• No results found

In geuren en kleuren : verkoopsters in een parfumerie, sociologisch bekeken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "In geuren en kleuren : verkoopsters in een parfumerie, sociologisch bekeken"

Copied!
90
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

IN GEUREN EN KLEUREN

R

VERKOOPSTERS IN EEN PARFUMERIE,

SOCIOLOGISCH BEKEKEN

~

X Margo van Kemenade X Doctoraalscriptie Sociologie

(2)

VERKOOPSTERS IN EEN PARFUMERIE, SOCIOLOGISCH BEKEKEN

-x

x

x

Margo van Kemenade Doctoraalscriptie Sociologie

(3)

Inleiding

1) Q~Qenbare rol; verkooQster in een Qarfumerie

1.1 Openbaar-privé

1.2 Verkoopsters aan het werk

1.2.1 'Het koffie-uurtje' 1.2.2 In de winkel

1. 3 Maskering 1.4.1 'Thuis'

1.4.2 'Het werk' mee naar huis

1.5 1.6 1. 7

Parfumerie Douglas

De bedrijfscultuur van Douglas

Sociale contouren van 'verkoopsters in een parfumerie'

2) Het analytisch model van Goffman en een invulling daarvan met emQirisch materiaal

2.1 De studie van sociale interactie

2.2 Het 'self' bij Goffman

2.3 De presentatie van het 'self' in het alledaagse leven

2.3.1 De presentatie in de openbaarheid van de parfumerie 2.3.2 De presentatie in de privé-situatie

3) Intermezzo 3.1 Norbert Elias 3.2 Pierre Bourdieu

4) 'Verzorgd-zijn' door garfumerie~n

4.1 Van schoon naar verzorgd 4.2 De 'post-moderne' tijd

4.3 De post-moderne diversificatie 4.4 De handel in 'tekens'

4.5 De parfumerie als post-modern instituut

5) Conclusie Gebruikte literatuur blz. 1 blz. 5 blz. 5 blz. 9 blz. 10 blz. 13 blz. 19 blz. 23 blz. 25 blz. 31 blz. 34 blz. 37 blz. 40 blz. 40 blz. 43 blz. 46 blz. 47 blz. 54 blz. 61 blz. 63 blz. 65 blz. 70 blz. 70 blz. 72 blz. 77 blz. 79 blz. 81 blz. 84 blz. 86

(4)

INLEIDING

Ik ben een tijdlang op zaterdag, in een bijbaantje, verkoopster geweest in een parfumerie. Gedurende dit werk bij parfumerie Douglas heb ik tot mijn verbazing gemerkt dat mijn collega-verkoopsters bijna niet in staat waren het gepropageerde schoonheidsideaal te ironiseren of zelfs maar ter discussie te stellen. Zij geloofden blijkbaar zozeer in hun openbare gestalte, dat zij, eenmaal buiten de werkomgeving en dus buiten de noodzaak en verplichting van dit specifieke uiterlijk, deze moeilijk tot niet konden af leggen.

Het perfect gemaquilleerde gezicht en de mooie kleding zijn als het ware het uniform van een verkoopster in een parfumerie. De klant immers moet, onder de indruk van het 'verblindende' uiterlijk van de

verkoopster, geprikkeld worden tot de aanschaf van artikelen die haar hetzelfde uiterlijk beloven. Vanwege het feit dat het werk voor mij een bijbaantje was, werd ik nooit echt één van hen. Mijn collega's bleven me zien als Margo, de part-timer, de student. Desondanks kon ook ik me niet echt onttrekken aan de sociale druk die er van dat gezelschap uitging. Naarmate ik er langer werkte, ging ook ik me meer opmaken. Als ik moest werken voelde ik me met weinig make-up sowieso al niet meer prettig, maar ook thuis ging ik veel vaker make-up gebruiken.

Eén ding heeft zich bij mij echter nooit ontwikkeld; het geloof in de werkzaamheid van dure huidverzorgingspreparaten. Ik had het gevoel dat ik klanten maar wat wijs maakte als ik probeerde ze een dure crème aan te 'smeren' of een dure variant nagellak aanprees. Ofschoon ik wist dat veel klanten ook voor illusie wilden betalen, kon ik dat spel niet geloofwaardig meespelen; hardnekkig verkocht ik ook goedkopere

varianten. Tijdens dit werk echter ontstond het idee voor een

onderzoek. Ik kreeg de indruk, vaak tot mijn eigen verbazing, dat mijn collega's wèl geloofden in hun rol en naar eer en geweten de klanten voorlichting gaven. Bovendien bleken ze er thuis net zo uit te zien als in de zaak. Iemand vertelde me bijvoorbeeld eens dat ze niet zonder make-up naar de Albert Heyn ging of niet durfde te zwemmen uit angst zonder make-up in het openbaar te moeten verschijnen. De parfumerie-wereld beheerste, in mijn ogen, hun leven.

Op den duur begon het werk me tegen te staan en nam ik een ander bijbaantje. De ervaringen die ik had opgedaan als observerend

(5)

participant lieten me echter niet los en ik bleef erop letten. In de Bijenkorf bijvoorbeeld observeerde ik ongemerkt de

parfumerie-verkoopsters. Op het eerste gezicht leek hetzelfde patroon ook daar voor te komen en het zou me dan ook niet verbazen als er inderdaad grote overeenkomsten waren.

In een onderzoekstage heb ik willen nagaan of mijn vermoeden juist was en heb ik mij bezig gehouden met de hypothese; "verkoopsters in een parfumerie zijn niet in staat het voor het werk noodzakelijke perfecte uiterlijk te ironiseren". Ik vroeg mij af of het inderdaad zo is dat dit beroep sterk indentiteitsvormend is, in die zin dat men de voor het beroep noodzakelijke identiteitsattributen (haardracht, kleding, make-up) thuis niet af legt. In mijn stage heb ik materiaal vergaard om mijn hypothese te kunnen toetsen. De bedoeling van een stage is onder andere de student te oef enen in het verrichten van

sociologische arbeid in een omgeving van niet-sociologen. Het schrijven van een scriptie echter 'is een middel om eigen kennis en inzicht in

een bepaald probleemgebied te vergroten .. ' (1

) Men past een kader toe

die de gevonden situatie-specifieke gegevens communicabel maakt met en toepasbaar maakt op andere situaties.

In deze scriptie probeer ik dan ook de inzichten, die ik middels mijn stage verkregen heb, te plaatsen in een ruimer theoretisch kader. Via het analytisch perspectief van Erving Goffman zal ik proberen de, tijdens mijn stage opgedane, bevindingen sociologisch vorm te geven, om er zodoende zelf beter greep op te krijgen. In omgekeerde richting beschouw ik deze scriptie als een goede gelegenheid om de analyse-lijnen, zoals uitgestippeld door Goffman, eens met empirisch materiaal in te vullen en aldus te toetsen. Dit is in overeenstemming met de karakteristiek die Goffman geeft van zijn eigen werk: het zou een 'guide worth testing in case-studies' <vgl. p. 41) en 'a final way of ordening facts' (vgl. p. 69) zijn. Ik wil in deze scriptie nagaan of de methode van sociologie-beoefening die Goffman voorstaat voldoende

gereedschap vormt om de door mij gevonden situatie adequaat te verklaren. Met name het, door mij geconstateerde, opmerkelijke feit

1Scriptie regeling doctoraal sociologie, Sociologisch Instituut

(6)

dat de verkoopsters zich thuis nog precies hetzelfde gedragen als in de winkel heeft hierbij mijn aandacht.

Ik heb bij het schrijven van deze scriptie niet alleen mijn eigen stage-ervaringen voor ogen gehad. Een socioloog laat de leefwijze in een bepaald cultureel milieu zien aan leden van andere groepen. Giddens noemt dit het antropologisch moment van

sociaal-wetenschappelijk onderzoek. (2 ) Voor mij is het in ieder geval meer dan

een aspect; sociologie-beoefening is voor mij in de eerste plaats het ontsluiten van bepaalde meer of minder gesloten culturele groepen door middel van beeldende citaten en analyses. Het is dan ook precies dit wat ik bij het schrijven van deze scriptie heb proberen te oef enen. Wat ik met deze scriptie, naast het vergroten van eigen kennis en inzicht, heb proberen te bereiken is het geven van een sociologisch verantwoorde impressie van het beroep 'verkoopster in een parfumerie', zodat niet-ingewijden zich een beeld kunnen vormen van de dagelijkse gang van zaken in een gegeven sociale situatie.

Het is niet mijn bedoeling de verkoopsters in deze scriptie te 'ontmaskeren'. Noch wil ik beweren dat alle schoonheidsartikelen als volksverlakkerij van de hand moeten worden gewezen. Een dergelijke evaluatie wordt van een socioloog ook niet gevraagd. Het geloof van de betrokken verkoopsters in de intrinsieke waarde van de

schoonheidsmiddelen moet door sociologen niet worden bekritiseerd, maar slechts worden herleid op zijn sociale inbedding.

Ik begin deze scriptie met een beschrijving van een 'setting'. In hoofdstuk één zal ik de openbare en private sfeer die voor deze situatie typerend zijn definiëren en een beschrijving geven van de sociale omgeving waarin verkoopsters in een parfumerie verkeren. Bovendien zal ik kort ingaan op parfumerie Douglas en de

bedrijfscultuur die daar heerst. Dit hoofdstuk mondt uit in een

tussentijdse samenvatting waarin de sociale contouren worden aangegeven van de categorie 'verkoopsters in een parfumerie'. Deze tussentijdse samenvatting zal als basis dienen voor de toepassing van het sociaal theoretisch model van Goff man. In hoofdstuk tv.iee zal ik zijn analytisch model toepassen op deze beroepsgroep. Ik wil nagaan welke verklaring

2Anthony Giddens, 'What do sociologists do?' Inaugurale rede,

(7)

Goffman zou kunnen bieden voor het niet kunnen af leggen van een specifieke openbare rol. De Goffmanse invalshoek zal ik, evenals in

hoofdstuk één het geval was, ondersteunen door middel van citaten uit mijn onderzoeksmateriaal. Ik wil immers niet uit het oog verliezen dat ik ook 'de dames' zelf aan het woord wil laten. Vervolgens ga ik kort in op twee alternatieve sociologische benaderingswijzen. In het

'intermezzo' stel ik de verklaringsmodellen van Elias en Bourdieu centraal en probeer, in vogelvlucht, aan te geven welke verklaring zij zouden kunnen bieden voor het niet kunnen of willen af leggen van de beroepsrol. Tenslotte zal ik in het laatste hoofdstuk aangeven welke sociale plaats er aan huidverzorging en make-up gegeven kan worden. Het verschijnsel parfumerieën wordt dan in de ruimere algemeen-sociale context van vroeger en nu geplaatst.

(8)

1) DE OPENBARE ROL; VERKOOPSTER IN EEN PARFUMERIE

1.1 Openbaar-privé

Openbaarheid wordt in het algemeen omschreven als de in principe vrije toegankelijkheid van alle burgers tot de sociale en fysieke ruimten, waar mensen ongeacht hun sociale achtergrond op vrijblijvende wijze met

elkaar in contact kunnen komen. (3

) Die toegankelijkheid kan betrekking

hebben op geschreven of in computers opgeslagen informatie, op

uiteenlopende meningen of op het vrije gebruik van voorzieningen als een bibliotheek en op het betreden van ruimten als straten en pleinen. In die zin kan men spreken over openbare vergaderingen, openbare wegen en openbaar vervoer. Letterlijk betekent openbaar in relatie tot de ruimte dus toegankelijk voor iedereen. Het is ook in deze zin dat openbaar het tegendeel is van privé. Een bordje met de aanduiding 'privé' op een deur duidt bijvoorbeeld op de niet-vrije toegang tot de achter de deur gelegen ruimte.

Een voorwaarde voor de vrije toegankelijkheid is, dat alle

gebruikers eenzelfde definitie van de situatie moeten hebben. Dat wil zeggen dat zij eenduidig de ruimte moeten (h)erkennen als openbare ruimte en niet als verblijfsruimte van een exclusieve, gesloten club. Scheidslijnen tussen openbare en privé-ruimten zijn niet altijd even duidelijk. Overgangsruimten (een gang, een hal, een binnenplaats) kunnen zowel als openbare als privé-ruimten gezien worden.

Het spreekt vanzelf dat de algemene definitie van openbaarheid in het geval van mijn onderzoek tè algemeen is om het begrip openbare rol adequaat weer te geven. Als ik spreek van de openbare rol van een verkoopster in een parfumerie bedoel ik weliswaar een rol die in de openbaarheid zoals beschreven wordt 'gespeeld', maar ik kan dat gebied tegelijkertijd ook zeer begrenzen. Een verkoper of verkoopster in welke willekeurige branche in de detailhandel dan ook heeft een uitgesproken openbare rol. Hij of zij staat in de eerste plaats in een winkel, een ruimte die in principe voor iedereen vrij toegankelijk is en waarvan alle gebruikers in de regel dezelfde definitie van de situatie

toepassen; er wordt wat verkocht, de verkoper is diegene die verkoopt

3 Wim Blauw in: P.W. Blauw <red.), Ruimte voor openbaarheid, 's

(9)

en de klant is diegene die koopt. Als alles normaal verloopt gedragen beide partijen zoals ze van elkaar mogen verwachten.

Goffman is de socioloog bij uitstek als het gaat om microscopisch aandoende analyses van de manier waarop mensen in het dagelijks leven hun gedrag afstem.men op elkaar en op de situatie waarin ze zich

bevinden. Goffman bepleit een dramaturgische benadering van interactie. Hij vat interactie dan ook op als een soort toneelspel waarbij iedereen bezig is van zichzelf een bepaalde indruk te geven. In 'The

presentation of self' (4

) gaat hij onder andere in op de

geloof-waardigheid van een 'optreden' (performance). Die geloofgeloof-waardigheid is niet alleen afhankelijk van de 'setting' (in dit geval; ziet de winkel er wel voldoende als winkel uit) en het 'personal front' (ziet de verkoper er wel als verkoper uit), maar ook van de enscenering van de boodschap (dramatical realization). Voor de verko(o)p(st)er in de detailhandel houdt dit in dat hij of zij in de specifieke openbare ruimte van de winkel nog niet volledig geloofwaardig wordt gevonden door alleen maar in de ruimte aan\.llezig te zijn. Hij moet er niet alleen uitzien als een verkoper, maar zich ook nog eens expliciet zo gedragen. De klant moet de verkoper in een oogopslag kunnen identificeren als verkoper, zodat vanaf dat moment beide partijen zich kunnen gaan

gedragen zoals ze van elkaar verwachten, namelijk in de performance van klant of verkoper. Zij hebben vanaf dat moment een, wat Goffman noemt,

anonieme relatie met elkaar.(~) De verkoper, in de rol van verkoper,

en de klant in de rol van klant geven zogenaamde 'tie-signs' af, zodat tijdens de handelingen die op de \.llederzijdse definitie van de situatie betrekking hebben en die zich in elkaars aanwezigheid afspelen, steeds

duidelijk blijft hoe de situatie ligt.(6

)

Kijken we alleen maar naar de verkoper dan kunnen we zien dat, wil hij een geloofwaardige performance spelen, hij tijdens de momenten dat hij in de winkel is voortdurende alert moet zijn om zich, zodra dat nodig is (dat wil zeggen zodra er een klant aanwezig is), voor te doen

4Erving Goffman, The Presentation of Self in Every Day Life,

Londen: Allen Lane 1969 <USA 1959) pp 15-30

~Erving Goffman, Relations in Public microstudies in the public order, New York: Basic Books 1971, p. 189

(10)

als verkoper. In de meeste winkels zijn er echter zonder onderbreking klanten aanwezig, zodat de verkoper, zolang hij in de winkel is, genoodzaakt is bij voortduring de openbare rol van verkoper te

'spelen'. Het gebied waar deze performance plaats vindt brengt Goffman

onder de noemer 'front-region' of 'front-stage' onder. (7 ) Het is in

dit gebied dat de performer altijd alert moet zijn op de

geloofwaardigheid van zijn performance. Giddens vat het begrip

'front-region' vrij simpel samen:(8

)

"Front regions are social occasions or encounters in wich

individuals act out formal or stylized roles - they are 'on-stage' performances."

De winkel als openbare ruimte kan in dit geval dus opgevat worden als 'front-region'. Het is hier dat de verkoper zijn rol van verkoper zo geloofwaardig mogelijk moet spelen.

Wat betekent dit alles nu voor de verkoopster in een parfumerie en de bijbehorende openbare rol? Als ik spreek van een openbare rol, dan bedoel ik de rol zoals hij gespeeld moet worden in de front-region van de winkel. In praktijk blijkt dit dus van negen uur 's ochtends tot zes uur 's avonds te zijn. Deze uren worden onderbroken door koffie- en lunchpauzes, die natuurlijk niet in de winkel plaatsvinden. Zolang de verkoopsters in de winkel zijn, spelen zij hun openbare rol van

verkoopster. Deze openbare rol is dus in feite een beroepsrol. Er is met deze specifieke openbare rol echter iets opmerkelijks aan de hand. Een verkoper kan zich in de regel erg goed distantieëren van zijn rol. Hij weet, met andere woorden, dat hij een toneelstukje opvoert. Hij is in staat zijn gedrag te ironiseren als hij bijvoorbeeld een artikel als uitstekend aanprijst, terwijl hij weet dat dit in werkelijkheid van beperkte waarde is. Goffman schetst dan ook in 'The Presentation of Self' een continuüm met aan het ene extreem de performer die gelooft in de rol die hij speelt en aan het andere extreem de performer die niet

gelooft in zijn eigen voorstelling. (9

) Een performer die gelooft in

eigen voorstelling noemen we oprecht en een performer die geen geloof

7Goffman 1969: pp 92-122

0Anthony Giddens, Sociology, Cambridge: Polity Press 1989, p. 103

(11)

hecht aan zijn rol noemen we cynisch of soms zelfs een oplichter. De verkoper in de detailhandel is op deze laatste vorm vaak een variant. Hij weet dat hij acteert als hij bijvoorbeeld van een kledingstuk zegt dit 'voor iemand gemaakt' te vinden. Verkoopsters in een parfumerie

echter staan aan de andere kant.<10

) Zij geloven, in tegenstelling tot

de meeste van hun collega's in de detailhandel, zelf wel heel erg in hun performance en vinden dus niet dat ze een rol spelen als ze

bijvoorbeeld een bepaalde crème aanbevelen. Ik volg in deze scriptie de conclusies van mijn stage-verslag en ga er dus van uit dat een

verkoopster in een parfumerie in veel gevallen groot geloof zal hechten aan haar openbare rol (zie ook paragraaf 1.7). Dit neemt niet weg dat ze gedurende de uren dat ze 'front-stage' in de winkel is, net zoals iedere andere verkoper, veel aandacht besteedt aan de 'dramatic realization' om hierdoor te voorkomen dat er misverstanden over haar openbare functie ontstaan.

Door de openbare rol te definieëren als alle uren dat zij 'front-stage' in de winkel is, contrasteer ik deze rol met alle <informele) situaties waarin zij daarnaast nog kan verkeren. Telkens als een

verkoopster in een parfumerie géén verkoopster hoeft te 'zijn' (spelen) kan zij teruggrijpen naar bepaalde vormen van optreden als privé

persoon. Dit kan natuurlijk al in de keuken of de <voor de publiek niet zichtbare) hal van de winkel zijn. Een verkoopster speelt dan

bijvoorbeeld de rol van collega. Een andere private rol is bijvoorbeeld moeder of familielid. Dit neemt natuurlijk niet weg dat dit optreden als privé persoon zich vaak in de openbaarheid kan afspelen. Als iemand werkzaam in de parfumerie bijvoorbeeld zèlf boodschappen gaat doen, of op een feestje aanwezig is. In zoverre wijkt het hier

gebruikte begrip privé-private dus af van de algemeen geldende

definitie van 'beperkt toegankelijk' of alleen voor de privé-situatie geldend, zoals bijvoorbeeld in het gezin.

Mijn uitgangspunt in deze scriptie is dat de openbare rol van verkoopster in een parfumerie van invloed is op de diverse situaties waarin zij als privé persoon optreedt. Anders gezegd; men identificeert

10Voor zover ik dat in m1Jn onderzoekstage voor een specifieke

groep heb kunnen nagaan; zie hiervoor het rapport van de onderzoekstage Verkoopsters in een oarfumerie, Margo van Kemenade, Amsterdam, oktober

(12)

zich dusdanig met deze openbare rol dat er geen markante scheiding tussen de rol van verkoopster en andere rollen kan worden aangegeven. Ook als zij niet in de winkel is, blijft de verkoopster zich gedragen zoals de beroepsrol dit vereist. Niet alleen op het uiterlijk, maar ook in de persoonlijke bezigheden en interesses drukt het patroon van de openbare beroepsrol zijn stempel.

1.2 Verkoopsters aan het werk

Een parfumerie is een winkel waar men zich gespecialiseerd heeft in

producten die het uiterlijk verfraaien. (11

) Crèmes, schoonheidsmaskers,

peelings, ampullen, cosmetica en noem maar op. Daarmee onderscheidt zij zich van drogisterijen die naast enkele van deze artikelen, ook

geneesmiddelen, schoonmaakartikelen e.d. verkopen. Anders dan de naam doet vermoeden en anders dan de omschrijving die de Van Dale ervoor geeft, namelijk 'parfumwinkel', vormen de parfums niet het

belangrijkste deel van de omzet. De aandacht wordt primair op huidverzorging gericht, daarna op cosmetica (lippenstiften,

ogenschaduws e.d.> en pas daarna op de verschillende geuren. Het aanbod van huidverzorgende preparaten geschiedt door middel van wat men

'huizen' noemt . Een huis is wat men een merk zou kunnen noemen <bv Chanel, Lancöme etc.> waarbinnen verschillende 'lijnen' ontwikkeld worden. Een lijn voor de oudere, of droge of vette huid etc. Binnen die lijnen treft men verschillende producten aan, waaronder dag- en

nachtcrèmes, lotions en zo meer.

Ik wil nu overgaan tot een beschrijving van de zojuist gedefinieerde openbare rol. Deze beschrijving zal naast materiaal uit vakbladen van de parfumerie volledig bestaan uit mijn eigen ervaringen en uit mijn eigen onderzoeksmateriaal. Dit heeft als consequentie dat de nu volgende paragrafen een 'subjectief' karakter dragen. De 'super-representatieve' schets van de openbare rol die ik zal geven is namelijk, zoals reeds gezegd, gebaseerd op voornamelijk eigen

ervaringen. Voordat ik begin geef ik eerst een schets van de dagelijkse gang van zaken op een ochtend in de parfumerie. Door de beschrijving

11De nu volgende beweringen berusten op observaties die ik

(13)

van een willekeurige ochtend kan een niet-ingewijde lezer zich een voorstelling maken. Bovendien kan deze beschrijving dienen als

'opstapje' naar de beschrijving van de meer algemene gang van zaken in een parfumerie.

1.2.1 'Het koffie-uurtje'

Zaterdagmorgen, tien voor negen. Als ik aan kom lopen staan er al twee verkoopsters voor de winkel. Het rolluik is nog naar beneden. Ik word enthousiast begroet. Het wachten is nu op de filiaalhoudster die de sleutel heeft. Met haar arriveren nog twee andere verkoopsters. Met z'n allen gaan we naar binnen, de winkel blijft voorlopig nog even

gesloten. Vlak voor negen uur komt de laatste verkoopster binnen. Om twaalf uur, als grotere drukte verwacht wordt, zullen er nog eens drie verkoopsters bijkomen. Op een gemiddelde zaterdag staan er in dit filiaal dus zo'n acht verkoopsters en de filiaalhoudster.

Als het negen uur is gaan de deuren voor het publiek open, al zullen er het eerste uur niet veel klanten komen. In dit eerste kwartier van de ochtend heeft iedereen zo z'n eigen taak. De koffie moet worden gezet, de marmeren entree moet worden gedweild, alle glimmende objecten moeten worden ontdaan van vingerafdrukken. Iedere verkoopster is, nadat

ze haar jas heeft uitgedaan, druk met iets bezig. De filiaalhoudster

zorgt ervoor dat de kassa voorzien wordt van voldoende wisselgeld en verricht andere administratieve handelingen.

Na twintig minuten is de winkel klaar voor de dag. In afwachting van klanten kunnen de verkoopsters nu koffie gaan drinken. Aan het eind van de winkel heb je een deur in een spiegelwand. Deze deur leidt naar een halletje waar de trap naar boven in uit komt. In dit halletje staan onder meer proefverpakkingen cosmetica, etalagemateriaal, er hangen intekenformulieren voor een bepaalde lopende actie (bij zoveel verkochte flessen parfum een badjas cadeau e.d.) en er staan klapstoeltjes. In dit halletje wordt de koffie gedronken, de deur blijft dan open staan, zodat de verkoopsters in de winkel kunnen zien of er klanten komen. Maar ook de eventuele klanten kunnen de

verkoopsters waarnemen. Vandaag heerst er een opgewonden stemming, ik ben er en ik heb appeltaart voor bij de koffie meegebracht. Ik merk dat

ik

inmiddels de status van een staflid in plaats van een

(14)

filiaalmanagers en zelfs met de directeur. Het blijkt een klein bedrijf, men 'roddelt' makkelijk en dit soort informatie wisselt men graag uit. Dit ontzag voor het feit dat ik met de directeur heb gepraat uit zich in terughoudendheid, men vindt mij 'hoog',

Na een tijdje echter dooit het ijs en wordt er, zoals vanouds, veel gebabbeld. Mijn taartje valt niet in goede aarde, vier van de zes aanwezigen zijn op dieet. Ze volgen alle vier een bepaald boek 'een leven lang fit'(?). Dit boek geeft strikte voedselvoorschriften,

waardoor men niet alleen slanker, maar ook gelukkiger wordt. We praten

over dit boek en als ik vraag waarom zij dat nodig hebben krijg ik verontwaardigde antwoorden, zij zijn natuurlijk veel te dik ...

Om dit te bewijzen worden er vakantiefoto's getoond. Naast vermeende gezetheid spreekt men alleen over de kleding die men aanhad en over de conditie van de huid in de zon. Het gesprek gaat nu inderdaad over cosmetica, over het feit dat de haarolie van Lancaster tàch beter is dan die van Payot, over de nieuwe zonnecrème van Lancöme die zo goed werkt en over de uitslag die men krijgt van een masker van hetzelfde merk. Ik merk dat ik te lang uit 'het vak' weg ben geweest, ik kan niet meer meepraten, ik ben niet meer van de jongste ontwikkelingen op de hoogte. Op voorzichtige vragen mijnerzijds omtrent bepaalde nieuwe huidverzorgingsartikelen wordt vaag gereageerd, men vertelt mij niet meer dan dat een bepaalde crème 'heerlijk' is. Blijkbaar acht men mij geen competente discussiepartner meer.

Gedurende het gesprek loopt er geregeld iemand weg om een klant te helpen, het gaat echter niet van harte, men blijft liever zitten

kletsen. Er zijn toerbeurten, afwisselend gaat men naar voren. Beklaagd wordt een collega die bij haar beurt een beruchte klant moet helpen. Deze vrouw staat bij de verkoopsters bekend als een zeur die niets koopt. En inderdaad, als de betreffende verkoopster haar plaats op het klapstoeltje weer kan innemen is haar koffie koud. Eén van de

verkoopsters lakt haar nagels, ze gebruikt wat men noemt een 'gedekte' kleur. Een andere verkoopster heeft pinnige aanmerkingen, had ze niet veel beter een vrolijke kleur kunnen nemen, altijd maar die sombere kleuren. Wapperend met haar handen (dan droogt de lak sneller) dient de eerste verkoopster van repliek, felle kleuren vindt ze ordinair. Als het haar beurt is voor een klant vraagt ze aan een collega of die niet gaan wil, haar nagels zijn namelijk nog niet droog en het helpen van

(15)

een klant zou de lak kunnen beschadigen. Ofschoon men het op dat moment een vervelend karwei vindt, wordt het zonder morren overgenomen. Het is één van die ongeschreven wetten, iemand met 'natte' nagels hoeft niets te doen, de collega's nemen het tijdelijk over, het is immers een gunst die wederzijds verleend moet worden. Dit vanzelfsprekende overnemen geldt trouwens niet bij andere verfraaiingshandelingen. Gedurende het koffie-uurtje namelijk werkt men de 's ochtends opgebrachte make-up bij of voltooit men deze door het gebruik van kleuren die alleen in de winkel aanwezig zijn. In de winkel is natuurlijk een heel ruime

sortering cosmetica in testverpakking, zodat men altijd wel een precies passende oogschaduw of lipstick bij een bepaalde jurk kan uitzoeken en aanbrengen. Dit ritueel voltrekt zich in het eerste uurtje dat de winkel open is. Men onderbreekt het koffie drinken voor het aanbrengen van make-up, de naar binnen openslaande deur fungeert als spiegel, zodat er doorgepraat kan worden met de andere collega's. Deze geven dan ook tips of aanwijzingen, men kan die of die kleur gebruiken of het zo en zo aanbrengen. Komt er echter een klant en is het 'je beurt' dan verwacht men dat je gaat helpen, ook al loop je op dat moment rond met maar één opgemaakt oog. Het opmaken gebeurt daarom ook zo vroeg

mogelijk in de ochtend, als er weinig klanten te verwachten zijn. Het gebeurt vaak nog voordat men gaat zitten om koffie te drinken.

Niet alleen maakt men zich 's ochtends op en lakt men nagels en wisselt men tips en nieuwtjes uit, 's ochtends tijdens de koffie is ook het moment voor het uitproberen van nieuwe dingen met betrekking tot het uiterlijk. Op het moment dat ik er was had één van de verkoopsters net de kunst van het op een bepaalde manier invlechten van haar onder de knie. Eén van de andere verkoopsters vroeg of zij dat niet kon

toepasen op haarzelf. En zo gebeurde dat dan ook, om een hoekje van het halletje, voor de klanten niet te zien, probeerde de eerste verkoopster het haar in te vlechten bij de ander. Het lukte echter niet helemaal naar wens en de overgebleven verkoopsters gaven commentaar. Zou je niet beter dit of was dat niet mooier. Het uiteindelijk resultaat was

ingevlochten haar, bijeengehouden door haarlak <uit de winkel) en voorzien van een bij de kleding passende strik Cook uit de winkel). Deze strik wordt dan als het ware voor één dag 'geleend' van de zaak, 's avonds bij het naar huis gaan wordt hij weer netjes op het rekje gehangen.

(16)

Zo langerzamerhand loopt het tegen tienen, de winkel raakt steeds voller en steeds vaker worden de verkoopsters weggeroepen om klanten te helpen. Er staan nu geregeld drie tot vier verkoopsters tegelijk in de zaak en van een gesprek bij de achterblijvers komt het niet echt meer. De achterblijvers voelen zich ongemakkelijk, te lang koffie blijven drinken is niet aardig tegenover collega's, men voelt de drang om ook aan de slag te gaan. Alsof het afgesproken is, is tegen tienen ineens het koffie drinken en de gezelligheid afgelopen. Eén van de

verkoopsters brengt de koffiekopjes naar boven en gaat afwassen, de rest gaat de winkel in en sluit de deur naar het halletje. Voor mij is het nu tijd om weg te gaan, ik loop ze op dit moment alleen nog maar in de weg. De winkel staat vol met klanten, het afscheid nemen verloopt rommelig, men is gepreoccupeerd en heeft alleen oog voor de klant. Ook het contact tussen de collega's onderling is nu tot een minimum

gereduceerd. Zolang men in de winkel is zal dit zo blijven, er wordt dan weinig meer gekletst, het contact met de klant is alles. In een loos moment zal men de make-up nog even bijwerken of wat extra parfum opdoen. Om twaalf uur komen de extra collega's en tussen twaalf en twee mag men, vaak in groepjes van twee of drie, een half uurtje eten. Om half vijf maakt de filiaalhoudster de kassa op en gaat men stofzuigen en schoonmaken om de volgende ochtend niet zoveel te doen te hebben. Om vijf uur (door de week om zes uur) gaat men naar huis. Men is vrolijk, maar van echt onderling contact is toch geen sprake meer, men wil over het algemeen zo snel mogelijk naar huis. De filiaalhoudster sluit de winkel af. De dag zit erop.

1.2.2 In de winkel

Zoals uit de beschrijving van het koffie-uurtje ook wel blijkt, is het uiterlijk van de verkoopster gedurende de winkeluren een bron van non-stop activiteit en aandacht. Bij voortduring wordt gecontroleerd of de make-up en haardracht nog naar wens zijn en zeker twee tot drie maal per werkdag spuit men 'verse' eau de toilette bij. Lippenstift, dat mag bijna vanzelf spreken, wordt ieder half uur bijgewerkt. Door het vele praten immers met, voornamelijk, klanten heeft lippenstift de neiging snel van de lippen te verdwijnen. Het uiterlijk moet, zeker tijdens het Werk, perfect in orde zijn en sommige verkoopsters worden niet moe hun collega's op onvolkomenheden te wijzen:

(17)

"Ik wijs mijn collega's er ook altijd op als ze gegeten hebben of druk bezig zijn geweest of wat dan ook, doe effe mascara op of doe

effe lipstick op. Ik doe dat altijd, want ik vind, ~ zijn toch het

voorbeeld voor de klant."

"Altijd lippenstift met lipcontourpotlood, al tijd een beetje

poeder, blush, even mijn wenkbrauwen, mascara en klaar, dat zit er altijd op. Ik zou me dood ongelukkig voelen zonder iets op m'n snufferd. Ik zeg het ook altijd tegen die meiden [haar collega's, vKJ, let er toch op, het is zo belangrijk, tenslotte letten de klanten er ook op, nietwaar."

Een filiaalhoudster hanteert expliciet als norm:

"Maar wat het gezicht betreft, daar ben ik heel strikt in, op de zaak moeten er complete make-up's gedragen worden. Foundation, poeder, blush, eye make-up, alles. Alles erop en eraan. Ik moet je eerlijk zeggen, ik doe het zelf ook altijd, complete make-up, altijd afgepoederd, tja, dat hoort vind ik, anders ben je een aanfluiting."

Sociale controle voor wat betreft het perfect 'verzorgd' zijn Cis dus volledig opgemaakt, zie ook p. 74) is erg groot. Ook ik kon me daar niet aan onttrekken, ofschoon men voor mij niet zo'n kritisch oog had; ik was immers student en dus 'artistiek'. Naarmate ik er langer werkte, ging ik me meer opmaken, ook als ik niet naar mijn werk moest. Maar zeker gedurende de uren dat ik in de winkel was voelde ik me met

weinig make-up al absoluut niet prettig meer en ik ging dus steeds meer gebruiken.

Ook in de diverse vakbladen is make-up natuurlijk, naast

huidverzorging, één van de belangrijkste onderwerpen. Niet alleen om te verkopen, maar ook om zelf te dragen en er zodoende 'beter' uit te zien. In 'Kosmetiek Apropos', een blad voor verkoopmedewerkers in de parfumerie-detailhandel staat bijvoorbeeld in het decembernummer 1990 een artikel dat de naam draagt: ' Feestelijke make-up tips van je collega's'. De decembermaand vindt men een maand waarop de make-up er extra feestelijk uit moet zien. Hoe dat te bereiken valt, op een vaak al volledig gemaquilleerd gezicht, wordt in dit artikel vertelt.

"Doop een eyeliner-penseeltje even in een licht vochtig gemaakte goudkleurige ogenschaduw en trek een dun lijntje langs de

(18)

van ... er bestaan losse poeders met glansdeeltjes erin ... gebruik oorbellen of haarspelden in dezelfde kleur als je make-up ... een highlighter, niet te veel en net onder de wenkbrauwen, en pas een fond de teint met parelmoer toe."

'Met make-up zie je er beter uit' is een waarheid als een koe in de parfumeriewereld. Verkoopsters worden geacht expert te zijn in het dusdanig opbrengen van make-up dat natuurlijk zij zelf, maar ook een klant er aanmerkelijk door verbeterd. Een citaat uit een voorbeeld-verkoopgesprek uit de 'Kosmetiek Apropos' van augustus 1990:

"Verkoopster: \Vat vindt u, zal ik eens zo'n retouche aanbrengen? Klant: Hoe lang duurt dat en waar doet u dat eigenlijk?

Verkoopster: Ik doe het gewoon hier in de winkel, dat doen we heel vaak. Kijk, we hebben er een speciaal plekje voor en het duurt niet langer dan 10 minuten. Klant: Maar ik weet niet of ik het wel mooi vind en ik ben niet van plan het te kopen. Geeft dat niet?

Verkoopster: Dat kopen is al helemaal geen probleem en ik doe het graag als service voor u. En als u de make-up echt niet mooi vindt, haal ik het er weer af. Maar eerlijk gezegd denk ik juist dat u heel verbaasd zult zijn over het resultaat. Zullen we het gewoon eens doen?"

In het nummer van april 1990 staat dat als een klant een geur gekocht heeft, een verkoopster niet moet schromen te vragen naar het make-up gebruik van een <praktisch) onopgemaakte klant.

"Zeg haar dat make-up opbrengen helemaal niet zo moeilijk is en weinig tijd kost. Vraag de klant vervolgens of ze tijd heeft voor het aanbrengen van make-up. Breng minimaal foundation, blusher en mascara aan. En lipstick als finishing touch, want daar vrolijkt iemand echt van op!"

Voor deze scriptie wil ik me echter in de eerste plaats richten op de verkoopsters zelf en niet zozeer op de, voorgeschreven, omgang met klanten.

Make-up kan gezien worden als bedrijfskleding, als een uniform. Door het perfecte uiterlijk en het volledig opgemaakte gezicht kan de klant de verkoopster direct als verkoopster herkennen. Bovendien gaan de klanten er vanuit dat op het gezicht de competentie van de verkoopster, als vaardig toepasser en gebruikster van de diverse artikelen, af te lezen moet zijn. Eenduidig ziet men dus het belang van een 'goed

(19)

verzorgd uiterlijk' in. Later zal blijken dat dit uiterlijk niet alleen als een uniform, als iets \118.t nou eenmaal tussen negen-en-zes

nodig is, gezien wordt. Het is iets wat er gewoon bij hoort. Toch realiseren de verkoopsters zich dat dit uiterlijk voor anderen niet zo vanzelf sprekend is en dat vrouwen die niet in de parfumerie werken er over het algemeen anders uitzien. Op de vraag 'Denkt u dat er voor veel vrouwen nog een drempel is om zomaar een parfumerie binnen te

stappen?'antwoordden veel respondentes dat ze dachten dat die drempel voornamelijk bestaat uit het uiterlijk van de verkoopster.

''De klanten vinden dat de mensen die in een parfumerie werken eigenlijk veel te veel en veel te mooi zijn opgemaakt. Ik zie dat niet op die manier."

"Ik denk dat die drempel bestaat uit het tegenop kijken tegen die meiden die er staan, die zien er natuurlijk altijd perfect uit." "Ja, dat vergeten wij nogal eens, wij die achter de toonbank

staan ... ik heb weleens gelezen dat een journaliste schreef, en dan kom je daar binnen, \118.t uitgezakt van het winkelen en dan staan daar zulke keurig opgemaakte dames, tot in de puntjes verzorgd en toen dacht ik, ja, zo wordt er dus tegen ons aangekeken."

"De klanten zeggen ook altijd: jullie zien er zo mooi uit." "Toch misschien wel een bepaalde vrees voor de verkoopsters die erin staan waar ze tegenop kijken. Die zien er altijd zo mooi uit." Niet alleen weten ze dat ze er niet gemiddeld uitzien, vaak ook weten ze dat dat juist mensen schuchter maakt of ervan weerhoudt binnen te komen.

"Sommigen durven niet bij ons naar binnen, omdat die meiden er altijd zo goed en keurig verzorgd uitzien of omdat ze denken dat het duur is."

Een ander zegt:

"Bovendien denk ik dat mensen bang zijn dat als ze er gewoon uitzien dat wij erop neerkijken."

"Dan gaan ze zo'n parfumerie binnen en dan staan daar leuke vrouwen die verzorgd zijn, ja, en dan voelen ze zich onzeker, dat merk je wel."

"Ik hoor dat van vrienden van m1J. Dan zeggen ze, ik \118.S langs

geweest, maar ik zag je niet. En dan zeg ik, had dan binnen gekomen, maar dat durven ze dan niet."

(20)

"De uitstraling, de mooie vrouwen, ik heb het zelf ook gehad. Toen

ik 15 '\rla.S heb ik een half uur voor Douglas Reguliersbree gestaan

voordat ik er naar binnen durfde te stappen."

"En dat merk je ook meteen, als ze binnen komen voor

huidverzorging, dan zeggen ze eerst, je moet maar niet naar me kijken hoor, '\rlant ik heb net me huis schoon gemaakt of ik ben aan het verbouwen of zo. "

De juistheid van dat uiterlijk wordt dus niet in twijfel getrokken. De verkoopster moet als voorbeeld dienen, punt uit. Dat ze zich realiseren dat dit uiterlijk bij anderen vaak als 'te perfect' overkomt leidt niet tot het ter discussie stellen van dit 'verzorgde' uiterlijk.

Onderling wordt veel over make-up gepraat. Tijdens het reeds

besproken koffie-uurtje, maar ook tijdens lunch- en theepauzes. In het winkelpand is altijd een keukentje aanwezig '\!laar in de pauzes vaak twee of meer verkoopsters zich bevinden. Op de taf el liggen vakbladen en andere 'glossy' magazines die over make-up en huidverzorging handelen.

Ik heb, als invalkracht, in zeker 10 filialen gewerkt en overal is het hetzelfde. De onderwerpen die men met elkaar bespreekt gaan over make-up, nieuwe technieken, kleding, artikelen uit de magazines, acties van 'huizen' (zie p. 9), komende cursussen en over de ervaringen die men opgedaan heeft tijdens cursussen die men reeds achter de rug heeft. Invallen in een gesprek met vreemde collega's is dus makkelijk, men spreekt overal dezelfde taal. Zelden wordt er gesproken over

bijvoorbeeld het wereldnieuws of familiale aangelegenheden. Douglas is een bedrijf met veel filialen en als ik moest invallen in een filiaal dan vroeg men mij honderduit over bepaalde collega's, over de omzet, bepaalde nieuwtjes over andere filialen. De filialen immers kennen een hoge mate van onderling contact en de verkoopsters uit de diverse filialen zien of spreken elkaar dan ook geregeld:

"Ja, ik ken ze natuurlijk ook goed, je woont toch bij elkaar in de buurt, je ziet elkaar geregeld, soms is het bijna familie, of je hebt lang bij elkaar gewerkt, ja het allemaal één lijn. Wij

filiaal-houdsters bellen elkaar ook altijd zaterdags- ochtend, zo van, hoe gaat het bij jou. Maar ja, ik kan me voorstellen, we staan landelijk toch heel slecht bekend, zo van die gekken uit Amsterdam. En die anderen, die bellen elkaar nooit, ik zeg weleens van bel toch eens, dan zeggen ze, waar moeten we nou over praten. Ja god,

(21)

al vertel je alleen maar dat je nieuwe schoenen hebt gekocht. Zegt zij weer, ik heb wel wat anders te doen dan aan die telefoon

hangen. Nou neem me niet kwalijk hoor, dan bel ik wel niet, maar zo krijg je natuurlijk wel dat er weinig contact is. Goed is dat toch niet dat stugge, maar aan ons zal het niet liggen.''

Maar ook een hoop geroddel natuurlijk. In Amsterdam en omstreken zijn er negen filialen die nogal naar elkaar trekken. Met filialen in de P.C.Hooftstraat, Beethovenstraat en Amstelveen vormen ze toch een beetje een elite, waar de rest niet goed raad mee weet. Op een vraag: Kunt u goed met collega's uit andere filialen omgaan, kwam dat 'wij' en

'zij' gevoel sterk naar voren:

"Ja, de P.C. [filiaal in de P.C.Hoofstraat, vKJ heeft altijd al een bepaalde naam gehad (hautain, vKJ, en dat zit er nog steeds in." "In het begin heb ik wel gemerkt dat die kliek van Amsterdam heel erg bij elkaar klitte, maar het wordt nu wel wat beter. Ik heb zoiets van, jongens als jullie dat lekker hebben met elkaar, best." "Je hebt in de Randstad toch een andere mentaliteit dan elders. Bij die warenkennis-training bijvoorbeeld, dan blijf je twee dagen in een hotel en dat is toch wel lachen hoor, met al die meiden." "Ik vind ze over het algemeen wel aardig, alhoewel ik wel moet zeggen dat ik nooit in Amstelveen zou willen werken, dat vind ik zulke tuttebollen, daar voel ik me niet thuis. Ik vind netjes heel leuk, maar dat vind ik een beetje tè."

"In onze regio (Amsterdam, vKJ heb ik dat niet, maar als je in Deventer komt, of in Amersfoort, daar hebben ze een andere

mentaliteit. Bijvoorbeeld in Deventer, daar moest ik werken en dan kom je daar binnen en dan moet je echt vragen van, mag ik mijn jas ophangen en waar. Terwijl als je bij ons komt is het van: loop maar

mee, hang hier je jas maar op, we doen eerst even een bakkie, dat

soort dingen."

De openbare rol is zwaar gestructureerd rond het begrip 'uiterlijk'. Tijdens het 'spelen' van deze rol zijn de verkoopsters voortdurend bezig hun uiterlijk te bespreken of vorm te geven. Het uiterlijk staat centraal in praktisch elke handeling. Niet alleen make-up, maar ook andere middelen die het uiterlijk kunnen verfraaiien vormen een

(22)

belangrijk aandeel in de structurering. Omdat huidverzorgingsmiddelen op lange termijn werken past men die uiteindelijk slechts toe als men thuis is. Ik zal ze daarom, ofschoon deze tijdens de openbare rol wel belangrijke gespreksonderwerpen vormen, pas in paragraaf 1.4.2

bespreken.

t.3

Maskering

De aandacht voor het uiterlijk, het hoofdbestandeel van de openbare rol, is ook van invloed op diverse private rollen. Men kan het, voor de openbare rol benodigde uiterlijk, in het privé-bestaan moeilijk

afleggen. Het afleggen van de 'bedrijfskleding' <een perfect verzorgd uiterlijk) gaat, in tegenstelling tot andere <geuniformeerde) beroepen, nogal moeizaam. Op vrije dagen wordt evenveel perfectie en aandacht aan verzorging besteed als op een dag dat men moet werken. Werken in een parfumerie lijkt dus persoonlijkheidsvormend te zijn.

Wat we ons in dit verband onder persoonlijkheid moeten voorstellen

legt Goffman uit door de socioloog Robert E. Park te citeren:(12

)

"It is probably no mere historica! accident that the word person, in its first meaning, is a mask. It is rather a recognition of the fact that everyone is always and everywhere, more or less

consciously, playing a role ... "

Park refereert hier aan de afstamming van het woord 'persoon'. Het komt van het griekse woord 'Persona' dat masker, zoals gebruikt door een

acteur in een tragedie, betekent. (13

) En zo ziet Goffman dan ook de

'persoonlijkheid' , als een masker dat ons Self representeert,

"This mask is ouer truer self, the self we would like to be."( 14

)

Maskering, in de betekenis van het dragen van een masker, is een symbolische belichaming van hetgeen men wil uitdragen. Beroepsmaskers vallen onder de alledaagse maskering. Beroepskleding bijvoorbeeld is de bekendmaking van een specifieke identiteit. Beroepsmaskers kunnen

12Goffman: 1969, p. 17

13Raymond Williams, Keywords-a vocabulary of culture and society,

Fontana: Croom Helm 1976, p. 195

Zie ook: Erving Goffman, Forms of Talk, Oxford: Basil Blackwell 1981, p. 89

(23)

dienen als herkenningstekens. Het woord 'masker' wordt in deze context dus gebruikt als onthulling van een bepaalde openbare rol, niet als verhulling, de eerste betekenis die de Van Dale namelijk aan het woord maskeren geeft, is verbergen, aan het oog ontrekken.

Deze beroepsrepresentatiemaskers kunnen dienen als demonstratie, bijvoorbeeld van macht (politie), dienstbaarheid <stewardessen) of, in het geval van een verkoopster in een parfumerie, als demonstratie van kunde en competentie in het omgaan van artikelen ter bevordering van schoonheid. Door middel van hun uiterlijk, hun beroepsmasker, kunnen deze verkoopsters tonen dat zij een kundige gids zijn, dat zij andere vrouwen (klanten) de weg kunnen wijzen naar precies zo'n uiterlijk. Door het dragen van beroepsmasker kan iemand gemakkelijker zijn superioriteit op betreffend gebied demonstreren. Het geloof in de deskundigheid van de verkoper vergemakkelijkt, kort gezegd, het geloof van een potentiële klant in werkzame crèmes en wenselijke cosmetica.

Het dragen van een masker heeft dus een specifiek openbare functie, het laat een bepaalde gewenste indruk achter op derden. Het dragen van een masker kan echter ook, zoals Goffman al had aangegeven, een

blijvende indruk achterlaten op het concept van het Self van de drager. Met name geüniformeerde beroepen kunnen een sterke invloed uitoefenen op het concept van het Self. Hetzelfde geldt voor andersoortige

specifiek uniforme uiterlijke verschijningsvormen. Ingelore Ebeling vertelt bijvoorbeeld in haar boek "Masken und Maskierung' hoe een journalist die zich als Turk had verkleed om te ervaren hoe het was om

als Turk behandeld te worden: (15

)

"Er fühlte sich wirklich als Türke, und somit, extrem ausgedrückt, 'wie der letzte Dreck' ... das Beispiel deutet an wie die Reaktionen der Wahrnehmenden das eigende Selbstbild beeinf lussen. Nicht

zuletzt wirkt hier die Maskierung selbst in ihrer identif izierenden Kraft."

Het beroepsmasker van een verkoopster in een parfumerie heeft een grote invloed op haar persoonlijkheid in Goffmaniaanse zin.

15Ingelore Ebeling, Masken und Maskierung-Kult, Kunst und

(24)

Make-up en crèmes vervullen een merkwaardige functie. Het zijn, in aanvulling op kleding en manieren, tekenen van status, een leef- en gedragswijze die geheel en al op het publiek gericht is. Men probeert met deze hulpmiddelen openlijk de illusie te wekken dat men zich aan de tand des tijds kan onttrekken en de schaamte voor een <sociaal

bepaalde) 'lelijkheid' kan bezweren. Het onopgesmukte gezicht en in het bijzonder de vale teint bij het opstaan zijn aan het oog onttrokken. Er zijn gecompliceerde regels van kleding, kapsel en cosmetica die

schoonheid maken tot een product van een arbeid, die afhankelijk is van verworven vaardigheden. Voor iemand die er beroepshalve 'perfect' uit moet zien, is dit tweede, kunstmatig gevormde gezicht van meer belang dan het gezicht dat 'er onder' zit. En zo krijgt het begrip 'masker' in deze context een dubbele betekenis. Het betreft nu niet alleen het functionele representatieve beroepsmasker dat openbare identiteit onthult, maar tegelijkertijd moet dit masker het 'naakte' gezicht verhullen dat zonder cosmetica niet beantwoordt aan de per conventie opgelegde normen.

Bij dit masker, in de laatstgenoemde betekenis van het woord, gaat het er wel om zo natuurlijk mogelijk over te komen, het masker moet geloofwaardig zijn. In de eerste plaats omdat men de schijn moet ophouden, de make-up maakt deel uit van de wereld van de 'trompe-l'oeil'. Men wil niet de indruk wekken iets te zijn wat men niet in werkelijkheid is. Het zou het openlijk bekennen van een leugen

impliceren. In de tweede plaats, en daarmee zijn we weer terug bij het masker in de functie van demonstratie, moet het masker geloofwaardig zijn voor de potentiële klant. Voor de klant dient dit masker als herkenningsteken, de draagster is klaarblijkelijk kundig in het

beoefenen van de vaardigheden van het opbrengen van make-up en in het gebruik van huidverzorgingsartikelen.

Het voor de verkoopster in een parfumerie voor haar werk noodzakelijke dragen van een masker, in de twee hier genoemde

opzichten, zou haar, indien ze geen geloof zou hebben in haar openbare rol en in de werkzaamheid en wenselijkheid van schoonheidsartikelen, in een 'gedragsconflict' brengen. Door de tweevoudige werking van het dragen van een masker en het extreem openbare karakter van haar rol (ze wordt voortdurend getaxeerd op haar uiterlijk, alle aandacht is met name op haar gezicht gericht) kan ze moeilijk het verkoopcynisme

(25)

opbrengen dat zo kenmerkend is voor verkopers in andere branches. Zij verkoopt immers indirect zichzelf. Bovendien zal zij, terwille van de gemoedsrust en de overzichtelijkheid in haar Self-conceptie, streven naar één zelfbeeld, naar zo min mogelijk rolwisselingen. Verkoopsters in de parfumerie streven naar één bepaalde rol met één bijbehorend uiterlijk, omdat zij, via hun eigen gezicht, cosmetica aan de 'man' proberen te brengen die de toekomstige gebruiksters in verschillende rollen van pas zullen komen. Het gebruik van cosmetica blijft, voor de verschillende gebruiksters, niet tot één situatie beperkt. Dit betekent al gauw dat de verkoopster, om haar geloofwaardigheid niet te

verliezen, ook in andere situaties dan die van de verkoop haar masker zal moeten blijven dragen om daarmee de wenselijkheid voor de

potentiële klant ervan blijvend te bevestigen. Dit zal betekenen dat haar openbare functie ook in een private rol wordt vervuld en er hierdoor geen onderscheid tussen de openbare en private rolClen) is. Dit zal in paragraaf 2.3.2 nader worden uitgewerkt. Ik wil nu overgaan tot de beschrijving van deze invloed van het 'beroepsmasker' op het privé-leven.

1.4.1 'Thuis'

Het is natuurlijk praktisch onmogelijk een beschrijving te geven van de invloed van de openbare rol op alle private rollen. Niet alleen kunnen dat er voor deze scriptie teveel zijn, maar ook zijn ze voor ieder

individu weer wat anders ingevuld. Het gebied is te breed om volledig te kunnen zijn. Toch wil ik om de lezer wat meer te informeren, een beschrijving geven van deze invloed, al zal het gebied wat deze beschrijving beslaat beperkt van omvang zijn. Ik neem daarvoor een gebied waar ieder van mijn respondentes mee te maken had en die geacht wordt het meest adequaat het begrip 'privé' weer te geven: namelijk bij de verkoopsters thuis.

Ik heb er naar gestreefd de interviews zoveel mogelijk in het eigen huis van de respondentes af te nemen. Dit geeft mij de gelegenheid iemand in zijn eigen omgeving te zien en naar eventuele overeenkomsten tussen de diverse woonsituaties van de respondentes te kijken. Die overeenkomsten zijn er inderdaad. Aan de inrichting van de huizen kon

ik over het algemeen een grote aandacht voor detail af lezen. Het gebruik van marmer en de toepassing van de kleur Coud-)roze sprong

(26)

eruit.

L. bijvoorbeeld woonde in een flatgebouw aan de rand van Beverwijk. De wijk is gebouwd in de jaren zestig en doet dientengevolge een beetje 'sjofel' aan. Een door betonrot aangetaste galerij en een roestige liftkoker bevestigen dat beeld. In de woning van L. is daar echter niets meer van te merken. Haar appartement maakt een zeer gerenoveerde indruk. De inrichting valt direct op. Het is er overvol met

snuisterijen, grote 'oud-hollands' aandoende buffetkasten, perzische kleden op de vloer. L. heeft kaarsjes aangestoken, er slingert niets rond en alles glimt. Ze zegt van zichzelf:

"Ik houd van die 'Chanel-uitstraling', veel glim, ik ben net een kraai. Maar wel zo dat het mooi is ... Ik heb hier mijn eigen

sfeertje gecreërd en als een ander dat niet mooi vindt laat me dat siberisch."

C., een vrouw van dezelfde leeftijd als L., woont in een eind jaren vijftig gebouwde wijk in Amersfoort. Bij binnenkomst valt meteen op dat deze woning helemaal verbouwd is. De muren zijn uitgebroken, veel

marmer overal. Een grote witte open keuken, die uitzicht biedt op een zelf gemetstelde open haard, met hele oude steentjes uit een echte boerderij, meldde C. trots en ongevraagd. De kleur zalm-roze domineert, met veel goudkleurige frutseltjes. Een grote bos zalm-roze kunstbloemen in een goudkleurige vaas naast een driedelige, goudkleurige kandelaar,

met drie, onaangestoken, roze kaarsen. We zaten aan de tafel op het

grensgebied keuken-woonkamer. C. droeg een bril met goudkleurig montuur, zag er erg gesoigneerd uit en serveerde koffie in een wedgewood servies met een gouden randje en, jawel, roze bloemetjes.

Ook L., een jonge meid die aan de rand van Amsterdam <Slotermeer), in een heel net flatgebouw woont, is trots op haar huis. De woning heeft, wat men noemt, een modern 'Ikea' interieur. Alles strak

vormgegeven, met doordachte kleurcombinaties. De kleur zalm-roze komt overal in terug, tot aan de vaas met bloemen toe, In dit huis was absoluut geen rommel, zelfs geen rondslingerende tijdschriften of uitvallende bloemblaadjes. Toen ik vroeg of het er in haar huis altijd zo netjes uitzag, of dat het ter ere van mijn komst is opgeruimd, zei ze dat ze absoluut niet tegen rommel kan en dat het er inderdaad altijd zo uitziet. Dat dit meisje in een parfumerie werkt, is overduidelijk.

(27)

meer dan driehonderd miniatuurflesjes parfum. In een wandmeubel staan, ter decoratie, drie gigantische flessen <etalage materiaal) parfum, en aan de muur hangen gigantische posters met daarop stylistisch

vormgegeven reclame voor diverse 'huizen', waarin natuurlijk de zalm-kleur domineert.

E. woont, wegens omstandigheden, bij haar vriend in. E. heeft het daar toch wel een beetje moeilijk mee. Immers, haar spullen staan zolang ergens opgeslagen. Dat ze toch nog wel veel waarde hecht aan haar 'mooie' spullen bleek toen ze na het interview mij nog wat wilde

laten zien. We betraden een kamer waar een klein gedeelte van haar

meubilair stond. Ze wees op een vaas en zei, 'kijk, dat is nou mijn kleur' <de kleur was, hoe kan het anders, zalm-roze). Een beetje weemoedig verhaalde ze van haar eigen huis, hoe leuk het was en hoe mooi ingericht. Ook C. en haar man, die in Amsterdam Z.O. wonen, zijn trots op hun huis, dat valt te zien. Binnen is het smetteloos. Een strak wit woonkamerameublement, een enorme donkergroene hoekbank en roze accessoires, zoals een kandelaar met roze kaarsjes, twee bossen roze bloemen en plintjes die roze geverfd zijn.

I. en haar man wonen in een nieuwbouwwoning in Amstelveen Zuid. Samen met de naaste buren hebben zij voor beide huizen een doorlopend terras gemaakt. Twee voortuintjes die symmetrisch met marmer zijn betegeld en een vijvertje precies in het midden. Ook binnen viel het marmer me als eerste op. Strak gemeubileerd, nergens rommel, roze

accessoires. Een andere C., een rijzige vrouw die op het eerste gezicht een strenge indruk maakt, woont in Amsterdam Zuid, de Rivierenbuurt. Haar huis ziet er wel wat rommelig uit, door de vele haarspelden, nagellakken en andere make-up artikelen die her en der door het huis verspreid liggen. Toch is het overduidelijk dat C. in een parfumerie werkt. Etalage materiaal (waaronder een enorme plastic lippenstift en een grote dummy parfumfles, wel een halve meter hoog), posters en een grote hoeveelheid parfum-miniatuurflesjes staan, ter decoratie, in haar huis.

M. haar huis in Alkmaar doet denken aan een klein boudoir, met veel roze en schemerlampjes. Ze houdt van roze. Speciaal om die reden

gebruikt ze het cosmeticamerk 'Jean Gatineau':

(28)

Een andere respondente, die in een flat in Amstelveen woont 'heeft' ook wat met roze:

"De eerste pot crème die ik kocht was van Estee [Lauder, vKJ, vanwege die mooie gouden potten met die zalmroze kleur."

Ook haar huis is met grote zorg ingericht. Kunst aan de muur, design meubels, roze accessoires.

Van twee van mijn respondentes heb ik niet kunnen nagaan hoe de wooninrichting was, omdat ik ze op hun werk interviewde. Voor de rest viel bij slechts twee van mijn respondentes noch de kleur roze en een smetteloos interieur op te merken, noch was te zien dat ze in een parfumerie werkten. Het is opvallend dat er bij mijn respondentes zoveel overeenkomst in type woninginrichting en voorkeur voor kleur naar voren komt. Het is niet onwaarschijnlijk dat die aandacht voor (detail in) woninginrichting samenhangt met hun beroep. Opvallend is wel dat dat ze bijna zonder uitzondering, trots waren op hun

huisinrichting. Het vervulde vaak bijna een 1etalagefunctie1

, in plaats

van een oord waar men zich terugtrekt. Dit zou kunnen wijzen op het feit dat men zich in de privé-situatie ook profileert als iemand die uiterlijk vertoon (zowel in het uiterlijk als in huisinrichting) centraal vindt staan en belangrijk vindt.

"Sinds ik hier werk ben ik toch wel een perfectioniste geworden, ook in mijn huis enzo. Sinds ik in een parfumerie werk, verzorg ik me huis ook beter, let ik er veel meer op. Geen rommel en mooie dingetjes om me heen en mooie kleuren. Ja kijk, je bent zelf verzorgd en je probeert dat met je omgeving natuurlijk ook." 1.4.2. 'Het werk' mee naar huis

Net zoals in de openbare rol, staat het uiterlijk in de privé-situatie ook in de diverse private rollen zeer centraal. Over make-up kom ik, in het tweede gedeelte van hoofdstuk twee, nog ruimschoots te spreken. In deze paragraaf wil ik me vooral richten op de aandacht die men over het algemeen voor het uiterlijk heeft, relatief ten aanzien van andere aandachtspunten in een privé-bestaan. In paragraaf 1.2.2 sprak ik over huidverzorging. Huidverzorging vormt, naast make-up, een bron van dagelijkse aandacht. Er wordt aan huidverzorging minstens evenveel belang gehecht als middel om het uiterlijk te verfraaien, als dat met make-up het geval is. Make-up staat dan ook niet los van

(29)

huidverzorging; zonder huidverzorging kan er, vinden de verkoopsters, geen make-up toegepast worden en is men dus niet 'verzorgd'.

Als verkoopproduct staat huidverzorging hoger genoteerd dan make-up. Kennis van het gebruik van huidverzorging vereist aparte scholing en is dientengevolge een manier om je positief van je collega's te kunnen onderscheiden. Wie veel weet van huidverzorging, staat hoog in aanzien. Klanten kunnen hun weg al helemaal niet meer vinden in het woud van de diverse artikelen. Ze moeten vaak volledig op het advies van de

verkoopster vertrouwen. Het aanbod is groot en ver·andert voortdurend. De verkoopsters krijgen dan ook geregeld, één maal per twee maanden, een 'bijspijker' -cursus. Vaak van het 'huis' dat een nieuw product lanceert.

Het opmerkelijke aan deze hele gang van zaken is dat de verkoopsters ook zelf groot geloof hechten aan de werkzaamheid en wenselijkheid van de diverse crèmes en andere huidverzorgingsartikelen. Om er 'beter' uit te zien, vinden de verkoopsters huidverzorging dus noodzakelijk en onontbeerlijk. Dit betekent dat ze zelf vaak één van de grootste afnemers van producten zijn; klant in hun eigen winkel, als het ware. Douglas hanteert een systeem met een boekje, waar alle meegenomen producten in opgeschreven worden. Die hoeven aan het eind van iedere maand pas betaald te worden.

"Ja, dat systeem met dat boekje werkt eigenlijk wel tegen mij, ik sta ieder keer weer verbaasd over het bedrag, maar iedere keer heb ik weer een rekening van zoveel, en dan denk ik, verdorie, waarom koop ik toch zoveel."

"l k koop veel bij Douglas, maar ik vind het niet tè veel. Het is niet zo dat ik dingen koop omdat ik het wil hebben, omdat het nieuw is. "

"Vroeger was drie-, vierhonderd gulden niets, maar nu kan ik regelen dat ik veel krijg. Maar ik let er wel altijd op of iemand zichzelf in de hand heeft, ja, straks hebben ze zo achthonderd gulden. Dus bij tweehonderd gulden zeg ik, effe stoppen hoor nu, met kopen, je mag even niet meer. Ja, straks kunnen ze het niet meer betalen."

"In het begin zei ik nog tegen L. [filiaalhoudster, vKJ, ik hoef

zo'n boekje niet, want ik koop toch niets, maar nu heb ik evengoed twee-, driehonderd gulden per maand."

(30)

"Zo tussen de 150,- en 200,- gulden per maand denk ik. Als ik buiten de branche zou werken en niet zoveel demonstratie materiaal zou krijgen, zou dat wel wat hoger zijn."

"Ik denk dat ik toch wel voor zo'n 10% van mijn salaris weer bij Douglas koop, zeker weten."

Naast dat men zèlf veel aanschaft, krijgt men ook veel aan huidverzorging cadeau; van Douglas bijvoorbeeld overgebleven

demonstratie-potten en 'proefjes' <normaliter worden die aan klanten meegegeven, maar de verkoopsters hebben eerste keus), maar ook van de diverse huizen die veel aan klantenbinding via de verkoopsters doen. Op de cursussen krijgt men natuurlijk de gedemonstreerde crèmes mee naar huis, maar ook zomaar, tussendoor, wordt er veel testmateriaal

weggegeven. Dit kweekt namelijk ' good-wi 11' bij de verkoopsters en bovendien wordt de kans groter, dat ze het ook een klant zullen aanraden. Tenslotte zijn er nog de diverse lopende acties. Een soort wedstrijd eigenlijk, waarvan de prijzen door de huizen verstrekt worden. Heeft een verkoopster bijvoorbeeld tien potten nachtcrème van merk X verkocht, dan krijgt ze als beloning een huidverzorgingsserie van hetzelfde merk cadeau.

De verkoopsters zitten dus, wat men noemt, 'goed in de spullen'. En het wordt thuis allemaal gebruikt, toegepast en getest. In de winkel wordt er dan weer over gesproken. Natuurlijk met de klanten, maar ook en vooral met collega's. Warenkennis, ik zei het al, is belangrijk. Hoe meer je weet, hoe meer je meetelt en hoe hoger in aanzien. Toen ik onlangs weer een ochtendje bij mijn ex-collega's op visite was <zie 1.2.1.) werd me dat wel duidelijk. Ik was er al te lang uit. Ik kon, maar mocht ook niet meer meepraten. Maar, om op de privé-situatie terug te komen: pas thuis gebruikt men alle artikelen.

"Nou ja, zoals ik het ook mijn klanten vertel dat ze het moeten doen, doe ik het zelf ook. Goed reinigen, maskers nemen, pakkingen nemen, dat soort dingen spreekt vanzelf. Ik besteed er dan ook veel aandacht aan. Voor ik naar bed ga haal ik eerst de make-up van mijn gezicht en dan ga ik altijd in bad en douche ik mij na. Mijn

gezicht reinig ik met een mousse, een oog make-up remover, een lotion en natuurlijk een nachtcrème. Soms neem ik ook weleens een maskertje, dat laat ik dan de hele nacht zitten."

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We bieden een ruime inlooptijd, om kinderen die dit nodig hebben de kans te geven in rust de school en klas binnen te komen en hun plekje vast op te zoeken.. Om 8.30u starten we

Aan het einde van de lessen bespelen de kinderen de basis van een instrument of instrumenten, hebben ze een liedje met eigen stijl en kunnen ze het uitvoeren.. Omschrijving

Dit schooljaar zijn we weer gestart met ‘Goed van Start’. We hebben met elkaar afgesproken welke groep wij willen zijn en welke regels en afspraken daar bij horen. Door Goed van

Er zijn standaard opdrachten die bijvoorbeeld bij de instructie horen, alle leerlingen maken deze opdrachten.. Daarnaast zijn er

Daarom heeft de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in overleg met DUO besloten dat deze bestuurders ook tot 1 juli 2018 de tijd krijgen om zich in te schrijven

Kinderen leren allemaal op hun eigen manier en zo hebben alle kinderen diverse ‘gebieden’ waar ze goed in zijn.. De één is motorisch heel knap, de ander is taalknap, weer een ander

Noem ze één voor één en laat de kinderen weer hun vinger opsteken bij het seizoen waarvan zij denken dat jij het weerbericht hebt gemaakt?. Tel steeds het aantal opgestoken vingers

Als teams, na toepassing van b, c en d gelijk eindigen worden strafworpen genomen door 4 spelers/sters van elk team.. Dit herhalen tot er een winnaar