w w w .g eo in fo rma tien ed er lan d. nl • V ak bl ad v an G eo -In fo rma tie N ed er lan d 20 18 • j aa rg an g 1 5 • N um m er 5
3D-BAG: actueel en landsdekkend
GIS in de media: afwegingen
bij gebruik dynamische kaarten
Waarom een feministische kaart
beter voor Nederlandse fietsers is
Dataviz voor GIS...
Datavisualisatie is de trend, en GIS helpt! Hoe
zorg je dat je geodata de juiste boodschap
aan het juiste publiek overbrengt?
VVanaf 11 januari, tien vrijdagen op de vaste
leslocatie GeoFort! Met de ervaren docenten
van Webmapper, Landkaartje en de
Hogeschool Utrecht.
Geobuzz!
Introductie GIS met QGIS
Productief met QGIS
Start Geo-datavisualisatie
Start Vakopeiding GIS
20 & 21 nov
11 december
12 & 13 dec
12 januari
12 januari
Nieuw op de
markt met
jaren-lange ervaring.
Met onze ruime kennis en jarenlange ervaring
leveren wij betrouwbare diensten en producten
op het terrein van Geo-informatie. We staan voor
kwaliteit, betrouwbaarheid, levergaranties,
deskundigheid en korte lijnen.
GEOINFORMATIESYSTEMEN
Denk bijvoorbeeld aan mutatie- signaleringen en karteringen voor BGT-BOR en BAG-WOZ-zaken. De afstemming tussen de BGT en BOR-gegevens. De inventarisaties uit beelden zoals asbestdaken,
zon-nepanelen, verkeersborden, licht-masten en belijningen. Produceren van 3D-BIM-modellen vanuit gescan-de data of bouwtekeningen. Maar bijvoorbeeld ook het intekenen en bij houden van kabels en leidingen
(WION). Door onze ruime ervaring met grootschalige data-producties en kennis van de inhoudelijke materie kunt u kostenbesparende oplossin-gen verwachten voor de verwerking van GIS-data.
Wat zijn onze diensten en producten?
GIN-landschap
Het GIN-landschap is een verzameling van beroepsbeoefenaars
waarin alle smaken binnen de geo-info zijn verenigd. In dit nummer
is die breedte goed zichtbaar: naast de geodesie en de kartografie die
zichtbaar zijn in het verslag van de NEVREF-workshop en de bespreking
van de Nieuwe stedenatlas zien we een keur aan artikelen waarin
allerlei aspecten aan elkaar gekoppeld worden. ‘3D-BAG: actueel en
landsdekkend’ is daar een voorbeeld van. Hier wordt een oplossing
voorgesteld voor een 3D-BAG op basis van rechthoekige blokvormen
(LOD1), dus met platte daken. Veel aspecten als actueel houden en
kwaliteit worden overzichtelijk behandeld en met elkaar gecombineerd.
De breedte en dynamiek van geo-info komt vooral tot uiting in het
landschap van de opleidingen, het is opvallend dat er in meervoud
gesproken wordt over de opleidingen Geo, Media & Design en er een
oproep gedaan wordt om te komen tot een nieuwe GIN-commissie
SAGEO. Er zijn ook diverse bijdragen van studenten en verslagen
van de opleidingen, zoals in het verhaal over publieksparticipatie en
participatietools van Rick Heger en Michelle Smedts. Je krijgt de indruk
dat we door slimmere toepassingen ook een betere relatie tussen
overheid en burger gaan krijgen.
Er is ook weer veel te vieren: het 15-jarige GIN wordt nogmaals
gefeliciteerd en bedankt voor het bieden van een thuis voor de
(historisch)-kartografische gemeenschap. Verder is het grote succes
van 5 jaar PDOK gevierd met een feestelijke bijeenkomst in Amersfoort
waarin alle ‘vrienden’ bijeen waren en is er zelfs een speciaal gebrouwen
bier geserveerd. Ondertussen kon men op een dashboard de ‘hits’
live volgen. PDOK is bij uitstek een voorbeeld van het omzetten van
gegevens uit de basisregistraties in zinvolle informatie.
Fietsliefhebbers komen ruim aan bod: er wordt feminisme bijgehaald,
van het laagste naar het hoogste punt gefietst en live informatie over
ov-fietsen getoond. Het feminisme toont zich het scherpst in de term
MAMIL, de wielertocht was om 200 jaar NAP te vieren en de ov-fietsen
worden genoemd in het artikel over dynamische kaarten in de media
(die ook de cover siert). En ook 3D-printen met zand en remote sensing
in een zandbak is een ander voorbeeld van een technisch hoogstaand,
maar helder gepresenteerd artikel.
Tot slot is er een oproep aan ‘jonge landmeters’ om mei 2020 alvast in
de agenda te reserveren voor een meet & greet met collega’s van over
de hele wereld in Amsterdam en dichterbij in de tijd om een bezoek aan
GeoBuzz te overwegen.
Agenda GIN
Colofon
Partners Geo-Informatie Nederland
Uitgever Geo-Informatie Nederland www.geoinformatienederland.nl Redactieadres Redactie Geo-Info Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 Fax: (033) 246 0470 E-mail: gi@geo-info.nl Hoofdredacteur Roelof Keppel Redacteuren
Adri den Boer, Eric Hagemans, Ferjan Ormeling, Sytske Postma, Frans Rip, Frederika Welle Donker
Bladmanagement
MOS bv, Nijkerk
José Broekhuizen, Edith Koetsier, Lisa Petersen
Inzenden kopij
Indienen en publiceren van artikelen en berichten in overleg met de redactie.
Zie ook www.geoinformatienederland.nl onder ‘Geo-Info’.
Advertentie-exploitatie
MOS bv Jan van de Vis Telefoon: (033) 247 3400
E-mail: acquisitie@mos-net.nl of gi@geo-info.nl Advertentietarieven op aanvraag
Vormgeving en druk
VdR druk & print, Nijkerk www.vdr.nl
Abonnementen/inlichtingen
Postbus 1058, 3860 BB Nijkerk Telefoon: (033) 247 3415 E-mail: info@geo-info.nl
Het doorgeven van adreswijzigingen uitsluitend schriftelijk of via e-mail.
Een abonnement of lidmaatschap kan op elk gewenst moment ingaan en wordt voor een jaar aangegaan. Een abonnement of lidmaatschap wordt automatisch verlengd, tenzij dit minimaal twee maanden voor de verlengingsdatum schriftelijk of per e-mail wordt opgezegd.
Abonnementsprijzen per jaar voor 2018
Persoonlijk lidmaatschap: € 77,50.
(Bedrijfs-)abonnement op Geo-Info: € 160,00, incl. 6% BTW. Bedrijfslidmaatschap: € 350,00.
Leden in het buitenland betalen extra kosten voor het toezenden van Geo-Info: binnen Europa € 30,- (excl. 21% btw) en buiten Europa € 55,- (excl. 21% btw). Kijk voor meer informatie op de website www.geoinformatienederland.nl.
Bij automatische incasso krijgt u een korting van € 2,- per jaar. © 2018. Het overnemen evenals het vermenigvuldigen uit dit tijdschrift is slechts toegestaan na schriftelijke toestem-ming van redactie en auteur.
ISSN 1572-5464 (print), ISSN 2211-0739 (online) IBAN: NL55RABO0395278430
Rechten
De informatie, tekst, afbeeldingen, foto’s en illustraties in dit blad en de vormgeving hiervan, zijn beschermd onder de Auteurswet en andere toepasselijke wetgeving. Niets daarvan mag zonder voorafgaande toestemming van de eigenaar worden verveelvoudigd (waaronder mede ‘framing’ wordt begrepen), aan derden ter beschik-king gesteld of openbaar worden gemaakt.
De betrokkenen bij dit blad geven met hun medewerking ook toestemming om hun bijdragen en eventueel beeldmateriaal te gebruiken in andere uitingen van Geo-Informatie Nederland.
Geo Gebruikersfestival-SDI.Next
Datum: 31 oktober. Meer info: bit.ly/2ykVeVV
GIN-gala
Datum: 19 november Locatie: Den Bosch Meer info: bit.ly/2ICQtei
Algemene Ledenvergadering GIN
Datum: 20 november 2018
Locatie: Den Bosch, Congrescentrum 1931 Meer info: bit.ly/2Nlcm2o
Geo-Buzz 2018
Datum: 20-21 november Locatie: ‘s-Hertogenbosch Meer info: geobuzz.nl
NCG-symposium
Datum: 29 november Locatie: Wageningen University Meer info: bit.ly/2m7cLKu
Geospatial World Forum
Datum: 2 april 2019 t/m 4 april 2019 Locatie: Amsterdam
Meer info: bit.ly/2xYuElo
28th International Conference on the History of Cartography
Datum: 14 juli 2019 t/m 19 juli 2019 Locatie: Amsterdam
Meer info: bit.ly/2IBO03G
w w w .geo in fo rma tien ed er lan d. nl • V ak bl ad van G eo -In fo rma tie N ed er lan d 20 18 • j aa rg an g 1 5 • N um m er 5
3D-BAG: actueel en landsdekkend GIS in de media: afwegingen bij gebruik dynamische kaarten Waarom een feministische kaart beter voor Nederlandse fietsers is De wereld van digitale participatietools
Foto omslag: een interactieve kaart met pop-ups op fd.nl. Bron: Het Financieele Dagblad.
...en verder
7
Column – Chantal Melser
8
Opinie - Informatiehuizen ‘Light’
10
Verslag - Geo-Trends, het vijfde
symposium van de opleidingen
Geo Media Design
14
Verslag - 5 jaar PDOK
20
GIN 15 jaar: een felicitatie waard (4)
22
Verslag - Bijeenkomst
GIN-themagroep West toekomstgericht
25
In Memoriam - Henri Pouls
26
Verslag - Koppeling BGT en BOR:
nieuw voor beheerders
27
Kadaster gaat satellietdata voor
plaatsbepaling vrijgeven
28
Verslag - NEVREF-workshop hoogte-
en dieptebepaling anno 2018
32
Veranderend gebruik van GIS
in de media
35
Column – Johan van Arragon
36
Open Kaart - Nieuwe Stedenatlas
onder de loep
43
Column – Reinder Storm
44
GIN zoekt leden voor nieuw
op te richten commissie SAGEO
45
GIN-Gala 2018
46
FIG Young Surveyors Network
in Nederland tijdens FIG2020
48
Verslag - Agrifoods meets Geo
In dit nummer ...
4
Een blik in de wereld van
digitale participatietools
38
3D-BAG:
actueel en landsdekkend
16
Tastbaar Landschap
13
Geo-Apps: Relive
Doorgaans worden verschillende
begrippen gebruikt om participatie
te duiden. In Nederland worden
de begrippen overheids- en
burgerparticipatie vaak gehanteerd,
waarvan de betekenis afhankelijk
is van de belanghebbenden en de
context. Het is in veel gevallen een
complex onderwerp met een dosis
emotionele waarde, waarbij het
altijd draait om maatwerk.
Door de digitalisering van de
Nederlandse maatschappij zijn
er veel verschillende digitale
participatietools beschikbaar.
Met deze digitale tools is het
mogelijk om sneller, beter en meer
mensen te laten participeren in
participatieprocessen. Maar de
vraag is nu in hoeverre deze
digitale tools effectief zijn en welke
gebruikswijzen deze tools kennen.
Door Rick Heger en Michelle Smedts
Belang van participatie en de digitale tools
Het bevolkingsaantal van Nederland blijft stijgen. Er moeten honderdduizenden wonin-gen bijgebouwd worden en de infrastructuur groeit, waardoor de hoeveelheid beschikbare ruimte alsmaar schaarser wordt. Deze schaar-ste vraagt om het slimmer omgaan met de openbare ruimte. De veranderingen en verbe-teringen hebben invloed op de leefomgeving! De digitalisering en het daarbij horend mondi-ger worden van de burmondi-ger zorgt ervoor dat ini-tiatieven steeds vaker opgezet worden door de ‘gewone burger’. De burger wil steeds actiever betrokken worden bij processen en projecten in de leefomgeving. Daarnaast wordt in 2021, door middel van de Omgevingswet, participatie bin-nen processen en projecten in de leefomgeving verplicht vanuit wet- en regelgeving [1]. De vraag is nu of digitale tools een bijdrage kunnen leveren aan participatieprocessen, met het oog op de nieuwe Omgevingswet.
Digitalisering verbetert de informatiepositie van zowel burgers als (overheids)instanties [2]. Een digitaal participatietool wordt gezien als een hulpmiddel dat een participatieproces faci-liteert. Het contact tussen publiek en instanties kan sneller en laagdrempeliger worden met de inzet van digitale tools. Een groot voordeel van dergelijke tools is het verhogen van het aantal respondenten. Dit leidt tot een verbetering van
de representativiteit en daarmee tot een groter draagvlak. Een aandachtspunt is dat met digi-tale tools niet vanzelfsprekend ieder segment van de beoogde doelgroep wordt bereikt. Denk hierbij aan kinderen of ouderen die niet in het bezit zijn van een computer, tablet of smartphone, of onvoldoende vaardigheden bezitten om met een computer om te gaan [3]. Het is daarom van belang dat digitale tools niet als vervanging worden gezien van de analoge participatieprocessen en tools, maar als een zeer waardevolle toevoeging.
GeoDesign & PPGIS
Voorbeelden van digitale tools, waarbij de meningen, ideeën en behoeften van burgers met locatie intelligentie en digitale kaarten worden gecombineerd, krijgen het etiket ‘PPGIS’, dat voor Public Participation Geo graphical Infor-mation System staat [4]. Het doel van PPGIS is het verbeteren van transparantie tussen overheid en burger, de invloed op overheidsbeleid vergroten, lokale kennis opnemen in besluitvorming en complexe ruimtelijke informatie integreren en in een context plaatsen. De reden dat GIS bij parti-cipatie wordt ingezet, is omdat ruimtelijke vraag-stukken het best aangepakt kunnen worden met een ruimtelijke en visuele benadering [5]. Deze visuele benadering komt voort uit de zogenaamde designmethode GeoDesign. Geo en Design staan in deze methode centraal. GeoDesign wordt ook wel omschre-ven als ontwerpen in de geografische ruimte. Met als doel collaboratieve planning te onder-steunen en meer efficiënte en duurzamere benadering van plannen na te streven [6]. Het gevolg is dat een grotere groep burgers participeert in collaboratieve planningen dan in planningen waarbij ruimtelijke ontwikkeling en het design ervan apart worden benaderd.
Toolanalyse
De kwaliteiten van een digitaal participatietool kunnen vanuit twee oogpunten beoordeeld worden. Enerzijds vanuit de respondent (bur-ger), anderzijds vanuit de inrichter (overheids-instantie). Dit is wenselijk, omdat vanuit beide rollen de kwaliteiten (onder andere werking en interface) van een tool verschillend wordt
erva-Een blik in de wereld van digitale participatietools
Resultaten van een afstudeeronderzoek naar publieksparticipatie en digitale participatietools
Vroegtijdig
samen-werken verhoogt
de kwaliteit van
oplossingen!
ren. In het onderzoek zijn 23 tools onder de loep genomen. Voor de respondent en de inrichter zijn kwalitatieve criteria vastgesteld, die vervol-gens per tool in een schaal gewaardeerd zijn. Voorbeelden van criteria voor de respondent zijn consistentie, structuur en toegankelijkheid. Voor de criteria van de inrichter kan gedacht worden aan analyseerbaarheid, herbruikbaar-heid en technische kennis. De digitale tools zijn door twee personen onafhankelijk van elkaar
beoordeeld, waarna de beoordeling van ieder criterium is vastgesteld. Deze beoordeling geeft een beeld van de kwaliteiten van de tools. Door middel van het model is de kwaliteit van de tools visueel inzichtelijk gemaakt (figuur 1). Op de x-as is de kwaliteit vanuit het oogpunt van de respondent uitgezet en op de y-as die vanuit de inrichter. Hoe verder naar rechts op de x-as, hoe fijner de tool voor de respondent.
Hoe verder naar boven op de y-as, hoe fijner de tool in te richten is.
Participatiefases versus tools
Er zijn vijf participatiefases te onderscheiden [7], namelijk: informeren, consulteren, betrekken, samenwerken en machtigen. De tools zijn na de individuele kwalitatieve beoordeling afgezet tegen de bruikbaarheid in de verschillende
participa-tiefasen. De kracht van de tools hangt ook samen met het gebruiksdoel. Sommigen zijn ontwikkeld voor gebruik bij fysieke bijeenkomsten, anderen zijn juist zeer bruikbaar voor zelfstandig gebruik door een respondent. Op het moment dat een zelfstandig te gebruiken tool ingezet wordt gedu-rende een fysieke bijeenkomst dan kan dit tot een verhoging van de participatiefase leiden. De meerwaarde van digitale tools wordt pas bereikt als ze op de juiste manier in de goede fase worden ingezet. Het vooraf opstellen van doelen van het participatieproces is zeer belangrijk bij het kiezen van de meest geschikte tool. Een goede tool inzetten in een niet passende fase is niet effectief of zelfs onwenselijk. Denk hierbij aan de serious game Minecraft, welke het best tot zijn recht komt in een fysieke bijeenkomst, waarbij gezamenlijk een participatieproces wordt aangegaan. Wanneer Minecraft zelfstandig in het proces wordt ingezet, is deze tool onbruikbaar.
Een blik in de wereld van digitale participatietools
Resultaten van een afstudeeronderzoek naar publieksparticipatie en digitale participatietools
Figuur 1 - Positioneringsmodel digitale tools.
In welke digitale tool,
uit de wereld van
participatie, bent u
geïnteresseerd?
Eindbeoordeling
De digitale tools zijn geclassificeerd in vijf categorieën: van onvoldoende tot uitstekend. De onderstaande visualisaties geven de kwa-liteit weer van alle beoordeelde tools (figuur 2). Wederom is deze beoordeling bekeken vanuit de respondent (burger) en de inrichter (overheidsinstantie). Gezien vanuit de res-pondent is het opvallend dat de digitale tools verdeeld zijn over de twee beste categorieën. Gezien vanuit de inrichter vallen ook enkele digitale tools in de categorieën voldoende. Waarschijnlijk ligt de focus van het ontwik-kelen van digitale tools meer op het gebruik voor de respondent dan voor de inrichter. Tabel 1 geeft de meest effectieve tools voor iedere participatiefase weer voor zowel de respondent als de inrichter.
Verder lezen
Wilt u meer te weten komen over participatie en de tools? Raadpleeg het uitgebreide rapport ‘Publieksparticipatie en de digitale tools’ [8], aan te vragen via participatie@ruimteschepper.nl.
Referenties
[1] Rijksoverheid, 2013: Omgevingswet - Rijksoverheid.nl. Geraad-pleegd 19 maart 2018, van www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ omgevingswet
[2] De Nationale Ombudsman (z.d.): Digitalisering | Nati-onale om buds man. Geraadpleegd 19 maart 2018, van www.nationaleombudsman.nl/dossier/dossierdigitalisering [3] Babelon, I., Ståhle, A., & Balfors, B., 2017: Toward Cyborg PPGIS:
exploring socio-technical requirements for the use of web-based PPGIS in two municipal planning cases, Stockholm region, Sweden. Journal of Environmental Planning and Management, 60(8), 1374–1376. doi.org/10.1080/09640568.2016.1221798 [4] Rambaldi, G., 2018: About Public Participation Geographic
Information Systems (PPGIS). Geraadpleegd 14 juni 2018, van www.ppgis.net/the-practice/about-ppgis/
[5] Schlossberg, M., & Shuford, E., 2005: Delineating “Public” and “Participation” in PPGIS.
Geraadpleegd van scholarsbank.uoregon.edu/xmlui/handle/ 1794/1343
[6] Flaxman, M., 2009: Fundamentals of Geodesign, 28–41. [7] International association for public participation, 2014:
Public participation spectrum.
Geraadpleegd van c.ymcdn.com/sites/www.iap2.org/resource/ resmgr/foundations_course/IAP2_P2_Spectrum_FINAL.pdf?hh SearchTerms="participation+and+spectrum"
[8] Heger, R., & Smedts, M., 2018: Publieksparticipatie en de digi-tale tools (Scriptie).
HAS University of Applied Sciences, ’s-Hertogenbosch.
Dit artikel is gebaseerd op een afstudeeronder-zoek vanuit de opleiding Geo Media & Design, HAS Hogeschool te ’s-Hertogenbosch, uitgevoerd in opdracht van Ruimteschepper.
Rick Heger is afgestudeerd aan de HAS, nu student master Geo-Information Science WUR en bereikbaar via
Rick.heger@wur.nl / Rick-h@hotmail.nl
Michelle Smedts is afgestudeerd aan de HAS, nu student master Geo-Information Science WUR en bereikbaar via
Michelle.smedts@wur.nl / Michellesmedts@hotmail.com Figuur 2 - Links: digitale tools en hun kwaliteit, gezien vanuit de respondent (burger), rechts: digitale tools en hun kwaliteit, gezien vanuit de inrichter (overheid).
Participatiefase Respondent Inrichter
Informeren ArcGIS Hub ArcGIS Hub & StoryMap
Consulteren Survey123 Servey123
Betrekken Maprionnaire & Bästa Platsen Maptionnaire
Samenwerken Maptionnaire Maptionnaire
Machtigen Minecraft Serious game Ludanta
Tabel 1.
Ik was verbaasd. Ik liep naar binnen en er waren zowel vrouwen als mannen in de zaal. Uiteindelijk was de verdeling vijftien vrouwen en veertien mannen. Dat was anders dan ik gewend was. Het kan dus wel.
Begin mei 2018 ging ik naar een bijeenkomst van Map-Time te Amsterdam. Een avond die een aantal keer per jaar plaatsvindt en waar iedereen welkom is die iets met kaarten heeft: van Tomtom-gebruiker, kartograaf, landmeter tot geodeet. Iedere keer is er een ander thema. Ik heb al verschil-lende thema’s langs zien komen, zoals ‘Electorale geografie’, ‘Reliëfweergave op kaarten’ en ‘QGIS-workshop’. Ditmaal was de titel ‘Practical introduction into feminist cartography’, met een presentatie van Meghan Kelly (Wisconsin-Madison, VS). Ik had werkelijk geen flauw idee wat ik me daarbij moest voorstellen, maar intrigerend klonk het zeker.
Het is in ieder geval een titel die je op meerdere manieren kunt interpreteren. Een goede reden om te beginnen met het discussiëren in kleine groepjes over de vraag wat mensen verstaan onder feminisme. Ons groepje (m/v) formuleerde ter-men rondom inclusiviteit, macht en gelijkheid. Later hoorden we ook de associaties van de anderen. Eén van de mannelijke deelnemers vond feminisme zelfs bedreigend klinken. Dat klinkt ook wel weer logisch. Toch zou het voor mij zo mak-kelijk zijn om dat zomaar uit het oog te verliezen. Het klinkt vanuit mijn standpunt immers weer zo misplaatst. Ik waardeer die uitspraak wel enorm, want hoe was ik er anders achter gekomen dat dat óók een rol kan spelen? Ook in Amsterdam, anno 2018.
Uiteindelijk konden we ons vinden in een lijst van principes met onder andere ‘Examine power and aspire to empower’, ‘consider context and subjectivity’ en ‘make labor visible’ (D’Ignazio en Klein, 2016). Inclusiviteit is daarbij het sleu-telwoord. Het gaat over het niet buitensluiten van groepen en individuen. Een thema dat op meerdere vlakken van de samenleving speelt.
Daarna gingen we aan de slag met een opdracht. Inclusie was het centrale thema. Wij analyseerden een bord van een fietsenstalling. Daarop was een schematische afbeelding te zien met een diep gebogen persoon erop, een racefiets dus.
Fietsenstallingen genoeg in de Randstad, maar daar staan vooral stadsfietsen. En al zie je steeds meer vrouwen op een racefiets, wielrenners zijn toch wel een slag apart. De grootste groep van hen heeft zelfs een eigen afkorting (MAMIL: middle-aged men in lycra). Ons groepje was het unaniem eens dat het op z’n minst opmerkelijk was dat er voor zo’n algemene voorziening als een fietsenstalling een icoon wordt
gebruikt van zo’n specifieke groep (die niet echt zichtbaar is in openbare fietsenstallingen). Als recreatieve fietser zet ik mijn randonneur ook in mijn eigen schuurtje en in de stalling van het station plaats ik dagelijks mijn stadsfiets.
Het was vrij eenvoudig om het icoon van de racefiets om te zetten naar een meer algemene stadsfiets. Zet de berijder rechtop, et voilà. Of zelfs een fiets zonder berijder – je laat immers je fiets ook alleen achter in een stalling. Je kan het nog wel over het model hebben: een heren- of damesfiets.
Zelf gebruik ik beide en is het voor mijn eigen beleving gelijk. Anderen zouden daar anders over kunnen denken. Op de kaart lijkt een fiets zo’n klein detail en toch bespeurde ik een prettig tevreden gevoel daarna. We hadden een icoon dat minder specifiek was en waar ik me ook door aangesproken voelde. Daarvóór was die plek alleen voor anderen, waar ik misschien ook wel gebruik van kon maken. Nu had ik ook een plek voor mijn fiets gekregen.
Meghan verklaarde lachend dat ze niet eerder had meegemaakt dat er zoveel aandacht voor het icoon van de fietsenstalling was. Op wereldschaal gezien zijn wij fietsers in de minderheid, maar voor ons bleek het relevant om een pas-send icoon van een fiets op de kaart te hebben. Want anders herkennen we onszelf er niet in en gaat het over ‘anderen’. En als je in Nederland de meerderheid van de fietsers buiten-sluit, verlies je een groot aantal waardevolle deelnemers.
Chantal Melser
CBS, afdeling Regio en Ruimte. Zij schrijft deze column op persoonlijke titel. c.melser@cbs.nl
Column
Chantal M
elser
Waarom een feministische kaart
Opeens waren ze weg. Weg van
de website en weg uit ‘de stukken’:
Informatiehuizen die binnen het
Digitale Stelsel Omgevingswet de
informatiestromen over milieu en
leefomgeving zouden organiseren.
Hoe moet dat nu verder?
Door Carla Nikkels
Het lijkt rond investeren in informatievoorzie-ning steeds een impasse te worden. Discussies over geld, doelmatigheid en belangen helpen de gebruiker in het digitale stelsel niet aan de benodigde informatie. Daar zouden we ook anders tegenaan kunnen kijken. Ook zouden we ervoor kunnen kiezen om de beelden die we hadden los te laten. Maar dat vergt wel een beetje lef: met elkaar beslissen dat sommige afspraken niet meer passen bij de omstandig-heden die er nu zijn.
Bruikbare informatie als doel
In het kader van de Omgevingswet staan - of stonden - er tien informatiehuizen op de planning. Tien informatiehuizen die moeten zorgen voor beschikbare, betrouwbare en tot in de rechtszaal bestendige informatie. Deze informatie moet dan in de vorm van informa-tieproducten geleverd worden. De spelregels voor het aansluiten van deze informatie-producten op de landelijke voorziening van het digitale stelsel staan dan weer uitgewerkt in zogenaamde ‘aansluitvoorwaarden’.
Het geheel moet blijven voldoen aan de uit-gangspunten in de visie op het Digitale Stelsel Omgevingswet (DSO).
Dat lijkt allemaal heel simpel. In de ‘klassiek ICT’ denken we dan aan: software die gemaakt wordt met ICT-middelen, een centrale data-base die gevuld wordt met gegevens en aan een organisatie die dat beheert en exploiteert. Alles moet INSPIRE-proof. Er zijn architecturen, acceptatie-criteria, helpdesks en zo meer mee gemoeid en het wordt al snel een strikt zakelijke afweging waarbij geld (Wat kost dat allemaal!) en macht (Dat is mijn informatiehuis)
bepalender dreigen te worden dan wat we beoogden: beschikbare, bruikbare informatie waar we ons werk meer kunnen doen. We zijn beland in een kip-ei-discussie waar geld en macht inderdaad meer bepalend zijn voor de uitkomst van het proces dan de behoefte, inhoud en de mogelijkheden. Die discussie verlamt op dit moment het proces om te komen tot een informatie-aanbod dat helpend en randvoorwaardelijk is voor het halen van de doelstellingen van de wet. Er gaan zelfs gelui-den dat passages over informatie niet ingevuld worden in wet- en regelgeving uit angst daar een legitieme informatiebehoefte mee te creëren die gefinancierd moet worden – terwijl juist geld een knelpunt is.
Terug naar de tekentafel
Het begint bij loslaten. Loslaten van het idee dat informatieproducten zich zouden moeten beperken tot de Omgevingswet en alleen onder die regie kunnen worden ontwikkeld. Loslaten van het idee dat een informatiehuis een product moet leveren. Loslaten dat een informatiehuis of informatieproduct van iemand moet zijn. Loslaten dat de discussie over geld en macht de behoefte gaat invullen. Is er ook een perspectief dat op een andere manier invulling geeft aan wat we beoogden? Een gelijke informatiepositie, eenvoudig en beter werken, ondersteund door informatie van goede kwaliteit? Hoe we invulling geven aan de wel degelijk bestaande informatie behoefte? Zodat ‘de markt’ bij uitblijvende besluitvorming over infor-matiehuizen en -producten in elk domein ‘op slot gaat’ of ‘in guerilla-modus’ alsnog ontwikkelt? Terug naar de tekentafel dus, wat de essentie van een informatiehuis (niet) moet zijn…
Hoe dan wel?
Informatiehuizen maken geen informatiepro-ducten. Informatiehuizen exploiteren geen informatie producten. Informatiehuizen zijn wel de bewakers van de gegevenskwaliteit en de standaarden. Ze kunnen een platform zijn waar vraag om en aanbod van informatie met elkaar in verbinding komen. Hoe vul je die rol in? Een paar aanbevelingen:
Informatiehuizen ‘Light’
Perspectief door loslaten en een beetje lef
We zijn beland in een
kip-ei-discussie over
geld en macht
Geef de productie en exploitatie van informatie producten maar weer terug aan de domeinen
Bijvoorbeeld door een bestaande voorziening geschikt te maken voor aansluiten op het digitale stelsel. Of door een nieuw product te maken binnen een domein dat (ook) een (deel van de) behoefte invult. Een informatiehuis kan daarbij dan een kwaliteitsborgingsrol inne-men zoals het definiëren en controleren van
acceptatie criteria van nieuwe producten, een aanjagende rol nemen bij het implementeren van standaarden, het periodiek toetsen van de gegevenskwaliteit en het kunnen aanspreken van bronhouders en exploitanten op kwaliteit. De scope van de informatie beperkt zich niet tot de Omgevingswet
Dat is altijd een heikel punt geweest. Vanuit de Omgevingswet denken leek vanuit financie-ringsperspectief oogpunt handig. Maar als we de keten van data tot informatie tot informa-tieproduct bekijken is het dan niet efficiënter en goedkoper om vragen te laten bundelen en te komen tot een meervoudig aanbod op basis van één infrastructuur met beschikbare gegevens?
Gegevenskwaliteit en informatiemodellen en uit-wisselstandaarden blijven de sleutel naar succes Zonder een hefboom die zorgt voor beweging komen we niet verder dan waar we nu staan. Al jaren lopen we als overheden tegen dezelfde problemen aan: gegevens en informatievoor-zieningen genoeg, maar door het sectoraal met een enge scope ontwikkelen en het project-matig investeren blijft meervoudig gebruik en duurzame kwaliteitsborging een heikel punt. Veranderen kost tijd, geld en een aanjager met mandaat. Investeren kan dus niet uitblijven. Er zijn standaarden en modellen in meerdere domeinen in omloop. Een deel daarvan behoeft niet of nauwelijks uitbreiding en
aanpassing, een deel ervan is er nog niet. Het blijft wel essentieel om te blijven zorgen dat de standaarden blijven voldoen aan de door ontwikkelende behoeften van gebruikers en aanbieders. Een informatiehuis kan prima het modem zijn die dit proces op gang houdt.
Gegevenskwaliteit is niet vanzelfsprekend In de cyclus van het ontstaan van een gegeven naar het vastleggen en opnieuw gebruiken van een gegeven tot het bijstellen van een gegeven komen vaak verstoringen. Wanneer het kun-nen bijhouden van gegevens praktisch moeilijk is, droogt de bron vanzelf op. Een gegeven dat niet bij gehouden wordt verliest zijn waarde, en waardeloze gegevens zijn niet geschikt voor hergebruik. Dus niemand heeft er wat aan… Waarom dan nog bijhouden?
Het doorbreken van deze negatieve cyclus is mogelijk, maar vergt energie. Door kwaliteit van de gegevens periodiek te monitoren, vooral wanneer dit gebeurt op basis van criteria van de afnemer is een eerste stap. De DSO-LV is dan ook een afnemer met een eisenpakket: met de aansluitvoorwaarden. Het verbeteren en vereen-voudigen van het vastleggen en bijhouden kan de cirkel weer positief sluiten. Deze cyclus blijft – uit ervaring- niet vanzelf in beweging. Een onaf-hankelijke aanjagende rol die de beweging stimuleert en monitort op kwaliteit blijft nodig.
Denk en Werk integraal, 80*20 in plaats van 80/20
Veel investeringskracht is verloren gegaan aan informatievoorzieningen die op ad-hoc basis zijn ingericht. Vaak gebeurt dat vanuit sectoraal denken en simpelweg onbekend-heid met soortgelijke informatiebehoeften of zelfs ontwikkelingen. Door vraag en aanbod in een domein breder met elkaar te verbinden kan er domeinbreed synergiewinst worden
geboekt. Door op informatiedomein-niveau daar een platform voor te bieden voorkomen we dubbele investeringen en kunnen partijen ook van elkaar leren.
Wil tot samenwerken is er
Het goede nieuws is dat er door de analyse- en definitiefase rond de informatiehuizen al een netwerk was ontstaan rond de kwartiermakers. In interbestuurlijke bege-leidingscommissies waren diverse verte-genwoordigers aangehaakt, zijn er stappen gemaakt in op het gebied van standaarden, is er een kwaliteitsraamwerk en een architec-tuur ontwikkeld. Het huidig aanbod en de Omgevingswet-behoefte in kaart gebracht, zijn er kwaliteitsraamwerken en aansluitvoor-waarden opgesteld. De focus op inhoud en de wil tot samenwerking tussen de grote partijen die zich met omgevingsinformatie bezig houden was groot en leidde tot inspira-tie. Waar we eerder soms zelfs concurrenten waren was nu een platform voor gezamen-lijke belangen en opgaven.
Kortom: een informatiehuis maakt en exploiteert in dit ‘light-model’ weliswaar geen informatieproducten, maar zorgt wel voor doelmatige ontwikkeling in de informatie-domeinen door vragers en aanbieders met elkaar te verbinden, te zorgen voor de standaarden en modellen en als aanjager de kwaliteits cyclus op gang te houden. En daar kunnen we morgen al mee beginnen. En dat vergt een beetje lef. Want we moeten dan ook met elkaar beslissen dat sommige afspraken niet meer passen bij de omstandig-heden die er nu zijn.
Carla Nikkels is werkzaam bij Provincie Gelderland en was kwartiermaker voor de Infor-matiehuizen Natuur en Externe Veiligheid namens de provincies. Zij schrijft dit artikel op persoon-lijke titel. Carla is bereikbaar via cnikkels.werk@gmail.com.
Denk en Werk
integraal, 80*20
in plaats van 80/20
Laat los dat
informatie-huizen alleen onder de
Omgevingswet moeten
worden ontwikkeld
Vraag en aanbod
verbinden levert
domeinbreed
synergiewinst op
Afgelopen juni is voor de vijfde keer het symposium Geo-trends geweest. Ditmaal voor de eerste keer bij
Aeres in Almere. Circa 70 betrokkenen uit het werkveld hebben een hele dag kunnen kijken wat de huidige
studenten van diverse jaren voor activiteiten in samenwerking en in opdracht van het werkveld doen.
Een aantal impressies van de presentaties , inclusief de keynotes worden in dit verslag beschreven.
Keynote: The Web Map Universe
Niene Boeijen, van het bedrijf Webmapper, liet in haar presentatie zien dat een kaart tegenwoordig niet meer een platte kaart op papier is. Kaarten zijn dynamisch en interactief geworden. Daarnaast worden ze ook niet vaak meer op papier gebruikt, maar juist online. Niet de kaart, maar het verhaal staat centraal. Om een ‘nieuwe’ kaart te maken moet de kartograaf niet meer alleen ontwerpen, maar ook programmeren, analyseren en bewerken. Oftewel: web-kartografie. Niene liet steeds zien welke onderdelen van de toolbox ze nodig had bij een opdracht. Dit zijn er erg veel. Het voorbeeld dat zij liet zien was een interac-tieve kaart: de energielabel atlas. Hiermee krijg je inzicht hoe energiezuinig een gebouw of complex is. Iedere dag komen er nieuwe registraties bij, maar de kaart wordt regelmatig
geüpdatet. Deze kaart is gemaakt met Open-streetmap. De data van de bebouwing komt uit de BAG. Dit zijn beide open databronnen.
Keynote: Op reis naar de (Geo) toekomst
Deze presentatie werd gehouden door Eva Geerlings en Jan Willem van Eck, beiden werk-zaam bij Esri Nederland. Eva en Jan Willem ver-telden over de toekomst van Geo en dan met name over artificial intelligence (AI), machine learning en deep learning. Deze trends zijn op het moment belangrijk in de big data wereld. Bij Artifial intelligence (AI) reageren apparaten/ computers automatisch terug als er een impuls wordt gestuurd. Het apparaat neemt op basis van de impulsen zelf beslissingen. Daarna werd verteld over machine learning (ML). Bij machine learning wordt ruwe data
omgetoverd tot waardevolle informatie. Met deze informatie worden vervolgens beslissingen gemaakt. Denk hierbij bijvoor-beeld aan de advertenties op websites. Vaak zijn dit dingen waar je zelf al eerder naar gezocht hebt.
Tenslotte vertelde Eva over deep learning (DL). Deep learning heeft zelf een geheugen. Er kunnen niet alleen patronen herkend worden, maar ook begrepen worden. De algo-ritmes achterhalen zelf de betekenis van de input die gegeven wordt.
Deze drie trends zijn in de geowereld sterk aan het uitbreiden. Door middel van deze 3 technologieën kunnen voorspellingen wor-den gedaan over de toekomst. Dit is enorm waardevol voor de wereld, omdat op deze manier bijvoorbeeld natuurrampen kunnen
Studenten in beeld
Geo-Trends, het vijfde sy mposium
van de opleidingen Geo M edia Design
worden voorspeld en er hierdoor sneller en beter kan worden ingegrepen.
Presentaties door tweedejaars-studenten Geo, Media & Design, Den Bosch
Na de presentatie van Esri was het de beurt aan de tweedejaarsstudenten van de opleiding Geo Media & Design om hun adviezen te presenteren aan hun opdrachtgevers en de deelnemers van het Symposium. De studenten hebben een projectopdracht (probleem) gekregen van de opdrachtgever, waarover ze binnen 6 weken een advies moesten geven. Na de presentaties was het tijd voor het com-mentaar van de opdrachtgever, voor eventuele vragen en voor korte feedback uit het werk-veld. Voor belangrijke en uitgebreide feedback was het mogelijk om na de presentaties langs te gaan bij de stands van de projectgroepjes. Deze manier van presenteren is een heel goed leerpunt voor de studenten, omdat ze voor een volle zaal moeten presenteren en er naderhand kritische vragen werden gesteld door het publiek. Door deze setting worden ze dus extra gemotiveerd om tot een goed resultaat te komen. Deze manier van presenteren
heb-ben ze verder niet tijdens de opleiding gehad en het is dan ook erg goed dat ze dit minimaal één keer tijdens de studie meekrijgen.
Beurs
Ook was er gedurende de hele dag een beurs. Op de beurs werden de projectopdrachten van de tweedejaarsstudenten Geo, Media & Design verder uitgelicht. Deze onderwerpen waren erg gevarieerd en hadden veel raakvlakken met het geowerkveld. Omdat het om reële vraagstel-lingen ging, sprak het veel mensen aan. Tijdens de beurs was het belangrijk dat er interac-tie ontstond tussen de studenten en de mensen uit het werkveld. Deze interactie werd op een zo goed mogelijke manier gezocht door de studen-ten. Zo waren er uitnodigende posters met de problemen (en oplossingen door de studenten bedacht) vanuit het werkveld verder uitgelicht. Ook werden er overal mensen aangesproken en ontstonden er gesprekken tussen student en professional waarin nieuwe inzichten ontstonden. Naast de stands van de studenten waren op de beurs ook stands van organisaties uit het werkveld aanwezig, zoals ESRI, GEOMETIUS,
Gemeente Almere, Ruimteschepper. Ook zij zochten de interactie met de aanwezigen.
Keynote ‘Walk the world - HoloLens als visualisatietool’
Joost van Schaik gaf een presentatie over de HoloLens. Met de HoloLens is het mogelijk om 3D-modellen weer te geven in een reële ruimte. De HoloLens heeft een camera, waar de ruimte mee in beeld wordt gebruikt. Zo neemt deze camera lengte, breedte en diepte weer. Dit is nodig om het 3D-model in de ruimte te kunnen visualiseren.
De HoloLens reageert op gebaren met de hand, gesproken commando’s en bewegingen van het oog. Deze interactie is nodig om de HoloLens te besturen. Zo is bijvoorbeeld mogelijk om met je oog bepaalde objecten aan te klikken en kan je door commando’s in te spreken op bepaalde functies zoeken. De per-soon die de HoloLens op heeft, bestuurt het systeem. Daarnaast kunnen mensen met de besturing meekijken op een scherm (beamer). Voor bedrijven kan de HoloLens een erg belangrijke rol gaan spelen voor data-analyse.
Geo-Trends, het vijfde sy mposium
Zo kan je met de HoloLens door een 3D-omge-ving bewegen, waardoor je bepaalde dingen beter kunt waarnemen dan op een 2D-vlak. Hierbij moet je bijvoorbeeld denken aan een kabel- en leidingensysteem in het plafond, waar je met behulp van de HoloLens een beter beeld van hebt. Daarnaast kan de HoloLens ook een goede manier zijn om ideeën over te dragen naar andere mensen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om door een geplande woonwijk te lopen, terwijl je dit voorheen op een computer(scherm) aan de opdrachtgever moest laten zien.
De HoloLens werkt nog niet optimaal, maar zodra de HoloLens goed werkt, kan het voor veel bedrijven een goede toevoeging zijn met veel voordelen (data-analyse, overdraging ideeën).
Parallelprogramma
In een apart lokaal gaven de eerste- en tweedejaars Geo, Media & Design (Aeres) een presentatie over een opdracht die ze als klas hadden gemaakt.
De opdracht van de tweedejaars kwam vanuit het Climate Centre van het Rode Kruis. Gevraagd was om het forecast-based financing, een methode om zo goed mogelijk om te gaan met natuurrampen, te verduidelijken door middel van visualisaties. Het forecast-based financing kwam nu vanuit Mozambique, waar orkanen voor veel schade zorgen. De kwetsbaarheid van de gebouwen en infrastructuur was nog onduidelijk in verschillende gebieden binnen Mozambique. De studenten hebben dit visueel gemaakt met
interactieve kaarten waarin de kwetsbaarheid was weergegeven per district. Deze zijn op een zelfgemaakte website gezet.
De eerstejaars van Geo, Media & Design uit Almere gaven een presentatie, vaak met een zelfgemaakte website. De opdracht was om een virtueel eigen bedrijf op te zetten binnen de kaders van Geo, Media & Design. Dit leidde tot veel uiteenlopende ideeën.
Tegelijkertijd waren er presentaties van de afstudeeropdrachten van de vierdejaars Geo, Media & Design studenten uit Den Bosch. Dit was een vooral interessant voor GMD’ers die in een vroeger stadium van de studie verkeren. Door deze presentaties te bekijken kon er een goed beeld geschetst worden van hoe een dergelijke afstudeeropdracht eruit zou kunnen zien. Daarnaast trok het ook de aandacht van verschillende mensen uit het werkveld.
Na een afsluitende borrel, met veel dank aan de sponsoren en catering, kon iedereen weer tevreden huiswaarts. De meeste presen-taties (ook van eerdere jaren) zijn te zien op gmd.has.nl/geotrends/
Beide opleidingen stellen veel prijs op de samenwerking met het werkveld. Heeft u ideeën (klein of groot), dan kunt u con-tact opnemen met k.jansen@aeres.nl of M.deBakker@has.nl
Door Marien de Bakker met bijdragen van Kees Janssen en de studenten
Foto's: Marius Voshart
Studenten in beeld
Ge - Apps
Sportbeleving delen via animatievideo’s van start-up Relive
Met de app Relive kunnen sporters in een per-soonlijk gegenereerde video het verloop van hun route terugkijken. Naast de hoogtepunten bevat de video ook foto’s die tijdens de route zijn genomen. In eerste instantie is de app ontwikkeld voor wielrenners, maar inmiddels kunnen hikers, hardlopers, skiërs en snow-boarders ook hun hart ophalen met Relive (zelfs met sneeuw in de video!). Het platform van de start-up groeit hard. Het heeft na 2 jaar wereldwijd meer dan 2 miljoen geregistreerde gebruikers. Per dag worden enkele honderd-duizenden Relive-video’s gegenereerd. De app registreert voor de video per activiteit de afstand, tijd en hoogte. Ook houdt het bij hoeveel activiteiten, kilometer en uur je in totaal (geregistreerd) hebt gesport. Na het afronden van een activiteit – GPS wordt via Strava, Polar, Endomondo, Garmin of gewoon via de app zelf getrackt – maakt Relive automatisch een video. De video begint waar de sessie is geactiveerd en eindigt op de locatie waar hij is gestopt. Via een gele lijn is de afgelegde route te volgen. Op de locaties van de hoogst geme-ten snelheid en het hoogste gepasseerde punt, staat een duidelijke icon. De applicatie gebruikt een 3D-kaart (World Imagery-kaart) van Esri’s Levende Atlas als basis en combi-neert dit met de persoonlijke data. De hoge kwaliteit kaart heeft een wereldwijde dekking. Voor de basisfuncties is de sport-app kosteloos te gebruiken. Een betaalde variant (lid van de Relive Club) biedt heel veel extra mogelijkhe-den. Op elk moment kun je video’s bewerken, oudere activiteiten importeren om er ook een video van te maken en muziek te maken. Ook zorgt het abonnement ervoor dat je sneller je video krijgt en extra lange activiteiten
(zijn er mensen die langer dan 12 uur achter elkaar sporten?) kunt bijhouden. Ten slotte is het ook mogelijk om de route gedetailleerd in 3D te bekijken. Dat kan voor minder dan 10 euro per maand (jaarlijks 89,99 euro). Relive voegt echt iets toe aan apps als Strava, waar het vooral om de statistieken gaat. Het verloop van de route neemt je meer mee in de beleving en maakt het mogelijk om beeldend je onderno-men activiteit te delen met anderen. De plaats-namen die extra op de kaart zijn geplaatst, zijn van grote waarde voor de oriëntatie.
Wat zou Relive nog beter maken? Het gele lijntje dat je meeneemt door de route, ‘reist’ de gehele video even snel. Mooier zou zijn dat je kunt zien waar je niet zo hard reed (omdat je bijvoorbeeld met heel veel moeite een berg beklom).
Een andere verbetering is dat flinke stijgings-percentages ook getoond mogen worden. Bijna elke wielrenner is dol op bergen en het overwinnen van een klim. Als dat is gelukt, is dat iets waar je trots op bent. En dus wil je dat ook in de video terugzien die je deelt met je familie of vrienden. Wellicht is dit nog niet standaard in te bouwen vanwege ontbrekende data, maar beginnen met de bekendste bergen zou een mooie eerste stap zijn.
Een verdere integratie met een app als Strava zouden de Relive-ervaring vergroten, door gegevens over persoonlijke records of andere prestaties op te nemen.
Vergelijkbare apps
Relive is uniek in zijn soort. Harmen van Doorn
8 miljard and counting
“Het beste dat ons kan overkomen is ten onder gaan aan ons succes.” Noud doet deze uitspraak refererend aan de twijfel die er zes jaar geleden was of er wel genoeg data in PDOK ontsloten zou worden. Het lijkt te lukken, dat ten onder gaan aan succes. In 2013 was het aantal hits van webservices 580 mil-joen, de jaren daarna verdubbelde dit steeds tot er in 2016 4,4 miljard hits waren. Nu lijkt het erop dat er in 2018 weer een verdubbe-ling op gaat treden: minimaal 8 miljard hits [1]. Ook het behalen van de tweede prijs in van de Sharing and Reuse Awards van de Europese Commissie in 2017 geeft aan hoe succesvol PDOK is geworden. Tijd om terug en verder te kijken.
Dit doen we met Rob van de Velde (directeur Geonovum), die Dorine Burmanje (bestuurs-voorzitter Kadaster) en Hans Tijl (directeur Ruimtelijke Ontwikkeling bij BZK) interviewt. Na aanvankelijke, zij het kortdurende scepsis (‘ambitie en idee waren zo groots’), stapte het Kadaster in PDOK. Niet alleen het Kadaster ging datasets via PDOK delen, ook de andere partners in PDOK – toenmalige Economische
Zaken, toenmalig I&M en Rijkswaterstaat- gin-gen PDOK benutten. Als invulling van hun open databeleid en vooral om een goed platform te hebben dat voldeed aan de vereisten van de Europese INSPIRE-richtlijn.
Trots op de samenwerking
Dorine is trots op wat er is neergezet, maar geeft ook de kwetsbaarheid en de omvang van de opgave aan. Het online gaan van de WOZ-data deed PDOK even door de hoeven gaan… Ook de publicatie van de aanrijtijden van ambulances leidde tot een grote bevra-ging: 6 miljoen per uur. Successen, zeker, “maar,” vindt Dorine, “het grootste succes is nog wel dat we PDOK samen doen. Geen van de partners heeft zich teruggetrokken.” Hans is ervan overtuigd dat data de produc-tiefactor van de toekomst is. Desondanks is PDOK geen politiek issue. Je kan stellen dat PDOK zich zo soepel ontwikkelt dat daarvoor ook geen aanleiding is. Anderzijds is het zo dat er bij beleid op de ministeries nog verrassend weinig met (realtime) data wordt gedaan. De bekendheid van PDOK is beperkt. “We staan nog maar aan het begin van een transitie waarin data een hoofdrol gaat spelen.” Meer data in PDOK, zoals de Basisregistratie Ondergrond (BRO), voorziet Rob, maar welke ontwikkelingen zien Dorine en Hans nog meer? Voor het Kadaster is PDOK nu het distributie-kanaal voor data, dus ja, meer en kwalitatief
5 jaar PDOK
“Vrienden van PDOK..” Met deze woorden nodigt Noud Hooyman (hoofd Beleid Geo-informatie bij BZK) de
150 gasten van de PDOK lustrumbijeenkomst op 28 juni uit plaats te nemen in de bijzonder koele zaal van het
Oude Magazijn in Amersfoort. PDOK viert zijn vijfjarig bestaan met een informatief en energiek programma.
Verslag
Dorine Burmanje en Hans Tijl worden geïnterviewd door Rob van de Velde. (foto: Kadaster)
goede data. Volgens Dorine zal de technische doorontwikkeling, zoals het naar de cloud bren-gen van PDOK, een grote opgave zijn. Hans ziet als de capaciteit van de data-infrastructuur met het almaar toenemend gebruik van PDOK als een opgave. Daarnaast zijn cybersecurity en pri-vacy issues waarmee aan de slag moet worden gegaan. Privacy immers staat op gespannen voet met open data.
Wie gaat dat betalen?
Meer data, grotere datasets, toenemend gebruik van services, verbetering, opschaling en beveiliging van data en infrastructuur, het leidt ook tot hogere kosten. Wie gaat dat betalen? De gedachte werd concreet als vraag uit zaal gesteld door Dorus Kruse, product-manager van PDOK. Het gebruik van PDOK is gratis, zowel voor overheid als bedrijfsleven. Is dit een houdbaar model? Verstrekkingskosten of regelen via belastingen, het zijn suggesties, maar zowel Hans als Dorine zijn daar geen voorstander van. Volgens Hans is het een fundamenteel punt dat breder gaat dan PDOK, dat gaat om hoe we willen omgaan met de digitalisering van de overheid.
Noud Hooyman zal daar later in het programma in plaats van Hans Tijl, die voortijds moet vertrek-ken, verder op in gaan. Eerst is het tijd voor zeven korte presentaties van PDOK-cases die een keur aan onderwerpen behandelen: van zelf visualisaties maken tot de energietransitie. Linked data, sensordata, data stories, linked databrowers en dat in toepassingen en experimenten met geodata op maatschappelijk relevante terreinen. Zo wordt de geodata die we in handen hebben
ook echt het goud dat we steeds voor ogen hadden. PDOK is allang niet meer alleen voorzie-ning waar data te vinden is, maar biedt ook de omgeving waar dat experimenteren plaats kan vinden. Alweer loop ik op het programma voor-uit. Op www.pdok.nl/-/pdok-viert-goedbezocht-lustrumfeest zijn de presentaties te vinden.
PDOK van de toekomst
Nou Hooyman heeft een helder verhaal over de toekomst van PDOK. Helder is ook dat die toekomst nog gemaakt moet worden, maar aanknopingspunten genoeg. Nu geo-informatie van I&M naar BZK is verhuisd, biedt dat ook nieuwe gezichtspunten. Zo biedt de Digitaliseringsstrategie van BZK goede aanknopingspunten voor PDOK, vertelt Noud. De Digitaliseringsstrategie en de beleidsa-genda Digitale Overheid gaan natuurlijk veel breder dan geo-informatie, maar door PDOK in te passen als een onderdeel van de NGII wordt de toekomst van PDOK bestendigd. Daar waar PDOK van oudsher aanbod-gedreven was, zien we nu de waardecreatie (dat wat met de data gedaan wordt) die de samenleving ten goede komt, houdt Noud ons voor. De grote opgaven zoals de energietransitie zullen baat hebben bij de betrouwbare data die PDOK ontsluit. Het heersende idee is dat de over-heid data verzamelt voor zichzelf en daarna deze ook ter beschikking stelde aan anderen, maar is het niet ook denkbaar dat we het samenbrengen van publieke en private data de volgende stap is? Shared data, noemt Noud dat. In ieder geval is helder, en in het interview met Dorine Burmanje en Hans Tijl ging het er
ook al over: het financieringsmodel van vier partners is niet houdbaar. Het moet anders en dat zal zeker de komende jaren onderwerp van onderzoek en gesprek zijn.
Steven Luitjens (directeur informatiesamenleving en overheid bij BZK) reikt aan Dorine Burmanje een certificaat voor de wijze waarop het Kadaster Dataplatform API’s maakt. Deze voldoen aan internationale standaarden en kunnen als lichtend voorbeeld worden gezien. Een mooie erkenning voor de weg die Kadaster ingeslagen is en met PDOK verder wordt uitgebouwd.
Vrienden van PDOK
Dan is het tijd voor het nieuwe PDOK. Van het nu dus. Dorus Kruse (productmanager PDOK) en Dimitri van Hees (ontwikkelaar/adviseur bij Kadas-ter) nemen de aanloop naar de lancering van het nieuwe PDOK.nl op ludieke wijze. In een vraag-antwoord-spel vertellen ze hoe ze het aanbod-gerichte karakter van PDOK hebben bijgesteld door goed te luisteren naar wat webdevelopers nodig hebben: API’s, duidelijke documentatie, voorbeelden, community. En o ja, API’s. Met deze vernieuwingen heeft PDOK vertrouwen dat webdevelopers ook goede vrienden van PDOK kunnen worden. Aan Dorine Burmanje de eer om de nieuwe website live te laten gaan. Steven Luitjens mocht de nieuwe PDOK-promotiefilm tonen [2].
En of het nog niet genoeg is laat Erwin Folmer op enthousiaste wijze zijn Bier data story zien. Een tijdreis door het bierbrouwen, van map-ping van de herkomst van grondstoffen, tot waardering van de bieren in apps. Het kan alle-maal. Dat dit verhaal eindigt met een klinkend hoogtepunt mag duidelijk zijn. Het speciaal gebrouwen PDOK-bier was er voor alle
deelne-mers, zodat ook thuis nog op de gezondheid van PDOK geproost kon worden.
Referenties
[1] Op basis van PDOK-rapportages www.pdok.nl/rapportages [2] www.youtube.com/watch?v=ssPsUnVfHMc&feature=youtu.be
Sytske Postma, redacteur Dimitri van Hees en Dorus Kruse over het vernieuwde PDOK. Op de achtergrond de teller met actuele
bevragingen PDOK. (foto: Kadaster)
Het speciaal gebrouwen PDOK-lustrumbier. (foto: S. Postma)
Het plannen en ontwerpen van
landschappen gebeurt – nog
altijd – vooral met platte ‘kaarten’
en beelden van het landschap. Dat
moet en kan anders. Het Tastbaar
Landschap combineert ‘ouderwetse’
maquettes van kinetisch zand
met de modernste geografische
rekentechnieken. Bij Wageningen
Environmental Research is het
concept uitgeprobeerd. Dat leverde
veelbelovende resultaten op.
Door Michaël van Buuren en
Jurriaan Keijsers
Tastbaar Landschap
Het ‘Tastbaar Landschap’ is enige jaren geleden ontwikkeld als ‘Tangible Landscape’ door het ‘Geo-for-All Lab’ van de University of North-Carolina. Het boek Tangible Modeling with Open Source GIS (Petrasova en anderen, (2015) geeft een uitgebreide beschrijving met achtergronden.
Gebruik van het Tastbaar Landschap
In de aanpak staat een interactief te veran-deren maquette van het landschap centraal (figuur 1). Een 3D-camera registreert wijzi-gingen op of van de maquette en zet deze via een GI-systeem om in invoer voor een rekenmodel. Het model berekent effecten van de wijzigingen die weer via het GIS door een beamer op de maquette geprojecteerd worden. Op die manier krijgt de ontwerper een terugkoppeling van de voorgestelde wij-zigingen. Dit kan worden voortgezet tot een
situatie is bereikt die voldoet aan de gestelde doelen. Uiteraard lenen de op deze wijze gegenereerde GI-bestanden zich ook voor andere toepassingen en berekeningen.
Ontsluiting en toepassing van Geo-grafische data en rekenresultaten
Via het Tastbaar Landschap komt een breed scala van geografische data en rekenresultaten voor het ontwerp beschikbaar. Het gaat bij-voorbeeld om: berekeningen van hydrologie, grondverzet, geluid, CO2-productie of opslag, productievermogen van de bodem, vegetatie, enzovoorts. De ontwikkelaars van het concept hebben het voor verschillende inhoudelijke thema’s toegepast. Van het wijzigen van de afvoerkarakteristieken van gebieden, het testen van maatregelen voor het beïnvloeden van verspreiding van bosbranden tot het zoe-ken van geschikte plekzoe-ken voor het ontwikke-len van nieuwe stedelijke uitbreidingslocaties.
Tastbaar Landschap
Remote sensing in een zandbak
Het belang van ‘echte’ 3D-representatie
In de dagelijkse praktijk van ruimtelijke planvorming en landschapsontwerp is de inzet van geografische data en technieken beperkt. Niet zelden gaat het om het binnenhalen van ‘digitale kaarten’ om deze met grafische pak-ketten verder uit- en op te werken. Hoe mooi de daarmee gemaakte beelden ook zijn, het blijven platte representaties van drie dimen-sionale verschijnselen. Niet voor niets zien we de laatste jaren ook weer een revival van de inzet van maquettes. Zeker bij het presenteren van plannen en ontwerpen. Uit de literatuur is bekend dat presentaties in 3D – ook op schaal – veel beter inzicht geven in veranderingen door die plannen. Dat geldt voor een algemene publiek, maar ook voor de ontwerpers zelf. Niet zelden maakt men maquettes als tussenstap in
het ontwerpproces om de ruimtelijke effecten beter te kunnen beoordelen.
Kortom, de combinatie van ‘oldskool’ technie-ken (matechnie-ken en veranderen van maquettes) met ‘state of the art’ (reken- en dataverwerkings-technieken) maakt het Tastbaar Landschap in potentie een nieuw hulpmiddel voor analyse, ontwerp en presentatie van landschappen. Bij Wageningen Environmental Research testen
wij het concept op toepassingsmogelijkheden in praktijk, onderzoek en onderwijs.
Het schaalmodel van kinetisch zand
De basis voor onze proefopstelling is een maquette, een schaalmodel, van het land-schap in kwestie (figuur 3). Daarvoor gebruiken wij ‘kinetisch zand’ dat makkelijk te mani-puleren is. Met een 3D geprinte mal – een
Tangible Landscape
Kinetisch zand
Kinetisch zand is een mengsel van fijn zand (98%) en een rubberverbinding. De toevoeging maakt het materiaal bijzonder goed vervormbaar. Het droogt niet uit en kan gemakkelijk hergebruikt worden. Deze eigenschappen maken het bij uitstek bruikbaar voor het maken en aanpassen van een maquette. Het is in verpakkingen van 5 kg te kopen bij webwinkels. Voor ons experiment hebben we één verpak-king gebruikt.
Technische specificaties Het Tastbaar Landschap bestaat uit de componenten als weergegeven in figuur 2. Wij hebben hiervoor de specificaties gebruikt als beschreven in Tabrizian et al. (2016). Een vergelijkbare techniek is ontwik-keld door Reed et al. (2016). De 3D-camera – een X-box kinect 2.0 – registreert en is verbonden met een standaard computer waarop naast het GIS ook verschillende andere rekenmodellen draaien.
Vooralsnog hebben wij een reguliere bea-mer gebruikt voor de projectie. De beno-digde software die door de ontwikkelaars zijn aanbevolen, is vrij verkrijgbaar. Desgewenst kunnen (andere) grafische
applicaties aan de opstelling van het Tastbaar Landschap gekoppeld worden. Bij de University of North-Carolina is bijvoorbeeld een koppeling gemaakt met (semi) 3D-visualisatietechnieken.
Figuur 2 -. Opstelling voor het experiment met Tastbaar Landschap.
Figuur 3b, c, d, e - 3D geprinte mallen (inverse; b en c) en de (basis)maquette door afdruk in het kinetisch zand (d en e) van respectievelijk Overijsselse Vecht (boven) en Hollandse IJssel (onder).
b
d
c
e
Figuur 3a - Een ruwe versie van het dijklandschap van de Holandse IJssel.
inverse van het betreffende landschap – is de uitgangssituatie gemaakt door deze in het ‘zand’ te drukken. De basis van de mal is een digitaal terreinmodel. De mal maakt het ook mogelijk na verschillende veranderingen de uitgangssituatie weer terug te krijgen. De mogelijkheid bestaat ook om ‘standaard’ maquette elementen toe te voegen. Het past daarbij natuurlijk – vanwege de representatie – zoveel mogelijk ‘realistisch’ ogende attributen te gebruiken. De camera herkent deze aan kleur en of vorm. Op die wijze kunnen specifieke eigenschap- pen toegekend en in de berekeningen meegeno-men worden. Zo zijn bijvoorbeeld verschillende bostypen met verschillende verdampings- of CO2-bindingseigenschappen met afwijkende kleuren (groen) te verbeelden. De camera herkent deze en op die manier worden die eigenschappen in de rekenmodellen meegenomen.
Een voordeel is het ook mogelijkheid horizon-tale en verticale schaal in de mal en het model ongelijk te maken. Bijvoorbeeld om zeer kleine, maar belangrijke hoogteverschillen (kenmerkend voor veel Nederlandse land-schappen) zichtbaar te maken. Dat verschil in schaal kan vervolgens in de (model)bereke-ningen verdisconteerd worden.
Twee eerste toepassingen
Bij ons ‘proof of concept’-project hebben wij twee reële situaties nagebouwd (figuur 3): • Een fragment van het rivierlandschap van
de Overijsselse Vecht bij het buurtschap Junne (schaal 1:5000);
• Een deel van de dijk van de Hollandse IJssel aan de zijde van de Krimpenerwaard (verticale en horizontale schaal beide 1:250).
Overijsselse Vecht
Het voorbeeld van de Overijsselse Vecht is een voorbeeld op een regionale schaal. Een pro-jectie van de luchtfoto op de afdruk in het zand geeft direct een indruk van het land-schap (figuur 4). Hierin is door verwijderen van zand een simulatie gemaakt van de ingrepen in het gebied die in 2013 daadwerkelijk zijn uitgevoerd. Het gaat om de aanleg van een zogenaamde ‘stuw passerende nevengeul’. Het Tastbaar Landschap projecteert de nieuwe hoogteligging en het oppervlakkige afstro-mingspatroon enige seconden na opname van de nieuwe toestand (figuur 5).
Hollandse IJssel
De dijk van de Hollandse IJssel zal versterkt gaan worden. Met het Tastbaar Landschap zijn de visuele effecten onderzocht van verstevi-ging via een verticale constructie in de dijk. Na aanleg steekt deze boven de kruin van de dijk uit. Eén van de relevante effecten in dit verband is het verschil in uitzicht vanaf en over
Figuur 4 - De maquette van kinetisch zand (a) en de projectie van de luchtfoto voor het project Overijsselse Vecht (b).
a b
Figuur 5 - Het project Overijsselse Vecht (a): de simulatie van de aanleg van een nevengeul (b) door ‘wegsnijden’ van kinetisch zand, het nieuwe hoogtepatroon (c) en het nieuwe afwateringsstelsel (d).
a
c
b
d
Figuur 6 - De maquette van kinetisch zand (a) en de projectie van de luchtfoto (b) voor het project Hollandse IJssel en de ‘viewshed’ vanaf het aangegeven standpunt voor (c) en na (d) simulatie van een keerwand.
a
c
b
de dijk en zijn omgeving. Figuur 6 geeft de effecten weer van een keerwand die tot 70 cm boven de bestaande dijkkruin reikt. Hiervoor is een ‘viewshed’ bepaald. De groene kleur geeft op de maquette het gebied aan dat zichtbaar is vanaf de met de rode stip gemarkeerde positie. Vóór het aanbrengen van de wand is de buitenteen van de dijk nog precies te zien. En daarmee de zone waar de getijslag op de Hollandse IJssel gedurende de dag zichtbaar is door het droogvallen en overstromen van slik-platen. Door het aanbrengen van de construc-tie verdwijnt die zone uit zicht. En daarmee één van de belangrijkste landschappelijke kenmerken van deze plek.
Belofte en nadere studie
Beide experimenten tonen aan dat het gebruik van het Tastbaar Landschap het ontwerppro-ces goed ondersteunt of zelfs verbetert. Dat is dankzij het gebruik van geodata en modellen. Maar ook door de realistische 3D-presentatie en het ‘tactiele’ karakter. Belangrijk daarbij is (reken)snelheid: de berekeningen uit de hier-voor gepresenteerde hier-voorbeelden vergen niet meer dan enige seconden. Deze zijn daarmee toe te passen in interactieve ontwerpses-sies. Of dat mogelijk is voor meer complexe modellen en berekeningen, is onderwerp voor verder onderzoek.
Op basis van de ervaringen met de proefop-stelling zien wij de navolgende mogelijkheden voor toepassing van het Tastbaar Landschap voor planvorming en ontwerp:
1. Het verkrijgen van inzichten in de werking van landschapsvormende processen en daarbij behorende systemen (inventarisatie); 2. Het verkennen van passende
oplossings-richtingen of oplossingen voor herinrich-ting en daarbij te verwachten effecten (evaluatie);
3. Het nader uitwerken (in 3D) van gekozen oplossingen en daarbij behorende (herin-richtings)maatregelen (synthese); 4. Het presenteren van (mogelijke)
toekom-stige inrichting(en) van het landschap voor zowel een deskundig als een niet-ingewij-den publiek.
Bij al deze toepassingen gaat het om het veel systematischer inzetten van geodata en -systemen. Bij Wageningen Environmental Research onderzoeken we deze toepassings-mogelijkheden. We werken aan het opschalen van de maquettes naar A0 afmetingen, de verknoping met verschillende fysieke reken-modellen van Wageningen University and Research en aan toepassing in het onderwijs. Op deze wijze werken we aan toepassing van ‘Wageningse kennis’ in de praktijk van alle dag.
Referenties
• Petrasova, A., Harmon, B., Petras, V., Mitasova, H., 2015. Tangible Modeling with Open Source GIS, Springer Inter-national Publishing.
• Tateosian, L.G., Mitasova, H., Foglemann, B., Harmon, B., Wea-ver K., and Harmon R.S., 2010. TanGeoMS: Tangible geospatial modeling system. IEEE Transactions on Visualization and Computer Graphics (TVCG), 16(6), p. 1605-1612.
• Pettit, C., Cartwright, W., Bishop, I., Lowell, K., Pullar, David and Duncan, D. 2008. Landscape analysis and visualisation: spatial models for natural resource management and planning. • Jong, J. de, 2016. Physical modelling in landscape architecture:
exploring a design tool for the explorative phases in dynamic landscape design. Student report, Wageningen UR. • Michaël van Buuren is onderzoeker bij Wageningen
Environ-mental Research. Hij is bereikbaar via michael.vanbuuren@wur.nl • Jurriaan Keijsers is bachelor student Landschapsarchitec-tuur bij Wageningen University. Hij is bereikbaar via jurriaan. keijsers@wur.nl
Michaël van Buuren is onderzoeker bij Wageningen Environmental Research. Hij is bereikbaar via michael.vanbuuren@wur.nl
Jurriaan Keijsers is bachelor student Landschapsarchitec-tuur bij Wageningen University. Hij is bereikbaar via
Als er iets gelukt is duidelijk te
maken aan de GIN-leden de
laatste 15 jaar, dan is het wel dat
het vakgebied breed is en dat het
steeds verandert. Er werd misschien
gevreesd voor het verdwijnen van
specifieke onderdelen, zoals de
landmeetkunde of de kartografie,
maar toch is er ook een aantal
nieuwe opleidingen met een
geo-component bijgekomen.
Hierdoor kunnen die onderdelen in
een nieuw jasje worden gestoken
en worden overgedragen.
Door Ferjan Ormeling
Het samengaan van een aantal verenigingen 15 jaar geleden pakte aanvankelijk niet voor alle bloedgroepen even goed uit. Zo zakte het hechte vrijwilligersbouwwerk van de NVK (Nederlandse Vereniging voor Kartografie) volledig in, maar inmiddels staat ook dat weer stevig in de steigers. De Kartografendag is daar een goed voorbeeld van.
Er is binnen GIN duidelijk meer belangstelling gekomen voor internationale ontwikkelingen, waar Nederlanders als vanouds een duidelijke rol in speelden. Zowel bij de FIG, ISPRS, ICA, C:GE bij Europese en globale samenwerkings-verbanden (VN). Het GIN-bestuur lijkt een lijstje van contactpersonen te hebben aan wie ze informatie moet doorspelen wanneer ze door een van die internationale verenigingen of instanties wordt benaderd.
Hoewel het al lang niet meer zo is, dat men in de baas zijn tijd activiteiten voor de vereniging mag uitvoeren, blijft het toch opvallend hoe-veel mensen bereid zijn aan de Geo-toogdagen en de Geo-Info mee te werken wanneer ze daarvoor gevraagd worden. Dat laatste is wel nodig, want er komen weinig spontane initiatie-ven op de vereniging af. Zelfs op de teledetec-tiesector, die over het algemeen een laag profiel heeft in dezen, kan, gezien het dikke Geo-Infonummer over agrarische geo-toepassingen (2018-4), een beroep worden gedaan.
Er is wel bestuurlijke belangstelling voor álle onderdelen nodig om het Geo-vakgebied bijeen te houden. We laten maar al te gemakke-lijk secties wegslibben, omdat we onvoldoende rekening houden met hun speciale wensen of structuren die niet altijd passen in de regionale
GIN 15 jaar: een felicitatie waard (4)
opzet van GIN. De historisch-kartografen toegegeven, een eigenzinnig volkje, zijn er een voorbeeld van. In 2019 halen ze het tweejaar-lijkse ICHC-congres naar Amsterdam (14-19 juli). Deze International Conference on the History of Cartography brengt in zijn kielzog nog een aantal andere historisch-kartografische evene-menten met zich mee, en een viertal historisch-kartografische exposities. Reden genoeg, lijkt me, om de banden met deze Geo-adepten weer wat meer aan te halen.
Maar de hoofdreden voor deze felicitatie is dat we er nog zijn, dat er een duidelijke vereniging is die zich voor dit brede vakgebied inzet en er waar nodig voor werft en de belangen ervan verdedigt. Daarmee wil ik onszelf graag geluk-wensen en GIN toegeluk-wensen dat de bereidheid daaraan mee te werken blijft toenemen.
Ferjan Ormeling, redacteur Geo-Info vanaf 2004/redacteur Caert-Thresoor. Ferjan is bereik-baar via f.j.ormeling@uu.nl Symposium rond kartobibliografie in Stadhuis Middelburg, in 2010 georganiseerd door Explokart (UU),
gemeente Middelburg én de GIN-werkgroep voor de Geschiedenis van de Kartografie (foto Adri den Boer). Flyer 28th ICHC in 2019 in Amsterdam.