• No results found

Onderzoek naar de laad-, meng-, en weegnauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderzoek naar de laad-, meng-, en weegnauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AFSTUDEERWERKSTUK

Schothorst Feed Research B.V.

Student: Daphne Scholman

Afstudeerdocent: J. Bloemert

Dier- en Veehouderij B

2019

Onderzoek naar de laad-, meng- en weegnauwkeurigheid van de

Trioliet Triomatic T40

Automatisch voersysteem

(2)

1

Afstudeeronderzoek Trioliet Triomatic T40

Onderzoek naar de laad-, meng-, en weegnauwkeurigheid van

de Trioliet Triomatic T40

Daphne Scholman Elburgerweg 15 8251 RJ Dronten daphnescholman@live.nl 06-30206238 Dier- en veehouderij B Lelystad, 10 juni 2019

Schothorst Feed Research B.V. Meerkoetenweg 26

8200 AM Lelystad Begeleider: W. van Straalen

WvStraalen@schothorst.nl Aeres Hogeschool De Drieslag 4 8251 JZ Dronten Afstudeerdocent: J. Bloemert j.bloemert@aeres.nl DISCLAIMER

Dit rapport is gemaakt door een student van Aeres Hogeschool als onderdeel van zijn/haar opleiding. Het is géén officiële publicatie van Aeres Hogeschool. Dit rapport geeft niet de visie of mening van Aeres Hogeschool weer. Aeres Hogeschool aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor enige schade voortvloeiend uit het gebruik van de inhoud van dit rapport.

(3)

2

Voorwoord

De opdracht voor het afstudeerwerkstuk die vanuit Schothorst Feed Research is opgegeven heeft te maken met de nauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40, een automatisch voersysteem voor koeien. De nauwkeurigheid van het laden, mengen en wegen tijdens het uitdoseren is onderzocht. Dit afstudeerwerkstuk bevat informatie over het gehele onderzoek, zoals de methode, materialen, resultaten en conclusie. In het vooronderzoek is een deelvraag opgenomen over de capaciteit van het systeem, echter is deze deelvraag uiteindelijk niet uitgevoerd. De deelvraag over de capaciteit is dan ook weggelaten uit het uiteindelijke onderzoek. Daarnaast is in het uiteindelijke verslag de doseernauwkeurigheid vervangen voor de weegnauwkeurigheid omdat deze benaming beter aansluit op het onderzoek.

Vanaf maart 2018 is er gestart met het verzamelen van gegevens voor het afstudeeronderzoek. Wilfried van Straalen, onderzoeker en consultant rundvee, was mijn stagebegeleider en heeft mij ondersteunt met het uitvoeren van het onderzoek en het verwerken van de resultaten. Daarnaast is er samengewerkt met de dierverzorgers en onderzoekers die werkzaam zijn op het melkveebedrijf. Voor mijn afstudeerstage en –scriptie ben ik vanuit de Aeres Hogeschool Dronten begeleid door Jan Bloemert.

Het uiteindelijke rapport is een leidraad voor Schothorst Feed Research, het bedrijf Trioliet en melkveehouders die geïnteresseerd zijn in het onderwerp.

Daphne Scholman

(4)

3

Samenvatting

In de afgelopen jaren zijn steeds meer melkveehouders hun koeien gaan voeren door middel van een automatisch voersysteem. Voordelen hiervan zijn onder andere het verhogen van de voerfrequentie, zelf instellen van de voertijden, het verhogen van de activiteiten en arbeidsgemak.

In dit onderzoek is de nauwkeurigheid van het automatische voersysteem, Trioliet Triomatic T40, op het onderzoeksbedrijf Schothorst Feed Research getest. Het systeem is op het bedrijf geïntroduceerd om proefkoeien automatisch van proefvoer te voorzien. Echter was er wel de vraag hoe nauwkeurig dit systeem daadwerkelijk voert. Dit is namelijk van groot belang om de juiste gegevens voor onderzoek te verkrijgen. Om dit te testen is onderzocht wat de laad-, meng-, en

weegnauwkeurigheid van het systeem is. De hoofdvraag luidt; ‘Wat is de nauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40?’.

De hoofdvraag is uitgewerkt in drie verschillende deelvragen. De vragen zijn: - Wat is de laadnauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40?

- Wat is de mengnauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40? - Wat is de weegnauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40?

De Trioliet is getest door middel van het inladen van verschillende voeders, het checken van de samenstelling van de gevraagde rantsoenen en het wegen van de hoeveelheid voer die per koe is gevoerd. Deze uitslagen zijn vergeleken met de hoeveelheid voer die van het systeem gevraagd is en de hoeveelheid voer die het systeem zegt te voeren. Aan de hand van deze gegevens is gekeken hoe groot de afwijkingen zijn in de hoeveelheid voer die van het systeem gevraagd wordt en de

hoeveelheid die het systeem daadwerkelijk voert.

Uit het onderzoek is gebleken dat de Trioliet Triomatic T40 zeer nauwkeurig voert en nauwelijks afwijkingen laat zien. De laadnauwkeurigheid is zeer nauwkeurig, namelijk minder dan 2 kilogram van de ingevoerde hoeveelheid. Bij de mengnauwkeurigheid er is alleen verschil in het NDF gehalte van de voerbakken te zien. Daarnaast blijkt dat het rantsoen met het uitdoseren ontmengt, hierdoor krijgt de laatst gevoerde koe een ander mengsel. De weegnauwkeurigheid is nauwkeurig met een verschil van 60 gram met de ingevoerde hoeveelheid. Na uitvoering van het onderzoek is gebleken dat Schothorst Feed Research voerproeven kan uitvoeren met de Trioliet Triomatic T40 en dat de data betrouwbaar genoeg zijn om te gebruiken voor onderzoek. Het onderzoek kan uitgebreid worden met een deelvraag over de capaciteit van het systeem. Hiermee kan onderzocht worden hoeveel proefkoeien en verschillende rantsoenen er met het systeem gevoerd kunnen worden.

(5)

4

Abstract

In recent years, more and more dairy farmers have started feeding their cows through an automatic feeding system. The advantages of feeding cows automatically include raising the feed frequency, setting the feeding times yourself, increasing the activity of the cows and an automatic feeding system also ensures ease of work.

In this study, the accuracy of the automatic feeding system, Trioliet Triomatic T40, was investigated. The research was conducted at research company Schothorst Feed Research. The automatic feeding system has been introduced on the farm to automatically provide cows with feed for research. However, there was the question how accurately this system actually performs. This is very

important to obtain the correct data for research. The main question is: ‘What is the accuracy of the Trioliet Triomatic T40?’ The sub-questions are:

-What is the loading accuracy of the Trioliet Triomatic T40? -What is the mixing accuracy of the Trioliet Triomatic T40? -What is the weight accuracy of the Trioliet Triomatic T40?

The Trioliet has been tested by loading different feeds, checking the composition of the requested rations and weighing the amount of feed fed per cow. These results have been compared with the amount of feed requested from the system and the amount of feed that the systems says it fed. On the basis of these data, we examined the extent of the deviation in the amount of feed demanded from the system and the amount that the system actually feeds to the cows.

The research showed that the Trioliet Triomatic T40 performs very accurately and hardly shows any deviation. The late accuracy is very accurate, namely less than 2 kilograms of the quantity entered The mixing accuracy of the robot shows a difference in the NDF content. In addition, it appears that the ration with the dosing dismixes, this gives the last cow fed a different mixture. The weighing accuracy is accurate with a difference of 60 grams with the quantity entered. After carrying out the research it became clear that Schothorst Feed Research can perform feed tests with the Trioliet Triomatic T40. The data are reliable to use for research. To ensure that the robot keeps feeding the cows accurately, it is important to keep testing the accuracy. The research can be extended with a sub-question about the capacity of the system. This can be used to investigate how many cows and different rations can be fed with the system.

(6)

5

Inhoud

Samenvatting ... 3 Abstract ... 4 1. Inleiding ... 6 1.2 Probleemstelling ... 8 1.3 Doelstelling ... 10 1.4 Afbakening ... 10 2. Materiaal en methode ... 12 2.1 Materiaal ... 12 2.2 Methode ... 12 3. Resultaten ... 15

3.1 Laadnauwkeurigheid Trioliet Triomatic T40. ... 15

3.2 Mengnauwkeurigheid Trioliet Triomatic T40 ... 15

3.2.1 Resultaten schudbox ... 16

3.2.2 Resultaten ruwvoeranalyse ... 17

3.3 Weegnauwkeurigheid Trioliet Triomatic T40 ... 22

4. Discussie ... 23

5. Conclusies en aanbevelingen ... 25

5.1 Conclusie deelvragen en hoofdvraag ... 25

5.1.1 Wat is de laadnauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40? ... 25

5.1.2 Wat is de mengnauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40? ... 25

5.1.3 Wat is de weegnauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40? ... 26

5.1.4 Wat is de nauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40? ... 26

5.2 Aanbevelingen ... 27

6. Bronnenlijst ... 28

Bijlage 1. Formats onderzoek ... 29

Bijlage 2. Onderzoek uitslagen laadnauwkeurigheid ... 30

Bijlage 3. Onderzoek uitslagen analyse mengnauwkeurigheid ... 31

Bijlage 3. Onderzoek uitslagen schudbox ... 40

(7)

6

1. Inleiding

Het voeren van koeien op moderne melkveebedrijven is belangrijk vanuit economisch en technologisch oogpunt. De kosten en grote hoeveelheden van voer met als doel het halen van hogere opbrengsten, stimuleren de interesse om het voeren van koeien makkelijker en technischer te maken. In de afgelopen jaren is de technologie in het automatisch voeren van koeien sterk verbeterd. Automatische voersystemen voor TMR (Total Mixed Ration) zijn ontwikkeld door onderzoekscentra en fabrikanten (Hollander et al., 2005). De belangrijkste voordelen van de automatische voersystemen vanuit het oogpunt van de melkveehouder zijn de verhoogde

voerfrequentie, het zelf instellen en bijhouden van de voertijden, het stimuleren van de koe activiteit en het managen van de samenstelling van de TMR waarbij de voerinname meegenomen word. Managementmogelijkheden en werkverlichting zijn de positieve gevolgen hiervan (Bisaglia, Nydegger, Grothmann, Pompe, 2010).

In 1997 introduceerde het Deense bedrijf Mullerup het eerste automatische voersysteem, de eerste robot van dit bedrijf werd in 2004 in Nederland geïnstalleerd. Vanaf dat moment zijn meerdere bedrijven begonnen met het ontwerpen en produceren van automatische voersystemen. Onder andere Lely, DeLaval, Pellon en Trioliet hebben zich gevoegd in deze markt (van Hattem, 2008). Het grootste voordeel van een automatisch voersysteem is dat een totaal gemengd rantsoen gevoerd kan worden met een hoge frequentie en een lage arbeidsinput. Melkveehouders met een

conventioneel voersysteem, één tot twee keer per dag voeren, moeten zich aan een strikter

werkschema houden met een hogere arbeidsinput (Belle, André & Pompe, 2011). Uit onderzoek blijkt dat het verstrekken van ruwvoer één tot twee keer per dag leidt tot een hoge piek aan voerbezoeken op het moment dat ruwvoer verstrekt wordt. De voerfrequentie verhogen naar meerdere keren per dag leidt tot meerdere en geleidelijke voerbezoeken per dag, koeien vreten meerdere momenten per dag zonder hoge pieken (DeVries, von Keyserlingk, Beachemin, 2005). Het automatisch voeren van de veestapel kent verschillende voordelen, het resulteert in een hogere voeropname, hogere

melkproductie, betere gezondheid en hogere vruchtbaarheid van de veestapel (Trioliet, 2017). Uit onderzoek blijkt dat het vaker voeren van koeien per dag niet leidt tot minder incidentie of competitief gedrag, wel bleek dat koeien onder aan de rangorde minder verplaatsten met een hogere voerfrequentie. Ook leidde het vaker voeren tot minder selectiegedrag van de dieren tijdens het vreten, vooral omdat de koeien vaker van vers voer werden voorzien. De voerfrequentie

verhogen leidt dus tot toegang tot het voer voor alle dieren en minder selectiegedrag (DeVries et al. 2005). Een automatisch voersysteem vergt ook minder arbeid dan een conventioneel voersysteem. Er hoeft niet één tot twee maal per dag een voermengwagen gevuld te worden om de koeien te voeren, dit gebeurt automatisch door de robot. Voerbunkers moeten eens in de twee á drie dagen gevuld worden, hierdoor heeft de ondernemer meer tijd om aan andere dingen te besteden. In Nederland voert één procent van de melkveehouders automatisch, er zijn ongeveer 170

Nederlandse melkveebedrijven die gebruik maken van een dergelijk systeem, meer melk per koe is de reden van een gestage groei. Echter zijn veel bedrijven nog ongeschikt voor een automatisch voersysteem. De investering voor een voerrobot ligt tussen de 100.000 en 300.000 euro, afhankelijk van de bedrijfssituatie en de aanpassingen die gedaan moeten worden (Feenstra, 2017).

In 2006 introduceerde het bedrijf Trioliet hun eerste automatische voersysteem, de Triomatic. De Triomatic kent verschillende uitvoeringen, de T10, T20, T30 en T40. De T10 is het meest eenvoudige systeem en bestaat uit alleen voerrobot. De T20 is iets uitgebreider en bestaat uit een voerrobot met één of meerdere stationaire mengers, de T30 bestaat daarnaast nog uit een voerkeuken bestaande

(8)

7 uit meerdere aanvoerbunkers. Het meeste uitgebreide systeem van Trioliet is de Trioliet Triomatic T40 bestaande uit een voerrobot en een voerkeuken die opgebouwd is uit meerdere

aaneengeschakelde aanvoerbodems. Iedere uitvoering beschikt over een procescomputer en een managementsysteem. In dit systeem kunnen de voersoorten, rantsoenen, voergroepen en voertijden ingesteld worden (Trioliet, 2017.).

Schothorst Feed Research maakt gebruik van een transponder-gestuurd Calan-systeem met

individuele toegang tot de voerbakken. Hierdoor kan op betrouwbare wijze onderzoek op individueel dierniveau gedaan worden (Schothorst Feed Research, z.d.). Het voordeel van individueel voeren in tegenstelling tot groepsvoedering, is dat koeien bij individueel voeren beter op maat kunnen worden gevoerd. Ten opzichte van groepsvoedering is te zien dat koeien die individueel gevoerd worden in het begin van de lactatie meer energie opnemen, met als gevolg dat er een minder negatieve

energiebalans is aan het begin van de lactatie en minder vervetting aan het eind van de lactatie. Door het individueel voeren is de voeropname van elke koe bekend waardoor de voerefficiëntie en

voederconversie van iedere koe bepaald kan worden, ook gezondheidsproblemen kunnen worden gesignaleerd (Zom, André, 2004). De Trioliet Triomatic T40 is het systeem dat gebruikt wordt bij dit onderzoek. Bij Schothorst Feed Research zal een onderzoek worden uitgevoerd om de laad-, meng-, en weegnauwkeurigheid van de Trioliet te testen. Komen de gemeten waardes overeen met wat Trioliet belooft te leveren? De machine wordt nauwkeurig getest. Met de uitslag kan gekeken worden of de machine echt doet wat deze zou moeten doen. Voor een melkveehouder is het van belang om precies te weten wat er wordt gevoerd en hoeveel er wordt gevoerd. Het voeren van de koe is het voeren van de pens, wat later weer zorgt voor de melkproductie en de inkomsten van de ondernemer. Wanneer de melkveehouder precies weet wat er wordt gevoerd kan dit zo veel als mogelijkheid geoptimaliseerd worden, waardoor er precies naar de behoeften van de koe kan worden gevoerd met als eindresultaat een optimale melkproductie.

Dit onderzoek kent verschillende doelgroepen die baat hebben bij de uitkomst van het onderzoek.

De doelgroepen zijn; Schothorst Feed Research, Trioliet en melkveehouders. De eerste doelgroep van het onderzoek is Schothorst Feed Research B.V. Het onderzoekscentrum is

de opdrachtgever van het onderzoek en krijgt als eerste de resultaten in handen. Het doel van de Schothorst is om de nauwkeurigheid van de machine te testen en zo te besluiten of de investering in de Trioliet Triomatic T40 een juiste was. Daarnaast is het voor onderzoeken van belang om te weten hoe nauwkeurig en betrouwbaar de machine is, dit kan vervolgens meegenomen worden in de opzet en resultaten van onderzoeken. Ook kunnen zij bewijs leveren aan Trioliet met de resultaten van het onderzoek over de nauwkeurigheid.

De tweede doelgroep van het onderzoek is de fabrikant van het automatisch voersysteem, Trioliet. Voor Trioliet is het van belang om producten van hoogwaardige kwaliteit te produceren en een goede naam te genereren binnen de sector. Aan de hand van het onderzoek wordt duidelijk of de voerrobot naar behoren werkt en of het bedrijf nog verbeteringen in het systeem moet aanbrengen. De derde doelgroep van het onderzoek zijn de melkveehouders. Dit zijn melkveehouders die gebruik maken of willen gaan maken van de Trioliet Triomatic T40, het onderzoek zou later doorgetrokken kunnen worden naar andere fabrikanten die automatische voersystemen fabriceren. De uitslag van het onderzoek helpt de melkveehouders om hun rantsoen zo ver mogelijk te optimaliseren,

daarnaast geeft het inzicht in de manier waarop het automatische voersysteem werkt en hoe

betrouwbaar het is. De informatie kan worden gebruikt voor melkveehouders die overwegen om een Trioliet Triomatic T40 aan te schaffen, door het onderzoek kunnen zij zien hoe betrouwbaar het automatische voersysteem is en of het past bij de bedrijfsvoering.

(9)

8

1.2 Probleemstelling

Naar de nauwkeurigheid van verschillende automatische voersystemen is nog weinig onderzoek gedaan. Op de demodagen ‘Gemengd voeren’ in 2008 in Bocholt is een test gedaan met

verschillende voedermengwagens. Hierbij werd gekeken naar het mengen en de homogeniteit van de verschillende wagens, hieruit bleek dat alle machines zorgden voor een homogene menging (D’hoop, Nuyttens, 2008). Echter was de wetenschappelijke basis van deze metingen te

onnauwkeurig om wetenschappelijke conclusies te kunnen trekken.

Naast dit onderzoek zijn er geen wetenschappelijke onderzoeken gedaan die zich specifiek richten op de laad-, meng-, en weegnauwkeurigheid van automatische voersystemen. Wel is er onderzoek gedaan naar onder andere de voordelen en effecten van automatisch voeren.

Uit onderzoek blijkt dat het verstrekken van ruwvoer één tot twee keer per dag leidt tot een hoge piek aan voerbezoeken op het moment dat ruwvoer verstrekt wordt. De voerfrequentie verhogen naar meerdere keren per dag leidt tot meerdere en geleidelijke voerbezoeken per dag, koeien vreten meerdere momenten per dag zonder hoge pieken (DeVries et al. 2005). Uit onderzoek van

Mäntysaari et al. (2006) blijkt dat koeien die vaker per dag gevoerd worden meer tijd besteden aan het eten dan koeien die één keer per dag gevoerd worden. Koeien die vijf keer per dag werden gevoerd, vraten vooral op de momenten nadat vers voer werd geleverd, bij het eenmalig voeren is dit gelijk na het voeren. Koeien die vijf keer gevoerd werden besteedden meer tijd met herkauwen terwijl ze stonden, koeien die één keer gevoerd werden deden dit vooral liggend. Uit dit onderzoek is gebleken dat koeien die vijf keer per dag gevoerd worden niet meer voer innemen dan koeien die éénmaal per dag gevoerd worden (Mäntysaari, Khalili, Sariola, 2006).

Een lage voerfrequentie, dus één tot twee keer voeren per dag, verhoogt ook de concurrentie tussen koeien. Hierdoor zullen sommige dieren hun vreettijden aanpassen om agressieve interacties te vermijden. Wat wel betekent dat deze dieren vaker de resten van het voer opeten (Miller, Wood-Gush, 1991). Crossley et al. (2017) hebben onderzoek gedaan naar het verhogen van de

voerfrequentie. De doelstelling van het onderzoek was om te bepalen of een verhoogde frequentie van de levering van TMR (Total Mixed Ration) de effecten van competitiegedrag om voer bij koeien kan verminderen met betrekking tot het gedrag en de productiviteit van individuele dieren. Dit onderzoek is gedaan met een automatisch voersysteem. De koeien zijn in twee groepen verdeeld, een groep met een lage voerfrequentie (2x per dag) en een groep met een hoge voerfrequentie (6x per dag). Hierbij is ook nog verschil gemaakt tussen jonge dieren (tot de tweede lactatie) en oudere dieren (vanaf de derde lactatie). De frequentie van het voeren van TMR had geen effect op de voedertijd, voersnelheid, droge stof inname, voersortering en de productiviteit. Bij de hoge voerfrequentie lagen de koeien langer onafgebroken per ligbeurt (lage frequentie: 53,0 min/keer, hoge frequentie: 55,5 min/keer). In het dagelijks voerpatroon zijn geen verschillen te zien, echter waren koeien uit de hoge voerfrequentiegroep minder lang aan het vreten tijdens de voederpiek. Hier is ook nog een verschil te zien in de inname van voer onder jonge en oudere dieren. Jonge dieren: 0,16 kg/min en oudere dieren: 0,19 kg/min. De resultaten van het onderzoek concluderen dat het verhogen van de voerfrequentie bij een koppel koeien waar voercompetitie bestaat, de vreettijd van koeien gedurende voerpieken kleiner en korter zijn dan bij een voerfrequentie van 2 keer per dag (Crossley, Harlander-Matauschek, DeVries, 2017). Al eerder is gebleken dat het veranderen of vermeerderen van het tijdstip van voeren ervoor zorgt dat de vreettijd per voerbeurt korter is (King, Crossley, DeVries, 2016).

Macmillan et al (2017) hebben onderzoek gedaan naar het effect van het verhogen van de

voerfrequentie op de melkvet productie en de ernst van acute pensverzuring. Uit dit onderzoek bleek dat het verhogen van de voerfrequentie resulteerde in een grotere melkvetopbrengst, ook leidde dit tot minder kans op pensverzuring bij koeien die hier gevoelig voor zijn (Macmillan, Gao, Oba, 2017).

(10)

9 Effecten van vaker voeren van koeien zijn al vaker onderzocht, zoals hierboven te zien. Hiermee is wel een idee te schetsen over het effect van een automatisch voersysteem op het vreetgedrag van koeien en de gevolgen hiervan. Echter is er nog weinig over het automatische voersysteem zelf bekend. Hoe nauwkeurig voert een dergelijk systeem? Wat zijn de voor- en nadelen?

Aan de hand van de vraag van Schothorst Feed Research en bovenstaande literatuurgegevens komt de volgende hoofdvraag naar voren:

- Wat is de nauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40?

Om een antwoord te krijgen op de hoofdvraag zijn er deelvragen opgesteld. Deze deelvragen dienen als leidraad tijdens dit onderzoek. De resultaten van de deelvragen vormen gezamenlijk het

antwoord op dit onderzoek. De deelvragen die zijn opgesteld luiden als volgt: - Wat is de laadnauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40?

- Wat is de mengnauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40?

- Wat is de weegnauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40?

De verwachting is dat de Trioliet Triomatic T40 voldoet aan de nauwkeurigheden die Trioliet garandeert voor het systeem. De nauwkeurigheid waaraan de machine moet voldoen is weergegeven in onderstaande tabel (Tabel 1).

TABEL 1NAUWKEURIGHEDEN VAN DE TRIOLIET TRIOMATIC T40.BRON:TRIOLIET.

Laadnauwkeurigheid

Registreren systeem

+/- 2 kg van de daghoeveelheid. Bij een lading van 375 kg +/- 180

gram.

Doseren

Dagrantsoen per trog +/- 0,5 kg.

Laden

Verschilt per voersoort. Zie hieronder:

Voersoort Lading proefgroep (kg)

Afwijking

Bietenperspulp 70,20 +/- 2 kg

Sojaschroot 5,56 Alleen met tussenweger +/- 20 gram

Raapzaadschroot 5,56 Alleen met tussenweger +/- 20 gram

Mineralen 0,57 Alleen met tussenweger +/- 20 gram

Zout 0,14 Alleen met tussenweger +/- 20 gram

Graskuil A 220,97 +/- 10 kg Graskuil B 74,44 +/- 10 kg Stro 5,08 +/- 5 kg

.

Het is aan te nemen dat de nauwkeurigheid van het automatische voersysteem overeenkomt met de gegevens in tabel 1. Dit zal dan ook getest worden tijdens het onderzoek.

(11)

10

1.3 Doelstelling

Met dit onderzoek wordt de nauwkeurigheid van het laden, mengen en wegen van de Trioliet Triomatic T40 onderzocht en getest. De uitslagen moeten overeenkomen met de maximale

afwijkingen gegeven door Trioliet. Vallen de uitslagen binnen de waarden of wijken deze af? Hiermee wordt de nauwkeurigheid getest en kan er een feedback gegeven worden voor Schothorst Feed Research en naar de fabrikant Trioliet.

Het resultaat van dit onderzoek moet een duidelijk beeld geven van de mogelijkheden waarover de Trioliet Triomatic T40 beschikt. Het onderzoek moet aan de melkveehouder, Schothorst Research BV en Trioliet laten zien wat de nauwkeurigheid van het systeem is. Melkveehouders die wellicht een automatisch voersysteem willen aanschaffen kunnen aan de hand van de resultaten zien of deze geschikt is voor hun bedrijf met betrekking tot de nauwkeurigheid.

Voor de Schothorst zijn de resultaten van belang om te evalueren of de aanschaf van de Trioliet Triomatic T40 een meerwaarde heeft voor het onderzoeksbedrijf en of deze ook doet wat de machine moet doen om mee te draaien in onderzoeken. Wanneer het automatisch voersysteem nauwkeurig is kan deze gebruikt worden bij onderzoeken waarbij een strikte hoeveelheid moet worden gevoerd. Ook zorgt het systeem voor arbeidsbesparing. Daarnaast kan het aantal

kilogrammen aan restvoer beperkt worden wanneer de precieze kilogrammen gevoerd worden die ingevoerd zijn in het systeem.

Het onderzoek heeft dus als doelstelling om de nauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40 te testen en met deze resultaten te kijken of het systeem ook werkelijk doet wat er van verwacht wordt.

1.4 Afbakening

Het onderzoek naar de nauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40 richt zich op het laden, mengen en wegen tijdens het uitdoseren van de robot bij Schothorst Feed Research in Lelystad. Het installeren van de voerrobot is begonnen in november 2017, vanaf het moment dat de machine naar behoren draaide (zonder storingen, juiste rantsoenen etc.) is het onderzoek van start gegaan. Dit is uiteindelijk in maart 2018 het geval geweest. Hierdoor kon het onderzoek niet meer tijdens de stageperiode uitgevoerd worden en is het uitgevoerd door een medewerker en een stagiaire op het bedrijf. Hierdoor is het onderzoek uitsluitend gericht op de deelvragen en hoofdvraag die opgesteld zijn in het vooronderzoek. Verdere vragen die betrekking hebben op de nauwkeurigheid van de Trioliet kunnen wellicht onderzocht worden in een later onderzoek.

Er is alleen gekeken naar het laden, mengen en wegen tijdens het uitdoseren van de Trioliet Triomatic T40 in de periode maart en april 2018. Hierna zijn de resultaten uitgeschreven en zijn er geen verdere gegevens meer verzameld voor dit onderzoek. Echter is Schothorst Feed Research zelf wel verder gegaan met het testen van vooral de mengnauwkeurigheid van het systeem.

De waardes van de rantsoenen zijn meegenomen in het eindverslag zodat duidelijk is wat er in de periode van het onderzoek gevoerd is aan de koeien. Er is niet gekeken naar de

voederwaardeonderzoeken van het rantsoen en wat de goede punten en tegenvallende punten zijn. Er is geen onderzoek gedaan naar de waardes van het rantsoen en de relatie met onder andere het mengen en uitdoseren.

Ook zijn invloeden van buitenaf, zoals wind, niet meegenomen in het onderzoek. Omdat de

(12)

11 omdat deze beweegt. De windsnelheid en de invloed die deze op het gewicht en het registreren van de robot heeft, zijn niet meegenomen in het onderzoek. Daarom zijn tijdens het onderzoek de staldeuren en stalgordijnen dicht gedaan om de invloed van wind zo veel mogelijk te minimaliseren.

(13)

12

2. Materiaal en methode

In dit hoofdstuk is uitgewerkt hoe het onderzoek is uitgevoerd. Hierbij is het materiaal belangrijk, wat er is gebruikt om het onderzoek uit te voeren, en de methode, hoe het onderzoek is uitgevoerd.

2.1 Materiaal

Om meer kennis te krijgen over eerder onderzoek dat gedaan is met betrekking tot automatische voersystemen is er literatuuronderzoek gedaan, hierdoor is kennis vergaart over eerdere

onderzoeken en is duidelijk geworden wat er al bekend is over het automatisch voeren van koeien. Voor het onderzoek is de Trioliet Triomatic T40 gebruikt, er zijn twee voerrobots gebruikt tijdens het onderzoek, deze voeren beiden op het melkveebedrijf van Schothorst Feed Research. Het systeem bestaat uit een voerkeuken bestaande uit aanvoerbodems, voerbunkers, opslagbakken, krachtvoer- en mineralensilo’s, daarnaast twee voerrobots en een procescomputer.

De rantsoenen die tijdens het onderzoek zijn gevoerd waren afhankelijk van de onderzoeken die op dat moment liepen bij Schothorst Feed Research. Er is dan ook niet naar het verschil tussen

rantsoenen gekeken. Het onderzoek is uitgevoerd bij de melkkoeien, de stal beschikt over 123 Calan-deuren. De koeien worden twee keer per dag gevoerd in deze Calan-deuren.

Ander materiaal dat is gebruikt zijn onder andere de schudbox om de mengnauwkeurigheid te bepalen, voor deze deelvraag is ook een meting gedaan naar de verschillende componenten in het rantsoen. Dit waren droge stof, NDF, ruw eiwit, zetmeel, suiker en calcium. Deze componenten zijn geanalyseerd door monsters op te sturen naar het laboratorium van het bedrijf Eurofins.

2.2 Methode

Het onderzoek is uitgevoerd aan de hand van de deelvragen. De gegevens die werden verzameld zijn in een format ingevoerd, afhankelijk van de deelvraag waar de gegevens bij horen. De verschillende formats zijn weergegeven in Bijlage 1. Aan de hand van deze verkregen informatie is de data geanalyseerd en is er een conclusie uit het onderzoek getrokken.

Om de nauwkeurigheid van de Trioliet te bepalen zijn er twee verschillende rantsoenen aangemaakt om per rantsoen de nauwkeurigheid te kunnen onderzoeken. Dit betreft een mais- en een

grasrantsoen.

De eerste deelvraag ‘Wat is de laadnauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40’ is beantwoord door middel van gegevens over het gewicht van laden. In de systeemcomputer is ingesteld hoeveel

kilogram van welk voer de Trioliet moet laden en hoeveel dit in totaal moet zijn. De computer legt vast hoeveel kilogram er is ingevoerd en hoeveel er daadwerkelijk is geladen in de machine. Na deze gegevens vastgelegd te hebben werd gewogen wat er daadwerkelijk was geladen en hoeveel kilogram er in de robot zat, dit is dus nog extra gedaan naast de meting van de machine zelf. De nauwkeurigheid van het laden van de Trioliet Triomatic T40 werd bepaald door een lading te maken die alleen bestemd is voor het onderzoek. Er is 150 en 250 kilogram geladen in de Trioliet, dit is ingevoerd in het systeem. Hierbij werd in het ‘format laden’ vastgelegd wat de ingevoerde

hoeveelheid voer was en wat het systeem als werkelijke hoeveelheid noteert. Vervolgens werd de hele hoeveelheid uitgeladen op een dumpplek, waar dus geen koe uit gevoerd werd. De uitgeladen

(14)

13 hoeveelheid werd terug gewogen in kilogrammen en dit getal werd genoteerd in het format. Hierna werden de verschillen tussen ingevoerde, geladen en werkelijke hoeveelheden berekend. Dit is de hoeveelheid kilogram die is ingevoerd in de computer om te laden, de hoeveelheid die het systeem registreert dat er geladen is en de werkelijke hoeveelheid in kilogrammen die geladen is.

Vervolgens werd de deelvraag ‘Wat is de mengnauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40?’ beantwoord. Dit werd gedaan om te kijken of het rantsoen goed gemengd was. Bij een goede menging kan het dier niet selecteren, overal ligt dus een rantsoen met dezelfde samenstelling. Voedingstechnisch kan dit voordelig uitpakken omdat in de pens energie en stikstof tegelijkertijd beschikbaar komen, wat de microbiële eiwitsynthese kan bevorderen (B. Subnel, 1992). De

mengnauwkeurigheid werd in dit onderzoek op twee manieren beoordeeld. Dit werd gedaan door middel van een schudbox om de menging van het rantsoen te beoordelen en daarnaast aan de hand van een gehele rantsoenanalyse door het laboratorium van Eurofins. Bij beide methoden werden er monsters genomen op verschillende momenten na het uitdoseren van het rantsoen. Dit werd op drie plekken gedaan, bij de eerste bak die werd gevoerd, de middelste en de laatste. Door deze drie momenten te monsteren kon geanalyseerd worden of het rantsoen op iedere plek uit dezelfde menging bestaat. De eerste methode die gebruikt werd, is de schudbox. De schudbox bestaat uit drie zeven met daaronder een opvangbak. De bovenste zeef is de grove zeef waarin voerdelen boven de 19 millimeter blijven liggen, de tweede zeef is fijnere, hierin blijven voedermiddelen tussen de 9 en 19 millimeter liggen, de laatste zeef laat delen zien tussen de 1,18 en 9 millimeter, in de opvangbak blijven voederdelen liggen kleiner dan 1,18 millimeter. Er werd per voerbak een monster van 400 gram genomen. Wanneer het voer gezeefd is in de schudbox is per bak gekeken hoeveel procent van het voer erin ligt, deze gegevens werden ingevuld in het format, Bijlage 1, Tabel 11. De verhoudingen van voer van de verschillende bakken zijn met elkaar vergeleken om een beeld te krijgen over de mengnauwkeurigheid van de robot. Daarnaast werd het droge stof gehalte bepaald. Wanneer het droge stof gehalte in iedere bak gelijk is betekend dit dat het rantsoen identiek is en dus voldoende is gemengd. Hoe groter het verschil tussen de waarden, hoe slechter de menging (D’hoop, Nuyttens, 2008). Vervolgens werd de significantie van de verschillende componenten in het voer berekend door middel van de ANOVA analyse. Daarnaast werden de gehaltes ruw eiwit, zetmeel, NDF, suiker en calcium geanalyseerd in het lab. Van de drie bakken werd een monster van 400 gram genomen, net als bij de schudbox, en deze werden in het laboratorium van Eurofins onderzocht op de waarden.

De deelvraag ‘Wat is de weegnauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40?’ werd bepaald door het wegen van de hoeveelheid voer in kilogrammen die gevoerd is in de voerbakken. In de

systeemcomputer is ingevoerd hoeveel kilogram voer iedere koe bij welke deur krijgt. Wanneer het voer is uitgedoseerd kan in de computer gezien worden hoeveel kilogram er daadwerkelijk is gedoseerd. Dit mag maximaal 0,5 kilogram afwijken van de ingevoerde hoeveelheid. Om de

nauwkeurigheid te testen werden er negen Calan-deuren en een dumpplek gebruikt. In de computer wordt een hoeveelheid voer ingevoerd die uitgedoseerd moet worden tijdens de voerbeurt in welke voerbak. Vervolgens zijn de eerste, vijfde en negende voerbak terug gewogen. Het voer werd terug gewogen om te kijken hoeveel er daadwerkelijk was uitgedoseerd. Vervolgens is in het format ingevuld wat de kilogrammen ingevoerde hoeveelheid, systeem hoeveelheid en werkelijke hoeveelheid zijn. Hierna werden de verschillen tussen ingevoerde, geladen en werkelijke hoeveelheden berekend.

Aan de hand van bovengenoemde deelvragen is uiteindelijk de hoofdvraag ‘Wat is de

nauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40?’ beantwoordt. De gegevens van de deelvragen zijn geanalyseerd door middel van statistiek, namelijk de ANOVA analyse. Tijdens het uitvoeren van het

(15)

14 onderzoek is gebleken hoe vaak een handeling uitgevoerd moet worden om tot een betrouwbaar resultaat te komen. De gegevens van de deelvragen zijn samengevoegd om een antwoord op de vraag te verkrijgen. De conclusies van de deelvragen vormen gezamenlijk de conclusie van het onderzoek.

(16)

15

3. Resultaten

Dit hoofdstuk bespreekt de resultaten die zijn gevonden bij het uitvoeren van het onderzoek naar de nauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40. De resultaten worden per deelvraag weergegeven. De volgorde van de resultaten luidt als volgt: laden, mengen en wegen.

3.1 Laadnauwkeurigheid Trioliet Triomatic T40.

De eerste deelvraag waar de resultaten van worden weergegeven, is de deelvraag over de

laadnauwkeurigheid van het Trioliet automatisch voersysteem. De deelvraag luidt als volgt; Wat is de laadnauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40? Om deze deelvraag te beantwoorden zijn er verschillende voersoorten ingeladen in de robot. Bij dit onderzoek waren dat twee soorten, namelijk gras en mais. Voor gras en mais is er drie keer per gevraagde hoeveelheid ingewogen (N=12), de eerste keer werd er 150 kilogram gevraagd en tweede keer 250 kilogram. De resultaten zijn te zien in Tabel 2. In de eerste kolom (voer) is te zien om welke voersoort het gaat. In de tweede kolom

(gevraagd) is te zien hoeveel kilogram er aan de Trioliet gevraagd is om te laden. De hoeveelheid die de Trioliet volgens het systeem heeft geladen is te zien in de volgende kolom. Na terugwegen is in de vierde kolom te zien wat het systeem werkelijk heeft geladen. Vervolgens zijn de verschillen tussen het gevraagde en geleverde, en het geleverde en terug gewogen te zien.

TABEL 2METINGENLAADNAUWKEURIGHEIDTRIOLIETTRIOMATICT40

Gewicht (kg) Verschil (kg) Verschil (%)

Voersoort Gevraagd Systeem hoeveelheid Werkelijke hoeveelheid Gevraagd – Systeem hoeveelheid Systeem hoeveelheid – werkelijke hoeveelheid Systeem hoeveelheid – werkelijke hoeveelheid Gras 150.00 147.23 150.19 -2.77 2.96 2.01 Gras 250.00 250.63 252.22 0.63 1.59 0.63 Mais 150.00 151.50 152.74 1.50 1.24 0.82 Mais 250.00 244.52 244.50 -5.48 -0.02 -0.01 Gemiddelde -1.53 1.44 0.86

De resultaten laten zien dat het verschil tussen de systeem hoeveelheid en werkelijke hoeveelheid verschillen tussen -0.02 en 2.96 kilogram of tussen de -0.01 en 2,01%. Het gemiddelde van de verschillen is 1.44 kilogram en 0,86%. Dit gemiddelde is minder dan het beloofde maximale verschil van +/- 2 kilogram.

3.2 Mengnauwkeurigheid Trioliet Triomatic T40

Om erachter te komen of de Trioliet Triomatic T40 de verschillende rantsoenen goed mengt, is er onderzoek gedaan naar de mengnauwkeurigheid van het systeem. De deelvraag die bij de

mengnauwkeurigheid hoort, luidt als volgt; Wat is de mengnauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40? Om te onderzoeken of de samenstelling van het rantsoen op iedere laadplaats gelijk is, zijn van de 10 bakken die gevoerd werden bak 1, 5 en 9 bemonsterd om de mengnauwkeurigheid te bepalen. Hierbij was bak 10 de dumpplek. Het onderzoek is gedaan door middel van een schudbox en een analyse door Eurofins om te bepalen of de chemische samenstelling in de voerbakken gelijk is.

(17)

16

3.2.1 Resultaten schudbox

De resultaten van de mengnauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40 zijn onder andere gemeten door middel van een schudbox. Vier verschillende rantsoenen zijn gevoerd, de rantsoenen verschillen in het drogestof gehalte en verhouding van ingrediënten. Rantsoen 1 en 2 zijn partial mixed rations (PMR) die vooral bestaan uit kuilgras en mais. Rantsoen 3 en 4 zijn total mixed rations (TMR). Deze vier rantsoenen zijn gebruikt bij het meten van de nauwkeurigheid van het mengen en van het uitdoseren.

TABEL 3VERSCHILLENDE RANTSOENEN IN HET ONDERZOEK

Kuilgras Mais (%DS) Stro

(%DS) Soja Kalk Rantsoen (% DS) 1. 55% DS 70 20 - 9 1 2. 44% DS 20 70 - 9 1 3. 61% DS 30 30 30 9 1 4. 66% DS 25 25 - 49 1

Bovenstaande rantsoenen zijn geanalyseerd in de schudbox om te onderzoeken of er in iedere voerbak een gelijk mengsel ligt. De resultaten zijn weergegeven in onderstaande tabel. Bij deze resultaten geldt N=36 per rantsoen.

TABEL 4DEELTJESGROOTTEANALYSEDOORMIDDELVANDEPENNSTATESCHUDBOX

19 mm 8 mm 1.8 mm Onderste bak Rantsoen Bak (%) 1 1 64 12 19 4 55% DS 5 70 10 17 3 9 78 7 12 2 2 1 11 54 32 3 44% DS 5 13 54 30 3 9 18 48 31 3 3 1 42 23 27 7 61% DS 5 45 21 27 7 9 55 17 23 5 4 1 18 23 41 18 66% DS 5 19 22 41 18 9 35 17 34 13

Als eerst werden er monsters genomen van bak 1, 5 en 9. Deze monsters werden beoordeeld op hun deeltjesgrootteverdeling door middel van de Penn State schudbox. Hiervoor is per bak 400 gram voer bemonsterd.

Er zijn vier verschillende soorten rantsoenen gevoerd, ieder met een eigen droge stof gehalte. De gehaltes van de rantsoenen waren 41, 55, 61 en 66 procent. De uitslag van de schudbox is in tabel 4

(18)

17 te zien. Hierin staan cijfers in rode en groene kleur. De groene kleuren in tabel 4 laten zien dat er overeenkomsten zijn tussen de verschillende bakken en hoeveelheden voer in de zeefbakken. De rode kleuren laten zien dat er verschillen zijn tussen de bakken en de hoeveelheden voer in de zeefbakken. De resultaten laten zien dat er verschil is in deeltjesgrootte tussen bak 1 (het begin) en bak 9 (het eind). Bak 1 en 5 zijn nagenoeg gelijk wat betreft de samenstelling van het rantsoen. In rantsoen 1 is te zien dat 64% van het monster zich bevindt in de opvangbak van 19 millimeter, terwijl dat in bak 9 78% is. Hetzelfde is te zien bij rantsoen 3 en 4, daarentegen laat rantsoen 2 minder verschillen zien. In rantsoen 1, 3 en 4 zijn de grootste verschillen te zien in hoeveelheid voer tussen bak 1 en bak 9, maar ook tussen de verschillende zeefbakken. De verschillen zijn hierbij vooral te zien tussen de bak van 19 millimeter en 8 millimeter. Dit betekent dat er in een aantal bakken voer lag met veel grote deeltjes voer, namelijk het kuilgras. Door de grote delen voer is het rantsoen dan niet optimaal gemengd en krijgt dus niet iedere koe precies hetzelfde rantsoen als de andere koeien in de proefgroep. Uit het onderzoek is te zien dat iedere laatste koe die gevoerd wordt, een andere

samenstelling van het rantsoen krijgt dat de rest van de koeien.

3.2.2 Resultaten ruwvoeranalyse

De nauwkeurigheid van het mengen van de Trioliet Triomatic T40 is naast de schudbox ook nog gemeten door middel van een ruwvoeranalyse bij Eurofins. Van iedere bak waaruit een monster is genomen voor de schudbox is daarnaast een monster genomen om te analyseren, dit zijn dus bij elk rantsoen voerbak 1, 5 en 9, net als bij de analyse met de schudbox. De rantsoenen zijn op

verschillende onderdelen geanalyseerd, namelijk droge stof gehalte, NDF, ruw eiwit, zetmeel, suiker en calcium. Deze analyses zijn drie keer per deur uitgevoerd, hierna werd het gemiddelde berekend. Hierbij geldt dus, N=36. Ook bij deze analyse is gebruik gemaakt van de vier rantsoenen die staan beschreven in Tabel 3.

(19)

18 3.2.2.1 Ruwvoeranalyse rantsoen 1

Tabel 5 geeft de uitslagen van de ruwvoeranalyse van rantsoen 1 weer, dit rantsoen bevat 70% kuilgras en 20% mais. In tabel 5 is te zien dat er verschillen zijn in de verschillende ruwvoeranalyses tussen bakken 1, 5 en 9. De uitkomsten zijn geanalyseerd op de significatie met de ANOVA statistiek. Uit berekeningen blijkt dat alleen het component NDF significant is in de mengnauwkeurigheid van de Trioliet met een rantsoen met een droge stof gehalte van 55%. De significantie van NDF bedraagt P=0,0251. Dit betekent dat er wat betreft NDF verschil zit in de verschillende voerbakken, het NDF gehalte verschilt dus per voerbak. Daarnaast zit zetmeel tegen significantie aan met een P waarde van 0,0622. De overige componenten scoren een significantie van P=0,06 of hoger, hierbij bedraagt calcium een significantie van P=0,9318. Calcium is hiermee het minst significant. De uitwerking van rantsoen 1 is in een figuur weergegeven, te vinden in figuur 1.

TABEL 5RUWVOERANALYSE RANTSOEN 1

Rantsoen 1 Bak 1 Bak 5 Bak 9

P waarde DS 505,3 501,0 499,3 0,1527 NDF 452,6 459,3 492,0 0,0251 Ruw eiwit 164,0 162,0 161,3 0,6708 Zetmeel 99,0 102,3 72,0 0,0622 Suiker 52,0 51,3 52,6 0,8721 Calcium 9,6 9,1 21,1 0,9318 DS NDF RE Zetm eel Sui ker Ca 0 200 400 600

Deur 1

Deur 5

Deur 9

g /k g DS

(20)

19 3.2.2.2 Ruwvoeranalyse rantsoen 2

Tabel 6 geeft de uitslagen van de ruwvoeranalyse van rantsoen 2 weer, dit rantsoen bevat 20% kuilgras en 70% mais. In tabel 6 is te zien dat er, net als in rantsoen 1, verschillen zijn in de verschillende ruwvoeranalyses tussen bakken 1, 5 en 9. De uitkomsten zijn geanalyseerd op de significatie. Uit berekeningen blijkt dat er in deze analyse geen enkele component significant is, alle uitslagen zijn boven de P= 0,05. Dit betekent dat er in iedere voerbak een rantsoen met nagenoeg dezelfde samenstelling ligt. Hierbij is de hoogste uitschieter calcium met een P van 0,7023. Figuur 2 geeft de uitslagen weer in een grafiek.

TABEL 6RUWVOERANALYSE RANTSOEN 2

Rantsoen 2 Bak 1 Bak 5 Bak 9

P waarde DS 391,7 393,3 394,3 0,2350 NDF 393,0 398,3 404,3 0,2430 Ruw eiwit 140,7 144,0 138,0 0,5700 Zetmeel 234,7 230,7 227,3 0,4844 Suiker 29,7 29,0 29,0 0,4376 Calcium 7,9 7,8 7,8 0,7023 DS NDF RE Zetm eel Sui ker Ca 0 100 200 300 400 500 Deur 1 Deur 5 Deur 9 g /k g DS

(21)

20 3.2.2.3 Ruwvoeranalyse rantsoen 3

Tabel 7 geeft de uitslagen van de ruwvoeranalyse van rantsoen 3 weer, dit rantsoen bevat 30% kuilgras, 30% mais en 30% stro. In tabel 7 is te zien dat er, net als in rantsoen 1 en 2, verschillen zijn in de verschillende ruwvoeranalyses tussen bakken 1, 5 en 9. De uitkomsten zijn geanalyseerd op de significatie. Uit berekeningen blijkt dat er in deze analyse geen enkele component significant is, alle uitslagen zijn boven de P= 0,05. Hierbij is de hoogste uitschieter NDF met een P van 0,7998. Figuur 3 geeft de uitslagen weer in een grafiek.

TABEL 7RUWVOERANALYSE RANTSOEN 3

Rantsoen 3 Bak 1 Bak 5 Bak 9

P waarde DS 548,3 549,7 545,7 0,6019 NDF 519,0 523,0 513,0 0,7998 Ruw eiwit 131,0 131,0 123,7 0,4547 Zetmeel 143,0 136,7 128,7 0,5434 Suiker 36,0 36,3 35,3 0,7434 Calcium 8,5 8,6 9,1 0,2331 DS NDF RE Zetm eel Sui ker Ca 0 200 400 600 Deur 1 Deur 5 Deur 9 g /k g DS

(22)

21 3.2.2.4 Ruwvoeranalyse rantsoen 4

Tabel 8 geeft de uitslagen van de ruwvoeranalyse van rantsoen 4 weer, dit rantsoen bevat 25% kuilgras, 25% mais en 49% soja. Ook in dit rantsoen zijn er verschillende te zien in de verschillende ruwvoeranalyses tussen bakken 1, 5 en 9. De uitkomsten zijn geanalyseerd op de significatie. Uit berekeningen blijkt dat er in deze analyse geen enkele component significant is, alle uitslagen zijn boven de P= 0,05. Hierbij is de hoogste uitschieter, net als in rantsoen 1 en 2, calcium met een P van 0,7023. Figuur 4 geeft de uitslagen weer in een grafiek.

TABEL 8RUWVOERANALYSE RANTSOEN 4

Rantsoen 4 Bak 1 Bak 5 Bak 9

P waarde DS 576,3 578,7 561,7 0,2350 NDF 327,7 325,7 359,0 0,2430 Ruw eiwit 312,7 337,7 291,0 0,5700 Zetmeel 104,3 82,7 94,0 0,4844 Suiker 76,3 77,7 70,7 0,4376 Calcium 8,1 8,0 8,7 0,7023 DS NDF RE Zetm eel Sui ker Ca 0 200 400 600 800 Deur 1 Deur 5 Deur 9 g /k g DS

(23)

22

3.3 Weegnauwkeurigheid Trioliet Triomatic T40

Om de weegnauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40 te meten zijn de vier verschillende rantsoenen uit Tabel 3 nogmaals gebruikt. Ieder rantsoen is uitgedoseerd in de voerbakken, hierbij werd gevraagd om een bepaald aantal kilogram. Er is 200 tot 250 kilogram van ieder rantsoen gemengd en uitgedoseerd in hoeveelheden van 20 tot 25 kilogram. Er is teruggekeken op de Trioliet hoeveel deze afgewogen heeft en er is voer teruggewogen om na te gaan of dit werkelijk klopt met wat de Trioliet Triomatic T40 aangeeft gevoerd te hebben. Voor ieder rantsoen zijn er drie keer negen observaties uitgevoerd. Van deze negen observaties is het gemiddelde berekend, hierbij geldt dus, N=36, elke herhaling telt dus voor 9 keer het uitvoeren van die herhaling.

TABEL 9WEEGNAUWKEURIGHEID TRIOLIET TRIOMATIC T40

Gewicht (kg) Verschil (g) Verschil (%)

Rantsoen Herhaling Gevraagd Systeem hoeveelheid Werkelijke Hoeveelheid Gevraagd – Systeem hoeveelheid Systeem hoeveelheid – Werkelijke hoeveelheid Systeem hoeveelheid – werkelijke hoeveelheid 1 1 25.000 24.022 23.943 -978 80 -0.33 55% DS 2 23.000 22.131 22.133 -869 2 0.01 3 23.000 22.050 21.946 -1054 -104 -0.48 2 1 23.000 23.331 23.235 331 -96 -0.42 44% DS 2 23.000 23.523 23.467 523 -56 -0.24 3 23.000 23.658 23.628 658 -29 -0.13 3 1 20.000 19.124 19.054 -876 -70 -0.37 61% DS 2 20.000 19.250 19.159 -750 -91 -0.24 3 20.000 19.126 19.059 -874 -66 -0.36 4 1 25.000 24.782 24.735 -218 -47 -0.19 66% DS 2 25.000 25.169 25.079 169 -89 -0.36 3 25.000 24.953 24.965 -47 11 0.05

De verschillen tussen de gevraagde hoeveelheid en de systeem hoeveelheid zijn uitlopend van -1054 tot 658 gram gemiddeld per gevraagde hoeveelheid. De verschillen tussen de systeem hoeveelheid en werkelijke hoeveelheid lopen uiteen van -104 tot 80 gram, dit is dus het verschil tussen wat de Trioliet aangeeft uitgedoseerd te hebben en wat er daadwerkelijk nagewogen is na het uitdoseren. De gemiddelde afwijking is 60 gram. Door Trioliet werd beloofd dat de afwijkingen in het uitdoseren niet meer dan 500 gram zouden zijn. De procentuele verschillen hiertussen verschillen tussen de -0.48 en 0.05%, hierbij is -0,48% het meest van belang omdat deze koe dan minder voer krijgt.

(24)

23

4. Discussie

Dit afstudeerwerkstuk is geschreven voor het onderzoek over de nauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40. In het onderzoek is de nauwkeurigheid van het laden, mengen en wegen getest. De doelstelling was om erachter te komen over de Trioliet werkelijk zo nauwkeurig is als deze door het bedrijf is aangegeven. Ook werd er gekeken wat dan de eventuele verschillen zouden zijn.

Uit het onderzoek is gebleken dat het gemiddelde verschil in de laadnauwkeurigheid tussen het ingevoerde gewicht en het werkelijk geladen gewicht gemiddeld 0,86% afwijkt, ofwel 1,44 kilogram. De mengnauwkeurigheid is getest op twee verschillende manieren. Met het onderzoeken met de schudbox is gebleken dat de grootste verschillen zitten in de eerste en laatst gevoerde bak en de grovere voerdeeltjes, hierbij verschilt steeds de samenstelling van de laatste voerbak vergeleken met de andere voerbakken. De mengnauwkeurigheid is ook getest door middel van een ruwvoeranalyse, de resultaten laten zien dat er één component significant is, namelijk NDF in een rantsoen met 70% kuilgras en 20% mais. In de overige rantsoenen en componenten is te zien dat alles niet significant is, er zijn dus geen verschillen tussen de voerbakken. Als laatste is er getest op de nauwkeurigheid van het wegen van het uitdoseren. De verschillen lopen hier uiteen tussen -104 en 80 gram met een gemiddeld verschil van 60 gram.

Na uitvoering van het onderzoek kan er een reflectie worden geschreven. Is het onderzoek gelopen zoals gepland? Wat ging goed en wat kan beter? Zijn er voldoende gegevens en uitkomsten

verzameld? Met deze antwoorden kan er eventueel een vervolgonderzoek uitgevoerd worden.

4.1 Deelvragen

Ten eerste kan gezegd worden dat het onderzoek op de drie deelvragen en de hoofdvraag antwoord heeft kunnen geven. Iedere deelvraag is uitgevoerd en er zijn gegevens verzameld. Echter is dit niet geheel volgens de planning van het onderzoek verlopen. In de planning van het onderzoek liep het tijdspad van het begin van het onderzoek tot het einde, het verkrijgen van de resultaten en het schrijven van het afstudeerwerkstuk, tot en met week 9 van het jaar 2018. Echter is dit niet gehaald. Het afleveren en in gebruik nemen van de Trioliet duurde dusdanig lang dat het gehele onderzoek vertraging heeft opgelopen en dat deze in week 9 2018 nog niet aanwezig was op het melkveebedrijf van Schothorst Feed Research. Uiteindelijk is de Trioliet in maart 2018 begonnen met het voeren van de koeien en is hierna het onderzoek uitgevoerd door medewerkers van de Schothorst. Voor de verschillende deelvragen zijn verkregen resultaten beschikbaar gesteld voor het afstudeerwerkstuk. Na het verkrijgen van de resultaten is Schothorst Feed Research zelf nog verder gegaan met het testen van de voerrobot, met name naar de mengnauwkeurigheid van het systeem.

4.1.1 Laadnauwkeurigheid

De eerste deelvraag die het onderzoek heeft beantwoord, is de vraag naar de laadnauwkeurigheid van het systeem. Bij het onderzoeken van de laadnauwkeurigheid zijn er twee verschillende

voedersoorten ingeladen in de Trioliet. Hierbij is gekeken of de werkelijke hoeveelheid overeenkomt met de gevraagde hoeveelheid. De twee voeders die getest zijn, zijn mais en gras. Om meer

informatie te verkrijgen over andere voeders en meer betrouwbaarheid te krijgen, zal deze deelvraag in de toekomst met meer verschillende voeders uitgevoerd moeten worden. Hierdoor worden er meer resultaten verkregen.

4.1.2 Mengnauwkeurigheid

De tweede deelvraag die in het onderzoek beantwoord is, is de deelvraag over de

(25)

24 van de rantsoenen. Hieruit is gebleken dat er één rantsoen is waar een significant verschil te zien was in het NDF-gehalte, namelijk in rantsoen 1, het rantsoen met 70% kuilgras en 20% mais. Uit het onderzoek met de schudbox is gebleken dat het rantsoen ontmengt, er zit namelijk verschil in deeltjesgrootte tussen de verschillende bakken, vooral in de laatst gevoerde voerbak blijkt een verschil te zitten. Bij een volgend onderzoek zou gekeken kunnen worden naar de volgorde van het voeren om de effecten van ontmenging zo veel mogelijk te minimaliseren. Zo krijgen alle koeien hetzelfde rantsoen. Ook kan er water aan het rantsoen worden toegevoegd om te zorgen dat bijvoorbeeld een meel vast gaat zitten aan het ruwvoer, hierdoor wordt het meel nauwkeuriger over het mengsel verdeeld en wordt voorkomen dat de ene koe meer meel krijgt dan de ander. Na uitvoering van het onderzoek beschreven in dit rapport, is Schothorst Feed Research verder gegaan met het onderzoeken van de mengnauwkeurigheid.

4.1.3 Weegnauwkeurigheid

De derde deelvraag die het onderzoek heeft beantwoord, is de vraag naar de weegnauwkeurigheid van het systeem. Hierbij is gekeken naar het verschil tussen het gewicht wat de Trioliet zegt uit te doseren en het gewicht wat werkelijk is uitgedoseerd. Met een gemiddeld verschil van 60 gram was dit onder de beloofde 500 gram van Trioliet.

4.2 Toevoegen deelvraag capaciteit

Het afstudeerwerkstuk bevatte bij aanvang een hoofdvraag en vier deelvragen. Tijdens het uitvoeren van het onderzoek zijn er echter drie vragen beantwoord en is er één deelvraag onbeantwoord gebleven. Deze deelvraag had te maken met de capaciteit van het systeem; ‘Wat is de capaciteit van het systeem en de snelheid van het vullen van de proefvoerbakken nadat het restvoer is weggehaald en hoe matcht dit met het aantal voerbeurten per dag?’ Deze deelvraag is niet uitgevoerd door de onderzoekers en zal daarom bij een vervolgonderzoek wel meegenomen kunnen worden. Met deze deelvraag kan onderzocht worden wat de capaciteit is van het systeem en hoeveel verschillende onderzoeken of rantsoenen er uitgevoerd of gevoerd kunnen worden. Daarnaast kan onderzocht worden of de nauwkeurigheid verandert naarmate de capaciteit groter of kleiner wordt. In dit onderzoek is dat niet meegenomen, echter had dit wel van invloed kunnen zijn op de resultaten wanneer de robot bijvoorbeeld volop aan het werk is of vaak stil hangt. Om de betrouwbaarheid van de nauwkeurigheid te vergroten kan de capaciteit bij een volgend onderzoek worden meegenomen. Met de overige resultaten van de deelvragen kan geconcludeerd worden dat er voor Schothorst Feed Research voldoende resultaten zijn binnengehaald om meer kennis te krijgen over de Trioliet

Triomatic T4 en de manier van voeren van dit systeem. Deze informatie kan gebruikt worden voor het onderzoek dat uitgevoerd wordt. Men weet nu hoe nauwkeurig de voerrobot de koeien voert en wat de verschillen zijn. Deze informatie is van invloed op het onderzoek dat uitgevoerd wordt. Daarnaast zijn de resultaten zoals verwacht. De verwachting van het systeem was dat het

nauwkeurig zal voeren en niet of nauwelijks afwijkingen liet zien in de hoeveelheden die er gevraagd worden. Uit het onderzoek is dit ook gebleken. Echter blijft er nog enige onzekerheid bestaan over het mengen van het rantsoen, dit is van groot belang voor het onderzoek. Het blijft belangrijk om dit punt onder de aandacht te houden om betrouwbaar onderzoek uit te kunnen voeren.

(26)

25

5. Conclusies en aanbevelingen

In dit hoofdstuk worden de belangrijkste conclusies van het onderzoek weergegeven. Het onderzoek gaat over de nauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40. Er is onderzocht of de voerrobot werkelijk zo nauwkeurig werkt als aangegeven is door de fabrikant, ook is er gekeken wat en hoe groot de verschillen met de ingevoerde waardes zijn. Dit hoofdstuk beschrijft per deelvraag het antwoord en de conclusie op de desbetreffende deelvraag en hoofdvraag.

5.1 Conclusie deelvragen en hoofdvraag

In dit hoofdstuk wordt elke deelvraag en de hoofdvraag beantwoordt. Uit de conclusies blijkt of het Trioliet automatische voersysteem werkelijk zo nauwkeurig voert als de machine zelf aangeeft.

5.1.1 Wat is de laadnauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40?

Bij het testen van de laadnauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40 zijn er twee verschillende voedermiddelen ingeladen om te testen hoe nauwkeurig het laden van de Trioliet is. Hierbij is gekeken of de ingevoerde hoeveelheid voedermiddel in het systeem ook werkelijk overeenkomt met de hoeveelheid die ingeladen is in de robot. Dit is getest door het inladen van verschillende

voedermiddelen en het vergelijken van het ingevoerde gewicht, het gewicht dat volgens het systeem ingeladen is en de hoeveelheid die werkelijk ingeladen is (door middel van terugwegen). Uit

resultaten is gebleken dat er geen opvallend grote verschillen zijn tussen de vraag van het inladen en de hoeveelheid die door het systeem ingeladen werd. De verschillen liggen tussen de -0,01% en 2,01%. Dit komt overeen met een verschil van minimaal -0,02 kg en +2,96 kg en een uiteindelijk gemiddelde van +1.44 kilogram. Van tevoren is vastgesteld dat er een maximale afwijking in van +/- 2 kilogram in het laden van een mengsel mag zijn. Het gemiddelde van het onderzoek komt onder deze 2 kilogram uit met één uitschieter van 960 gram boven het gewenste maximale afwijkende gewicht. Deze resultaten laten zien dat het verschil dusdanig klein is dat het geen invloed heeft op de algehele samenstelling en verhouding van het rantsoen.

5.1.2 Wat is de mengnauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40?

De mengnauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40 is op twee manieren getest, namelijk door middel van een schudbox en het uitvoeren van een ruwvoeranalyse. Door middel van de schudbox is onderzocht of het rantsoen dezelfde samenstelling heeft aan het begin van de voerbeurt, dus het voeren van de eerste voerbak, en het einde van de voerbeurt, het voeren van de laatste voerbak. Uit het onderzoek kan geconcludeerd worden dat er verschil zit in de samenstelling van het voermengsel tussen de eerste en laatste bak. Hierbij is het minste verschil te zien bij een rantsoen met een lager drogestof gehalte. Bij een droge stof gehalte van 44% zijn er nauwelijks verschillen te zien in de schudbox. Bij een rantsoen van 55% droge stof zijn de meeste verschillen te zien en ligt er beduidend meer voer in de eerste opvangbak en komen de verhoudingen bij de laatste voerbak het minst overeen met de eerste voerbak. Uit de resultaten van de schudbox blijkt dat er weinig tot geen verschil zit in de eerste en middelste voerbak, de laatste voerbak laat bij ieder gevoerd rantsoen meer verschillen zien. Dit betekent dat de laatste koe die gevoerd wordt, steeds een ander rantsoen krijgt dan de rest van de groep. Voor het onderzoek is dit een belangrijk punt, omdat het bij een onderzoek van groot belang is dat de dieren allemaal een gelijk mengsel krijgen om conclusies te kunnen trekken.

(27)

26 Vervolgens is de mengnauwkeurigheid getest door middel van een ruwvoeranalyse van de vier gevoerde rantsoenen. Uit deze resultaten blijkt dat de samenstellingen in de voerbakken niet

significant zijn en dat er dus werkelijk verschil zit in de voerbakken, waar deze met het blote oog niet te zien zijn. Echter was er één verschil, namelijk het NDF-gehalte in rantsoen 1, het rantsoen met 70% kuilgras en 20% mais, het rantsoen dat met de schudbox ook de meeste verschillen liet zien. NDF is het enige onderdeel in het rantsoen dat significant is. Dit betekent dat het NDF-gehalte in de voerbakken verschillend is. Dit rantsoen heeft een droge stof gehalte van 55%. Een droog rantsoen met ruim drie keer zoveel kuilgras als mais geeft dus meer verschil in samenstelling tussen de voerbakken.

5.1.3 Wat is de weegnauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40?

Om te testen of de Trioliet Triomatic T40 daadwerkelijk zoveel voer in de voerbakken doseerde als gevraagd, is dit naast de andere deelvragen ook nog onderzocht. Het testen van de

weegnauwkeurigheid is in feite op dezelfde manier getest als het testen van de

mengnauwkeurigheid. De verschillende rantsoenen zijn uitgedoseerd in de voerbakken en hierbij is in de eerste, middelste en laatste voerbak nagewogen of er dezelfde hoeveelheid voer in de bakken ligt als ingevoerd in het systeem. Van tevoren is vastgesteld dat er een maximale afwijking van 500 gram in het uitdoseren mag zijn met wat de Trioliet zegt te voeren en wat er daadwerkelijk wordt gevoerd. Uit het onderzoek is gebleken dat er nauwelijks verschil zit tussen de hoeveelheid voer die de Trioliet aangeeft en wat er daadwerkelijk in de voerbak ligt. De verschillen lopen uiteen tussen een verschil tussen de systeem hoeveelheid en werkelijke hoeveelheid van -104 tot 80 gram met een gemiddeld verschil van 60 gram, minder dan de maximale afwijking van 500 gram. Dit komt overeen met een verschil van -0.48 tot 0.05%. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het systeem erg nauwkeurig doseert.

5.1.4 Wat is de nauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40?

In dit onderzoek is de nauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40 onderzocht. Dit is gedaan door middel van het controleren van de nauwkeurigheid van het inladen, mengen en wegen van het automatische voersysteem. Uit het onderzoek is gebleken dat het systeem nauwkeurig genoeg voert om de koeien de opgegeven hoeveelheid proefvoer te voeren van de juiste samenstelling. De nauwkeurigheid van het laden laat verschillen zien tot een maximum van 2,01% en een gemiddeld verschil van 1.44 kilogram, dit is minder dan de maximaal beloofde afwijking van 2 kilogram. De nauwkeurigheid van het mengen verschilt per rantsoen, een rantsoen van 55% droge stof laat hierbij de meeste verschillen zien in de samenstelling van het mengsel in verschillende voerbakken. Uit deze deelvraag is gebleken dat het rantsoen dat in de laatste voerbak gevoerd wordt het grootste verschil laat zien met de andere voerbakken. De samenstelling van het rantsoen in de eerste en middelste voerbak laat nauwelijks verschil zien. Iedere laatste koe die van een rantsoen gevoerd wordt, krijgt echter een rantsoen dat verschilt met de eerder gevoerde voerbakken. Het rantsoen van de laatste koe bevat vooral meer grovere delen, hieruit kan geconcludeerd worden dat het rantsoen ontmengt. Het wegen en uitdoseren van de Trioliet Triomatic T40 blijkt het nauwkeurigst te zijn. Hieruit blijkt er een gemiddeld verschil te zijn tussen de hoeveelheid die het systeem zegt te voeren en de

hoeveelheid die er daadwerkelijk gevoerd is van 60 gram, dit is minder dan de maximale beloofde afwijking van 500 gram. Deze hoeveelheden zijn zo klein dat deze te verwaarlozen zijn en er dus aangenomen kan worden dat het systeem nauwkeurig voert en ook nagenoeg daadwerkelijk voert wat er aangegeven wordt door de voerrobot.

(28)

27

5.2 Aanbevelingen

Na aanleiding van de conclusies uit het onderzoek naar de nauwkeurigheid van de Trioliet Triomatic T40 kunnen er een aantal aanbevelingen worden gegeven voor het bijhouden van de nauwkeurigheid van de voerrobot en eventuele vervolgonderzoeken.

Uit het onderzoek is gebleken dat de Trioliet Triomatic T40 nauwkeurig voert en gebruikt kan worden voor het uitvoeren van voeronderzoek bij de koeien op Schothorst Feed Research. Om er zeker van te zijn dat de robot ook daadwerkelijk nauwkeurig blijft voeren, is het van belang om te blijven testen hoe de machine voert. Wanneer er dan verschillen worden gevonden, kan de robot gekalibreerd worden. Het advies is om eens in de maand de Trioliet Triomatic T40 te controleren. Hierbij kan dit onderzoek in het klein worden uitgevoerd. Het advies is om na te kijken of er daadwerkelijk de hoeveelheid ingeladen wordt wat er in de computer is ingevoerd, met een schudbox langs de voerbakken te gaan na het voeren en bij de eerste, middelste en laatste voerbak na te wegen hoeveel voer er is gevoerd. De weegnauwkeurigheid van het systeem kan iedere dag gecontroleerd worden door een ijkgewicht op de machine te zetten en te kijken of dit gewicht klopt met het gewicht dat de Trioliet aangeeft. Hiermee kan er nauwkeurig in de gaten gehouden worden of het systeem nog naar behoren werkt.

Een advies voor het uitvoeren van een vervolgonderzoek is om meer soorten voersoorten te laden in de robot met het testen van de laadnauwkeurigheid van het systeem. Bij dit onderzoek zijn er twee soorten voeders (gras en mais) ingeladen met twee verschillende hoeveelheden (150 en 250 kilogram). Om meer informatie te verkrijgen over andere voersoorten kan er bij een

vervolgonderzoek ook met andere voeders onderzoek gedaan worden om de nauwkeurigheid te bepalen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan hooi of stro.

Om de rantsoenen in iedere voerbak zo gelijk mogelijk te krijgen zou de voervolgorde aangepast kunnen worden. Uit de analyse van de schudbox is gebleken dat iedere laatste koe die gevoerd wordt een rantsoen krijgt met een andere verhouding dan de rest van de dieren, het rantsoen ontmengt. Wanneer de voervolgorde eens in de zoveel tijd omgewisseld wordt, kan deze verandering verdeeld worden over het aantal koeien in de proef. Zo krijgen alle dieren een gelijk rantsoen. Ook kan eraan gedacht worden om water bij het mengsel toe te voegen. Dankzij het water wordt een eventueel meel of krachtvoer aan het ruwvoer vastgeplakt. De kans is dan groter dat ieder dier dit meel of krachtvoer in het rantsoen krijgt.

Daarnaast zou het onderzoek uitgebreid kunnen worden met een deelvraag over de capaciteit van het systeem. Bij deze vraag wordt gekeken hoe lang de Trioliet erover doet om alle voerbakken binnen het rantsoen te vullen en hoe lang het duurt om één bak te vullen. Uit deze gegevens wordt een conclusie over de capaciteit van het systeem getrokken en of de capaciteit groot genoeg is om het aantal koeien te voeren in twee voerbeurten per dag. Met deze vraag kan ook onderzocht hoeveelheid rantsoenen de robot maximaal per dag kan voeren. Deze informatie kan gebruikt worden om vast te stellen hoeveel onderzoeken er tegelijkertijd uitgevoerd kunnen worden en hoeveel verschillende rantsoenen deze onderzoeken kunnen bevatten.

(29)

28

6. Bronnenlijst

Belle, Z., André, G., Pompe J. C.A.M. (2011). Effect of automatic feeding of total mixed rations on the diurnal visiting pattern of dairy cows to an automatic milking system. Biosystems engineering 111:33-39. Geraadpleegd op 19-9-2017.

Bisaglia, C., Nydegger, F., Grothmann, A., Pompe, J. (2010). Automatic and frequency –

programmable systems for feeding TMR: state of the art and available technologies. World congress of the international commission of agricultural and Biosystems engineering (CIGR).

Crossley, R.E., Harlander-Matauschek, A., DeVries, T.J. (2017). Mitigation of variability between competitively fed dairy cows through increased feed delivery frequency. Journal of Dairy Science. 101:1-12. Geraadpleegd op 26-10-2017.

DeVries, T.J., von Keyserlingk, M.A.G., Beachemin, K.A., (2005). Frequency of feed delivery affects the behavior of lactating dairy cows. Journal of Dairy Science. 88:3553-3562. Geraadpleegd op 20-9-2017 en 21-9-2017.

Feenstra, Jelle (februari 2017), Eén procent van veehouders voert automatisch. Geraadpleegd op 18-9-2017, van: http://edepot.wur.nl/409359

Hollander, C.J., Blanken, K., Gotink, A., Duinkerken van, G., Dijk, G., Lenssinck, F., Koning de, K. (2005). Feeding systems on dairy farms. Animal Science Group Wageningen UR. Rapport 73

King, M.T.M., Crossley, R.E., DeVries, T.J. (2016). Impact of timing of feed delivery on the behaviour and productivity of dairy cows. Journal of dairy science. 99:1471-1482. Geraadpleegd op 26-10-2017 Macmillan, K., Gao, X., Oba, M. (2017). Increased feeding frequency increased milk fat yield and may reduce the severity of subacute ruminal acidosis in higher-risk cows. Journal of Dairy Science. 100:1045-1054. Geraadpleegd op 26-9-2017.

Mäntysaari, P., Khalili, H., Sariola, J. (2006). Effect of feeding frequency of a total mixed ration on the performance of high-yielding dairy cows. Journal of dairy science. 89:4312-4320. Geraadpleegd op 10-10-2017.

Miller, K., and D. G. M. Wood-Gush. (1991). Some effects of housing

on the social behaviour of dairy cows. Anim. Prod. 53:271–278. Geraadpleegd op 10-10-2017. Schothorst Feed Research (z.d.), Melkvee. Geraadpleegd op 21-11-2017, van:

https://www.schothorst.nl/nl/onderzoek/rundvee/melkvee

Subnel, B. (1992). Voeren compleet gemengd rantsoen. Geraadpleegd op 24-10-2017, van: http://edepot.wur.nl/48428

Trioliet (2017), Triomatic. Geraadpleegd op 18-9-2017, van:

http://producten.trioliet.nl/downloads/Trioliet_Triomatic_NL_mail.pdf

Van Hattem, Bas (juni 2008), Binnenkort zeker negen soorten voerrobots op de markt. Geraadpleegd op 18-9-2017, van: http://www.boerderij.nl/Rundveehouderij/Achtergrond/2008/5/Binnenkort-zeker-negen-soorten-voerrobots-op-de-markt-BOE003524W/

Zom, R., André, G. (2004), Individueel voeren: elke koe een eigen rantsoen. Geraadpleegd op 21-11-2017, van: http://edepot.wur.nl/112242

(30)

29

Bijlage 1. Formats onderzoek

TABEL 10FORMAT GEGEVENS LADEN TRIOLIET TRIOMATIC T40.

Datum Tijdstip Ingevoerde Hoeveelheid (kg) Systeem hoeveelheid (kg) Werkelijke hoeveelheid (kg) Verschil ingevoerd en systeem (kg) Verschil ingevoerd en werkelijk (kg) Verschil systeem en werkelijk (kg)

TABEL 11FORMAT GEGEVENS SCHUDBOX TRIOLIET TRIOMATIC T40.

Datum Tijdstip Bak Zeef (deeltjesgrootte) Verhouding (%) Aanbevolen verhouding (%)

Bovenste (>18 mm) 5%

Middelste (9-18 mm) 40%

Onderste (1,8-9 mm) 40%

Opvangbak (<1,8 mm) 15%

TABEL 12FORMAT GEGEVENS ANALYSE MENGNAUWKEURIGHEID TRIOLIET TRIOMATIC T40.

Datum Tijdstip Bak Component Gemiddelde waarde

P-waarde

TABEL 13FORMAT GEGEVENS DOSEREN TRIOLIET TRIOMATIC T40.

Datum Tijdstip Ba k Ingevoerde Hoeveelheid (kg) Systeem hoeveelheid (kg) Werkelijke hoeveelheid (kg) Verschil ingevoerd en system (kg) Verschil ingevoerd en werkelijk (kg) Verschil system en werkelijk (kg)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We gaan na of we uit de remote sensing data een aantal waarden (indices) kunnen afleiden die als maat kunnen dienen voor het beoordelen van bladverlies en -verkleuring, om zo

Hoewel het dossieronderzoek gebaseerd is op kleine aantallen (alleen klachten ingediend in de jaren 2002 en 2003 zijn bekeken) krijgen we de indruk dat de afhandeling van

Een eventuele uitwisselbaarheid van rechten zou in potentie de prijs van de varkensrechten opdrijven, doordat er vooruitlopend op de afschaffing van het melkquotum op 1 april

A microgrid is an electric power system consisting of distributed energy resources (DER), which may include control systems, distributed generation (DG) and/or distributed

Subsidie - Het eenige Radmiddel voor heel Zuid-Afrika. ~ Die ontstaan, ontwikkeling en bete- kenis van die Gereformeerde Kerk op die Witwatersrand. De Geschiedenis

De wijze waarop dit economisch motief voor de dag komt, soms in zijn uitwerking wordt geremd, soms wordt bevorderd en soms zelfs geheel schijnt te verdwij- nen, wordt voor een

Zoals u hebt kunnen zien hebben wij in de analyse voor Skarsterlân de gemeente vergeleken met een aantal andere gemeenten. Gebruikt u ook gegevens over andere gemeenten om uzelf

Uit een onderzoek van het Consulentschap voor de Varkens- en Pluim­ veehouderij te Tilburg (CVP-Tilburg) (1987) blijkt dat er een grote variatie bestaat in mestvolume per