• No results found

Reflectie vragen

5. Conclusie & discussie

In dit onderzoek is een beeld geschetst van wat professionals van de Opvoedpoli onder eigen

kracht verstaan en aan welke criteria professionals zouden moeten voldoen om eigen kracht te stimuleren bij cliënten. Tenslotte is onderzocht hoe en in hoeverre de professionals de eigen kracht van cliënten stimuleren tijdens opvoedondersteunende gesprekken en hoe dat door de professionals zelf en de cliënten wordt beoordeeld. En vervolgens in hoeverre dat overeenkomt met wat

professionals moeten doen en zeggen dat ze moeten doen?

De conclusie en discussie van de onderzoeksvragen worden apart besproken in paragraaf 5.1, 5.2 en 5.3. In paragraaf 5.4 worden de aanbevelingen na aanleiding van dit onderzoek beschreven.

§ 5.1 Definitie eigen kracht Conclusie

Uit de gevonden gegevens blijkt dat de gezinscoaches een duidelijk beeld hebben van het begrip eigen kracht. De meeste voorkomende uitspraken van de professionals over de definitie van eigen kracht waren zelfredzaam, reflectie op eigen kunnen, sociale context inzetten en stimulatie en doorzettingsvermogen. Doelen stellen en competities en kwaliteiten inzetten werden het minst vaak genoemd. Samenvattend verstaan professionals onder eigen kracht: ‘een individu dat zelfredzaam is,

het leven aan kan zonder hulp of afhankelijk te zijn van zorg. Reflecteert op eigen kunnen, doelen opstelt, een stimulerende daginvulling heeft en zijn of haar competenties en kwaliteiten inzet. Om hulp vraagt of anderen uit zijn sociale netwerk inzet wanneer nodig’.

Een aantal professionals gaven tijdens het interview aan zich bewuster te zijn geworden van hun eigen kennis over eigen kracht.

Discussie

De definitie van eigen kracht is volgens de professionals niet in een woord te omvatten. Er zijn verschillende betekenissen gegeven om eigen kracht te kunnen verwoorden. In de literatuur blijkt de definitie van eigen kracht ook geen eenduidige betekenis te hebben (Tengland, 2008; Van Regenwortel, 2009). De kernwoorden zelfredzaamheid, zelfreflectie, sociaal netwerk, stimulerende

dingen, doelen stellen en competenties en kwaliteiten zijn allen terug te vinden in de theorie van

Bouwmans (2012), die de meeste gebruikte definities van eigen kracht heeft samengevat. De

antwoorden van professionals op de vraag wat eigen kracht voor hen betekent, komt volledig met de theorie van Bouwmans (2012).

Een van de belangrijkste definities van eigen kracht volgens de professionals was

zelfredzaamheid. Zij zijn van mening dat ouders met eigen kracht in staat zijn om problemen, zonder hulp van externe zorginstanties, op te lossen. Dit is in de lijn met opvattingen van Hermanns (2007), Page en Czuba (1999), Rappaport (1995), Tengland (2008), Van Regenwortel (2009) en Yperen en Woudenberg (2011). De professionals voegde daar vrijwel direct aan toe dat zelfredzaam zijn samen gaat met de sociale omgeving van de ouders. Ouders met eigen kracht zijn zelf in staat om

problemen op te lossen maar hoeven dat volgens professionals niet alleen te doen. Het sociale netwerk is een belangrijke factor die ouders ondersteuning en hulp biedt wanneer nodig. In de samenvatting van Bouwmans (2012) wordt het sociale netwerk of natuurlijke hulpbronnen vaak genoemd en beschreven. De meeste professionals, net als onder andere Rappaport (1995) en Van Regenwortel (2009), gaven tevens aan dat eigen kracht betekent dat men inzicht heeft in zijn of haar eigen kunnen. Reflecteren op jezelf zorgt ervoor dat de ouder inzicht heeft in wat hij of zij goed kan en minder goed kan. Een enkeling noemde daarbij dat iemand met eigen kracht zijn of haar

competenties en kwaliteiten inzet en gebruikt. In de theorieën van Page en Czuba (1999), Perkins en Zimmerman (1995) en Tengland (2008) is deze opvatting terug te vinden. Daarnaast betekent eigen kracht voor professionals, evenals voor Page en Czuba (1999), dat mensen een daginvulling hebben die hen motiveert en stimuleert.

Tengland (2008) beschrijft dat mensen met eigen kracht hun eigen veranderingsproces bepalen en zelf de controle hebben over dat proces. Opvallend is dit niet is genoemd als een definitie van eigen kracht maar bijna alle professionals noemen wel dat ouders tijdens het

hulpverleningsproces de regie in eigen handen moet hebben en zijn of haar eigen proces mag bepalen.

§ 5.2 Werkwijze professionals Conclusie

De gezinscoaches waren tijdens het interview goed in staat om aan te geven waaraan professionals zouden moeten voldoen om de eigen kracht van cliënten te stimuleren. Een aantal professionals gaven tijdens het interview aan zich te realiseren dat het inzetten en stimuleren van de eigen kracht van cliënten een automatisme is geworden waar men vaker bij stil zou moeten staan.

De professionals hebben verschillende criteria genoemd binnen de categorieën doelen, actie, reflectie, sociale context, kennis, competentie, contact en zelfregie. De meeste professionals hebben aangegeven dat het verhelderen van het probleem maar ook de wens van de ouder of het gezin belangrijk is om de cliënt bewust te maken van zijn eigen problemen en wensen. Voor het oplossen

van het probleem geven professionals aan dat het maken van kleine, haalbare stappen belangrijk is voor het proces van de cliënt, waarbij het aanpassen aan de mogelijkheden van de cliënt een vereiste is. Tijdens de hulpverlening proberen de professionals de positieve kanten van de cliënt te belichten en de cliënt bewust te maken van de dingen die goed gaan of goed werken, zodat ze vanuit dat perspectief weer verder kunnen werken. De professionals gaven het inzetten van de sociale context van de ouder aan als een belangrijk onderdeel van de stimulatie van eigen kracht, doordat de sociale omgeving steun en hulp kan bieden en voor verlichting kan zorgen. De ondersteuning van de

hulpverlener, waarmee bedoeld wordt ‘niets uit handen nemen maar samen doen’ , bleek ook een belangrijk onderdeel volgens professionals om de eigen kracht te stimuleren. Cliënten moeten het gevoel hebben dat zij de regie in handen hebben maar moeten ook het gevoel hebben dat de

hulpverlener ze steunt en helpt wanneer ze het nog niet zelf aankunnen. Alle professionals gaven aan dat het stellen van vragen essentieel is om de eigen kracht van cliënten te stimuleren. Hierdoor wordt het denkproces van de ouder in gang gezet en krijgt de cliënt de kans om eigen oplossingen te vinden voor zijn of haar problemen.

Het minst vaak genoemde criteria door professionals was het uitwerken van de plannen en het samenvatten van de taken en afspraken. Daarnaast werd het vragen naar de kennis van de ouder weinig genoemd als een belangrijk criteria om eigen kracht te stimuleren. De professionals laten echter weten dat de eigen kracht van de cliënten pas gestimuleerd kan worden als de situatie veilig genoeg is. De veiligheid van kinderen of andere betrokkenen moet gewaarborgd worden. Wanneer de situatie onveilig blijkt, neemt de professional de leiding.

Discussie

De criteria waaraan professionals volgens de professionals zelf moeten voldoen om de eigen kracht van cliënten te stimuleren, komen sterk overeen met de criteria die de theorie stelt. Het Empowerment Model van Cattaneo en Chapman (2010) bestaat uit zeven componenten: doelen,

actie, reflectie, sociale context, kennis, competentie en zefredzaamheid. De antwoorden van de

professionals konden onder deze componenten worden geplaatst. Daarnaast kwamen de criteria binnen de componenten die professionals stelden om eigen kracht te kunnen stimuleren sterk overeen met de criteria die Blokland (2010), Colijn en Schamhart (2012) en Elhers en Kuipers (2009) stelden.

Er zijn echter een aantal criteria, genoemd door professionals, die niet overeenkomen met de literatuur. Zo zijn de meeste professionals van mening dat de hulpverlener grenzen moet stellen en verwachtingen naar de ouders mag uitspreken. Sommige cliënten hebben volgens professionals onvoldoende in de gaten wat hun verantwoordelijkheden zijn als ouder. Het is dan de taak van de

professionals om de ouders daarop te wijzen. Daarnaast mogen er bepaalde verwachtingen zijn van cliënten die passen bij hun leeftijd en vaardigheden en vinden alle professionals het van groot belang dat hulpverleners grenzen stellen door geen taken van ouders over te nemen. Sommige professionals voegden daaraan toe dat grenzen stellen en verwachtingen hebben tegenstrijdig kan klinken omdat het lijkt dat er geen eigen kracht wordt gestimuleerd, echter zien de professionals dit juist als een criteria om eigen kracht te stimuleren omdat de hulpverlener de ouder leert om zelf taken op te pakken en verantwoordelijkheden te nemen. Dergelijke uitspraken zijn niet teruggevonden in de geraadpleegde literatuur. Een tweede criteria dat door een aantal professionals is genoemd, is de kracht van de hulpverlener zelf. De professionals zijn van mening dat niet alleen gekeken moet worden naar de kracht van de cliënt maar ook naar de kwaliteiten/competenties en krachten van de hulpverlener om zo goed mogelijk aan te sluiten op de cliënten. Op deze wijze wordt de juiste hulp bij de persoon geboden. Uit onderzoek blijkt dat zowel cliëntfactoren als relatiefactoren invloed hebben op de eigen kracht van cliënten en de rol van professionals dus van groot belang is (Blokland, 2010; Elhers & Kuipers, 2009; Lambert & Barley, 2001; Lambert & Bergin, 1994). Echter, er wordt niet expliciet genoemd dat er gekeken moet worden naar de kwaliteiten en competenties van

professionals om passende hulpverlening aan te kunnen bieden. Ten slotte heeft een enkeling

aangegeven dat de eigen kracht van cliënten gestimuleerd kan worden door handelingen voor te doen en daarna met de ouder te evalueren. Een voorbeeld geven en vervolgens evalueren wat de ouder heeft gezien en geleerd, kan volgens de professionals een bijdrage zijn aan de stimulering van eigen kracht. Er is geen overeenkomst gevonden met de geraadpleegde literatuur. Een verklaring voor de gevonden verschillen zou kunnen zijn dat de praktijk niet volledig stroomlijnt met de theorie, dat de professional in de praktijk andere zaken ervaart of tegenkomt die niet in de theorie denkbaar zijn. Daarnaast kan de Opvoedpoli andere werkwijzen erop nahouden die niet met de theorie

overeenkomen.

Er zijn twee criteria gevonden binnen de literatuur die niet door professionals zijn genoemd tijdens het interview. Elhers en Kuipers (2009) ondervonden bijvoorbeeld dat de professional aan de cliënt kan vragen om het verschil te beschrijven tussen de huidige en de gewenste opvoedsituatie. Hierdoor zou gemakkelijker de eerste stap in de gewenste richting gemaakt kunnen worden. Ten tweede moet de professional aan het einde van het gesprek met de cliënt bespreken of er een vervolgcontact zal komen. Hierdoor krijgt de professional direct een indicatie in welke fase van de behandeling de cliënt staat en wat de cliënt zou willen. Beide punten werden niet tijdens het

interview door de professionals genoemd. Een verklaring voor de gevonden verschillen zou kunnen zijn dat de professionals niet bewust zijn van de bovengenoemde punten maar deze wellicht wel in

de praktijk inzetten of als onbelangrijk worden beschouwd en er geen aandacht aan (willen) besteden.

§ 5.3 Gesprekken professional en cliënt Conclusie

De professionals hebben de eigen kracht van de cliënten gestimuleerd door alle categorieën (doelen, actie, reflectie, sociale context, kennis, competentie en contact) binnen de gesprekken aan bod te laten komen. De categorieën die door alle acht professionals in het gesprek zijn behandeld waren doelen, actie, reflectie en competentie. De categorie sociale context is minder aan bod gekomen in de gesprekken.

Binnen de gesprekken tussen de professionals en de cliënten, kunnen verschillende

werkvormen onderscheiden worden: een vragende vorm (‘wat vind je goed gaan?’), een vertellende of stellende vorm (‘jij moet kleine stappen gaan maken’) en/of samenwerking met de cliënt (‘hoe zullen we dat omzetten in een doel?). De vragende en vertellende of stellende vorm kwamen het meest voor in de gesprekken. De professionals stelden voornamelijk vragen over de probleem- en gewenste opvoedsituatie waardoor de ouder en de professional beiden een beter beeld kregen welke problemen er bij het gezin speelde en wat het gezin graag zou willen wanneer de problemen er niet waren. Er werden veel complimenten gegeven en competenties van de cliënten belicht. Hierdoor werd de cliënt bewust van zijn eigen kwaliteiten en werd er benadrukt wat wel goed gaat. Dit laatste werd voornamelijk op een vertellende of stellende vorm gedaan. De professionals reflecteren tijdens de gesprekken regelmatig op verschillende situaties, op dingen die goed zijn gegaan maar ook op dingen die minder goed gingen. In sommige gevallen vroeg of vertelde de professional wat de ouder, in opvoedsituaties die minder goed verliepen, anders had kunnen doen. De professionals voegde daar eigen kennis, adviezen en suggesties aan toe om de ouder te informeren. In een enkel geval werd naar de kennis van de ouder gevraagd. De professionals stelde zich tijdens het gesprek soms kwetsbaar op door te vertellen over een eigen meegemaakte situatie of dezelfde problemen van andere ouders te benoemen.

Tijdens of aan het einde van het gesprek vatten de professionals de plannen, acties of reflecties samen zodat de situatie verhelderd werd voor beide partijen.

Evaluatie professionals en cliënten

Zowel de professionals als de cliënten zijn tevreden met de stimulering van eigen kracht tijdens opvoedondersteunende gesprekken. De cliënten beoordeelden het gesprek gemiddeld

positiever dan de professionals. De cliënten beoordeelden de professionals op het stimuleren van de eigen kracht gemiddeld met een goed, de professionals beoordeelden zichzelf gemiddeld met een voldoende. De categorieën doelen, actie, reflectie, sociale context en kennis zijn positiever

beoordeeld door de cliënten dan de professionals, respectievelijk goed en voldoende. Beide groepen gaven aan dat de hulpverlener preventief was. Dat wil zeggen dat de hulpverlener te snel ingrepen door adviezen et cetera te geven aan ouders om situaties te voorkomen.

*Conclusie en discussie: wat ze zouden moeten doen en zeggen dat ze moeten doen

De categorieën doelen, actie, reflectie, sociale context, kennis, competentie, contact en

vragen stellen die zowel door professionals als onder andere door Cattaneo en Chapman (2010)

worden genoemd, vormen een rode draad binnen de hulpverlening om de eigen kracht bij cliënten te kunnen stimuleren. De professionals blijken alle categorieën tijdens opvoedondersteunende

gesprekken aan bod te laten komen. Binnen de bovengenoemde categorieën komen veel criteria, genoemd door de professionals en Blokland (2010) en Elhers en Kuipers (2009), overeen met de praktijkgesprekken. Zo blijken de professionals in de praktijk veel te complimenteren en te wijzen op de kwaliteiten en competenties van de cliënt, zodat de cliënt inziet wat er goed gaat en wat de cliënt goed kan. Tijdens het interview werd dat herhaaldelijk genoemd, wat overeenkomt met de theorie van Elhers en Kuipers (2009). Ten tweede werden er veel vragen gesteld aan de cliënten om het probleem en de wens van de ouder of het gezin te verhelderen. Ten slotte zijn de professionals, evenals Elhers en Kuipers (2009), van mening dat het nemen van kleine, haalbare stappen belangrijk is voor het proces van het gezin. De professional past zich dan aan op de mogelijkheden van de cliënt. In de praktijk blijken de professionals daar op gericht te zijn door te zoeken naar geschikte doelen voor het gezin.

Een minder duidelijke overeenkomt met de geraadpleegde literatuur en de uitspraken van professionals tijdens het interview en de praktijksituatie was het stellen van vragen. Blokland (2010), Colijn en Schamhart (2012) en Elhers en Kuipers (2009) beschrijven het belang van het stellen van vragen om de eigen kracht van cliënten zo optimaal mogelijk te stimuleren. De professionals

hanteerden tijdens de praktijkgesprekken een vragende vorm, een vertellende of stellende vorm en/of een interactieve vorm waarbij wordt samengewerkt. Een valkuil voor professionals in de praktijk is dat er soms een vertellende of stellende vorm wordt gebruikt waar een vragende vorm geprefereerd was. De professionals nemen dan eerder een actieve rol dan een passieve rol in. Door een actieve rol in te nemen raakt het vragen stellen sneller op de achtergrond. De professional heeft soms de neiging om de cliënt van veel adviezen, tips en suggesties te voorzien waardoor het denkproces van de cliënt

op dat moment even stil staat en de professional een actievere rol krijgt. Opvallend is dat de

professionals duidelijk in het interview aangaven dat vragen stellen een zeer essentieel onderdeel is om de eigen kracht te stimuleren, wat evenals door bovengenoemde theorieën is benadrukt. Ten slotte is slechts bij een klein aantal praktijkgesprekken de sociale context van de cliënt ingezet of werd besproken wie op welke wijze iets zou kunnen bijdragen aan het gezin. Echter, dit onderwerp werd als zeer belangrijk beschouwd door de professionals zelf en is in de samenvatting van

Bouwmans (2012) en de theorie van Colijn en Schamhart (2012) herhaaldelijk terug gekomen. Het feit dat slechts een aantal professionals de sociale context in het gesprek hebben meegenomen, kan wellicht verklaard worden doordat er slecht één gesprek tussen de professional en cliënt is opgenomen en niet het gehele behandelingsproces is gevolgd. Dergelijk onderwerpen zouden in de overige gesprekken aanbod kunnen zijn gekomen of worden pas ingezet wanneer de ouder daar zelf behoefte aan heeft. Hierdoor zouden de resultaten een vertekend en vooral een beperkt beeld kunnen geven.

Een tweede kanttekening van dit onderzoek is dat er geen rekening is gehouden met de ernst van de opvoedproblemen, de achtergronden van de cliënten zoals verslavingen en de etnische achtergrond van de professionals en de cliënten. Het stimuleren van eigen kracht bij ouders met ernstige opvoedproblemen, ook wel multiproblem gezinnen genoemd, kan een hogere

moeilijkheidsgraad hebben dan bij ouders met lichte opvoedproblemen. Een vervolgonderzoek naar de invloed van deze aspecten kan een toegevoegde waarde hebben.

Daarnaast kent het stimuleren van eigen kracht een aantal voorwaarden. Tijdens het interview werd de vraag gesteld of eigen kracht altijd inzetbaar is in de praktijk. De meeste professionals gaven aan dat dat altijd mogelijk is, mits de situatie veilig is. Veiligheid van kinderen en andere

betrokkenen, inclusief de hulpverlener staat voorop. De eigen kracht van cliënten kan dus pas gestimuleerd worden mits de situatie veilig wordt geacht. Dit onderwerp is reeds aan de basisprincipes van het Wrap Aroud Care Model (Colijn en Schamhart, 2009) toegevoegd. De veiligheid van betrokkenen is niet meegenomen in dit onderzoek.

Een tweede voorwaarde om eigen kracht te stimuleren is contact. Volgens Lambert en Barley (2001) wordt 30% verklaard door de therapeutische relatie. Ook andere factoren spelen een rol bij het stimuleren van eigen kracht, bijvoorbeeld de eigenschappen van de professional of de

eigenschappen van de cliënt (Lambert & Barley, 2001; Lambert & Bergin, 1994). De Opvoedpoli is zich bewust van dergelijk factoren en speelt daarop in door gebruik te maken van het Denk- en Doekader (coda-e). Binnen dit kader is het contact, ook wel ‘klik’ genoemd, van belang waarbinnen de grond- en basishoudingen van professionals tegenover cliënten centraal staan. De krachten en de

eigenschappen van de professionals worden gematched met een gezin zodat elke gezin de best passende hulpverlening aangeboden krijgt. Echter, een dergelijk abstract begrip is moeilijk te meten en is om die reden niet in dit onderzoek meegenomen waardoor een beperkt aantal aspecten is beoordeeld en daardoor eventueel belangrijke informatie verloren is gegaan.

§ 5.4 Aanbevelingen

De gesprekken met professionals over eigen kracht hebben het bewustzijn van professionals weer geactiveerd. Niet alleen door over het onderwerp te praten maar ook doordat professionals werden gestimuleerd na te denken over hoe eigen kracht in de praktijk zou moeten worden

gestimuleerd, waardoor hun eigen werkwijze aan het licht kwam. Sommige professionals gaven aan dat het stimuleren van eigen kracht een automatisme is geworden waar niet meer zo bewust over na

GERELATEERDE DOCUMENTEN