• No results found

Encouraging ‘empowerment’ during parenting supportive conversations : how does the professional translate this into practice?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Encouraging ‘empowerment’ during parenting supportive conversations : how does the professional translate this into practice?"

Copied!
73
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Encouraging ‘empowerment’ during parenting

supportive conversations

:

how does the professional translate this into practice?

Masterscriptie Opvoedingsondersteuning Pedagogische Wetenschappen Universiteit van Amsterdam L. Marcelis, 10003641 Begeleidster: Dr. E. Singer Tweede beoordelaar: L. van Gelderen Begeleidster Opvoedpoli: S. van Dijk Amsterdam, juni 2013

(2)

Voorwoord

Het hebben of verbeteren van de eigen kracht van elk gezinslid, is een steeds populairder en belangrijker thema geworden. Niet alleen in de hulpverlening maar ook gemeenten buigen zich over dit onderwerp. Wat is nou die eigen kracht en hoe kunnen we dat stimuleren bij cliënten zodat iedereen in staat is om eigen opvoedproblemen op te lossen met een ondersteunend sociaal netwerk? De Opvoedpoli is hier al enkele jaren mee bezig en ik heb de eer gekregen om een beeld te schetsen van hoe professionals de eigen kracht van cliënten in de praktijk proberen te stimuleren en te vergroten. Ik vond het zeer boeiend om met een onderwerp bezig te zijn dat zo actueel is voor iedereen en vooral ook toekomstperspectieven biedt.

Mijn eerste dankbetuiging gaat dan ook naar de Opvoedpoli. De collega’s die ik heb mogen ontmoeten waren inspirerend en zo enthousiast over mijn scriptie dat ik met vol goede moed en veel vertrouwen het traject heb af kunnen ronden. Jullie hebben mij laten zien dat onderzoek nuttig en zinvol is en dat het vooral voor jullie en andere organisaties en instanties een meerwaarde heeft, dank jullie wel!!

Daarnaast gaat mijn dank uit naar alle mensen die mij hebben geholpen om dit onderzoek naar een goed einde te brengen. Mijn begeleiders: dr. E. (Elly) Singer en Suzan van Dijk. Elly Singer bedankt voor de goede tips en adviezen en Suzan bedankt voor het vertrouwen en de ruimte die je mij hebt gegeven om mijn eigen wegen in te slaan. Ook zou ik graag dr. F.B. (Floor) van Rooij van de Universiteit van Amsterdam persoonlijk willen bedanken voor het begrip tijdens een zware en moeilijke periode. Het vertrouwen zorgde voor rust waardoor ik mijn scriptie alsnog zonder vertraging heb kunnen afronden.

Op persoonlijk vlak zou ik graag mijn lieve vriend Thomas willen bedanken. Je bent echt van onschatbare waarde geweest de afgelopen drie studiejaren. Niet alleen jouw vertrouwen, je rust, je motiverende woorden maar ook jouw kennis over de wetenschap zijn belangrijke factoren geweest om mijn studie succesvol af te sluiten. Je bent mijn held!!

Maar hoe onbelangrijk geld ook zou moeten zijn, zonder de financiële steun van mijn ouders had ik nooit aan een derde studie kunnen beginnen. Na twee mooie diploma’s werd deze derde studie met veel vertrouwen door jullie mogelijk gemaakt. Ik ben jullie ontzettend dankbaar voor deze mooie en bijzondere toevoeging, ik had het voor geen goud willen missen!!

Al met al heb ik op EIGEN KRACHT mijn studie met een grote glimlach afgerond, dat pakt niemand meer van mij af.

(3)

Abstract

The aim of this research was to create insight into the approach that the family coaches of the ‘Opvoedpoli’ use to stimulate the empowerment of their clients. For this, research was performed at the Opvoedpoli’s in Amsterdam Zuid, Noord and Oost. First, a theoretical framework was created on the subject of empowerment. In order to clarify what the professionals’ definition of empowerment is and what they consider to be prerequisites for empowerment, interviews with sixteen family coaches and specialists of the Opvoedpoli were conducted. In order to see to what extend the professionals practice what they preach, the actual approach of the professionals was investigated and compared to the data from the interviews.

The professionals consider someone to be empowered when the individual is self-reliant, independent and does not rely on external aid, reflects on their own capabilities, sets goals, has a stimulating day-activities and applies his or her competences and strengths. But also, someone who will ask for help and uses his or her own social network when needed. The interviews showed that the professionals consider ‘goals’, ‘action’,’reflection’, ‘social context’, ‘knowledge’, ‘competence’, ‘self-direction’ and ‘contact’ to be important criteria for stimulating the empowerment of clients.

The above mentioned aspects and approach (the practice) of the professionals matched with what was found in the literature. The professionals applied all aspects in practice, they especially used ‘positivity’ in the conversations with the clients, clarified the problems and wishes and emphasized taking small and manageable steps to reach a goal. One of the pitfalls is that

professionals should be aware of, is that they sometimes use a telling-approach where an asking-approach is preferred. Here, the professionals take on an active role, instead of passive, and they were more inclined to give advice, tips and suggestions.

Intervisies, during which family coaches analyze and reflect on their recorded conversations with clients can contribute in the refinement of their approach to maximize the empowerment of their clients. The approach can function as ‘best practice’ for other youth- and family organizations and municipal institutions.

(4)

Inhoudsopgave

1.

Inleiding

5

§ 1.1 Verschuiving binnen opvoedondersteuning 5

§ 1.2 Doel- en vraagstellingen 7

§ 1.3 Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie 8

§ 1.4 Leeswijzer 8

2.

Theoretisch kader

9

§ 2.1 Definitie eigen kracht 9

§ 2.2 Werkwijze professionals 10

§ 2.2.1 Empowerment Proces Model 10

§ 2.2.2 Doelen 11 § 2.2.3 Acties 12 § 2.2.4 Reflecteren 13 § 2.2.5 Sociale context 14 § 2.2.6 Communicatievaardigheden 14

3.

Methode

17 § 3.1 Onderzoeksdesign 17 § 3.2 Onderzoekseenheden 17 § 3.2.1 Onderzoekspopulatie en respons 17 § 3.2.2 Werving 18 § 3.3 Instrumenten 18 § 3.4 Onderzoeksprocedure 19 § 3.5 Analyses 20 § 3.6 Betrouwbaarheid 21 § 3.7 Ethische aspecten 21

(5)

4.

Resultaten

22

§ 4.1 Definitie eigen kracht 22

§ 4.2 Werkwijze professionals 24

§ 4.2.1 Hoofdcategorieën 24

§ 4.2.2 Subcategorieën 25

§ 4.3 Gesprekken professional en cliënt 37

§ 4.3.1 Hoofdcategorieën 37

§ 4.3.2 Subcategorieën 37

5.

Conclusie & discussie

45

§ 5.1 Definitie eigen kracht 45

§ 5.2 Werkwijze professionals 46

§ 5.3 Gesprekken professionals en cliënt 47

§ 5.4 Aanbevelingen 50

Literatuurlijst

52

Bijlagen

55

Bijlage I Informatiebrief en toestemmingsverklaring Bijlage II Vragenlijst hulpverleners en participanten Bijlage III Categorieën vragenlijst

Bijlage IV Codeboom interview Bijlage V Codeerschema eigen kracht

(6)

1. Inleiding

§ 1.1 Verschuiving binnen opvoedondersteuning

Het vak opvoedingsondersteuning heeft de afgelopen jaren veel aandacht gekregen in de media, politiek, opleidingen en onderzoeksinstituten (Hermanns, 2008). Dit leidde tot veel

verschuivingen van de inhoud en werkwijze binnen de hulpverlening. Niet alleen kreeg het opvoeden vanuit de eigen sociale omgeving de aandacht, ook laagdrempelige ondersteuning die de eigen kracht van ouders moeten versterken kreeg publiciteit (Doorten & Bucx, 2011). De ondersteuning richt zich niet meer alleen op het kind maar op het hele gezin en de omgeving van het gezin (Hermanns, 2008).

Al jaren wordt onderzoek gedaan naar de effectiviteit van behandelingen en het bieden van hulp aan gezinnen of individuen (Yperen, Van Der Steege, Addink, & Boendermaker, 2010). Yperen et al. (2010) zijn twee uiterste posities tegengekomen: enerzijds wordt gezegd dat professionals moeten werken met ‘evidence based’ interventies die goed aansluiten op de vraag en behoeftes van de cliënt, anderzijds wordt gezegd dat het belangrijk is om te focussen op de effectiviteit van de professionals, zoals het bevorderen van de werkrelatie en gestructureerd werken.

Zo zou Lambert (1992) door middel van kwalitatief onderzoek aangetoond hebben dat de effectiviteit van een therapeutische behandeling maar slechts voor een klein percentage (15%) verklaard wordt door de interventie of methode. Voor het overige deel zouden de resultaten bepaald kunnen worden door factoren die buiten de methodiek liggen. Lambert en Bergin (1994) en Lambert en Barley (2001) stelden uiteindelijk het ‘ common factor model’ samen waarvan 40% verklaard zou worden door cliëntfactoren, 15% door de hoop en verwachtingen van de cliënt, 30% door de therapeutische relatie (algemene werkzame factoren) en 15% verklaard wordt door de methode of de techniek van de behandeling, zoals al eerder genoemd. De ‘common factors’ van Lambert en

collega’s blijken in verschillende onderzoeken een sterk effect te hebben, al kunnen over de percentages ervan geen robuuste uitspraken gedaan worden (Yperen et al., 2010).

Doordat de werkrelatie zo eensubstantiële en consistente factor blijkt te zijn voor de uitkomst van de behandeling (30% volgens Lambert en collega’s), heeft er een verandering plaats gevonden in de rol van professionals. In de jaren ’60 had de professional nog een leidende en beslissende rol (power-over) en tegenwoordig een ondersteunende en partner rol, waarbij de familie of de cliënt zijn of haar eigen beslissingen maakt en zowel de professional als de cliënt elkaar kracht geven.

Een goed voorbeeld van de eerder genoemde verschuivingen en ontwikkelen, is de werkwijze van de Opvoedpoli. De Opvoedpoli is vanaf 2008 een snel groeiend en particulier

(7)

jeugdzorgonderneming waar voor alle vragen en problemen binnen het gezin ondersteuning kan worden geboden, zodat de gezinnen niet van het kastje naar de muur worden gestuurd. De

professional neemt een ondersteunende in plaats van een leidende rol in, waarbinnen de professional de vrijheid en verantwoordelijkheid krijgt om het werk te doen (Hermanns, 2009). Er wordt zoveel mogelijk outreachend gewerkt, bij de mensen thuis, om een prettige en comfortabele sfeer te creëren. De Opvoedpoli vindt de relatie met de cliënt en/of het gezin van groot belang en is zich bewust van de invloed die de hulpverlener kan hebben. Met Coda-e (Denk- en Doekader) wordt invulling

gegeven aan het ‘Hoe’: de klik tussen de professional en het gezin maar ook de basishouding die een professional moet hebben om het gezin zo goed mogelijk te ondersteunen (Stomps & Tanha, 2010). De cliënt staat altijd centraal en voorop dus wanneer er geen ‘klik’ is, is het belangrijk dat de

hulpverlener zich kwetsbaar opstelt door eventueel een match met een andere hulpverlener te maken. Echter is de uitzondering op de regel wanneer de veiligheid van het kind, het gezin, de samenleving of de hulpverlener in gevaar is. De hulpverlener neemt dan de leiding over het gezin.

Waar Coda-e een invulling geeft aan het ‘Hoe’, geeft de ‘Wrap around’-benadering richting aan het ‘Wat’. Binnen de Opvoedpoli staat het Wrap Around Care (WAC) model centraal, dat afkomstig is uit de Verenigde Staten. Het WAC model biedt een goede basis voor zowel de inhoudelijke werkwijze als de organisatie van de Opvoedpoli. Het is een vraaggestuurd en systeemgericht model dat cliënten verantwoordelijk stelt voor hun eigen veranderingsproces (Hermanns, 2009). Binnen het model zijn tien basisprincipes geformuleerd (Bruns et al., 2004), waaraan sinds kort ‘veiligheid’ is toegevoegd. In het rapport van Colijn en Schamhart (2012) zijn de basisprincipes opgenomen die door prof. dr. J. Hermanns zijn samengevat en vertaald (figuur 1). Een van de basisprincipes ‘strenghts based’ is omgeschreven als ‘eigen kracht als basis’ en heeft de volgende betekenis: “begeleidingsproces en het plan identificeren, bouwen op en vergroten van de

bekwaamheid, kennis, vaardigheden en eigen kracht van het kind en het gezin, en hun netwerk”. In

dit onderzoek wordt er getracht meer inzicht te krijgen in het begrip ‘eigen kracht’ en hoe eigen kracht ingezet kan worden in de praktijk. In hoofdstuk 2 wordt het onderwerp ‘eigen kracht’ nader toegelicht met behulp van een theoretisch kader.

(8)

1. Gezin spreekt zich uit en kiest 2. Gebaseerd op (team)werk 3. Netwerkondersteuning 4. Samenwerking 5. In de wijk 6. Cultureel bekwaam 7. Op maat

8. Eigen kracht als basis

9. Doorzettingsvermogen 10. Resultaatgericht 11. Veiligheid

Figuur 1. Basisprincipes Wrap Around Care Model

(Gekopieerd uit Colijn en Schamhart, 2012)

§ 1.2 Doel- en vraagstellingen

Het doel van dit onderzoek is om een beeld te schetsen van hoe eigen kracht in de praktijk door professionals wordt ingezet. Voorafgaand wordt onderzocht wat eigen kracht betekent, vanuit de theorieën maar ook wat het voor professionals van de Opvoedpoli betekent. De uitkomsten van dit onderzoek kunnen meegenomen worden in het effectonderzoek van het Wrap Around Care Model, waarbinnen het stimuleren van eigen kracht een onderdeel is. Daarnaast heeft het de functie om andere jeugd- en gezinsondernemingen kennis te laten nemen met het onderwerp en het nut van de werkwijze die de Opvoedpoli hanteert om eigen kracht te stimuleren, over te brengen.

Hoofdvraag:

1) Hoe en in hoeverre stimuleert de professional de eigen kracht van de cliënt tijdens een opvoedondersteunend gesprek en hoe wordt het gesprek door de cliënt en de professional zelf beoordeeld?

2) En in hoeverre komt dat overeen met wat ze moeten doen en zeggen dat ze moeten doen?

Deelvragen:

1) Wat verstaan professionals onder eigen kracht?

2) Aan welke criteria moeten professionals voldoen volgens de professionals zelf om eigen kracht te stimuleren?

(9)

§ 1.3 Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie

Binnen de Opvoedpoli staat de cliënt altijd centraal en bepaald zijn eigen veranderingsproces. De professional probeert zoveel mogelijk de eigen kracht van de cliënten te vergroten zodat zij hun eigen beslissingen leren en kunnen nemen. Hierdoor zal de cliënt steeds minder hulp van instanties nodig hebben of kan hij of zij met eigen kracht hulp vinden (Hermanns, 2007; Yperen &

Woudenberg, 2011). Een behoefte die bij gemeenten ligt en waar de gemeente Utrecht sinds kort mee is gestart door middel van proeftuinen (Gemeente Utrecht, 2011). Een initiatief dat overeenkomt met het versterken van eigen kracht van ouders en waarbinnen professionals ondersteuning bieden (Nederlands Jeugd Instituut (NJI), 2010).

Eigen kracht is een steeds populairder begrip geworden dat vaak wordt gebruikt (Bouwmans, 2012; Cattaneo & Chapman, 2010; Tengland, 2008). De manier waarop hulpverleners de eigen kracht van de ouders versterken en stimuleren wordt weinig belicht in onderzoeken terwijl deze methodiek van belang is voor het slagen en uitvoeren ervan. Binnen dit onderzoek wordt om die reden gezocht naar de criteria waaraan professionals zouden moeten voldoen om de eigen kracht van cliënten te kunnen stimuleren. Daar gaat de betekenis van eigen kracht volgens theorieën en

professionals van de Opvoedpoli aan vooraf. Het is daarnaast van belang om een beeld te schetsen van hoe het stimuleren van eigen kracht in de praktijk door professionals wordt ingezet en

uitgeoefend. Door middel van dit onderzoek zou de Opvoedpoli andere jeugd- en

gezinsondernemingen en -instanties kunnen laten kennis maken met het onderwerp en ervaringen en het nut van deze werkwijze kunnen overbrengen.

§ 1.4 Leeswijzer

Het onderzoeksverslag is opgedeeld in verschillende hoofdstukken. In hoofdstuk 2 is een theoretisch kader opgenomen over ‘eigen kracht’. In dit hoofdstuk wordt de definitie van eigen kracht uit de theorie beschreven en wordt de werkwijze voor professionals om eigen kracht bij cliënten te stimuleren toegelicht. In hoofdstuk 3 worden de methoden van het onderzoek beschreven. Binnen dit hoofdstuk zijn het onderzoeksdesign, onderzoekseenheden, de instrumenten, de

onderzoeksprocedure, de analyse, de betrouwbaarheid en de ethische aspecten opgenomen. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd.Tot slot wordt in hoofdstuk 5 de conclusie, discussie en aanbevelingen voor de Opvoedpoli beschreven. In de bijlagen zijn de

(10)

2.

Theoretisch kader

§ 2.1 Definitie eigen kracht

Eigen kracht is een populair en veel voorkomende term geworden. Binnen de hulpverlening wordt eigen kracht in verschillende contexten te pas en te onpas gebruikt (Bouwmans, 2012; Cattaneo & Chapman, 2010; Tengland, 2008). Een algemene betekenis die vaak gegeven wordt is: grip of controle krijgen op de eigen leefsituatie, waardoor gezinnen zonder hulp verder kunnen of onafhankelijk worden van zorg (Hermanns, 2007; Yperen & Woudenberg, 2011). Het is nog een onduidelijk begrip en moeilijk te definiëren (Tengland, 2008) en door de verschillende definities heeft het het risico om een containerbegrip te worden (Van Regenwortel, 2009).

Bouwmans (2012) heeft de meest gebruikte definities van empowerment (eigen kracht) samengevat (p. 12):

1) “Empowerment is een intentioneel, doorlopend proces vanuit de lokale gemeenschap, waarbij wederzijds respect, kritische reflectie, zorgzaamheid en groepsparticipatie plaatsvindt, waardoor de mensen die zich in een ongelijke positie bevinden, meer toegang tot en controle over deze middelen krijgen (Rappaport, 1995).

2) Perkins en Zimmerman, (1995): Empowerment is een construct dat individuele krachten en competenties verbindt met natuurlijke hulpsystemen en met proactief gedrag ten aanzien van het sociaal beleid en sociale veranderingen.

3) Page en Czuba (1999) beschrijven empowerment als een multidimensionaal sociaal proces dat mensen helpt controle te krijgen over hun eigen leven. Het is een proces dat mensen stimuleert hun kracht te gebruiken in hun eigen leven, in hun gemeenschappen en in hun samenleving, door in actie te komen aangaande zaken die ze als belangrijk definiëren.

4) Empowerment als doel is het verwerven van controle over de determinanten van iemands kwaliteit van leven. Empowerment als proces is het creëren van een professionele relatie waarbij de cliënt of de gemeenschap de controle neemt over een veranderingsproces, waarbij zowel de doelstellingen van dit proces als de middelen die worden gebruikt, door hen wordt bepaald (Tengland, 2008).

5) Van Regenwortel (2009) beschrijft empowerment als een proces van versterking waarbij

individuen, organisaties en gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving en dit bereiken via het verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het

(11)

Belangrijke thema’s uit de theorie zijn: zelfredzaam, onafhankelijk van zorg, zelfreflectie, sociale

context inzetten, stimulatie, doelen stellen, competenties en kwaliteiten en cliënt bepaald veranderingsproces.

§ 2.2 Werkwijze professionals

Het stimuleren van eigen kracht hangt van veel factoren af. Zo kunnen bijvoorbeeld factoren als persoonlijke eigenschappen (cliëntfactoren) en de empathie van anderen (relatiefactoren) ook invloed hebben op de eigen kracht van de cliënt (Blokland, 2010; Ehlers & Kuipers, 2009; Lambert & Barley, 2001; Lambert & Bergin, 1994). Uit onderzoek blijkt dat de relatie en

communicatievaardigheden van de professional belangrijke factoren kunnen zijn voor een goede uitkomst van de therapie (Bensing, Van Dulmen, & Tates, 2003). In de volgende paragrafen wordt een introductie gegeven van het Empowerment Proces Model, wordt de inhoud van de componenten uit het Empowerment Process Model uitgelegd en worden verbale en non-verbale

communicatievaardigheden van professionals besproken. De samenvattingen van de componenten zijn te vinden in de boxen één tot en met vijf.

§ 2.2.1 Empowerment Proces Model

Cattanaeo en Chapman (2010) hebben onderzocht hoe het complexe en nog steeds onduidelijke begrip van verschillende auteurs samengevoegd kon worden tot een begrijpbaar en bruikbaar model (figuur 2). Binnen dit Empowerment Process Model zijn zeven componenten opgenomen: doelen, acties, reflectie, kennis, competentie en zelfredzaamheid en het sociale netwerk. Deze componenten houden in dat de cliënt persoonlijke, haalbare doelen opstelt, die gericht zijn op het vergroten van zijn eigen kracht. Er worden acties opgesteld om het doel te kunnen bereiken en er wordt bekeken wat de professional daarin kan bijdragen. De acties en de impact daarvan worden

geëvalueerd en, wanneer nodig, nieuwe doelen geformuleerd. Op deze wijze is het een circulerend

proces. Het gezin bouwt hierdoor kennis en competenties en succeservaringen op waardoor de

zelfredzaamheid wordt vergroot en het gezin weer gelooft in eigen kunnen. Het geheel wordt

ondersteund door de sociale context van de cliënt. De begrippen binnen het basisprincipe ‘eigen kracht als basis’ van de Opvoedpoli komen sterk overeen met de componenten uit het model van Cattanaeo en Chapman (2010). Het Empowerment Process Model zal binnen dit onderzoek daarom als leidraad dienen.

(12)

Box 1 Doelen:

• Verhelderen opvoedingsvraag met gerichte vragen

• Voorbeeldsituatie

• Gewenste opvoedsituatie (evt. wondervraag)

• Verschil beschrijven tussen huidige situatie en gewenste situatie

• Eerste stap in gewenste richting • Gedragverandering ouder en/of kind • Positieve doelen formuleren

Figuur 2. The Empowerment Process Model

(Gekopieerd uit Cattaneo & Chapman, 2010).

§ 2.2.2 Doelen

Om haalbare doelen op te stellen, zijn vooraf een aantal handelingen nodig. Allereerst moet de opvoedingsvraag van de ouder duidelijk zijn (Ehlers & Kuipers, 2009). De vraag kan verhelderd worden door de ouder te laten vertellen over het probleem waarbij de professional een luisterende rol inneemt. Daarna kunnen gerichte vragen worden gesteld om het probleem zo goed mogelijk in beeld te krijgen voor zowel professional als de ouder.

De professional laat de ouder een voorbeeldsituatie kiezen om precies te vertellen wat er tijdens die situatie is gebeurd, hoe de ouder heeft

gehandeld, heeft gedacht en welke gevoelens daarbij opgeroepen werden (Blokland, 2010; Elhers & Kuipers, 2009). De inbreng van de professional is zeer beperkt, de ouder wordt gestimuleerd zelf na te denken over zijn eigen gedrag en het gedrag van het kind (Blokland, 2010).

Vervolgens kan gevraagd worden hoe de

gewenste situatie er voor de ouder uit zou zien.

Daar zou bijvoorbeeld de ‘wondervraag’ voor gebruikt kunnen worden (uitgevonden door Insoo Kim Berg, de grondlegger van de oplossingsgerichte

(13)

Box 2 Acties:

• Wat weet de ouder

• Kennis van professional inbrengen • Competenties ouder belichten in

positieve situatie

• Ouder bedenkt welke acties nodig zijn om doel te bereiken

• Professional geeft evt. suggesties • Concreet uitwerken acties

• Toekomstige situatie bespreken en evt. nieuwe ideeën toevoegen

• Voorbereiden op evt. moeilijkheden • Samenvatten van acties en handelingen therapie): ‘Stel je wordt morgen wakker en om een reden die jij niet kent is er een wonder gebeurd, het probleem is verdwenen, wat zullen dan de eerste dingen zijn waaraan je merkt dat het wonder heeft plaatsgevonden?’.

Met deze gegevens kunnen haalbare en realistische doelen worden opgesteld. De professional kan de ouder vragen het verschil te beschrijven tussen de huidige situatie en de gewenste situatie om vervolgens te vragen welke eerste stap gemaakt zou kunnen worden in de gewenste richting.

Daarnaast kan de professional de ouder vragen of in de gewenste situatie alleen het gedrag van het kind moet veranderen of dat de ouder ook ander gedrag kan laten zien (Elhers & Kuipers, 2009). Doelen worden in een positieve vorm opgesteld, niet gericht op wat moet stoppen maar wat juist gewenst is (Blokland, 2010; Elhers & Kuipers, 2009).

§ 2.2.3 Acties

Voor het opstellen van acties is kennis en advies nodig. De professional moet zorgen voor een

samenwerkingsproces waarbij er een balans is tussen het geven van informatie (kennis van de

professional) en het aansluiten bij de mogelijkheden van de ouder (Elhers & Kuipers, 2009). De professional kan aan de ouder vragen wat hij/zij al weet over de leeftijdsfase van het kind, wat heeft de ouder gehoord of bij anderen gezien? De professional kan daar op aansluiten met eigen kennis en/of ervaringen uit de praktijk en vragen of dit herkenbaar is bij de opvoedsituatie van de ouder (Elhers & Kuipers, 2009). De kennis van de ouder groeit wanneer informatie wordt uitgewisseld.

In deze fase van het opvoedgesprek kan de professional volgens Elhers en Kuipers (2009) de ouder laten nadenken over wat het kind nodig zou hebben in de ongewenste situatie of wat de ouder zou willen of kunnen bieden. De competenties van de ouder worden teruggehaald: hoe doet de ouder dit in een positieve situatie waarin het kind om

eenzelfde aanpak vraagt? Oftewel wat werkt wel goed bij het kind en bij de ouder? Welke competenties zet de ouder dan goed in? De professional werkt dan competentiegericht.

(14)

Box 3 Reflecteren:

• Bespreken van verbeteringen en wat gaat precies goed (zelfreflectie)

• Bespreken van verbeterpunten en waar gaat het mis (zelfreflectie)

• Zijn doelen bereikt en acties gehanteerd?

• Contact afronden of vervolgen welke acties helpen om het doel te bereiken. De professional kan handelingen aanreiken die aansluiten op de competenties van de ouder. Dit moet passen bij de manier van opvoeden van de ouder om de motivatie van de ouder niet kwijt te raken (Elhers & Kuipers, 2009). Samen met de professional wordt de actie die ingezet wordt in de lastige opvoedingssituatie concreet uitgewerkt, mits deze acties voldoende aansluiten op het doel(en) van ouder. De nieuwe gewenste situatie met nieuwe handvaten wordt besproken. Eventueel worden hier nieuwe ideeën van ouder of professional aangereikt of besproken. De ouder moet in deze fase voorbereid worden op eventuele moeilijkheden en dat de besproken acties niet altijd van de een op de andere dag positieve veranderingen met zich mee brengen (Blokland, 2010). In de laatste stap worden de handelingen samengevat en afspraken worden nagelopen.

§ 2.2.4 Reflecteren

Deze fase vindt pas plaats wanneer de ouder de doelen en acties heeft kunnen uitproberen binnen de gezinssituatie (Blokland, 2010). In eerste instantie wordt besproken welke verbetering de ouder heeft gezien zowel in het gedrag van het kind als in zijn eigen gedrag of handelingen. De competenties van de ouder worden belicht en hierdoor ziet de ouder in dat de veranderende acties het resultaat zijn van zijn eigen inzet (Elhers & Kuipers, 2009). Bij minder goed resultaat of geen

resultaat kunnen ook kleine lichtpuntjes benoemd.

Vervolgens kan worden gekeken naar wat minder goed is gegaan of wat niet heeft gewerkt (verbeterpunten). De redenen van het niet behalen van de doelen worden besproken.

Ook in deze fase is het van belang dat de ouder niet afhankelijk wordt van de aanwijzingen en steun van de professional. Juist de zelfreflectie van de ouder is van belang, aldus Blokland (2010). De ouder moet zelf leren reflecteren op wat goed gaat en wat verbeterpunten kunnen zijn. Hierdoor kan het zelfvertrouwen groeien en kan het gevoel van competentie toenemen. De ouder bespreekt met de professional of de gestelde doelen zijn

bereikt en de acties gehanteerd zijn of dat andere

acties beter zouden hebben gepast. Na dit gesprek wordt bepaald of er

meerdere afspraken nodig zijn om de problemen

op te lossen, of dat het contact na dit gesprek kan worden afgerond doordat de zelfredzaamheid van de ouder is vergroot (Blokland, 2010). Het

(15)

Box 4

Sociale context:

• Bespreken van sociale omgeving van ouder • Welke informele hulp is wel beschikbaar? • Op formele steun wijzen wanneer nodig • Sociale netwerk inzetten aan het begin,

tijdens of eind van het traject

verdwenen zijn. Wanneer de ouder voldoende handvaten heeft of voldoende heeft geleerd om in te toekomst de situaties zelfstandig en met eigen kracht af te handelen, is de hulp van een professional niet meer nodig. Er kan voorgesteld worden om na een aantal weken nog eens telefonische contact te hebben of dat de professional bereikbaar is bij terugval.

§ 2.2.5 Sociale context

De professional kan ook de sociale context van de ouder te bespreken (Blokland, 2010). De omgeving van de ouder (familie, vrienden, buren en andere informele hulpbronnen) kan betrokkenen worden in het proces om de ouder meer steun en houvast te bieden en de zelfredzaamheid te

vergroten. Samen met de professional wordt gekeken welke informele hulp wel beschikbaar is. Daarnaast kan de professional, wanneer nodig, op formele steun wijzen, zoals de leerkracht, huisarts of psycholoog (Colijn & Schamhart, 2012; Turnbull et al., 2009).

Veel ouders hebben vaak al beroep gedaan op het sociale netwerk en schamen zich om wederom om hulp te vragen (Colijn & Schamhart, 2012). De professional kan de ouder bewust maken dat het uitspreken van dank voor eerder gegeven hulp de band met de omgeving al kan versterken.

Het sociale netwerk kan ingezet worden in het begin van het traject: om samen met het betreffende personen doelen te stellen en hen te betrekken bij het oplossen van problemen (eventueel een centraal persoon binnen het netwerk) ,

tijdens het traject: om samen met het netwerk

een noodplan op te stellen bij crisissituaties, of aan het eind van het traject: waarbij het netwerk de situatie in de gaten houdt en eventueel aan de bel trekt bij professionals wanneer nodig (Colijn & Schamhart, 2012).

§ 2.2.6 Communicatievaardigheden

Relatiefactoren tussen de professional en de cliënt verklaard 30% verklaard van de uitkomst van de behandeling, aldus Lambert en Barley (2001). Wanneer aan de cliënt gevraagd werd wat het meest heeft gewerkt in hun therapie, werd de therapeutische relatie genoemd. Tientallen studies kwamen met dezelfde conclusies (Norcross, 2009). Binnen de relatie is de communicatie tussen dokter (professional) en patiënt (cliënt) van groot belang, niet alleen voor de relatie tussen hen, maar ook voor de diagnose en het therapeutische proces (Bensing, Van Dulmen, & Tates, 2003). De

(16)

Box 5

Verbale communicatievaardigheden (Bensing et al., 2003; Norcross, 2009):

• Geen verbale onderbrekingen • Begrijpelijk taalgebruik • Positieve aandacht/waardering

(compliment, beloning, aanmoediging) communicatie kan een positief effect hebben op de relatie maar slechte communicatie kan ook een negatief effect veroorzaken. Professionals moeten zich bewust zijn van de effecten van hun eigen communicatievaardigheden en gedrag en beseffen dat de communicatievaardigheden als een

belangrijke middel kan worden gebruikt, aldus Bensing et al. (2003). Uit onderzoek blijkt dat artsen vaak niet in de gaten hebben wat de behoeften of verwachtingen in de communicatie van de cliënten zijn. Zo verwacht de cliënt een luisterend oor, aandacht en tijd terwijl de arts werkt onder de druk van efficiencyverhoging (Bensing et al., 2009).

Bensing et al. (2003) heeft het perspectief van goede communicatie vanuit de cliënt onderzocht. De uitkomsten kunnen logisch en vanzelfsprekend lijken, maar het feit dat dergelijke punten door cliënten genoemd worden betekenen dat ze minder vanzelfsprekend zijn dan we zouden verwachten, aldus Bensing et al. (2003). Zo zou de cliënt graag willen zien dat de professional open staat voor en luistert naar het verhaal van de cliënt door oogcontact te maken, de cliënt niet te

onderbreken tijdens zijn verhaal en door empathie te tonen: sensitief vermogen en de wil om de

gedachten, gevoelens en moeilijkheden te begrijpen vanuit het perspectief van de cliënt (Rogers, 1957). De professional moet de cliënt serieus nemen door de cliënt in te schatten op zijn of haar niveau en zorgen dat de cliënt begrijpt wat er bedoeld of gezegd wordt. Het is daarom belangrijk om

begrijpelijk taakgebruik te hanteren zonder moeilijke vaktermen (Dito, Stavast, & Zwart, 2009).

Daarnaast verwacht de cliënt dat de professional de tijd neemt en zich niet laat afleiden door computers, telefoons of collega’s (Belsing et al., 2003).

Norcross (2009) voegt daaraan toe dat in het algemeen de relatie versterkt kan worden wanneer de professional positieve aandacht of waardering geeft aan de cliënt door ze aan te moedigen, complimenten te geven of cliënten te

belonen. Positieve gevoelens en positieve feedback moet met de cliënt worden

gecommuniceerd. Daarnaast beschrijft Norcross (2009) dat professionals herhaaldelijk feedback moeten vragen naar de ervaringen van de cliënt over de empathie en samenwerking met de professional om de relatie te verbeteren of te versterken.

Dito et al. (2009) benadrukken vooral de non-verbale communicatie. Non-verbale

communicatie geeft een weerspiegeling weer van wat mensen denken of vinden. Wanneer de verbale communicatie niet samengaat met de verbale communicatie, wordt er vooral gelet op de

(17)

non-Non-verbale communicatievaardigheden (Collins et al., 2010):

• Lichaamshouding achteruit centraal vooruit

gesloten open

• Oogcontact bij praten bij praten en luisteren

• Gezichtsuitdrukking blanco/misplaatst adequate expressie

• Bevestigend gebaar zeldzaam adequaat frequent

(handen/’mmh/’oke’)

• Zelfaanrakingen/niet-doelgerichte frequent weinig of geen bewegingen

(aan gezicht zitten, penklikken)

Non-verbale communicatievaardigheden (Bensing et al., 2003):

(toevoeging)

• Afleidingen frequent weinig of geen

(computer, telefoon, collega’s)

verbale communicatie. Daarom is het van belang dat professionals bewust zijn van hun non-verbale communicatie waardoor ze op juiste wijze blijven communiceren en daardoor een goede relatie opgebouwd kan worden. Collins et al. (2010) onderzochten de volgende onderdelen van non-verbale communicatie die belangrijk zijn voor de relatie en de uitkomst van de behandeling:

lichaamshouding, oogcontact, gezichtsuitdrukkingen, bevestigend gebaar, zelfaanrakingen of niet-doelgerichte bewegingen (figuur 3). Belangrijk volgens Bensing (2003) om te benadrukken is dat elk

persoon een andere mening heeft over wat goede of slechte communicatie is. Daarnaast kunnen persoonlijke factoren als leeftijd, intelligentie, sekse de relatie beïnvloeden. Er kunnen daarom geen algemene richtlijnen voor goede communicatie gegeven worden. Het is voor een professional dus zeer van belang om te beseffen wat voor iemand tegenover hen zit en te zorgen dat de cliënt de ruimte krijgt om zijn verhaal te doen om de communicatie te kunnen afstemmen.

Figuur 3. Codeerschema non-verbale communicatie vaardigheden

(Aangepast van Collins et al., 2010)

Verwachtingen

Op basis van de theorie wordt verwacht dat de professional tijdens het interview de volgende elementen aan bod laat komen: doelen, acties, reflectie, kennis, competentie, zelfredzaamheid, sociale omgeving. Daarnaast wordt verwacht dat de professional de relatie en de

communicatievaardigheden belangrijke factoren vindt om de eigen kracht te kunnen stimuleren. Deze elementen worden echter niet in het onderzoek gemeten vanwege de complexiteit ervan.

(18)

3. Methode

§ 3.1 Onderzoeksdesign

Dit onderzoek is uitgevoerd op de Opvoedpoli in Amsterdam ZuidOost, Noord en Oost. Door middel van een beschrijvend onderzoek wordt een beeld gegeven van de inhoud en betekenis van eigen kracht (definitie eigen kracht), hoe de professionals de eigen kracht bij cliënten zou moeten stimuleren volgens de professionals (werkwijze professionals) en vervolgens in hoeverre dat in de praktijk wordt ingezet door de professionals (gesprekken professional en cliënt).

§ 3.2 Onderzoekseenheden

§ 3.2.1 Onderzoekspopulatie en respons

De onderzoeksgroep is non-random gekozen door de onderzoekster zelf en bestaat uit twee groepen: een interviewgroep en een groep professionals waarbij een opvoedondersteund gesprek tussen hen en de cliënt is opgenomen.

Interview

Achttien gezinscoaches en specialisten van de Opvoedpoli Amsterdam ZuidOost, Noord en Oost zijn benaderd om mee te werken aan dit onderzoek. Zestien van de achttien gevraagde

respondenten hebben een interview met de onderzoekster gehad over eigen kracht. De

onderzoeksgroep bestaat uit 14 vrouwen en twee mannen die werkzaam zijn als gezinscoach of als specialist (bijvoorbeeld kinderpsycholoog, orthopedagoog, speltherapeut) binnen de Opvoedpoli. De respondenten zijn tussen de 25 en 58 jaar oud en werken binnen de Opvoedpoli als gezinscoach, ontwikkelingspsycholoog, kinderpsycholoog, systeemtherapeut, orthopedagoog en speltherapeut. De respondenten hebben twee tot 35 jaar ervaring binnen hun vakgebied.

Gesprekken professional en cliënt

Negen van de zestien respondenten hebben meegewerkt om een geluidsopname van een opvoedondersteunend gesprek tussen hen en de cliënt te maken. De respondenten zijn afkomstig uit de interviewgroep en zijn werkzaam als gezinscoach binnen de Opvoedpoli.De overige

respondenten (n=7)konden geen cliënt vinden die aan het onderzoek mee wilden doen. Van de 9 is 1 opname niet meegenomen in het onderzoek door een te korte geluidsopname. Acht respondenten hebben een toestemmingsverklaring van de cliënt ontvangen om aan het onderzoek te kunnen deelnemen. De respondenten kregen geen beloning voor hun deelname.

(19)

§ 3.2.2 Werving Interview

De gezinscoaches van Amsterdam ZuidOost zijn door de onderzoekster vooraf via een emailbericht op de hoogte gebracht over het doel van het onderzoek en werden gevraagd om met de onderzoekster in gesprek te gaan over het onderwerp ‘eigen kracht’. Aantal dagen later zijn de werknemers persoonlijk benaderd om het onderzoek nader toe te lichten en een datum te plannen voor het gesprek over eigen kracht. Een aantal weken later zijn de werknemers op het kantoor in Amsterdam Noord en Oost ook persoonlijk benaderd voor het interview over eigen kracht. De interviews vonden plaats op de Opvoedpoli’s.

Gesprekken professional en cliënt

Direct na het interview werden de respondenten gevraagd verder deel te nemen aan het onderzoek. Het doel en werkwijze van het onderzoek is uitgelegd en de gezinscoaches kregen het verzoek om één cliënt te vragen mee te doen aan het onderzoek (bijlage I). Na toestemming van de cliënt is een afspraak gemaakt met de gezinscoach en de cliënt om de geluidsopname te maken. De gesprekken vonden plaats op het kantoor van Amsterdam ZuidOost, Noord, Oost of bij de cliënten thuis.

§ 3.3 Instrumenten Interview

Er is gekozen voor een interview om te achterhalen wat respondenten verstaan onder ‘eigen kracht’ en wat de werkwijze volgens professionals zou moeten zijn om eigen kracht te stimuleren. Het interview dat bij de professionals is afgenomen was semigestructureerd. Met deze vorm van interviewen beoogde de onderzoekster enerzijds om gerichte vragen te stellen zodat het interview een duidelijke richting had. Anderzijds zijn er weinig vragen gesteld om de professionals zo veel mogelijk aan het woord te laten. Tijdens het interview zijn drie hoofdvragen gesteld: 1) ‘Als iemand aan jou zou vragen wat eigen kracht betekent, wat zou je dan zeggen?/ wat betekent eigen kracht voor jou? 2) ‘Wat zou een gezinscoach moeten doen of kunnen volgens jou om de eigen kracht van cliënten te kunnen stimuleren?’ 3) ‘Is het mogelijk om de theorie van eigen kracht zoals besproken altijd in de praktijk in te zetten?’. De interviewer heeft doorgevraagd totdat de respondent geen nieuwe informatie meer kon toevoegen. Voor de interviews is een voice recorder gebruikt om de gesprekken op te nemen zodat de interviewer beter kon luisteren en er geen informatie verloren zou gaan. Elk interview duurde ongeveer 30 minuten.

(20)

Gesprekken professional en cliënt

Er is gekozen voor een geluidsopname zodat bepaald kan worden hoe en in hoeverre de professional de eigen kracht van cliënt stimuleert tijdens een opvoedondersteunend gesprek. Voor de geluidsopname is een voicerecorder of een mobiele telefoon gebruikt. De cliënten hebben vooraf aan het gesprek een toestemmingsverklaring getekend. De gesprekken duurden gemiddeld één uur.

Na afloop van het gesprek is er een vragenlijst bij de cliënt en de professional afgenomen met het doel om te toetsen hoe de cliënt en de professional zelf het gesprek beoordelen op het stimuleren van eigen kracht (bijlage II). De vragenlijst is oorspronkelijk van Dunst en Trivette (1994) en aangepast door twee studenten van de Universiteit van Amsterdam. De evaluatie bestaat uit 24 stellingen, zowel voor de cliënt als voor de gezinscoach. De stellingen zijn voor beide groepen hetzelfde.

Voorbeeldstelling: ‘Binnen dit gesprek heb ik mijn client aangemoedigd eigen beslissingen te nemen’ en ‘Binnen dit gesprek vroeg mijn hulpverlener naar mijn eigen behoeften en sterk punten’.

De stellingen zijn verdeeld onder de categorieën doelen, actie, reflectie, sociale context, kennis, competentie en contact (bijlage III). In beide testen konden de respondenten een antwoord geven door middel van een 6-punts Likert-schaal, oplopend van 1=‘zeer slecht’, 2=‘slecht’,

3=‘onvoldoende’, 4=‘voldoende’, 5=‘goed en 6=zeer goed’. Het invullen van de vragenlijst duurde gemiddeld vijf minuten.

§ 3.4 Onderzoeksprocedure Interview

De interviews vonden plaats in verschillende gereserveerde kamers op de Opvoedpoli’s zodat er niet gestoord kon worden. Vooraf aan de interviews werden de respondenten verteld dat het interview over eigen kracht zou gaan. Na het interview zijn het doel en de reden van het interview en de geluidsopname uitgelegd zodat de respondenten vooraf zo min mogelijk beïnvloed werden. Daarbij is nadrukkelijk uitgelegd dat er binnen dit onderzoek gelet wordt op de werkwijze van de professionals en geen focus ligt op de cliënten.

Gesprekken professionals en cliënt

De onderzoekster is bij 2 van de 8 gesprekken persoonlijk aanwezig geweest en heeft het onderzoek aan de gezinscoach en de cliënt toegelicht. Bij de overige zes gesprekken was de

aanwezigheid van de onderzoekster niet gewenst en is de gezinscoach vooraf door de onderzoekster ingelicht en heeft alle materialen meegekregen. Na de geluidsopnames werd de vragenlijst aan de

(21)

gezinscoach en de cliënt overhandigd, van uitleg voorzien en direct ingevuld. Bij de gesprekken waar de onderzoekster niet aanwezig mocht zijn, zijn de vragenlijsten door de gezinscoach overhandigd.

§ 3.5 Analyses

Interview: definitie eigen kracht

De geluidsopnames van de interviews met de professionals zijn integraal uitgeschreven. De tekstfragmenten zijn gecodeerd in MAXQDA met behulp van de thema’s uit het theoretisch kader. De tekstfragmenten van de interviews zijn verdeeld onder zes thema’s: zelfredzaam, reflectie, sociale

context inzetten, stimulatie, competenties en kwaliteiten en cliënt bepaald veranderingsproces. Dit

codeerschema had als doel om de definitie van eigen kracht te vergelijken met definitie van eigen kracht volgens professionals. Tekstfragmenten die niet onder de codes konden worden geplaatst hebben een nieuwe code gekregen. Zo is de code ‘doelen stellen’ aan de codeboom toegevoegd. De uitspraken van de professionals over de definitie van eigen kracht zijn samengevat en zijn vervolgens met de theorie vergeleken.

Interview: werkwijze professionals

De tekstfragmenten uit het interview over de werkwijze van professionals om eigen kracht te stimuleren zijn gecodeerd in MAXQDA. Vanuit het theoretisch kader is ook een codeboom van de werkwijze van professionals ontwikkeld. Het codeersysteem had als doel om het theoretische kader te vergelijken met de criteria die professionals stelde om eigen kracht te stimuleren. De categorieën die voortkomen uit het theoretisch kader zijn: doelen, actie, reflectie, kennis, competentie en sociale

context, waaronder subcategorieën vallen (H.2) Tekstfragmenten die niet onder de categorieën

konden worden geplaatst, hebben een nieuwe categorie gekregen. De nieuwe categorieën die door de tekstfragmenten zijn ontstaan zijn door de onderzoekster zelf bedacht: contact en zelfregie. De subcategorie ‘kwetsbaarheid ouder’ en ‘grenzen stellen en verwachtingen hebben’ zijn wel

meegenomen in het codeerschema, de andere subcategorieën niet omdat dat een andere manier van coderen vereisten. Op basis van het theoretische kader en de inbreng van professionals is er een nieuwe codeboom ontwikkeld (bijlage V).

Er is gekeken naar hoeveel professionals één of meerdere punten binnen de hoofdcategorieën heeft genoemd. Vervolgens is gedetailleerder gekeken naar hoeveel professionals een subcategorie binnen de hoofdcategorie heeft genoemd. Tot slot zijn alle punten in categorieën opgedeeld en geanalyseerd. Het gehele overzicht van de gevonden uitspraken is terug te vinden in bijlage IV.

(22)

Gesprekken professional en cliënt: praktijk

De codeboom is vervolgens gebruikt om de geluidopnames van de gesprekken tussen professionals en cliënten te coderen. Dit codeerschema heeft als doel om te kunnen toetsen in hoeverre de professional de eigen kracht van de cliënt stimuleert tijdens een opvoedondersteunend gesprek. De geluidsopnames van de gesprekken tussen professionals en cliënten zijn eveneens uitgeschreven en gecodeerd. De tekstfragmenten hebben op dezelfde wijze als de interviews een code uit de codeboom gekregen. Wanneer de professional aan de cliënt vroeg wat hij/zij weet over een gezond slaapritme van het kind, werd dit toegekend aan de code ‘de professional vraagt wat de

ouder weet over bijvoorbeeld de leeftijdsfase van het kind’ (kennis ouder, onder hoofdcategorie

kennis).

In resultatendeel (H.4) zijn citaten van professionals opgenomen. Alle citaten zijn gekoppeld met codenummer van de desbetreffende respondent. Met ‘meest genoemde’ wordt bedoeld dat minimaal 8 of meer respondenten (≥8) een punt binnen een categorie heeft genoemd.

§ 3.6 Betrouwbaarheid

Om de mate van objectiviteit van het codesysteem te toetsen, is de betrouwbaarheid van het codeerschema vastgesteld. Twee codeurs hebben onafhankelijk van elkaar dezelfde uitgetypte tekst van een interview met een professional gecodeerd. De uitkomsten zijn met elkaar vergeleken en besproken om tot een beslissing te komen. Daaruit bleek dat de coderingen voor het grootste deel met elkaar overeenkwamen. Er konden echter een aantal zinnen niet door de codeurs onder de categorieën geplaatst worden. Deze zinnen zijn met elkaar besproken dat tot een overeenkomst heeft geleid. De subcategorie ‘contact’ bleek niet een geschikte naam om de lading te kunnen dekken en is veranderd in ‘klik’. Vervolgens is besproken dat de subcategorie ‘stimuleren en uitdagen’ geen aparte categorie zou moeten zijn en is onder ‘grenzen stellen en verwachtingen hebben’ geplaatst.

§ 3.7 Ethische aspecten

De cliënten die aan het onderzoek hebben meegewerkt zijn door middel van informed consent op een actieve wijze benaderd. De cliënten werden geïnformeerd over het onderzoek, konden

vrijwillig meedoen en stoppen wanneer gewenst zonder verdere consequenties (bijlage I). De gegevens van de respondenten zijn anoniem verwerkt door het toekennen van codes. Het

(23)

4.

Resultaten

§ 4.1 Definitie eigen kracht

*Deelvraag 1: Wat verstaan professionals onder eigen kracht?

De definitie van het hebben van eigen kracht volgens professionals zou samengevat kunnen worden als:

De meeste professionals (12 van de 16) beantwoordden de vraag wat is of betekent eigen kracht hebben met zelfredzaam zijn. Respondenten beschrijven een zelfredzaam persoon als iemand die het leven aan kan zonder hulp of afhankelijk te zijn van de hulpverlening of als iemand die zelfoplossend is.

Voorbeelden van professionals:

‘De ultieme eigen kracht is dat ouders het zelf kunnen, dat ze ongeacht welke problemen er zijn, ze zelf weer kunnen oplossen’ (codenaam 27) .

‘Eigenlijk alles wat je kan doen zonder hulp van hulpverleners, dat is eigen kracht’ (codenaam 14).

Een tweede vaak voorkomende opmerking van professionals was reflecteren op hun eigen

kunnen. Tien van de zestien professionals spreken van eigen kracht wanneer iemand inzicht heeft in

zijn of haar eigen kunnen. Daarmee wordt bedoeld dat men reflecteert op zowel de goede als de minder goede dingen, zodat men weet wat goed gaat maar ook wat minder goed gaat.

Voorbeeld van een professional:

‘Wat zij goed kunnen, sterke punten maar ook inzicht in zwakke punten, vind ik ook eigen kracht’ (codenaam 25).

De helft van de respondenten (8 van de 16) heeft aangegeven dat eigen kracht betekent dat de ouder hulp vraagt binnen het netwerk en anderen inzet wanneer nodig. Daarbij is het hebben van een sociaal netwerk van belang.

Voorbeeld van een professional:

‘Dat het iemand zelf lukt om hulp te vragen, dingen in te zetten. Dat je de mogelijkheid hebt om met mensen te overleggen. Dat je weet waar je hulp kunt vragen’. (codenaam 16).

Minder dan helft van de professionals (7/16) gaven aan dat eigen kracht samen gaat met het

‘Een individu dat zelfredzaam is, het leven aan kan zonder hulp of afhankelijk te zijn van zorg. Reflecteert op eigen kunnen, doelen opstelt, een stimulerende daginvulling heeft en zijn of haar competenties en kwaliteiten inzet. Om hulp vraagt of anderen uit zijn sociale netwerk inzet wanneer nodig’.

(24)

hebben van een daginvulling en doorzettingsvermogen. Met een daginvulling van stimulerende

dingen doelde de respondenten op werk, hobby’s of sport. Daarnaast is doorzettingsvermogen

hebben volgens 2 van de 16 respondenten een onderdeel van de definitie van eigen kracht. Voorbeelden van een professionals:

‘Waar mensen zich goed bij voelen, sterk in voelen. Dingen die mensen weer energie geeft’ (codenaam 19).‘Alles wat jou overeind houdt is eigen kracht denk ik’ (codenaam 10). ‘Doorzettingsvermogen vind ik eigen kracht, toch er voor gaan’. (codenaam 25).

Een weinig voorkomend antwoord was ‘het inzetten van de eigen competenties of

kwaliteiten’. Volgens 2 van de 16 respondenten zet iemand met eigen kracht kwaliteiten en

competenties in en gebruikt ze om ook moeilijk dingen aan te kunnen. Voorbeeld van een professional:

‘Om te beginnen versta ik eigen kracht onder wat je uit jezelf kan halen waardoor je je kan zetten tot dingen. Dingen waar je goed in bent, dingen die je kunnen helpen waardoor je door kan zetten of waardoor je moeilijke dingen aan kan gaan.’ (codenaam 28).

‘Eigen kracht betekent voor mij kijken naar de plusjes, kijken naar de dingen die eigenlijk heel goed gaan en dat inzetten’ (codenaam 19).

Ten slotte noemde een enkeling doelen stellen. Voorbeeld van een professional:

‘Dat je zelf kan bedenken van dit is hoe mijn leven er nu uit ziet, hoe wil ik dat ingevuld hebben, is dat iets wat ik prettig vind of wil ik daar dingen in veranderd hebben en zo ja hoe zou ik die invulling dan gaan geven’ (codenaam 16).

‘Ik vind eigen kracht dat ouders hun eigen doelen stellen, hun eigen hulpvraag hebben’ (codenaam 27).

In figuur 4 is een overzicht weergegeven van de categorieën die ontstaan zijn uit de

antwoorden van de professionals op de vraag wat is of betekent eigen kracht hebben. Daaruit is af te lezen dat de categorieën zelfredzaamheid, reflectie op eigen kunnen en sociale contacten inzetten door minimaal de helft van de respondenten (≥ 8) is genoemd. Competenties en kwaliteiten en doelen stellen worden het minst vaak genoemd.

(25)

Figuur 4. Categorieën van eigen kracht volgens de professionals

§ 4.2 Werkwijze professionals

*Deelvraag 2: Aan welke criteria moeten professionals voldoen volgens de professionals zelf om eigen kracht te stimuleren?

§ 4.2.1 Hoofdcategorieën

De hoofdcategorieën bestaan uit: doelen, actie, reflectie, kennis, competentie en sociale omgeving.

Zestien van de zestien respondenten noemden minimaal een punt binnen de categorie doelen dat een criteria is om eigen kracht te kunnen stimuleren. De professionals hebben ook allen minimaal een punt genoemd binnen de hoofdcategorieën reflecteren, actie en sociale omgeving. Binnen

competentie hebben 15 van de 16 van de professionals minimaal een punt genoemd en 12 van de 16 respondenten hebben minimaal een punt binnen de hoofdcategorie kennis genoemd. Ten slotte hebben 14 van de 16 minimaal een punt binnen de nieuwe categorie zelfregie genoemd en 13 van de 16 hebben minimaal een punt binnen de nieuwe categorie contact genoemd.

12 10 8 7 2 2 0 2 4 6 8 10 12 14 16 Aa nt al re sp on de nt en

(26)

§ 4.2.2 Subcategorieën *Doelen

De hoofdcategorie doelen is opgedeeld in vijf subcategorieën die voortkomen uit het

theoretisch kader: verhelderen van de probleem- en voorbeeldsituatie, verhelderen van de gewenste opvoedsituatie, verschil huidige en nieuwe situatie, gedragsverandering ouder/kind en samen doelen stellen.

Verhelderen van de probleem- en voorbeeldsituatie:

Elf van de zestien respondenten hebben minimaal een punt binnen de subcategorie ‘verhelderen van de probleem- en voorbeeldsituatie’ genoemd (figuur 5). Meest genoemde door de professionals was: Je moet inzicht geven in het probleem, niet het probleem willen oplossen:

‘Dat inzicht komt en met dat inzicht leren ze het kind beter begrijpen, waardoor ze het zelf beter aankunnen’ (codenaam 27).

‘Het is juist mijn taak om diegenen inzicht te geven in zijn of haar situatie’ (codenaam 14).

Verhelderen van de gewenste opvoedsituatie

Vijftien van de zestien respondenten hebben minimaal een punt binnen de subcategorie ‘verhelderen van de gewenste opvoedsituatie genoemd’ (figuur 7). Meest genoemde door de professionals was: Vragen stellen en zoeken naar wat het gezin wilt bereiken:

‘Vooral niet in de problemen blijven hangen, van wat er allemaal niet goed gaat. Maar meer vragen naar wat zou je willen’ (codenaam 20).

Aanpassen/aansluiten op wat het gezin wilt:

‘Vinden jullie dat belangrijk? Want als ze het niet belangrijk vinden dan gebeurt het waarschijnlijk toch niet’ (codenaam 12).

Samen doelen stellen

Acht van de zestien respondenten hebben aangegeven dat het samen opstellen van doelen belangrijk is om de eigen kracht van cliënten te stimuleren (figuur 5).

Voorbeeld van een professional:

‘Je stelt doelen samen op, het is een reis die je samen maakt’ (codenaam 19).

Gedragverandering ouder/kind

(27)

ouder/kind’ genoemd (figuur 5). Voorbeeld van een professional:

‘Ik vraag dan wat zou jouw eigen aandeel daarin kunnen zijn. Wat zou je kunnen doen om dat te bereiken?’

Figuur 5. Aantal respondenten dat een punt binnen een subcategorie heeft genoemd.

*Actie

De hoofdcategorie actie is opgedeeld in vier subcategorieën die voortkomen uit het theoretisch kader: eerste stappen maken, acties uitwerken en samenvatten.

Eerste stappen zetten

Vijftien van de zestien respondenten hebben minimaal een punt binnen de subcategorie ‘eerste stappen zetten’ genoemd (figuur 6). Meest genoemde door professionals was:

Aansluiten op de mogelijkheden van het gezin, kleine haalbare stappen zetten:

‘Het begint heel klein, waarbij ze zelf bedenken van dit kan ik aan’(codenaam 20).

‘Zij gaan niet de stappen maken die jij wilt, ze gaan stappen maken waar ze klaar voor zijn’ (codenaam 23).

Acties uitwerken

Eén van de 16 respondenten heeft aangegeven dat het belangrijk is om de plannen met de respondent te toetsen (figuur 6). 5 8 11 15 0 2 4 6 8 10 12 14 16 gedragsverandering ouder/kind samen doelen stellen verhelderen probleem- &

voorbeeldsituatie verhelderen gewenste opvoedsituatie

Aantal respondenten Su bc at eg or ieen

Doelen

(28)

Voorbeeld van een professional:

‘Maar toets wel van wat jij hebt opgeschreven in het werkplan ook is wat de persoon bedoelt.’ (codenaam 17)

Samenvatten

Eén van de 16 respondenten heeft aangegeven dat het belangrijk is om afspraken te bespreken en te herhalen (figuur 6).

Voorbeeld van een professional:

‘Heel veel benoemen en heel veel herhalen. Wat hadden we afgesproken en klopt dat nog steeds. Je moet blijven checken’ (codenaam 19).

Grenzen stellen en verwachtingen hebben

Een toevoeging van de respondenten is de subcategorie ‘grenzen stellen en verwachtingen hebben’. Negen van de zestien respondenten hebben minimaal een punt binnen de subcategorie grenzen stellen en verwachtingen genoemd (figuur 6). Binnen deze categorie werden verschillende punten aangestipt. Een aantal voorbeelden:

Ouders wijzen op hun verantwoordelijkheid:

‘Je kan ook niet opgeven want je hebt een verantwoordelijkheid over de kinderen’ (codenaam 11).

Verwachtingen hebben van het gezin:

‘Je mag wel bepaalde verwachtingen hebben van een persoon, een bepaalde leeftijd, vaardigheden die passen bij die leeftijd. En als die persoon dat dan niet kan, dan kun je oefenen maar niet uit handen nemen’ (codenaam 10).

Grenzen stellen:

‘Als hulpverlener moet je ook grenzen stellen, als een cliënt vraagt of jij die afspraak wilt maken zeg ik nee’ (codenaam 23).

Daarnaast gaven 7 van de 16 respondenten gaven aan dat veiligheid altijd voorop staat:

‘Als het echt onveilig is moet je gewoon optreden en dan denk je van, het is allemaal leuk en aardig

maar nu gaan we stoppen. Dan ben ik geen onderzoekende hulpverlening, want veiligheid staat voorop’ (codenaam 24).

(29)

Figuur 6. Aantal respondenten dat een punt binnen een subcategorie heeft genoemd.

*Reflecteren

De hoofdcategorie reflecteren is opgedeeld in drie subcategorieën die voortkomen uit het theoretisch kader: reflectie verbeteringen en verbeterpunten, bereikte doelen en acties en vervolg afspraak.

Reflectie verbeteringen en verbeterpunten

Zestien van de zestien respondenten hebben minimaal een punt binnen de subcategorie ‘reflectie verbeteringen en verbeterpunten’ genoemd (figuur 7). Meeste genoemde door professionals was: Reflecteren op wat goed of minder goed ging:

‘Dat je het met ze kan hebben over he wat gebeurde er nou, waarom maak je die keuze, wat ging goed en wat minder goed?’ (codenaam 16).

Inzicht hebben in de krachten, in wat ze goed en niet goed kunnen:

‘Je moet kunnen zien waar de krachten van het gezin liggen en de valkuilen ook trouwens’ (codenaam 15).

Voordoen en evalueren

Een toevoeging van respondenten is de subcategorie ‘voordoen en evalueren’. Drie van de zestien respondenten hebben aangegeven dat de eigen kracht van cliënten gestimuleerd kan worden door soms eerst iets voor te doen en hetgeen te evalueren (figuur 7).

Voorbeelden van professionals:

‘Soms is het ook wel goed om dingen voor te doen. Dat je dat laar zien en dan ook bij ouders nagaat

0 2 4 6 8 10 12 14 16

acties uitwerken samenvatten grenzen stellen & verwachtingen hebben

kleine stappen zetten

Aantal respondenten Su bc at eg or ieen

Actie

(30)

van goh zag je wat ik deed, waarom denk je dat ik dat deed?’ (codenaam 16).

‘Het is wel belangrijk, als je het zelf doet of in ieder geval iets uit handen neemt dat je het wel evalueert met je cliënt. Kijk dit heb ik gedaan, wat heb je gezien, wat heb ik goed gedaan, wat heb je nou geleerd van mij?’(codenaam 10).

Figuur 7. Aantal respondenten dat een punt binnen een subcategorie heeft genoemd.

*Sociale context

De hoofdcategorie sociale context is opgedeeld in twee categorieën die voortkomen uit het theoretische kader: beschikbare informele hulp, sociale netwerk inzetten.

Beschikbare informele hulp

Acht van de zestien respondenten hebben aangegeven dat het belangrijk is voor de eigen kracht van de cliënt om na te vragen welke informele hulp beschikbaar zou kunnen zijn (figuur 8).

Voorbeelden van professionals:

‘Ik vraag altijd of er belangrijke personen zijn in hun leven’ (codenaam 12).

‘Samen kijken we wie er op dit moment wel beschikbaar is om de kinderen de ondersteuning te bieden die ze nodig hebben’ (codenaam 23).

Sociale netwerk inzetten

Vijftien van de zestien respondenten hebben minimaal een punt binnen de subcategorie ‘sociale netwerk inzetten’ genoemd (figuur 8). Meest genoemde door professionals was:

3

16

0 2 4 6 8 10 12 14 16

voordoen & evalueren reflectie verbeteringen en verbeterpunten Aantal respondenten Su bc at eg or ieen

Reflecteren

(31)

Inzetten van de sociale omgeving en de krachten van dat systeem:

‘Iedereen en alles die belangrijk is voor het gezin inzetten’ (codenaam 23).

‘Wat ik veel probeer is om het systeem erbij te betrekken om te kijken wat zij daarbij kunnen doen. En ook systematisch te kijken wat de krachten van het systeem zijn, hoe mensen zich organiseren, hoe ze zich gesteund voelen en hoe ze zorgen dat het kind wel netjes naar school haat op de een andere manier’ (codenaam 24).

Ondersteuning hulpverlening

Een toevoeging van respondenten is de subcategorie ‘ondersteuning hupverlening’. Zestien van de zestien respondenten hebben minimaal een punt binnen de subcategorie ondersteuning hulpverlening genoemd (figuur 8). Meest genoemde door professionals was:

Niets uit handen nemen, samen doen:

‘Ik denk dat de valkuil van veel hulpverleners is om het zelf op je te nemen, om het zelf te regelen, te zorgen, want iemand kan het niet. Het lukt nu niet dus ik hoe het wel even. Maar dan leren ze het natuurlijk niet zelf, dus proberen om zoveel mogelijk bij hun te laten en te sturen maar niet de dingen over te nemen’ (codenaam 15).

‘Uiteindelijk wilde ze wel met de kinderen spelen, want dat hadden we samen een keertje gedaan, spelen met de kinderen’ (codenaam 20).

‘Lukt het niet, heeft ze nog steeds niet gebeld de volgende afspraak dan pas ga ik samen met haar naar de huisarts bellen om een afspraak te maken’ (codenaam 10).

Figuur 8. Aantal respondenten dat een punt binnen een subcategorie heeft genoemd.

8

15 16

0 2 4 6 8 10 12 14 16

beschikbare informele hulp sociale context inzetten ondersteuning hulpverlening Aantal respondenten Su bc at eg or ieen

Sociale context

(32)

*Kennis

De hoofdcategorie kennis is opgedeeld in vier subcategorieën die voortkomen uit het theoretische kader: kennis ouder, kennis en suggesties professional en voorbereiden op terugval.

Kennis en suggesties professional

Acht van de zestien respondenten hebben minimaal een punt binnen de subcategorie ‘kennis en suggesties professional’ genoemd (figuur 9).

Voorbeelden van professionals:

‘Ik merk dat je hier heel goed in bent; je weet ons te vinden, je weet school te vinden, dat durf je, dat kan je. Is het misschien een idee om een keer naar een sportclub te gaan, misschien kun je een keer meedraaien? (codenaam 12)’

‘Je geeft ouders dan meer kennis, doordat ze dan inzicht hebben in de problematiek. En die kennis is dan ook een soort van kracht’ (codenaam 28).

Kennis ouder

Eén van de zestien respondenten heeft aangegeven dat het belangrijk is om naar de kennis van ouders over hun eigen kinderen te vragen om de eigen kracht te stimuleren (figuur 9).

Voorbeeld van een professional:

‘Je moet bij ouders zijn om iets over de ontwikkeling van de kinderen te weten. Dat is heel belangrijk en de meesten willen dat graag vertellen’ (codenaam 12).

Voorbereiden op terugval

Vier van de zestien respondenten benoemt dat het belangrijk is om de ouder voor te bereiden op een eventuele terugval (figuur 9).

Voorbeeld van een professional:

‘Ik zeg ook altijd nog van het zou best wel nog een keertje mis gaan en dat is gewoon normaal’ (codenaam 16).

‘Er is altijd een terugval, dat zeg ik ook. Er komt ook weer een moment van ‘ooh my god’ hoe moet ik dit nou weer doen’ (codenaam 11).

(33)

Figuur 9. Aantal respondenten dat een punt binnen een subcategorie heeft genoemd.

*Competentie

De hoofdcategorie competentie is opgedeeld in twee subcategorieën die voortkomen uit het theoretische kader: competenties ouder en positieve aandacht.

Competenties ouder

Dertien van de zestien respondenten hebben minimaal een punt binnen de subcategorie ‘competenties ouder’ genoemd (figuur 10). Meest genoemde door professionals was: Positieve of sterke kanten benoemen:

‘Als je het alleen hebt over problemen, kan je er echt uren lang, dagen lang over praten. Het is juist belangrijk dat je de kracht belicht en benadrukt zodat ze zien dat ze ook positieve dingen in zich hebben’ (codenaam 10).

‘Er is altijd iets positiefs, soms moet je graven maar er is altijd iets positiefs te benoemen’ (codenaam 14).

Hetgeen dat werkt ook gebruiken en inzetten:

‘Kijken naar wat goed gaat en dat vergroten’ (codenaam 25).

‘Alles wat werkte hebben we gepakt en samengevoegd, om meer zelfvertrouwen te krijgen’ (codenaam 21).

Positieve aandacht

Twaalf van de zestien respondenten hebben minimaal een punt binnen de subcategorie ‘positieve aandacht’ genoemd (figuur 10). De respondenten vonden complimenten geven een belangrijk criteria

1 4 8 0 2 4 6 8 10 12 14 16 kennis ouder voorbereiden op terugval kennis en suggesties professional Aantal respondenten Su bc at eg or ieen

Kennis

(34)

om de eigen kracht van de cliënten te stimuleren. Voorbeelden van professionals:

‘Dat is wel het belangrijkste denk ik, aan het zelfvertrouwen werken van die persoon door complimenten te geven’ (codenaam 15).

‘Dat was een gesprek waarbij complimenten geven heel erg nodig was’ (codenaam 17).

‘Ik geef haar eerst de kans het zelf te doen, want dan is de kans om haar een compliment te geven ook groter’ (codenaam 10).

Kracht hulpverlener

Een toevoeging van respondenten is de subcategorie ‘kracht hupverlening’. Vijf van de zestien respondenten vind het belangrijk om ook de kracht van de hulpverleners in te zetten tijdens het behandelingsproces (figuur 10).

Voorbeelden van professionals:

‘Nou wij werken per gezinscoach dus iedereen heeft een verschillende aanpak. Hier wordt echt gekeken naar welk gezin past bij welke gezinscoach’ (codenaam 11).

‘Ze verwijzen mij vaak door naar moeilijkere gezinnen, omdat daar mij kracht ligt’ (codenaam 24).

Figuur 10. Aantal respondenten dat een punt binnen een subcategorie heeft genoemd.

*Zelfregie

De categorie zelfregie is voortgekomen uit de tekstfragmenten van professionals. De hoofdcategorie zelfregie is opgedeeld in twee subcategorieën: aanpassing en ouders bepalen.

Aanpassing

Een toevoeging van respondenten is de subcategorie ‘aanpassing’. Dertien van de zestien

5

12 13

0 2 4 6 8 10 12 14 16

kracht van hulpverlener positieve aandacht competenties ouder Aantal respondenten Su bc at eg or ieen

Competentie

(35)

respondenten hebben minimaal een punt binnen de subcategorie aanpassing genoemd (figuur 11). Meest genoemde door professionals was: Eigen normen en waarden niet opleggen:

‘Mijn normen en waarden gaan niet voor, mijn wil is geen wet. Dat wat ik voor de client bedenk betekent niet dat dat het beste is. Mijn oplossingen zijn niet de beste oplossingen’ (codenaam 10). ‘Ik dacht toen: dat is toch helemaal niet belangrijk. Als ik vanuit mijn referentiekader kijk, vind ik al heel snel dingen vreemd. Maar als je inzicht krijgt in hun referentiekader dan denk ik ja, het is ook logisch dat je er zo naar kijkt’ (codenaam 28).

Ouders bepalen

Een toevoeging van respondenten is de subcategorie ‘ouders bepalen’. Zeven van de zestien respondenten hebben minimaal een punt binnen de subcategorie ‘ouders bepalen’ genoemd (figuur 11).

Voorbeelden van professionals:

‘Zij zijn expert van hun eigen gezin en ik probeer alleen maar mee te kijken en te kijken of dingen anders zouden kunnen lopen, maar ik ben niet degene die alles weet over hun leven’ (codenaam 23). ‘De cliënt bepaald de route op zee. Hij gaat varen op zee en ik probeer alleen maar de kompas een beetje bij de hand te houden’ (codenaam 25).

Figuur 11. Aantal respondenten dat een punt binnen een subcategorie heeft genoemd

*Vertrouwd contact

De categorie vertrouwd contact is voortgekomen uit de tekstfragmenten van de professionals. De hoofdcategorie vertrouwd contact is opgedeeld in vier subcategorieën: klik, communicatie,

7 13 2 4 6 8 10 12 14 16 ouders bepalen aanpassing Aantal respondenten Su bc at eg or ieen

Zelfregie

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het initiatief voor het werken vanuit het begrip Eigen Kracht, zo geven de provincies aan, wordt in de meeste gevallen (vier maal) op lokaal niveau genomen

In een vitale wijk wonen en werken mensen plezierig en leven in goede onderlinge verhoudingen, kunnen langer zelfstandig thuis wonen. 8 wijkwerkers in 5 wijken: Ewijk, Winssen,

Veel jongeren willen nog best iets doen, maar willen zich niet voor een langere tijd binden aan een organisatie?. vrijwilligersorganisaties in alle soorten

 Een beroep doen op eigen kracht is niet ‘regel het zelf maar’, maar samen met de cliënt in kaart brengen wat zijn moge- lijkheden en die van zijn netwerk zijn.. Daarna volgt

‘benutten’, de burger ‘in zijn kracht zetten’ of ‘beroep doen op eigen verantwoordelijkheid’… lang niet altijd is uitgewerkt wat men precies onder ‘eigen kracht’

Een enkele professional benoemt expliciet dat het om hulp uit het sociale netwerk zou moeten gaan; een andere professional benoemt dat deze hulp of ondersteuning ook professioneel

Bovendien zijn er verschillende algemene websites waar veel informatie te vinden is over Nederland (inclusief onze omgangsvormen) en gericht op diverse doelgroepen, zoals

Punten die hierin naar voren kwamen waren: voldoende oog hebben voor het opbouwen van een vertrouwensrelatie, het echt samen doen, meer aandacht voor het familiegroepsplan,