in het verlengde hiervan gedefinieerd als het ontdekken, creëren en exploiteren van economische kansen die bijdragen aan duurzaamheid en sociale- en milieuvoordelen opleveren voor anderen in de maatschappij. SE worden gemotiveerd doordat zij een positieve bijdrage willen leveren aan meestal complexe en in elkaar verweven sociale en ecologische problemen. SE is dan ook een combinatie geweest en ontstaan uit de literatuur over environmental en social

entrepreneurship (Hoogendoorn, van der Zwan & Thurik, 2017).

Deze verschillende labels komen voort uit verschillende disciplines maar hebben ook allemaal hun eigen kleine verschillen in wat bedoeld wordt met de termen. Voor dit onderzoek is gekozen voor de term sustainable entrepreneurship (SE) vertaald als duurzaam

ondernemerschap omdat het breedste begrip is en het alle onderzochte bedrijven in dit onderzoek goed representeert. Ook zijn de andere termen te beperkt in hun definitie.

2.4) Waarom duurzame ondernemers

Het is algemeen erkend dat individueel handelen niet genoeg is voor het oplossen van de verschillende milieuproblemen (Bürch et al., 2016). Mogelijke disruptieve maatschappelijke transformaties kunnen maar tot op zekere hoogte door overheden gecontroleerd worden omdat het de uitkomst is van interacties tussen agency en structuur. Geen enkele actor kan in zijn

(16)

16

eentje de transitie sturen maar het is een samenwerking tussen verschillende actoren die allemaal de richting en de snelheid van de transitie beïnvloeden. De rol die ondernemers en kleine bedrijven hierin hebben is hierin een onderbelicht onderdeel (Bürch et al., 2016). De rol van ondernemers is verder waardevol voor het ontwikkelen van een duurzamere wereld omdat zij kansen ontdekken en ontwikkelen die buiten het bereik van de bestaande markten liggen (Pinske & Groot, 2015). Dit komt verder tot uiting in innovatieve manieren waarop ondernemers markt barrières en markt falen weten te overwinnen die onder andere

verantwoordelijk zijn voor milieu problemen (Pinske & Groot, 2015).

Het basis idee dat actoren, voornamelijk ondernemers, die buiten de bestaande markt (regime) staan uiteindelijk voor vernietigende verandering kunnen zorgen, komt voort uit Schumpeters (1943) idee van creative destruction. Duurzame ondernemers ‘vernietigen’ bestaande

conventionele productie methoden, producten, markt structuren en consumptie patronen, en verplaatsen het met duurzamere producten en diensten op sociaal en milieu gebied.

Kleine bedrijven hebben potentieel een belangrijke capaciteit om te innoveren op het gebied van duurzaamheid volgens Bürch et al. (2016). Dit komt omdat het flexibele bedrijven zijn waardoor zij makkelijker kunnen inspelen op lokale gespecialiseerde markten of

technologische niche markten doordat zij niet vertraagd worden door de bestaande

organisatorische structuren die al bestonden voordat er met het duurzaamheidsaspect rekening gehouden moest worden.

Een andere reden dat SEs juist geschikt zijn en een belangrijke rol kunnen spelen in transities komt doordat zij makkelijker kunnen schakelen tussen verschillende bestuurlijke

schaalniveaus in bijvoorbeeld een stad dan grotere bedrijven dat zouden kunnen. Dit is het gevolg van de vaak directe betrokkenheid van de eigenaar of manager met de alledaagse werkzaamheden, de overzichtelijke structuur van de organisatie en de visie op de strategie van het bedrijf. Dit zorgt ervoor dat de bedrijven zich snel op veranderingen kunnen aanpassen en veranderingen kunnen implementeren in vergelijking met grotere bedrijven (Bürch et al., 2016).

2.5) Hoe werkt die invloed: marktaandeel

Duurzame ondernemers hebben dus een potentiele belangrijke rol in de transitie. Alleen hoe komt die potentieel belangrijke rol tot uiting en op welke manieren kunnen zij het regime veranderen.

(17)

17

Dit doen SEs door, zoals in figuur 4 staat, nieuwe op duurzaamheids-gerichte systeem

innovaties vanuit het niche niveau naar de markt te duwen (Hörisch, 2015; Burch et al., 2016). Hörisch (2015) stelt dat “Om transities te versnellen hebben actoren die contact kunnen

hebben tussen de verschillende niveaus in het MLP, zoals ecopreneurs of spin-offs van bestaande bedrijven, een centrale rol omdat deze actoren duurzame producten en diensten kunnen verschuiven naar het meso-level regime” (Hörisch, 2015:295). Startups in

bijvoorbeeld de hernieuwbare energie transitie ontwikkelde de ambitie om het niche level te verlaten en wilden actief worden in de massa markt om daar hun producten en diensten aan de man te brengen. Door hun marktaandeel te vergroten is het gelukt om tot op zekere hoogte minder duurzame manieren van energieproductie te vervangen.

Door het vergroten van het marktaandeel van de SEs vanuit het niche niveau door druk te zetten op de competitie en publieke actoren kunnen zij een positief effect hebben op de algehele duurzaamheid en hebben ook indirecte positieve effecten (Hörisch, 2015). En andere manier waarop dit voor elkaar gekregen kan worden is door het creëren van individuele gebruikersvoordelen. Door het verbeteren van duurzaamheidsprestaties van producten en diensten creëert dit individuele voordelen voor klanten om ook gebruik te maken van deze duurzamere producten en diensten (Hörisch, 2015)

2.6) Sustainable institutional entrepreneurship

SEs kunnen dus een directe invloed hebben op transities doormiddel van het vergroten van hun marktaandeel waardoor mensen bijvoorbeeld uiteindelijk duurzamer omgaan met de natuurlijke bronnen. Maar de invloed van SEs kan ook minder direct zijn en kan tot uiting komen in vorm van sustainable institutional entrepreprneurship (SIE). Gasbarro et al. (2018) stellen dat verwacht wordt van SEs dat zij producten en diensten introduceren die goed zijn voor de maatschappij en milieu om vervolgens de markten te transformeren en deze

duurzamer te maken op milieu en sociaal gebied. Alleen kan het zijn dat de institutionele omgeving, of in de termen van het MLP: het regime, niet voor deze activiteiten open staat of niet steunt. In dat geval moeten de SEs zich gedragen als institutional entrepreneurs ofwel institutionele ondernemers om zo de bestaande zakelijke omgeving, die bestaat uit

regulerende, normatieve en cultureel-cognitieve instituties te veranderen. SEs moeten dus duurzame innovaties en veranderingen op het regime niveau combineren om zo duurzame ontwikkelingen op gang te brengen (Gasbarro et al, 2018). Schaltegger en Wagner (2011) onderscheiden private en social benefits en dat de meest gewenste vorm van duurzame

(18)

18

innovaties die twee combineren. Anders moeten duurzame ondernemers extra inspanningen verrichten om de instituties, zoals normen van de bestaande industrie en wetgeving, te veranderen om zo een balans te vinden tussen maatschappelijke en private voordelen. Dit betekent dat SEs niet alleen bezig moeten zijn met het ontwikkelen van duurzame producten en diensten maar dat er ook aandacht geschonken wordt aan veranderingen op het gebied van beleid, cultuur en de markt om zo de bestaande regulering en maatschappelijke normen en waarden in hun voordeel te veranderen (Gasbarro et al., 2018).

SEs die hier actief in zijn, zijn hierin te vergelijken met institutionele ondernemers (Gasbarro et al., 2018). Institutionele ondernemers zijn namelijk degene die afwijkende veranderingen opgang brengen en de institutionele status quo verbreken in het gebied waarin zij actief zijn en daarmee uiteindelijk mogelijk bijdragen aan het transformeren van de bestaande instituties en nieuwe kunnen creëren. Institutionele ondernemers kunnen systemen veranderen door het verspreiden van nieuwe ideeën en het aanwakkeren van het bewustzijn van mogelijke nieuwe kansen. Instituties bestaan voornamelijk uit regulatieve, normatieve en culturele-cognitieve sociale systemen. Het regulatieve gedeelte bevat de regels en wetten die instituties

ondersteunen. Het normatieve gedeelte behelst de normen en de sociale plichten die in

werking staan om de instituties in stand te houden. Het culturele-cognitieve komt tot uiting in de cognitie van de actoren, dus hoe zij de instituties zien en begrijpen (Gasbarro et al., 2018).

Volgens Gasbarro et al. (2018) blijken traditionele businessmodellen niet voldoende te zijn om institutionele barrières te slechten. Nieuwe businessmodellen die gericht zijn op het aanwakkeren van institutionele veranderingen gericht op duurzame ontwikkeling hebben de neiging om zich te focussen op niet alleen het product maar ook op de bijkomende service die zij kunnen leveren en meedenken met financiële oplossingen. Dit is nodig, omdat hoe sterker de lock-in op het normatieve of culturele-cognitieve vlak van de regime actoren, des te groter de noodzaak voor SIEs om zich te richten op een directe relatie met de eindklant en

strategische samenwerkingen. De reden hiervoor is dat bijvoorbeeld installateurs die opereren vanuit het regime niveau een grote invloed hebben op de eindgebruiker maar niet volledig het perspectief begrijpen van andere business partners en de behoeftes van de eindgebruiker van bepaalde systemen (Gasbarro et al., 2018). Bolton & Hannon (2016) en Bidmon & Knab (2014) stellen ook dat innovatieve business modellen belangrijk zijn in duurzame transities. (1) Nieuwe business modellen kunnen werken als een manier om technologische niche innovaties te commercialiseren, in dat een business model de technologie verbindt met het bestaande regime en zorgt voor een belangrijke driver voor de verspreiding van de

(19)

19

technologie. (2) Business modellen vormen een algemene manier voor het creëren van waarde. De huidige business modellen vormen een integraal deel van het socio-technische regime en vormen een barrière in de weg naar duurzame transities. (3) Nieuwe business modellen zijn belangrijke niet-technologische niche innovaties en kunnen systemische veranderingen opgang brengen richting duurzame transities en hebben meer macht om invloed te hebben op transities dan technologische innovaties (Bidmon & Knab, 2014).

Wanneer kleinere bedrijfjes opereren in conservatieve markten is een belangrijk aspect van de strategieën van SEs het vergroten van de persoonlijke/private voordelen van eindgebruikers en het ontwerpen en ontwikkelen van voorbeelden die geïmiteerd kunnen worden om zo uiteindelijk sociale normen en cultureel-cognitieve barrières te slechten en anderen zo te overtuigen. Met imitatie wordt het “nadoen” van institutionele modellen bedoeld,

bijvoorbeeld het nadoen van succesvolle organisatie vormen. Gasbarro et al. (2018) stelt dat het vergroten van private voordelen van de klanten door het veranderen van het business model uiteindelijk de legitimiteit ervan vergroot. Aan de ene kant zorgt het voor het

heroverwegen van de gedeelde mindset (culturele-cognitieve institutie) door het vergroten van de kennis en de erkenning van de sociale voordelen. Aan de andere kant zorgt het voor

veranderingen in de industrie en de sociale normen en gewoontes (normatieve instituties) met betrekking tot een bepaalde techniek zoals bijvoorbeeld verwarmingssystemen. Het gevolg hiervan is imitatie door klanten en regime actoren die hierdoor eerder innovatieve business modellen overnemen. Dus hoe meer de legitimiteit van het duurzame businessmodel vergroot wordt binnen de normatieve en culturele-cognitieve instituties, des te meer dit voor imitatie zorgt, door bijvoorbeeld actoren op het regime niveau, wat weer zorgt voor de transformatie van de instituties. De groei van die legitimiteit in de normatieve en culturele-cognitieve instituties moet ook weer de imitatie dynamieken van de regulatieve instituties opgang brengen waardoor verwacht wordt dat die de transformatie volgen naar het legitimeren van duurzame innovaties.

SEs hebben dus volgens Gasbarro et al. (2018) de neiging om eerder institutionele en markt veranderingen voor elkaar te krijgen doormiddel van het bewijzen van de wenselijkheid die het product of dienst mogelijk hebben in systeem, dan dat zij directe druk zetten op

beleidsmakers. SEs moeten volgens de auteurs zich niet bezig houden met politieke activiteiten maar zich bezig houden met innovatieve producten, diensten en technologieën ontwikkelen. Maar ook het ontwikkelen van nieuwe business modellen die gebaseerd zijn op direct contact met de eindgebruikers en strategische samenwerkingen om zo de imitatie

(20)

20

dynamieken op gang te brengen en een grotere impact te hebben op het regime niveau. Zo kunnen SEs veel barrières overkomen door het opwekken van de interesse van de regime level stakeholders.

Figuur 6: Representatie van de werkwijze van sustianable institutional entrepreneurs en de relatie met de institutionele pilaren( Gasborro et al., 2018)

Dus wanneer een bepaalde duurzame oplossing niet de marktleider is vanuit het financiële oogpunt, moeten duurzame ondernemers als duurzame institutionele ondernemers handelen om zo legitimiteit te verkrijgen en serieuzer genomen te worden door de eindgebruikers en door de rest van de industrie. Deze legitimiteit kan verkregen en vergroot worden door het vergroten van de persoonlijke voordelen die eruit gehaald kan worden door het veranderen van het business model op het gebied van het product, service of netwerk propositie. Groeiende legitimiteit onder eindgebruikers en binnen de industrie zorgt voor imitatie dynamieken die weer de normen en waarde van de industrie veranderen en de gewoontes en denkwijze van klanten. Regulatieve institutionele veranderingen volgen deze eerdere

veranderingen (Gasbarro et al., 2018).

Thompson et al. (2014) stellen dat de strategieën die duurzame ondernemers gebruiken om institutionele verandering opgang te brengen grotendeels overeenkomt met de strategieën die institutionele ondernemers gebruiken. Deze strategieën zijn directer dan de processen die Gasbarro et al. (2018) beschrijft. De eerste strategie die gebruikt wordt is het creëren van nieuwe symbolen die helpen met het hervormen en delen van nieuwe ideeën (Thompson et al., 2014). Een andere strategie is het construeren van nieuwe metingen. Dit wordt

(21)

21

bijvoorbeeld gedaan door het kwantificeren van prestaties van het product of dienst van de SE ten opzichte van regime producten of diensten om zo de voordelen van de activiteiten van de SE te communiceren en de ideeën snel te kunnen verspreiden. De derde strategie is

theoretiseren. Hiermee wordt bedoeld dat SEs een fout in de algemene organisatie van de huidige gang van zaken zien en het eigen product of dienst als de oplossing positioneren. De vierde strategie is het creëren van een consensus, dit kan gedaan worden door het rekruteren van machtigere partners door het aanbieden van tastbare of ontastbare voordelen ten opzichte van andere actoren. Dit staat dicht bij de laatste strategie namelijk het smeden van nieuwe samenwerkingen. Door het creëren van nieuwe inter-actor samenwerkingen en collectief handelen, kunnen veranderingen tot stand worden gebracht (Thompson et al., 2014).

Het smeden van nieuwe samenwerkingen heeft drie feedback effecten op de strategieën die SEs kiezen om institutionele verandering voor elkaar te krijgen (Thompson et al., 2014). De eerste is dat het ervoor zorgt dat meer strategieën gebruikt kunnen worden. Verder zorgt het voor een groter bereik van de effecten van de strategieën. En als laatste zorgt het voor een vergroting van de schaal waarop de strategieën tot uitvoering gebracht kunnen worden. Duurzame ondernemers die alleen handelen richten zich daarentegen op het specialiseren in bepaalde strategieën om institutionele veranderingen voor elkaar te krijgen. Dit vergroot het aanpassingsvermogen door het gebruiken van het inter-persoonlijke netwerk die de

ondernemers hebben (Thompson et al., 2014).

2.7) Verbindingen

Intermediaire organisaties

Samenwerkingen kunnen dus belangrijk zijn voor duurzame ondernemers om institutionele verandering opgang te brengen en andere regime actoren te beïnvloeden. Een belangrijke rol met betrekking tot deze samenwerkingen kan weggelegd zijn voor intermediaries of

intermediaire organisaties. Intermediaire organisaties zijn third-party organisaties die helpen met het bereiken van bepaalde gewenste doelen die mogelijk een noodzakelijke externe impuls verzorgen, motivatie geven en advies geven om zo bijvoorbeeld duurzame ontwikkelingen te initiëren voort te zetten (Klewitz et al., 2012:p. 445).

In figuur 5 is het framework te zien ontwikkeld door Klewitz, Zeyen & Hansen (2012) en beschrijft de wegen waarin innovatie zich deelt en verspreid. Waar het multi-level perspectief

(22)

22

vooral verticaal is in de interacties en compositie, is dit framework opgebouwd uit meer horizontale relaties.

Figuur 7: Framework voor innovatie paden met behulp van intermediare organisaties (Klewitz et al., 2012)

Het framework van Klewitz et al. (2012) laat de relaties zien tussen van inter-organisatorische netwerken voor het verspreiden en het ontwikkelen van op duurzaamheid gerichte innovaties (SOIs). Dit framework helpt met het analyseren van de mogelijke relaties tussen het niche niveau en het meso niveau in het MLP framework.

De intermediaire organisaties kunnen invloed hebben op, initiëren en stimuleren van inter-organisatorische netwerken. Een samenwerkingsrelatie kan geïnitieerd worden door een overheidsinstelling of door een universiteit. De specifieke vorm van samenwerking hangt af van de het type intermediaire organisatie (publiek of semipubliek). Een overheidsinstelling zoals een lokale gemeente die een samenwerking aan wilt gaan met een SE zou in dit geval een public-private partnership aangaan. SEs kunnen verder ook horizontale

samenwerkingsverbanden aangaan of een netwerk beginnen met andere SE waarbij de intermediaire organisaties het centrum van het netwerk vormen (Klewitz et al., (2012).

Verschillende processen binnen dit framework kunnen vertaald worden naar de push en pull invloeden die beschreven worden in het MLP framework van Hörisch (2015). De eerste pull invloed is de rol die publieke intermediaire organisaties hebben als een externe stimulus voor op duurzaamheid gerichte innovaties in bedrijven omdat deze intermediaire organisaties hun diensten zonder vergoeding kunnen aanbieden of voor lagere kosten dan private

(23)

23

gerelateerd zijn aan het verkrijgen van publiciteit en het versterken van de reputatie (Klewitz et al., 2012). Dus omdat SEs vaak een kleiner budget hebben dan bedrijven op het regime niveau kan de kennis en de middelen die intermediaire organisaties bieden, helpen om de activiteiten en SOI van actoren uit het niche niveau te duwen naar het regime niveau. Het is verder ook een aansporingen voor SEs om aan publieke initiatieven mee te doen omdat dit direct gerelateerd is aan een groei in publiciteit en verbetering van de reputatie.

Gasbarro et al. (2018) stelt verder dat de SEs die zij onderzocht hebben samenwerkingen en collectieve actie zoeken met andere partijen uit andere sectoren die dezelfde

duurzaamheidsdoelen delen. Dus SEs worden partners met actoren in de rest van de supply chain in plaats van in dezelfde industrie. Dit kan verklaard worden doordat andere partijen vanuit het regime niveau, die andere duurzame innovaties steunen en al eerder industrie normen vaststelden, al samenwerkingen hebben met de actoren in dezelfde sector in het niche niveau. Dus wanneer SEs in competitie zijn met andere gevestigde regime actoren of niche SEs die andere duurzame oplossingen promoten, zijn SEs afhankelijk van samenwerkingen met actoren uit andere sectoren die dezelfde overeenkomende visie en doelen hebben op het gebied van duurzaamheid (Gasbarro et al., 2018).

2.8) Barrières

Volgens Hoogendoorn, van der Zwan & Thurik (2017) zijn er verschillende dimensies waarin duurzame ondernemers zich gesteund of geremd voelen door de institutionele omgeving wanneer zij een nieuw bedrijf oprichten. De dimensies van de institutionele omgeving zijn de mate van afwezigheid van financiële middelen, de mate van complexiteit van administratieve handelingen en de mate van gebrek aan startup informatie. Doordat SEs gekarakteriseerd worden door het nastreven van private en collectieve winst hebben zij het moeilijker in de begin fase van het oprichten van het bedrijf dan normale ondernemers. SEs hebben verder het beeld dat zij minder institutionele steun krijgen dan gewone ondernemers (Hoogendoorn et al., 2017). SEs voelen dat zei minder institutionele steun krijgen dan gewone ondernemers, daarom is het van belang dat duurzame startups gesteund worden door specifieke

ondersteuningsstructuren zoals incubators gericht op duurzaamheid (Hoogendoorn et al., 2017).

Woolthuis (2010) en Horisch (2015) noemen als belangrijke barrière voor het succes van SEs de dominantie van de gevestigde, grote bedrijven die in gesloten netwerken handelen

(24)

24

vrijkomt. Verder een gebrek aan visie en ambitie in regelgeving en regulatie op de langere termijn waardoor ondernemers strategieën en handelen bemoeilijkt worden, maar ook oude routines en denkwijzen van business actoren die actoren vasthoud in het oude paradigma (Woolthuis, 2010). De barrière van het gesloten netwerk van gevestigde regime bedrijven komt ook naar voren als het gaat om de ontwikkeling van nieuwe business modellen (Bidmon & Knab, 2014). De huidige business model logica is dynamisch stabiel en kent een systeem van het selecteren en vasthouden van bepaalde business modellen. De middelen van de gevestigde actoren zijn ingericht op deze huidige logica en zullen waarschijnlijk niet meewerken aan de meeste inspanningen om innovatieve business modellen van de grond te krijgen omdat dit hun eigen verdienmodel in gevaar kan brengen. Dit is dus een barrière voor ondernemers die verder proberen te groeien dan de niche. Zij kunnen geen legitimiteit en middelen verkrijgen om zoveel te groeien dat het niche niveau ontstegen kan worden (Bidmon & Knab, 2014).

Een barrière van een andere soort die de bijdrage van SEs aan de duurzaamheidstransitie kan verhinderen is tijd (Hörisch, 2015). Het wordt geschat dat het proces van transities ongeveer een eeuw in beslag kan nemen. Maar duurzame ondernemingen daarentegen hebben vaak al moeite met het overleven van de eerste jaren na het betreden van de markt en hebben daarom een kleine kans om de gehele duur van de transitie deze te ondersteunen (Hörisch, 2015).

Pinkse & Groot (2015) beschrijven drie marktbelemmeringen die SEs kunnen overkomen door ondernemersgedrag namelijk; inefficiëntie, externaliteiten en onvolledige informatie. Volgens Pinkse & Groot (2015) speelt de overheid een belangrijke rol in deze

marktbelemmeringen behalve op het gebied van onvolledige informatie. Onvolledige

informatie is een barrière in de vorm dat consumenten en andere actoren niet bewust zijn van, of niet goed geïnformeerd zijn over de mogelijkheden die het product of de dienst van de duurzame ondernemer kan brengen. Dit komt overeen met de normatieve en cultureel-cognitieve institutionele pilaren van Gasbarro et al. (2018) welke dus ook belangrijke barrières zijn voor de ontwikkeling van SEs en op de invloed op duurzame transities. De normatieve pilaar is een barrière omdat consumenten en regime actoren andere normen en gewoontes hebben waardoor die de ontwikkelingen die duurzame ondernemers opgang willen brengen tegen kunnen houden. Ook de culturele-cognitieve pilaar is hierbij een barrière omdat wat consumenten en actoren bijvoorbeeld van bepaalde duurzame technieken weten, of juist niet weten, remmend kan werken in het succes van een SE (Gasbarro et al., 2018).

(25)

25

Als het gaat om de barrière van onvolledige informatie aan te pakken hebben SEs de voorkeur om op de markt georiënteerde strategieën te gebruiken (Pinkse & Groot, 2015). Maar als het gaat om marktbelemmeringen veroorzaakt door overheidsingrijpen, hebben SEs eerder de neiging om politiek actief te worden. Dit komt door de dubbelzinnigheid van prikkels gegeven door de overheid en de dubbelzinnigheid van normen.

Om dit theoretisch kader overzichtelijk te maken zullen de begrippen en concepten die belangrijk zijn voor dit onderzoek kort samengevat worden. De basis van dit onderzoek kijkt naar sustainable transitions of duurzame transities op het gebied van water en energie. Duurzame transities refereren naar non-lineaire van het ene dynamische evenwicht naar het andere evenwicht (Loorbach, Frantzeskaki & Avelino, 2017). Het framework dat wordt gebruikt in dit onderzoek om de rol van duurzame ondernemers in deze duurzame transitie te onderzoeken is het multi-level perspective framework welke uitgaat van een geneste structuur met een wisselwerking tussen het niche, regime en landschap niveau. Op het niche niveau opereren sustainable entrepreneurs of duurzame ondernemers welke gedefinieerd worden als ondernemers die bezig zijn met het ontdekken, creëren en exploiteren van economische kansen die bijdragen aan duurzaamheid en sociale- en milieuvoordelen voor anderen in de maatschappij. Deze ondernemers kunnen innovation based zijn waarbij de focus van de onderneming op de innovatie ligt maar tegelijk aandacht hebben voor het

duurzaamheidsaspect. Maar kunnen ook sustainability rooted zijn waarbij in de kern van het bedrijf duurzaamheid verweven is. Om de rol in de duurzaamheidstransitie te vergroten kunnen sustainable entrepreneurs de rol aannemen van sustainable institutional

entrepreneurs. Institutionele ondernemers kunnen systemen veranderen door het verspreiden

van nieuwe ideeën en het aanwakkeren van het bewustzijn van mogelijke nieuwe kansen. Instituties bestaan voornamelijk uit regulatieve, normatieve en culturele-cognitieve sociale systemen en vormen barrières die onder andere kunnen worden veranderd door legitimering en imitatie dynamieken. Verder kunnen samenwerkingen belangrijk zijn in het vergroten van de rol, bijvoorbeeld met intermediaire organisaties. Intermediaire organisaties zijn third-party organisaties die helpen met het bereiken van bepaalde gewenste doelen die mogelijk een noodzakelijke externe impuls verzorgen, motivatie geven en advies geven om zo bijvoorbeeld duurzame ontwikkelingen te initiëren voort te zetten (Klewitz et al., 2012:p. 445).

(26)

26

3) Methodologie

Dit onderzoek probeert in kaart te brengen wat de potentiele rol is van duurzame ondernemers in de energie transitie in Nederland op het gebied van water en energie. Daarom is de

volgende onderzoeksvraag geformuleerd als leidraad voor dit onderzoek:

Wat is de potentiele rol van duurzame ondernemers in de energie transitie, specifiek op het gebied van water en energie in Nederland?

Om hier achter te komen is het wel noodzakelijk om eerst inzichtelijk te maken welke

duurzame ondernemers hier op dit moment mee bezig zijn. Verder is het van belang om eerst te kijken tegen welke barrières deze ondernemers aanlopen in het bereiken van deze potentiele rol. Maar ook welke tactieken gebruikt worden om deze barrières te slechten en de potentiele rol te vergroten. Daarom zijn de volgende deelvragen geformuleerd:

- Welke innovatieve duurzame ondernemers zijn nu bezig met het ontwikkelen van

duurzame innovaties op het gebied van water en energie in Nederland?

- Welke barrières ervaren SEs in het proces van het realiseren van de potentiele rol? - Welke tactieken worden gebruikt door SEs om de eigen rol in de

duurzaamheidstransitie te vergroten?

- Welke verbindingen hebben deze SEs met andere actoren op het niche niveau en

andere actoren op het meso niveau?

Dit onderzoek heeft een combinatie gemaakt tussen kwalitatieve semigestructureerde

interviews, passieve en actieve deelname aan co-creatie sessies en actieonderzoek doormiddel van deelname aan de Urban Energy Challenge. De co-creatie sessies hadden als doel het samenbrengen en samen laten werken van de belangrijkste actoren op het gebied van water en energie in Amsterdam. De Urban Energy Challenge daagde studenten en starters uit om samen oplossingen te verzinnen voor verschillende regime actoren die vraagstukken hebben op het gebied van energie.

Door de deelname aan co-creatie sessies waarbij de belangrijkste actoren van Amsterdam bijeenkomen lag de focus in eerste instantie op metropool regio Amsterdam. Deze focus is hierna breder getrokken over geheel Nederland om een beter beeld te krijgen van de bredere processen op het gebied van innovaties in de combinatie van water en energie.

Het doel van dit onderzoek is een beter beeld krijgen van wat er op dit moment gebeurd op het gebied van niche ontwikkelingen specifiek gericht op ondernemers die bezig zijn met de combinatie van water en energie. Maar ook hoe deze ondernemers in relatie staan met regime

(27)

27

actoren. Omdat hier nog niet veel over bekend is, heeft dit onderzoek een exploratief karakter. Verder is een inductieve aanpak gebruikt voor dit onderzoek met een iteratief proces. Een risico van een inductieve aanpak is dat de theorie die eruit gevormd wordt alleen geldig is voor de casussen welke onderzocht zijn in dit onderzoek (Bryman, 2012). Hierbij moet wel vermeld worden dat het begrijpen van de verbindingen, tactieken en barrières van duurzame ondernemers het doel is van dit onderzoek en dit juist voor elkaar gekregen kan worden doormiddel van een inductieve aanpak.

3.1) Onderzoeksstrategie

Voor dit onderzoek is een kwalitatieve onderzoeksstrategie gekozen. Deze aanpak is gekozen omdat het er voor zorgt dat er onderzoek gedaan kan worden met aandacht voor de details maar ook de bredere context meegenomen kan worden. Het onderzoeken van de persoonlijke ervaringen en kennis van de verschillende actoren is een centraal gedeelte van dit onderzoek. Het ontdekken en het onderzoeken van persoonlijke perceptie en diepgaande kennis van de actoren op het niveau dat nodig is voor dit onderzoek had niet voor elkaar gekregen kunnen worden met een kwantitatieve aanpak. Zeker niet met het beperkt aantal respondenten dat in aanmerking komt om voor dit onderzoek geïnterviewd te worden.

Kwalitatieve interviews zijn dus gebruikt om diepere kennis en inzichten te vergaren die de duurzame ondernemers en regime actoren hebben op het gebied van de rol van kleiner

ondernemers in de transitie. De interviews werden vorm gegeven door een semigestructureerd interviewguide. Voor deze vorm is gekozen omdat het de interviewer een goede basis geeft, ten opzichte van een ongestructureerde methode, maar tegelijkertijd ook de mogelijkheid geeft tot het verder ingaan op bijkomende nieuwe informatie en inzichten die mogelijk niet naar boven zouden komen wanneer een volledig gestructureerd interview afgenomen zou worden.

Maar semigestructureerde interviews zijn niet de enige bron geweest van data die gebruikt is voor dit onderzoek. Het bijwonen van co-creatie sessies is van onschatbare waarde gebleken als het gaat om het verkrijgen van contextuele informatie over de ontwikkelingen op het gebied van de water en energie Nexus. In deze co-creatie sessies komen namelijk belangrijke regime actoren samen die bezig zijn met het verduurzamen van de stad Amsterdam. Hierbij zijn water en energie belangrijke onderwerpen die vaak behandeld zijn en hierdoor goede contextuele informatie hebben opgeleverd. Ook heeft het een goed beeld opgeleverd van het

(28)

28

perspectief dat de regime actoren hebben op dit moment hebben op het gebied van duurzaamheid en water/energie specifiek en de niche ontwikkelingen hierin.

Verder is er gebruikt gemaakt van actieonderzoek. Actieonderzoek is een manier van onderzoeken waarbij de onderzoeker niet alleen het probleem van een afstand onderzoekt maar ook het probleem probeert op te lossen om zo het probleem beter te begrijpen en zo tot diepgaandere kennis te komen (Brydon-Miller, Greenwood & Maguire, 2003).

Actieonderzoek wijkt af van het positivistische perspectief van kennis. Dit perspectief stelt dat om geloofwaardig te zijn, de onderzoeker objectief moet zijn en waarde vrij. De voorstanders van actieonderzoek omarmen het idee dat kennis een sociaal construct is, en erkennen dat al het onderzoek ingebed is in binnen een systeem van waardes en promoot een model van menselijke interactie. Lewin (1946) stelt dat actieonderzoek moet voldoen aan de

voorwaarden dat het onderzoek probleemgericht is, dat de cliënt centraal staat, de huidige situatie ter discussie gesteld wordt, empirisch toetsbare resultaten opleveren en de resultaten moeten systematisch in een bruikbare theorie passen.

Actieonderzoek laat de onderzoeker dus anders nadenken over het systeem dat aan onderzoek onderhevig is. In het geval van dit onderzoek ontstond de mogelijkheid om dit te kunnen doen door het meedoen aan de Urban Energy Challenge. Hierbij werden studenten vanuit

verschillende disciplines in teams opgedeeld om te werken aan het oplossen van de problemen van verschillende regime actoren. De uitdaging ging over nieuwe manieren vinden van het verwarmen van nieuwbouwwoningen voor een woningbouwcorporatie, wat een belangrijke regime actor is. Door gesprekken met verschillende experts en de regime actor zelf en oplossingsgericht over het huidige systeem na te denken is de mogelijkheid ontstaan om tot een dieper begrip van het systeem te komen. Ook heeft het winnen van de challenge geleid tot het bijwonen van andere bijeenkomsten op het gebied van water en energie waar ook weer nieuwe kennis vergaard kon worden. Een uitgebreider overzicht van de verschillende bijeenkomsten en de two pager dit hiervoor geproduceerd is zijn te vinden in de bijlage II.

Dit actieonderzoek kan vergeleken worden met Pressure Cooker programma waarbij onderzoekers op dezelfde manier een probleem voorgelegd wordt. Dit helpt met het

analyseren van het probleem en het reflecteren op het werk proces. Het doel hiervan is niet het vinden van de juiste oplossing maar de interactie met een externe cliënt, oplossingsgericht denken en het werken in interdisciplinaire teams. Verder is de kennis gebruikt die vergaard is vanuit de verschillende interviews en co-creatie sessies om zo tot een goede oplossing voor de

(29)

29

winnen van de challenge is de mogelijkheid ontstaan om weer meer data te kunnen verzamelen waardoor het een zichzelf versterkend effect heeft gehad.

3.2) Research design

Het meest logische design voor dit onderzoek is een casestudy design. Eerst was de scope van het onderzoek geografisch gelimiteerd tot het grootstedelijk gebied van Amsterdam. Maar dit bleek te beperkt te zijn in omvang vanwege het beperkt aantal respondenten die in dit

geografische gebied gevestigd zijn. Dus daarom is de geografische scope verbreed tot heel Nederland om zo het mogelijke aantal respondenten te vergroten. Voor het casestudy design is gekozen omdat met dit ontwerp het verzamelen van data gefocust is op de interne relaties tussen de verschillende actoren die relevant zijn voor deze case. Dus in de kern van dit onderzoek ligt de focus op de potentiele invloed die actoren vanuit het niche niveau kunnen hebben op de actoren op het regime niveau en hoe deze interactie werkt. Dit betekent dat aandacht voor de interne validiteit belangrijk is en er een goede match ontstaat tussen de observaties van de onderzoeker en de theoretische ideeën die ontwikkeld worden (Bryman, 2012).

3.3) Onderzoekseenheden

De onderzoekseenheden in dit onderzoek zijn de bedrijfjes in Nederland die bezig zijn met innovaties op het gebied van de combinatie tussen water en energie. Er is gekozen om de bedrijven als geheel als onderzoekseenheid te nemen in plaats van alleen het individu,

bijvoorbeeld de eigenaar of oprichter. Dit vanuit het praktische oogpunt dat deze eigenaren en oprichters niet altijd de respondenten waren waarbij het interview werd afgenomen. Verder zijn de bedrijfjes van zo een kleine omvang dat de visie binnen het bedrijf niet veel verschilt waardoor de bedrijfjes als een geheel kunnen worden gezien.

3.4) Sampling

Voor dit onderzoek is gebruik gemaakt van non-probability purposive sampling. Om

preciezer te zijn ging het om een combinatie tussen theoretisch en snowball sampling om tot de steekproef te komen van de verschillende duurzame ondernemers en belangrijkste key-actoren. Ook omdat dit onderzoek meer gericht is op de theoretische selectie criteria dan de statistische criteria is voor deze manier gekozen. Bij purposive sampling worden de

(30)

30

steekproef relevant is voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen die beantwoord moeten worden (Bryman, 2012). Vanwege het non-probability aspect van deze aanpak kan het niet gegeneraliseerd worden naar de populatie. De criteria die gekozen zijn voor het kiezen van de verschillende duurzame ondernemingen zijn dat het een klein bedrijf moet zijn, waarbij een grens is genomen in lijn met de grens van het midden-en kleinbedrijf (MKB-Nederland) van maximaal 50 werknemers. Verder moet de onderneming actief zijn op het gebied van- en een combinatie maken tussen water en energie en hierbij een duurzaam oogmerk hebben. Ook moeten de bedrijven in Nederland gevestigd zijn.

Het benaderen van deze uitgekozen duurzame ondernemingen was de eerste fase waarna gebruikt werd gemaakt van snowball sampling om bij nieuwe geschikte respondenten te komen. Snowball sampling is een techniek waarbij de onderzoeker eerste een kleine groep benaderd die relevant is voor het onderzoek, waarna deze respondenten de onderzoeker kunnen doorverwijzen naar andere geschikte respondenten (Bryman, 2012). De techniek van snowball sampling is verder niet alleen geschikt voor het vinden van meer respondenten die voldoen aan de criteria maar ook omdat het helpt met het weergeven van relaties. Het voordeel hiervan is dus dat het gelijktijdig kan kapitaliseren op en onthullen van de

verbindingen en verbondenheid van verschillende individuen in een netwerk. Het ontdekken en analyseren van de rol van deze verbindingen en het netwerk is een centraal gedeelte van dit onderzoek wat deze manier tot een goede aanpak maakt voor dit onderzoek.

3.5) Analyseren van de data

Om het mogelijk te maken om de interviews te analyseren zijn deze opgenomen en daarna direct getranscribeerd in een tekstverwerker. Hierna zijn de bestanden geüpload in Atlas.ti om de data zo systematisch te kunnen analyseren. In de eerste ronde van het analyseren is er gebruik gemaakt van open coderen waarbij alle interessante stukken werden gelabeld. In de tweede ronde van het analyseren van de data is een meer thematische aanpak gekozen waarbij alle data en informatie die bij een bepaald thema horen gelabeld werden en gegroepeerd. Het doel hiervan was het ontdekken van patronen, verschillen en overeenkomsten.

Niet alle data dat verzameld voor dit onderzoek is gedaan op de klassieke manier van het afnemen van interviews. Er is ook informatie vergaard door het houden van informele gesprekken, door het bijwonen van de co-creatie sessies en door het eerder besproken actieonderzoek. Om het vastleggen en analyseren van deze informatie en data mogelijk te maken is na ieder gesprek en bijeenkomst een zo gedetailleerd mogelijk verslag geschreven

(31)

31

om zo latere analyse mogelijk te maken. Omdat deze verslagen al een vorm van selectie in zich hebben is deze data direct gebruikt bij het opschrijven en vormen van de resultaten.

3.6) Limiteringen

De belangrijkste limitering bij het doen van dit onderzoek was het aspect tijd. Omdat dit onderzoek gedaan is in de context van een master scriptie was er een beperkt hoeveelheid tijd om alle verschillende aspecten te onderzoeken en respondenten te interviewen.

Gerelateerd hieraan is de beperkte grootte van de steekproef. Voor dit onderzoek zijn zeven duurzame ondernemers geïnterviewd en drie respondenten die onderdeel zijn van regime instellingen. Dit is een beperkte steekproef welke veroorzaakt is door de limiterende factor tijd, maar ook door het praktische feit dat er niet meer duurzame ondernemers actief zijn op het gebied van de combinatie tussen water en energie. Deze beperkte steekproef is wel aangevuld met de unieke toevoeging van relevant actieonderzoek die voor belangrijke aanvullende inzichten en data heeft geleidt.

3.7) Ethische overwegingen

Omdat informatie is verstrekt door de respondenten over processen die op dit moment gaande zijn en over soms gevoelige relaties en verbindingen met andere actoren is het belangrijk om goed om te gaan met de ethische overwegingen die relevant zijn bij het doen van

wetenschappelijk onderzoek. Om mogelijke schade te voorkomen zijn er verschillende maatregelen genomen. Ten eerste zijn de bedrijven zoveel mogelijk geanonimiseerd tot zover dit mogelijk is met zo een beperkt aantal bedrijven die hier mee bezig zijn. Wel zijn de individuele respondenten zelf helemaal geanonimiseerd. Ten tweede zijn de uitgeschreven interviews opgestuurd naar de respondenten om zo te verzekeren dat er geen schadelijke of foutieve informatie in staat en te verzekeren dat de respondent toestemming geeft. Ook is er rekening gehouden met de ethische overweging van gebrek aan geïnformeerde toestemming, door van te voren duidelijk te maken wat het doel is van het onderzoek en wat er met de data zou gebeuren waarna van te voren toestemming gegeven moest worden om verder te gaan. De enige plek waar dit niet volledig gelukt is, is bij de co-creatie sessies. Hierbij is wel

toestemming gegeven aan de leidende onderzoekers van de co-creatie zelf maar niet specifiek individuele toestemming voor het gebruik in dit onderzoek. Dit komt vooral door het

wisselende karakter van de specifieke deelnemers aan elke sessie waardoor dit niet mogelijk is geweest.

(32)

32

Omdat dit onderzoek ingaat op persoonlijke motivaties, relaties en informatie was het ook belangrijk om de inbreuk in privacy zoveel mogelijk te beperken. Voor het afnemen van de interviews is duidelijk gemaakt dat de respondenten op ieder moment konden stoppen met het interview of geen antwoord mochten geven. Zo voldoet dit onderzoek aan de etnische

overwegingen die Bryman (2012) stelt, welke niet overschreden mogen worden bij het doen van ethisch verantwoord wetenschappelijk onderzoek.

4) Bredere context van de casus

4.1) Ontwikkelingen op het landschap niveau

Ontwikkelingen op het niche niveau zijn alleen mogelijk wanneer daar ruimte voor ontstaat door trends en processen op het landschap niveau die weer druk zetten op het regime niveau waardoor kansen ontstaan voor innovaties van niche actoren (Geels, 2011). Een belangrijke trend die als aanjager heeft gewerkt omdat het de noodzaak duidelijk maakt en druk heeft gezet op het regime is het klimaatakkoord van Parijs in 2015. In dit akkoord is voor het eerst een bovengrens van twee graden wereldwijde opwarming juridisch vastgesteld, met een streven om het binnen anderhalve graad te beperken.opslag Veel regime actoren waren al met duurzaamheidsaspecten binnen de eigen organisatie bezig, maar deze gebeurtenis op het landschap niveau heeft toch de noodzaak verduidelijkt en ervoor gezorgd dat actoren nieuwe samenwerkingen aan gaan en duurzaamheid meer op de voorgrond zetten.

Nog zo een belangrijke beslissing die symbolisch is voor de paradigma verandering op het landschap niveau en die veel druk heeft gezet op regime actoren is de beslissing om Nederland aardgasvrij te maken voor 2050. De aardbevingen in Groningen kunnen gezien worden als externe landschap drivers die deze beslissing nog meer hebben versneld. Deze beslissing heeft nog meer druk geplaatst op de gevestigde regime actoren omdat het ingrijpende gevolgen heeft op veel niveaus en van een enorme schaal is waardoor

veranderingen nu moeten worden ingezet om de doelstellingen te halen. Maar ook heeft het ervoor gezorgd dat regime actoren opzoek zijn gegaan naar praktische oplossingen die ervoor moeten zorgen dat alle woningen, scholen en bedrijven anders gaan worden voorzien van ruimteverwarming en warmtetapwater.

(33)

33 4.2) Energie uitdagingen

Er moet een grote verandering in gang gezet worden om de klimaatveranderingen binnen de perken te houden en om Nederland voor het jaar 2050 van het aardgas af te krijgen. Dit brengt ook grote uitdagingen met zich mee om dit voor elkaar te kunnen krijgen. Mede door de beslissing om Nederland aardgasvrij te krijgen en door vele nieuwe toepassingen waar elektriciteit voor nodig is zoals elektrisch vervoer, wordt verwacht dat de vraag naar elektriciteit enorm zal toenemen. De huidige infrastructuur is daar niet op ingericht en zal deze toename in vraag en aanbod niet aankunnen. Daarom wordt er nagedacht over andere manieren waarop de relevante infrastructuren ingericht kunnen worden. Doordat beoogd wordt dat de huidige gecentraliseerde inrichting van de infrastructuur de vraag naar

elektriciteit niet aan kan is een mogelijkheid om het netwerk op een andere schaalniveau in te richten. Maar dit brengt ook weer nieuwe uitdagingen met zich mee.

En andere uitdaging is de productie van energie. Op dit moment wordt ongeveer zes procent aan duurzame energie geproduceerd. Om Nederland aardgasvrij te krijgen moet hier nog heel veel aan worden toegevoegd. Dit kan gedaan worden doormiddelen van het opvangen van zonne-energie, windenergie maar ook door het gebruiken van bodemwarmte en restwarmte. Hieraan gekoppeld zit het zoveel mogelijk verminderen van de vraag naar energie. Een belangrijk concept dat hiermee in verband staat is de circulariteit van de energie/water en afval stromen. Wanneer de infrastructuren meer op circulariteit worden ingericht vermindert dit de hoeveelheid energie die in het systeem gestopt moet worden en heeft uiteindelijk een verduurzamend effect.

Een belangrijk kenmerk van duurzame energie productie is het fluctuerende karakter van het aanbod van bijvoorbeeld zonne-en windenergie. Koppel daaraan het veranderlijke karakter naar de vraag van energie gedurende de dag, omdat bijvoorbeeld in de avond meer stroom wordt gebruikt maar geen energie wordt opgewekt door zonnepanelen. Dit komt ook terug op een grotere tijdsschaal wanneer men kijkt naar vraag en aanbod van energie over het gehele jaar. Over het hele jaar gezien is de vraag naar energie hoger is de winter en het aanbod van energie juist hoger is in de zomer. De uitdaging is dus het managen van pieken en dalen van vraag en aanbod van energie.

(34)

34 4.3) Water-energie nexus

Om de beoogde doelstellingen te kunnen halen en de energie uitdagingen op te lossen moet er dus anders gedacht worden over de productie, opslag, transport, conversie en consumptie van energie. De toepassing van water is hierbij een kern factor omdat het bij al deze verschillende fases waar over nagedacht moet worden een belangrijke rol kan spelen en de combinatie van energie en water voor duurzame oplossingen kan zorgen. Water en energie hoeven dus niet alleen als schaarse resources gezien te worden maar kunnen een belangrijke rol spelen in het versnellen van de duurzaamheidstransitie en het oplossen van de klimaatproblematiek. Water en energie kennen vele combinaties en kennen vele variaties in toepassingen. Bij de productie van energie kan water een belangrijke rol spelen bijvoorbeeld in de vorm van

waterkrachtcentrales, maar ook door het gebruik van de grondstoffen die aanwezig zijn in het afvalwater, met het gebruik van bodemwarmtepompen en door het opwekken van energie door het verschil in zoet en zoutwater. Water kan ook een belangrijk hulpmiddel zijn in het verplaatsen en transporteren van energie door de thermische eigenschappen die het heeft. Ook kan het als opslag dienen van energie, bijvoorbeeld in de vorm van warmte koude opslag (WKO).

4.4) Regime

De huidige regime actoren voelen dus de druk vanuit het landschap niveau om deel te nemen en bij te dragen aan de energietransitie. Deze druk en de wil om dit te doen is bijvoorbeeld te zien aan de beslissing om Nederland aardgasvrij te krijgen. Maar om dit voor elkaar te krijgen moeten wel de juiste verdere beslissingen genomen worden. Zoals al in het theoretisch kader werd genoemd, worden regimes gekarakteriseerd door de neiging tot lock-ins. Dit komt ook naar voren in het onderzoeksrapport van Marselis & Hisschemöller (2018) waarin gesteld wordt dat de gemeente Amsterdam een eenzijdige focus heeft op hoge temperatuur stadsverwarming waardoor het risico ontstaat op een technische en institutionele lock-in. Door bijvoorbeeld de toepassing van hoge temperatuur verwarming in nieuwbouwwoningen zou Amsterdam nog voor lange tijd afhankelijk kunnen blijven van fossiele warmte. De push voor hoge temperatuur stadswarmte is op lange termijn dus niet duurzaam. De gemeente Amsterdam moet daarentegen zoveel mogelijk inwoners aansluiten op het warmtenet om zo de businesscase rond te krijgen en worden alternatieven voor deze verplichte aansluiting het bestaan moeilijk gemaakt door de strakke naleving van de uitzonderingsregeling (Marselis &

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Although preventing tick bites (eg, by wearing protective clothing or using repellants) and checking for tick bites after visiting a risk area are effective and cost-efficient

O UR A PPLICATION OF G ROUNDED T HEORY For the purpose of our research, the first three authors used the GT guidelines by Kathy Charmaz [13] in order to generate a conceptual

Er zijn in Nederland verschillende testlocaties waar onderzoek wordt gedaan naar het opwekken van elektrische energie met het getij.. Het gaat daarbij zowel om technisch

Waar vorige onderzoeken rond de ontwikkeling van duurzame energie dus vooral gericht waren op de structuur, wordt in dit onderzoek juist gekeken naar hoe er door handelen

Ze zijn gelegen op lemig fijn zand (humushoudende bovengrond, lössleem). De sloten worden waarschijnlijk met de hand gemaaid. Indien dit niet het geval is worden ze met een

It secondly means that they are constitutionally protected from unwanted (political) change. It was found that this supremacy takes different shapes depending on the

The habitus justifies a particular social position that poor whites are entitled to, based on common sense notions of, for example, race and specifically being white..

Nyamjoh (2006: 49) argues that xenophobia in South Africa is not generally directed at all people perceived to be foreign nationals but it is Africanised as