• No results found

Convergentieproject framework IASB : het effect op de uitvaardiging van nieuwe accountingstandaarden

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Convergentieproject framework IASB : het effect op de uitvaardiging van nieuwe accountingstandaarden"

Copied!
34
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Convergentieproject framework IASB

Het effect op de uitvaardiging van nieuwe accountingstandaarden

Bachelor scriptie Accountancy & Control

Hidde Vesseur 10004266

Begeleider: E.M. van der Veer

29 juli 2015

(2)

2

Verklaring eigen werk

Hierbij verklaar ik, Hidde Vesseur, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige verantwoordelijkheid op me neem voor de inhoud ervan.

Ik bevestig dat de tekst en het werk dat in deze scriptie gepresenteerd wordt origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan die welke in de tekst en in de referenties worden genoemd.

De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is alleen verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van de scriptie, niet voor de inhoud.

(3)

3

Abstract

In deze scriptie worden de convergentieprojecten van zowel het framework als van de accountingstandaarden van IASB bekeken, en wordt geanalyseerd in hoeverre het herziene framework de nieuwe standaarden van de IFRS beïnvloedt.

Het doel van het convergentieproject van de standaarden is om een

gemeenschappelijke standaard te creëren, zodat de kwaliteit en vergelijkbaarheid van

financiële verslagen toeneemt. Om de convergentie van de standaarden een succes te maken, moet het onderliggende framework ook worden aangepast. Daarom is kort na de start van het convergentieproject van de standaarden een convergentieproject van het framework

begonnen. Uiteindelijk zijn er zowel in de standaarden als in het framework een aantal aanpassingen gemaakt ten behoeve van de convergentie.

Op basis van een literatuurstudie kan er worden geconcludeerd dat de aanpassingen van het herziene framework invloed hebben gehad op de nieuwe IFRS die zijn uitgevaardigd. Zowel de fundamentele als versterkende kwalitatieve kenmerken zijn terug te vinden in de nieuwe uitgevaardigde IFRS. Bovendien is sprake van meer transparantie en is de

vergelijkbaarheid van de jaarrekeningen tussen ondernemingen toegenomen. Wel zijn er een aantal kenmerken van het oude framework, die in het nieuwe framework niet meer

voorkomen, terug te vinden in de nieuwe accountingstandaarden.

Hoewel de uitvaardiging van de standaarden voorloopt op de totale herziening van het framework, worden de aanpassingen in het framework wel meegenomen in de nieuwe IFRS. In de toekomst wordt het framework verder aangepast en worden er ook nieuwe standaarden uitgevaardigd. Toekomstig onderzoek kan uitmaken of ook hier een relatie bestaat tussen de herziening van het framework en de nieuwe IFRS, en of dit uiteindelijk zal leiden tot

(4)

4

Lijst van tabellen en figuren

Tabel 2.1: Fasen van het convergentieproject van het framework uit

paragraaf 2.3.5 13

Tabel 3.1: De opbouw van het oorspronkelijk framework daterend uit

1989 uit paragraaf 3.1 15

Tabel 3.2: De opbouw van het herziene framework daterend uit 2010 uit

Paragraaf 3.1 16

Figuur 3.1: schematisch overzicht van de samenhang van de kwalitatieve

kenmerken van informatie in de jaarrekening volgens het framework 1989 19

Figuur 3.2: schematisch overzicht van de samenhang van de kwalitatieve

(5)

5

Inhoudsopgave

Abstract 3

1. Inleiding 6

2. IASB en het convergentieproject 8

2.1 Het ontstaan van de IASC 8

2.2 Reorganisatie: van IASC naar IASB 10

2.3 Convergentieprojecten 10

2.3.1 Convergentie van de standaarden: US GAAP en IAS/ IFRS 10

2.3.2 Memorandum of understanding 11

2.3.3 Rules-based vs principles-based 11

2.3.4 Convergentie van het framework 12

2.3.5 Fasen van het framework convergentieproject 13

3. Framework van IASB 15

3.1 Frameworks 1989 vs 2010 15

3.2 Toepassingsgebied 16

3.3 De doelstelling van de jaarrekening 17

3.4 De doelstelling van het financiële verslag 17

3.4.1 Gebruikers van financiële informatie 18

3.4.2 Stewardship en decision usefulness 18

3.5 Kwalitatieve kenmerken 19

3.6 Fundamentele kwalitatieve kenmerken 20

3.6.1 Getrouwe weergave 20

3.6.2 Relevantie 22

3.7 Versterkende kwalitatieve kenmerken 22

3.8 Overige kwalitatieve kenmerken 23

3.9 Opsomming verschillen 23

4. Accountingstandaarden IAS/IFRS 24

4.1 Nieuwe standaarden 25

4.2 Consolidated Financial Statements (IFRS 10 vs. IAS 27 en SIC 12) 26

4.3 Joint Arrangements (IFRS 11 vs. IAS 31) 27

4.4 Special Purpose Entities (IFRS 12) 28

5. Conclusie 30

(6)

6

1. Inleiding

Door toenemende globalisering na de 2e wereldoorlog is de belangstelling voor

internationalisatie en harmonisatie op het gebied van financiële verslaggeving gegroeid. De roep om internationale verslaggevingsstandaarden werd, onder andere door toenemende grensoverschrijdende kapitaalstromen, steeds groter. Het doel van verslaggevingsstandaarden is om de begrijpelijkheid en de vergelijkbaarheid voor gebruikers van financiële verslagen te verbeteren. Investeerders en anderen die gebruik maakten van financiële informatie waren van mening dat vergelijking van deze informatie tussen verschillende landen op dat moment niet mogelijk was. Het duurde dan ook niet lang voordat er accounting standard boards, die gericht zijn op het opstellen van standaarden voor de financiële verslaggeving zoals de FASB en de IASC, werden opgericht.

De standaarden kunnen niet bestaan zonder een framework, dat het fundament vormt voor het ontwikkelen van nieuwe standaarden. Daarom komt de ‘Financial Accounting Standards Board’ (FASB) eind jaren 70 met een eerste framework als basis voor ‘General Accepted Accounting Principles’ (GAAP) van de Verenigde Staten. De International Accounting Standards Committee (IASC) komt ruim 10 jaar later met een eigen framework als basis voor de International Accounting Standards (IAS). Hoewel het framework van de IASC voor een groot deel is gebaseerd op dat van de FASB, en dus veel gelijkenissen vertoont, verschillen de frameworks en de standaarden tot op de dag van vandaag nog aanzienlijk van elkaar. Om gehoor te geven aan de roep om één set van internationale standaarden zijn IASC en FASB in 2002 overeengekomen het zo genaamde ‘convergentieproject’ te starten. Het doel van dit project is om één gemeenschappelijke set standaarden te creëren. Om tot nieuwe, gelijke standaarden te komen moest er ook een gezamenlijk framework komen. Daarom is er in 2005 een separaat convergentieproject voor het aanpassen van het framework gestart om één framework te creëren dat zowel compleet als intern consistent is. Dit nieuwe framework zou een goede basis moeten vormen om nieuwe standaarden te ontwikkelen en/of de oude standaarden aan te passen.

Dit convergentieproject van het framework verloopt zeer stroef en de samenwerking tussen FASB en IASB, om tot een gemeenschappelijk framework te komen, is in 2010 gestaakt. Naar aanleiding van het convergentieproject is het framework van IASC deels herzien en in 2012 is dit project door de IASB voortgezet als een IASB only-project. Hoewel dit project nu

(7)

7

alleen wordt voortgezet door de IASB zijn er nog wel andere projecten waar de FASB en IASB aan werken, zoals het convergentieproject van de individuele standaarden.

Het uitbrengen van nieuwe standaarden, terwijl het framework nog in ontwikkeling is, is bijzonder. Dit framework vormt namelijk de basis voor de nieuwe uit te vaardigen standaarden. Hoewel het verloop van de convergentie een veel besproken onderwerp is, lijkt men zich geen zorgen te maken over het effect van een incompleet framework op de nieuwe uit te vaardigen standaarden. Aangezien er geregeld nieuwe standaarden worden uitgevaardigd, zal de volgende centrale onderzoeksvraag worden gesteld: heeft het convergentieproject van het framework invloed gehad op de uitvaardiging van de nieuwe IFRS standaarden.

Om tot een gericht antwoord te komen op de centrale vraag wordt deze scriptie opgedeeld in een aantal deelvragen:

1. Wat is de IASB en FASB en hoe is het convergentieproject ontstaan;

2. Wat houden de convergentieprojecten in (convergentie van het framework en convergentie van de individuele standaarden);

3. Wat zijn de verschillen tussen het framework van 1989 en dat van 2010; 4. Op welke hoofdpunten verschillen de nieuwe (na 2010) uitgevaardigde IFRS

standaarden van de standaarden waarvoor zij in de plaats zijn gekomen; 5. Zijn de veranderingen in het framework terug te vinden in de nieuwe IFRS

standaarden.

Op basis van een literatuurstudie wordt er gezocht naar antwoorden op bovenstaande vragen. De structuur van deze scriptie is als volgt. Als eerste komt in hoofdstuk twee de geschiedenis van de IASB en de weg naar de convergentieprojecten aan bod. In hoofdstuk drie worden beide frameworks met elkaar vergeleken. Vervolgens wordt in hoofdstuk vier ingegaan op de nieuwe uitgevaardigde standaarden van IFRS. In dit deel wordt gekeken wat er van het nieuwe framework terug te vinden is in de nieuwe uitgevaardigde standaarden van IFRS. Tot slot komt in het laatste hoofdstuk de conclusie aan bod.

(8)

8

2. IASB en het convergentieproject

In dit hoofdstuk wordt de geschiedenis van de IASB behandeld. Dit begint bij de oprichting van de IASC die, na een reorganisatie, wordt omgevormd tot de IASB. Vervolgens wordt in paragraaf twee het convergentieproject van de standaarden en van het framework behandeld. Het Memorandum of Understanding en de verschillende fasen van het convergentieproject van het framework komen hier eveneens aan bod.

2.1 Het ontstaan van de IASC

Kort na de tweede wereldoorlog breekt een periode van grote belangstelling aan voor de harmonisatie van de accountingstandaarden. De nationale grenzen van de kapitaalmarkt verdwijnen en het gebrek aan vergelijking van financiële informatie tussen de verschillende landen is een belangrijk discussiepunt geworden. Veel landen hebben op dat moment hun eigen GAAP of gebruiken andere geschikte accountingstandaarden die onderling van elkaar verschillen (Nobes, 1983). Dit zorgt ervoor dat het maken van een zinvolle vergelijking wordt bemoeilijkt.

Naast de grote belangstelling voor de mogelijkheid tot vergelijken van financiële informatie, is er ook aandacht voor de mate van transparantie van jaarverslagen die van cruciaal belang is volgens gebruikers van deze informatie (Alfredson et al., 2007, pp. 7-8). Een incompleet of moeilijk te begrijpen jaarverslag maakt het voor investeerders, kredietverstrekkers en andere gebruikers van financiële informatie moeilijk om op basis van deze informatie juiste beslissingen te nemen. Door deze problemen wordt de roep om harmonisatie van accountingstandaarden alsmaar groter en dat leidt ertoe dat er verschillende accounting standard boards worden opgericht.

In Amerika wordt door de ‘Security Exchange Committee’ (SEC), autonoom toezichthouder voor het reguleren van de effectenbeurzen, de FASB opgericht om als standard setter voor Amerikaanse beursgenoteerde bedrijven te fungeren. Rond diezelfde tijd wordt tijdens de 10e editie van de ‘World Congress of Accountants’ een voorstel gedaan om een internationaal orgaan op te zetten dat zich richt op het creëren van internationale verslaggevingsstandaarden (Paul Pacter, 2005, p. 67). Met de goedkeuring van dit voorstel door vertegenwoordigers van de verschillende landen is de oprichting van de voorloper van de IASB, genaamd de IASC, in 1973 een feit.

(9)

9

Als particuliere niet-gouvernementele organisatie heeft de IASC een lange weg te gaan om als internationale standaard setter te worden erkend. Want waar de standaarden van de Amerikaanse tegenhanger FASB door de SEC al snel worden opgelegd aan Amerikaanse beursgenoteerde bedrijven, is de erkenning van de IASC als internationale standard-setter in het begin nog gering. Hier komt echter verandering in wanneer de International Organization of Securities Commissions (IOSCO), een vertegenwoordigend orgaan van verschillende toezichthouders op effectmarkten over de gehele wereld, grote belangstelling krijgt voor de standaarden van de IASC (Alfredson et al., 2007, pp. 8-9). De IOSCO gaat vanaf dat moment een actieve rol spelen bij het stimuleren en bevorderen van verbetering en de kwaliteit van de standaarden van de IASC genaamd ‘International Accounting Standards’ (IAS). De IOSCO en IASC komen overeen om een programma te starten gebaseerd op bestaande IAS standaarden, zodat die kunnen worden gebruikt door beursgenoteerde bedrijven die aandelen aanbieden in het buitenland (Zeff, 2012, pp.814-815). Dit project wordt in 1998 afgerond en kort daarna, in mei 2000, wordt een aanbeveling gedaan door de IOSCO voor het gebruik van deze standaarden.

Hoewel de belangstelling voor internationale standaarden vanuit de IOSCO groot was, bestonden er grote verschillen tussen de International Accounting Standards en andere belangrijke nationale GAAP standaarden, zoals USGAAP. Als eerste waren er een aantal verschillen in terminologie tussen US GAAP en IAS (Ampofo & Sellani, 2005, pp. 222-224). Zo wordt een winst- en verliesrekening in de US GAAP een ‘income statement’ genoemd, terwijl dit in IAS de benaming ‘profit and loss accounts’ heeft gekregen. Ook was er sprake van verschil in de waardering van meerdere posten op de balans, zoals bijvoorbeeld goodwill. Onder IAS werd goodwill in maximaal 20 jaar afgeschreven, terwijl dit bij de US GAAP maximaal 40 jaar was. Dit leidde tot een groot verschil in jaarlijkse afschrijvingen en dus ook de boekwaarde van goodwill. Tegenwoordig mag er echter niet meer systematisch worden afgeschreven op goodwill.

Naast deze verschillen tussen de standaarden die toen bestonden, was er sprake van een niet al te beste verhoudingen tussen IASC en de verschillende nationale standard-setters. Bovendien had IASC een tekort aan (geld)middelen (Alfredson et al., 2007, pp.15-16) Mede als gevolg van deze tekortkomingen heeft het comité van de IASC besloten om tot reorganisatie over te gaan. Na goedkeuring van de reorganisatie door haar boardmembers is de IASC in 2001 operationeel geworden onder de nieuwe naam IASB.

(10)

10

2.2 Reorganisatie: van IASC naar IASB

De reorganisatie van IASC naar IASB gaat gepaard met een aantal grote veranderingen. De harmonisatie van accountingstandaarden, als een van de doelen van IASC, heeft bij de IASB plaats gemaakt voor het convergeren van de accountingstandaarden. Volgens Pacter (2005, pp. 69-72) is er sprake van een belangrijk verschil tussen harmonisatie en convergentie. Bij harmonisatie kunnen de IASC standaarden als een model worden gebruikt door nationale standard setters als richtlijn om hun eigen standaarden te ontwikkelen, terwijl bij convergentie wordt gestreefd naar een gemeenschappelijk resultaat.

Harmonisatie van accountingstandaarden brengt een aantal belangrijke voordelen met zich mee, zoals de afname van de hoeveelheid acceptabele methoden voor accounting. Hierdoor zullen er namelijk meer landen zijn die dezelfde accountingstandaarden gebruiken, waardoor het maken van vergelijkingen van jaarrekeningen makkelijker wordt. Toch zijn er ook een aantal gevolgen van deze harmonisatie die een negatieve invloed hebben gehad op de toekomst van financiële verslaggeving. Een daarvan is dat de nationale standard setters vaak de International Accounting Standards op hun eigen manier interpreteerden en hier en daar veranderingen aanbrachten, waardoor er alsnog verschillen zijn blijven bestaan tussen de standaarden. Op deze wijze wordt compleet aan het doel van de IASC, om de investeerders een meer transparanter inzicht te geven in de financiële informatie van bedrijven, voorbij gegaan. Convergentie daarentegen zal er juist voor zorgen dat deze verschillen verder worden weggenomen, en de vergelijkbaarheid en transparantie van de financiële jaarverslagen worden gewaarborgd. Een ander motief ten gunste van convergentie is de afname van het zogenaamde ‘accounting risk’. Dit betekent dat investeerders meer vertrouwen krijgen om te investeren in andere landen die ook gebruik maken van een internationaal erkende standaard. Kortom, een belangrijke reden om tot convergentie van de standaarden over te gaan.

2.3 Convergentieprojecten

Het convergentieproject van de IASB en FASB is onder te verdelen in twee grote convergentieprojecten. Als eerst is het convergentieproject van de standaarden van US GAAP en IAS/IFRS ontstaan. Een aantal jaar later zijn FASB en IASB van start gegaan met de convergentie van de Frameworks om tot een gemeenschappelijke framework te komen.

2.3.1 Convergentie van de standaarden: US GAAP en IAS/IFRS

Het convergeren van de standaarden is, zoals eerder beschreven, een van de doelen van de IASB. Het feit dat de IOSCO zich actief bezig is gaan houden met de IASC begin jaren 90 is

(11)

11

van groot belang voor het convergentieproces van de verschillende standaarden. Het is de SEC, welke een van de leden van IOSCO is, die vanaf dat moment meer aandacht heeft voor de IASC als internationale standaard setter. Kort na de oprichting hebben de FASB en IASB dan ook een gezamenlijke vergadering over de toekomst van hun standaarden US GAAP respectievelijk IAS/IFRS. Tijdens een vergadering in Norwalk Connecticut geven beide boards vorm aan het convergentieproject van de standaarden door zich te committeren aan het ‘Memorandum of Understanding’ (Whittington, 2008b, pp. 497-498).

2.3.2 Memorandum of Understanding

Dit akkoord, dat ook wel bekend staat als het ‘Norwalk Agreement’, wordt in september 2002 door de besturen van beide organisaties aanvaard. De besturen gaan de verplichting aan tot het creëren van accountingstandaarden die zowel van hoge kwaliteit als in zeker mate van overeenstemmend karakter zijn (Financial Accounting Standards Board & International Accounting Standards Board, 2002).

Om dit te bereiken ondernemen de FASB en IASB een aantal projecten die gericht zijn op het wegnemen van de grootste verschillen tussen IFRS en US GAAP. Uiteindelijk wordt het akkoord in 2006 nog eens aangevuld met het afspreken van een deadline voor specifieke korte termijn convergentieprojecten in de ‘Roadmap for Convergence’ van 2006 tot en met 2008 (Financial Accounting Standards Board & International Accounting Standards Board, 2006). Met behulp van deze korte termijn projecten moeten de grootste verschillen tussen US GAAP en IFRS worden aangepakt en vóór 2008 worden afgerond. Er zijn naar aanleiding van dit project wel degelijk stappen gezet richting twee gelijke standaarden, maar tot twee identieke standaarden zal het project nooit leiden. Op een aantal gebieden bestond er toch nog teveel onenigheid tussen de twee standard boards of kwamen ze slechts tot gedeeltelijke overeenstemming. Bovendien verschillen de standaarden qua vorm van elkaar. De US GAAP is voornamelijk gebaseerd op rules-based accounting, terwijl IFRS meer op principles-based accounting is gebaseerd.

2.3.3 Rules-based VS Principles-based

Accountingstandaarden kunnen verschillende uitgangspunten hebben. De twee meest bekende vormen zijn de ‘rules-based’ en de ‘principles-based’ accountingstandaarden.

‘Rules-based‘ accountingstandaarden zijn standaarden die zeer gedetailleerde richtlijnen bevatten, waardoor er voor iedere specifieke situatie een regel bestaat. Het afwijken van deze specifieke regels is niet of nauwelijks mogelijk. Een voordeel van ‘rules-based’

(12)

12

standaarden is dat door de zeer gedetailleerde richtlijnen de vergelijkbaarheid van jaarrekeningen tussen verschillende bedrijven eenvoudiger wordt (Schipper, 2003, p. 71). Wel zorgen de rules-based regels volgens Weil (2002, p. 3) voor een ‘laat zien waar staat dat het niet mag’ attitude. Hiermee wordt bedoeld dat bepaalde constructies worden bedacht die net binnen de grenzen van de voorwaarden vallen. Dit kan leiden tot een ongewenste manier van financiële verslaggeving.

Bij ‘principles-based’ accountingstandaarden daarentegen ligt de nadruk meer op de principes van verslaggeving, en minder op specifieke regels zoals bij rules-based het geval is. Deze principes zijn beperkter van omvang en kunnen worden toegepast in meerdere situaties. Door de minder gedetailleerde richtlijnen is de vorm van standaarden moeilijker vergelijkbaar, maar het leidt wel tot meer betekenisvolle en informatieve financiële jaarrekeningen (Agoglia, Doupnik, & Tsakumis, 2011, p. 750).

Doordat US GAAP gebruik maakt van de rules-based methode is deze vele malen omvangrijker dan IFRS. Waar IFRS een omvang heeft van ongeveer 1300 pagina’s, zonder het meerekenen van het framework, heeft de US GAAP bundel meer dan 7000 pagina’s. Een enorm verschil en derhalve veel werk om deze standaarden te doen convergeren.

2.3.4 Convergentie van het framework

Het veranderen van de standaarden van de FASB en IASB is op zich al een enorme klus. Het convergentieproject van het framework wordt daar nog eens aan toe gevoegd. Beide standaarden zijn namelijk gebaseerd op hun eigen framework. Het doel van dit framework is om informatie te verschaffen over de concepten die ten grondslag liggen aan de voorbereiding en presentatie van de jaarrekening (Mackenzie et al., 2013, p.28). Het is de FASB die in 1976 als eerste met de ‘Statement of Financial Accounting Concepts’ (SFACs) komt. In de jaren 1978 tot en met 1985 worden 6 van deze SFACs gepubliceerd. Later, in 1989, komt de IASC ook met een soortgelijk framework genaamd ‘the Framework for the Preparation and Presentation of Financial Statements’. Dit framework van de IASC, dat later wordt overgenomen door de IASB, is voor een groot deel gebaseerd op het framework van de FASB. Hoewel de afzonderlijke frameworks veel gelijkenissen vertonen zijn er toch een aantal zaken waar de frameworks van elkaar verschillen. Het document met betrekking tot het framework van de IASB is bijvoorbeeld vele malen kleiner dan dat van de FASB. Inhoudelijk zijn er ook een aantal verschillen, zoals de opbouw van de kwalitatieve kenmerken van de jaarrekening (Campbell, Hermanson, McAllister, 2002, pp.23-24). In beide frameworks worden er vier hoofdkenmerken genoemd, maar de opbouw van de kenmerken is verschillend. In het

(13)

13

framework van FASB is er sprake van een hiërarchische opbouw, terwijl in het framework van IASC er geen rangorde in de kwalitatieve kenmerken is aangebracht.

Volgens Whittington (2008b, pp.497-498) moeten de frameworks daarom ook worden geconvergeerd tot één gezamenlijk framework, wil er succes worden bereikt met de convergentie van de standaarden. Immers vormt het framework de basis voor de nieuw uit te vaardigen standaarden. In 2004 zijn beide boards daarom bij elkaar gekomen om het convergentieproject van de frameworks te starten. De oude frameworks vormen de basis voor het nieuwe gemeenschappelijke framework. Dit gemeenschappelijke framework kan door beide boards worden gebruikt om nieuwe accountingstandaarden te creëren. Het doel is om een stevig fundament op te bouwen om toekomstige accountingstandaarden te kunnen uitvaardigen die zowel principles-based, intern consistent als internationaal te gebruiken zijn.

2.3.5 Fasen van het framework convergentieproject

Het convergentieproject van het framework is onderverdeeld in een achttal fasen (IASB site). Iedere fase heeft betrekking op een specifiek gedeelte van het framework. In de volgende tabel is duidelijk te zien hoe deze fasen zijn opgedeeld, waar iedere fase betrekking op heeft en wat de status is van elke fase.

Tabel 2.1: Fasen van het convergentieproject van het framework.

Fase status

A: objectives and qualitative characteristics Deze fase is in 2010 afgerond en toegevoegd aan het

bestaande framework

B: elements and recognition Nog niet afgerond, wordt vervolgt in het IASB-only project

C: measurement Nog niet afgerond, wordt vervolgt in het IASB-only project

D: reporting entity Exposure draft met een voorstel voor dit specifieke

gedeelte van het framework. Wordt nog vervolgt in het IASB-only project

E: representation and disclosure Nog niet afgerond, wordt vervolgt in het IASB-only project

F: purpose and status Nog niet afgerond, wordt vervolgt in het IASB-only project

G: application to not-for-profit entities Wordt stopgezet, omdat de focus van de IASB op dit

moment bij andere rechtsvormen ligt

(14)

14

Uit de tabel blijkt dat fase A is afgerond en ingevoerd, en met fase D is een begin gemaakt maar deze is nooit voltooid. De afronding van fase A betekende het eerste herziene deel van het framework. Wat het herziene deel van 2010 inhoud wordt in het volgende hoofdstuk uitvoerig besproken. Eind 2010 werd besloten om het project stil te leggen en pas weer op te pakken wanneer projecten met een hogere urgentie waren afgerond. Uiteindelijk werd duidelijk dat dit project niet meer zou worden opgepakt door beide boards. Een reden om de samenwerking te staken was de toenemende onenigheid die ontstond tussen de twee boards. Door binnenlandse prioriteiten voorop te stellen ontstaan er verschillende visies, waardoor er moeilijk overeenstemming wordt bereikt over de invulling van een nieuwe standaard. Bij een aantal delen van het convergentieproject is er wel consensus bereikt, maar toch zijn er blijvende verschillen tussen de accountingstandaarden.

Ook kwam er kritiek op de IASB omdat deze niet onafhankelijk zou zijn (Shamrock, 2012, p.1). IASB is niet gebonden aan een land, waardoor het alom werd gezien als de juiste instelling om internationale standaarden van hoog niveau te creëren. Om de onafhankelijkheid nog verder te vergroten, werd de monitoring board (MB) opgericht. Echter, in 2008 werd tijdens de financiële crisis duidelijk dat de IASB toch niet volledig onafhankelijk was. De toenmalige voorzitter van de IASB heeft twee onderdelen van IFRS geschrapt, zodat bedrijven in Europa de mogelijkheid kregen om verliezen die werden gemaakt tijdens de crisis in comprehensive income op te nemen in plaats van in net income. Vanaf dit moment was duidelijk dat er sprake was van politieke invloed en dat de IASB dus niet onafhankelijk was.

Uiteindelijk is het convergentieproject in 2012 alleen door de IASB voortgezet met als nieuwe naam het ‘IASB-only’ project. Een nieuw deel van het convergentieproject, dat later kort aan bod komt, zou in eerste instantie eind 2015 worden afgerond. Dit is echter een jaar uitgesteld en heeft nu oktober 2016 als einddatum.

Met betrekking tot de uitvaardiging van nieuwe IFRS standaarden heeft de IASC in tegenstelling tot het opstellen van een nieuw framework wel vooruitgang geboekt. Sinds het nieuwe herziene deel van het framework in werking is getreden zijn er al meerdere (nieuwe) IFRS standaarden uitgebracht. Het lijkt er dus op dat het uitbrengen van nieuwe standaarden vooruit loopt op de aanpassing van het framework. Om te onderzoeken wat voor effect de aanpassingen van het framework die wel zijn doorgevoerd hebben gehad op deze nieuwe standaarden zullen in het volgende hoofdstuk de verschillen tussen het framework van 1989 en die van 2010 worden behandeld.

(15)

15

3. Framework van IASB

Het officiële framework van de IASB is in 1989 door de board van de IASC aangenomen. Dit framework is bij de eerder besproken reorganisatie in 2001 overgenomen door de IASB. Als onderdeel van het grote project om het framework te herzien is in 2010 een deel van het oude framework vervangen door een nieuw gedeelte. Om na te gaan wat dit herziene deel van het framework inhoudt wordt er hierna ingegaan op het framework van 1989 en het herziene deel van 2010.

3.1 Framework 1989 vs 2010

Het framework for the preparation and presentation of financial statements uit 1989 bestaat uit 110 paragraven die als volgt zijn in te delen.

Tabel 3.1: De opbouw van het oorspronkelijk framework daterend uit 1989

onderdeel Omschrijving paragraaf

1 De doelstelling van de jaarrekening 12-21

2 Onderliggende aannames van de jaarrekening 24-23

3 De kwalitatieve kenmerken van de jaarrekening 24-46

4 De elementen van de jaarrekening 47-81

5 Erkenning van de elementen van de jaarrekening 82-98

6 Measurement van de elementen van de jaarrekening 99-101 7 Concepten van vermogen en instandhouding van het

vermogen

102-110

De FASB en IASB hebben het framework enigszins aangepast. Het herziene framework van 2010 is opgebouwd zoals in tabel 3.2 beschreven.

Tabel 3.2: De opbouw van het herziene framework daterend uit 2010

hoofdstuk Omschrijving paragraaf

1 De doelstelling financiële verslaggeving OB 1- OB 21

(16)

16

3 De kwalitatieve kenmerken waar financiële informatie aan moet voldoen

QC 1 – QC 39

4 Het framework (1989): resterende tekst

4.1 De onderliggende aannames van de jaarrekening 4.1

4.2 Elementen van de jaarrekening 4.2-4.36

4.3 Erkenning van de elementen van de jaarrekening 4.37-4.53 4.4 Measurement van de elementen van de jaarrekening 4.54-4.56 4.5 Concepten van vermogen en de instandhouding van het

vermogen

4.57-4.65

Zoals te zien is in de tabel is de lay-out iets aangepast en zijn er een aantal onderdelen

veranderd. Onderdeel een en drie uit 1989 zijn in het herziene deel vervangen door hoofdstuk een en drie. Hoofdstuk twee van het framework van 2010 is als fase D van het

convergentieproject, zoals eerder beschreven, nooit afgerond. In 2016 wordt, een jaar later dan gepland, opnieuw een herzien deel van het framework vrijgegeven. In de toekomst worden er nog aan het framework onderdelen toegevoegd waar in het huidige framework geen of weinig aandacht aan is besteed. Het gaat hier om de volgende onderdelen:

1. Measurement

2. Financial performance 3. Presentation and disclosure 4. Derecognition

5. Reporting entity

Aangezien dit project nog niet is afgerond en uitgebracht en derhalve geen toegevoegde waarde heeft voor de analyse, zal hier verder in deze scriptie geen aandacht aan worden besteed. Wel zal er aandacht worden besteed aan de twee hoofdstukken die onderdeel een en drie van het oude framework vervangen. Het gaat hier om de doelstellingen van de financiële verslaggeving en de kwalitatieve kenmerken waar de financiële informatie aan moet voldoen.

3.2 Toepassingsgebied

Een grote verandering in het nieuwe framework betreft het toepassingsgebied. Het herziene framework uit 2010 is, in tegenstelling tot het framework van 1989, van toepassing op het brede begrip financiële verslaggeving. Het omvat naast de elementen van de jaarrekening ook

(17)

17

bepaalde onderwerpen die niet in de jaarrekening zijn opgenomen. Dit framework omvat dus veel bredere en meer gedetailleerde informatie over de financiële situatie van een onderneming.

Het framework van 2010 verwijst door de verandering in het toepassingsgebied niet meer specifiek naar de presentatie, prestatie en veranderingen van de financiële positie van een onderneming, maar naar het rapporteren van de financiële middelen, vorderingen en veranderingen (EY, 2010, p.p. 1-2). De waarde van de onderneming moet aan de hand van deze informatie zelf worden bepaald door de belangstellenden.

3.3 De doelstelling van de jaarrekening

Het framework uit 1989 heeft betrekking op de enkelvoudige en de geconsolideerde jaarrekening (International Accounting Standards Committee, 1989). De jaarrekening, die minimaal een keer per jaar wordt opgesteld en gepresenteerd, vormt de financiële informatie bron voor een groot scala aan gebruikers. Als onderdeel van financiële verslaggeving geeft de jaarrekening een overzicht van de financiële situatie van een onderneming. Dit wordt gedaan aan de hand van een balans, de resultatenrekening, mutatieoverzicht van het eigen vermogen, kasstroomoverzicht en toelichting op deze informatie. Op deze manier wordt zowel de financiële positie als de prestatie en veranderingen in de financiële positie van een onderneming gemeten.

3.4 De doelstelling van de financiële verslaggeving

In het nieuwe framework van IASB is de hoofddoelstelling van de financiële verslaggeving als volgt weergegeven:

“The objective of general purpose financial reportingis to provide financial information about the reporting entity that is useful to existing and potential investors, lenders and other creditors in making decisions about providing resources to the entity. Those decisions involve buying, selling or holding equity and debt instruments, and providing or settling loans and other forms of credit.”

(International Accounting Standards Board, 2010, p.9).

Het doel van financiële verslaggeving is dus om financiële informatie over de rapporterende eenheid te verschaffen die bruikbaar is voor de gebruikers van deze informatie. Het gaat in het nieuwe framework over een veel breder aspect van financiële informatie. Met dit breder aspect van financiële informatie kunnen de gebruikers van informatie nog betere beslissingen maken. Dit hangt samen met de verandering van het toepassingsgebied tussen beide frameworks. Waar

(18)

18

deze financiële informatie aan moet voldoen wordt in het gedeelte over kwalitatieve kenmerken van financiële informatie besproken.

3.4.1 Gebruikers van financiële informatie

De gebruikers van financiële informatie kunnen met deze informatie een beslissing nemen om de onderneming wel of niet te voorzien van geldmiddelen (International Accounting Standards Board, 2010, pp. 9-10). Deze gebruikers worden in het nieuwe framework anders gedefinieerd dan in de oudere versie. In het framework van 1989 wordt er gesproken over een grote groep van gebruikers van financiële informatie. In het nieuwe deel van het framework wordt deze groep gelimiteerd tot een kleinere groep van primaire gebruikers van financiële informatie. Hieronder vallen bestaande en potentiële investeerders, kredietverstrekkers en andere schuldeisers. Het verschil is dat het huidige framework voornamelijk is gericht op de informatiebehoefte van deze primaire gebruikers zodat deze worden voorzien van kwalitatief goede en nuttige informatie. Dit neemt niet weg dat de informatie nog steeds kan worden gebruikt door andere gebruikers.

3.4.2 Stewardship en decision usefulness

In het framework van 2010 wordt de term stewardship niet meer genoemd. In het framework van 1989 was dit nog wel het geval. Met stewardship wordt bedoeld het afleggen van verantwoording door het management aan belanghebbenden. Het verdwijnen van de term stewardship in het nieuwe deel van het framework heeft voor veel ophef gezorgd, omdat dit zou leiden tot meer focus op de korte termijn. Dit zou vervolgens leiden tot meer korte termijn investeerders, die hun aandelen bij slechte economische tijden weer zullen verkopen, in plaats van lange termijn investeerders, die eerder zullen samenwerken met het management om de prestaties van de onderneming op de lange termijn op pijl te houden (International Accounting Standards Board, 2013 pp.181-182). Volgensde IASB is de term stewardship nauw verbonden met de term decision usefulness die in het nieuwe framework is opgenomen (Whittington, 2008a, p. 144). De term decision usefulness houdt in dat financiële informatie relevant en betrouwbaar moet zijn om een juiste beslissing te nemen. De term stewardship maakt daarom dus onderdeel uit van de term decision usefulness en is daardoor geen afzonderlijk doel meer van de financiële verslaggeving. Daarnaast is volgens de IASB de term stewardship lastig te vertalen, waardoor er nu alleen een omschrijving in het framework is opgenomen van hetgeen destijds werd bedoeld met het woord stewardship. Wat destijds onder stewardship werd verstaan is derhalve in het huidige framework nog steeds van toepassing.

(19)

19

3.5 Kwalitatieve kenmerken

Zoals hierboven beschreven is decision usefulness een belangrijk doel van het framework. Nuttige financiële informatie zorgt er voor dat gebruikers van deze informatie, zoals investeerders en kredietverstrekkers, de waarde van een onderneming kunnen bepalen en zo goede beslissingen kunnen nemen. De vraag komt op wanneer financiële informatie ook daadwerkelijk nuttig en bruikbaar is om aan de behoeften van deze gebruikers te voldoen. De kwalitatieve kenmerken van financiële informatie spelen bij de beantwoording van deze vraag een belangrijke rol.

Zoals eerder beschreven is het framework van 1989 van toepassing op de jaarrekening. Dit betekent dat de in dit framework opgenomen kwalitatieve kenmerken betrekking hebben op de jaarrekening. In het framework van 2010 is dit toepassingsgebied uitgebreid tot de totale financiële verslaggeving. Het is dus denkbaar dat met betrekking tot de kwalitatieve kenmerken, die in het herziene framework betrekking hebben op het totaal van financiële informatie, enige aanpassing noodzakelijk is. Om een goed overzicht te geven van de verschillen tussen de kwalitatieve kenmerken van de jaarrekening en die van financiële informatie, volgt hieronder een schematisch overzicht van de kwalitatieve kenmerken van beide frameworks.

Figuur 3.1: schematisch overzicht van de samenhang van de kwalitatieve kenmerken van

informatie in de jaarrekening volgens het framework 1989.

Herdrukt van ‘Ontwikkelingen in het Conceptual Framework’ geschreven door D.H. van Offeren, J.P.J. Witjes, T.L.M. Verdoes, 2013, Maandblad voor accountancy en

(20)

20

Figuur 3.2: schematisch overzicht van de samenhang van de kwalitatieve kenmerken van

nuttige financiële informatie volgens het framework 2010.

Herdrukt van ‘Ontwikkelingen in het Conceptual Framework’ geschreven door D.H. van Offeren, J.P.J. Witjes, T.L.M. Verdoes, 2013, Maandblad voor accountancy en

bedrijfseconomie.

3.6 Fundamentele kenmerken

De primaire kwalitatieve kenmerken van financiële informatie zijn anders opgebouwd dan die voor de jaarrekening. In het framework van 1989 werd gesproken over vier primaire kwalitatieve kenmerken van de jaarrekening (zie figuur 3.1). Dit waren begrijpelijkheid, relevantie, betrouwbaarheid en vergelijkbaarheid. In het herziene deel is dit aantal gereduceerd tot twee fundamentele kwalitatieve kenmerken van financiële informatie (zie figuur 3.2). Deze kenmerken van financiële informatie, die bepalen of de informatie nuttig is, zijn relevantie en getrouwe weergave. Financiële informatie is pas nuttig wanneer aan beide fundamentele kenmerken is voldaan.

3.6.1 Getrouwe weergave

Betrouwbaarheid heeft in het nieuwe framework plaats gemaakt voor de term getrouwe weergave. Feitelijk verschillen betrouwbaarheid en getrouwe weergave niet al te veel van elkaar. Een van de voornaamste redenen voor het vervangen van de term betrouwbaarheid door getrouwe weergave, is de misinterpretatie ervan (IASB, 2014). Men dacht namelijk dat informatie betrouwbaar was wanneer het verifieerbaar en vrij van materiële fouten was. Dit is volgens de IASB niet helemaal juist, omdat de term betrouwbaarheid uit meer dan alleen deze

(21)

21

twee elementen bestaat. Met de aanpassing van de term wil de IASB dus onder andere meer duidelijkheid scheppen over de inhoud ervan.

Hoewel betrouwbaarheid en getrouwe weergave dus niet veel van elkaar verschillen, zijn er wel een aantal aanpassingen gemaakt. Getrouwe weergave is voorzien van de subkenmerken volledigheid, onpartijdigheid en zonder fouten, waartussen een afweging moet worden gemaakt. Betrouwbaarheid was in het framework van 1989 opgebouwd uit controleerbaarheid, onpartijdigheid, volledigheid, wezen gaat boven de vorm en voorzichtigheid. ‘Wezen gaat boven de vorm’ en ‘voorzichtigheid’ komen onder het kopje kwalitatieve kenmerken niet meer voor in het nieuwe framework.

Wezen gaan boven de vorm

Het beginsel wezen gaat boven de vorm komt er op neer dat de verwerking van gebeurtenissen en transacties overeen moet komen met de economische realiteit in de jaarrekening, en niet alleen moet voldoen aan de wettelijke vorm waarin ze verschijnen. In BC3.26 van het nieuwe framework (International Accounting Standards Board, 2010, p. 60) wordt uitgelegd dat dit element niet als een apart kenmerk hoeft te worden gezien van getrouwe weergave, omdat dit overtollig is. Er is vanzelfsprekend geen sprake van getrouwe weergave als er niet aan het element ‘wezen gaat boven de vorm’ wordt voldaan (International Accounting Standards Board, 2010, p. 184).

Voorzichtigheid

Ook is de nadruk op het onderdeel voorzichtigheid verminderd. Bij het element voorzichtigheid gaat het er om, dat winsten pas worden gerapporteerd wanneer deze hoogst waarschijnlijk zijn. Doelbewuste over- en onderwaardering van bepaalde posten wordt in het kader van de voorzichtigheid echter niet toegestaan. Hier moet gedacht worden aan de overwaardering van passiva of kosten en de onderwaardering van activa of inkomen.

Een van de redenen dat voorzichtigheid niet meer voorkomt in het framework van IASB is omdat het wordt gebruikt als rechtvaardiging van het zogenaamde ‘cookie jar accounting’(Hoogervorst, 2012). Dit houdt in dat ondernemingen bij het behalen van een hoge winst, een voorziening vormen om deze winst te drukken. Wanneer de onderneming dan in financieel slecht weer terecht komt, wordt deze reserve weer afgeboekt tegen de geleden verliezen. Door deze vorm van ‘income smoothing’ kunnen investeerders verkeerd worden geïnformeerd over de financiële prestatie van een onderneming. Dit is in strijd met de kwalitatieve kenmerken waar financiële informatie aan moet voldoen.

(22)

22

Zonder Fouten

Het subkenmerk ‘zonder fouten’ is toegevoegd aan getrouwe weergave in het nieuwe framework. Dit houdt in dat er geen fouten zitten in of belangrijke en relevante informatie wordt weggelaten uit het financieel verslag. Hoewel zonder fouten niet altijd mogelijk is, kan er nog wel sprake zijn van een getrouwe weergave.

3.6.2 Relevantie

Onder het kenmerk relevantie valt ook nog een aantal kernbegrippen. Dit zijn voorspellende waarde, bevestigende waarde en materialiteit. Wanneer beide frameworks naast elkaar worden gezet, is te zien dat voorspellende en bevestigende waarde nieuw zijn in het framework van 2010. Materialiteit daarentegen is overgenomen uit het eerdere framework. Informatie is materieel indien het weglaten of het onjuist weergeven ervan de besluitvorming van gebruikers van de financiële informatie van een bepaalde onderneming kan beïnvloeden. Voorspellende en bevestigende waarde zijn samenhangend.

Voorspellende en bevestigende waarde

Er is sprake van voorspellende waarde wanneer informatie bruikbaar is om voorspellingen te doen over toekomstige resultaten. Vervolgens wordt er feedback geleverd op deze voorspellende waarde; Dit wordt de bevestigende waarde genoemd. De feedback heeft betrekking op de eerder gemaakte calculaties van bijvoorbeeld het inkomen. Deze feedback geeft aan of er sprake is van een juiste voorspelling of dat er een verandering is opgetreden. Wanneer er sprake is van voorspellende waarde hoeft de informatie niet daadwerkelijk een voorspelling te zijn van de toekomst. Het gaat erom dat gebruikers van de financiële informatie dit kunnen gebruiken om hiermee hun eigen voorspellingen te doen.

3.7 Versterkende kwalitatieve kenmerken

De fundamentele kenmerken zijn in het nieuwe framework aangevuld met vier versterkende kenmerken van financiële informatie. In het oude framework was er alleen sprake van vier kern elementen van de kwaliteit van de jaarrekening. Hier was volgens Knoops (2010, p.100) echter geen sprake van een hiërarchische verdeling van de kernmerken. Er zijn dan ook geen versterkende kenmerken te onderscheiden. Vergelijkbaarheid en begrijpelijkheid zijn in het nieuwe framework verplaatst naar het kopje ‘versterkende kenmerken’. Deze versterkende kwalitatieve kenmerken van het framework van 2010 bestaan zoals eerder genoemd uit vergelijkbaarheid, controleerbaarheid, tijdigheid en begrijpelijkheid. Hoewel tijdigheid,

(23)

23

vergelijkbaarheid en begrijpelijkheid al wel voorkwamen in het oude framework, hebben ze wel een nieuwe plek gekregen. Controleerbaarheid is echter een nieuw element in het framework. Deze kenmerken verbeteren de decisions usefulness, maar kunnen de kwaliteit van de financiële rapportage niet zonder de fundamentele kenmerken bepalen. Dit betekent dat wanneer de informatie niet voldoet aan een van de fundamentele kenmerken, deze niet alsnog nuttig kan zijn als aan een van de vier verbeterende kenmerken is voldaan. Er is dus in het in het nieuwe framework sprake van een bepaalde mate van hiërarchie in de kwalitatieve kenmerken van financiële informatie.

Controleerbaarheid

Controleerbaarheid is het enige element in de versterkende kwalitatieve kenmerken dat nieuw is toegevoegd aan het nieuwe framework. Met controleerbaarheid wordt de zekerheid, dat de financiële informatie economische verschijnselen getrouw weergeeft, bedoeld. Er kan sprake zijn van directe en indirecte controleerbaarheid. Directe controleerbaarheid heeft betrekking op de controleerbaarheid van een getal in bijvoorbeeld de jaarrekening. Indirecte controleerbaarheid gaat terug naar de input en de gemaakte calculaties om te kijken of de uiteindelijke output klopt.

3.8 Overige Kwalitatieve kenmerken

In het framework wordt ook nog gesproken over overige kwalitatieve kenmerken (International Accounting Standards Board, 2010, pp.64-65). Dit zijn kwalitatieve kenmerken die niet in het framework worden gebruikt, maar die wel gerelateerd zijn aan de genoemde fundamentele en versterkende kwalitatieve kenmerken. Deze kwalitatieve kenmerken zijn transparantie, hoge kwaliteit, interne consistentie, geloofwaardigheid en ‘true and fair view’. Dit zijn termen die volgens het framework in feite hetzelfde betekenen als de kwalitatieve kenmerken die in het framework worden genoemd. Deze overige kwalitatieve kenmerken komen in het framework van 1989 nergens voor.

3.9 Opsomming verschillen

Er heeft met de herziening van het framework een aantal grote en een aantal minder grote veranderingen plaatsgevonden.

Als eerste is in hoofdstuk een van het nieuwe framework het toepassingsgebied veranderd. Het gaat niet alleen over de jaarrekening, maar over het hele financieel verslag. Daarnaast behoren tot de voornaamste gebruikers van financiële informatie alleen nog de

(24)

24

Investeerders, kredietverstrekkers en andere schuldeisers. Als laatste verandering wordt de term stewardship genoemd. Deze term wordt in het nieuwe framework niet meer gebruikt, omdat deze is ondergebracht in decision usefulness. Stewardship is dus nog steeds aanwezig in het nieuwe framework.

Hoofdstuk drie van het nieuwe framework heeft betrekking op de kwalitatieve kenmerken van financiële informatie. In het herziene deel komen een aantal nieuwe

kernelementen aan bod. Hieronder valt het fundamentele kenmerk getrouwe weergave met als sub-elementen volledigheid, onpartijdigheid en zonder fouten. Het fundamentele kenmerk relevantie heeft een extra dimensie gekregen door de toevoeging van de begrippen

voorspellende en bevestigende waarde. Als laatste zijn de versterkende kwalitatieve kenmerken toegevoegd, die voor een bepaalde hiërarchie zorgen. Deze versterkende kwalitatieve kernmerken zijn vergelijkbaarheid, controleerbaarheid, tijdigheid en begrijpelijkheid.

4. Standaarden IAS/IFRS

Ondanks het feit dat de naam van de IASC is veranderd in IASB behouden de IAS standaarden die onder IASC zijn uitgevaardigd dezelfde naam. Wel krijgen de nieuwe door IASB uitgevaardigde standaarden de naam international financial reporting standards (IFRS). Langzaam maar zeker zullen de oude IAS standaarden worden herzien of vervangen door nieuwe IFRS standaarden. Voor bepaalde kwesties, die in de oude standaarden niet aan de orde kwamen, zullen er geheel nieuwe standaarden worden gecreëerd. Binnen de IASC bestaat er de international financial reporting interpretations committee (IFRIC), die in 2002 de Standing Interpretations Committee (SIC) heeft vervangen. Deze organisatie is gericht op het ontwikkelen van interpretaties van financiële verslaggevingskwesties die niet specifiek in een IFRS of IAS worden behandeld. Aangezien er dus allemaal verschillende regels bestaan die elkaar aanvullen maar soms ook tegenspreken, heeft de IASB een specifieke rangorde aangebracht (Mackenzie, 2013, p. 31). Deze hiërarchie van standaarden is als volgt opgebouwd:

1. IFRS/IAS en ISC/IFRIC interpretaties (wanneer deze van toepassing zijn op transacties of een toestand)

(25)

25

2. In de afwezigheid van een bruikbare standaard voor een specifieke transactie of toestand, kan een eigen oordeel worden geveld. Wel moet dit oordeel voldoen aan alle regels, definities en waarderingsbegrippen zoals die in het framework staan.

3. Wanneer bovenstaande opties geen mogelijkheid bieden, moet degene die het financieel verslag opstelt kijken naar recente uitspraken die te maken hebben met een soortgelijke omstandigheid. Dit kan van andere standard-setters komen of van andere literatuur op het gebied van accounting die niet in strijd is met de richtlijnen van de IFRS.

4.1 Nieuwe standaarden

De IASB heeft een aantal nieuwe IFRS standaarden in mei 2011 gepubliceerd. Deze standaarden, die ook wel de ‘suite of five’ worden genoemd, omvatten alle aspecten van onder andere group accounting en consolidaties, joint arrangements en equity accounting (Mackenzie, 2013, p. 260). Deze standaarden zijn IFRS 10 ‘Consolidated Financial Statements’ (consolidaties), IFRS 11 ‘Joint Arrangements’ (samenwerkingsverbanden) en IFRS 12 ‘Disclosure of Interests in Other Entities’ (toelichting op gehouden belangen) (Hartman, 2012, p.24). De overige twee standaarden die tot de ‘suite of five’ behoren zijn oude IAS standaarden. Deze standaarden die zijn herzien zijn IAS 27 ‘Separate Financial Statements’ en IAS 28 ‘Investments in Associate and Joint ventures’.

IFRS 10 ‘Consolidated Financial Statements’ vervangt gedeeltelijk de IAS 27 ‘Consolidated and Separate Financial Statemens’ en SIC-12 ‘Special Purpose Entities’. Gedeeltelijk omdat de IAS 27 nog wel blijft bestaan naast de nieuwe IFRS standaarden. Wel is de IAS 27 iets aangepast en heeft daarom de nieuwe naam ‘Separate Financial Statements’ gekregen. Deze verandering houdt in dat IAS 27 nu alleen nog de enkelvoudige jaarrekening behandelt (Hartman, 2012, p.25). IFRS 11 vervangt IAS 31 ‘Interest in Joint Ventures’ en SIC 13 ‘Jointly Controlled Entities-Nonmonetary Contributions By Ventures’. IFRS 12 is een geheel nieuwe standaard en vervangt dus niet een oudere bestaande standaard. IAS 27 en IAS 28 blijven bestaan, maar worden herzien.

Om te vast te stellen wat de invloeden van de veranderingen in het framework zijn geweest op de nieuwe uit te vaardigen IFRS, zal er worden gekeken naar de veranderingen die plaats hebben gevonden in de nieuwe IFRS voor en na de invoering van het herziene deel van het framework. Wanneer een van de veranderingen van het framework van 2010 kan worden teruggevonden in de nieuwe standaarden, kan er worden geconcludeerd dat de verandering van het framework een zekere mate van invloed heeft gehad op de herziening van de standaarden.

(26)

26

4.2 Consolidated Financial Statements (IFRS 10 vs. IAS 27 en SIC 12)

Het begrip control

IFRS 27 ‘consolidated and separate financial statements’ heeft betrekking op de voorbereidingen en presentatie van geconsolideerde jaarrekeningen voor een groep entiteiten onder leiding van een moeder entiteit. SIC 12 gaat specifiek in op de consolidatie van special purpose entities.

Het doel van IFRS 10 is om een enkel model te creëren voor consolidatie, gebaseerd op het begrip ‘control’ (Gornik-Tomaszewski & Larson, 2014, p.48). Consolidatie houdt in dat er over de moeder en haar dochteronderneming(en) wordt gerapporteerd alsof het een enkele entiteit is. De moeder kan als enige de zeggenschap uitoefenen over de andere entiteit. Zeggenschap kan dus niet worden gedeeld tussen twee of meer entiteiten. De definitie van control, welk is overgenomen uit IAS 27, is in de nieuwe IFRS-standaard gewijzigd. In IAS 27 is er sprake van control wanneer meer dan 50 procent van het stemrecht in handen is van de moedermaatschappij (IAS 27.13). Toch zijn er een aantal uitzonderingen die er toe leiden dat er nog steeds sprake is van control, terwijl er minder dan 50 procent van het stemrecht in handen van de moedermaatschappij is. Dit begrip control is in het verleden in IAS 27 en SIC 12 volgens de IASB niet consistent toegepast, waardoor dit heeft geleid tot divergentie van de verslaggeving (Thomson, 2011). Dit komt omdat IAS 27 in dat opzicht niet genoeg richtlijnen gaf om de opsteller van een jaarrekening te assisteren (Binder Dijker Otte international, 2006). Wanneer er twee entiteiten zijn met dezelfde set van omstandigheden, kan het dus voorkomen dat er verschillende conclusies worden getrokken over of ze wel of geen zeggenschap hebben over een andere entiteit. De betrouwbaarheid van financiële informatie kan hierdoor worden aangetast.

Dit begrip control wordt in de nieuwe standaard gedefinieerd als ‘an investor controls an investee when it is exposed, or has right, to variable returns from its involvement with the investee and has the ability to affect those returns through its power over the investee’ (International Accounting Standards Board, 2011a, pp.9-11).

Dit houdt in dat de moedermaatschappij zeggenschap heeft over de dochtermaatschappij wanneer deze wordt blootgesteld aan of recht heeft op variabele rendementen uit hoofde van diens betrokkenheid bij de relevante activiteiten van de dochtermaatschappij. De moeder moet daarnaast ook de mogelijkheid hebben om haar macht uit te oefenen teneinde de omvang van de rendementen te kunnen beïnvloeden.

(27)

27

IASB heeft met IFRS 10, door de uitbreiding en verduidelijking van de term control, gezorgd voor mindere mate van divergentie van de verslaggevingspraktijken (International Accounting Standards Board, 2011b). Dit zorgt voor meer consistentie in de verslaggevingspraktijk en vergroot de kwaliteit van de financiële verslaggeving. De kans dat twee entiteiten control verschillend gebruiken, wordt geminimaliseerd wat ten goede komt aan de betrouwbaarheid van de financiële informatie. Er wordt dus een meer getrouwe weergave gegeven ten aanzien van het financieel verslag. In dat opzicht heeft het herziene framework wel degelijk effect gehad op de uitvaardiging van IFRS 10, omdat getrouwe weergave als een van de hoofdkenmerken wordt bestempeld van financiële informatie. Ook zal de informatie van de bedrijven makkelijker te vergelijken zijn. Dit hangt samen met de term stewardship en decision usefulness. Gebruikers van financiële informatie krijgen meer relevante en betrouwbare informatie om de juiste beslissingen te nemen.

In IFRS 10 is er ook aandacht voor de consolidatie van structured entities, welke worden gebruikt voor zogenaamde ‘off the books’ financings, leasing activiteiten en andere doeleinden (Mackenzie, 2013, pp.309-310). Een voorbeeld van deze structured entities zijn de special purpose entities (SPE). Een van de doelen van IFRS 10 is om te zorgen dat het principe wezen gaat boven de vorm wordt nageleefd wanneer deze SPE’s mee worden geconsolideerd met de rapporterende entiteit. Dit is opvallend, omdat het principe van wezen gaat boven de vorm juist weg is gelaten in het nieuwe framework.

4.3 Joint Arrangements (IFRS 11 vs. IAS 31)

IFRS 11, welke betrekking heeft op joint ventures, heeft als doelstelling om de verslaggeving van ‘joint arrangements’ in de jaarrekening te verbeteren. De categorieën van joint arrangement zijn in IFRS 11 aangepast. Waar in IAS 31 nog drie categorieën waren, kent de IFRS 11 nog slechts twee categorieën. Bij IAS 31 zijn dit jointly controlled entities, jointy controlled operations en jointly controlled assets. Hier zijn de joint arrangements dus opgedeeld in samenwerking door oprichting van een entiteit, mede-eigendom van activa met gemeenschappelijk gebruik en gezamenlijke ontplooiing van activiteiten. In IFRS 11 is dit aangepast tot joint ventures en joint operations. Bij joint operations bestaat er een gemeenschappelijk recht op de bezittingen en aansprakelijkheid voor de schulden, terwijl bij joint ventures beide partijen alleen recht hebben op het netto activa (International Accounting Standards Board, 2011a).

(28)

28

Jointly controlled assets en jointly controlled operations vallen nu onder joint operations, terwijl joinlty controlled entities valt onder joint ventures en in sommige gevallen onder joint operations. Deze verandering van jointly controlled entities naar joint ventures brengt een beperkte keuzemogelijkheid van consolidatie met zich mee. Wanneer de entiteit op basis van IFRS 11 wordt geclassificeerd als joint venture, kan uitsluitend de equity-methode van consolidatie worden toegepast. De proportionele consolidatie methode mag op dat moment niet meer worden toegepast. Dit komt omdat voorheen met IAS 31 ook sprake was van inconsistentie in het gebruik van een consolidatiemethode.

Doordat de keuze nu beperkt is, zal dit probleem volgens de IAS worden verholpen, wat tot hogere kwaliteit leidt van de financiële informatie (International Accounting Standards Board, 2011b, p.6). Door eenduidiger verwerking van belangen in joint arrangements nemen immers de transparantie en vergelijkbaarheid van financiële informatie toe. Bovendien moeten de rechten en verplichtingen van de partijen beter worden weergegeven bij gebruik van IFRS 11. Hierdoor wordt de controleerbaarheid en begrijpelijkheid van de financiële informatie versterkt, omdat de economische verschijnselen getrouwer worden weergegeven door de rapporterende entiteit.

4.4 Special Purpose Entities (IFRS 12)

IFRS 12 is een geheel nieuwe standaard. Deze standaard vervangt dus niet net als IFRS 10 en 11 oudere IAS standaarden. Er kan daarom geen vergelijking worden getrokken met eerdere standaarden. Wel kan er worden gekeken naar de inhoud van IFRS 12 en in hoeverre de aanpassingen van het framework hierin zijn terug te vinden.

In IFRS 12 worden de toelichtingsvereisten op belangen uitgebreid beschreven. IFRS 12 hangt dus samen met IFRS 10 en 11 die betrekking hebben op de verwerking van belangen. De verplichte toelichtingen over de belangen die in IFRS 12 staan hebben betrekking op de volgende entiteiten waarmee een rapporterende entiteit te maken heeft (International Accounting Standards Board, 2011c):

- Dochteronderneming - Joint arrangements

- Geassocieerde deelnemingen

(29)

29

Het doel is om er voor te zorgen dat de rapporterende entiteit informatie openbaar maakt die gebruikers van deze informatie helpt om een beter inschatting de kunnen maken van de waarde van de entiteit (International Accounting Standards Board, 2011c, p. 8). Het gaat hier over het rapporteren van de aard van het belang dat de entiteit heeft in andere entiteiten. Ook moet het risico wat dit met zich meebrengt door de rapporterende entiteit in kaart worden gebracht. Als laatst moet ook het effect op de financiële positie en prestatie van de rapporterende entiteit, die deze belangen in andere entiteiten met zich meebrengt, worden toegelicht. Volgens de analyse van de IASB zorgt IFRS 12 ervoor dat de gebruikers over kwalitatief betere informatie kunnen beschikken (International Accounting Standards Board, 2011b, p. 25). De verplichte toelichting zorgt ervoor dat gebruikers van financiële informatie beter in staat zijn de risico’s van een entiteit te begrijpen.

De invloed van het nieuwe framework is ook hier terug te zien in de standaard. Niet alleen verbetert IFRS 12 de begrijpelijkheid van de elementen van de jaarrekening die in IFRS 10 en 11 worden genoemd, maar de standaard zorgt ook voor kwalitatief betere informatie over de entiteit en haar betrokkenheid met joint arrangements, zoals blijkt uit de analyse van IASB. Dit leidt ook tot meer transparantie, omdat de relatie tussen de entiteit beter wordt weergegeven. Doordat IFRS 12 de gebruikers informeert over de risico’s van een entiteit, wordt derhalve de decision usefulness zoals in de doelstellingen van het financieel verslag wordt besproken vergroot. de gebruikers kunnen de winst, het verlies en de cashflows identificeren. Aan de hand daarvan kunnen ze beter bepalen of ze moeten investeren in een entiteit of niet. Dit hangt bovendien samen met de voorspellende en bevestigende waarde van informatie. Door de verbetering van de kwaliteit van informatie zal deze informatie beter kunnen worden gebruikt door gebruikers om hun eigen voorspellingen te doen. Relevantie, waar voorspellende en bevestigende waarde worden onderverdeeld, is dus ook in zeker mate aanwezig in de nieuwe standaard.

(30)

30

Conclusie

In deze scriptie is een literatuuronderzoek gedaan naar de uitvaardiging van de nieuwe IFRS en het effect van de herziening van het framework van IASB op deze uitvaardiging. Om dit te onderzoeken is er een vergelijking gemaakt tussen het framework dat dateert uit 1989 en het framework dat dateert uit 2010. Vervolgens is de uitvaardiging van de nieuwe IFRS aan de orde geweest en zijn de voornaamste veranderingen van deze standaarden besproken. Tot slot is er gekeken welke veranderingen van het framework terug zijn te vinden in de nieuwe IFRS. Uit de verschillenanalyse van de frameworks is gebleken dat er een aantal belangrijke veranderingen hebben plaatsgevonden in het nieuwe framework van IASB. Naast de verandering van het toepassingsgebied van het framework, zijn de kwalitatieve kenmerken van financiële informatie ook aangepast.

Bij IFRS 10 heeft de aanpassing aan het begrip control gezorgd voor meer consistent gebruik van het begrip. Dit heeft tot gevolg dat financiële informatie een getrouwer en transparanter beeld geeft van de werkelijke situatie. Getrouwe weergave en transparantie behoren tot de aanpassingen van de kwalitatieve kenmerken van financiële informatie in het nieuwe framework. Naast dat de kwalitatieve kenmerken van financiële informatie direct en indirect zijn terug te vinden in de nieuwe IFRS 10, is de mogelijkheid tot vergelijken van bedrijven ook vergemakkelijkt. Hoewel dit niet direct is toe te schrijven aan een specifieke verandering in het framework, is het wel een zeer belangrijke verandering. Het vergelijken van financiële informatie is een van de doelen waar de IASB naar streeft. Daarnaast zijn decision usefulness en stewardship goed terug te zien in de standaard. Informatie wordt relevanter en betrouwbaarder weergegeven door toename in het consistente gebruik van het begrip control. Hoewel eerdere discussie over stewardship deed vermoeden dat de term niet meer aanwezig was in het framework, blijkt dat dit toch is meegenomen in de uitvaardiging van de nieuwe standaarden. Dit is in overeenstemming met de verklaring van de IASB, dat stewardship nog wel in het framework wordt gehandhaafd. Hoewel dit geen grote verandering is ten opzichte van de vorige standaard en framework, is hiermee wel aangetoond dat stewardship en useful decision nog steeds deel uit maakt van het fundament van de standaarden. Als laatst is het opvallend, dat wezen gaat boven de vorm nog steeds aanwezig is in IFRS 10. Dit principe maakt namelijk geen deel meer uit van de kwalitatieve kenmerken van financiële informatie, maar komt in de nieuwe standaard dus nog wel aan de orde.

(31)

31

Ook IFRS 11 heeft een aantal veranderingen ondergaan, die zijn toe te schrijven aan de aanpassingen die in het framework zijn gemaakt. Door het anders onderverdelen van joint arrangements is er ook een strikte regel met betrekking tot de methode van consolidatie ingevoerd. Net als in IFRS 10 zijn er in IFRS 11 ook specifieke kwalitatieve kenmerken terug te vinden. Doordat de keuze van consolidatiemethode beperkt is, neemt de transparantie en ook de vergelijkbaarheid van financiële informatie toe. Getrouwe weergave komt ook duidelijk voor aangezien de economische verschijnselen van de rapporterende entiteit beter worden weergegeven. Dit brengt met zicht mee dat de controleerbaarheid en begrijpelijkheid, twee versterkende kwalitatieve kenmerken, ook worden verbeterd. Een verbetering van de kwaliteit van financiële informatie is immers het uiteindelijke doel van de kwalitatieve kenmerken zoals in het framework omschreven.

Hoewel IFRS 12 niet een oude standaard vervangt, zijn er wel een aantal aanpassingen van het framework terug te zien in de nieuwe IFRS 12. Ook hier is de nadruk op kwaliteit van financiële informatie groot. Niet alleen wordt de begrijpelijkheid van de elementen van de jaarrekening die in IFRS 10 en 11 worden genoemd verbeterd, ook leidt het tot meer transparantie en dus kwalitatief betere financiële informatie. Daarnaast is het begrip decision usefulness en stewardship goed te herkennen in deze standaard. Door verbetering van de begrijpelijkheid van de standaarden worden gebruikers van financiële informatie beter geïnformeerd. Zij zijn dan in staat om betere beslissingen te maken. Bovendien zijn de gebruikers beter in staat hun eigen voorspellingen te doen met kwalitatief betere financiële informatie. Het fundamentele kenmerk relevantie is dus ook aanwezig in deze standaard.

Met behulp van bovengenoemde bevindingen kan worden geconcludeerd dat de aanpassingen in het framework van 2010 zeker invloed hebben gehad op de uitvaardiging van nieuwe IFRS. Voornamelijk de veranderingen binnen het hoofdstuk kwalitatieve kenmerken van financiële hebben een grote invloed gehad op de inhoud van de nieuwe IFRS 12. Toch zijn er ook elementen die na de herziening niet meer voor komen in het framework, maar waar nog wel naar wordt gerefereerd in de standaarden. Dit is onder andere bij IFRS 10 het geval, waar wezen gaat boven de vorm nog wel een rol speelt binnen de standaard.

Hoewel het herziene framework nog geen zes jaar geleden een aantal veranderingen heeft ondergaan, staat er weer een nieuwe grote aanpassing van het framework te wachten. Het is de bedoeling dat deze herziening van het huidige framework in 2016 zal plaatsvinden. Wellicht kan vervolgonderzoek uitmaken of deze aanpassingen van het framework ook weer invloed hebben op de inhoud en vormgeving van nieuwe uit te vaardigen IFRS, en in hoeverre dit project daadwerkelijk bijdraagt aan convergentie van de verslaggevingsstandaarden.

(32)

32

Bibliografie

Agoglia, C. P., Doupnik, T. S., & Tsakumis, G. T. (2011). Principles-based versus rules-based accounting standards: The influence of standard precision and audit committee strength on financial reporting decisions. The Accounting Review, 86(3), 747-767. Alfredson, K., leo, K., Picker, R., Pacter, P., Radford, J., Wise, V. (2007). Applying

international financial reporting standards (enhanced edition). John Wiley & Sons.

Ampofo, A. A., Sellani, R. J. (2005). Examining the differences between United States Generally Accepted Accounting Principles (U.S.GAAP) and International Accounting Standards (IAS): implications for the harmonization of accounting standards.

Accounting Forum 29 (2005) 219–231.

Binder Dijker Otte international (BDO) (2006). Definition of control under IAS 27 Consolidated and Separate Financial Statements. International Financial Reporting

Bulletin. Gevonden op: http://www.bdointernational.com

Campbell, J. E., Hermanson, H. M., & McAllister, J. P. (2002). Obstacles to International Accounting Standards Convergence. The CPA Journal 72.5, 21-24.

Ernst & Young (2010). Conceptual framework: objectives and qualitative characteristics. Gevonden op: http://www.ey.com

Financial Accounting Standards Board & International Accounting Standards Board (2002). Memorandum of Understanding: The Norwalk Agreement. Gevonden op: http://www.ifrs.org

Financial Accounting Standards Board & International Accounting Standards Board (2006). A Roadmap for Convergence between IFRSs and US GAAP—2006-2008: Memorandum of Understanding between the FASB and the IASB. Gevonden op: http://www.iasplus.com

Gornik-Tomaszewski, S., & Larson, R. K. (2014). New consolidation requirements under IFRS. Review of Business, 35(1), 47-58

Hartman, M. (2012). IFRS: vanaf 2013 weer volop wijzigingen, spotlight, 19(4), 24-28. Gevonden op: https://www.pwc.nl

Hoogervorst, H. (2012). The Concept of Prudence: dead or alive. FEE Conference on

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Gent: De Sloep (non-profit organisation): an open house, an integrated family centre for parents with young children and provides parenting support to (mostly vulnerable) families

In early childhood, children and their families have a plethora of services available that take care of different aspects of their development and well-being that are closely related

Even though integrated services were seen as improving quality and making services better adapted to the needs of families and more accessible for service users there were

Focus group participants notice and pay attention to 3 main problems: these services, as they have repeatedly indicated, are not available to everyone, there are practically no

Working in pairs allowed professionals from the child health clinic or family work services to work in close contact with employees at open meeting place. Working in pairs was used

Gecombineerd met andere vormen van kritiek op de IASB-regelgeving over immateriële activa en goodwill geven deze onderwerpen weer hoe deze regelgeving ‘in de markt ligt,’ wat voor-

Zij concluderen dat joint ventures complexe relaties zijn om aan te sturen, omdat de partners niet alleen een relatie hebben met de joint venture, maar ook

Ook dit rapport, inclusief de daarin opgenomen conceptaccountingstandaard, stelt voor om alle financiële instrumenten tegen reële waarde te waarderen, onder verantwoording van