• No results found

De beïnvloeding van de IASB bij de ontwikkeling van IFRS 9

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De beïnvloeding van de IASB bij de ontwikkeling van IFRS 9"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Rijksuniversiteit Groningen,

Faculteit der Economie en Bedrijfskunde

Figuur 1. Financiële verslaggeving: op weg naar één wereldwijde standaard (IASB, 2009a)

De beïnvloeding van de IASB bij de ontwikkeling van IFRS 9

IFRS 9: classificatie en waardering van financiële instrumenten

Thesis ter afsluiting van de Masteropleiding Accountancy, Rijksuniversiteit, Groningen

Auteur : Thijs de Rooij. BSc

Studentnummer : 1464655

Datum : 8 december 2010

(2)

Inhoudsopgave

INHOUDSOPGAVE ...2  

VOORWOORD ...3  

SAMENVATTING ...4  

1   INLEIDING ...5  

1.1   P

ROBLEEMSTELLING EN ONDERZOEKSDOEL

...5  

1.2   D

E ONDERZOEKSVRAAG

...6  

1.3   L

EESWIJZER

...6  

2   HET THEORETISCH KADER...7  

2.1   H

ET DOEL VAN VERSLAGGEVINGREGELS

...7  

2.2   T

HEORIEËN OVER REGULERING

...7  

2.3   H

ET POLITIEKE PROCES VAN VERSLAGGEVINGSSTANDAARDEN

...9  

2.4   E

MPIRISCHE ONDERZOEKEN EN ONTWIKKELING VAN DEELVRAGEN

...10  

3   DE ONTWIKKELING VAN FINANCIËLE VERSLAGGEVINGSSTANDAARDEN...12  

3.1   D

E

F

INANCIAL

A

CCOUNTING

S

TANDARDS

B

OARD

...12  

3.2   D

E

I

NTERNATIONAAL

A

CCOUNTING

S

TANDARDS

B

OARD

...12  

3.3   H

ET ONTWIKKELEN VAN EEN

I

NTERNATIONAL

F

INANCIAL

R

EPORTING

S

TANDARD

...13  

3.4   D

E AANLOOP NAAR

IFRS

9...16  

3.5   C

ONVERGENTIE TUSSEN

IFRS

S EN

US

GAAP ...17  

4   ONDERZOEKSMETHODOLOGIE...18  

4.1   H

ET ONDERSCHEIDEN VAN BELANGENGROEPEN

...18  

4.2   H

ET ANALYSEREN VAN DE STANDPUNTEN

...20  

4.3   H

ET ANALYSEREN VAN DE VERSCHILLEN TUSSEN DE

E

XPOSURE

D

RAFT EN

IFRS

9...21  

4.4   H

ET ANALYSEREN VAN DE BEÏNVLOEDING

...21  

5   RESULTATEN ...22  

5.1   I

NVENTARISATIE VAN DE REACTIES PER BELANGENGROEP

...22  

5.2   A

NALYSE VAN DE STANDPUNTEN

...24  

5.3   V

ERSCHILLENANALYSE TUSSEN DE

‘E

XPOSURE

D

RAFT

EN

IFRS

9...31  

5.4   A

NALYSE VAN DE BEÏNVLOEDING

...33  

6   CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN...36  

6.1   C

ONCLUSIES

...36  

6.2   B

EPERKINGEN EN AANBEVELINGEN VOOR VERVOLGONDERZOEK

...36  

BIJLAGE A   DEFINITIELIJST ...38  

BIJLAGE B   LITERATUURLIJST ...40  

BIJLAGE C   DE IFRS-9 VRAGENLIJST ...43  

BIJLAGE D   RESULTATEN STATISTIEK...45  

(3)

Voorwoord

Voor u ligt mijn afstudeerwerkstuk ter afronding van de masteropleiding Accountancy aan de Rijksuniversiteit Groningen.

Dit zou mij niet gelukt zijn zonder de hulp van een tweetal personen. Allereerst wil ik met name mijn oom, Nico-Jan de Rooij, bedanken. Hij heeft mij ondersteund door mij met kritische vragen steeds nieuwe richtingen te laten ontdekken die even later weer tot een sluitend geheel bleken samen te komen. Zo ontdekten we samen de essentie van onderzoek.

Ook wil ik mijn zus, Danielle de Rooij, bedanken. Zij heeft mij mentale steun gegeven en ik kon altijd bij haar terecht als frustraties de voortgang in de weg stonden.

Thijs de Rooij 13 oktober 2010

(4)

Samenvatting

De beïnvloeding van de IASB bij de ontwikkeling van IFRS 9 IFRS 9 is de verslaggevingsstandaard voor financiële instrumenten

Globalisering van de kapitaalmarkten creëert de behoefte om financiële verslaggeving afkomstig uit verschillende landen met elkaar te kunnen vergelijken. Om dit te bereiken is een wereldwijde verslaggevingsstandaard nodig die door alle partijen geaccepteerd wordt. Een onafhankelijk

instituut lijkt de beste manier om een door alle partijen geaccepteerde standaard van goede kwaliteit te ontwikkelen. De International Accounting Standards Board (IASB) pretendeert zo’n instituut te zijn en werkt aan de ontwikkeling van één set van internationaal geaccepteerde standaarden voor financiële verslaggeving, de International Financial Reporting Standards (IFRSs).

De IASB heeft het ‘due process’ geïntroduceerd om belangengroepen te betrekken bij het

ontwikkelingsproces en consensus te bereiken over de uitgangspunten van een standaard. De IASB weegt in dit proces de belangen tegen elkaar af om tot een uiteindelijke standaard te komen. Er wordt echter gesuggereerd dat de Europese Unie (EU) onevenredig veel invloed heeft bij de

ontwikkeling van de IFRSs en daarmee wordt twijfel gezaaid met betrekking tot de onafhankelijkheid van de IASB.

In deze thesis wordt gerapporteerd over een onderzoek naar de invloed van belangengroepen op de ontwikkeling van IFRS 9, de verslaggevingsstandaard voor financiële instrumenten. Als

onderdeel van het ‘due process’ is een ‘Exposure Draft’ gepubliceerd waarop belangengroepen konden reageren door middel van ‘Comment Letters’. Aan de hand van inhoudelijke analyse van de 243 beschikbare Comment Letters zijn belangengroepen onderscheiden en zijn hun standpunten geïnventariseerd met betrekking tot drie specifieke onderwerpen. Beïnvloeding lag het meest voor de hand bij de onderwerpen herclassificatie, strategisch gehouden eigenvermogensinstrumenten en niet-beursgenoteerde eigenvermogensinstrumenten. Voor deze onderwerpen, die als representatief zijn beschouwd, is onderzocht welke standpunten hebben geleid tot aanpassingen. Daarmee kan een uitspraak gedaan worden over de mate van beïnvloeding die de IASB heeft toegelaten bij de ontwikkeling van de standaard IFRS 9.

Geconstateerd is dat het commentaar op de Exposure Draft in het algemeen door verschillende belangengroepen werd gedeeld. Duidelijk is ook dat de IASB het commentaar in de uiteindelijke standaard terug laat komen en aanpassingen doorvoert die gesteund worden door een

meerderheid. Belangengroepen verschillen van mening over de noodzaak van waardering van niet-beursgenoteerde eigenvermogensinstrumenten tegen fair value. De ‘Big Four’ accountantskantoren en respondenten uit Amerika en Afrika steunen het voorstel van de IASB in meerderheid. Andere belangengroepen zijn van mening dat bepaalde niet-beursgenoteerde eigenvermogensinstrumenten tegen kostprijs gewaardeerd dienen te worden. De IASB heeft vervolgens een compromis

uitgewerkt waarbij een richtlijn is toegevoegd die aangeeft in welke gevallen de kostprijs een goede inschatting is van de fair value. Op deze manier heeft de IASB getracht recht te doen aan alle partijen.

Gebleken is dat, ondanks de veronderstelde tegenstellingen, het door de belangengroepen

geleverde commentaar, weinig verschillen liet zien. Er zijn bij dit onderzoek dan ook geen gronden gevonden voor de hypothese dat sprake zou zijn van onevenredige beïnvloeding van de IASB door één van de belangengroepen.

Thijs de Rooij Oktober 2010

(5)

1 Inleiding

Globalisering van de kapitaalmarkten creëert de behoefte om financiële verslaggeving afkomstig uit verschillende landen met elkaar te kunnen vergelijken. Om dit te bereiken is een wereldwijde verslaggevingsstandaard nodig, die bovendien door alle partijen geaccepteerd wordt. De International Accounting Standards Board (IASB) heeft zich ten doel gesteld te komen tot die

wereldwijd geaccepteerde verslaggevingsstandaard: de International Financial Reporting Standards (IFRSs). De IFRSs kan alleen een wereldstandaard worden als deze onafhankelijk tot stand komt (Ter Hoeven en Bout, 2010). Daarmee wordt bedoeld dat verslaggevingregels worden ontwikkeld zonder dat één of meerdere belangengroepen het ontwikkelingsproces van de

verslaggevingsstandaard buitenproportioneel beïnvloeden.

Bij de ontwikkeling van IFRSs spelen tegenstrijdige belangen een rol. Belangengroepen lobbyen en oefenen druk uit op de IASB in een poging een ontwerpversie of een bestaande standaard te veranderen om zo hun eigen voordeel uit een standaard te halen. De IASB heeft om die reden het ‘due process’ geïntroduceerd, dat als oogmerk heeft om belangengroepen te betrekken bij het ontwikkelingsproces. Uitgangspunt is dat belangengroepen een evenwichtige inspraak kunnen hebben bij de totstandkoming van verslaggevingsstandaarden en de eigenbelangen van specifieke belangengroepen het proces niet domineren. De IASB weegt de belangen tegen elkaar af met als doel een standaard te publiceren die breed gedragen wordt.

Het lijkt er echter op dat bepaalde belangengroepen onevenredig veel invloed zouden kunnen hebben op de IASB (Nobes en Parker, 2008). Vooral bij de verslaggevingsstandaard voor financiële instrumenten, de IAS 39, zou die invloed naar voren zijn gekomen (Fleckner, 2008). Zowel bij de invoering als bij de publicatie van een amendement op de IAS 39 zou de IASB de regels hebben aangepast onder druk van de Europese Unie (EU, Fleckner, 2008; Dekker, 2009; Ter Hoeven en Bout, 2010).

In juli 2009 heeft de IASB een ‘Exposure Draft’ gepubliceerd met als doel de IAS 39 te vervangen door IFRS 9. De IFRS 9 zal verandering brengen op het gebied van de classificatie en waardering van financiële instrumenten en zal wereldwijd van grote invloed zijn op de verslaggeving. Ook nu lijkt de EU invloed op de IASB te willen uitoefenen (Brundsen, 2009). Een bankenlobby gericht op Europese regeringsleiders lijkt hier aan ten grondslag te liggen. Banken en andere financiële instellingen hebben geklaagd dat de IAS 39 hen tijdens de kredietcrisis dwong bezittingen beneden de werkelijke waarde te waarderen (Brunsden, 2009; Dekker, 2009).

Wereldwijd worden de ontwikkelingen rondom de totstandkoming van IFRS 9 gevolgd om te beoordelen of de IASB zich onafhankelijk opstelt. Als de IASB zich zou laten beïnvloeden door bepaalde partijen kan dat gevolgen hebben voor de acceptatie van IFRSs. Het is de vraag of onder andere de Securities and Exchange Commission (SEC) dan nog de overstap zal willen maken naar IFRSs (De Horde, 2010). Dit zou het doel van de IASB, te komen tot een wereldstandaard, in gevaar kunnen brengen.

Met deze thesis wordt gerapporteerd over een onderzoek naar de invloed van belangengroepen op de ontwikkeling van IFRS 9. Onderzocht is of bepaalde belangengroepen meer invloed hebben gehad op de standaard dan anderen. IFRS 9 wordt in drie fasen ontwikkeld. Dit onderzoek is gericht op fase 1: classificatie en waardering van financiële instrumenten.

1.1 Probleemstelling en onderzoeksdoel

Op basis van bovenstaande is de volgende probleemstelling geformuleerd:

Het lijkt erop dat bepaalde belangengroepen de ontwikkeling van verslaggevingsstandaarden voor financiële instrumenten onevenredig beïnvloeden.

Het doel van dit onderzoek is om te beoordelen of bepaalde belangengroepen het proces dat moet leiden tot nieuwe of gewijzigde verslaggevingsstandaarden onevenredig beïnvloeden. Als de IASB zich onevenredig zou laten beïnvloeden door bepaalde partijen kan dat gevolgen hebben voor de acceptatie van IFRSs. Dit zou daarmee het doel van de IASB, te komen tot een wereldstandaard, in gevaar kunnen brengen.

(6)

1.2 De onderzoeksvraag

Op basis van de probleemstelling is de volgende onderzoeksvraag geformuleerd:

In hoeverre domineren bepaalde belangengroepen het ontwikkelingsproces van de verslaggevingsstandaard voor financiële instrumenten?

De onderzoeksvraag wordt beantwoord aan de hand van deelvragen die op basis van het literatuuroverzicht zijn ontwikkeld, zie hoofdstuk 2.

1.3 Leeswijzer

De opbouw van de thesis is als volgt. Eerst worden, in hoofdstuk 2, de deelvragen ontwikkeld aan de hand van het theoretisch kader en de literatuur. Dan worden in hoofdstuk 3 de twee belangrijkste organisaties beschreven die standaarden voor de financiële verslaggeving ontwikkelen met een focus op het ontwikkelingsproces van IFRSs. Vervolgens wordt de methodologie van het onderzoek uiteengezet in hoofdstuk 4. In de hoofdstukken 5 en 6 worden respectievelijk de resultaten en de conclusies beschreven. Een lijst met definities treft u aan in bijlage A. De literatuurlijst is bijgevoegd als bijlage B.

(7)

2 Het theoretisch kader

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd waarom er verslaggevingregels zijn en wordt aandacht besteed aan de theorie over regulering: welke partijen hebben nu eigenlijk baat bij het toepassen van

verslaggevingregels? Het ontwikkelen van verslaggevingsstandaarden blijkt een proces van onderhandelen te zijn. Literatuurstudies op het gebied van lobbyen en beïnvloeding dienen als referentie.

2.1 Het doel van verslaggevingregels

Financiële verslaggeving is de berichtgeving van bedrijven aan hun aandeelhouders en andere partijen waar zij zaken mee doen (zoals vakbonden, ministeries en publiek). De berichtgeving betreft meestal het jaarverslag1. Verslaggevingregels zijn nodig omdat belangengroepen vaak buiten de onderneming staan en beslissingen moeten nemen op basis van informatie uit de jaarverslagen.

Het doel van de IASB2 is te komen tot internationaal geaccepteerde hoogwaardige, transparante en vergelijkbare informatie in jaarverslagen3. Dit probeert de IASB te bereiken met één set van

internationaal geaccepteerde standaarden voor financiële verslaggeving, de International Financial Reporting Standards (IFRSs).

2.2 Theorieën over regulering

Er zijn verschillende theorieën die beschrijven welke partijen baat hebben bij de regulering van verslaggeving. De theorieën hierover zijn: de Public Interest Theorie, de Capture Theorie en de

Interest Group Theorie. 2.2.1 De Public Interest Theorie

De Public Interest Theorie stelt dat de samenleving regulering wenst om de gebreken van de marktwerking te corrigeren (Posner, 1974). Regelgeving is in eerste instantie dus opgezet om de samenleving als geheel ten goede te komen. Het regelgevende orgaan wordt gezien als

belangenvertegenwoordiger van de maatschappij. De totstandkoming van regelgeving wordt gezien als een balans tussen de kosten van regulering en de sociale voordelen die het oplevert. Voor de financiële verslaggeving betekent dit dat de samenleving vertrouwen nodig heeft om ervoor te zorgen dat de middelen worden toegedeeld aan de productieve activa (Deegan, 2003). Regelgeving wordt beschouwd als een instrument om dit vertrouwen te creëren. Het is echter zeer moeilijk om de juiste hoeveelheid regulering te bepalen en onmogelijk om alle belanghebbenden van de regulering tevreden te stellen (Scott, 2009).

Stigler (1971), Posner (1974) en Peltzman (1976) zijn kritisch ten aanzien van deze theorie. Posner (1974) heeft zijn twijfels bij de aanname dat economische markten kwetsbaar en inefficiënt zijn zonder ingrijpen van de overheid. Stigler en Peltzman beargumenteren dat de theorie een ideaalbeeld schetst van hoe regulering zou moeten werken. Volgens Stigler gebruiken

belangengroepen en andere politieke deelnemers de macht van de overheid om wetten en regels zo op te stellen dat ze er zelf voordeel bij hebben. Een regelgever heeft te maken met belangendruk van ondernemers en kiesdruk van consumenten. De belangendruk is overtuigender en daarom winnen volgens Stigler de ondernemers. Regelgeving wordt ingevoerd ten gunste van grote ondernemingen en niet ter bescherming van de consument simpelweg omdat ondernemers zich beter organiseren. Grote ondernemingen hebben voordelen doordat ze, als kleine, vrij homogene groep, eenvoudig collectief kunnen actievoeren. Voor de grote groep veelzijdige kleine

ondernemingen is het veel moeilijker zich te organiseren. Consumenten organiseren zich niet omdat de voordelen niet opwegen tegen de kosten daarvan. Stigler stelt dan ook dat de consumenten rationeel onwetend zijn.

Peltzman (1976) richt zich op factoren die de regelgever kunnen motiveren om regelgeving te produceren die ten goede komt aan de consument. Volgens Peltzman zorgt de wens van regelgevers om in functie te blijven er voor dat wetgeving wordt geschreven die politieke steun maximaliseert. Hij constateert dat belangengroepen met elkaar concurreren door het aanbieden van politieke steun, in de vorm van geld of van stemmen, in ruil voor gunstige wetgeving.

(8)

Als een wetsvoorstel leidt tot stijgende prijzen, heeft het twee gevolgen voor de politieke steun. Ondernemers zouden meer winst maken, zodat de wetgevende macht steun krijgt van de belangengroep. Tegelijkertijd zal de consument meer moeten betalen en hierdoor verliest de wetgevende macht kiezerssteun. Om te winnen heeft de wetgevende macht beide soorten steun nodig, geld en stemmen, en daarom zal de wetgevende macht deze twee soorten steun in evenwicht willen brengen om de kans op herverkiezing te maximaliseren (Pelzman, 1976). 2.2.2 De Capture Theorie

De Capture Theorie houdt in dat de gereguleerde sector uiteindelijk de controle krijgt over de regelgevende instantie (Deegan, 2003). Er wordt bij deze theorie ook wel gesproken over het veroveren van de regelgever (Walker, 1987). Hoewel regelgeving in eerste instantie wordt

ingevoerd om het ‘publieke belang’ te beschermen, is het voor de regelgever moeilijk onafhankelijk te blijven van de gereguleerde groep. Het ‘veroveren’ van de regelgever treedt op als een

regelgevend orgaan, dat is opgericht om te handelen in het publieke belang, de commerciële

belangen van de bedrijven die zich aan de regels moeten houden laat prevaleren. Oorzaak hiervoor is het gegeven dat de continuïteit van een regelgever mede afhangt van het voldoen aan de

verwachtingen van de gereguleerde groep (Deegan, 2003). Deegan stelt dat het ‘veroveren’ van de regelgever een vorm is van overheidsfalen, aangezien het ondernemingen de prikkel en de

mogelijkheid geeft om succesvol middelen te investeren in het lobbyen voor gunstige regelgeving. Walker (1987) constateerde dat de accountantsbranche veel invloed had op de ontwikkeling van verslaggevingsstandaarden en onderzocht of sprake was van een ‘verovering’ van de Accounting Standards Review Board (ASRB), de standaardzetter voor Nieuw-Zeeland. Voordat de ASRB werd opgericht, bracht de accountantsbranche zelf de verslaggevingsstandaarden uit en sancties voor het niet-naleven konden alleen worden opgelegd tegen leden van de beroepsgroep. De

verslaggevingregels werden slecht nageleefd en het publiek had weinig vertrouwen in de financiële verslaggeving. De accountantsbranche erkende het gebrek aan naleving, stelde voor de naleving wettelijk af te dwingen en verzette zich hevig tegen het idee om de overheid betrokken te laten zijn bij het ontwikkelen van verslaggevingsstandaarden (Walker, 1987; Deegan, 2003). De accountants-branche verloor de bevoegdheid om verslaggevingsstandaarden te ontwikkelen aan de ASRB. Walker concludeert dat de ASRB alsnog werd ‘veroverd’ door de accountantsbranche.

Een ander voorbeeld van het beheersen van de regelgever is het drastisch inkorten van de wet Sarbanes-Oxley (SOX) in 2006 (Etzioni, 2009). Naar aanleiding van de boekhoudschandalen bij Enron en Worldcom nam het Amerikaanse congres de wet Sarbanes-Oxley aan, die tot strengere boekhoudregels leidde. Ondernemingen lobbyden vervolgens hevig tegen de SOX. In 2006, zwichtte de Securities en Exchange Commission (de Amerikaanse beurstoezichthouder) voor de commerciële belangen en kortte de wet drastisch in (Etzioni, 2009).

2.2.3 Interest Group Theorie

De Interest Group Theorie gaat ervan uit dat gereguleerde partijen groepen vormen om hun

specifieke economische belangen te beschermen (Deegan, 2003). Zij zullen bij de overheid lobbyen voor wetgeving die hen economisch het best uitkomt. Consumenten zouden bijvoorbeeld bij de overheid kunnen lobbyen voor prijsbescherming en producenten zouden kunnen lobbyen voor tariefbescherming. Ook de wetgevende macht kan worden gezien als een belangengroep, die gemotiveerd is strategieën toe te passen om de macht te behouden (Scott, 2009).

De Interest Group Theory ziet regulering als een handelsproduct waar vraag en aanbod voor is. Het handelsproduct wordt toegedeeld aan de belangengroep die het meest effectief is in het overtuigen van de wetgevende macht om aan hun belangen gehoor te geven (Scott, 2009). Wanneer een bepaalde groep niet voldoende macht heeft, dan zal die groep niet in staat zijn om effectief te lobbyen voor regelgeving die hun belangen zou kunnen beschermen. Bij deze theorie overheersen de privébelangen ten opzichte van het publiek belang (Deegan, 2003).

(9)

Voor de financiële verslaggeving kan dit betekenen dat verschillende bedrijfstakken bij de

regelgever of standaardzetter lobbyen om een bepaalde verslaggevingsstandaard goed te keuren of af te wijzen (Deegan, 2003). De volgende twee voorbeelden illustreren dat.

− In Australië werd een verslaggevingsstandaard met betrekking tot de activiteiten van

verzekeraars ontwikkeld (AASB 1023: Financial Reporting of General Insurance Activities). De standaard vereiste dat investeringen gewaardeerd moesten worden tegen marktwaarde. Dit leidde tot weerstand van veel verzekeringsmaatschappijen, omdat dit tot meer volatiliteit van de omzet zou leiden. Het management van de verzekeringmaatschappijen lobbyde bij de Australian Accounting Standards Board (AASB) om de standaard te wijzigen (Deegan, 1999, pagina 617). − Veel ondernemingen hebben bij de AASB gelobbyd om de verplichte afschrijving van

aangekochte goodwill af te schaffen. Het argument was dat het van invloed was op hun internationale concurrentiepositie (Deegan, 1999).

In beide gevallen heeft de AASB niet toegegeven aan de lobbydruk. 2.2.4 Samenvatting van de theorieën over regulering

Kort samengevat zijn de drie theorieën als volgt te typeren. In de Public Interest Theorie wordt verondersteld dat regulering noodzakelijk is om het maatschappelijk belang te behartigen. De Capture Theorie gaat er van uit dat regulering het maatschappelijk belang dient, maar dat gereguleerde partijen er na verloop van tijd toch in slagen om de regelgever te beheersen.

In de Interest Group Theorie wordt verondersteld dat verschillende belangengroepen in conflict met elkaar zijn en zodoende lobbyen bij de regelgever voor gunstige wetgeving. Scott (2009) stelt dat de Interest Group Theorie het ontwikkelingsproces van verslaggevingsstandaarden het best weergeeft. 2.3 Het politieke proces van verslaggevingsstandaarden

De Interest Group Theorie stelt dat belangengroepen lobbyen voor regelgeving die hen economisch het best uitkomt. In deze paragraaf wordt uiteengezet dat een standaardzetter de verschillende belangengroepen betrekt bij de totstandkoming van verslaggevingsstandaarden om daarmee zeker te stellen dat hun belangen zijn meegewogen. Knoops noemt dit een politiek proces en wijst op de economische gevolgen van het opleggen van het gebruik van verslaggevingsstandaarden (Knoops, 2010). ‘By “economic consequences” is meant the impact of accounting reports on the decision making behaviour of business, government, unions, investors and creditors’ (Zeff, 1978, pag. 56). Vanwege de ‘economische gevolgen’ zijn belangengroepen geïnteresseerd in de manier waarop de verslaggeving is ingericht en zullen daarom proberen om de standaardzetter er van te overtuigen de regels in hun voordeel op te stellen. Belangengroepen zijn zich daarom actief gaan bemoeien met het ontwikkelingsproces van verslaggevingsstandaarden: er vindt lobbygedrag plaats.

Standaardzetters zoals de IASB hebben om die reden het ‘due process’ geïntroduceerd en

proberen zo belangengroepen te betrekken bij de totstandkoming van verslaggevingsstandaarden (Bosman, 2006). Als onderdeel van het ‘due process’ wordt om commentaar van belangengroepen gevraagd alvorens over wordt gegaan tot de publicatie van een nieuwe verslaggevingsstandaard. De uiteindelijke keuze voor bepaalde regels betekent het afwegen van verschillende belangen. Dit politieke proces brengt vier implicaties met zich mee bij het ontwerpen van

verslaggevingsstandaarden (Miller et al., 1998):

- het politieke proces kan verslaggevingsstandaarden inconsistent maken, omdat ze worden ontwikkeld door middel van consensus;

- gegeven het feit dat belangengroepen verschillende belangen hebben en zodoende

compromissen moeten sluiten, is het vrijwel zeker dat iemand ontevreden is met de standaard; - gegeven de dynamiek van politiek en de verschuiving van prioriteiten, zijn veranderingen van

verslaggevingsstandaarden onvermijdelijk;

(10)

2.4 Empirische onderzoeken en ontwikkeling van deelvragen

In deze paragraaf wordt een aantal empirische onderzoeken besproken waarbij het functioneren van belangengroepen bij het opstellen van verslaggevingsstandaarden is onderzocht.

Georgiou (2010) heeft onderzoek gedaan naar de deelname van beleggingsfondsen aan het lobbyproces bij de totstandkoming van verslaggevingsstandaarden van de IASB. Dit heeft hij gedaan aan de hand van enquêteonderzoek bij investeringsmaatschappijen. Het onderzoek toont aan dat de deelname van investeringsmaatschappijen niet zo laag is als vaak wordt afgeleid uit het aantal Comment Letters dat investeringsmaatschappijen indienen. Een aanzienlijk aantal

maatschappijen laat zich namelijk vertegenwoordigen door belangenverenigingen, zoals het Investment Management Association, in plaats van zelf een Comment Letter in te dienen. De respondenten van de enquête beschouwen de accountantsbranche en de Europese en

Amerikaanse standaardzetters als meest invloedrijke belangengroepen bij de totstandkoming van verslaggevingsstandaarden van de IASB.

Kwok en Sharp (2005) hebben onderzoek gedaan naar de invloed van belangengroepen op twee verslaggevingsstandaarden van de IASC. Belangengroepen zijn ingedeeld in 4 groepen: gebruikers van het jaarverslag, opstellers van het jaarverslag, accountants en regelgevers. De

verslaggevingsstandaarden waarop de beïnvloeding is onderzocht zijn de standaarden over immateriële activa (IAS 38) en gesegmenteerde gegevensverstrekking (IAS 14). Aan de hand van een inhoudelijke analyse van verschillende documenten en aan de hand van interviews is

onderzocht welke wensen van belangengroepen terug waren te vinden in de definitieve standaard. De belangrijkste bevinding van dit onderzoek is dat de opstellers van het jaarverslag meer invloed hebben gehad op de ontwikkeling van twee IASC standaarden dan de andere belangengroepen. Georgiou (2004) heeft onderzoek gedaan naar het lobbygedrag van ondernemingsmanagers bij het ontwikkelen van verslaggevingsstandaarden. Het onderzoek richt zich op de aard, de omvang, de timing en de waargenomen effectiviteit van het lobbyen. Dit is onderzocht aan de hand van het lobbygedrag richting de Accounting Standards Board (ASB) in het Verenigd Koninkrijk. Georgiou heeft een vragenlijst ontworpen en deze naar de financieel directeuren van 563 bedrijven gestuurd. 171 geretourneerde lijsten waren bruikbaar voor statistisch onderzoek. Het onderzoek toont aan dat ondernemingen meerdere lobbymethodes toepassen. Het gebruik van deze lobbymethodes is significant gerelateerd aan het gebruik van Comment Letters. Bij bedrijven die Comment Letters indienen is de kans groter dat zij ook andere methodes toepassen dan bedrijven die geen Comment Letters indienen. Ook toont het onderzoek aan dat het lobbyen vooral plaatsvindt na de publicatie van een Exposure Draft.

Van Lent (1997) heeft het politieke proces en de druk bij de ontwikkeling van verslaggevingregels voor financiële conglomeraten in Nederland onderzocht. Centraal in het onderzoek staat het

waargenomen lobbygedrag en de interactie tussen de overheid, de leidinggevenden van banken en verzekeringsmaatschappijen, de industrie en haar verenigingen, accountants en de gebruikers van jaarverslagen van financiële conglomeraten. In dit onderzoek is de interactie tussen de Nederlandse overheid en betrokken partijen beschreven. Vervolgens zijn aan de hand van een casestudie de gebeurtenissen en lobbyinspanningen vastgesteld die niet binnen de formele procedures van een regelgevend proces vallen. Data voor de casestudie is verzameld uit documenten, archiefbestanden en interviews met zes belangrijke participanten van het proces. De conclusie van het onderzoek is dat het politieke proces van verslaggevingsstandaarden in Nederland pluralistisch is. Hoewel accountants en opstellers van het jaarverslag meer mogelijkheden hebben om het proces te beïnvloeden, zijn ook de gebruikers van het jaarverslag in staat om effectief hun mening te laten horen.

Klumpes (1998) heeft de “concurrentie tussen belangengroepen om verslaggevingsstandaarden te beïnvloeden” onderzocht. Aan de hand van Beckers (1993) theorie onderzoekt hij de concurrentie tussen pensioenfondsen (aanbieders) en pensioenfondsleden (gebruikers) bij de totstandkoming van verslaggevingregels voor pensioenfondsen. Daarnaast is aan de hand van vrijwillige

informatieverschaffing in het jaarverslag van pensioenfondsen onderzocht hoeveel invloed pensioenfondsen of pensioenfondsleden hebben op de verslaggeving. De conclusie van zijn onderzoek is dat pensioenfondsen de meeste invloed hebben op de ontwikkeling van

(11)

Schultz en Hollister (2003) hebben onderzoek gedaan naar de invloed van belangengroepen op de ontwikkeling van SFAS 115; de verslaggevingsstandaard voor investeringen in eigen- en vreemd vermogen effecten in de Verenigde Staten. Eerst zijn de gebeurtenissen voorafgaand aan de ontwikkeling van de Exposure Draft in kaart gebracht. Vervolgens zijn de Comment Letters in

reactie op de Exposure Draft geanalyseerd. De Comment Letters zijn vergeleken met de wijzigingen die zijn gemaakt op de Exposure Draft in de definitieve standaard. De conclusie van het onderzoek is dat SFAS 115 onder hevige lobbyinspanningen tot stand is gekomen. De banken- en

verzekeringsbranche hadden bezwaren tegen de fair value waardering van bepaalde effecten. De SEC was juist voor meer fair value waardering. Hoewel de bankensector haar doelen niet bereikte in de definitieve standaard, blijkt uit het onderzoek wel dat ze een enorme impact op de ontwikkeling van de standaard hebben gehad.

Kenny en Larson (1993) hebben het lobbygedrag van belangengroepen bij de totstandkoming van IAS 31, de verslaggevingsstandaard voor belangen in joint ventures, onderzocht. Het onderzoek begint met een analyse van het waargenomen lobbygedrag tijdens het ontwikkelingsproces van IAS 31. Daarna zijn de Comment Letters in reactie op de Exposure Draft inhoudelijk geanalyseerd om de belangrijkste gebieden van commentaar te ontdekken. Tenslotte zijn de verschillen tussen de Exposure Draft en IAS 31 in kaart gebracht om te bepalen in hoeverre belangengroepen van invloed zijn geweest op IAS 31. De belangrijke bevindingen van Kenny en Larson zijn; bedrijven die lobbyen zijn vaak zeer groot, het lobbyen vindt plaats tegen elke verandering in de status quo; ook belangenverenigingen lobbyen en neigen de meerderheidsstandpunten van hun leden te

verdedigen; en het regelgevende orgaan (IASC) zoekt naar acceptatie van haar belangengroepen door de definitieve standaard meer in lijn te brengen met de wensen van de lobbyisten.

Uit de hierboven beschreven empirische onderzoeken blijkt dat verschillende methodieken worden gebruikt voor het onderzoek naar de beïnvloeding van verslaggevingsstandaarden. Sommige onderzoekers hebben de beïnvloeding onderzocht aan de hand van informatie in jaarverslagen (Van Lent, 1997; Klumpes, 1998). Anderen hebben gebruik gemaakt van enquêtes (Georgiou, 2010; Georgiou 2004) en van interviews (Kwok en Sharp, 2005). Weer andere onderzoekers zijn meer beschrijvend te werk gegaan en richten zich op de afkomst en inhoud van Comment Letters en hun impact op de definitieve verslaggevingsstandaard (Schultz en Hollister, 2003; Kenny en Larson, 1993). Mijn onderzoek is gebaseerd op de laatst genoemde methodiek. Onderzocht is of bepaalde belangengroepen onevenredig veel invloed hebben gehad op de definitieve standaard IFRS 9. Op basis van bovenstaande onderzoeken zijn de volgende deelvragen geformuleerd. Deelvraag één. Welke belangengroepen hebben zichtbaar invloed op IFRS 9 willen uitoefenen? Deelvraag twee. Welke aanpassingen hadden de belangengroepen graag willen realiseren ten

opzichte van de Exposure Draft met betrekking tot IFRS 9?

Deelvraag drie. Welke aanpassingen heeft de IASB op de Exposure Draft gemaakt in de definitieve

standaard IFRS 9?

Deelvraag vier. In hoeverre komen de verschillen tussen de Exposure Draft en IFRS 9 overeen met

(12)

3 De ontwikkeling van financiële verslaggevingsstandaarden

Op mondiaal niveau zijn er twee belangrijke non-profit organisaties belast met het opstellen van financiële verslaggevingsstandaarden, de Financial Accounting Standards Board (FASB) en de Internationaal Accounting Standards Board (IASB). Beide organisaties worden kort beschreven. Ook wordt uitgelegd op welke manier IFRSs tot stand komen en wordt de aanloop naar IFRS 9 beschreven. Vervolgens wordt het harmonisatieproject tussen beide standaardzetters belicht.

3.1 De Financial Accounting Standards Board

De FASB is in 1973 opgericht en werd door de beurstoezichthouder in de VS, de Securities and Exchange Commission (SEC), aangewezen als de organisatie die verantwoordelijk is voor het opstellen van verslaggevingsstandaarden voor beursgenoteerde ondernemingen in de VS. De SEC houdt toezicht op de handhaving van US GAAP onder beursgenoteerde ondernemingen. Ze is gevestigd in Norwalk in de Verenigde Staten. Ook vertegenwoordigers van accountants en beleggingsanalisten hebben zitting in de FASB.

De verslaggevingsstandaard die door de FASB wordt ontwikkeld heet de United States Generally Accepted Accounting Principles (US GAAP).

3.2 De Internationaal Accounting Standards Board

De IASB is gevestigd in Londen en is in 2001 ontstaan uit het Internationaal Accounting Standards Committee (IASC). De IASC werd in 1973 opgericht door accountantsorganisaties uit negen landen, waaronder het Koninklijk Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA). De eerste

standaarden van de IASC waren beknopt en globaal.

De herstructurering die in 2001 plaatsvond, had als belangrijkste reden de onafhankelijkheid te vergroten. Het doel van de IASB is sindsdien te komen tot eenduidige verslaggevingsstandaarden die wereldwijd toepasbaar zijn: de International Financial Reporting Standards (IFRSs).

Meer dan honderd landen maken gebruik van de IFRSs, waaronder bijna alle landen van de G20. Sinds 2005 is IFRSs verplicht voor alle beursgenoteerde ondernemingen binnen de Europese Unie. In de periode tussen 2010 en 2012 wordt IFRSs onder andere in de volgende landen ingevoerd; Argentinië, Brazilië, Canada, Indonesië, Japan, Korea, Maleisië en Mexico. Sommige landen hebben de voorkeur om hun eigen standaard te convergeren naar IFRSs, zoals China en India (2011). De convergentie van US GAAP naar IFRSs wordt in paragraaf 3.5 omschreven.

Met de overstap van bijna de gehele G20 op IFRSs, lijkt IFRSs de wereldstandaard voor financiële verslaggeving te worden. Binnen dit onderzoek ligt de focus op het werk van de IASB en op de manier waarop IFRS 9 tot stand is gekomen.

3.2.1 De structuur van de IASB

De IASB is deel van een organisatie die bestaat uit verschillende organen. De basis van de organisatie is de International Accounting Standards Board (IASB) en de International Financial Reporting Standards Foundation4. Beide worden geassisteerd door de IFRS advisory Council5, de IFRS Interpretations Committee6 en de SME Implementation Group.7.

De structuur van de IASB is zoals weergegeven in figuur 2.

De raad van bestuur van de IASB bestaat uit 14 leden8 en heeft de verantwoordelijkheid voor de verslaggevingsstandaarden. Leden van de raad van bestuur mogen maximaal een termijn van 5 jaar in het bestuur zitten.

4 Als onderdeel van een constitutiewijziging is in juli 2010 de naam van de IASC Foundation veranderd in

IFRS Foundation. fFiguur 2 is in die zin gedateerd

5 Als onderdeel van een constitutiewijziging is in juli 2010 de naam van de Standards Advisory Council

veranderd in IFRS Advisory Council.

6 Als onderdeel van een constitutiewijziging is in juli 2010 de naam van de International Financial Reporting

Interpretations Committee veranderd in IFRS Interpretations Committee.

7 Ingevoerd in juli 2009.

(13)

De achtergrond van de leden is divers. De constitutie bepaalt dat er ten minste één wetenschapper in de raad van bestuur moet zitten, ten minste vijf leden een achtergrond moeten hebben als controlerend accountant, ten minste drie leden een achtergrond moeten hebben als gebruiker van jaarrekeningen en dat ten minste drie leden als ondernemer betrokken moeten zijn geweest bij het opmaken van jaarrekeningen.

Figuur 2. De structuur van de IASB (IASB, 2009a)

De IFRS Foundation is het overkoepelende orgaan dat ervoor moet zorgen dat de IASB

onafhankelijk zijn werk kan doen. De IFRS Foundation houdt toezicht op de IASB en zijn verwante organen. De macht van de Foundation ligt bij tweeëntwintig trustees (commissarissen). De trustees benoemen de leden van de IASB en van de drie adviserende commissies. De trustees zijn ook verantwoordelijk voor het beheer en de financiering van de organisatie. Om ervoor te zorgen dat er zowel diversiteit van geografische als professionele achtergrond aanwezig is binnen de IFRS Foundation schrijft de constitutie voor aan welke eisen trustees dienen te voldoen. De trustees hebben geen directe invloed op de ontwikkeling van financiële verslaggevingsstandaarden. De IFRS Advisory Council adviseert de IASB over te stellen prioriteiten in de agenda van de IASB. De IFRS Advisory Council is vooral een klankbordgroep die de IASB informeert over de

consequenties van voorgestelde standaarden voor gebruikers van jaarverslagen. Het doel van de IFRS Interpretations Committee is om de IASB te adviseren over de interpretatie en toepassing van IFRSs.

De SME Implementation Group is opgericht om de internationale invoering van IFRSs voor kleine en middelgrote ondernemingen te ondersteunen en toezicht te houden op de invoering ervan. Als onderdeel van een constitutiewijziging is in 2009 een Monitoring Board of public capital market authorities in de constitutie van de IASB opgenomen.Het doel van de Monitoring Group is een formele link te creëren tussen de IASB en de politieke autoriteiten (Fleckner, 2008). De Monitoring Group moet goedkeuring verlenen aan benoeming of herbenoeming van trustees en er voor zorgen dat de trustees hun taken goed uitvoeren.

3.3 Het ontwikkelen van een International Financial Reporting Standard

Bij het ontwerpen van een nieuwe standaard past de IASB ‘due process’ toe. Dit omvat ruim overleg tussen belanghebbende partijen. Het overleg vindt zowel voor als tijdens het ontwikkelen van een standaard plaats, zodat belangengroepen de mogelijkheid hebben te reageren en kritiek te leveren op een ontwerp van een standaard. Het ‘due process’ zorgt voor onderhandeling en compromissen sluiten tussen verschillende belangengroepen bij het ontwikkelen van een standaard. Het proces moet bijdragen aan het creëren van voldoende draagvlak opdat ook belangengroepen die niet tevreden zijn toch van de standaard gebruik gaan maken.

(14)

De acceptatie van een nieuwe standaard door belangengroepen wordt vergroot wanneer zij het idee hebben dat hun meningen zijn gehoord. Dit verklaart de aandacht voor het ‘due process’ als een manier om met het inherente belangenconflict bij het ontwikkelen van verslaggevingsstandaarden om te gaan. Terwijl zorgvuldige aandacht aan het ‘due process’ tijdrovend kan zijn, lijkt dergelijke aandacht essentieel om de kans op mislukkingen van nieuwe standaarden te minimaliseren (Scott, 2009). Het ‘due process’ is opgebouwd zoals weergegeven in figuur 3.

Figuur 3. Het due process (http://www.iasb.org/The+organisation/IASCF+and+IASB.htm) 3.3.1 De ontwikkeling van een nieuwe standaard

Het ontwikkelen van een nieuwe standaard bestaat uit zes fasen. De trustees zien op verschillende momenten in het proces toe op de naleving van het proces (IASB, 2008a).

Fase 1: Het opstellen van de agenda

Bij de ontwikkeling van verslaggevingsstandaarden wil de IASB zich op alle gebruikers van het jaarverslag richten. De IASB ziet de volgende groepen als gebruikers van het jaarverslag: huidige en potentiële investeerders, werknemers, geldschieters, leveranciers en andere crediteuren, klanten, overheid, toezichthouders en het publiek. Een betere kwaliteit verslaggeving zal ook ten gunste komen van de opstellers van het jaarverslag. Hoewel in het jaarverslag niet in alle

informatiebehoeften van deze gebruikers voorzien kan worden, zijn er gemeenschappelijke behoeften van alle gebruikers. De IASB evalueert vooral in hoeverre een potentieel agendapunt voorziet in de informatiebehoeften van investeerders. Investeerders verstrekken kapitaal aan de entiteit en zodoende zal het jaarverslag dat voorziet in hun behoefte ook voorzien in de meeste informatiebehoeften van andere gebruikers.

Nieuwe issues voor op de agenda van de IASB kunnen voortkomen uit verzoeken van

belanghebbenden om een IFRS te verklaren, te herzien of te wijzigen. Ook kan de IASB met issues voor op de agenda naar voren komen.

Fase 2: Project planning

Na het overwegen van de aard van de issues en de mate van belangstelling onder

belangengroepen, kan de IASB een werkgroep opzetten. De directie van de technische staf selecteert een projectteam voor het project en de projectmanager stelt een projectplan op onder supervisie van de directie.

Fase 3: Ontwikkelen en publiceren van een ‘Discussion Paper’

Hoewel een Discussion Paper geen verplichte stap in het ‘due process’ is, publiceert de IASB in de meeste gevallen wel een Discussion Paper. Het doel van een Discussion Paper is het uitleggen van een nieuwe issue en het uitnodigen van commentaar van belangengroepen. De Discussion Paper bevat een uitvoerig overzicht van de issue, de zienswijzen van de IASB en een uitnodiging om commentaar te leveren.

(15)

Na publicatie van de Discussion Paper staat de IASB normaal een periode van 120 dagen toe om commentaar te leveren. Nadat de commentaarperiode is beëindigd, vat het projectteam de

commentaarbrieven samen en analyseert deze. De commentaarbrieven worden op de website van de IASB geplaatst. Als de IASB besluit de issue verder te willen onderzoeken, kan het om extra commentaar en suggesties vragen.

Fase 4: Ontwikkelen en publiceren van een ‘Exposure Draft’

De publicatie van een Exposure Draft is een verplichte stap binnen het ‘due process’. De Exposure Draft is het belangrijkste middel van de IASB om het publiek te raadplegen. In tegenstelling tot de Discussion Paper, staat in een Exposure Draft een specifiek voorstel in de vorm van een

voorgestelde IFRS.

Voor de publicatie van een Exposure Draft zijn negen van de veertien stemmen vereist. Dit wordt ‘super-majority voting’ genoemd. ‘Super-majority voting’ vermindert de kans op goedkeuring van een standaard die slechts marginaal aanvaardbaar is voor de leden van de raad van bestuur. Ook zorgt het voor een proces van onderhandeling en compromissen sluiten bij het ontwikkelen van een nieuwe standaard. Wanneer het ontwerp is voltooid, publiceert de IASB de Exposure Draft voor publiek commentaar. De IASB staat normaal een periode van 120 dagen toe om commentaar op een Exposure Draft te leveren. Het projectteam verzamelt en analyseert de commentaren die zijn geleverd. Een samenvatting van de commentaren wordt op de website van IASB gepost. Nadat de commentaarperiode is geëindigd, bespreekt de IASB de Comment Letters die zijn ontvangen. In navolging op de Comment Letters kan de IASB openbare hoorzittingen en rondetafelgesprekken organiseren. De IASB is verplicht overleg met de IFRS Advisory Council te voeren.

Fase 5: Ontwikkelen en publiceren van een IFRS

De commentaren op de Exposure Draft worden tijdens bijeenkomsten van de Board besproken. Naar aanleiding van de commentaren overweegt de Board of er een nieuwe Exposure Draft

gepubliceerd moet worden. Wanneer de IASB besluit dat een herziene Exposure Draft nodig is, zal het ‘due process’ opnieuw gevolgd worden vanaf fase 4.

Nadat de commentaren besproken zijn wordt er tijdens de bijeenkomsten gewerkt aan de ontwikkeling van een nieuwe IFRS. De IASB maakt een projectsamenvatting en geeft een feedbackverklaring af. De feedbackverklaring geeft direct feedback op de commentaren die zijn geleverd op de ‘Exposure Draft’. De meest significante problemen die naar voren zijn gekomen worden uitgelegd, evenals hoe de IASB hierop heeft gereageerd. Ook maakt de IASB een analyse van de mogelijke gevolgen van de nieuwe IFRS. Wanneer de IASB tevreden is met de oplossingen voor de genoemde problemen, draagt de IASB het personeel op om de IFRS op te stellen. Het ontwerp wordt eerst door de IFRIC beoordeeld. Daarna wordt een ‘near-final draft’ gepubliceerd en zal de IASB voor of tegen de nieuwe IFRS stemmen. Wanneer de IASB ten gunste van de nieuwe IFRS heeft gestemd, zal de IFRS worden uitgegeven, gevolgd door de projectsamenvatting, feedbackverklaring en de analyse van de mogelijke effecten.

Fase 6: Procedures nadat de IFRS is uitgegeven

Nadat een IFRS is uitgegeven, houden IASB-leden en -personeel regelmatig bijeenkomsten met belanghebbende partijen met als doel om ongeanticipeerde issues die bij de implementatie naar voren zijn gekomen, te begrijpen. De IASB maakt tevens een post-implementatieoverzicht van elke nieuwe IFRS. Dit overzicht bevat de belangrijke issues die zijn geïdentificeerd tijdens de

ontwikkeling en invoering van een nieuwe standaard. Het overzicht kan tot een nieuw IASB-agendapunt leiden.

(16)

3.3.2 Het invoeren van IFRS

In landen die IFRSs toepassen, worden de standaarden normaliter rechtstreek opgenomen in de wet- en regelgeving. De EU heeft echter een goedkeuringsproces (‘endorsement process’) voor IFRSs ingevoerd. Het goedkeuringsproces houdt in dat standaarden die door de IASB zijn

ontworpen, stuk voor stuk worden beoordeeld door verschillende organen binnen de Europese Unie voordat ze worden opgenomen in de Europese wetgeving. Pas nadat de Europese Commissie een standaard heeft goedgekeurd en opgenomen in de wetgeving, wordt de standaard verplicht voor alle lidstaten van de Europese Unie. Behalve het goed- of afkeuren van een standaard kan de Europese Commissie ook een standaard veranderen door middel van een ‘carve-out’. Dit houdt in dat de Europese Commissie woorden of zinnen uit een standaard kan weglaten en zo een

standaard kan veranderen.

In het verleden zijn enkele elementen van IFRSs niet goedgekeurd door de EU en zodoende is er een EU-endorsed IFRSs ontstaan, die licht verschilt van de originele IFRS (Nobes en Parker, 2008). In de VS (alleen voor buitenlandse ondernemingen) en de overige IFRS-landen is alleen de

originele IFRSs toegestaan, dus zonder de aanpassingen van de EU. De EU-endorsed IFRSs draagt zodoende niet bij aan het doel van de IASB: te komen tot een eenduidige

verslaggevingsstandaard.

Het goedkeuringsproces van de EU vormt een bedreiging voor de onafhankelijkheid van de IASB (Fleckner, 2008). Door te dreigen een standaard niet goed te keuren of een ‘carve-out’ toe te passen, probeert de Europese Commissie er voor te zorgen dat het ontwerp van een nieuwe

standaard aan de wensen van de EU voldoet (Nobes en Parker, 2008). Op deze manier probeert de EU invloed uit te oefenen op de IASB.

3.4 De aanloop naar IFRS 9

Accountants, gebruikers en opstellers van het jaarverslag beoordeelden IAS 39, de bestaande verslaggevingregels voor financiële instrumenten, als complex en drongen aan op vereenvoudiging (IASB, 2008b). In reactie daarop besloten de IASB en de FASB in 2005 om gezamenlijk en in de vorm van een project de verslaggevingregels te vereenvoudigen. Dat resulteerde in maart 2008 in een Discussion Paper met als titel ‘Reducing Complexity in Reporting Financial Instruments’. In deze publicatie worden de oorzaken van de complexiteit besproken en mogelijke oplossingen aangedragen.

In de loop van het project brak de kredietcrisis uit. Veel investeringen daalden in prijs en vooral banken en verzekeraars kwamen daardoor in de problemen en begonnen een lobby tegen de fair value waardering van financiële instrumenten (Brunsden, 2009; Dekker, 2009). De lobby sloeg aan bij regeringsleiders, die de gevolgen van de kredietcrisis wilden bestrijden (Dekker, 2009). De EU en G20 oefenden druk uit en vroegen de IASB in oktober 2008 om de herclassificatie-regels van IAS 39 aan te passen waardoor het mogelijk zou worden bepaalde financiële instrumenten tegen kostprijs te waarderen. Binnen 3 dagen wijzigde de IASB de IAS 39, vanwege de opgelegde tijdsdruk zonder toepassing van het ‘due process’. Deze procesgang resulteerde in veel kritiek op de onafhankelijkheid van de IASB (Ter Hoeven en Bout, 2010). Sir David Tweedie, de voorzitter van de IASB, gaf aan dat de IASB geen andere keuze had dan toe te geven aan de politieke druk. ‘Het alternatief was dat de Europese Unie eenzijdig een ‘carve-out’ zou toepassen’ (Dekker, 2009, p.19). De G20 kwam in april 2009 bijeen om in een vervolgstap tot een gezamenlijke aanpak van de gevolgen van de kredietcrisis te besluiten. Een advies uit deze vergadering is het vereenvoudigen van de verslaggevingregels voor financiële instrumenten. De IASB geeft hier gehoor aan en start een project om IAS 39 in zijn geheel te vervangen.

Het vervangingsproject van IAS 39 is verdeeld in drie fasen met als doel een snelle vervanging en een efficiënte aanpak van commentaarrondes. Fase 1 behandelt de classificatie en waardering, fase 2 de bijzondere waardevermindering (impairment) en fase 3 hedge accounting. Voor elke fase wordt een aparte Exposure Draft uitgebracht waarop Comment Letters kunnen worden ingediend. Op 14 juli 2009 werd de Exposure Draft voor fase 1 gepubliceerd: ‘Financial Instruments:

Classification and Measurement’ (ED/2009/7). In de Exposure Draft is aangegeven dat Comment Letters welkom waren tot 14 september 2009. Vervolgens heeft de IASB in november 2009 de definitieve standaard IFRS 9 gepubliceerd. Fasen 2 en 3 van de ontwikkeling van IFRS 9 zullen naar verwachting eind 2011 worden afgerond.

(17)

In reactie op de Exposure Draft van IFRS 9 fase 1 zijn in totaal 245 Comment Letters ingediend. Dit is aanzienlijk hoger dan het aantal Comment Letters op eerdere Exposure Drafts in 2009: IFRS for Small and Medium-sized Entities (162), Group Cash-settled Share-based payments Transactions (44), Embedded Derivatives (57), Investments in Debt Instruments (92) en Improving Disclosures about Financial Instruments (89). Dit geeft aan dat er relatief veel belangstelling is bij de

totstandkoming van IFRS 9.

3.5 Convergentie tussen IFRSs en US GAAP

In september 2002 hebben de FASB en de IASB in de ‘Norwalk Agreement’ hun intentie vastgelegd om IFRSs en US GAAP te laten convergeren. Beide organisaties geven aan dat ze hun best zullen doen om de bestaande standaarden te laten convergeren en verdere ontwikkelingen te coördineren om zo de vergelijkbaarheid te bewaren.

In februari 2006 hebben de FASB en de IASB een ‘Memorandum of Understanding’ voor het

bereiken van convergentie gepubliceerd. In de Memorandum of Understanding worden de projecten voor de korte en de lange termijn in kaart gebracht met tijdslijnen en mijlpalen.

In november 2007 heeft de SEC besloten IFRSs toe te staan voor buitenlandse entiteiten. Deze nieuwe regelgeving is van toepassing op jaarrekeningen die gaan over boekjaren die eindigen na 15 november 2007. Tot november 2007 waren buitenlandse ondernemingen verplicht om of hun jaarrekening op te stellen volgens US GAAP, of een aansluiting te maken tussen de nettoactiva en de nettowinst van de IFRSs en de US GAAP. Die aansluiting tussen IFRSs en US GAAP is sinds november 2007 niet meer vereist.

In 2008 is het Memorandum of Understanding geactualiseerd. Ook heeft de SEC in 2008 een ‘roadmap’ gepubliceerd die zou moeten leiden tot de overgang naar IFRSs. Verwacht wordt dat de SEC in 2011 een definitieve beslissing gaat nemen over de invoering van IFRSs voor Amerikaanse beursgenoteerde ondernemingen.

Het vervangingsproces van IAS 39 is één van de projecten van het harmonisatieproject voor de lange termijn. De FASB en de IASB hebben tot nu toe geen gemeenschappelijk standpunt weten te bereiken voor de classificatie en waardering van financiële instrumenten. Beide organisaties hebben aan hun belangengroepen commentaar gevraagd op de standpunten van beide organisaties. Aan de hand van dit commentaar zullen de FASB en de IASB alsnog tot een gezamenlijk standpunt voor financiële instrumenten trachten te komen.

(18)

4 Onderzoeksmethodologie

In dit hoofdstuk wordt de methodologie beschreven voor het onderzoek naar de beïnvloeding van de IASB bij de totstandkoming van IFRS 9. Eerst worden de verschillende belangengroepen onderscheiden. Daarna worden aan de hand van Comment Letters de standpunten van de verschillende belangengroepen op drie onderwerpen uit de Exposure Draft in kaart gebracht. Vervolgens worden de verschillen tussen de Exposure Draft en IFRS 9 in kaart gebracht. Tenslotte worden de standpunten van de verschillende belangengroepen vergeleken met de verschillen tussen de Exposure Draft en IFRS 9. Op deze manier is onderzocht of bepaalde belangengroepen onevenredig veel invloed hebben gehad op de totstandkoming van IFRS 9.

4.1 Het onderscheiden van belangengroepen

In dit onderzoek zijn belangengroepen ingedeeld per ‘Bedrijfstak’, ‘Continent’, ‘Land’ en

‘Financieringsbijdrage’. De Comment Letter van de Europese Commissie is afzonderlijk bekeken. Uitleg en onderbouwing voor deze indeling volgt hieronder.

4.1.1 Bedrijfstak

Banken en verzekeraars hebben veel belang bij IFRS 9, omdat zij relatief veel financiële instrumenten op de balans hebben staan (Ter Hoeven, 2009). Een bankenlobby gericht aan

Europese regeringsleiders lijkt dan ook ten grondslag te liggen aan de bemoeienis van de EU bij de totstandkoming van IFRS 9 (Brundsen, 2009). Om deze reden is het interessant om te onderzoeken of bepaalde bedrijfstakken, zoals banken en verzekeraars, meer invloed hebben gehad op de totstandkoming van IFRS 9 dan anderen. De invloed van verschillende bedrijfstakken is ook in vergelijkbare studies onderzocht (Kenny en Larson, 1993; Schultz en Hollister, 2003). Ook hebben Schultz en Hollister (2003) onderzoek gedaan naar de invloed van bedrijfstakken op het tot stand komen van SFAS 115, de Amerikaanse tegenhanger van IAS 39. Omdat verwacht wordt dat de belangengroepen van IFRS 9 en SFAS 115 vergelijkbaar zijn is gekeken naar de indeling van bedrijfstakken in dat onderzoek. Schultz en Hollister (2003) hebben onderscheid gemaakt tussen 4 bedrijfstakken en een restcategorie waarin meerdere belangengroepen vertegenwoordigd zijn9. Omdat IFRS 9 net als SFAS 115 financiële instrumenten betreft, is voor dit onderzoek in eerste instantie dezelfde indeling gehanteerd. Vooronderzoek wees uit dat een substantieel aantal

respondenten in de restcategorie, de categorie “overigen” werd ingedeeld. Deze respondenten zijn in kaart gebracht en er zijn voor deze groep extra categorieën gedefinieerd. Er is aansluiting gezocht bij ander onderzoek naar lobbygedrag. Kenny en Larson (1993) onderzochten het lobby-gedrag van belangengroepen bij de totstandkoming van IAS 31, de verslaggevingsstandaard voor belangen in joint ventures. Zij hanteerden daarbij de categorieën “Overheid & toezichthouders”, “Standaardzetters”, “Investeringsmaatschappijen” en “Individuen en overigen”. De combinatie van de indelingen van Schultz en Hollister, en Kenny en Larsson levert een indeling op waarbij de categorie “Individuen en overigen” beperkt blijft.

Voor dit onderzoek zijn dus deze 7 bedrijfstakken onderscheiden: − Banken

− Verzekeringsmaatschappijen − Accountantsbranche

− Overige industrieën & business − Overheid & toezichthouders − Standaardzetters

− Investeringsmaatschappijen − Individuen en overigen

Analoog aan het onderzoek van Schultz en Hollister (2003) is, door middel van de chi-kwadraattoets en met positief resultaat, geverifieerd of de indeling bruikbaar is, zie bijlage D.

9 Indeling Schultz en Hollister (2003): banken, verzekeraars, accountantsbranche, overige industrieën &

(19)

4.1.2 Continenten

In eerder onderzoek (Kenny en Larson, 1993) werd alleen een indeling per land gemaakt. Omdat IFRSs is bedoeld als mondiale standaard, is een onderzoek op zijn plaats naar eventuele

onevenredig grote regionale invloeden op de totstandkoming van IFRSs. Belangengroepen zijn daarom ingedeeld per continent om te bepalen in hoeverre de standpunten verschillen per regio en of bepaalde regio’s meer invloed hebben gehad op de totstandkoming van IFRS 9 dan anderen. De volgende continenten zijn onderscheiden: Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Europa, Afrika, Azië en Australië.

4.1.3 Landen

Bijna alle landen van de G2010 hebben besloten de IFRSs (IASB, 2009a) te gaan hanteren. In april 2009 is een G20 vergadering gehouden waaruit enkele aanbevelingen op het terrein van de externe verslaggeving naar voren kwamen. ‘De G20 riep de regelgevers op om de complexiteit van de

accountingstandaard over financiële instrumenten te verminderen en om een aantal specifieke punten te adresseren’ (Ter Hoeven, 2009, p.34). Ook de G7 kwam met diverse aanbevelingen op

het gebied van verslaggevingsstandaarden ter bestrijding van de kredietcrisis (Ter Hoeven en Bout, 2010). Het is daarom interessant te onderzoeken of gehoor is gegeven aan de wensen van

belangengroepen uit de G20 of de G7.

Tijdens het onderzoek bleek echter dat, buiten de G7 landen, maar weinig landen van de G20 een Comment Letter hebben ingediend. Daarom is gekozen voor de G7 als onderzoeksgroep. De volgende landen behoren tot de G7: Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland, Italië, Japan, Verenigde Staten en Canada.

4.1.4 Financieringsbijdrage

De IASB is voor een groot gedeelte afhankelijk van vrijwillige bijdragen. Fleckner (2008) stelt dat financiering belangrijk is voor de onafhankelijkheid van de IASB en constateert dat bepaalde partijen een relatief hoge financieringsbijdrage leveren. De IASB heeft aangegeven het aantal financieringsbronnen te willen vergroten (IASB, 2007). Het is van belang te onderzoeken of de IASB hierin is geslaagd en of er nog steeds bepaalde partijen of landen zijn die onevenredig veel

financieren.

Wanneer blijkt dat een bepaalde partij een relatief grote financieringsbijdrage levert en niet tevreden is met een voorgestelde standaard dan zou deze partij zijn financieringsbijdrage kunnen verlagen en op die manier proberen invloed uit te oefenen op de standaardzetter. Dat deze zorg niet uit de lucht gegrepen is blijkt uit een voorstel van Eurocommissaris Michel Barnier (van interne markten) om toekomstige financiering van de IASB te laten afhangen van het feit of de organisatie al dan niet buigt voor standpunten van de Europese Commissie (Beattie, 2010).

De EU heeft de lidstaten voorgesteld om de financiering vanaf 2011 centraal te regelen in plaats van per lidstaat. De EU heeft een centrale bijdrage van 4 miljoen euro voorgesteld (IASB, 2009a). Dit betekent dat de bijdrage van de EU ongeveer 25% van het benodigd budget gaat uitmaken. Het is daarom interessant om te kijken of bepaalde partijen onevenredig veel financieren en of zij veel invloed hebben uitgeoefend op de verslaggevingsstandaard voor financiële instrumenten. Eventuele veranderingen in de bijdrage van bepaalde partijen kunnen een indicator zijn van de tevredenheid van die partijen met de procesgang. Deze gegevens zijn echter niet toegankelijk, omdat in het jaarverslag over 2009 van de IASB voor het eerst de financiering per partij over het afgelopen jaar gemeld wordt. In eerdere jaarverslagen staan alleen schattingen van bijdragen voor het opvolgende jaar. Om deze reden is alleen de financieringsbijdrage over het jaar 2009 in kaart gebracht.

(20)

4.1.5 De Europese Commissie

Bij zowel de invoering van als het amendement op IAS 39 heeft de IASB de regels aangepast onder druk van de Europese Unie (Fleckner, 2008; Dekker, 2009; Ter Hoeven en Bout, 2010). De

ontwikkelingen rondom de totstandkoming van IFRS 9 worden wereldwijd nauwlettend gevolgd om te beoordelen of de IASB zich niet opnieuw laat beïnvloeden door de EU. Als de IASB zich

onevenredig laat beïnvloeden kan dat gevolgen hebben voor de acceptatie van IFRSs. Het is de vraag of onder andere de Verenigde Staten dan nog de overstap zal willen maken naar IFRSs (De Horde, 2010). Dit zou het doel van de IASB, te komen tot een wereldstandaard, in gevaar kunnen brengen.

Ook is de Comment Letter van de Europese Commissie namens alle lidstaten van de Europese Unie geschreven. Deze Comment Letter zou dus van meer invloed kunnen zijn dan andere Comment Letters. Het is daarom interessant om te onderzoeken of de standpunten van de

Europese Commissie terug te vinden zijn in de definitieve standaard IFRS 9. Om deze reden wordt de Comment Letter van de Europese Commissie apart bekeken.

4.2 Het analyseren van de standpunten

De Exposure Draft bevat, naast de voorgestelde tekst van de standaard, 15 vragen over verschillende onderwerpen (zie bijlage C). Door middel van Comment Letters geven belangen-groepen antwoord op deze vragen. Aan de hand van de antwoorden op enkele vragen is onderzocht welke standpunten belangengroepen hebben ingenomen met betrekking tot drie geselecteerde onderwerpen. Voor elk van de drie onderwerpen is de bijpassende vraag uit de Exposure Draft gekozen, respectievelijk de vragen 7,8 en 10.

Per vraag zijn nominale antwoorden gedefinieerd zodat de standpunten van belangengroepen gecategoriseerd konden worden. In vergelijkbare onderzoeken (Kenny en Larson, 1993; Schultz en Hollister, 2003) zijn de volgende antwoordcategorieën per onderwerp gedefinieerd: ‘Voor’, ‘Tegen’ of ‘Neutraal’. Om de standpunten van belangengroepen nauwkeuriger in kaart te kunnen brengen zijn de categorieën voor dit onderzoek anders gekozen en in relatie gebracht met het onderwerp van de vraag. Hiervoor zijn in een vooronderzoek de 243 bruikbare Comment Letters bestudeerd en werden de antwoordcategorieën gedefinieerd op basis van de antwoorden van de respondenten. Het onderzoek kon niet uitputtend zijn. De drie geselecteerde onderwerpen hebben in de literatuur veel aandacht gekregen en zijn daarom voor dit onderzoek gebruikt. Het betreft de herclassificatie van financiële instrumenten, de niet-beursgenoteerde eigenvermogensinstrumenten en de

strategisch gehouden eigenvermogensinstrumenten Herclassificatie van financiële instrumenten

Herclassificatie van financiële instrumenten was verboden in IAS 39 (IAS 39.50). Onder druk van de Europese Unie is dit verbod opgeheven met een amendement dat zonder ‘due process’ zeer snel tot stand is gekomen (Ter Hoeven, 2009). De IASB heeft met het doorvoeren van dit amendement haar onafhankelijkheid op het spel gezet (Ter Hoeven en Bout, 2010). Uit de Exposure Draft blijkt dat de IASB opnieuw herclassificatie wil gaan verbieden. Het is daarom interessant om te onder-zoeken of er vanuit bepaalde partijen opnieuw druk uitgeoefend wordt om herclassificatie toe te staan en of er gehoor wordt gegeven aan deze partijen

Vraag 7 uit de Exposure Draft luidt: Do you agree that reclassification should be prohibited? De volgende antwoordcategorieën zijn onderscheiden:

− Ja − Nee

− Herclassificatie toestaan als het ‘business model’ verandert. − Geen mening of reactie gegeven

(21)

Niet-beursgenoteerde eigenvermogensinstrumenten

Ter Hoeven (2009) verwacht dat het voorstel om ook alle niet-beursgenoteerde eigenvermogens-instrumenten (unquoted equities) tegen fair value te waarderen een grote impact zal hebben. Er is veel kritiek geweest op de fair value waardering sinds het uitbreken van de kredietcrisis en daarom is dit onderwerp geselecteerd voor dit onderzoek.

Vraag 8 uit de Exposure Draft luidt: Do you believe that more decision-useful information about investments in equity instruments11 (and derivatives on those equity instruments) results if all such investments are measured at fair value?

De volgende antwoordcategorieën zijn onderscheiden: 1: Ja

2: Nee

3: Geen mening of reactie gegeven

Strategisch gehouden eigenvermogensinstrumenten

In de Exposure Draft bestaat een mogelijkheid om waardeveranderingen van strategisch gehouden eigenvermogensinstrumenten via de balans (other comprehensive income) te verwerken. Het resultaat op aandelenbezit wordt hiermee buiten de winst- en verliesrekening gehouden. Bedrijven die aandelen buiten de resultaten houden, moeten ook de dividenden en gerealiseerde winsten en verliezen buiten de resultaten houden. Verwacht wordt dat banken en verzekeraars hierdoor al hun aandelenbezit tegen fair value moeten boeken (De Horde, 2009). Banken en verzekeraars hebben tijdens de kredietcrisis veel kritiek gehad op de fair value waardering en dit voorstel zal opnieuw op verzet kunnen rekenen. Om deze reden is het onderwerp geselecteerd voor het onderzoek. Vraag 10 uit de Exposure Draft luidt: Do you believe that presenting fair value changes (and

dividends) for particular investments in equity instruments in other comprehensive income would improve financial reporting?

De volgende antwoordcategorieën zijn onderscheiden: 1: Ja

2: Nee

3: Dividenden en gerealiseerde winsten en verliezen moeten wel in de resultatenrekening 4: Geen mening of reactie gegeven

Per bedrijfstak, continent, land en financieringspartij is gekeken welke standpunten zijn ingenomen met betrekking tot de 3 verschillende onderwerpen. Daarnaast zijn de standpunten van de

Europese Commissie afzonderlijk onderzocht.

4.3 Het analyseren van de verschillen tussen de Exposure Draft en IFRS 9

Na het verstrijken van de deadline voor het indienen van Comment Letters, heeft de IASB een aantal veranderingen aangebracht op de regels zoals voorgesteld in de Exposure Draft en de definitieve standaard IFRS 9 gepubliceerd. Door de Exposure Draft (IASB, 2009b) te vergelijken met IFRS 9 (IASB, 2009c) zijn de verschillen in kaart gebracht. Met behulp van de Comment Letters zijn de verschillen ook geanalyseerd.

4.4 Het analyseren van de beïnvloeding

De verschillen tussen de Exposure Draft en IFRS 9 zijn vergeleken met de standpunten van belangengroepen. Op deze manier is onderzocht in hoeverre, bij de geselecteerde onderwerpen, bepaalde belangengroepen invloed hebben gehad op de definitieve standaard IFRS 9.

(22)

5 Resultaten

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek naar beïnvloeding van de IASB

weergegeven. Eerst zijn de aantallen reacties per belangengroep geïnventariseerd. Daarna zijn aan de hand van de 245 ontvangen Comment Letters de standpunten van de verschillende

belangengroepen op drie onderwerpen in de Exposure Draft geanalyseerd. Vervolgens zijn de verschillen tussen de Exposure Draft en IFRS 9 geïdentificeerd en geanalyseerd. Tenslotte zijn de standpunten van de verschillende belangengroepen vergeleken met de verschillen tussen de Exposure Draft en IFRS 9. Op deze manier is onderzocht of bepaalde belangengroepen onevenredig veel invloed hebben gehad op de totstandkoming van IFRS 9.

5.1 Inventarisatie van de reacties per belangengroep

In deze paragraaf zijn de aantallen reacties per belangengroep, zoals ingedeeld in paragraaf 4.1, weergegeven.

5.1.1 Bedrijfstakken

In tabel 1 is het aantal reacties per bedrijfstak te lezen met daarachter het percentage Comment Letters per bedrijfstak.

Tabel 1 Het aantal reacties per bedrijfstak

Het hoogste aantal ontvangen Comment Letters is afkomstig uit de bankensector, namelijk 22 procent. Alle andere industriegroepen vormen ieder 15% of minder van de totale respondenten. De relatief hoge mate van interesse uit de bankensector lijkt verklaarbaar. Hoewel de Exposure Draft van toepassing is op alle ondernemingen, lijkt hij de grootste impact op banken te hebben omdat zij relatief meer financiële instrumenten op de balans hebben staan. Het reactiepercentage van de bankensector is laag in vergelijking met de situatie bij de ontwikkeling van de Amerikaanse tegenhanger van IFRS 9, SFAS 115 toen 60% procent van de respondenten uit de bankensector afkomstig was (Schultz en Hollister, 2003).

Een mogelijke verklaring hiervoor is dat tijdens de ontwikkeling van IFRS 9 de kredietcrisis gaande was en de banken in het middelpunt van de kritiek stonden wegens enorme verliezen. De banken hadden waarschijnlijk meer aandacht voor de crisis dan voor het opstellen van een commentaar op de Exposure Draft. Tijdens de ontwikkeling van SFAS 115 was er geen kredietcrisis gaande en bestond binnen de bankensector meer aandacht voor een verslaggevingsstandaard voor financiële instrumenten.

Het zijn voornamelijk grote internationale ondernemingen die Comment Letters hebben geschreven. Dit komt overeen met het theoretisch kader, waarin Stigler (1971) stelt dat alleen grote

ondernemingen lobbyen voor gunstige regelgeving vanwege mobiliteit- en kostenvoordelen. Ook uit het onderzoek van Kenny en Larson (1993) komt naar voren dat het voornamelijk grote

ondernemingen zijn die Comment Letters indienen. In hun onderzoek was 87% van de ondernemingen een multinational.

Het laagste aantal Comment Letters is ingediend door beleggingsfondsen, namelijk 7%. Dit komt overeen met eerder onderzoek van Hochberg, Sapienza, en Vissing-Jørgensen (2009). Zij onder-zochten de participatie van belangengroepen bij het lobbyproces tegen de Sarbanes-Oxley-wet.

Bedrijfstak Aantal Percentages

Banken 55 22%

Verzekeringsmaatschappijen 30 12%

Accountantsbranche 36 15%

Overige industrieën & business 37 15%

Overheid & toezichthouder 21 9%

Standaardzetters 19 8%

Investeringsmaatschappijen 17 7%

Individuen en overigen 30 12%

(23)

Van de 1948 Comment Letters die zij analyseerden, waren er 125 (6,4%) van beleggingsfondsen. Volgens Georgiou (2010) is het aantal lobbyactiviteiten van beleggingsfondsen laag in vergelijking met andere belangengroepen. Overigens laat een aantal beleggingsfondsen zich, ook voor IFRS 9, vertegenwoordigen door belangenverenigingen zoals de Investment Management Association (IMA) en levert niet zelf commentaar.

5.1.2 Continenten

Het aantal Comment Letters per continent met bijbehorend percentage is weergegeven in tabel 2. De meeste reacties kwamen uit Europa (50%), Noord-Amerika (22%) en Azië (15%). Ondanks dat IFRSs op weg is een wereldstandaard te worden, is uit deze resultaten op te maken dat het nog steeds voornamelijk Europese belanghebbenden zijn die invloed willen uitoefenen op de standaard. Opvallend is dat uit Zuid-Amerika maar 3 Comment Letters zijn ontvangen, terwijl Brazilië en

Argentinië aangekondigd hebben IFRSs te gaan invoeren voor 2012. Bij het literatuuronderzoek zijn geen publicaties aangetroffen van eerder onderzoek naar de invloed per continent op de

ontwikkeling van een verslaggevingsstandaard.

Continent Aantal Percentages

Noord-Amerika 53 22% Zuid-Amerika 3 1% Europa 123 50% Afrika 5 2% Azië 37 15% Australië 22 9% Internationaal 2 1% Totaal 245 100%

Tabel 2 Het aantal reacties per continent 5.1.3 Vestigingsland

Het aantal Comment Letters per land is weergegeven in tabel 3. Uit 36 verschillende landen zijn Comment Letters ontvangen. Binnen Europa kwam een groot aantal Comment Letters uit het Verenigd Koninkrijk (35), Spanje (12), Frankrijk (14) en Duitsland (12). Buiten Europa kwamen de meeste brieven uit de Verenigde Staten (37), Japan (16), Canada (15) en Australië (17).

Dat veel Comment Letters uit de Verenigde Staten komen is opvallend omdat ondernemingen in de Verenigde Staten verplicht zijn om hun jaarverslag volgens US GAAP op te stellen. De hoge mate van interesse uit de VS kan waarschijnlijk verklaard worden door het in paragraaf 3.5 beschreven harmonisatieproject. Het is opvallend dat van de G7-landen, slechts één Comment Letter uit Italië komt. Ook is het opvallend dat uit Rusland geen Comment Letter is ontvangen, terwijl de Russische bankensector verplicht is om de jaarrekening volgens IFRSs op te stellen.

Landen Aantal Landen Aantal Landen Aantal

Australië 17 Internationaal 2 Pakistan 1

België 8 Iran 1 Singapore 1

Brazilië 1 Israel 2 Spanje 12

Canada 15 Italië 1 Tanzania 1

Chili 2 Japan 16 Tsjechie 1

China 3 Korea 1 United Arab emirates 1

Denemarken 3 Luxemburg 1 UK 35

Duitsland 12 Maleisie 1 VS 37

Europa 14 Malta 1 Zuid-Afrika 4

Frankrijk 14 Mexico 1 Zweden 6

Hongkong 3 Nederland 3 Zwitserland 7

Ierland 2 Nieuw Zeeland 5

India 7 Oostenrijk 1 Totaal 245

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden geconcludeerd dat er meer resultaatsturing plaatsvindt bij ondernemingen in code law landen en private ondernemingen, en dat verplichte

In hoofdstuk 3 wordt de theorie rond leerwinst en toegevoegde waarde behandeld, waaronder de verschillende manieren waarop deze kunnen worden berekend en de factoren die bepalend

The English language serves to stimulate national unification and symbolizes as an important key to the global world, whereas the local languages serves to promote solidarity

o Totale duur van de adequate (empirische + gedocumenteerde) anti-infectieuze behandeling: 7 dagen of tot 2 tot 3 dagen na het verdwijnen van de koorts (rapporten melden dat

Dit artikel geeft inzicht in de impact van IFRS 9 voor Europese banken in het eerste toepassingsjaar van deze standaard, zowel voor de classificatie en waardering van

In de Europese Unie werd IFRS 9 op 22 november 2016 goedgekeurd voor toepassing; derhalve zouden jaarrekeningen over de boekjaren 2016 en 2017 op basis van IFRS 9 mogen

Het is dus cruciaal dat de raad van be- stuur mee is in dat verhaal, dat de be- stuurders beseffen waarom die samen- werking en netwerkvorming nodig zijn, met name voor een

Deze hypothese wordt geheel bevestigd door de resultaten van het huidige onderzoek: narratieve advertentieteksten leiden tot rijkere perceptuele representaties,