• No results found

Wielertocht 200 jaar NAP

Op 5 juni fietste een enthousiaste groep van zo’n 68 wielrenners van Rijkswaterstaat van het laagste naar het hoogste NAP-punt in Nederland. Dit was een pittige wielertocht, genaamd ‘The Dutch Mountain’. Deze werd gereden in het kader van 200 jaar Normaal Amsterdams Peil (NAP). Michèle Blom, direc- teur-generaal Rijkswaterstaat gaf in Nieuwer- kerk aan den IJssel om 7.30 uur het startschot op -6,76 NAP.

Pieter van Waarden, projectleider 200 jaar NAP en deelnemer: “In totaal besloeg de tocht zo’n 230 kilometer die we in 1 dag hebben gefietst. Dat was een toffe challenge. Het was geen wedstrijd

maar er werd wel stevig doorgereden, gemiddeld 25 à 30 kilometer per uur. Bij Schelluinen gingen wij definitief door de 0-NAP hoogtelijn. Om 19.15 uur stonden we met alle wielrenners bij het Drielanden- punt op de Vaalserberg op +322,38 NAP. Iedereen mag zich na deze wielertocht met recht King of Queen of The Dutch Mountain noemen!”

Stefanie Nelissen, Rijkswaterstaat CIV. Foto Paul van Baardwijk, Studio Retouched.

PS. Opmerking van Adri den Boer, redac- teur: De blauwe banner meldt ‘Nederland 200 jaar op peil’. De gele banner lijkt ‘Normaal Amsterdas Peil’ weer te geven, maar dat komt door de wind! Staat echter, verstopt achter het groen onderaan op de peilschaal van Van Vliet Automotive Trading, niet nog steeds de achterhaalde hoogte -6,74 NAP?

En dan komen we aan bij de voet van de topgraat. Nog honderd meter, dan zijn we boven. Tot nu toe liepen we aan het touw, als een groep, maar van deze graat bestaat de eerste helft uit een scherpe, dertig centimeter brede sneeuw- kam, die aan beide kanten steil en diep naar beneden afvalt. Het is te riskant om verder als touwgroep omhoog te gaan. Als er één valt, vallen we allemaal mee. Dus is het vanaf hier ieder voor zich. Het mooie van de touwgroep is dat iedereen zich verantwoordelijk voor de hele groep voelt. Het beperkt weliswaar je vrijheid, want je kunt niet in je eigen tempo of via je eigen route lopen. Iedereen loopt het tempo dat ook de langzaamste nog kan bijhouden en iedereen plast en eet op dezelfde momenten. Maar die verbondenheid zorgt ervoor dat je je veilig manoeuvreert door de spletenzones van een gletsjer. Als je over een ijsrichel van een meter breed loopt, met aan weerszijden gapende dieptes, voel je je toch meer ontspannen meer zo’n touw. Je gaat wel langzamer en het is omslachtiger, vanwege het gehannes met het touw en de touwdiscipline. Het touw mag niet te strak en ook niet te slap, want dat is niet veilig en je loopt de kans dat je er met je stijgijzer op trapt en dat is een doodzonde. Maar bent er wel van verzekerd dat de anderen voor jouw veiligheid zorgen en jij voor hun veiligheid. Het is een vorm van gemeenschapszin, gedeelde verantwoordelijkheid, die al begint bij het kiezen van het doel en de route.

Dacht ik, toen ik daar liep, aan geo-informatie? Nee. Hoewel er genoeg geo-informatie voorhanden is, hoog in de bergen. In elke hut zit iedereen elke avond over kaarten gebo- gen. Er wordt wat af gediscussieerd over wat de ideale route is voor de volgende dag en dan komt er nog een tweede kaart bij en een derde. Maar onder het lopen denk ik daar niet aan. Dan ben ik meer bezig met het overweldigende landschap en met mijn ademhaling.

Nee, het ging andersom. De beelden van een bergtocht kwamen bij me op toen ik nadacht over de manier waarop wij met onze data, ook geodata, omgaan. We zijn niet te beroerd om onze data te delen, graag zelfs. Het past ook helemaal in de tijd om te delen. We delen alles. Privacy begint een begrip van het verleden te worden. Met de AVG voeren we een achterhoedegevecht, aan de voorkant strooien we onze persoonlijke gegevens en persoonlijke meningen ruimhartig uit. Delen is niet het probleem. Dat zit in het nemen van verantwoordelijkheid en het besef onderdeel te zijn van een gemeenschap. Open data? Natuurlijk, alsjeblieft, veel plezier ermee, maar val me er vervolgens niet mee lastig. INSPIRE? Zeker, we leveren, maar neem me niet kwalijk dat ik er zelf geen gebruik van maak en gewoon mijn eigen versie van de data blijf gebruiken. Die basisregistraties? Als het zo uitkomt, maar ik houd de vrijheid om iets anders te kiezen. Er heerst een grote mate van vrijblijvendheid rondom het delen én gebruiken van data.

Iedereen heeft de mond vol van het belang van data. Data-gedreven beleid, big data en kunstmatige intelligentie zijn de toekomst (of onze ondergang). Een prachtige roman over dat dilemma is Klont van Maxim Februari). De grootste bedrijven van deze tijd zijn voornamelijk datahandelaren. Het belang van data kan dus moeilijk onderschat worden. En dan zijn we al blij als die data beschikbaar is. Over de kwaliteit en de continuïteit hebben we het dan nog niet. Tijdens de afgelopen INSPIRE-conferentie werd een onder- zoek gepresenteerd naar de bereikbaarheid van voorzienin- gen als ziekenhuizen. Zeeuws-Vlaanderen en delen van Zuid- Limburg kwamen er beroerd af: het was lang reizen naar een ziekenhuis. Dat kwam doordat men niet over de grens had gekeken. Toen dat wel werd gedaan, bleken ziekenhuizen op korte afstand voorhanden te zijn. De data, ziekenhuislocaties en wegen waren er ook. In Zuid-Limburg zelfs van vier bron- nen: Nederland, Duitsland, Vlaanderen en Wallonië. Alleen: de wegen sloten niet op elkaar aan. Ieder voor zich kon prima met de eigen data werken, maar samenwerken en daarmee pas echt zinvolle informatie kunnen leveren, bleek nog lastig.

Die data die we zo graag delen en gebruiken, gaan pas echt betekenis krijgen als we de vrijblijvendheid opzij kunnen zetten en verantwoordelijkheid nemen voor de kwaliteit en continuïteit en eigenlijk voor andere gebruikers dan wijzelf. Een beetje meer gemeenschapszin.

En nee, die laatste graat, de top dus, hebben we niet meer beklommen. Collectief besloten we dat de tocht zo al mooi genoeg was geweest. We bekeken een groot deel van de Alpentoppen en keerden, verbonden via het touw, dalwaarts.

Johan van Arragon

Senior IT-adviseur, Provincie Zuid-Holland provinciaal projectleider INSPIRE adviseur Geonovum voor provincies jf.van.arragon@pzh.nl

Column

Johan van Ar

ragon