• No results found

An Harrenstein Schräder. Weteringschans 141, ontmoetingsplaats voor de culturele avant-garde

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "An Harrenstein Schräder. Weteringschans 141, ontmoetingsplaats voor de culturele avant-garde"

Copied!
121
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

AN

HARRENSTEIN

SCHRÄDER

W E T E R I N G S C H A N S 1 4 1

O N T M O E T I N G S P L A A T S V O O R D E

A V A N T - G A R D E

NADIA ABDELKAUI

(2)

2

AN HARRENSTEIN-SCHRÄDER

Weteringschans 141. Ontmoetingsplaats voor de culturele avant-garde

Masterscriptie

Erfgoedstudies: Museumconservator Faculteit der Geesteswetenschappen Departement Kunst-, Religie- en cultuurwetenschappen

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM 25 Augustus 2017

Nadia Abdelkaui Studentnummer: 10272313 E-mail: nadia.abdelkaui@gmail.com Beoordelaar: Petra Brouwer 2e lezer: Rachel Esner

(3)

3

Inhoudsopgave

VOORWOORD... 5

INLEIDING ... 6

AANPAK VAN HET ONDERZOEK ... 8

INDELING VAN DE SCRIPTIE ... 10

HOOFDSTUK 1 BIOGRAFISCHE SCHETS ... 13

DE JEUGD VAN AN SCHRÄDER (1887–1912) ... 13

Bewondering voor de grote zus ... 15

AN NAAR AMSTERDAM ... 16

Bewust van de sociale positie van de vrouw ... 17

Huwelijk met Rein ... 19

DEELCONCLUSIE ... 20

HOOFDSTUK 2 ACTIVITEITEN VAN AN HARRENSTEIN-SCHRÄDER ... 22

HET GENOOTSCHAP NEDERLAND NIEUW RUSLAND ... 22

Een politiek neutraal genootschap? ... 24

De invulling van het Genootschap ... 26

An en het Genootschap ... 27

ANDERE ACTIVITEITEN AN HARRENSTEIN-SCHRÄDER ... 28

Komitee Kesangsaraän Ra’jat ... 28

Vereeniging tot stichting van socialistische leeszalen ... 30

Tooneelliga ... 31

DEELCONCLUSIE ... 32

HOOFDSTUK 3 DE WERKENDE VROUW ... 35

EEN TIJDSCHRIFT VOOR EN DOOR VROUWEN ... 35

De mederwerkers van het tijdschrift ... 36

AN ALS REDACTRICE ... 37

De werkende vrouw, een zware taak ... 39

Een intellectueel tijdschrift ... 41

Mannelijkheid en moderniteit ... 43

DEELCONCLUSIE ... 44

HOOFDSTUK 4 EEN HUIS, EEN LEVEN. WETERINGSCHANS 141 ... 46

VERBOUWING TOT WONING MET DOKTERSBEDRIJF, IN STIJL ... 47

Het exterieur ... 48

Het interieur ... 49

(4)

4

VERBOUWING DOOR DE ARCHITECTEN GERRIT RIETVELD EN TRUUS SCHRÖDER-SCHRÄDER ... 52

De woonkamer ... 52

Slaapkamerinterieur ... 53

Een modern interieur, voor een modern leven ... 55

DEELCONCLUSIE ... 58

HOOFDSTUK 5 PUBLICATIES AN HARRENSTEIN-SCHRÄDER ... 60

RICHTINGEN IN DE HEDENDAAGSCHE SCHILDERKUNST ... 61

De moeizame publicatie ... 62

Een nieuwe indeling van de schilderkunst ... 63

Meer dan plaatjes kijken ... 66

ANDERE PUBLICATIES VAN AN ... 70

Periodiek in Briefvorm ... 71 Forum ... 73 DEELCONCLUSIE ... 75 CONCLUSIE ... 77 AFBEELDINGEN ... 82 LITERATUURLIJST ... 101

(5)

5 Voorwoord

Tijdens mijn onderzoek naar het Rietveld Schröderhuis in Utrecht heb ik mij verdiept in het leven van de bewoonster en opdrachtgeefster/medeontwerpster Truus Schröder-Schräder. Tijdens dit onderzoek stuitte ik op haar zus, An Harrenstein-Schräder. An bleek minstens een even interessante vrouw. Het was echter lastig om meer te weten te komen over haar positie en haar leven, in de boeken werd ze steeds zijdelings genoemd. Terwijl zij toch echt een interessante positie innam binnen het culturele veld in Amsterdam. Helaas is het vaker zo dat vrouwen minder serieus werden genomen in het verleden en daardoor in de geschiedschrijving ontbraken. De mannen die wel een stem kregen worden in latere onderzoeken steeds meer herhaald, waardoor het de mannen zijn die het verleden domineren. Het is met deze publicatie dat ik An Harrenstein-Schräder een plek wil geven in de kunst- en cultuurgeschiedenis, een welverdiende plek.

Als An in de literatuur besproken wordt gebeurt dit vaak in één adem met de kunstschilder Jacob Bendien (1890 – 1933). Jacob, An en haar man Rein Harrenstein zouden een ménage-à-trois hebben gevormd. Of An zou alleen met Jacob een buitenechtelijke relatie hebben. In hoeverre dit waar is, daar wil (en kan) ik geen uitspraken over doen. Dit was een bewuste keuze tijdens het schrijven van mijn scriptie. Ik acht de eigen verdiensten van An als belangrijker dan haar relatie met een man. Bij Picasso zijn de minnaressen immers toch ook niet belangrijker dan zijn schilderijen? An Harrenstein-Schräder was veel meer dan een vrouw met een minnaar. Ze was een avant-gardiste die ten tijde van het interbellum een belangrijke positie in het culturele leven in Amsterdam bekleedde. De manier waarop zij dit deed, dat is het onderwerp van mijn scriptie.

(6)

6 Inleiding

Het afgelopen jaar heb ik uitvoerig onderzoek gedaan naar het Rietveld Schröderhuis in Utrecht, in dit onderzoek heb ik mij verdiept in de bewoonster en opdrachtgeefster Truus Schröder-Schräder (1889 – 1985). Tijdens dit onderzoek naar deze interessante opdrachtgeefster stuitte ik op haar zus, An Harrenstein-Schräder (1887 – 1951). An bleek minstens even interessant. Als feministe, opdrachtgeefster, activiste en kunstliefhebber wist zij een interessante plaats in te nemen in de wereld van de avant-garde ten tijde van het interbellum. Het huis waar zij samen met haar man Rein Harrenstein (1888 – 1974) woonde, aan de Weteringschans 141 in Amsterdam, was een ontmoetingsplaats voor kunstenaars als Charley Toorop, Johan Rädecker, Peter Alma, Paul Citroen, Ro Mogendorff, El Lissitzky, Kurt Schwitters, Thijs Rinsema en waarschijnlijk nog vele anderen. De kunstschilder Jacob Bendien (1890 – 1933) woonde zelfs van 1924 tot aan zijn dood bij het echtpaar en had een atelier in het huis. Hij leed aan tuberculose en werd door An en Rein verzorgd. In de literatuur zijn verwijzingen te lezen dat het echtpaar en Jacob Bendien een ménage-à-trois vormden, of dat Jacob de minnaar van An was.1 Hoe de relatie precies zat, dat is niet met zekerheid te stellen.

Niet alleen de kunstenaars die over de vloer kwamen tekenden het avantgardistische karakter van het huis, ook het interieur droeg hier aan bij. Het huis, dat eerst in 1920 werd verbouwd in Amsterdamse School stijl door Piet Kramer (1881 – 1961), werd in 1925 – 1926 nogmaals verbouwd door Gerrit Rietveld (1888 – 1964) en Truus Schröder-Schräder geheel in neoplastische stijl. Het slaapkamerinterieur is na de dood van Rein Harrenstein overgenomen door het Stedelijk Museum Amsterdam en is vandaag de dag in de permanente opstelling verankerd. An was daarnaast meer dan enkel opdrachtgeefster, als afgestudeerde vrouw nam zij actief deel aan het maatschappelijke en culturele leven in Amsterdam. Ze was

1 Zie hiervoor: Koopmans, Y. John Rädecker. De droom van het levende beeld. Zwolle: Waanders

(7)

7 oprichtster van het feministische tijdschrift De werkende vrouw (1930 – 1931), schreef samen met Jacob het boek Richtingen in de hedendaagsche schilderkunst, was ze lid van de Toneelliga, de Filmliga en zat in het bestuur van het Genootschap Nederland Nieuw Rusland een genootschap dat de kunst en cultuur van de Sovjet-Unie bestudeerde. Dit is een greep uit de vele activiteiten en interesses waar An zich mee bezig hield. Onderzoek naar An Harrenstein-Schräder is echter nooit gedaan, terwijl zij toch een belangrijk onderdeel uitmaakte van in de progressieve kunstwereld. Het is om deze reden dat ik heb besloten een groot onderzoek aan deze vrouw te wijden.

Een mogelijke reden dat er zo weinig over An is geschreven is dat zij maar een zeer korte tijd actief was. De meeste activiteiten zien we vanaf medio jaren twintig tot aan medio jaren dertig. Hoewel ze in 1912 al naar Amsterdam verhuisde om te studeren, zijn er weinig tot geen sporen van haar in archieven, kranten of publicaties te vinden. In 1925 was het vermoedelijk zij die opdracht gaf aan haar zus Truus Schröder-Schräder om samen met Gerrit Rietveld het interieur van haar woonhuis te verbouwen. In 1928 werd ze bestuurslid van het

Genootschap Nederland Nieuw Rusland. In 1930 richtte ze haar eigen feministische

tijdschrift op, in 1935 verscheen het boek van Jacob en haar Richtingen in de hedendaagsche

schilderkunst. Dan valt het plots stil. Als de gezinskaarten in het stadsarchief geraadpleegd

worden lezen we dat ze in 1935 voor het eerst werd opgenomen in Rusthuis Gemelli in Blaricum. Een psychiatrische inrichting. Ze kwam na een paar maanden weer thuis, maar in 1936 was het opnieuw mis en vertrok ze weer naar Blaricum. Waarschijnlijk is ze nooit meer teruggekomen. Toen ze in 1951 overleed was dit volgens de krantenberichten ‘na een langdurige ziekte’.2

Het echtpaar bleef kinderloos, een briefje van An aan de kunstenaar Paul Citroen doet vermoeden dat dit een bewuste keuze was. Dit briefje is te vinden in het archief van Paul

2 Overlijdensbericht Johanna Gerharda Antonia Harrenstein, geboren Schräder. Algemeen Handelsblad, 6

(8)

8 Citroen, bewaard in het Rijksbureau Kunsthistorische Documentatie (RKD). Ze schreef: ‘ik ben geen moedernatuur ’t zou me alleen om ’n toekomstige gelijkenis te doen zijn en om ’t resultaat te zien van de mengeling, als t dan in godesnaam maar niet op mij alleen leek, of op iemand uit mijn, of de familie van de ander, die ik niet uit kan staan. Dat zou m’ n groote schrik zijn, en dan zou ik er geloof ik niet van kunnen houden. Daarom ’t luistert veel te nauw! Toch is t oogenblik zelf iets wreeds, dat ik dit heel duidelijker gevoeld heb omdat ik alles zoo contcientieus ben nagegaan.’3

Dat het echtpaar kinderloos bleef, betekent dit dat de privéverzameling is onderverdeeld onder de vrienden, kennissen, nichten en neven van Rein Harrenstein na zijn overlijden in 1971. Dit bemoeilijkt het kunnen reconstrueren van de privéverzameling. In bijlage 1 heb ik getracht om de delen van de verzameling die ik tegen ben gekomen bijeen te brengen. Deze kunstcollectie, bestaande uit onder andere werken van Lissitzky, Bendien, Rietveld, Citroen, Toorop en Mondriaan, is nu verdeeld onder verschillende musea en waarschijnlijk is een groot deel nog steeds in particulier bezit.

Aanpak van het onderzoek

Van het echtpaar is geen archief bewaard gebleven, dit maakte het lastiger om onderzoek te doen naar An, maar niet onmogelijk. In dit onderzoek heb ik mij verdiept in de leefomgeving van An en archieven van personen om haar heen. Zo bleek het archief van Paul Citroen in het RKD en het archief van H.P.L. Wiessing in het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam (IISG) van bijzondere waarde voor het onderzoek. Alle nummers van De werkende vrouw zijn bewaard in de Koninklijke Bibliotheek (KB) in Den Haag, in het Atria in Amsterdam en op microfilm in het IISG. Het interieur is goed gedocumenteerd, in het Rietveld Schröder Archief (RSA) bewaard in het Centraal Museum in Utrecht, hier zijn

3 Briefje van An aan Paul Citroen. Archief Paul Citroen, archiefnummer: NL-HaRKD.0398,

(9)

9 ook de ontwerptekeningen terug te vinden voor dit interieur. Truus Schröder heeft daarnaast wat materiaal over haar zus An nagelaten in dit archief, wat ontzettend waardevol is gebleken voor deze scriptie. Verder is de berichtgeving in kranten een belangrijke bron geweest via de zoekmachine Delpher kon ik vermeldingen in de nieuwsbladen doorzoeken en linken aan mijn ander onderzoeksmateriaal.

Tijdens het schrijven van deze scriptie kwam ik gaandeweg steeds meer tot het inzicht dat, om een goed beeld te krijgen van de positie die An innam in het culturele leven, gekeken moet worden naar meerdere thema’s. Thema’s als cultuur, politiek, de kunsten en de persoonlijke leefomgeving zijn allemaal met elkaar vervlochten. Haar politieke ideologie staat niet los van haar kunstvoorkeuren. Het gehele leven van An was doordrenkt van ‘moderniteit’. Hier gebruik ik expliciet de term moderniteit, deze term kan problematisch zijn in gebruik, maar is zo typerend voor An Harrenstein-Schräder. Hilde Heynen geeft in het boek Architectuur en kritiek op moderniteit een goed bruikbare analyse van de verschillen tussen modern, modernisering en moderniteit. Hierin typeert zij het moderne als datgene wat het heden specifiek maakt en verschillend van het verleden. De modernisering ziet zij als een maatschappelijk ontwikkelproces. Een dat vooral in de negentiende eeuw grote gevolgen had op sociaal, economisch en politiek vlak. Denk alleen al aan de industrialisering, verstedelijking, groei van transport en communicatiemogelijkheden. De wereld waarmee men in contact stond, en dan met name de stedeling, werd in korte tijd een stuk groter. ‘Moderniteit’ typeert Heynen als een levensgevoel dat gepaard gaat met een continue ontwikkeling van verandering, een gerichtheid op een toekomst die anders zal zijn dan het verleden en het heden. Deze komt volgens Heynen tot uitdrukking in culturele vertogen en artistieke bewegingen.4 Heynen gaat hier uit van een bepaald innerlijk gevoel dat ontstaat door de golven van modernisering. Wanneer men grip probeert te krijgen op de

(10)

10 sociaaleconomische veranderingen en zichzelf hier heel bewust toe verhoudt, positioneert deze zich tot de situatie bevangen door moderniteit. Als een modernist. Met deze benadering van het begrip moderniteit is het ook een logische stap dat An in alle aspecten van haar leven wilde breken met de oude tradities. De begrippen moderniteit en modernisme gebruik ik hier als een framework om de positie van An binnen de culturele avant-garde te benaderen. An bleek een modernist pur sang.

Indeling van de scriptie

De hoofdvraag van deze scriptie luidt: Wat was de positie van An Harrenstein-Schräder binnen de culturele avant-garde ten tijde van het interbellum? Deze vraag wordt beantwoord door de verschillende thema’s. An en haar woonidealen, An en haar activiteiten, An en het feminisme en An en de kunsten. Maar om een goed beeld te geven van de modernist die An was wordt in het eerste hoofdstuk haar jaren besproken voor zij aan de Weteringschans woonde.

In het eerste hoofdstuk zal een biografische schets gegeven worden van An. Welke keuzes heeft An moeten maken om los te breken van haar rooms-katholieke milieu? An verhuisde in de zomer van 1912 naar Amsterdam om te beginnen aan een studie staatswetenschap, waarmee zij zich afzette tegen haar katholieke opvoeding. Ze werd lid van de Amsterdamsche Vrouwelijke Studenten Vereniging (A.V.S.V.) waar de vrouwelijke positie in de maatschappij en in de academische wereld hoog op de agenda stond tijdens de bijeenkomsten en vergaderingen.5 In 1915 trouwde ze met Rein Harrenstein en vanaf de zomer van 1920 verhuisden ze naar de Weteringschans 141, waar An zich heel actief bezig zou houden met zaken als kunst, cultuur en politiek. Het doel van dit hoofdstuk is het inzichtelijk maken van de vroege jaren van An waarbij vooral archiefmateriaal heel

5 Notulen van de algemene en buitengewone vergaderingen. Archief van het Amsterdamsch Studenten

(11)

11 belangrijk is geweest. Het Stadsarchief in Amsterdam, waar de woningboeken te vinden zijn, het Noord-Hollands Archief, maar bovenal het Rietveld Schröder Archief zijn geraadpleegd.

In het tweede hoofdstuk ga ik in op het sociale en culturele engagement van An Harrenstein-Schräder, iets wat zij vooral vanuit een intellectuele invalshoek deed. Ze zou getypeerd kunnen worden als een typische ‘salonsocialist’. Het Genootschap Nederland

Nieuw Rusland waar zij een bestuursfunctie bekleedde van 1928 tot in ieder geval 1932, was

een genootschap dat zich richtte op culturele uitwisseling tussen Nederland en de Sovjet-Unie. Het Genootschap was vooral gericht op de intellectuelen die geïnteresseerd waren in de ontwikkelingen in Rusland. Over het Genootschap is weinig informatie te vinden, het archief van H.P.L. Wiessing (voorzitter) is in het IISG bewaard gebleven. Marian de Boeij heeft haar doctoraalscriptie geschreven over het Genootschap in 1994, zij studeerde af in Slavische Taal- en Letterkunde. Deze scriptie is heel waardevol gebleken omdat zij veel Russisch archiefmateriaal met betrekking tot het Genootschap, dat in het Gronings Archief bewaard wordt, heeft vertaald. Verder zijn veel krantenartikelen geraadpleegd waarin zij genoemd werd of activiteiten beschreven werden. In dit hoofdstuk wordt inzichtelijk gemaakt in welk milieu An zich begaf en hoe zij hierin zich positioneerde.

In het derde hoofdstuk wordt het tijdschrift dat An oprichtte in 1930 De werkende

vrouw bestudeerd. Het biedt inzicht in de feministische idealen die An aanhing en hoe deze

tot uiting kwam. Het tijdschrift las, onder redactie van An, als breed, alomvattend maandblad. Duidelijk gericht op de moderne, onafhankelijke vrouw. Op intellectuele wijze wordt een nieuwe levensstijl gepropageerd, waarbij efficiency in de huishouding belangrijk was, vrouwenemancipatie en stukjes over moderne kunst, theater en muziek. Opvallend is dat in het tijdschrift een ‘mannelijk’ feminisme wordt aangehangen, een analyse van het tijdschrift in een gender-perspectief zal volgen.

(12)

12 In het vierde hoofdstuk wordt ingegaan op het huis waar zij woonde, Weteringschans 141. Voordat Rein en An introkken in dit huis werd het verbouwd door de architect Piet Kramer in de stijl van de Amsterdamse School. Het interieur is vermoedelijk van de hand van Margaret Kropholler geweest, die in 1919 al voorliep op de efficiency-ideeën die later in De

werkende vrouw zouden worden verkondigd. Zes jaar later, in 1925, trekken Gerrit Rietveld

en Truus Schröder-Schräder deze idealen door en geven op geheel neoplastische wijze vorm aan een nieuw, modern leven. In dit hoofdstuk wordt onderzocht hoe het huis bijdroeg aan een modernistische profilering van An en Rein Harrenstein-Schräder. Met name architectuurtekeningen uit het Nieuwe Instituut, het Bouwarchief en het Rietveld Schröder Archief zijn belangrijk geweest.

Het vijfde hoofdstuk biedt inzicht in de kunstopvattingen van An, die ze vooral samen met Jacob Bendien ontwikkelde. Ze schreven het boek Richtingen in de hedendaagsche

schilderkunst waarin getracht wordt de moderne kunstgeschiedenis niet op visuele aspecten te

groeperen, maar juist op basis van de levenshoudingen van de kunstenaars een categorisering aan te brengen. Het was hierbij van essentieel belang dat de kunstenaar dus een moderne levenshouding had, om een plek te krijgen in de canon van An en Bendien.

(13)

13

Hoofdstuk 1 Biografische schets

Om een goed beeld te krijgen van An Harrenstein-Schräder is het noodzakelijk om te begrijpen waar zij vandaan kwam. Ze wist zichzelf te onttrekken van haar katholieke milieu en wist een eigen leven op te bouwen in Amsterdam, alleen. De keuzes die An heeft gemaakt, of heeft moeten maken, staan in dit hoofdstuk centraal. Het leven van de jonge An is slecht gedocumenteerd en kan maar in kleine delen bijeen verzameld worden. Tijdens het onderzoek heb ik gebruik gemaakt van het Rietveld Schröder Archief (RSA), waar ook materiaal van het privéleven van Truus Schröder-Schräder, de zus van An, bewaard is gebleven. Interviews met Truus op 96-jarige leeftijd zijn waardevol gebleken om een beeld te schetsen van het leven van An en Truus, deze tapes zijn ook in het RSA bewaard. In het stadsarchief van Amsterdam en via aantekeningen in kranten, geraadpleegd via de online database Delpher, zijn ook sporen van de jonge An terug te vinden. Al deze verschillende informatiebronnen geven samen een redelijk beeld van het leven van de jonge Johanna Gerharda Antonia Schräder.

De jeugd van An Schräder (1887 – 1912)

Op 8 juli 1887 werd Johanna Gerharda Antonia (An) Schräder geboren in Deventer als dochter van Bernardus Johannes Schräder en Johanna Geertruida Mentzen. Ze was het vijfde kind van het echtpaar, maar het eerste kind dat niet een vroege kinderdood zou sterven. Twee jaar later, op 23 augustus 1889, werd haar zusje Geertruida Antonia (Truus) Schräder geboren. De twee zusjes brachten veel tijd samen door en waren erg op elkaar gesteld, de vriendschappelijke band zouden ze altijd blijven behouden. Bernardus Schräder had een fors vermogen weten te verdienen in de textielindustrie waardoor het gezin tot de gegoede

(14)

14 middenklasse behoorde.6

Tussen 1896 en 1901 verhuisde het gezin naar Arnhem.7

Aan de Velperweg 43 betrokken ze een patriciërshuis genaamd ‘Huis Averhilde’, dit huis is toonaangevend voor de welvaart waarbinnen de meisjes Schräder zijn opgegroeid. (zie afb. 1)

Toen An zeven jaar oud was overleed haar moeder. Haar vader hertrouwde twee jaar later, in 1896, met Alettea Grundemann. 8

In de interviews horen we Truus terugblikken op deze periode. Ze vertelde dat hun stiefmoeder erg streng was, maar vooral zeer rooms-katholiek. Zo moesten de zusjes op hun vijftiende verplicht een jaar naar de katholieke kostschool Pensionnat de Soeurs de Notre Dame in Amersfoort. Deze kostschool was opgericht door de nonnen volgens een voorbeeld uit België.9

Het was de bedoeling dat de meisjes hier voorbereid werden op hun toekomstige taak als goede katholieke huisvrouw en moeder. Truus vertelde tijdens het interview dat zij en An zich in dit rooms-katholieke milieu nooit hebben thuis gevoeld. 10

Van An is bekend dat zij in het schooljaar van 1901 – 1902 leerlinge was aan het

Pensionnat des Soeurs de Notre Dame, een briefkaartje van haar vader is in het RSA bewaard

gebleven. In juni 1906 werd in de kranten vermeld dat ‘mej. J.G.A. Schräder’ geslaagd was voor haar examen in ‘boekhouden en handelscorrespondentie voor de practijk’.11

An is dan negentien jaar oud.

6 Nagtegaal, C. Tr. Schröder-Schräder. Bewoonster van het Rietveld Schröderhuis. Utrecht: Impress, 1988.

p. 5.

7 Dat het gezin tussen 1896 en 1901 moet zijn verhuisd concludeer ik uit twee archiefstukken die ik heb

gevonden. In 1896 werd het huwelijk tussen Johannes Schräder en Aletta Grundemann gesloten, als woonplaats staat bij Johannes Schräder nog steeds ‘Deventer’ genoteerd. Het tweede archiefstuk is afkomstig uit het Rietveld Schröder Archief (RSA), dat zich bevindt in het Centraal Museum, hier vond ik een briefje van Johannes Schräder geadresseerd aan An, hier leest het adres ‘Velperweg 43, Arnhem’.

8 Trouwakte Bernardus Johannes Schräder en Aletta Clasina Maria Gründemann, 8 januari 1896. Archief

van de ambtenaar van de burgerlijke stand. Archiefnummer 516, 1816-1928. Inventarisnummer 4892, aktenummer 9. Online geraadpleegd, mei 2017: [https://www.erfgoedleiden.nl/collecties/personen/zoek- op-personen/deeds/fbb38946-dcd0-abab-0c71-fe9866fd4f47?person=a8d7ea73-34fe-4bbb-7a10-d0e6421d2124]

9 Erve, D. van ‘t, De zusters van Onze Lieve Vrouw van Amersfoort: naar een wereld van menselijkheid.

Amstelveen: Luyten,1987. p. 5.

10 Interviews met Truus Schröder-Schräder, 1983. Audiobestanden zijn op te vragen in het Rietveld

Schröder Archief, geen inventarisnummer bekend.

(15)

15 Na dit examen is An waarschijnlijk naar het Duitsland vertrokken, net als haar zusje Truus. Van Truus weten we dat ze naar Hannover en Londen is gegaan. Van An is geen concreet bewijs gevonden om dit te ondersteunen, maar Truus heeft in een interview met Gerrit Oorthuys (zoon van de fotograaf Cas Oorthuys) verteld dat An een paar jaar in München heeft gezeten.12

Truus memoreerde over An en haar periode in Duitsland: ‘Overal

waar ik kwam was mijn zus al geweest, ze had mijn pad klaargemaakt. Ik moest daar altijd maar tegenop kunnen. En ik vond mijn zus aan heel veel kanten volmaakt. Ik zag er vreselijk tegenop. Ik was gewoon een mislukking, he. Ik zei, dat wil ik niet meer, ik wil mijn eigen houtje, mijn eigen weg gaan. Toen ben ik naar Hannover gegaan omdat gezegd werd dat daar het mooist Duits gesproken werd.’13

Of An net als Truus ook naar Engeland is gegaan is niet bekend.

Bewondering voor de grote zus

Deze toon van bewondering voor haar zus is typerend voor Truus, zij heeft in interviews vaak herhaald dat ze het gevoel gehad dat An al zo veel verder was in haar ontwikkeling. Voor Truus bleek het lastiger om los te breken van haar katholieke milieu. In 1911 huwde ze met de advocaat Frits Schröder en verhuisde ze naar Utrecht. Hier ging ze wonen in een patriciërshuis, net als in haar jeugd. Ondanks haar wensen om te willen studeren, was dit niet meer mogelijk na de geboorte van haar zoon Binnert in 1912. An had deze belemmeringen niet, zij koos er voor om te gaan studeren en een eigen leven op te bouwen. Iets waar Truus altijd bewondering voor heeft gehad. De goede relatie tussen Truus en An zag Frits als een gevaarlijke relatie, een waar hij het niet mee eens kon zijn. De zienswijze van An vond hij onjuist en zag deze ook terug bij zijn eigen vrouw.

12 Opnametapes geschonken door Gerrit Oorthuys. Zijn op aanvraag beschikbaar, nog geen

inventarisnummer, op te vragen in het Centraal Museum, Utrecht.

(16)

16 Er waren veel persoonlijke geschillen tussen de twee, in juni 1914 liep het kennelijk zo hoog op dat Frits een uitgebreide persoonlijke brief schreef aan Truus. In deze brief zette Frits op haast juridische wijze uiteen wat hij zag als de oorzaak van de verschillen tussen hem en Truus. Zo schreef hij dat zowel Truus, net als An, haar rechtsgevoel ontleende uit theorieën en literatuur en trachtte haar leven conform met deze ideologieën in te richten. Frits analyseerde daarentegen eerst de situatie en op basis daarvan kon hij morele keuzes maken.14

Dit was een groot punt van discussie wat betreft de opvoeding van de kinderen en voor de samenleving in het huwelijk. Het verwijt dat Truus te veel volgens ideologieën handelde, maakte Frits ook aan An. Kennelijk boterde het zo slecht tussen de twee dat Frits in de brief schreef: In dit opzicht gaat Anna nog verder (…) zoodat nauwe samenleving tusschen Anna

en mij praktisch uitgesloten is.15

Dit citaat schetst een beeld van An waar ze duidelijk lijkt te breken met de wereld waar zij vandaan komt, waar Frits Schröder altijd toe heeft behoord. Ze was stellig en had een duidelijke ideeën over hoe haar leven ingericht moest worden, volgens moderne theorieën. Truus verlangde dit ook, en hield er haar eigen opvattingen op na. Na het overlijden van Frits in 1923 wist Truus hier pas echt vorm aan te geven. Ze verhuisde weg uit het grote, statige, huis en bouwde ze samen met Gerrit Rietveld een klein, zeer modern, woonhuis aan de Prins Hendriklaan 50. Het huidige Rietveld Schröderhuis in Utrecht.

An naar Amsterdam

Op het moment dat Frits zijn brief schreef woonde An al twee jaar lang in Amsterdam. Uit de woningboeken blijkt dat zij in oktober 1912 officieel ingeschreven stond aan de Prinsengracht

14 Brief van Frits Schröder aan Truus Schröder 11 juni 1914. Rietveld Schröder Archief, geen

inventarisnummer.

(17)

17 418.16

An was toen vijfentwintig jaar oud. Voor een alleenstaande vrouw was het erg onconventioneel om naar een andere stad te verhuizen. An verhuisde naar Amsterdam om aan de universiteit te gaan studeren en begon in september 1912 aan haar studie Staatswetenschap aan de Universiteit van Amsterdam en duikt zij op in de ledenlijst van de ‘Amsterdamsche Vrouwelijke Studenten Vereeniging’ (A.V.S.V.).17

Om aan deze studie te kunnen beginnen heeft An eerst een staatsexamen moeten afleggen. Kennelijk was haar scholing niet goed genoeg om direct toegelaten te worden tot de studie. Toen ze begon aan haar studie duurde het nog enkele jaren voor zij zou trouwen. Dit gebeurde pas in mei 1915. An Schräder heeft dus ruim drie jaar als ongehuwde vrouw in Amsterdam gewoond terwijl zij studeerde.

De keuze voor een studie staatswetenschap toont al aan dat An erg geïnteresseerd was in de sociale en politieke wereld om haar heen. De studie maakte onderdeel uit van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid en hield zich, in tegenstelling tot een studie rechten, meer bezig met de politieke omstandigheden waarin een individu zich begeeft. Vanuit de Staatswetenschap is uiteindelijk ook de huidige studie sociologie ontstaan. An legde in 1918 haar doctoraalexamen af en verkreeg hierbij ook de bevoegdheid om de doctor-titel te gebruiken.18

Bewust van de sociale positie van de vrouw

Toen An in februari 1914 haar kandidaatsexamen aflegde was zij een van de drie vrouwen die dat semester haar kandidaatsexamen deed, zevenendertig mannelijke studenten deden ook

16 Samen met Anna Christina Walter woonde zij in bij mevrouw Annegam, een weduwe die vermoedelijk

extra kamers verhuurde aan jonge dames om een zakcentje te kunnen verdienen. Gevonden in het: Stadsarchief Amsterdam: Woningboek P29/73.

17 Ledenlijsten A.V.S.V. Archief van het Amsterdamsch Studenten Corps, toegangsnummer: 1215,

inventarisnummer: 1538.

18 Het was in het begin van de 20e eeuw gebruikelijk om bij het behalen van het doctoraalexamen ook

ervoor te kiezen om te promoveren. Bij het examen moest de student enkele stellingen innemen om te verdedigen, de student promoveerde dan op dezelfde dag als dat het doctoraalexamen werd behaald. Voor meer informatie hierover zie: Breimer, D. Damen, J. Hora est! (On dissertations). Leiden:

(18)

18 examen dat jaar.19

In het hele studiejaar bestond uit vijf vrouwelijke en vierenzeventig mannelijke studenten, dit komt neer op een percentage van vijf procent. Dit was lager dan in deze periode gemiddeld was, gemiddeld bestond het aantal studenten voor tien procent uit vrouwen.20

Barbara van Balen licht in haar boek Vrouwen in de wetenschappelijke arena toe dat tijdens de Eerste Wereldoorlog het aantal vrouwen dat aan de universiteit studeerde op een hoger gemiddelde uitkwam omdat veel mannen werden opgeroepen zich in te zetten voor het vaderland.21

De positie van vrouwen in de maatschappij was daarentegen alles behalve sterk. Via de Vereeniging voor Vrouwen Kiesrecht, opgericht door en onder leiding van Aletta Jacobs, zetten vele vrouwen zich sinds 1894 in voor het verkrijgen van stemrecht, ze slaagden er pas in 1919 in deze doelstelling te behalen.

Uit het archief van A.V.S.V. blijkt dat vrouwenemancipatie een groot onderwerp was van gesprek. De vrouwen kwamen tijdens hun bijeenkomsten samen om te spreken over het bevorderen van de maatschappelijke positie van de vrouw, niet alleen in de academische kringen, maar ook in de maatschappij. Zo lezen we in de notulen van een vergadering in 1912 dat de feministische organisatie die de tentoonstelling De Vrouw 1813 – 1913 organiseerden het clublokaal mochten gebruiken om wekelijks te vergaderen. De vrouwen uit deze organisatie waren bekende figuren van de eerste feministische golf. Later kwam Maria Boissevain-Pijnappel een lezing houden over het belang van het vrouwenkiesrecht. In de notulen van de latere jaren zien we de sociale positie van de vrouw steeds vaker als onderwerp van discussie terugkomen tijdens de bijeenkomsten en vergaderingen van het A.V.S.V..

In de notulen is de naam An niet terug te vinden, ze stond enkel als lid ingeschreven. Wat op zich niet vreemd is want de notulen betroffen vaak de activiteiten en de gebeurtenissen

19 Registers kandidaatsexamens. Archief van de Universiteit van Amsterdam, Faculteit der

Rechtsgeleerdheid, toegangsnummer: 30068, inventarisnummer: 537.

20 Balen, B. van, Vrouwen in de wetenschappelijke arena. Sociale sluiting in de universiteit. Amsterdam:

Uitgeverij Het Spinhuis, 2001. p. 3.

(19)

19 zonder dat hier de namen van de leden specifiek genoemd werden. Ook werden er geen presentielijsten bijgehouden. Toch kunnen we er van uitgaan dat An zich wel steeds bewuster geworden moet zijn van de positie van de vrouw. Dit was vrijwel het enige was waar de dames over spraken tijdens hun vergaderingen.

In september 1914 verhuisde An naar Amsterdam Oud-Zuid en betrok zij een kamer aan de Wouwermanstraat 36. Recht tegenover haar huis op nummer 37 bevond zich het hoofdkantoor van de vereniging voor vrouwenkiesrecht. Vanuit dit kantoor werden onder andere optochten georganiseerd om aandacht te vragen voor de politieke positie van de vrouw. Vanuit haar huis zou ze deze activiteiten toch voor een deel moeten hebben meegekregen. An was ook niet de enige A.V.S.V.’er die in deze kleine straat woonde. Meerdere studentes betrokken hier een kamer.

Huwelijk met Rein

Het huwelijk tussen An Schräder en Rein Harrenstein vond plaats op 20 mei 1915. Wanneer, waar en hoe de twee elkaar hebben ontmoet is niet te achterhalen, wel weten we dat ze beiden op het moment van trouwen nog student waren. Rein studeerde medicijnen aan de Universiteit van Amsterdam, hij zou de eerste kinderarts en –chirurg worden van Nederland. Het afsluiten van het huwelijk tussen de twee is niet zonder slag of stoot gegaan. An, die op het moment van trouwen 27 jaar oud was, had wettelijke toestemming nodig van haar vader om te trouwen.22

Haar vader weigerde die te verlenen. Met tussenkomst van het kantonrecht is het mogelijk gemaakt dat de twee samen konden trouwen. In het proces verbaal is te lezen dat ‘de vader van de verzoekster, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet voor ons is verschenen.’23

22 Wanneer een persoon jonger was dan dertig jaar was schriftelijke toestemming van de ouders

noodzakelijk. Dit was tot aan de jaren zestig de wetgeving.

23 Bijlagen van de huwelijksakte van Reinder Johan Harrenstein en Johanna Gerharda Antonia Schräder.

15 mei 1920: Reg. 2C fol. 19. Online geraadpleegd, mei 2017: [https://www.wiewaswie.nl/nl/detail/31332764]

(20)

20 Het blijft gissen naar de reden van de vader om geen toestemming te verlenen voor het huwelijk. Het is mogelijk dat An al eerder had gebroken met haar vader en dat er geen contact meer was. Het zou ook goed kunnen dat het een religie-kwestie was, de familie Harrenstein was gereformeerd protestants en de familie Schräder was immers rooms-katholiek. Voor An of Rein moet dit geen probleem geweest zijn, in de huwelijksakte lezen we dat ze beiden bij kerkelijke overtuiging ‘geen’ op hebben gegeven.24

Het heeft uiteindelijk twee maanden geduurd voor alle papieren in orde waren om te mogen trouwen met Rein. We kunnen stellen dat An in 1915 definitief heeft gebroken met haar vader en op haar eigen manier heeft besloten haar leven in te richten.

Deelconclusie

Het volgen van An door haar jeugd en adolescentie geeft ons een beeld van haar leefomgeving. De familie Schräder was een welvarende familie, Truus en An werden opgevoed volgens de heersende rooms-katholieke idealen. Een reconstructie van deze periode is lastig. We weten dat ze op vijftienjarige leeftijd naar een kostschool is geweest, op negentienjarige leeftijd een opleiding boekhouding heeft voltooid en dat ze hierna naar München is geweest. Wat ze hier deed, hoe lang ze hier heeft gezeten, dat is niet bekend. Heeft zij hier ook gestudeerd, of nam zij deel aan andere activiteiten? Is hier de transformatie naar een eigenzinnig modern leven al begonnen? We kunnen met zekerheid zeggen dat dit in ieder geval in 1912 An heeft gebroken met de rooms-katholieke opvoeding. Het was zeer uitzonderlijk om als ongehuwde vrouw naar een andere stad te gaan om te studeren. De brief van Frits Schröder aan Truus laat ons zien dat in 1914 de zienswijze van An zo ver van Frits af staat dat hij dit als gevaarlijk bestempelde. In 1915 huwde ze met Rein, tijdens dit huwelijk weigerde haar vader toestemming te verlenen. Dit schetst een definitieve breuk met het ouderlijk huis. In Amsterdam werd zij lid van het

24 Huwelijksakte van Reinder Johan Harrenstein en Johanna Gerharda Antonia Schräder. 15 mei 1920:

(21)

21 A.V.S.V. waar zij zeker geconfronteerd moet zijn met de eerste feministische golf, de maatschappelijke positie van de vrouw was een van de belangrijke gespreksonderwerpen binnen deze vereniging. Later zou ze zich ook als feministe in zetten, ik heb geen bewijsmateriaal kunnen vinden die onderschrijven dat ze dit ook deed voor haar huwelijk met Rein.

(22)

22 Hoofdstuk 2 Activiteiten van An Harrenstein-Schräder

An wist een plaats voor zichzelf in te nemen in de wereld van beeldend kunstenaars, politici, musici, schrijvers, journalisten, theatermakers en filmmakers. Deze diverse groep mensen die An om zich heen had verzameld waren succesvol en genoten veel aanzien. Het linkse, intellectuele, progressieve karakter is tekenend voor het milieu waar An zich in begaf. Om te kunnen bepalen welke rol An had in de culturele avant-garde ten tijde van het interbellum, moeten we de activiteiten van An nagaan. Een genootschap waar An zich erg mee verbonden moet hebben gevoeld is Het Genootschap Nederland Nieuw Rusland, waar zij minimaal zes jaar bestuurslid is geweest van 1928 tot aan 1934.25

Dit was een Genootschap dat zich vooral richtte op de bestudering van het culturele leven van het ‘Nieuwe Rusland’.

In dit hoofdstuk zal een analyse volgen van Het Genootschap Nederland Nieuw

Rusland, wat waren de doelstellingen van het Genootschap, wie waren er lid? Wat was de rol

van An? Daarna zullen korte analyses volgen over andere organisaties of genootschappen waarmee An verbonden was. Het Komitee Kesangsaraän Ra’jat, de Vereeniging tot Stichting

Socialistische Leeszalen en de Tooneelliga. Tot slot worden aan de hand van deze analyses

conclusies getrokken over het milieu waar in An zich begaf en haar mate van betrokkenheid.

Het Genootschap Nederland Nieuw Rusland

Over het Genootschap Nederland Nieuw Rusland is niet veel bekend, er zijn slechts flarden archiefmateriaal bewaard gebleven. In 2013 is door historicus Gerrit Voerman een artikel over het Genootschap gepubliceerd: ‘Vrienden van de Sovjet Unie’. Dit artikel vormt samen met een doctoraalscriptie van Marianne de Boeij uit 1994 de enige wetenschappelijke

25 Het Genootschap bracht ook een tijdschrift uit, Nieuw Rusland, Orgaan van het Genootschap Nederland

(23)

23 publicaties over het Genootschap.26

Een andere bron van informatie is het tijdschrift vat het Genootschap dat tweemaandelijks verscheen, onder de naam Nieuw Rusland. Het proefnummer verscheen december 1928 en heeft bestaan tot december 1934.

Het Genootschap werd in 1928 opgericht door journalist Adriaan Pieter Prins (1884 – 1958) en zijn echtgenote Ina Prins – Willekes Macdonald (1886 – 1979) die de cultuur van Sovjet Rusland in de breedste zin wilden bestuderen, volgens de oprichters was hier eerder niet de mogelijkheid toe. De precieze aanleiding tot oprichting van het Genootschap is lastig te achterhalen waarschijnlijk was dit een conferentie ‘De internationale conferentie van proletarische auteurs’ die in november 1927 ter ere van de tiende verjaardag van de Oktoberrevolutie in Moskou plaats vond. Op 21 januari 1928 werd in gesloten gezelschap een vergadering is georganiseerd door enkele Nederlandse kunstenaars en intellectuelen waar werd gediscussieerd over een mogelijke oprichting van een vereniging die zich als doel zal stellen ‘het bestuderen van de ontwikkeling van de cultuur in het Nieuwe Rusland’.27

20 oktober 1928 was vermoedelijk de officiële oprichtingsdatum geweest van het Genootschap, de leden van het bestuur werden toen verkozen.28 In december verscheen het propaganda

nummer van het tijdschrift Nieuw Rusland.

Het lijkt er op dat An niet vanaf het prille begin bij het Genootschap betrokken was. In het Geheim Archief, digitaal ontsloten door het Koninklijke Nederlandse Academie voor Wetenschappen, zijn verslagen en aantekeningen te vinden betreffende ‘verdachte organisaties’. In juni 1928 ging een circulaire rond die mensen moest werven om tot officiële oprichting van het Genootschap te komen. Bij deze circulaire werd een namenlijst gevoegd. An heeft deze circulaire niet ondertekend. Wel zien we hier kennissen of vrienden van An

26 Marianne de Boeij schreef in 1994 haar scriptie over Het Genootschap Nederland Nieuw Rusland ter

afronding van haar studie Slavische Taal- en Letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen.

27 De Boeij, M. Het Genootschap Nederland – Nieuw Rusland (1928 – 1933). Doctoraalscriptie Slavische

Taal- en Letterkunde, Rijksuniversiteit Groningen, 1994. p. 9 – 11.

(24)

24 op de lijst, waaronder: Gerrit Rietveld, Hildo Krop en Charley Toorop.29

Het is met zekerheid te stellen dat An betrokken was bij het genootschap vanaf december 1928 in het eerste nummer van het tijdschrift is ze vermeld als lid van het Algemeen Bestuur.

Een politiek neutraal genootschap?

In de statuten van het Genootschap werd nadrukkelijk vermeld dat het genootschap zich onthield van iedere partijstelling, bemoeiing of propaganda in kwesties van politiek en economie.30

Dit is een dubieuze uitspraak als het gaat om de bestudering van een land waar politiek en cultuur zo met elkaar verweven zijn. Het is daarom ook dat de circulaire van juni 1928 direct opviel voor de Nederlandse Geheime Dienst. Tot aan 1936 is het Genootschap nauwkeurig gevolgd en telkens bestempeld als ‘mantelorganisatie’ van de Communistische Partij Holland.31

In werkelijkheid zal het geen mantelorganisatie zijn geweest, er waren leden die ook lid waren van de C.P.H., maar dit gold zeker niet voor iedereen. Voor de Nederlandse politiek leek het Genootschap een weinig actieve rol te spelen. De leden waren voornamelijk socialistische intellectuelen die samenkwamen om de Russische cultuur te vieren en te bestuderen.

Na de oprichting stuitte het Genootschap op veel weerstand in het anticommunistische Nederland. Zo schreef de krant De Tijd dat het pas opgerichte genootschap een werktuig was om het ‘communistisch gif’ te verspreiden in Nederland.32

De Telegraaf geloofde ook niets van deze poging tot objectieve benadering van de Sovjetcultuur, een onbekende auteur

29 Afschrift van de oprichtings-circulaire van het genootschap Nederland-Nieuw Rusland, juni 1928.

Nationaal Archief, Den Haag: Ministerie van Justitie geheim chronologisch archief oktober 1918 t/m december 1939. Toegangsnummer: 2.09.22 inventarisnummer: 16334. Online geraadpleegd, juli 2017. [http://resources.huygens.knaw.nl/rapportencentraleinlichtingendienst/data/DetailResultaat?reconstructieid =867&zoekterm=Nederland-Nieuw]

30 Ansichtkaart om leden te werven, met vermelding van de statuten. Archief van H.P.L. Wiessing,

toegangsnummer: ARCH01641, inventarisnummer: 154.

31 Rapporten van de Centrale Inlichtingendienst. 1933, nr. 1. Nationaal Archief, Den Haag: Archief van

Ruijs de Beerenbrouck. Toegangsnummer: 2.21.244, inventarisnummer: 113. Online geraadpleegd, juli 2017.

[http://resources.huygens.knaw.nl/rapportencentraleinlichtingendienst/data/DetailResultaat?reconstructieid =1994&zoekterm=Nederland-Nieuw]

(25)

25 schrijft honend: ‘de bevordering […] van het contact met de cultuur van het Nieuwe Rusland, wel te verstaan zonder politieke of economische bemoeiing. Want zóó is Rusland niet. […] Wie lacht daar?’33

Het Limburgsch Dagblad typeerde het genootschap als een ‘voorpost van het bolsjewisme’ in Nederland en schreef dat het bestuderen van de Russische cultuur onmogelijk moest zijn omdat in Rusland één essentiële cultuur-factor zou ontbreken: vrijheid.34

Na deze aantijgingen in de media zag het Genootschap zich verplicht om duidelijke doelstellingen te treffen die gelegenheid zouden bieden te bewijzen dat de beschuldigingen van politieke (bij)bedoelingen ongefundeerd zouden zijn.35

Dit zou gebeuren via, naar eigen zeggen, ‘vakkundig getoetste berichtgeving’ (het tijdschrift) en ‘gelegenheid tot directe waarneming’ (tentoonstellingen, lezingen en zo voorts).36

Het Genootschap moest zich continu bewijzen om niet weggezet te worden als een communistisch bolwerk.

In hoeverre er sprake was van deze ‘vakkundig getoetste berichtgeving’ valt te discussiëren. Het Genootschap stond namelijk in direct contact met de Russische

Vsesojoeznoje Obsjtsjestvo Kulturnoj Svjazi s Zagranitsej (VOKS: de Al-Unie Vereniging

voor de Culturele Betrekkingen van de Sovjet-Unie met het Buitenland). De VOKS werd in 1925 door het Kremlin in het leven geroepen om de internationale banden die tijdens de oorlog en burgeroorlog waren verbroken te herstellen. In Nederland, en heel West-Europa, was er sprake van een anticommunistisch sentiment. De Sovjet-Unie raakte hierdoor in isolement, maar door artistieke en wetenschappelijke kennis uit te wisselen zou de VOKS dit (ten dele) kunnen herstellen. Vriendschapsverenigingen waren voor de VOKS een belangrijk middel om deze propaganda in werking te zetten. De VOKS voorzag ze van artikelen, foto’s,

33 ‘Cellenbouw’ De Telegraaf, 27 juni 1928.

34 ‘Een voorpost van het Bolsjewisme’ Limburgsch Dagblad, 15 december 1928.

35 Ansichtkaart om leden te werven, met vermelding van de statuten. Archief van H.P.L. Wiessing,

toegangsnummer: ARCH01641, inventarisnummer: 154.

(26)

26 periodieken, films en assisteerde bij het inrichten van tentoonstellingen. 37

De VOKS voorzag ook het Genootschap Nederland Nieuw Rusland van informatie door het toezenden van deze materialen en diensten om zo het Genootschap een ‘zuiver’ beeld van de Sovjetcultuur te laten verspreiden.

De invulling van het Genootschap

Het Genootschap was met name geïnteresseerd in de moderne vernieuwingen in Rusland en de Russische cultuur. In het tijdschrift verschenen artikelen over onder andere de Russische architectuur, toneelkunst, literatuur, filmkunst, fotografie en poëzie, maar ook sociale kwesties kwamen aan bod. Onderwerpen als het Russisch onderwijssysteem, de positie van de vrouw in de samenleving, wetenschappelijke ontdekkingen, religie en het arbeidsleven in Rusland kwamen ruimschoots aan bod. Verder organiseerde het Genootschap cultuurreizen naar Rusland, lezingen, filmvertoningen, theatervoorstellingen en tentoonstellingen. In 1928 werd de eerste een lezing georganiseerd door schaakspeler Gerard Oskam over het schaakspel in de Sovjet-Unie als opvoedende factor.38 In de jaren daarna werden jaarlijks een vijftal lezingen georganiseerd, één of twee (reizende) tentoonstellingen, enkele filmvertoningen en theatervoorstellingen. In april 1929 organiseerde het Genootschap de eerste tentoonstelling over grafiek en boekdrukkunst in het Stedelijk Museum in Amsterdam. Deze tentoonstelling werd door de pers goed ontvangen. Zelfs De Tijd die eerder berichtte over het ‘communistisch gif’ vond de tentoonstelling een ‘bezienswaardig geheel’.39 Het organiseren van deze activiteiten zorgde er voor dat het Genootschap meer aanzien kreeg en ook serieuzer werd genomen als Genootschap. Ze wisten uit te groeien tot een middelgroot genootschap. Het ledental steeg van zo een driehonderd leden in 1928 naar zeshonderd leden in december

37 Voerman, G. ‘Vrienden van de Sovjet-Unie’ Thematijdschrift Nederland Rusland, jrg. 3, nr. 1 (2013). p.

77.

38 ‘Mededeelingen van het Bestuur’ Nieuw Rusland jrg. 1 nr. 1 (1928). p. 32.

(27)

27 1930. De oplage van het blad Nieuw Rusland schommelde tussen de 1.000 en 2.000 exemplaren.40

An en het Genootschap

Als bestuurslid was An betrokken bij de dagelijkse gang van zaken en invulling geven aan de activiteiten. Het Algemeen Bestuur kwam maandelijks bijeen om te vergaderen over de dagelijkse gang van zaken. Het bestuur was ook verantwoordelijk voor het invulling geven aan activiteiten, deze te organiseren en het opzetten van commissies binnen het Genootschap. Tot aan december 1930 was de voorzitter van het Genootschap de journalist en redacteur H.P.L. (Henri) Wiessing (1878 – 1961). In zijn archief, bewaard in het Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam, vinden we notities en aantekeningen die ons iets vertellen over de invulling van het bestuur. Zo valt op te maken dat er met enige regelmaat bij An aan de Weteringschans werd vergaderd door het bestuur.

Bij welke activiteiten An precies betrokken was is niet te achterhalen, in het tijdschrift werd geen verantwoording afgelegd wie welke activiteit had georganiseerd. Wel vinden we in het archief van Wiessing terug dat An hier zeker invloed op had, toen laatste wijzigingen moesten worden doorgevoerd voor een muziekvoorstelling in het Muziek Lyceum Amsterdam had An een duidelijke inspraak.41

De pianisten Nikolaj Lopatnikof en Alexander Tsjerpnin zouden samen met Nederlandse muzikanten een opvoering geven. Lopatnikof kon op het laatste moment toch niet optreden in Amsterdam omdat hij ook geboekt was in Berlijn. An heeft het advies gegeven het concert in het Muziek Lyceum toch door te laten gaan en

40 Voerman, G. (2013): p. 78.

41 Brief van secretaris A.P. Prins aan voorzitter H.P.L. Wiessing. Archief van H.P.L. Wiessing,

(28)

28 niet het hele concert af te blazen. Dit is uiteindelijk ook gebeurd.42

We vinden An ook terug in de notulen van de Algemene Ledenvergadering van 1929, ze werd genoemd als initiatiefneemster en secretaris van de Propaganda Commissie. Het was de bedoeling meer leden te werven, hoe de propagandacommissie hier precies invulling aan wenste te geven is niet terug te vinden. In de scriptie van De Boeij is te vinden dat in het voormalig Staatsarchief van de Russische Federatie in Groningen (GARF) correspondentie bewaard is gebleven tussen Harrenstein en de VOKS over deze commissie. Deze zou hebben bestaan uit 15 personen die de opdracht hadden nieuwe Nederlandse intellectuelen te interesseren voor het Genootschap.43

Een taak perfect weggelegd voor An, die veel connecties had in deze intellectuele kringen.

Andere activiteiten An Harrenstein-Schräder

Naast bestuurslid van het Genootschap Nederland Nieuw Rusland, was An betrokken bij meer initiatieven, actiegroepen en organisaties. An was betrokken bij de oprichting van een ‘Socialistische Leeszaal’, de Toneelliga in Amsterdam en steunde het Komitee Kesangsaraän

Ra'jat Indonesia. Een actiegroep die aandacht wilde voor de werkeloosheid onder de

‘inheemsche bevolking’ van het voormalig Nederlands Indië, opgericht in 1932.44

Het tijdschrift dat ze oprichtte De Werkende Vrouw wordt in het volgend hoofdstuk uitgebreid geanalyseerd.

Komitee Kesangsaraän Ra’jat

Over het Komitee Kesangsaraän Ra’jat is weinig te vinden in archieven, krantenartikelen of in publicaties. In het archief van H.P. Berlage (1856 – 1934), bewaard in het Nieuwe Instituut, vinden we een omslag met notities over dit comité. Deze werd in 1932 als een

42 Ibidem

43 De Boeij (1994): p. 19.

(29)

29 steuncomité opgericht, waarschijnlijk als een reactie op een van de steuncomités van het

Nationaal crisis comité die financieel hulp bood aan de werkeloze Europeaan wonend in de

kolonie.45

Het doel van het Komitee Kesangsaraän Ra’jat was om de werkeloosheid onder de ‘inlanders’ of de ‘inheemsche bevolking’ te vergroten en de positie sterker te maken. Het comité had in het begin moeite met het werven van steun, daarom wilden ze een apart ‘comité van aanbeveling’ vormen. Dit comité zou bestaan uit bekende persoonlijkheden die het steuncomité meer status en ook meer erkenning zouden kunnen geven, zo blijkt uit een brief van een van de initiatiefnemers, J. Ichsan, aan architect H.P. Berlage.46

Uit deze brief blijkt dat ook An Harrenstein-Schräder om deze zelfde reden was benaderd en haar toezegging reeds had gedaan. In de kranten waar gepubliceerd werd ten behoeve van het steuncomité werd dan ook altijd het comité van aanbevelingen vermeld, waar we de naam A. Harrenstein-Schräder zien. Enkele andere bekenden die in het steuncomité zaten waren: H. Roland Holst (dichtster), Charley Toorop (kunstenares), H.P.L. Wiessing (journalist, redacteur), H. Th. Wijdeveld (architect), H.P. Berlage (architect), Cor Ruys (acteur), L.A. Rademaker (redacteur, theoloog), A. van Dalsum (acteur) en M. Broese van Groenou (feminist, vredesactivist).

Hoe lang het comité heeft bestaan, hoe betrokken de leden waren en in hoeverre actief propaganda werd verspreid ten behoeve van het comité is allemaal onbekend. Maar An was kennelijk belangrijk genoeg om met haar naam in het comité van aanbeveling te verschijnen. Ze steunde de zaak kennelijk en koos publiekelijk partij voor de Indonesische bevolking. Dit was zelfs in het links-intellectuele, progressieve milieu niet altijd gangbaar. Zo werd de officiële krant van de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP), Het Volk, er niet gesproken over de schrijnende situatie van de Indonesische bevolking. Als we De Tribune

45 ‘De “rechtspositie” van assistenten in Indonesie. Steunpilaren van het Imperialisme die als koelies

behandeld worden.’ De Tribune, 15 januari 1931.

46 Brief J. Ichsan aan H.P. Berlage, 11 mei 1932. Archief van H.P. Berlage, archiefnaam: BERL,

(30)

30 een andere SDAP-krant er op naslaan, een krant die een veel linksere en communistische inslag heeft, zien we wel artikelen over deze situatie van de Indonesische bevolking. Hier werd met grote afgunst gesproken over de Nederlandse kolonisten. Zo lezen we in januari 1931 bijvoorbeeld: ‘(…) de Indonesische bevolking, valt het absoluut buiten den gezichtskring der overheerschers. Werklooze Indonesiërs kunnen krepeeren, „habis perkara!" (Maleische uitdrukking voor: de zaak is daarmee afgedaan!)’47

Op basis hiervan kunnen we stellen dat niet alle linkse progressievelingen meteen ook tegen de onderdrukking in Nederlands-Indië waren. Het standpunt van An kan hierdoor dus worden opgemerkt als erg vooruitstrevend en progressief.

Vereeniging tot stichting van socialistische leeszalen

An stond in nauw contact met leden van de SDAP, waarschijnlijk is ze zelf ook lid geweest. Samen met zeven andere SDAP’ers trachtte An socialistische leeszalen op te richten. Dit valt op te maken uit een krantenbericht verschenen 16 mei 1931 in Het Volk. De krant bericht over de oprichting van Vereeniging tot stichting van socialistische leeszalen, waar men de mogelijkheid zou hebben om zoveel mogelijk dag- en weekbladen te lezen met betrekking tot ‘het socialisme en al zijn schakeringen’. In het krantenbericht wordt gesteld dat er al ‘reeds geruimen tijd’ behoefte is aan een dergelijke leeszaal.48

De behoefte ontstond waarschijnlijk vanwege een voorafgaand incident in de

Openbare Leeszaal Amsterdam. In de landelijke dagbladen als Het Volk, Het Vaderland en

andere regionale kranten is te lezen dat de neutraliteit van ‘De Openbare’ werd bevraagd omdat de neutraliteit in het geding kwam. Bepaalde boeken zouden geweerd worden of enkel op aanvraag beschikbaar zijn, zo ook voor de socialistische literatuur. De rel begon omdat het communistische dagblad De Tribune uit de leeszalen werd geweerd rond maart 1931.

47 ‘De “rechtspositie” van assistenten in Indonesie. Steunpilaren van het Imperialisme die als koelies

behandeld worden.’ De Tribune, 15 januari 1931.

(31)

31 Twee maanden later werd er bericht over een vereniging ter stichting van socialistische leeszalen. Het voorlopig comité bestond uit acht leden: Paul F. Sanders (musicus, muziekrecensent en kunstcriticus), Henk Brugmans (letterkundige en zou in 1939 aantreden tot de Tweede Kamer), Edo Fimmen (een bekend vakbondsleider), E. Kalan (beheerder van de toneelbibliotheek Amsterdam), Jef Last (schrijver), Jaap Nunes Vaz (journalist en later de oprichter van Het Parool), Johan Valkhoff (jurist, socioloog, bekend vanwege zijn politieke publicaties), Johan Winkler (journalist en schrijver) en An Harrenstein-Schräder.49

Over een socialistische leeszaal is verder nooit meer een krantenbericht verschenen. Waarschijnlijk is het project nooit van de grond gekomen.

Tooneelliga

De Tooneelliga werd in maart 1932 opgericht om vernieuwing en verjonging in het toneel te krijgen, het schouwburg-toneel werd gezien als burgerlijk. Het manifest, dat in april 1932 werd gepubliceerd in De Groene Amsterdammer waarin beschreven staat dat het toneel met de artistieke achterstand in Nederland in combinatie met de economische crisis een eigen crisis doormaakt. Er was geen sprake van actieve, of bewuste, interesse hebben ‘ons tooneelleven gebracht in een stadium van hopelooze inzinking’.50

De Tooneelliga stond voor het toneel weer een nieuw leven in te blazen. In De Groene Amsterdammer werden de namen gedrukt van de leden en het bestuur. An Harrenstein-Schräder is hier nog niet vermeld, wel haar zus Truus Schröder-Schräder. We zien daarbij zeker een tiental namen van leden die ook verbonden waren aan het Genootschap Nederland Nieuw Rusland, zoals: Cornelis van Eesteren (architect), Gerrit Rietveld (architect), Sybold van Ravesteyn (ingenieur) en Menno ter Braak (schrijver). In de krantenberichten van september 1932 lezen we dat de

Tooneelliga een afdeling in Amsterdam had opgericht en dat ‘mevr. J.G.A.

49 Ibidem

(32)

32 Schräder’ tijdelijk het secretariaat waarnam, aan de Weteringschans 141.51

Wanneer of hoe An lid is geworden van de liga is niet bekend, maar algauw nam ze een duidelijke rol binnen het bestuur in. Ze moet dus actief zijn geweest binnen de vereniging.

De Tooneelliga was maar een klein clubje, in Amsterdam waren er in 1932 ongeveer honderd leden, bij de oprichting in Utrecht waren er ongeveer vijftig geïnteresseerden. Het totaal aantal leden zal rond de tweehonderd à tweehonderdvijftig hebben gelegen. Naast het manifest is er ook één pamflet uitgebracht dat een maandelijks tijdschrift zou moeten zijn. Deze verscheen oktober 1932. In dit pamflet lezen we dat de leden van de liga op zoek waren naar een theater dat uitsteeg boven het bourgeois schouwburgtheater, het moest niet gaan enkel om amusement. Het theater was volgens de leden van de liga nodig omdat het diende als ‘uiting van de hoogere werkelijkheid der schoone kunst’ en het theater noodzakelijk is als ‘uiting en uitdrukking van onze collectieve nooden en wenschen, als sociale kunst’.52

Het was een roep om meer avant-garde theater. De leden van de liga waren erg links georiënteerde kunstenaars, intellectuelen, musici, schrijvers, architecten. Het is dan ook niet gek dat veel interesse uitging naar het Russische theater. Leden van Genootschap Nederland Nieuw

Rusland, de Tooneelliga, de Filmliga (waar An ook lid van was) waren vaak dezelfde

mensen. Ook in het theater werd gezocht naar een nieuw modern karakter, een diepere zingeving, weg van het ‘oude amusement’, zoeken naar een moderne invulling van het leven.

Deelconclusie

We kunnen stellen dat An zeer bekend was bij de links intellectuelen, binnen de verschillende activiteiten die we van An kunnen traceren zien we steeds dezelfde namen terug. Een gedeelde factor lijkt het Genootschap Nederland Nieuw Rusland, waar de Russische cultuur

51 ‘Tooneelliga’ Algemeen Handelsblad, 28 september 1932.

52 Pamflet van de Tooneelliga verschenen in oktober 1932, vindplaats: Bijzonder Collecties van de

(33)

33 werd besproken en bestudeerd. Met name de moderne, positieve, ontwikkelingen in Rusland werden op de voet gevolgd. De Russische cultuur was bij uitstek geschikt voor de modernisten die de sociale kwesties en de culturele kwesties als gelijk en verweven met elkaar zagen. Voor een moderne samenleving moest op alle fronten gezocht worden naar een nieuwe, moderne invulling van dit leven. Het Genootschap bestudeerde daarom zowel de sociale kwesties, de vrouw in de samenleving, het arbeidersleven, etc. Als wel de culturele kwesties, vernieuwingen in theater, muziek, beeldende kunst en in de architectuur (een onderwerp dat zich bij uitstek leende om vanuit een sociaal-cultureel perspectief te benaderen). An is minimaal zes jaar lang bestuurslid geweest, ze moet zich erg met het Genootschap verbonden hebben gevoeld. Het is een klein groepje intellectuelen geweest die zich hebben aangesloten bij het Genootschap, op het hoogtepunt waren er zeshonderd leden.

Ondanks dat het Genootschap alle aantijgingen probeerde te weren dat het een organisatie was die socialistische propaganda verspreidde, kunnen we stellen dat vanwege de samenwerking met de VOKS dit wel het geval was. Uit het bericht tot oprichting van

Vereeniging tot stichting socialistische leeszalen kunnen we opmaken dat An zeker

socialistisch gezind was. Kennelijk vond zij dat er te weinig toegang was om de mogelijkheid te hebben het ‘socialisme en al zijn schakeringen’ te kunnen bestuderen. An koos daarnaast ook openlijk partij voor het welzijn van de Indonesische bevolking in het toenmalig Nederlands-Indië. Ze sloot zich aan bij het Komitee Kesangsaraän Ra’jat, niet enkel als lid maar als lid van het comité van aanbevelingen. An moet een bekend figuur zijn geweest om toe te kunnen treden tot het comité van aanbevelingen, iets wat nu vergelijkbaar is met een

public endorsement.

In het linkse intellectuele milieu had An een publieke en actieve rol. Ze bekleedde enkele bestuursfuncties, zo nam ze ook bij de Tooneelliga tijdelijk het secretariaat waar. In de periode van deze activiteiten speelt ook de oprichting van een eigen feministisch tijdschrift,

(34)

34

De Werkende Vrouw, wat in hoofdstuk drie besproken zal worden. Daarnaast schreef ze in

deze periode, samen met Jacob Bendien, aan een boek over de schilderkunst en publiceerde ze enkele kunsthistorische artikelen. Dit zal in hoofdstuk vijf besproken worden. Hieruit kunnen we concluderen dat ze het druk moet hebben gehad omdat ze zo veel betrokken was bij tal aan verschillende organisaties binnen deze linkse, intellectuele kringen.

(35)

35 Hoofdstuk 3 De Werkende Vrouw

In 1930 richtte An een feministisch maandblad op onder de titel De werkende vrouw. Veel van de verschillende auteurs van het maandblad waren bekende feministen. In het maandblad probeerde An onderwerpen als het huishouden, interieur, mode, kunst en cultuur en het arbeidsleven te combineren. An zocht via dit maandblad een manier om, net als in haar eigen leven, vorm te kunnen geven aan een modern leven. De lezeres, ‘de werkende vrouw’ die An voor ogen was een intellectuele, ambitieuze vrouw, het liefst met een baan. Toen An, slechts negen maanden na de oprichting van het tijdschrift, haar rol als hoofdredacteur moest neerleggen veranderde De werkende vrouw van karakter. De modernistische geest verdween.

In dit hoofdstuk wordt geanalyseerd welke feministische idealen An voor ogen had en hoe zij hier invulling aan gaf via het tijdschrift De werkende vrouw. Opmerkelijk is dat het maandblad voor de werkende vrouw een zeer ‘mannelijk’ ideaal voor ogen had. Een analyse van het maandblad vanuit een genderperspectief biedt het inzicht dat de vrouw moest streven naar een gelijkwaardige behandeling, ten opzichte van de man, en daarom dus ook zich ‘mannelijker’ moest opstellen. In het hoofdstuk zal worden ingegaan op de rol van An in het tijdschrift, de auteurs, en het ‘mannelijke’ karakter van het feministische tijdschrift.

Een tijdschrift voor en door vrouwen

Januari 1930 verscheen het eerste nummer van het tijdschrift De werkende vrouw onder redactie van An. Dit feministische tijdschrift heeft maar kort bestaan, slechts na anderhalf jaar stopte het tijdschrift abrupt. Het laatste nummer, een dik zomernummer, verscheen in juli 1931. Er is geen aankondiging in het laatste nummer of een andere aanwijzing naar een mogelijk einde van het tijdschrift te vinden. Van het tijdschrift zijn geen archieven bewaard gebleven ook niet van de uitgeverij, Uitgevers Maatschappij Amsterdam N.V.. Er is dus geen informatie bekend over de oplage en de verspreiding van het tijdschrift. Toch biedt het

(36)

36 tijdschrift zelf enkele interessante perspectieven die iets kunnen vertellen over de auteurs en de lezeressen van het tijdschrift.

Het tijdschrift kan worden geraadpleegd in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, het Atria kenniscentrum voor vrouwenemancipatie en op microfilm in het Instituut voor Sociale Geschiedenis beiden in Amsterdam. Naomi Verbeek heeft in 2014 haar scriptie geschreven over het tijdschrift aan de Universiteit Leiden, in 2017 verschijnt er van haar hand ook een artikel over het tijdschrift.

De mederwerkers van het tijdschrift

Verbeek concludeerde dat An en haar medewerkers een groot netwerk binnen de vrouwenbeweging moet hebben gehad. Vanaf het begin af aan verleenden een flink aantal bekende feministen hun medewerking.53

Zo schreef de feministe Anna Polak (1874 – 1943) een artikel ‘Vrouwenarbeid’ dat direct in het eerste nummer verscheen. Polak was een belangrijke persoonlijkheid binnen de eerste feministische golf, die circa van 1870 tot 1920 heeft geduurd en onder andere heeft gestreden voor het vrouwenkiesrecht. Polak bekleedde bestuursfuncties voor diverse verenigingen, haar belangrijkste baan was als directrice van het Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid (NBV).54

Ook Clara M. Meijers (1885 – 1964) schreef voor het tijdschrift, zij was lange tijd secretaris bij de Nationale Unie der Soroptimist Clubs en schreef onder andere een artikel over een voorlichtingsdienst voor de beroepskeuze van jonge vrouwen.55

De Soroptimistclubs waren speciaal bedoeld voor werkende vrouwen, uit elk beroep werd één vrouw toegelaten. Het doel van deze clubs was de positie van de vrouwen op het gebied van arbeid en huwelijk te verbeteren. Verbeek komt tot de conclusie dat de Soroptimisten een belangrijke connectie waren tussen de auteurs en De werkende

53 Verbeek, N. De Werkende Vrouw: In Huis en Maatschappij. Masterscriptie Arts and Culture,

Universiteit van Leiden, 2014. p. 14.

54 Verbeek, N. (2014): p. 10

(37)

37

vrouw. Het kan zijn dat het contact is verlopen via Ans zus, Truus, die ook een Soroptimiste

was.56

De medewerkers waren dus vrouwen die zich in allerlei comités, verenigingen en/of beroepen bevonden waarin ze werkten aan vrouwenemancipatie. An moet als oprichtster van het tijdschrift en hoofdredacteur veel connecties binnen deze kringen hebben gehad. In het eerste hoofdstuk was het lastig om hard te maken of An connecties had met verschillende vrouwenbewegingen of actiegroepen. In de A.V.S.V. werd er veel aandacht aan besteed en ze woonde ook een periode tegenover het nationaal hoofdkantoor van de Vereeniging voor

Vrouwenkiesrecht, waar veel gebeurde. Ze moet zich er bewust van zijn geweest, maar levert

geen hard bewijs. We kunnen nu met zekerheid stellen dat An in ieder geval voor 1930 veel contacten onderhield met vrouwen uit deze bewegingen.57

An als redactrice

Onder redactie van An Harrenstein-Schräder was het blad een veelzijdig blad. Er werd niet alleen gesproken over vrouwenemancipatie, het huishouden of mode, er werden ook literaire boekbesprekingen, artikelen over beeldende kunst, film, theater, architectuur en het interieur besproken. Op alle gebieden werden de vernieuwingen besproken, een tijdschrift vóór en dóór vrouwen. Het had iets weg van wat we nu een lifestyle magazine zouden noemen, maar dan met een intellectuele insteek. Het tijdschrift was bestemd voor de moderne vrouw anno 1930. De functie als hoofdredactrice moet intensief zijn geweest, niet alleen moesten de auteurs benaderd worden om een stukje te schrijven, de teksten moesten worden nagelezen,

56 In het Rietveld Schröder Archief zijn veel aantekeningen te vinden die er op wijzen dat Truus een

Soroptimiste was. Ze was een vertegenwoordigster van het beroep binnenhuisarchitecte, ze heeft hier ook enkele lezingen gegeven over haar werkzaamheden.

57 Het eerste nummer van De werkende vrouw verscheen januari 1930, daarvoor moet ze dus al met

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

1 De Centrale Raad van beroep stak een stokje voor deze ‘innovatieve’ praktijk, omdat de daarvoor vereiste wettelijke basis ontbreekt.. 2 De Raad trekt daarbij een vergelijking met

Interior photograph of the upper floor of the Rietveld Schröder House in the 1970s; the objects are indicative of the way Truus Schröder lived in the house at that time (Bertus

Rowland Bartlett (R.BARTLETT@liverpool-john-moores.ac.uk) brought forth the idea of separating the time option and the scrtime package; Daniel Courjon (dcourjon@utinam.univ-

De respondent zal gevraagd worden drie kaartjes te kiezen van de groepen producten waarvan zij het liefst een nieuw product naar haar wensen speciaal voor kinderen op de markt

Eerstens moet die leerder wanneer hy/sy byvoorbeeld strukturering as vaardigheld by die opstel wil aanleer, deur die onderwyser her­ inner word aan sy ele kennis

Key terms: informal settlement development, HIV/AIDS, spatial planning, sustainable human settlements, socio-economic impacts, alternative development approach... Table

All the elements of a curative exit rite are present, namely (1) a threat to the community, in this case both an internal and external one, (2) the designation of

Furthermore, test work is divided into two phases namely, the laboratory phase in which the proof of concept of manufacturing clay bricks containing glass particles will